Prevalentie en beoordeling van (geïnfecteerde) chronische wonden.
Nederlandse samenvatting
De studies in dit proefschrift zijn opgezet om achtereenvolgens de prevalentie van (geïnfecteerde) chronische wonden in Nederlandse verpleeghuizen te onderzoeken en om de vraag te beantwoorden of een wond swab een valide en betrouwbare methode is ter beoordeling van een infectie van een chronische wond. Tot slot is een kostenanalyse gemaakt van de kosten van behandeling in het Kenniscentrum Wondbehandeling in Venray.
Normaliter treedt wondgenezing op in een voorspelbare volgorde (reactie-, regeneratie-, en rijpingsfase). Wanneer de genezing van een wond op zich laat wachten en de anatomische en functionele integriteit van de huid niet binnen 3 weken bereikt is, wordt de wond als chronisch of ‘hard-to-heal’ beschouwd.
Chronische wonden, zoals doorligwonden (decubitus), een open been (beenzweer, ulcus cruris) en een diabetische voet, zijn vaak pijnlijk en leveren beperkingen en handicaps op waardoor een patiënt vaak een vermindering van zijn levenskwaliteit ervaart. Chronische wonden zijn ook geassocieerd met hoge kosten. Wereldwijd worden de kosten geschat op 2-4% van het gezondheidszorgbudget. In de komende 40 jaar, zullen de kosten van behandeling van chronische wonden naar verwachting nog verder stijgen. Oorzaak hiervan is de toename van het aandeel 80-plussers binnen de groep mensen van 65 jaar en ouder (’de dubbele vergrijzing’) en een stijging van de incidentie van obesitas en diabetes mellitus.
Om onder andere zorgverleners, managers, beleidsmakers en ook politici bewust te maken van de omvang van het probleem van (geïnfecteerde) chronische wonden zijn gegevens zoals prevalentiecijfers hierover nodig. Tot nog toe zijn deze gegevens over (geïnfecteerde) chronische wonden in Nederland maar beperkt beschikbaar.
Chronische wonden kunnen geïnfecteerd raken waarbij de wondinfectie leidt tot een vermeerdering van micro-organismen, die op hun beurt zorgen voor een langdurige en heftige ontstekingsreactie, een vertraagde collageensynthese en een vertraagde epithelialisatie. Wondinfectie leidt tot weefselschade. Een effectieve en efficiënte antimicrobiële behandeling bij een geïnfecteerde wond is daarom essentieel. Door een dergelijke behandeling genezen wonden niet alleen sneller, maar leveren zij ook minder zorgkosten op en minder productieverlies door ziekteverzuim. De klinische beoordeling van een infectie van een chronische wond is echter moeilijk. De symptomen van een geïnfecteerde chronische wond zijn minder gemakkelijk te interpreteren dan de infectiesymptomen van een acute wond.
In aanvulling op een klinische evaluatie van een geïnfecteerde wond wordt daarom vaak een microbiële analyse van het aantal en soort aanwezige micro-organismen verricht. Met behulp van deze kwantificatie en kwalificatie van bacteriën zou men beter in staat zijn om een wondinfectie vast te stellen en de wond ‘op maat’ te behandelen.
Mierlo-van den Broek gaf naar aanleiding van haar ‘Verkenning van de wondbehandeling in Nederland’, in 2011 het advies om in Nederland de behandeling van chronische wonden.
anders te organiseren. De belangrijkste elementen van haar voorstel zijn: het creëren van een snelle verwijzing van een patiënt met een chronische wond naar een team van specialisten / wond expertise centrum; de optie voor een multidisciplinaire beoordeling, gevolgd door een specifieke en goed geregisseerde behandeling. In navolging van een aantal goede voorbeelden in het Verenigd Koninkrijk in de jaren ’90, werd in Nederland in Venray (2009), het Kenniscentrum Wondbehandeling (KWB) opgericht. Het KWB lijkt inhoudelijk te voldoen aan het advies van Mierlo-van den Broek. Het was echter niet duidelijk of de behandeling en zorg die vanuit het KWB geleverd wordt, kosteneffectief is.
Hoofdstuk 1 geeft een algemene inleiding en achtergrondinformatie van de begrippen ‘chronische wond’ en ‘wondinfectie’. Daarnaast worden de verschillende doelstellingen en de opzet van het proefschrift besproken.
In hoofdstuk 2 is een cross-sectioneel beschrijvend onderzoek beschreven om de soort en het voorkomen van chronische wonden in Nederlandse verpleeghuizen te onderzoeken. De studie had ook tot doel om een indruk te krijgen over het aantal wonden dat door specialisten ouderengeneeskunde (voorheen verpleeghuisartsen genoemd) als geïnfecteerd geduid wordt. 361 specialisten ouderengeneeskunde (SOs) werden gevraagd de door hen gebruikte infectiesymptomen te selecteren en te rangschikken in een top vijf. Selectie gebeurde op basis van een aan hen van tevoren verstrekte lijst met symptomen. 139 artsen retourneerden de vragenlijst waarvan er 121 bruikbaar waren voor analyse. De resultaten werden vervolgens vergeleken met de selectie en rangorde gemaakt door een Delphi-panel bestaande uit een multidisciplinaire groep van internationale erkende experts in 2005.
Uit de enquête bleek dat 73,5% van de SOs, tenminste één chronische decubitus wond (PU) behandelde op dat moment. 31,6% van de SOs behandelde ten minste één, maar niet meer dan twee chronische postoperatieve wonden. Chronische open benen en een diabetische voet werden door SOs minder vaak behandeld dan doorligwonden en postoperatieve wonden. Van de doorligwonden, werden er 53% geduid als geïnfecteerd. De andere chronische wonden werden minder vaak als geïnfecteerd beschouwd. Het bleek dat de SOs meer dan de internationale experts gebruik maken van 'traditionele' criteria zoals 'pus/ abces' en ‘onwelriekende geur' om een aanwezige infectie van een chronische wond te duiden.
In hoofdstuk 3 is de prevalentie van chronisch (geïnfecteerde) wonden uitgebreider beschreven, evenals de symptomen die gebruikt werden om een mogelijk infectie van een chronische wond te beoordelen. In april 2012, werd als onderdeel van de jaarlijkse Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen van de Universiteit Maastricht (LPZ) een multicenter, cross-sectionele, punt-prevalentie meting uitgevoerd. Tevens werden een aantal kwaliteitsindicatoren gemeten. De resultaten toonden aan dat in 21 deelnemende verpleeghuizen met 61 afdelingen en 1.514 patiënten, 63 patiënten in totaal 72 chronische wonden hadden. Dit betekent een prevalentie van 4,2%. Bijna de helft (46%) van deze wonden betrof doorligwonden, gevolgd door postoperatieve wonden (9,5%). 22% (n = 16) van deze 72 chronische wonden werd klinisch als geïnfecteerd beoordeeld. Toename van wondvocht/pus (81,3%; n = 13), ‘roodheid’ (68,8%; n = 11), ‘pijn’ (56,3%; n = 9) en ‘vertraagde genezing ’ (56,3%; n = 9) werden als diagnostische symptomen van een geïnfecteerde chronische wond genoemd. Op het niveau van de zorginstelling werd aan de meeste kwaliteitsindicatoren voldaan. In alle instellingen was een verantwoordelijke die het protocol /de richtlijn chronische wond up-to-date houdt, werden chronische wonden centraal geregistreerd en werd minstens elke twee jaar een bijscholing of themabijeenkomst georganiseerd. Op afdelingsniveau werd echter minder vaak voldaan aan deze kwaliteitsindicatoren.
De doelstelling van de literatuurstudie in hoofdstuk 4 was om na te gaan of een wond swab (de Levine of Z-techniek) , in vergelijking met een biopsie, een betrouwbare methode is, om vast te stellen of een chronische wond geïnfecteerd is. De elektronische databanken PubMed, de Cumulatieve Index of Nursing en Allied Health Literature (CINAHL) en Medline werden hiervoor systematisch doorzocht. 6 artikelen voldeden aan de inclusiecriteria. De diagnostische betrouwbaarheid van een wond swab afgenomen met de Levine techniek bleek, in vergelijking met de biopsie als ‘Gouden standaard’, hoger dan bij afname met de Z-techniek. De Levine techniek detecteert meer organismen in zowel acute wonden als chronische wonden dan de Z-techniek. Bij een drempel van 3.7x104 micro-organismen per wond swab had de Levine techniek een sensitiviteit van 90 %, een specificiteit van 57% en een positieve voorspellende waarde en negatieve voorspellende waarde van respectievelijk 0,77 en 0,91. Uit de internationale literatuur bleek ook dat de beschrijving van de methode van afname van een wond swab sterk varieert.
Vervolgens werd in hoofdstuk 5 in een prospectieve studie de Levine techniek gebruikt om te onderzoeken of een microbiologische wond analyse de klinische beoordeling van het wel of niet geïnfecteerd zijn van een chronische wond kan ondersteunen. Bij deze beoordeling werd gebruik gemaakt van de 13 symptomen die beschreven zijn in het internationale consensus document van de World Union of Wound Healing Societies (WUWHS) in 2008. Gestandaardiseerd werden wond swabs afgenomen met de Levine techniek. De microbiologische resultaten van de wond swabs werden vergeleken met de klinische beoordeling. Uit de resultaten bleek dat de bacteriologische uitkomsten van de afgenomen wond swabs niet met de klinisch beoordeling overeen kwam. Dit gold ook voor de chronische wonden van diabetici of van patiënten met perifeer arterieel vaatlijden (PAD). De conclusie van deze studie was dan ook dat afname en microbiologische analyse van wond swabs bij chronische wonden een verspilling van tijd en geld is. Wond swabs blijken in deze studie de klinische beoordeling van het wel of niet geïnfecteerd zijn van een chronische wond niet te ondersteunen.
In hoofdstuk 6 is een kostenanalyse van de behandelingen in het Kenniscentrum Wondbehandeling (KWB) in Venray uitgevoerd, vanuit het perspectief van de zorgverzekeraar. Hiervoor werd een observationele cohort studie uitgevoerd. De zorgkosten van cliënten één jaar voorafgaand aan het eerste consult in het KWB werden vergeleken met de kosten gemaakt in het jaar daarna. Patiënten werden geïncludeerd na hun 1e consult mits zij verzekerd waren bij zorgverzekeraar Coöperatie Volksgezondheidszorg (VGZ). Om de kosten te berekenen werd gebruik gemaakt van een gestandaardiseerde zes-stappen procedure. De niet-Gaussiaanse verdeling van de kosten, was aanleiding om niet-parametrische bootstrapping te gebruiken om op aanwezige statistische verschillen te toetsen. De resultaten toonden aan dat wondbehandeling voor chronische wonden in het KWB, niet alleen therapeutisch effectief was (106 van de 172 patiënten genazen volledig) maar ook kosteneffectief. Het verschil in kosten tussen de zorgverlening het jaar voorafgaand en het jaar daarna liet in de base case analyse een vermindering van € 2.621 per patiënt per jaar zien. De kostenanalyse in deze studie was de eerste die verricht is in een 1e lijns wondkliniek. Op basis van de resultaten lijkt een 1e lijns wondkliniek zoals deze is georganiseerd in Venray een manier om zowel therapeutisch als financieel aan de verwachte toename in aantal chronische wonden tegemoet te kunnen komen.
Hoofdstuk 7 geeft een overzicht en bespreking van de belangrijkste resultaten die in de eerdere hoofdstukken van dit proefschrift aan bod zijn gekomen. Theoretische en methodologische beschouwingen worden gegeven. De gevolgen voor de dagelijkse praktijk en toekomstig onderzoek worden beschreven. Bovendien worden de volgende aanbevelingen gedaan:
1) Meet regelmatig de prevalentie van chronische wonden. Dit kan leiden tot meer bewustwording en focus bij managers en verzorgers én zal de dagelijkse zorgactiviteiten voor cliënten met chronische wonden ondersteunen: een betere registratie in de dossiers van de patiënten, multidisciplinaire besprekingen, evenals andere verbeteringen in de zorg voor patiënten met chronische wonden.
Door toepassing van de Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen van de Universiteit Maastricht, kunnen de meetresultaten ter vergelijking binnen eigen zorginstelling, maar ook tussen verschillende zorginstellingen, gebruikt worden.
2) Valideer de symptomen omschreven door de World Union of Wound Healing Societies (2008). Momenteel lijkt het klinische oordeel de best mogelijke diagnostische optie om een infectie van een chronische wond vast te stellen.
Er is daarnaast wel behoefte aan meer innovatief onderzoek naar objectieve diagnostische mogelijkheden, zoals de DNA-sequencing techniek. Deze is echter door zijn complexiteit en hoge kosten (nog) géén optie voor grootschalig gebruik in bijvoorbeeld verpleeghuizen