ArticlePDF Available

Prototypische chatspeakkenmerken in Vlaamse tienerchattaal

Authors:

Abstract

Prototypical CMC features in Flemish teenagers’ chat language. The influenceof gender, age and medium In the present study, the use of allegedly typical and mostly universal, genrebound chatspeak features is examined, such as leetspeak, acronyms, abbreviations and other shortening mechanisms. We investigate how common they actually are in a large written chat corpus (more than two million words), produced by Flemish teenagers between 2007 and 2013. Moreover, we investigate whether their frequency correlates with the social variables gender and age and whether it depends on the medium in which the conversation takes place (synchrous Instant Messaging vs. asynchronous CMC). The quantitative analysis reveals no major impact of gender, despite it receiving ample attention in recent CMC research. Age en especially medium, however, are pointed to as two significant determinants. Furthermore, the results call for a distinction between merely creative and playful chatspeak forms on the one hand and highly functional features on the other.
Prototypische chatspeakkenmerken in Vlaamse
tienerchattaal
De invloed van gender, leeftijd en medium
Benny De Decker
TET 67 (): 41
DOI: 10.5117/TET2015..DECK
Abstract
Prototypical CMC features in Flemish teenagerschat language. The influence
of gender, age and medium
In the present study, the use of allegedly typical and mostly universal, genre-
bound chatspeak features is examined, such as leetspeak, acronyms, abbre-
viations and other shortening mechanisms. We investigate how common
they actually are in a large written chat corpus (more than two million words),
produced by Flemish teenagers between 2007 and 2013. Moreover, we
investigate whether their frequency correlates with the social variables
gender and age and whether it depends on the medium in which the
conversation takes place (synchrous Instant Messaging vs. asynchronous
CMC). The quantitative analysis reveals no major impact of gender, despite it
receiving ample attention in recent CMC research. Age en especially medium,
however, are pointed to as two significant determinants. Furthermore, the
results call for a distinction between merely creative and playful chatspeak
forms on the one hand and highly functional features on the other.
Keywords: chat language, CMC, Flemish adolescents, gender, age
Inleiding
De voorbije twee decennia heeft het internet niet enkel als communicatie-
medium en informatiekanaal sterk aan populariteit gewonnen, ook als
onderzoeksobject of hulpmiddel is het tegenwoordig erg in trek. De lin-
guïstiek blijft daarbij niet achter. Zo is sinds de vroege jaren 90 de zoge-
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0001
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
1VOL. 67, NO. 1, 2015
naamde Computer-Mediated Communication (CMC) het voorwerp van al-
maar meer studies met kwantitatief-variationele, sociolinguïstische of
pragmatische inslag. Hoewel CMC meerdere subgenres omvat, wordt de
informele chattaal in synchrone Instant Messaging (IM) bijvoorbeeld op
MSN of Facebook Chat vaak als de meest prototypische variant be-
schouwd. Chatspeak wordt wel eens gelabeld als written speech(Elmer-
Dewitt 1994 in Crystal 2001: 25) of zelfs conceptually oralgenoemd (Schlo-
binski 2005: 132) door de aanwezigheid van tal van regionalismen en
spreektalige features. Daarmee onderscheidt het zich van andere CMC-
genres, zoals e-mails, blogberichten of webteksten, die meer aansluiting
vinden bij de standaardtalige schrijfconventies. Chattaal combineert niet
enkel elementen uit de spreek- en de schrijftaal met elkaar (Kacmárová
2005), maar vertoont ook een aantal eigenheden die in hoge mate exclusief
kenmerkend zijn voor CMC. Voorbeelden zijn een afwijkend hoofdletter-
en interpunctiegebruik, de herhaling van letters, niet-standaardtalige spel-
lingkeuzes en de productie van emoticons, acroniemen, afkortingen en
andere verkortingsmechanismen. Hoewel dergelijke chatspeakfeatures
doorgaans als de meest prototypische kenmerken van online taalgebruik
worden beschouwd, is er, zeker binnen het Vlaamse en Nederlandse CMC-
onderzoek, tot nu toe maar weinig geweten over hun werkelijke gebruiks-
frequentie. Daarom bestuderen we met behulp van kwantitatieve analyses
zes zogenaamd typische CMC-kenmerken in een omvangrijk corpus van
Vlaamse tienerchattaal. Inzicht in de gebruikspatronen van zulke CMC-
features kan een vertrekbasis vormen voor vervolgonderzoek, waarin
wordt bestudeerd in welke mate de spelling- en schrijfvaardigheid van
jongeren in formele, offline contexten wordt beïnvloed door hun chatprak-
tijk, en met name dan door de (veelvuldige?) productie van features die
van de gangbare norm afwijken. Daarover bestaat binnen het CMC-onder-
zoek immers nog geen consensus (zie § 2).
Deze studie is gebaseerd op een uitgebreidere en meer diverse dataset
(zie § 3) dan in het merendeel van de beschikbare chat- en sms-taalonder-
zoeken wordt gebruikt en garandeert daarom allicht een hoge representa-
tiviteit voor het online taalgedrag van een welbepaalde generatie in een
welbepaalde geolinguïstische setting, namelijk dat van Vlaamse adolescen-
ten tussen 13 en 20 jaar oud. Hoewel in recente CMC-studies met een
sociolinguïstische inslag voornamelijk genderpatronen worden onderzocht
(zie § 4), legt deze analyse geen voorname invloed van gender op het
gebruik van typische chatspeakfeatures bloot, maar des te meer van twee
andere bepalende factoren, namelijk leeftijd en medium. Bovendien blij-
ken de CMC-features die worden behandeld, verschillende functies te ver-
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0002
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
2VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
vullen. Aangezien de chatpraktijk van deze jonge sociale media-generatie
ontegensprekelijk verbonden is met een universele chatcultuur, overstijgen
sommige bevindingen van dit onderzoek de louter lokale chatgewoontes.
Prototypische chatspeakkenmerken
De prototypische en veelal universele chattaalkenmerken die in de CMC-
studies vaak behandeld worden, hebben voornamelijk betrekking op spel-
ling of anders gezegd de visuele weergave van woorden, woorddelen,
uitingen en paralinguïstische en non-verbale cues (zie o.a. Varnhagen et al.
2010; Herring 2012; en vanwege de vele parallellen met sms-taal, zie ook
Thurlow & Poff 2013). Ze komen in andere geschreven genres in principe
uiterst zelden of helemaal niet voor. In hun online taalgedrag worden
jongeren immers maar in geringe mate belemmerd door de strikte grenzen
van de standaardtaal, zodat de geldende spelling- en schrijftaalnormen
kunnen worden aangepast of uitgebreid. Dat gebeurt niet zomaar ad hoc
(Silva 2011: 143), want er wordt geopperd dat chatters hun taalgebruik min
of meer bewust vormgeven in het licht van drie basisprincipes (Vande-
kerckhove & Nobels 2010: 658-659; Androutsopoulos 2011; De Decker, Van-
dekerckhove & Sandra in press), die als volgt kunnen worden samengevat:
1. Schrijf zoals je spreekt.
2. Schrijf zo beknopt mogelijk.
3. Compenseer de afwezigheid van prosodie en gelaatsuitdrukkingen.
Het eerste principe resulteert in de aanwezigheid van wat Androutsopou-
los (2011: 154) old vernacularnoemt: allerhande informele spreektalige en
regionale elementen die normaliter de transfer naar het geschreven genre
niet maken (zie ook De Decker 2014). Op dergelijke vormen wordt in deze
bijdrage niet verder ingegaan, want het zijn voornamelijk de new verna-
cular-features, veeleer het gevolg van het tweede en derde basispricipe,
die vaak als prototypischechatspeakkenmerken worden opgevoerd. Silva
(2011: 152) formuleert het beknoptheidsprincipe treffend: [b]eing effective
does not mean being correct but being fast. Door zo beknopt mogelijk te
formuleren, proberen chatters de beurtwisselingssnelheid zo hoog moge-
lijk te houden. Op die manier benaderen ze het synchrone ritme van een
gesproken conversatie en kunnen ze de aandacht van hun gesprekspartner
makkelijker vasthouden (Voida, Newstetter & Mynatt 2002: 189). Zes ach-
tereenvolgende posts in minder dan 15 seconden zijn bijvoorbeeld geen
uitzondering (zie De Decker 2014: 28). Die hoge tiksnelheid resulteert on-
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0003
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
3DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
vermijdelijk in spel- en tikfouten, maar ook in allerlei grafeemreducerende
manipulaties: acroniemen, afkortingen, symbolen en andere efficiëntere
of economischere spellingskeuzes die de keystroke effort(Murray 1992:
44) beperken, zoals uyouen rarein het Engels (Ferrara, Brunner &
Whittemore 1991: 19; Paolillo 2001; Tagliamonte & Denis 2008) of nix niks
en wy wijin het Nederlands. Het derde principe is eveneens te relateren
aan het schrijftalige karakter van het medium. Chatters zoeken strategieën
om paralinguïstische en non-verbale cues, die in gesproken taal bijvoor-
beeld door middel van gebaren, lichaamstaal, gelaatsuitdrukkingen of in-
tonatie worden geuit, ook in chatspeak te kunnen weergeven (Kacmárová
2005: 74). Zulke compensational features(Bieswanger 2013) zijn dan bij-
voorbeeld emoticons (Reid 1991; Dresner & Herring 2012), het (soms over-
vloedig) herhalen van letters of leestekens en allerhande andere typografi-
sche ingrepen, zoals hoofdlettergebruik, om nadruk te leggen. Volgens Her-
ring (2001: 617) toont dit aan dat chatters het medium naar hun hand
kunnen zetten; dergelijke typische chatfeatures zijn bijgevolg in geen
geval het symbool van een arme en gesimplificeerde communicatie. Meer
zelfs, online taalgebruik is per definitie rijk aan variatie en heeft een inhe-
rent ludiek karakter (Danet, Ruedenberg-Wright & Rosenbaum-Tamari
1997). De productie van die chatkenmerken is dus soms ook te kaderen in
een context van speelsheid en taalspielerei.
Gheuens (2010: 60) concludeert dat spelling nu, net als spreektaal,
registers [heeft] die [jongeren] aan de situatie kunnen aanpassen. Toch
wordt die lossere omgang met spellingnormen niet zelden met enige arg-
waan bekeken. Chat- en sms-taal worden namelijk geregeld belangrijke
factoren genoemd in de veronderstelde taalverloedering bij de jongste ge-
neratie. Die moral panic(Luke & Luke 2001: 100) heeft voornamelijk leer-
krachten (Geertsema, Hyman & Van Deventer 2011), ouders, de politiek
en de populaire persin zijn greep (Craig 2003). Hun voornaamste be-
zorgdheid bestaat erin dat het linguistic whateverism(Baron 2002) uit
chat- en sms-conversaties ook schooltaken zou binnendringen, onder de
vorm van afkortingen, afwijkend hoofdletter- en interpunctiegebruik en
emoticons. De grammaticabeheersing van tieners zou bovendien afschu-
welijkzijn geworden (Axtman 2002). Online taalgebruik in het algemeen
en Instant Messaging in het bijzonder worden wereldwijd afgedaan als een
verbastering van de taal (OConnor 2005) of zelfs the linguistic ruin of
Generation IM(Axtman 2002). Hallucinant wordt de kritiek helemaal
wanneer er wordt beweerd dat leerkrachten tegenwoordig een lijstje met
de vertalingvan frequente chatconventies nodig hebben om hun correc-
tiewerk te kunnen uitvoeren (Lee 2002).
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0004
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
4VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
In het Nederlandse taalgebied worden vergelijkbare bezorgdheden geuit.
De stelling dat sms- en chattaal steeds vaker in toetsen en taken zouden
opduiken, wordt bijvoorbeeld bevestigd door drie Vlaamse leerkrachten
Nederlands, die illustreren hoe dat taaltjebinnendringt in het schoolwerk
van hun leerlingen, die vaak niet doorhebben dat ze moeten switchen:
nix,ni,d8,kweenie of het weglaten van de eind-n.Uit het Taalpeilonder-
zoek dat de Nederlandse Taalunie in 2009 uitvoerde, bleek dan weer dat
niet minder dan 60 procent van de Nederlanders en Vlamingen sms- en
chattaal een bedreiging [vindt] voor het (geschreven) Nederlands(TSas
2009), dat te slordig en te informeel zou worden (Van Oostendorp 2003:
277). Een oproep van Ronald Soetaert, onderwijskundige aan de Universi-
teit Gent, tot meer tolerantie voor het gebruik van chat- en sms-taal in het
onderwijs werd dan ook gepareerd door docente logopedie Ruth Vanders-
walmen, die naar aanleiding van signalen van lesgevers dat studenten
slordiger werden in hun spellingeen onderzoek naar spellingsbeheersing
opzette (Vanderswalmen, Vrijders & Desoete 2010) en expliciet de link met
chatspeak legde: De resultaten waren niet goed. Om deze negatieve spel-
lingtrend te stoppen, lijkt het me geen goed idee om fonetische spelling en
chattaal in het onderwijs toe te laten. Op den duur vervaagt alles.Boven-
dien heerst de hardnekkige perceptie dat deze nieuwe taalvariëteit voor
buitenstaanders moeilijk te begrijpen is (Lewis & Fabos 2005: 482), zelfs in
die mate dat de CLB-medewerkers van het Antwerpse Stedelijk Onderwijs
die het recentelijk uit de grond gestampte chatkanaal voor onlinehulpver-
lening aan leerlingen bemannen, een speciale opleiding kregen om de
chattaal van jongeren met afkortingen, emoticons en Engelse termente
kunnen begrijpen.De Jonge en Kemp (2012) zijn tot nu toe weliswaar de
enigen die een negatieve correlatie tussen de sms-praktijk van tieners en
hun algemene geletterdheid ook effectief hebben kunnen funderen met
een kwantitatieve analyse.
De bovenstaande kritieken worden door verscheidene linguïsten echter
net zo vaak weerlegd. Tagliamonte en Denis (2008: 27) noemen chattaal
an expansive new linguistic renaissanceen ook Herring (2012: 8) stelt dat
e-grammartalen en taalgebruikers veeleer verrijkt dan verarmt. Silva
(2011: 153) ziet chatspeak niet als een aantasting van de schrijftaal, maar
als een middel om een ideaal economisch schrijfsysteem te benaderen.
Varnhagen et al. (2010: 731) zijn optimistischdat de beheersing van spel-
lingsregels er niet door wordt aangetast. Craig (2003: 126, 133) poneert dat
Instant Messaging taalbeheersingsproblemen weliswaar kan blootleggen,
maar ze niet veroorzaakt: If students employ their instant messaging lite-
racy in the wrong settings, it is because their other, scholarly literacies have
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0005
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
5DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
not been attended to well enough. Uit onderzoek van Dürscheid, Wagner
en Brommer (2010) bleek bovendien dat er geen interferentie van out-of-
school digital writingin institutional writing, zoals schooltaken, kon
worden vastgesteld. Volgens Dürscheid (2002) en Chiluwa (2008) beseffen
ook smsers wel degelijk dat taalgebruik contextgebonden is. Jansen (2004:
211) is eveneens hartgrondig overtuigd van de juistheid van de stelling:
smsen leidt niet tot verloedering van de taal. Verschillende andere wel-
iswaar veelal kleinschalige kwantitatieve CMC-studies bevestigen dat
IM- en sms-praktijken geen nefaste invloed hebben op de taal- en spel-
lingsbeheersing, zoals Plester, Wood & Joshi (2009), Kemp (2010), Bushnell,
Kemp & Martin (2011), Powell & Dixon (2011) en Wood et al. (2011). Spooren
(2009) en Radstake (2010) komen voor het Nederlandse taalgebied tot ge-
lijkaardige bevindingen. Online communicatie, hoe informeel ook, stelt
tieners immers vaker dan ooit bloot aan geschreven taal (Plester & Wood
2009: 1110), wat hen niet alleen aanzet tot lezen en schrijven maar ook hun
fonologisch en metalinguïstisch bewustzijn vergroot (Verheijen 2013: 586).
Van Oostendorp (2003: 277) meent daarnaast dat goede sms-berichten ook
een zekere virtuositeitvragen en Jaspers en Vandekerckhove (2009: 3)
merken in een chattaalcorpus dan weer op hoe divers en veelzijdig het
talige repertoire van jongeren wel is. Ook Bennis (2012: 48), tot slot, geeft
aan dat de verschillende verkortingsmechanismen in chat-, Twitter- en
sms-taal of zoals hij het noemt: het Korterlands”–“wijzen op een crea-
tief spel met schrijftaalen dat we het juist moeten toejuichen dat jonge
mensen schrijftaal zien als een eigen communicatiemiddel en niet meer als
een dorre conventie.
Ondanks de aandacht die de typische chattaalkenmerken vaak te beurt
valt, wijzen een aantal recente studies erop dat hun frequentie doorgaans
wordt overschat. Zo besluiten Tagliamonte en Denis (2008: 12) dat acronie-
men en verkortingen in de chattaal van Canadese tieners minder vaak
blijken voor te komen dan verwacht, iets wat Baron (2004: 411-413) eerder
al vaststelde bij Amerikaanse studenten: minder dan 0,3 procent van de
bijna 12.000 woorden uit haar chatcorpus waren afkortingen en minder
dan 0,8 procent acroniemen. Ook emoticons waren zeldzaam en ver-
toonden bovendien weinig variatie: twee op de drie waren de standaard
smiley :-
)
, een bevinding die later door Bick (2010) is bevestigd en fre-
quente samentrekkingen als Imof heswerden in bijna 35 procent van de
gevallen onverwacht toch voluit geschreven. Ook het Nederlandse e-mail-
corpus van Van der Meij (2007: 349) bevat weinig emoticons, al vindt hij
wel visuele markers van beklemtoning terug, namelijk letter- en interpunc-
tieherhalingen en afwijkend hoofdlettergebruik. Thurlow & Poff (2013)
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0006
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
6VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
geven ook aan dat zogenaamde leetspeak(cf. infra) en symbolen in sms-
taal zelden worden teruggevonden en dat de gemiddelde sms niet meer
dan drie afkortingen bevat. Regionale spellingen en onomatopeeën blijken
daarentegen wel frequent voor te komen. Varnhagen et al. (2010: 726) voe-
gen daar echter wel aan toe dat (allerhande) verkortingen in chattaal toch
de meest voorkomende new language-vormen blijken te zijn, gevolgd door
features met een eerder pragmatische functie (letterherhaling of emoticons),
die op hun beurt weer frequenter zijn dan ordinaire tik- en spelfouten.
In ons onderzoek zullen we voor zes chatspeakfeatures nagaan hoe
frequent ze voorkomen in Vlaamse chattaal:
1. flooding, ofwel het herhalen van letters, vaak met de bedoeling om
pragmatic lengthening(Varnhagen et al. 2010: 725) en dus een be-
paalde emotie weer te geven (bv. zaaaalig) (Crystal 2001: 34-35);
2. leetspeak, het functioneel inzetten van cijfers en symbolen, ofwel op
basis van een uitspraakovereenkomst en uit overwegingen die met het
streven naar beknoptheid te maken hebben (bv. w8 wacht), ofwel op
basis van een typografische gelijkenis en als spielerei op te vatten (bv.
g33k geek) (Crystal 2001: 88-89);
3. z-spelling, een van oorsprong Engels fenomeen, waarbij een woordfi-
nale <s> wordt vervangen door een <z> (bv. greetz) of waarbij die <z>
gewoon aan het woordeinde wordt toegevoegd (Crystal 2001: 88);
4. grafeemreducties, waarbij een zo efficiënt mogelijke maar nog steeds
fonetisch correcte spelling het doel is. Het resultaat levert bij het
typen vaak slechts een beperkte tijdswinst op, dus de meeste vormen
zullen ook eerder als een soort spielerei en als een min of meer geauto-
matiseerde chatreflexgeïnterpreteerd moeten worden (bv. nix niksof
tog toch) (Crystal 2001: 164);10
5. acroniemen en afkortingen van Nederlandse oorsprong, waarvan wordt
aangenomen dat ze in eerste instantie geproduceerd worden om de
keystroke effort te beperken (bv. idd inderdaad);
6. acroniemen en afkortingen van Engelse oorsprong, die vermoedelijk ook
uit snelheidsoverwegingen worden geproduceerd, al zijn enkele afkor-
tingen intussen zowat zelfstandige lexicale items geworden waarvan de
achterliggende volle vorm allicht niet meer geïntendeerd wordt (bv. lol
laughing out loud) (zie ook Crystal 2001: 84-86).
Dat we op een aantal andere prominente chatfenomenen, zoals emoticons,
niet kunnen ingaan, is louter te wijten aan technische factoren. Heel wat
chatprogrammas, zoals MSN Messenger en Facebook Chat, zetten :-
)
auto-
matisch om in een afbeelding: . Die smiley was vaak bij de dataverzame-
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0007
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
7DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
ling, waarbij de chattende tieners zelf hun conversaties in een tekstver-
werker hadden gecopypastet (zie § 3), al verloren gegaan. De resterende
emoticons konden bovendien niet automatisch verwerkt worden door Py-
thon (zie ook § 5).
In de volgende paragraaf (§ 3) gaan we dieper in op de samenstelling
van het corpus. Daarna besteden we aandacht aan de onafhankelijke vari-
abelen die in dit onderzoek verdisconteerd zullen worden: medium, gen-
der en leeftijd (§ 4). Op basis van de conclusies uit eerdere studies naar de
invloed van deze variabelen op het gebruik van CMC-features formuleren
we enkele hypotheses. Vervolgens lichten we per linguïstische variabele de
gehanteerde methodologie en selectiecriteria toe (§ 5) en gaan we in de
resultatensectie (§ 6) de correlatie na tussen de geattesteerde frequentie-
scores en de onafhankelijke variabelen, wat inzicht kan bieden in de func-
tie van de CMC-features zelf. De belangrijkste bevindingen worden samen-
gevat in § 7.
Corpus en informanten
Het bestudeerde corpus bevat chatmateriaal van 28.248 Vlaamse tieners
tussen 13 en 20 jaar oud, een leeftijdsgroep die doorgaans erg intens en
intensief van alle mogelijke online media gebruikmaakt. Dat behoedt er
ons overigens voor om de bevindingen zonder meer te extrapoleren naar
oudere leeftijdscategorieën. De data werden geproduceerd tussen 2007 en
2013. Die tijdsspanne van 6 jaar is evenwel te beperkt voor een longitudi-
nale en realtime vergelijking, hoewel dat zeker een interessante onder-
zoekspiste voor de toekomst vormt. Het corpus bevat overigens materiaal
van tieners uit vier van de vijf Vlaamse provincies, maar regionale variatie
komt in deze paper niet aan bod (maar zie bv. De Decker 2014; De Decker,
Vandekerckhove & Sandra in press).
Het corpus telt in totaal ruim twee miljoen woorden en kan volgens
medium, leeftijd en gender worden opgedeeld in verschillende subcorpora
(zie tabel 1). Het grootste gedeelte van het materiaal (1.316.398/2.038.108
woorden of 64,59%) is ondubbelzinnig te classificeren als Instant Messa-
ging: prototypische informele en synchrone chatcommunicatie tussen
twee of meerdere personen. Die IM-gesprekken werden gevoerd op MSN
Messenger (het eerste wereldwijd gebruikte chatprogramma, dat intussen
is opgegaan in Skype) en Facebook Chat. De tieners stelden zélf hun oude
chatconversaties, die dus niet in een onderzoekscontext waren geprodu-
ceerd, ter beschikking voor linguïstische analyses. Zo werd de observers
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0008
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
8VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
paradox(Labov 1966; Tagliamonte 2012) omzeild. Het resterende gedeelte
van het corpus bestaat uit taalmateriaal dat geproduceerd is op een an-
dere, (tot voor kort) populaire Belgische sociaalnetwerksite: Netlog.11 Dat
bestaat behalve IM-gesprekken ook nog uit communicatie met een veeleer
asynchroon maar nog steeds uitermate informeel karakter, zoals blogposts
en commentaren op fotos. Het Netlogmateriaal verschilt met andere woor-
den op het gebied van de interactiesnelheid van de IM-data, die alleen uit
synchrone en realtime conversaties bestaan. Ook de aard van de relatie
tussen de chatters kan in de beide media anders zijn: gesprekken op MSN
en Facebook Chat vinden (bijna) uitsluitend plaats tussen bekenden en
vrienden, maar op Netlog kan een tiener op een heel eenvoudige manier
berichten uitwisselen met mensen die hij in het echte leven niet kent.
Hoewel het onmogelijk bleek om voor elke interactie uit het corpus de
precieze aard van de (online én offline) relatie tussen de conversatiepart-
ners te achterhalen, blijft vermoedelijk ook op Netlog evenwel de commu-
nicatie met de naaste peers van primair belang. Toch mogen we, zij het
met de nodige voorzichtigheid, veronderstellen dat de netwerksterkte in
het IM-corpus gemiddeld wat hechter is dan in het Netlogcorpus, al is
diepgravender kwalitatief onderzoek in dit verband absoluut noodzakelijk.
Tabel 1 Chatdata: totaal aantal woorden per subcorpus
Gender Jongens Meisjes
Leeftijd 13-16 jaar 17-20 jaar 13-16 jaar 17-20 jaar Totaal
IM 29.342 979.405 122.569 185.082 1.316.398
Netlog 152.884 73.519 430.864 64.443 721.710
Totaal 182.226 1.052.924 553.433 249.525 2.038.108
Tabel 1 maakt duidelijk dat de data niet optimaal verdeeld zijn over de
deelcorpora. Bovendien verschilt de grootte van de individuele bijdragen
van de chatters soms sterk. De IM-data bestaan veelal uit lange conversa-
ties en lopen op tot gemiddeld ongeveer 1.450 woorden per individu. Daar-
entegen bevatten de Netlogdata gemiddeld slechts zowat 5 posts of onge-
veer 26 woorden per chatter. Dat blijkt ook uit tabel 2, waarin voor elk
subcorpus het gemiddelde aantal woorden per chatter wordt opgelijst. De
verschillen tussen het IM- en Netlogmateriaal zijn aanzienlijk, voorname-
lijk omdat de IM-dataset voor de oudere tienerjongens een omvangrijk
subcorpus bevat waarin 22 chatters samen zowat 867.000 woorden produ-
ceren (of gemiddeld dus bijna 40.000 woorden per persoon). Dat beperkt
aantal chatters weegt in de kwantitatieve analyses dan ook onvermijdelijk
zwaar door. Dat onevenwicht hebben we zo goed als mogelijk opgevangen
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0009
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
9DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
door in de statistische verwerking met behulp van een linear mixed-effects
model 12 de individuele chatters als random factor op te nemen. In De
Decker (2014), waarin dezelfde data worden gebruikt, blijkt uit compara-
tieve analyses overigens dat de chatpraktijk van die 22 tieners een hoge
representativiteitswaarde heeft voor het online taalgebruik van hun leef-
tijds- en seksegenoten uit het corpus die ook nog uit dezelfde regio (i.c. de
provincie Antwerpen) afkomstig zijn. Niettemin noopt de ongebalan-
ceerde samenstelling van de dataset tot enige voorzichtigheid bij de inter-
pretatie van de resultaten van de kwantitatieve analyses die in deze paper
worden gepresenteerd.
Tabel 2 Chatdata: gemiddeld aantal woorden per chatter
Gender Jongens Meisjes
Leeftijd 13-16 jaar 17-20 jaar 13-16 jaar 17-20 jaar Totaal
IM 322 4.030 457 605 1450
Netlog 22 22 31 22 26
Onafhankelijke variabelen en hypotheses
In deze studie wordt onderzocht of het gebruik van typische chatspeak-
kenmerken al dan niet correleert met drie onafhankelijke variabelen: me-
dium, gender en leeftijd. Hoewel CMC al sinds de vroege jaren 90 het
voorwerp van wetenschappelijk onderzoek vormt, bleven grootschalige
kwantitatieve sociolinguïstische CMC-studies tot nu toe opvallend beperkt
(al zijn ze er wel: cf. § 2, en zie ook Biber & Conrad 2009: 177-207). An-
droutsopoulos (2006: 424) relateert dat aan het gebrek aan betrouwbare
metadata: in publieke chatboxen of op fora, waarop nogal wat eerdere
CMC-studies gebaseerd zijn (bv. Danet et al. 1997; Paolillo 2001; Kapidzic
& Herring 2011; Silva 2011), kunnen gebruikers zich relatief anoniem gedra-
gen of zich zelfs een nieuwe identiteit aanmeten. Wij beschikken voor elke
chatter wel over voldoende betrouwbare achtergrondinformatie waardoor,
naast medium, ook leeftijd en gender als onafhankelijke variabelen kunnen
worden opgenomen. Voor het Netlogmateriaal vallen valseprofielen wel-
iswaar niet helemaal uit te sluiten, maar aangezien het merendeel van de
gebruikers op deze sociaalnetwerksite ook contacten met bekenden onder-
houdt, gaan we ervan uit dat het risico op datavertroebeling minimaal is.
Hoewel voorgaande CMC-studies voornamelijk kwalitatief en pragma-
tischvaninsteekwarenofzichzeker in Vlaanderen hoofdzakelijk
richtten op regionale taalvariatie (Vandekerckhove 2006, 2007; Vande-
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0010
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
10 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
kerckhove & Nobels 2010; De Decker & Vandekerckhove 2012b), zijn er in
de literatuur toch een aantal interessante aanknopingspunten te vinden
die relevant zijn voor deze paper. Deze paragraaf biedt daarvan een over-
zicht, op basis waarvan we daarna de onderzoeksvragen en hypotheses
zullen formuleren.
.Medium
Wat de impact van het medium betreft, is eerst en vooral het verschil in
synchroniciteit van belang. Vanwege de impliciete tijdsdruk die chatters
ondervinden, zou een synchrone chatconversatie minder linguïstische
complexiteit vertonen (Herring 2001: 617). Gheuens (2010 17-18) stelt vast
dat jongeren op een forum meer zorg dragen voor hun spelling dan in een
chatbox. Hoewel profieltekstjes en commentaren op een hoofdzakelijk
door jongeren gefrequenteerde sociaalnetwerksite als Netlog inherent
misschien wat informeler zijn dan forumberichten, lijkt het wel plausibel
om te veronderstellen dat tieners er een ietwat verzorgdere en correctere
spelling voor zullen hanteren dan voor hun IM-gesprekken. Op een asyn-
chroon medium hebben jongeren immers de tijd om hun berichten eerst
nog na te lezen en eventueel aan te passen voordat ze ze versturen. Ander-
zijds geeft dit hen ook de gelegenheid om langer na te denken over of te
experimenteren met allerhande spielereien en taalspelletjes en dat is in de
context van dit onderzoek minstens zo relevant, want het zou de productie
van leetspeak of alternatieve spellingen kunnen bevorderen.
Een andere belangrijke factor is de aard van de sociale netwerken waar-
toe CMC-gebruikers behoren. Silva (2011: 152) benadrukt in dat verband het
belang van peer pressure en groepsnormen bij de keuze voor bepaalde
taalvarianten tijdens het chatten: Chat spelling [...] generates a sense of
belonging to a group: those who know it are part of the group while those
who do not are excluded. Anders gezegd: door te illustreren dat hij de
conventies van de chatpraktijk beheerst en de gave bezit om creatief en
innovatief met taalgebruik om te gaan, kan een chattende tiener zijn po-
sitie binnen de (online) peer group verstevigen. Erbij horenis zeker in de
peer-to-peer-gesprekken binnen de IM-media van belang, al is het niet
denkbeeldig dat tieners met een Netlogprofiel dat natuurlijk een grotere
zichtbaarheid heeft dan een besloten MSN-conversatie net zo hip en cool
willen overkomen, zelfs al is dat dan misschien tegenover onbekenden. Dat
zijn immers potentiële nieuwe contacten. Uit Paolillos onderzoek (2001:
205) blijkt daarnaast dat de productie van enkele typisch Engelse grafeem-
reducerende chatfeatures (rare,uyou) te associëren is met zwakkere
sociale netwerken. Die vormen vertonen met andere woorden hetzelfde
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0011
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
11DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
distributiepatroon als standaardvarianten in gesproken taal. Paolillo (2001:
209) stelt bijgevolg dat die features in chattaal dan ook de normzouden
zijn. Transponeren we die bevindingen naar onze data, dan zou dat impli-
ceren dat het Netlogmateriaal waar de netwerkbanden gemiddeld wat
minder hecht zijn (cf. supra) meer van dergelijke chatspeakvarianten zou
bevatten. Maar dat lijkt dan weer in strijd met het verwachte effect van het
beknoptheidsprincipe. Welke impact het medium precies zal hebben,
blijkt dus moeilijk te voorspellen.
.Gender
Gender is een variabele die vaak betrokken wordt in onderzoek naar online
taalgebruik, en des te meer als daarbij de focus op de jongste generatie
komt te liggen. Soms is de aanpak holistisch en reikt de studie verder dan
taalgebruik alleen. Zo bekijken Kapidzic en Herring (2011) hoe tieners zich-
zelf presenteren in chatrooms, zowel op talig vlak als in pakweg de keuze
van hun profielfoto, en dat levert opvallende parallellen met traditioneel
genderonderzoek op. Jonge meisjes blijken in sterkere mate emotioneel,
vriendelijk en betrokken, terwijl jonge jongens zich meer dan hun vrou-
welijke leeftijdsgenoten assertief, manipulatief, dominant en wat afstan-
delijker opstellen. Huffaker en Calvert (2005) menen daarentegen dat lin-
guïstische genderverschillen in CMC veel minder uitgesproken zijn dan in
het echteleven, vooral omdat meisjes hun genderrol online op een veel
minder traditionele manier zouden invullen. Ze ondersteunen Rodinos
waarschuwing (1997) voor oversimplificatie bij dergelijke genrevergelij-
kende studies, want online communicatie is nu eenmaal inherent veel
vrijer en flexibeler. Huffaker en Calvert (2005) constateerden bijvoorbeeld
geen genderverschillen in de gebruiksfrequentie van emoticons.
Heel wat andere studies tonen echter consequent aan dat meisjes wel
degelijk meer smileys produceren dan jongens, zowel in synchrone als
asynchrone CMC-media: bv. Witmer & Katzman (1997), Wolf (2000), Lee
(2003), Baron (2004), Baron & Ling (2007) en Tossell et al. (2012). Kucukyil-
maz et al. (2006: 282) besluiten op basis van een stylometrische analyse in
een onderzoek naar auteursdetectie zelfs dat emoticon- en smileygebruik
onderscheidende kenmerken van de vrouwelijke schrijfstijlzijn. In het
licht van de assumptie dat meisjes meer emotie uiten in hun communica-
tie, is dat natuurlijk geen verrassende vaststelling (zie ook Waseleski
(2006), die beschreef dat meisjes online meer uitroeptekens produceren
dan jongens). Varnhagen et al. (2010: 729) concluderen dat meisjes ook in
het algemeen meer new language-features in hun chattaal integreren, al
wordt die bevinding enigszins genuanceerd door Baron (2004: 415), die
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0012
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
12 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
stelt dat jongens beduidend meer verkortingen en samentrekkingen ge-
bruiken dan meisjes (bv. dontvoor do not). In combinatie met de vaststel-
ling dat zowel de conversaties tussen jongens onderling als hun individuele
beurtwisselingen minder lang zijn, lijkt dit te suggereren dat jongens so-
wieso meer gericht zijn op beknoptheid dan meisjes. Ook in sms-taal
komen overigens dezelfde tendensen terug: Finse jongens leggen bij het
smsen duidelijk de nadruk op snelheid (Kasesniemi 2003), terwijl Noorse
meisjes innovatiever in hun woordkeuzes blijken te zijn (Ling 2005). Her-
ring en Zelenkauskaite (2009) hebben bovendien vastgesteld dat Italiaanse
meisjes meer niet-standaardtalige typo- en orthografische elementen in
hun smsjes integreren dan jongens. Uit deze bevindingen leiden wij de
hypotheses af dat jongens meer acroniemen en afkortingen zullen produ-
ceren, terwijl de chattaal van meisjes meer flooding (pragmatic lengthe-
ning) en speelse leetspeak zal bevatten.
.Leeftijd
De impact van leeftijd op online communicatie is voorlopig beduidend
minder het voorwerp van onderzoek geweest. Zoals eerder werd aangege-
ven, mogen we veronderstellen dat tieners globaal genomen het meest
innovatief en creatief met online taalgebruik omspringen. Het hoeft dan
ook niet te verbazen dat deze leeftijdscategorie in CMC-studies het vaakst
de onderzoeksfocus krijgt en dat is hier niet anders. Een bekende hypo-
these in verband met tienertaal is die van de adolescent peak(Holmes
1992), die het toppunt van non-conformistisch (taal)gedrag rond de leeftijd
van 15 à 16 jaar situeert. Daarom hebben we onze informantengroep opge-
deeld in twee leeftijdsgroepen: 13 tot 16 jaar en 17 tot 20 jaar. We verwach-
ten dat de chatconversaties van de jongste groep meer typische chatspeak-
kenmerken zullen bevatten, omdat jonge tieners meer experimenteel, non-
conformistisch taalgedrag vertonen en meer spielereien produceren (zoals
flooding of leetspeak).
Het gebruik van bepaalde afwijkende spelvormen en acroniemen kan
echter op den duur geautomatiseerd en impliciet geconventionaliseerd
geraken, zodat die niet-standaardvormen binnen de chatpraktijk wel dege-
lijk de normkunnen worden. Vooral sommige acroniemen lijken erg func-
tioneel, zodat kan worden verondersteld dat ook oudere tieners ze nog
frequent produceren. Toch stellen Tagliamonte en Denis (2008: 13), die
chattaal van Canadese adolescenten tussen 15 en 20 jaar bekeken, vast
dat het gebruik van lol het meest populaire acroniem uit hun corpus en
allicht het schoolvoorbeeld van een gelexicaliseerde chatspeakvariant
afneemt met de leeftijd: Perhaps as a result of habituation to the IM
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0013
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
13DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
environment, it seems that adolescents quickly outgrow at least some of
the IM forms. Lewis en Fabos (2005: 483) kwamen eerder al tot een gelijk-
aardige vaststelling: lol en brb worden door oudere tieners bewust minder
gebruikt –“om niet immatuur te lijken”–terwijl emoticons wel populair
blijven.
Ook de resultaten van recent onderzoek van Peersman et al. (te versch.)
wijzen op het bestaan van een adolescent peak. Die studie die overigens
eveneens werd uitgevoerd op een Vlaams Netlogcorpus, dat evenwel taal-
materiaal van chatters van alle leeftijden bevat toont aan dat het gebruik
van typische chatkenmerken piekt rond de leeftijd van 15 jaar. Hun analy-
ses omvatten weliswaar een uitgebreidere set variabalen dan de onze er
werd bijvoorbeeld ook gekeken naar de weergave van Standaardneder-
landse uitspraakpatronen met behulp van een van de standaardspelling
afwijkende schrijfwijze (bv. kheb voor ik heb)maar de resultaten wer-
den niet gedifferentieerd per type chatkenmerk. Tot slot vonden Varnha-
gen et al. (2010: 729), wier corpus data bevat van tieners tussen 12 en 17 jaar,
dan weer geen leeftijdsgerelateerde effecten op de productie van wat zij
new language(i.e. allerhande chatspeakvormen) noemen. Dat kan alvast
op een zekere homogeniteit bij de jongste leeftijdsgroep in ons corpus (13-
16 jaar) wijzen. Een eventueel dalend new language-gebruik in de latere
tienerjaren is door Varnhagen et al. (2010) niet onderzocht.
Samengevat formuleren we op basis van de resultaten van eerder onder-
zoek de volgende vraagstellingen en hypotheses:
1. Hoe frequent komen bepaalde zogenaamd prototypischeCMC-ken-
merken in werkelijkheid voor in de chattaal van Vlaamse tieners?
2. Heeft het type CMC-medium een effect op de productie van die chat-
speakfeatures? Het lijkt plausibel dat de synchrone IM-media grafeem-
reducerende mechanismen sterker begunstigen, terwijl in asynchrone
interactie meer tijd is voor speels en experimenteel taalgedrag.
3. Komen de traditionele genderverschillen tot uiting? We verwachten
dat meisjes expressiever en speelser chatten en dus bijvoorbeeld meer
flooding en meer innovatieve spellingvormen gebruiken, terwijl jon-
gens meer gericht zijn op beknoptheid en dus meer acroniemen en
andere grafeemreducerende features produceren.
4. Daalt de productie van chatspeakkenmerken naarmate de tieners
ouder worden? In het licht van de adolescent peak-hypothese verwach-
ten we van wel, al is het niet ondenkbaar dat die afname kleiner is voor
meer functioneleverkortingsmechanismen, zoals acroniemen en floo-
ding, dan voor speelse CMC-features, zoals leetspeak en z-spelling.
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0014
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
14 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
Methodologie en linguïstische variabelen
In dit onderzoek worden zes verschillende chatspeakfeatures behandeld:
met welke frequentie worden zij in Vlaamse tienerchattaal geproduceerd
en correleert hun gebruik met de onafhankelijke variabelen medium, gen-
der en leeftijd? Voor elke linguïstische variabele bestaat de kwantitatieve
analyse telkens uit twee fases. Eerst worden alle potentieel relevante uitin-
gen automatisch uit het corpus geëxtraheerd met behulp van Python-
scripts. In een tweede fase wordt de ruismanueel uit die selectie gefilterd.
Deze methode laat ons toe om flooding, leetspeak en z-spelling exhaustief
te bekijken, maar voor de grafeemreducties en acroniemen en afkortingen
zijn de tellingen gebaseerd op een uitgebreide steekproef. Hieronder wordt
elk behandeld CMC-feature uitvoerig gedefinieerd en geïllustreerd en wor-
den enkele methodologische particulariteiten, zoals de selectie van de
steekproefwoorden, nader toegelicht.
Voor alle linguïstische variabelen worden in eerste instantie de absolute
frequenties berekend, die aangeven hoe vaak het CMC-feature in verhou-
ding tot het totale aantal woorden in het (deel)corpus. Dan gaan we na of
de verschillen voor medium, gender en leeftijd statistisch signifcant zijn.
Dat doen we met behulp van een linear mixed-effects model waarin de
individuele chatters als random factor zijn opgenomen. Voor twee varia-
belen, grafeemreducties en acroniemen en afkortingen van Nederlandse
oorsprong, berekenen we ook nog de relatieve frequentie ten opzichte
van het aantal voluit gespelde standaardvormen.
.Flooding
Onder flooding verstaan we het herhalen van letters of tekens met de
bedoeling die te benadrukken of om emoties als enthousiasme en ongeloof
weer te geven. Varnhagen et al. (2010: 725) spreken dan ook over pragma-
tic lengthening. Enkele voorbeelden van flooding uit de data:
(1) prachtig mooiii haar prachtig mooi haar
(2) ooohhh gent tofff oh, Gent, tof
(3) en dan moet iedereeeeeeeeeeeeeeeen zich bemoeie en dan moet ieder-
een zich bemoeien
In het chatcorpus kan uit de conversatiecontext echter niet altijd ondub-
belzinnig worden afgeleid of een chatter met letterherhaling ook effectief
nadruk beoogde dan wel per ongeluk bijvoorbeeld door een hoge tiksnel-
heid een letterteken verdubbelde. Bijgevolg zijn we genoodzaakt om een
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0015
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
15DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
aantal louter formele criteria te definiëren op basis waarvan we woorden
als flooding categoriseren. Bij deze analyse komt er dus geen systematische
semantische interpretatie aan te pas. Om niet-intentionele letterherhaling
zoveel mogelijk uit te sluiten, wordt de automatische tokenselectie met
behulp van Pythonscripts dan ook beperkt tot woorden waarin eenzelfde
grafeem (minstens) drie keer na elkaar voorkomt: bv. meeeega of superrr.13
Ook leestekens en andere symbolen kunnen gefloodworden: bv. !!! of :-
)))
.
De frequent voorkomende slotformule xxx, het chat- en schrijftalige equi-
valent van drie kusjes, wordt echter niet als flooding geïnterpreteerd,
omdat het min of meer een standaardconventie is. De opeenvolging van
vier of meer xen wordt daarentegen wel als afwijkend en dus als intentio-
nele flooding beschouwd. Daarnaast worden bepaalde klanken in het Ne-
derlands door twee grafemen weergegeven, zoals [i:] (<ie>), [u:] (<oe>) of
de diftongen [ɛi] (<ei/ij>) en [ɔu] (<au/ou>). In die gevallen is de intentie
om te flooden al duidelijk wanneer zon vocaalcluster twee keer na elkaar
wordt geproduceerd: bv. goeoe (goed), wauauw (wauw)al verwachten
we die vormen veeleer uitzonderlijk tegen te komen, want pakweg gooee
en waauuw zijn sneller ingetikt. Woorder waarin meerdere letters herhaald
worden (bv. suuuupppeeeerrrr) worden als één attestatie van flooding ge-
teld.
Bij de manuele filtering worden daarna alle overblijvende tokens uit de
selectie verwijderd waarbij met de letterherhaling (zo goed als) zeker geen
pragmatische flooding werd geïntendeerd. Meer bepaald gaat het dan om
de volgende vijf contexten: (1) in ideeen (ideeën), reeel (reëel)ofmega-
aantrekkelijk (mega-aantrekkelijk) worden, zoals dat wel vaker in chattaal
gebeurt, het trema en het koppelteken niet getypt; (2) in wegggn (wegge-
gaan) wordt de herhaling van de gveroorzaakt door het weglaten van de
klinkers, wat dus niets met flooden of nadruk te maken heeft; (3) in het
West-Vlaamse corpus kunnen bijvoorbeeld binnn (binnen)engewonnn
(gewonnen) beschouwd worden als vormen waarin de dialectische sylla-
bische eind-nwordt weergegeven (zie bv. Devos & Vandekerckhove 2005:
42); (4) occlusieve medeklinkers kunnen in de spreektaal in theorie niet
verlengd worden, dus een vorm als hebbben (hebben) wordt niet als floo-
ding maar als een onbedoelde herhaling van lettertekens geïnterpreteerd
(al vormt de auslaut een uitzondering op dat principe, want goeddd
(goed) lijkt bijvoorbeeld wel duidelijk een bewuste herhaling van de eind-
occlusief te bevatten); (5) functiewoorden worden maar zelden beklem-
toond, dus vormen met letterherhaling, zoals het voorzetsel naaar (naar)
of het voegwoord wannneer (wanneer), hebben we niet als gevallen van
flooding geteld.
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0016
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
16 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
Kortom, deze formele selectiecriteria moeten de accuraatheid van de se-
lectie waarop de tellingen zijn gebaseerd gevoelig verhogen. Deze aanpak
sluit evenwel niet helemaal uit dat er enkele gevallen van intentionele
flooding onopgemerkt zijn gebleven of dat een aantal niet als pragmatic
lenghteningbedoelde letterherhalingen toch als dusdanig zijn geteld.
.Leetspeak
Leetspeak verwijst naar het gebruik van allerhande symbolen ter vervan-
ging van lettertekens. In deze analyse wordt louter gefocust op de vormen
waarbij cijfers functioneel worden ingezet op basis van een typografische
of uitspraakovereenkomst. Met behulp van een Pythonscript worden daar-
om alle woorden geselecteerd waarin ten minste één letter en één cijfer
voorkomen. Eveneens hebben we het gebruik van 2voor to(o)en 4voor
forbekeken, allebei geconventionaliseerde en min of meer idiomatische
constructies van Engelse oorsprong die ook in de chattaal van Vlaamse
tieners opduiken zie voorbeelden (4) en (5). Manuele controle bleek
noodzakelijk om heel wat ruis te elimineren, zoals hyperlinks of wiskundi-
ge formules, die vanzelfsprekend ook letter-cijfercombinaties bevatten.
Maar ook vormen waarbij het cijfer gewoon zijn betekenis behoudt, zijn
uit de selectie weggelaten, ook al wijkt hun spelling wel degelijk af van de
standaard: bv. 1ne ene,2dezit tweede zit,3daagse driedaagse.
Er kunnen, zoals gezegd, twee verschillende types van leetspeak worden
onderscheiden. Bij een eerste type worden meerdere letters vervangen
door één cijfer op basis van een uitspraakovereenkomst en wordt het
woord in kwestie dus korter. Vlaamse tieners blijken hun inspiratie daar-
voor vaak in het Engels te vinden, met bijvoorbeeld love you 2 en 4ever (zie
voorbeelden (4) en (5)). Voorbeelden (6) en (7) tonen echter aan dat dit
principe ook op Nederlandse woorden kan worden toegepast. Daarbij gaat
het bovendien niet altijd om de prototypische acht/8-alternantie. Dat de
vervanging overigens niet altijd accuraatwordt uitgevoerd, illustreren de
twee voorbeelden waarin het cijfer 8niet exact in de plaats komt van de
lettercombinatie <acht>, doordat het cijfer méér grafemen vervangt (voor-
beeld (8)) of slechts een deel ervan (voorbeeld (9)).
(4) wij 4real 4ever wij for real forever
(5) ly2 love you too
(6) suc6 succes
(7) 9r neger
(8) leerk8te leerkrachten
(9) kinder8chtig kinderachtig
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0017
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
17DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
Het tweede type is zonder twijfel louter het resultaat van creatief taalge-
drag. Chatters experimenteren met de spelling van woorden en vervangen
één letter door één cijfer op basis van een typografische gelijkenis. Het
woord wordt dus niet korter. Leetspeak is overigens oorspronkelijk om
die reden gecreëerd, want de functionaliteit van zon alternatief alfabet
bestaat erin dat internetgebruikers automatische zoekmachines en bijge-
volg ook censuur kunnen ontwijken. Dat was natuurlijk in eerste instantie
van belang voor taboewoorden: zo is het Engelse pr0nporneen typevoor-
beeld van leetspeak geworden. Het probleem van censuur stelt zich op
Netlog en private MSN- of Facebookconversaties niet, dus de attestaties
van dit type zijn ofwel het gevolg van imitatiegedrag, ofwel het resultaat
van chatcreativiteit. Enkele voorbeelden:
(10) g00gl3-sk1llz google-skills
(11) gy zijt l3kkerder gij zijt (jij bent) lekkerder
(12) s4nd3rr Sander
.z-spelling
De typisch chattalige adaptatie waarbij de woordfinale <s> wordt vervan-
gen door een <z> (Paolillo 2001: 190; Herring 2012), labelen we in deze
bijdrage bij gebrek aan een ingeburgerd alternatief als z-spelling. Dit
type spellingsaanpassing vindt zijn oorsprong in het Engels (Crystal 2001:
88), waar het hoofdzakelijk een fonetisch geïnspireerde vervanging is. In
het Nederlands speelt de invloed van de uitspraak geen rol, maar gaat het
vooral om imitatiegedrag (bv. het sterk geconventionaliseerde greetz)en
speelse, creatieve transformaties, zoals reactiez reactiesof jonaazzz
Jonas. Omdat het principe ook productief blijkt te zijn en zich at random
uitbreidt naar woorden zonder [s] in de auslaut waar het dus een z-
toevoeging wordt, bijvoorbeeld in snellzz snel,lovez you love youof
heeyz hey’–bekijken we alle vormen die in ons chatcorpus op <z> eindi-
gen en daarmee afwijken van de conventionele spellingsvorm. Dat jonge-
ren z-spelling een coole spielerei vinden, wordt overigens soms geëxplici-
teerd:
(13) gij schrijft ook zoals mij viesz ik ook altijd viesz en nie vies da is afge-
zaagd zonder een zzzzz jij schrijft ook zoals ik viesz, ik [schrijf] ook
altijd vieszen niet vies, dat is afgezaagd zonder een z’’
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0018
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
18 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
.Grafeemreducties
Onder de noemer grafeemreductiesbundelen we drie spellingaanpassin-
gen die de keystroke effort weliswaar verminderen, maar in tegenstelling tot
de acroniemen en afkortingen uit de volgende paragraaf niet meer dan
twee grafemen reduceren tot één. Het is dan ook maar de vraag in hoeverre
het gebruik van de verkorte varianten wordt ingegeven door een drang
naar beknoptheid dan wel door een creatieve omgang met de schrijftaal
of, opnieuw, door imitatiegedrag. Bovendien blijft de gemanipuleerde spel-
ling bij deze grafeemreducties wel in overeenstemming met de uitspraak.
We focussen in deze analyse alleen op veelvoorkomende alternanties die
typisch zijn voor Nederlandse chattaal, hoewel frequente Engelse varian-
ten (rareof uyou) ook af en toe voorkomen in de corpora. In concreto
worden de volgende drie grafeemreducties bestudeerd: <g> voor <ch> (bv.
egt echt), <y> voor <ij> (bv. wy wij) en <x> voor <ks> (bv. nix niks).
Enkele voorbeelden uit het corpus:
(14) yunder zyn egt geweldig xxxx jullie zijn echt geweldig xxx
(15) wy zyn voor altyd wij zijn voor altijd
(16) tis nix sgatje het is niks, schatje
Voor deze tellingen werken we met een steekproef van woorden die ener-
zijds hoogfrequent zijn, maar waarvan we anderzijds ook a priori intuïtief
weten dat de grafeemreducties er in voldoende mate op worden toegepast.
Alleen die woorden leveren immers voldoende tokens op en kunnen op die
manier zinvolle informatie verschaffen over mediumverschillen of gender-
en leeftijdspatronen. Cijfers over de frequentie waarmee een bepaald type
reductie wordt doorgevoerd, zijn namelijk per definitie relatief: in theorie is
zon alternantie immers op elk woord toepasbaar, maar in de praktijk blijkt
dat niet te gebeuren. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn. Van de
ch/g-alternantie kan bijvoorbeeld logischerwijze verwacht worden dat ze
zo goed als uitgesloten is voor lach en lachen, omdat ze tot homonymie
zou leiden met de verledentijdsvormen van liggen en omdat lagen boven-
dien anders wordt uitgesproken. Rekening houdend met de vraagstellingen
van dit onderzoek heeft het dan ook weinig zin om dergelijke woorden in
de selectie op te nemen, ook al schrijft een enkeling misschien incidenteel
wel eens lag wanneer hij lach bedoelt. Overigens is dat ook de reden waar-
om voor de ks/x-alternantie maar één steekproefwoord wordt geselecteerd.
Deze grafeemreductie lijkt het minst productief van de drie te zijn en zich
tot het lexeem niks te beperken; strax komt uitzonderlijk nog wel eens voor
(maar telt in verhouding minder dan vijf procent van het totale aantal
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0019
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
19DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
attestaties van straks in het hele corpus) maar in andere hoogfrequente
woorden met de <ks>-cluster, zoals reeks en links, wordt de wijziging zo
blijkt uit de systematische zoekopdrachten werkelijk nooit toegepast.
Concreet worden de volgende lexemen bekeken (inclusief hun eventuele
verbogen varianten):
ch/g:schoon,echt,toch,school,schat
(
je
)
;
ij/y:wij,zijn,altijd,blij,tijd;
ks/x:niks.
In de kwantitatieve analyse wordt het aantal grafeemreducties ten op-
zichte van het totale aantal woorden in het (deel)corpus becijferd. Die
absolute frequenties laten toe om de impact van de verschillende onafhan-
kelijke variabelen te bestuderen, maar omdat de tellingen op een steek-
proef gebaseerd zijn, leren ze ons dus maar weinig over het eigenlijke ge-
bruik van dergelijke verkortingsmechanismen. Daarom berekenen we ook
de relatieve frequenties en gaan we dus na hoe vaak de vormen mét gra-
feemreductie voorkomen in verhouding tot de voluit gespelde standaard-
vormen.
.Acroniemen en afkortingen van Nederlandse oorsprong
We onderscheiden acroniemen en afkortingen van Nederlandse oorsprong
van die van Engelse oorsprong (zie § 5.6). In totaal hebben we zes Neder-
landse steekproefwoorden geselecteerd. De afkortingen zijn idd inder-
daad,mss misschien,wrs waarschijnlijk14 en ff even15. Daarnaast kunnen
chatters in theorie ook nog oneindig veel acroniemen construeren. Toch
lijken er in de Vlaamse chattaal maar weinig zulke inheemseletterwoor-
den te worden gebruikt. Acroniemen die in de formele schrijftaal ook
voorkomen, laten we immers buiten beschouwing (bv. maw met andere
woorden,ivm in verband met). Hoewel zij in de chatdata wel degelijk
geproduceerd worden, kunnen ze immers niet als markers van CMC be-
stempeld worden. De enige acroniemen die voor dit onderzoek worden
geselecteerd, zijn iig in ieder gevalen
(
k
)
hvj (ik) hou van je. Die selectie
is gebaseerd op onze eigen ervaringen en impressies en dus ietwat arbi-
trair. Net zoals voor de grafeemreducties (§ 5.4) becijferen we voor de
Nederlandse afkortingen en acroniemen overigens niet alleen de absolute
frequentie, maar gaan we ook na hoe frequent ze worden geproduceerd in
verhouding tot de voluit gespelde achterliggende standaardvormen. Enkele
voorbeelden uit de chatconversaties:
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0020
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
20 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
(17) dan ist mss idd verstandig om zijn geld op iet anders te zette dan is het
misschien inderdaad verstandig om zijn geld op iets anders te zetten
(18) en [X] gaat wrs ff voos doen en wa lachen ofzo en [X] zal waarschijn-
lijk even voos doen en wat lachen of zo
(19) njaaa twas inderdaad mss grappig moja iedere dg were tja, het was
inderdaad misschien grappig, maar ja, iedere dag weer
.Acroniemen en afkortingen van Engelse oorsprong
Het gebruik van acroniemen past, net zoals dat van andere chatkenmerken
(Herring 2012), in de traditie van de internationale chatcultuur en tieners
vinden hun inspiratie dan ook vaak in Engelse voorbeelden. Daarom be-
studeren we ook de productie van een aantal frequente acroniemen en
afkortingen van Engelse oorsprong. Daarvoor wordt een sample van tien
vormen samengesteld, die bij eerdere frequentietellingen op basis van een
deel van de dataset al populair bleken (zie De Decker & Vandekerckhove
2012a): btw by the way,aight all right,wtf what the fuck,brb be right
back,imo in my opinion,omg oh my god,bk back,ofc of course,atm at
the momenten np no problem. In het corpus zijn onder meer de vol-
gende voorbeelden te vinden:
(20) kga ff ne wafel hale, brb ik ga even een wafel halen, be right back
(21) bk btw back,by the way
(22) idd wtf ben jij zielig eerst kopieren en dan wat bewerken en zeggen dat
jou skin is omg inderdaad, what the fuck ben jij zielig, eerst kopiëren
en dan wat bewerken en zeggen dat het jouw skin is, oh my god
Populariteitis in jongerentaal en in chattaal weliswaar een relatief begrip:
conventies evolueren snel en voorkeuren kunnen per persoon en naarge-
lang van de context sterk verschillen. De gebruikte steekproef kan bijgevolg
onmogelijk de garantie bieden dat de geselecteerde vormen in elk sub-
corpus en over de hele periode van de dataverzameling (2007-2013) de
populairste zijn geweest. Bij het begin van de dataverwerking was er bij-
voorbeeld nog geen sprake van het acroniem yolo you only live once, dat
pas eind 2011 gelanceerdwerd16 maar al in 2012 zowel in België als in
Duitsland tot jongerentaalwoord van het jaar werd verkozen.17 Toch vin-
den we yolo geen enkele keer in het corpus terug, ook niet in het meest
recente materiaal dat uit 2012 en 2013 dateert.
Daarnaast is het een bewuste keuze om lol laughing out loud,dat
nochtans niet alleen in Vlaamse chattaal (De Decker & Vandekerckhove
2012a) maar ook in Engelse chatcorpora (Baron 2004: 411; Tagliamonte &
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0021
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
21DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
Denis 2008: 12) het meest geproduceerde acroniem blijkt te zijn, niet in de
steekproef op te nemen. In Nederlandse chattaal is de acroniemstatus van
lol immers enigszins dubieus, aangezien het samenvalt met het bestaande
substantief lol (zoals in lol hebben). Het valt niet uit te sluiten dat Vlaamse
tieners lol louter als een marker van een grappige situatie beschouwen en
gebruiken vergelijkbaar met pakweg haha , zonder daarbij de oorspron-
kelijke laughing out loud-betekenis in het achterhoofd te hebben of über-
haupt te kennen. Exemplarisch bij deze stelling is de conversatie tussen
twee tienerjongens in voorbeeld (23). Engelstalige jongeren, voor wie er
geen interferentie is met een ander bestaand lexeem lol, maken die terug-
koppeling naar de achterliggende constructie waarschijnlijk wel nog
(vaker).
(23) [A] lol lol
[B] seg das zo iet stom eh zeg, dat is zo iets stoms he
[B] lol lol
[B] gebruikt gij da als ge echt laugh out loudof gebruik jij dat als je echt
laugh out loudof
[B] gwn as ge et grappig vind gewoon als je het grappig vindt
[A] grappig grappig
[A] alsek echt lach, zeg ik rofl als ik echt lach, zeg ik rofl [rolling on (the)
floor laughing]
[A] dus eig altijd een stapke hoger dan int echt dus eigenlijk altijd een
stapje hoger dan in het echt
De achterliggende voluit gespelde varianten van de geselecteerde Engelse
acroniemen en afkortingen blijken in het chatcorpus overigens relatief
zelden voor te komen. Voor de tien vormen uit de steekproef samen liggen
de verhoudingen als volgt: 3.693 verkorte vormen tegenover 123 volledige
varianten. Vooral back,of course en no problem worden ook voluit gepro-
duceerd, terwijl meer prototypischeacroniemen uiterst zelden (wtf,btw)
of helemaal nooit (brb,imo,atm) volledig worden geschreven. Dat is na-
tuurlijk niet onlogisch, ten eerste omdat de matrixtaal van Vlaamse chat-
conversaties, ondanks tal van inserties van Engelse oorsprong, altijd (een
variëteit van het) Nederlands blijft (cf. De Decker & Vandekerckhove
2012a). Ten tweede hoeft het gebruik van deze acroniemen niet te beteke-
nen dat alle achterliggende volledige vormen ook tot het productieve men-
tale lexicon van de Vlaamse chatters behoren. Anders gezegd: het lijkt
aannemelijk dat Vlaamse chatters Engelse acroniemen niet zozeer produ-
ceren om te vermijden dat ze de volledige constructie moeten typen, maar
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0022
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
22 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
veeleer om op die manier aansluiting te vinden met de internationale
chatcultuur. De acroniemen in kwestie zijn immers wereldwijd bekend en
horen gewoon bij het medium. Dat doet natuurlijk niets af aan hun func-
tionaliteit: de betekenis die ze uitdrukken, wordt op de kortst mogelijke
manier weergegeven. Het verschil met Nederlandse acroniemen en afkor-
tingen bestaat er echter in dat de Nederlandse volledige vormen zeker tot
het productieve lexicon van de Vlaamse tieners behoren, terwijl dat bij de
Engelse vormen niet per definitie een noodzakelijke premisse hoeft te zijn:
het is bijvoorbeeld niet ondenkbaar dat een chattende tiener eerst brb en
de conventionele betekenis ervan (zo terug) ontdekt vooraleer hij de
exacte volledige variant leert kennen (be right back). Daarom vergelijken
we de productie van acroniemen en afkortingen van Nederlandse oor-
sprong wél met het aantal attestaties van de volledige vormen en beperken
we ons voor de Engelse vormen tot hun absolute gebruiksfrequentie in
verhouding tot de (deel)corpusgrootte.
Resultaten
In deze sectie worden de resultaten van de kwantitatieve analyse opgelijst
en wordt de correlatie van de onafhankelijke variabelen gender, leeftijd en
medium met de geattesteerde frequenties besproken.
Tabel 3 geeft per subgroep, onderverdeeld volgens medium, gender en
leeftijd, een overzicht van de geobserveerde frequenties van de verschil-
lende chattaalkenmerken, telkens ten opzichte van het totale aantal woor-
den in het deelcorpus. Daaruit blijkt alvast dat een aantal bestudeerde
features niet erg frequent opduiken. Hoewel we leetspeak (in totaal 1.174
tokens) en z-spelling (in totaal 2.737 tokens) exhaustief hebben geïnventa-
riseerd, blijken ze geen prominente plaats in te nemen in de informele
chatpraktijk van Vlaamse tieners en zeker niet in hun synchrone IM-
conversaties. Vooral leetspeak, dat toch dikwijls als een van de meest op-
vallende markers van CMC wordt opgevoerd, is uiterst zeldzaam: het feno-
meen doet zich gemiddeld in slechts één op de tweeduizend woorden
voor. Flooding (in totaal 40.967 tokens) komt daarentegen in de beide
media veel vaker voor: zowat één woord op de twintig bevat één of meer-
dere letterherhalingen. Over het relatieve gebruik van grafeemreducties en
acroniemen en afkortingen leren deze absolute frequenties ons dan weer,
zoals eerder werd aangehaald, minder, omdat die tellingen op een sample
van steekproefwoorden zijn gebaseerd. Om een betere indicatie te krijgen
van de populariteitvan deze twee CMC-features, bekijken we hieronder
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0023
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
23DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
ook de relatieve frequenties van de grafeemreducties en de Nederlandse
acroniemen ten opzichte van de achterliggende, volledige standaardvor-
men (zie respectievelijk tabel 5 en 6).
Tabel 3 Geobserveerde frequenties
Medium IM Netlog
Gender Jongens Meisjes Jongens Meisjes
Leeftijd Jong Oud Jong Oud Jong Oud Jong Oud
Flooding 256
(0,87%)
1.500
(0,15%)
1.563
(1,28%)
1.142
(0,62%)
5.353
(3,50%)
1.855
(2,52%)
26.974
(6,26%)
2.324
(3,61%)
Leetspeak 12
(0,04%)
90
(0,01%)
63
(0,05%)
10
(0,01%)
222
(0,15%)
52
(0,07%)
637
(0,15%)
88
(0,14%)
z-spelling 27
(0,09%)
617
(0,06%)
59
(0,05%)
9
(0,01%)
505
(0,33%)
188
(0,26%)
1.224
(0,28%)
108
(0,17%)
Grafeem-
reducties
92
(0,31%)
564
(0,06%)
388
(0,32%)
153
(0,08%)
823
(0,54%)
269
(0,37%)
2.318
(0,54%)
232
(0,36%)
Nederl.
acron.
112
(0,38%)
5.462
(0,56%)
343
(0,28%)
755
(0,41%)
203
(0,13%)
122
(0,17%)
622
(0,14%)
133
(0,21%)
Engelse
acron.
31
(0,11%)
2.373
(0,24%)
114
(0,09%)
67
(0,04%)
215
(0,14%)
55
(0,07%)
785
(0,18%)
53
(0,08%)
Totaal #
woorden
29.342 979.405 122.569 185.082 152.884 73.519 430.864 64.443
Met behulp van een linear mixed-effects model waarin de individuele chat-
ters als random factor zijn opgenomen, zijn we nagegaan of het gebruik
van de CMC-features significant verschilt naargelang van het medium
waarin de conversatie plaatsvindt of van het geslacht of de leeftijd van de
chatters. In tabel 4 wordt de output van die statistische modellen gebun-
deld. De referentiegroep (het intercept) waarmee wordt vergeleken, be-
staat telkens uit de IM-conversaties van de jongste groep tienerjongens.
Een p-waarde lager dan 0,05 wijst op een significant verschil. Hieronder
bespreken we eerst de impact van elke onafhankelijke variabele afzonder-
lijk.
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0024
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
24 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
Tabel 4 Resultaten lmer-analyse
Estimate St. error z p
Flooding Intercept
Medium
Gender
Leeftijd
-5,208
1,397
0,614
-0,603
0,058
0,055
0,025
0,030
-89,060
25,530
24,680
-20,270
< 0,001
< 0,001
< 0,001
< 0,001
Leetspeak Intercept
Medium
Gender
Leeftijd
-13,352
1,718
0,159
-0,390
0,882
0,838
0,462
0,573
-15,144
2,051
0,345
-0,680
< 0,001
0,040
0,730
0,496
z-spelling Intercept
Medium
Gender
Leeftijd
-12,036
2,309
-0,249
-0,328
0,605
0,582
0,233
0,296
-19,884
3,966
-1,070
-1,107
< 0,001
< 0,001
0,285
0,268
Grafeem-reducties Intercept
Medium
Gender
Leeftijd
-7,298
0,909
-0,040
-0,472
0,127
0,117
0,064
0,081
-57,610
7,760
-0,630
-5,840
< 0,001
< 0,001
0,527
< 0,001
Nederlandse acroniemen Intercept
Medium
Gender
Leeftijd
-7,846
-1,283
0,088
0,362
0,218
0,179
0,154
0,164
-35,960
-7,150
0,570
2,210
< 0,001
< 0,001
0,570
0,027
Engelse acroniemen Intercept
Medium
Gender
Leeftijd
-10,633
0,143
0,127
-0,594
0,479
0,421
0,296
0,385
-22,220
0,339
0,431
-1,543
< 0,001
0,735
0,667
0,123
De mate waarin tieners gebruikmaken van zogenaamd typische CMC-fea-
tures blijkt sterk te correleren met het medium waarin ze hun informele
online gesprekken houden. De output van de statistische modellen (tabel
4) toont aan dat flooding, leetspeak, z-spelling en grafeemreducties signifi-
cant vaker worden geproduceerd op de sociaalnetwerksite Netlog dan in
de synchrone IM-conversaties op MSN en Facebook Chat. Voor de Neder-
landse acroniemen en afkortingen nemen we echter het omgekeerde pa-
troon waar: zij duiken significant méér op in de IM-data. Voor de acronie-
men en afkortingen van Engelse oorsprong werd er geen significant me-
diumverschil gevonden. De hypothese dat er meer ruimte is voor speels en
experimenteel taalgedrag in een asynchroon CMC-medium lijkt met an-
dere woorden te worden bevestigd. Daarentegen blijkt de hypothese dat
grafeemreducerende mechanismen dan weer vaker in synchrone IM te
vinden zouden zijn, maar gedeeltelijk waar.
De productie van de CMC-features blijkt daarentegen veelal niet te
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0025
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
25DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
correleren met het geslacht van de chattende tieners. Alleen voor flooding
is het genderverschil heel significant: meisjes maken meer gebruik van
letterherhalingen dan jongens. Die vaststelling is conform met de voorop-
gestelde hypothese en met de bevindingen van vroegere CMC-studies.
Daarnaast valt nog het hoge aantal Engelse acroniemen in de IM-gesprek-
ken van de oudere tienerjongens op.
Wat leeftijd betreft, schetsen de resultaten een vrij disparaat beeld.
Flooding en grafeemreducties blijken significant vaker voor te komen in
de chatconversaties van jonge tieners, terwijl de oudere tieners significant
meer gebruikmaken van acroniemen en afkortingen van Nederlandse oor-
sprong. Ook die vaststellingen liggen in de lijn van de hypotheses. Voor de
andere CMC-features waren de leeftijdsverschillen evenwel niet signifi-
cant. We dienen er weliswaar rekening mee te houden dat het aantal
tokens voor bepaalde CMC-features (leetspeak, z-spelling, Engelse acronie-
men) in sommige subgroepen (IM-conversaties van jonge tienerjongens en
oudere tienermeisjes) laag is. Dat heeft onvermijdelijk een impact op de
kwantitatieve analyse. Meer data zijn dus nodig om allicht fijnmazigere
patronen te kunnen ontdekken.
In deze resultatensectie bundelen we ook nog enkele andere opmerkelijke
vaststellingen in verband met een aantal van de bestudeerde CMC-featu-
res. Zo bevatten de 40.967 geattesteerde woorden met flooding in totaal
44.495 gefloodeletter(combinatie)s of tekens. Op woordniveau komt let-
terherhaling, zoals verwacht, vaak voor in uitroepen (bv. ooooh,heeey,
hhhhahahah), aangezien flooding natuurlijk net een pragmatisch-expres-
sieve functie heeft. Op letter- of tekenniveau blijken grafemen die vocalen
representeren, het vaakst geflood te worden. Ook dat ligt in de lijn van de
verwachtingen. Van de in totaal 44.495 geattesteerde herhalingen (in
40.967 verschillende woorden, cf. supra) betreffen er 34.639 (of 77,85%)
een van de vijf basisklinkers van het Nederlands: <a>, <e>, <i>, <o> en
<u>. Combinaties van twee grafemen die maar één klank18 representeren
(<au>, <ei>, <eu>, <ie>, <ij>, <oe>, <ou>, <ui>), worden maar zelden als
eenheid herhaald (19 attestaties of 0,04% van het totale aantal vormen met
flooding): bv. we zijn mega stoeoer of rauauauww. Vaker wordt voor een
alternatief gekozen dat sneller kan worden getikt, zoals in viieeees,keeeiii
moojjj of ooouuudd. Van de medeklinkers wordt <x> het vaakst geflood
(2.086 attestaties of 4,69%), al beperkt dat zich quasi uitsluitend tot het
gebruik als symbool voor een kusje. Zoals hierboven aangegeven hebben
we alleen combinaties van vier en meer xen als flooding gelabeld, omdat
xxx de standaardconventie is. De weergave van de glijklank <j> (1.593
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0026
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
26 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
attestaties of 3,58%) staat op de tweede plaats en wordt vaak maar zeker
niet uitsluitend aan het eind van een woord geflood, bv. sgatjjj of jeeeujjj
maar ook jjjulllie of vetjjjeees. Daarna volgen grafemen die fricatieven en
nasalen representeren: <h>, <s>, <r>, <m> en <f>. Occlusieven kunnen in
de spreektaal normaliter niet verlengdof lang aangehouden worden en
worden in chattaal dan ook het minst geflood: de grafemen <b>, <d>, <k>,
<q>, <p> en <t> zijn samen goed voor 641 attestaties (of 1,44%) van voor-
namelijk woordfinale flooding: bv. altijddd,hottt. Niet zelden gaat het in
deze gevallen overigens om afkortingen die nadruk krijgen: aubbb,tqqq
thank you,kkk oké oké oké. De onderzochte interpunctietekens !,?,
(
en
)
leveren niet meer dan 551 attestaties (of 1,24%) op. Dat emoticons zelf het
voorwerp van flooding kunnen zijn, illustreren ook enkele ietwat atypische
vormen: bv. xddd en :-ooo. Dat chatters verder door letterherhaling niet
noodzakelijk een verlenging weergeven zoals die zich ook in de spreektaal
zou voordoen, blijkt bijvoorbeeld uit enkele voorbeelden van Engelse oor-
sprong, zoals niceeee en revengeeeeeeee, waarin de woordfinale <e> norma-
liter niet eens uitgesproken wordt. Toch lijkt dit te volstaan om het woord
de geïntendeerde nadruk mee te geven.
Voor leetspeak zijn er, zoals eerder al werd vermeld, twee types te onder-
scheiden. Daarbij worden letters door cijfers vervangen op basis van respec-
tievelijk een uitspraakovereenkomst (bv. wacht wordt w8) en een typografi-
sche overeenkomst (bv. google wordt g00gl3). Het eerste type lijkt in een
chatcontext functioneler, want daar resulteert het gebruik van leetspeak in
een verkorte weergave van het woord. Het tweede type lijkt in hoofdzaak
het resultaat van een uiterst creatieve omgang met schrijftaal en spelling. Uit
de tellingen blijkt dat functionele, verkortende leetspeakzowel in de IM-
conversaties als in de Netlogdata vaker voorkomt dan creatieve leetspeak,
maar in verhouding is dat tweede type wel beduidend frequenter aanwezig
op Netlog. Vervangingen op basis van een louter typografische overeen-
komst maken in het Netlogcorpus 310 van de 999 attestaties van leetspeak
uit (of 31,03%). In het IM-materiaal is dat slechts 29 op 175 attestaties (of
16,57%). Dat is vermoedelijk te verklaren door het feit dat het intikken van
dergelijke leetspeakvormen wel wat denk- en experimenteerwerk vergt en
daarvoor hebben chatters meer tijd binnen de asynchrone omgeving van
een sociaalnetwerksite dan in een synchrone chatconversatie. De relatief
lage globale gebruiksfrequentie van dit chatfeature, inclusief het eerste
type, is ongetwijfeld eveneens daaraan te relateren: de beperkte tijdswinst
die de productie van leetspeak een chatter zou opleveren omdat hij enkele
tekens minder moet typen, weegt niet op tegen het tijdverlies door de extra
inspanning die hij daarvoor moet leveren, zowel cognitief als fysiek(want
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0027
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:26>
27DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
de cijfers staan op een computerklavier wat verder verwijderd van de letters
en/of vereisen het gebruik van de Shift-toets).
Tabel 5 Grafeemreducties <x>, <g> en <y> in verhouding tot de volledige grafeemcom-
binaties <ks>, <ch> en <ij>
Medium IM Netlog
Gender Jongens Meisjes Jongens Meisjes
Leeftijd Jong Oud Jong Oud Jong Oud Jong Oud
Grafeem-
reducties
92
(16,2%)
564
(3,2%)
388
(17,1%)
153
(4,4%)
823
(37,8%)
269
(26,4%)
2.318
(33,6%)
232
(23,4%)
Volledige
vormen
477
(83,8%)
17.052
(96,8%)
1.884
(82,9%)
3.320
(95,6%)
1.354
(62,2%)
751
(73,6%)
4.574
(66,4%)
759
(76,6%)
Totaal 569 17.616 2.272 3.473 2.177 1.020 6.892 991
In tabel 3 werden de absolute frequenties van de vormen met grafeemre-
ducties tot <x>, <g> en <y> (bv. nix,sgool en zyn) opgelijst in verhouding
tot de totale corpusgrootte. In tabel 5 geven we de relatieve frequenties van
dit chatfeature, namelijk in verhouding tot de standaardvormen met de
niet-gereduceerde, oorspronkelijke grafeemcombinaties <ks>, <ch> en <ij>
(bv. niks,school en zijn). In 4.839 (of 13,82%) van de in totaal 35.010 attes-
taties van de geselecteerde steekproefwoorden wordt de grafeemcluster
gereduceerd tot één grafeem. Dat aandeel is aanzienlijk, maar kennelijk
niet van die aard dat de standaardspelling van die woorden systematisch
wordt vervangen door een chatvariant. Bovendien hadden we bij de selec-
tie van de steekproefwoorden a priori al gekozen voor vormen waarvan we
intuïtief wisten dat ze voldoende tokens met grafeemreductie zouden op-
leveren. Bij de meeste andere woorden die een cluster <ks>, <ch> of <ij>
bevatten, komt grafeemreductie minder of helemaal niet voor (zie § 5.4).
Uit tabel 5 komen verder overigens logischerwijze dezelfde variatiepa-
tronen naar voren: grafeemreducties zijn veel frequenter op Netlog dan in
IM en worden vaker geproduceerd door jongere tieners dan door oudere.
Tabel 6 Nederlandse acroniemen en afkortingen t.o.v. volledige varianten: resultaten per
vorm
Vorm wrs/wsl mss idd ff hvj iig
Verkorte
vorm
1.295
(96,1%)
2.694
(94,0%)
1.806
(91,2%)
1.658
(79,0%)
272
(50,6%)
27
(20,5%)
Volledige
vorm
52
(3,9%)
173
(6,0%)
175
(8,8%)
442
(21,0%)
266
(49,4%)
105
(79,5%)
Totaal 1.347 2.867 1.987 2.100 538 132
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0028
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
28 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
Voor de acroniemen en afkortingen van Nederlandse oorsprong werden de
absolute frequenties van de zes geselecteerde steekproefvormen in verhou-
ding tot het totale aantal woorden al opgelijst in tabel 3. Het is echter zeker
zo interessant om na te gaan in welke mate de chatters de verkorte vormen
verkiezen boven de voluit gespelde standaardvormen. Die verhoudingen
worden voor elk van de steekproefwoorden afzonderlijk opgelijst in tabel
6. Dan valt op dat de vier afkortingen (wrs/wsl,mss,idd en ff) in verhouding
beduidend vaker worden gebruikt dan de twee geselecteerde acroniemen
(hvj en iig). Dat gebeurt zelfs in die mate dat Vlaamse tieners nochtans
frequente bijwoorden als waarschijnlijk,misschien en inderdaad in hun
online conversaties in meer dan 90 procent van de gevallen vervangen
door chatvarianten. Die vormen hebben dus onbetwistbaar een sterke
plaats verworven in Vlaamse tienerchattaal. Voor de twee acroniemen hvj
en iig geldt dat kennelijk in veel mindere mate. Zij illustreren overigens
mooi de inherente variabiliteit van chattaal, een genre waaraan elk indivi-
du inderdaad zijn eigen invulling kan geven (Thurlow & Poff 2013: 10): 269
van de 272 attestaties van hvj worden op Netlog geproduceerd en 181 daar-
van door jonge tienermeisjes, terwijl alle 27 attestaties van iig in het chat-
corpus dan weer aan één en dezelfde chatter (!) kunnen worden toege-
schreven (hoewel onze ervaring nochtans leert dat het zeker geen indivi-
dueel verzinsel is, wat wordt bevestigd door de vermelding van het acro-
niem op Wikipedia19).
Uit de analyse van het gebruik van de tien bestudeerde Engelse acro-
niemen blijken ten slotte aanzienlijke frequentieverschillen tussen de af-
zonderlijke acroniemen onderling (zie daaromtrent ook De Decker & Van-
dekerckhove 2012a). Op Netlog zijn acroniemen die een (chat)conversatie
structureren, zoals brb be right backof bk back, bijvoorbeeld minder
relevant en worden ze dus ook minder gebruikt. Op de sociaalnetwerksite
zijn het daarentegen voornamelijk omg oh my god’–dat wel eens typisch
voor jonge tienermeisjes wordt geacht20 maar net zo goed door jongens
blijkt te worden gebruikt en wtf what the fuckdie domineren.
Conclusies en discussie
In dit onderzoek zijn we nagegaan in welke mate enkele typische en zo-
genaamd genre-onderscheidende chatspeakkenmerken in een omvangrijk
Vlaams tienerchatcorpus worden geproduceerd. Uit de analyses blijkt dat
de Vlaamse chatter wel degelijk aansluiting vindt bij de internationale
chatcultuur, maar dat hij dat met mate doet. Functionelefeatures, zoals
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0029
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
29DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
flooding en het gebruik van afkortingen en acroniemen, worden zeker in
de synchrone IM-conversaties op MSN en Facebook Chat frequenter
toegepast dan veeleer speelse spellingmanipulaties. Leetspeak is bijvoor-
beeld zelfs hoogst uitzonderlijk, in tegenstelling tot wat sommige stereo-
tiepe en soms zelfs ietwat karikaturale illustraties van CMC lijken te sug-
gereren (zie bv. Axtman (2002) en Roos (2006) of de voorbeelden in Van
Wijk & Den Ouden (2006)). Daarmee lijkt ook de vrees (zie § 2) dat
(Vlaamse) chattaal overspoeld wordt door dergelijke non-standaardvor-
men deels ongegrond te kunnen worden verklaard. Verder kunnen we
vaststellen dat de productie van sommige chatvarianten correleert met
een aantal externe factoren: vooral het medium waarin de conversatie
plaatsvindt, speelt een belangrijke rol. De leeftijd van de chatter heeft dan
weer een meer bepalende impact dan gender.
Ten eerste blijkt inderdaad het medium een bepalende invloed te heb-
ben, want de meeste bestudeerde chatkenmerken worden significant meer
geproduceerd in het Netlog- dan in het IM-materiaal. Alleen de acronie-
men en afkortingen van Nederlandse oorsprong zijn frequenter op MSN en
Facebook Chat. Voor de verkortingen van Engelse oorsprong was het me-
diumverschil niet significant. Deze bevindingen doen vermoeden dat chat-
ters op Netlog, een veeleer asynchroon medium, gewoonweg meer tijd en
ruimte hebben voor een creatieve en experimentele omgang met spelling.
Het publieke karakter van Netlogprofielen zet de jongeren er dus kennelijk
niet toe aan om systematisch meer standaardvormen te produceren, inte-
gendeel. We dienen er wel rekening mee te houden dat Netlog niet repre-
sentatief is voor alle asynchrone CMC-media, omdat de sociaalnetwerksite
hoofdzakelijk op informele communicatie tussen jongeren gericht is. An-
dere asynchrone kanalen, zoals fora of blogs, hebben doorgaans andere
doelstellingen en/of een ander doelpubliek. De resultaten mogen dus niet
zonder meer gegeneraliseerd worden. In IM-conversaties ligt de nadruk
meer op snelheid en beknoptheid, is er door de band genomen minder
tijd voor innovatie en spielerei en grijpen jongeren allicht vaker spontaan
terug naar wat voor hen nog altijd de defaultschrijfwijze (b)lijkt te zijn,
namelijk de standaardvariant. Het is dan ook niet onlogisch dat het precies
de Nederlandse acroniemen en afkortingen zijn die wél significant méér in
synchrone IM worden geattesteerd, omdat zij de chatters natuurlijk toe-
laten om de keystroke effort fors te beperken en/of de interactiesnelheid te
verhogen. Sommige van die verkorte vormen (idd,mss,wrs) blijken zelfs
zodanig ingeburgerd dat de voluit gespelde varianten bijna niet meer wor-
den geproduceerd. Toch klopt de hypothese dat grafeemreducerende stra-
tegieën vaker in IM zouden worden toegepast, maar gedeeltelijk. Het feit
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0030
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
30 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
dat leetspeak en grafeemreducties in het asynchrone Netlogcorpus méér
voorkomen dan in de synchrone IM-data, lijkt er immers op te wijzen dat
deze CMC-features zeker niet uitsluitend als nuttigeverkortingsmechanis-
men fungeren. Blijkbaar zijn ze óók en misschien zelfs in de eerste plaats
innovatieve spellingsmanipulaties, of toch minstens het resultaat van
imitatiegedrag. Niettemin hebben we kunnen vaststellen dat grafeemredu-
cerende leetspeak (van het type w8 wacht) in verhouding toch frequenter
terug te vinden is in het IM- dan in het Netlog-materiaal, waar het aandeel
van de creatieveleetspeak (van het type g00gl3 google)groteris.Zo
wordt de hypothese toch weer deels bevestigd.
Ten tweede, wat de impact van gender op de productie van de geselec-
teerde kenmerken betreft, kunnen we enkel ondubbelzinnig stellen dat
meisjes meer flooden i.e. letters herhalen, veelal om woorden nadruk
mee te geven dan jongens. Voor de andere features leverde de statistische
modellen geen significante resultaten op. Onze hypothese blijkt dus maar
gedeeltelijk waar te zijn: tienermeisjes chatten wel emfatischer en leggen
meer persoonlijke en emotionele betrokkenheid aan de dag, maar ze zijn
zeker niet beduidend speelser of creatiever dan jongens. Een studie naar
emoticongebruik in Vlaamse tienerchattaal, dat we in deze paper nood-
gedwongen buiten beschouwing moesten laten (cf. supra), zou deze con-
clusie meer kunnen onderbouwen. Vlaamse tienerjongens lijken dan weer,
in tegenstelling tot bevindingen uit eerdere CMC-studies, niet beduidend
méér gericht op beknoptheid. Op die manier bevestigen onze resultaten
grotendeels de stelling van Huffaker en Calvert (2005) dat genderverschil-
len in CMC minder geprononceerd zijn.
Ten derde blijkt de productie van de CMC-features globaal genomen
méér met de leeftijd van de chatters samen te hangen dan met gender. De
geobserveerde frequenties liggen voor vier variabelen duidelijk hoger bij de
jongste leeftijdscategorie: flooding, leetspeak, z-spelling en grafeemreduc-
ties. Die chatkenmerken worden klaarblijkelijk almaar meer achterwege
gelaten naarmate de leeftijd van de chatters toeneemt, zoals ook uit eerder
onderzoek al was gebleken (zie Peersman et al. te verschijnen). Weliswaar
zijn die verschillen alleen voor flooding en grafeemreducties statistisch
significant. Een uitbreiding van de dataset kan die tendens voor de andere
variabelen misschien bevestigen. Acroniemen en afkortingen vormen
evenwel een uitzondering op dat patroon. De verkortingen van Neder-
landse oorsprong komen zelfs significant méér voor in de conversaties
van oudere tieners. Dat kan allicht worden verklaard door de grotere func-
tionaliteit van deze features in de chatpraktijk, want ook oudere chatters
hanteren vermoedelijk nog steeds strategieën om de interactiesnelheid te
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0031
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
31DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
optimaliseren en hun keystroke effort te beperken. Bovendien zijn vormen
als wrs,mss,idd en ff door hun hoge frequentie intussen onmiskenbaar een
vast onderdeel van het actieve lexicon van Vlaamse chatters kunnen wor-
den, in tegenstelling tot vele andere creatieve en innovatieve spellingsma-
nipulaties met een lagere gebruiksfrequentie. Realtime- en attitudineel
onderzoek zou hier weliswaar diepgaandere inzichten en meer sluitende
conclusies kunnen bieden. Voor de Engelse acroniemen en afkortingen
leverde de analyse geen significante verschillen op. Dat kan erop wijzen
dat ook deze features niet zozeer innovatieve en trendy maar veeleer sta-
biele en functionele chatspeakmarkers zijn, waarvan het gebruik nuttig
kan zijn voor zowel jongere als oudere tieners. Wel lag de absolute fre-
quentie opvallend hoger in de IM-conversaties van de oudere tienerjon-
gens dan in de andere subgroepen. Een mogelijke verklaring hiervoor is het
feit dat nogal wat jongens uit de oudste leeftijdsgroep fanatieke gamers
blijken te zijn (zie daaromtrent De Decker & Vandekerckhove 2012a; De
Decker 2014). Die online gamecultuur is niet alleen sterk Engelstalig geo-
riënteerd, maar bovendien de bron van heel wat talige innovatie en crea-
tiviteit. Verder onderzoek is echter noodzakelijk om eventuele verbanden
bloot te leggen tussen het gebruik van Engelse acroniemen en gespreks-
onderwerpen met een sterke angelsaksische oriëntatie (games, films, mu-
ziek, ...).
Een van de meest opvallende inherente eigenschappen van chattaal
blijft wel de grote variabiliteit die zich op meerdere niveaus manifesteert.
Enerzijds zijn er de individuele verschillen. Thurlow en Poff (2013: 10) stel-
den over sms-taal al vast dat geen twee smsers noodzakelijkerwijs op de-
zelfde manier smsen en die conclusie geldt voor chattaal net zo goed. Niet
elk individu beschikt over dezelfde kennis van chatconventies en ook de
voorkeuren over het gebruik ervan zijn variabel. Zo wordt in dit corpus het
Nederlandse acroniem iig in ieder geval, nochtans niet ongebruikelijk in
Vlaamse chat- en sms-taal, maar door één tienerjongen geproduceerd. Bo-
vendien kan chatspeak ook intrapersoonlijke variatie vertonen (Thurlow &
Poff 2013: 10) en maken chatters om welbepaalde redenen en afhankelijk
van de context andere stijlkeuzes. Maar minstens even belangrijk lijken de
keuzes die vrienden maken, want bij afwezigheid van strikt geformuleerde
(taal)normen zijn het vaak de leden van de peergroup die bepalen wat er al
dan niet kan en wat er hip en cool is (Thurlow & Poff 2013: 10). Bepaalde
chatvarianten worden daarom soms expliciet aangemoedigd (cf. voorbeeld
(13) hierboven i.v.m. viesz)ofen dat gebeurt vaker afgekraakt. In het
onderstaande voorbeeld wordt de gesprekspartner zowel op talig vlak
(tweemaal) als inhoudelijk gecorrigeerd:
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0032
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
32 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
(24) domme schrijfj me 2 m en toch me ch en ten derdn we zijn kampioen in
regionaal domme schrijf je met twee men toch met ch en, ten derde,
we zijn kampioen in [de] regionale [afdeling]
Alternatieve spellingsvarianten worden door medechatters met andere
woorden niet altijd op gejuich onthaald. Zo kunnen sommige keuzes bin-
nen een peergroup ongemarkeerd zijn, maar daarbuiten plots opvallend
worden. Wanneer een tienerjongen in een conversatie met een meisje de
afkorting aight alrightgebruikt, die binnen zijn vriendengroep nochtans
gemeengoed is, merkt zij het volgende op: ge gebruikt wel graag aight de
laatste tijd he je gebruikt wel graag aight de laatste tijd he. En wanneer
twee tienerjongens praten over het feit dat niet iedereen begrijpt wat zij,
the boys, leuk vinden, komt ook het fenomeen leetspeak (1337 speak)
ter sprake:
(25) [A] zo mopkes maken die wij, de boys, grappig zoude vinde zo mopjes
maken die wij, de boys, grappig zouden vinden
[A] terwijl da totaal ni past in de situatie terwijl dat totaal niet past in de
situatie
[B] ik doen nix anders ik doe niks anders
[B] constant van dieje 1337 speak ertusse voortdurend van die leetspeak
ertussen
[B] moetek da altij uitlegge moet ik dat altijd uitleggen
De peergroup waakt soms streng over de aantrekkelijkheid van het taalge-
bruik. Zo stelt een jongen in een MSN-gesprek expliciet: afkortinge buite
brb en wtf zen stoem afkortingen behalve brb en wtf zijn stom. In een ander
gesprek wijst hij zijn gesprekspartner meteen terecht wanneer die met een
blijkbaar ongebruikelijk acroniem de conversatie wil afsluiten en herhaalt
hij nogmaals wat hij belachelijk vindt:
(26) [A] ttyl ttyl
[B] ttyl? ttyl?
[A] talk to you later talk to you later
[B] aahzo ah zo
[B] klapt is normaal jom :P praat eens normaal, man [smiley]
[A] en normaal is voor iedereen anders he en normaal is voor iedereen
anders he
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0033
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
33DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
[A] [. . . ] tis toch duidelijk da ik sommige dinges normaal vind, terwijl da gij
da belachelijk vindt ofzo het is toch duidelijk dat ik sommige dingen
normaal vind, terwijl jij die belachelijk vindt of zo
[B] uhu uhu
[B] zoals afkortinge buite wtf en omg en leestekes zoals afkortingen behalve
wtf en omg, en leestekens
Dit attitudinele aspect over spellingsmanipulaties verdient in verder on-
derzoek nadere aandacht: hoe ervaren tieners die meestal impliciete,
maar soms dus ook geëxpliciteerde druk van de peergroup in een voor
het overige behoorlijk vrije en (taal)normelozecontext? Ook andere me-
talinguïstische vragen dringen zich op: wie of wat is voor tieners de pri-
maire bron voor dergelijke bekende chattaalfeatures (vrienden? onbeken-
den op het internet?), waar halen ze hun inspiratie voor innovatieve vari-
anten vandaan en hoe wordt er bepaald wat cool is en wat niet?
Samengevat kunnen we stellen dat de onderzochte new vernacular-fea-
tures chattaal wel degelijk een eigen karakter geven en CMC zo onder-
scheiden van vele andere vormen van schrijftaal en zeker van de conventi-
onele standaard. De bestudeerde nieuwe taalvormenvormen de kern van
het innovatieve en creatieve karakter dat voortdurend aan chattaal wordt
toegeschreven. Dat impliceert ook dat er continu nieuwe varianten kunnen
gecreëerdworden (cf. supra: bv. yolo), terwijl andere fenomenen (zoals
leetspeak?) in onbruik kunnen geraken. Hoe functioneler de kenmerken
zijn, hoe meer kans ze lijken te maken om te overleven. Zo heeft flooding
als emfatisch hulpmiddel het primaire doel om spreektalige nuances en
paralinguïstische cues zo accuraat mogelijk weer te geven, net zoals emoti-
cons dat doen. Daarnaast laten de vaak sterk geconventionaliseerde acro-
niemen en afkortingen de chatters dan weer toe hun keystroke effort fors te
beperken, wat van essentieel belang is in synchrone IM-conversaties. Zij
blijken de meest stabiele markers van het genre, terwijl de veeleer speelse
en minder functionele spellingsmanipulaties duidelijk andere medium-,
gender- en leeftijdgerelateerde variatiepatronen vertonen.
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0034
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
34 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
Noten
1. In een opiniestuk over het Vlaamse onderwijsbeleid en de kwaliteit van het secundaire
onderwijs, dat verscheen naar aanleiding van het debat over de schijnbaar ontoerei-
kende kennis van aspirant-leerkrachten en waarin chattaal niet eens expliciet wordt
vermeld, gebruikt de auteur zelf een leerkracht in zijn titel courante chat- en sms-
conventies om op die manier de beschreven problematiek te illustreren en dus impli-
ciet een nefaste invloed van chattaal op spellingsbeheersing te suggereren: Het licht vast
aan de leerkragt. (Van Steenwinkel, Mattias (2013). Kort&Bondig. Het licht vast aan de
leerkragt.De Standaard, 10 oktober 2013.)
2. Stemactrice Veerle Verheyen vertelt: Als mijn dochter bijvoorbeeld egt en sgat schrijft
in plaats van echt en schat, grijp ik in. (Smeets, Rudi (2013). Ik krijg geregeld mezelf
aan de lijn.Het Nieuwsblad, 23 februari 2013.)
3. In zijn beleidsnota uit 2006 haalde toenmalig Vlaams minister van Onderwijs Johan
Van de Lanotte de veranderingen in taalgebruik onder invloed van de nieuwe commu-
nicatietechnologieënaan als een van de factoren die de talige communicatie in de
samenleving erg complexmaken (VLOR 2006: 4).
4. Zie bijvoorbeeld http://www.oxfordlearning.com/2006/10/26/texting-vs-writing-the-
problem-with-instant-messag/.
5. Bertrand, Kirsten (2004). ‘“De verleden tijd van denken is d8”’,Het Belang van Limburg,
25 november 2004.
6. Is de sms- en chattaal een vorm van taalverrijking of taalverloedering? Tijdens een
congres over geletterdheid aan de universiteit van Gent deze week werd opgeroepen
om er ook in het onderwijs toleranter mee om te gaan.Gazet van Antwerpen,19
november 2010.
7. CLB biedt nu ook hulp via chat aan.De Standaard, 11 september 2013.
8. Er is niet meteen een geijkte term voorhanden. Wij opteren voor deze.
9. Ook deze term heeft nog geen algemene ingang gevonden, al wordt het fenomeen wel
als dusdanig omschreven op Wikipedia (http://en.wikipedia.org/wiki/Leet) en door
Herring (2012: 3).
10. Omdat dit type spellingsmanipulatie natuurlijk nauw samenhangt met de uitspraak, is
het taalafhankelijk. Herring (2012): “‘Netspeakis not universal [since] different strate-
gies are favored in different languages and used in different proportions. In deze
bijdrage wordt alleen gefocust op strategieën die zinvolzijn en toegepast worden in
Vlaamse chatspeak.
1 1 . De Netlogdata werden verzameld door de onderzoeksgroep CLiPS (Computational
Linguistics & Psycholinguistics, Universiteit Antwerpen).
12. Bates, Mächler & Bolker (2012). De analyses werden uitgevoerd met het statistische
softwarepakket R(R Development Core Team 2011).
13. Soms wordt flooding gecombineerd met andere typografische spielereien, bijvoorbeeld
zaaaaligof z-a-a-a-a-l-i-g (zalig). Dergelijke vormen zijn zeldzaam en werden niet
meegerekend.
14. Inclusief vormvarianten wsl,wsch en wrsch.
15. ff is in feite de verkorting van effe, de spreektalige variant van het Standaardnederlandse
even, in de betekenis van een korte tijd, enkele ogenblikken(bv. Blijf nog effe/even). In
andere betekenissen kan even echter niet door effe vervangen worden: bv. even getallen,
even goed als . .., etc. Die gevallen zijn manueel uit de selectie gefilterd.
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0035
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
35DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
16. En meer bepaald door de Amerikaanse rapper Drake, die het in zijn nummer The Motto
verwerkte (http://en.wikipedia.org/wiki/YOLO_(motto)).
17. http://woordvanhetjaar.vandale.be/ en http://www.jugendwort.de/#worum_geht_s.
18. De diftongen bestaan strikt genomen natuurlijk uit twee klanken, maar bij nadruk is het
doorgaans enkel de eerste, volle vocaal die aangehouden wordt en niet zozeer de aan-
sluitende halfklinker. In de Brabants-Antwerpse regio worden tweeklanken bovendien
sowieso erg vaak gemonoftongeerd uitgesproken (Rys & Taeldeman 2007: 5).
19. http://nl.wikipedia.org/wiki/Iig.
20. Zie bijvoorbeeld de eerste twee weliswaar ietwat ironische omschrijvingen van omg
op de website UrbanDictionary.com: Possibly the most irritating piece of chatroom
vernacular in existence. Often used by teenage girls in chatroomen Net-centric ab-
breviation for the popular exclamation Oh my God!(generally used in conversations to
exclaim surprise or disgust). Most commonly used by teenage girls who find it depres-
singly hard to type out an entire word. Reinforces assumptions that humans seem to be
getting dumber from generation to generation. Hoewel UrbanDictionary.com verre
van wetenschappelijk is, is deze website toch een goede bron in verband met Engelse
jongerentaal en slang. Behalve definities en voorbeelden kunnen de internetgebruikers
ook zelf aangeven in welke betekenis(sen) ze bepaalde lemmata gebruiken, wat een
beeld geeft van de mate waarin een lexeem gangbaar en populair is en welke beteke-
nissen geconventionaliseerd zijn (geworden).
Bibliografie
Androutsopoulos, Jannis, Introduction: Sociolinguistics and computer-mediated communica-
tion.Journal of Sociolinguistics 10/4 (2006), 419-438.
Androutsopoulos, Jannis, Language change and digital media: a review of conceptions and
evidence. In: Nikolas Coupland & Tore Kristiansen (eds.), Standard languages and language
standards in a changing Europe. Oslo: Novus, 2011, pp. 145-160.
Axtman, Kris ‘‘r u online?: the evolving lexicon of wired teens.The Christian Science Monitor,
December 12, 2002.
Baron, Naomi S., ‘‘Whatever: A new language model?. Paper presented at theConvention of the
Modern Language Association, New York, 27-30 December 2002. Online raadpleegbaar op
http://www.american.edu/cas/lfs/faculty-docs/upload/Baron-MLA-Whatever.pdf.
Baron, Naomi S., See you Online: Gender Issues in College Student Use of Instant Messaging.
Journal of Language and Social Psychology 23 (2004), 397-423.
Baron, Naomi S. & Richard Ling, Emerging patterns of American mobile phone use: Electroni-
cally-mediated Communication in Transition. In: Gerard Goggin & Larissa Hjorth (eds.),
Mobile Media (2007). Proceedings of an International Conference on Social and Cultural As-
pects of Mobile Phones, Convergent Media and Wireless Technologies, July 2-4, (2007). Sydney:
University of Sydney, 2007, pp. 218-230.
Bates, Douglas, Martin Mächler & Ben Bolker, lme4: Lineair mixed-effects models using S4 classes
(R package version 0.999375-42). [Software], 2012. Online raapdpleegbaar op http://cran.r-
project.org/web/packages/lme4/index.html
Bennis, Hans, Het Korterlands. Anarchie in de schrijftaal.Onze Taal 2/3 (2012), 46-48.
Biber, Douglas & Susan Conrad, Register, Genre, and Style. Cambridge: Cambridge University
Press, 2009.
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0036
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
36 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
Bick, Eckhard, Degrees of orality in speech-like corpora: comparative annotation of chat and e-
mail corpora. In: Ryo Otoguro, Kiyoshi Ishikawa, Hiroshi Umemoto, Kei Yoshimoto & Yasu-
nari Harada (eds.), Proceedings of the 24th Pacific Asia Conference on Language, Information
and Computation (Tohoku University, 4-7 November, 2010). Waseda University: Institute for
Digital Enhancement of Cognitive Development, 2010, pp. 721-729.
Bieswanger, Markus, Micro-linguistic structural features of computer-mediated communication.
In: Susan C. Herring, Dieter Stein & Tiuja Virtanen (eds.), Pragmatics of Computer-Mediated
Communication. Berlijn & New York: Mouton De Gruyter, 2013, pp. 463-488.
Bushnell, Catherine, Nenagh Kemp & Frances H. Martin, Text-messaging practices and links to
general spelling skill: A study of Australian children.Australian Journal of Education and
Developmental Psychology 11 (2011), 27-38.
Chiluwa, Innocent, Assessing the Nigerianness of SMS text-messages in English.English Today
24/1 (2008), 51-56.
Craig, David, Instant Messaging: The language of youth literacy.The Boothe Prize Essays (2003),
116-133.
Crystal, David, Language and the Internet. Cambridge: Cambridge University Press, 2001.
Danet, Brenda, Lucia Ruedenberg-Wright & Yehudit Rosenbaum-Tamari, ‘‘Hmmm ... Wheres
that smoke coming from?Writing, Play and Performance on Internet Relay Chat.Journal
of Computer-Mediated Communication 2/4 (1997). Online raadpleegbaar op http://jcmc.indi-
ana.edu/vol2/issue4/danet.html.
De Decker, Benny, De chattaal van Vlaamse tieners. Een taalgeografische analyse van Vlaamse
(sub)standaardiseringsprocessen tegen de achtergrond van de internationale chatcultuur.
Doctoraal proefschrift: Universiteit Antwerpen, 2014.
De Decker, Benny & Reinhild Vandekerckhove, English in Flemish adolescentscomputer-me-
diated discourse. A corpus-based study.English world-wide: a journal of varieties of English
33/3 (2012a), 321-351.
De Decker, Benny & Reinhild Vandekerckhove, Stabilizing features in substandard Flemish: the
chat language of Flemish teenagers as a test case.Zeitschrift für Dialektologie und Linguistik
79/2 (2012b), 129-148.
De Decker, Benny, Reinhild Vankerckhove & Dominiek Sandra, When two basic principles clash:
about the validity of written chat language as a research tool for spoken language variation.
Flemish chatspeak as a test case.Journal of Language Contact (in press).
De Jonge, Sarah & Nenagh Kemp, Text-message abbreviations and language skills in high school
and university students.Journal of Research in Reading 35 (2012), 49-68.
Devos, Magda & Reinhild Vandekerckhove, Taal in stad en land. West-Vlaams. Tielt: Lannoo,
2005.
Dresner, Eli & Susan C. Herring, Emoticons and Illocutionary Force. In: Dana Riesenfeld &
Giovanni Scarafile, Philosophical dialogue: Writing in honor of Marcelo Dascal. London: Col-
lege Publication, 2012, pp. 59-70.
Dürscheid, Christa, SMS-Schreiben als Gegenstand der Sprachreflexion.Networx 28 (2002). On-
line raadpleegbaar op http://www.mediensprache.net/networx/networx-28.pdf.
Dürscheid, Christa, Franc Wagner & Sarah Brommer, Wie Jugendliche schreiben: Schreibkompe-
tenz und neue Medien. Berlijn/New York: De Gruyter, 2010.
Elmer-Dewitt, Philip, Bards of the Internet.Time, July 4, 1994, pp. 66-67. Online raadpleegbaar op
http://www.time.com/time/magazine/article/0,9171,981013,00.html.
Ferrara, Kathleen, Hans Brunner & Greg Whittemore, Interactive Written Discourse as an Emer-
gent Register.Written Communication 8/1 (1991), 8-34.
Geertsema, Salomé, Charene Hyman & Chantelle van Deventer, Short Message Service (SMS)
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0037
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
37DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
language and writte language skills: educatorsperspectives.South African Journal of Educa-
tion 31 (2011), 475-487.
Gheuens, Koen, De spelling voorbij. Een onderzoek naar het hedendaagse gebruik van spelling bij
Vlaamse en Nederlandse jongeren in formele en informele contexten. Masterproef, Katholieke
Universiteit Leuven, 2010.
Herring, Susan C., Computer-mediated Discourse. In: Deborah Schiffrin, Deborah Tannen &
Heidi E. Hamilton (eds.), The handbook of discourse analysis. Oxford: Blackwell, 2001, pp.
612-634.
Herring, Susan C., Grammar and Electronic Communication. In: Carol Chapelle, Encyclopedia of
applied linguistics. Hoboken: Wiley-Blackwell; 2012. Online raadpleegbaar op http://ella.sli-
s.indiana.edu/˜herring/e-grammar.pdf.
Herring, Susan C. & Asta Zelenkauskaite, Symbolic campital in a virtual heterosexual market:
Abbreviation and insertion in Italian iTV SMS.Written Communication 26/1 (2009), 5-31.
Holmes, Janet, An Introduction to Sociolinguistics. London/New York: Longman, 1992.
Huffaker, David A. & Sandra L. Calvert, Gender, identity, and language use in teenage blogs.
Journal of Computer-Mediated Communication 10/2 (2005). Online raadpleegbaar op http://
jcmc.indiana.edu/vol10/issue2/huffaker.html.
Jansen, Frank, Hom of kuit. Taal verloedert niet door sms.Onze Taal 7/8 (2004), 211.
Jaspers, Jürgen & Reinhild Vandekerckhove, Jong Nederlands.Nederlandse Taalkunde 14 (2009),
2-5.
Kacmárová, Alena, Internet Chatting Inside Out.SKASE Journal of Theoretical Linguistics 2/1
(2005), 55-83.
Kapidzic, Sana & Susan C. Herring, Gender, communication, and self-presentation in teen cha-
trooms revisited: have patterns changed?.Journal of Computer-Mediated Communication 17/1
(2011), 39-59.
Kasesniemi, Eija-Liisa, Mobile messages: Young people and a new communication culture. Tam-
pere: Tampere University Press, 2003.
Kemp, Nenagh, Texting versus Txting: Reading and writing text messages, and links with other
linguistic skills.Writing Systems Research 2 (2010), 53-71.
Kucukyilmaz, Tayfun, B. B. Cambazoglu, Cevdet Aykanat & Fazli Can, Chat Mining for Gender
Prediction. In: Tatyana Yakhno & Erich Neuhold (eds.), Proceedings of the fourth Biennial
conference on advances in information sciences (Izmir). Berlijn: Springer, 2006, pp. 274-284.
Labov, William, The Social Stratification of (r) in New York City Department Stores. In: William
Labov (ed.), The Social Stratification of English in New York City. Washington D.C.: Center for
Applied Linguistics, 1966, pp. 63-89.
Lee, Christine, How does instant messaging affect interaction between the genders? Stanford: The
Mercury Project for Instant Messaging Studies, 2003. Online raadpleegbaar op http://
www.stanford.edu/class/pwr3-25/group2/pdfs/IM_Genders.pdf.
Lee, Jennifer, I Think, Therefore IM.New York Times, 19 september 2002.
Lewis, Cynthia & Bettina Fabos, Instant messaging, literacies, and social identities,Reading
Research Quarterly 40/4 (2005), 470-501.
Ling, Richard, The socio-linguistics of SMS: An analysis of SMS use by a random sample of
Norwegians. In: Richard Ling & Per E. Pedersen (eds.), Mobile communication: Renegotiation
of the social sphere. Londen: Springer, 2005, pp. 335-349.
Luke, Allan & Carmen Luke, Adolescence lost/Childhood regained: On early intervention and
the emergence of the techno-subject.Journal of Early Childhood Literacy 1/1 (2001), 91-120.
Murray, Denise E., CmC. A report on the nature and evolution of on-line e-messages.English
Today 23/3 (1990), 42-46.
OConnor, Amanda, Instant Messaging: Fried or foe of student writing?.New Horizons for Lear-
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0038
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
38 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
ning, Online Journal 11/2 (2005). Online raadpleegbaar op http://education.jhu.edu/PD/new-
horizons/strategies/topics/literacy/articles/instant-messaging/index.html.
Paolillo, John C., Language variation on Internet Relay Chat. A social network approach.Journal
of Sociolinguistics 5/2 (2001), 180-213.
Peersman, Claudia, Walter Daelemans, Reinhild Vandekerckhove, Bram Vandekerckhove &
Leona Van Vaerenbergh (te verschijnen). The effects of age, gender and region on non-
standard linguistic variation in online social networks.
Plester, Beverly & Clare Wood, Exploring relationships between traditional and new media
literacies: British preteen texters at school.Journal of Computer-Mediated Communication
14 (2009), 1108-1129.
Plester, Beverly, Clare Wood & Puja Joshi, Exploring the relationship between childrens know-
ledge of text message abbreviations and school literacy outcomes.British Journal of Develop-
mental Psychology 27 (2009), 145-161.
Powell, Daisy & Maureen Dixon, Doex SMS text messaging help or harm adultsknowledge of
standard spelling?.Journal of Computer Assisted Learning 27 (2011), 58-66.
R Development Core Team, R: A language and environment for statistical computing. [Software],
2011. Online raadpleegbaar op http://www.R-project.org.
Radstake, Machteld, Relatie tussen het gebruik van nieuwe media en spellingvaardigheid bij vmbo-,
havo- en vwo-leerlingen. Masterproef, Universiteit Utrecht, 2010.
Reid, Elizabeth M., Electropolis: Communication and Community on Internet Relay Chat. Senior
Honours Thesis, University of Melbourne, 1991.
Rodino, Michelle, Breaking out of binaries: Reconceptualizing gender and its relationship to
language in computer-mediated communication.Journal of Computer-Mediated Communi-
cation 3/3 (1997). Online raadpleegbaar op http://jcmc.indiana.edu/vol3/issue3/rodino.html.
Roos, Lilian, D Alm8ige sms-tl. De invloed van sms en msn op het Nederlands.Onze Taal 7/8
(2006), 192-194.
Rys, Kathy & Johan Taeldeman, Fonologische ingrediënten van Vlaamse tussentaal. In: Domi-
niek Sandra, Rita Rymenans, Pol Cuvelier & Peter Van Petegem (eds.), Tussen taal, spelling en
onderwijs. Essays bij het emeritaat van Frans Daems. Gent: Academia Press, 2007, pp. 1-9.
Schlobinski, Peter, Mündlichkeit/Schriftlichkeit in den Neuen Medien. In: Ludwig Eichinger &
Werner Kallmeyer (eds.), Standardvariation. Wie viel Variation verträgt die deutsche Spra-
che?. Berlijn: De Gruyter, 2005, pp. 126-142.
Silva, Cláudia, Writing in Portuguese chats :) A new wrtng systm?.Written Language & Literacy
14/1 (2011), 143-156.
Spooren, Wilbert Bezorgde ouders? De relatie tussen chat en schrijfkwaliteit. In: Wilbert Spoo-
ren, Margreet Onrust & José Sanders (eds.), Studies in Taalbeheersing 3. Assen: Van Gorcum,
2009.
TSas, Jan, Als we algemeen Nederlands praten, lijken we niet echt.Taalschrift. Tijdschrift over
taal en taalbeleid (2009). Online raadpleegbaar op http://taalschrift.org/reportage/
005219.html.
Tagliamonte, Sali A., Variationist Sociolinguistics. Change, Observation, Interpretation. Oxford:
Wiley-Blackwell, 2012.
Tagliamonte, Sali A. & Derek Denis, Linguistic ruin? Lol! Instant Messaging and teen language.
American Speech 83/1 (2008), 3-34.
Thurlow, Crispin & Michele Poff, Text messaging. In: Susan C. Herring, Dieter Stein & Tuija
Virtanen (eds.), Pragmatics of Computer-Mediated Communication. Berlijn & New York: Mou-
ton De Gruyter, 2013, pp. 163-190.
Tossell, Chad C., Philip Kortum, Clayton Shepard, Laura H. Barg-Walkow, Ahmad Rahmati & Lin
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0039
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
39DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
Zhong, A longitudinal study of emoticon use in text messaging from smartphones.Compu-
ters in Human Behavior 28/2 (2012), 659-663.
Van der Meij, Hans, What research has to say about gender-linked differences in CMC and does
elementary school childrens e-mail use fit this picture?.Sex Roles 57 (2007), 341-354.
Van Oostendorp, Marc, No pix plz. Waarom taal de techniek beïnvloedt en niet andersom. In:
Jan Stroop (ed.), Waar gaat het Nederlands naartoe? Panorama van een taal. Amsterdam:
Bert Bakker, 2003, pp. 276-299.
Van Wijk, Carel & Hanny Den Ouden, Kletsen in hiërogliefen. Sms- en msn-taal en het gebruik
ervan in reclame.Onze Taal 7/8 (2006), 195-198.
Vandekerckhove, Reinhild, Chattaal, tienertaal en taalverandering: (sub)standaardiseringspro-
cessen in Vlaanderen.Handelingen der Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor
Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 59 (2006), 139-158.
Vandekerckhove, Reinhild, ‘‘Tussentaalas a source of change from below in Belgian Dutch. A
case study of substandardization processes in the chat language of Flemish teenagers. In:
Stephan Elspass, Nils Langer, Joachim Scharloth & Wim Vandenbussche (eds.), Germanic
Language Histories from Below(1700-2000). Studia Linguistica Germanica. Berlijn: De Gruy-
ter, 2007, pp. 189-203.
Vandekerckhove, Reinhild & Judith Nobels, Code Eclecticism: Linguistic Variation and Code
Alternation in the Chat Language of Flemish Teenagers.Journal of Sociolinguistics 14 (2010),
645-665.
Vanderswalmen, Ruth, Joke Vrijders & Annemie Desoete, Metacognition and spelling perfor-
mance in college students. In: Anastasia Efklides & Plousia Misailidi (eds.), Trends and
Prospects in Metacognition Research. New York: Springer, 2010, pp. 367-394.
Varnhagen, Connie K., G. Peggy McFall, Nicole Pugh, Lisa Routledge, Heather Sumida-MacDo-
nald, Trudy E. Kwong, Lol: new language and spelling in instant messaging.Reading and
Writing: An Interdisciplinary Journal 23/6 (2010), 719-733.
Verheijen, Lieke, The Effects of Text Messaging and Instant Messaging on Literacy.English
Studies 94/5 (2013), 582-602.
Voida, Amy, Wendy C. Newstetter & Elizabeth D. Mynatt, When conventions collide: the ten-
sions of Instant Messaging attributed.Letter CHI 4/1 (2002), 187-194.
VLOR = Vlaamse Onderwijsraad, De lat hoog voor talen in iedere school. Goed voor de sterken, sterk
voor de zwakken. 2006.
Waseleski, Carol, Gender and the use of exclamation points in Computer-mediated Communica-
tion: An analysis of exclamations posted to two electronic discussion lists.Journal of Com-
puter-Mediated Communication 11/4 (2006). Online raadpleegbaar op http://jcmc.indiana.e-
du/vol11/issue4/waseleski/html.
Witmer, Diane F. & Sandra Lee Katzman, On-line smiles: Does gender make a difference in the
use of graphic accents?.Journal of Computer-Mediated Communication 2/4 (1997). Online
raadpleegbaar op http://jcmc.indiana.edu/vol2/issue4/witmer1.html.
Wolf, Alecia, Emotional expression online: gender differences in emoticon use.CyberPsychology
& Behavior 3/5 (2000), 827-833.
Wood, Clare, Emma Jackson, L. Hart, Beverly Plester & Lucy Wilde, The effect of text messaging
on 9- and 10-year-old childrens reading, spelling and phonological processing skills.Journal
of Computer Assisted Learning 27 (2011), 28-36.
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0040
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
40 VOL. 67, NO. 1, 2015
TAAL & TONGVAL
Over de auteur
Benny De Decker, Universiteit Antwerpen Departement Taalkunde,
Prinsstraat 13 2000 Antwerpen S.D.108
E-mail: benny.dedecker@uantwerpen.be
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0041
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
41DE DECKER
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
AUP 156 x 234 3B2-APP flow Pag. 0042
<TET1501_01_DECK_1Kv32_proef2 19-08-15 14:27>
... The fun factor is apparently least important -although textisms that are used to fulfil other functions could, of course, simultaneously also be used for fun. This confirms earlier findings by De Decker (2015), who found that in Flemish youths' CMC, functional features such as abbreviations and acronyms occurred more frequently than playful spelling manipulations. Likewise, Marrón Fernández de Velasco's (2015) analysis of English YouTube comments revealed that most non-standard spelling appeared to be used for language economy, to reduce keystrokes and increase typing speed. ...
... The age-related linguistic variation found here for Dutch written CMC has also been found for Flemish: De Decker (2015) and Hilte, Vandekerckhove, and Daelemans (2016) report that adolescents (13-16 years old) use all kinds of chatspeak features (including reduplication of letters, grapheme reductions, leetspeak) and expressive markers (incl. reduplication of letters and punctuation, extra capitalisation) more often than older teenagers (17-20) in their online talk (see also Peersman et al., 2016). ...
... Although the present corpus study does not allow us to pinpoint the reasons with any certainty, this is probably due to the characteristics of the new media, as presented in Table 14 below (see also Verheijen 2015) -synchronicity, visibility, level of interactivity, and technology. Such factors were also recognized by De Decker (2015) and Hilte et al. (2016), who found a similarly large impact of medium in Flemish written CMC. Like WhatsApp, MSN is a (near-)synchronous medium: in instant messaging, communication takes place almost in real time, approaching a spoken conversation. ...
Article
Full-text available
Online messages often diverge from the standard language orthography: so-called textisms have become an indispensable part of youths’ written computer-mediated communication (CMC). This paper presents an in-depth corpus study of texts from four new media produced by Dutch youths: MSN chats, text messages, tweets, and WhatsApp messages. It is demonstrated that Dutch informal written CMC, as in other languages, is implicitly governed by orthographic principles. Relative frequencies of textism types in the corpus show how textisms are effectively used by Dutch youths. Textism types are classified here in terms of forms, operations, and, crucially, functions – the ‘SUPER-functions’: textisms can make orthography more Speechlike, Understandable, Playful, Expressive, or Reduced. Moreover, this study proves that preferences for textism types greatly depend on age group and medium. New media have their own combination of characteristics and constraints, while adolescents and young adults appear to have different perceptions on language use and spelling.
... Receivers respond at short notice. De Decker (2015) proposed three basic motives underlying netspeak: -Write the way you speak. The language used in texting 'relies on characteristics belonging to both sides of the speech/writing divide' (Crystal, 2001, p. 31). ...
... Within each category several classes have been distinguished, in all eleven. Each class is illustrated with a number of specific cases (for more examples, see De Decker, 2015). Lexical features are represented by four classes. ...
Article
Full-text available
The influence of English on other languages such as Dutch is still growing. But how does this influence show up in actual day to day verbal behavior? A promising domain to study this issue is texting by young adults. How often and in what ways do they use English in their digital messages? Are there context factors at work that make them rely less or more on English? In an experimental study the influence of two pragmatic factors has been assessed: social distance and subjective costs. How familiar is the sender with the receiver, and how intrusive is the message? In response to four sketches of a communicative situation, 38 young adults composed in all 148 text messages. Both pragmatic factors proved to be effective. English words and phrases were used most often in communicating with peers for a ‘light’ reason. When addressing more senior receivers with a rather imposing message, English was used far less. In the rather undemanding situation English features outnumbered the Dutch ones; in the more demanding situation this pattern was reversed, now the Dutch features were the more frequent ones. The use of English showed a positional effect as well: it occurred for the most part at the beginning and ending of the message, leaving the core content almost untouched. Each of these effects shows that texters take into account several pragmatic considerations. If English is becoming an integral part of Dutch text messages, it seems to do so in a deliberate way. Keywords: netspeak, texting, WhatsApp, pragmatics, language borrowing, code switching, young adults
... k < ik ('I'), m < hem ('him'), 2 < too/to • alphanumeric homophone: substitution of part of word by phonologically resembling or identical letter(s) and/or number(s), e.g. Decker's (2015) 'flooding' and Darics' (2013) 'letter repetition'), e.g. cooool < cool, doeii < doei ('bye'), jaaa < ja ('yes') ...
Chapter
Full-text available
Communication via new media or social media, i.e. computer-mediated communication (CMC), is now omnipresent. The 'CMC language' that youngsters use in such media often diverges from the 'official' spelling and grammar rules of the standard language. Many parents and teachers are thus critical of CMC language, because they view Standard Dutch as a strict norm. Yet among youths it enjoys a certain status, and is regarded as playful, informal, and cool. So an interesting power conflict exists between the overt prestige of the standard language and the covert prestige of CMC language among youngsters. To determine how Dutch youths' language use in computer-mediated messages differs from Standard Dutch, an extensive register analysis was conducted of about 400,000 tokens of digital texts, produced by youths of two age groups-adolescents (12-17 years old) and young adults (18-23 years old), in four social media-SMS text messages; instant messages, viz. MSN chats and WhatsApp messages; and microblogs, namely tweets. This corpus study focuses on various linguistic features of four writing dimensions: orthography (textisms, misspellings, typos), typo-graphy (emoticons, symbols), syntax (omissions), and lexis (borrowings, interjections). The results suggest that the variables of age and medium are of crucial importance for (Dutch) youths' online language use.
Article
Developments in orthography research This article, which serves as the editorial to the special T&T issue Spelling in ontwikkeling , consists of four parts. The first part is a brief introduction to spelling as a linguistic field. The second part provides a status quaestionis of this field within Dutch linguistics, especially from a diachronous point of view. The third part is an overview of the research articles in previous T&T issues which, to some extent, deal with spelling. Although the current issue is the first one in which historical spelling research is prominently exhibited, I thought it useful to provide an overview of research articles in the history of T&T that address the topic of spelling, as their titles do not always give this away. The publications listed in the second and third part may serve as a good vantage point for linguists with an interest in historical spelling research as part of language variation in the Low Countries. The fourth part introduces the articles that constitute this issue.
Article
The construction Beste boek ooit (‘Best book ever!’) comes in different forms in Dutch. Variation is not only attested in the absence or presence of determiners and postmodifiers, but also in code choice: English, Dutch and hybrid (Beste boek ever!) variants occur. This article investigates differentiation between instances with ooit and instances with ever. To ensure sufficient signal, we adopt a bird's eye perspective, analyzing over 100,000 observations from a Twitter corpus from the Low Countries (period 2011–2016). Our results reveal that (1) the two constructional variants increase in frequency in the time period under study, (2) this increase is more pronounced for the ooit-variant; (3) the ever-variant undergoes specialization towards a pragmatically marked form. Overall, our account complements anglicism research (Andersen 2014) in four ways. First, we foreground constructional borrowing instead of single-word borrowing. Second, in working with Twitter data, we break with the tradition of print media corpora. Third, we explore NLP based methods for large datasets sampled from big data collections in a field of research that has mainly relied on manual coding of small-scale datasets. Finally, we illustrate how matter and pattern replication can go hand in hand in contact-induced change.
Article
Full-text available
The present article deals with the integration of English in informal written computer-mediated communication (CMC) by teenagers and young adults who are not native or first language speakers of English. Data from an extensive Flemish chat corpus are compared to South African, Kenyan, Nigerian, Ghanaian and Sierra Leonean chat and texting data. While the general (socio) linguistic context of the respective speech communities varies considerably, the younger generations appear to share an orientation towards global CMC English. Moreover they apply similar strategies when integrating English in their online discourse and demonstrate both cosmopolitan and local chat linguistic dexterity. The approach of the present study is mainly qualitative. It focuses on spelling adaptations and on the presence of universal' English chatspeak features. While the parallelisms between the Flemish and African data are most significant, the discrepancies point to the potential impact of factors related to the local context and the CMC medium.
Book
Full-text available
Today, young people write in their leisure time far more than they did 15 years ago. Most often they use the new media to do their writing. This book explores whether the frequent writing of short messages and e-mails and participation in chats and social networks like Facebook have an influence on writing in school. Are there any similarities and relationships between the texts written in school and the private texts? For the first time, based on comprehensive data from Swiss students, this book provides empirical answers to these questions.
Article
Written chatspeak is said to be marked by two basic principles: (1) write like you speak and (2) write as fast as possible. As for Flemish chat language, the first principle seems to result in a multilayered mixed code, in which dialectical, substandard Flemish and standard Dutch features interact in an eclectic way. In addition, most of the chatters insert English words in their chat discourse as well. This intensive code mixing is assumed to be – at least to a considerable extent – a reflection of the daily speech of these Flemish chatters. But what about the validity of this assumption? Can chatspeak function as an alternative dataset for the study of (spoken) language variation and change and thus as a research tool for e.g. the study of Flemish teenage talk and the representation of non-standard speech in spoken interaction? The dependent variables for the present test case are two substandard Flemish (or ‘tussentaal’) features that urge the chatters to violate the second principle, since their use implies an extension of the utterance. The central question is whether the second principle prevents the use of these substandard forms in Flemish chatspeak. In other words, do the analyses undermine the validity of using written chat corpora as a graduator for speech variation? We finish with a small excursion on the use of English by the Flemish chatters: can we separate English insertions that are triggered by the chat medium from English insertions that are not?
Article
This paper aims at determining the relationship between writing in chats and features from different writing systems. Although net users do not realise it, they recreate features mainly from morphographic systems and consonantal scripts and, consequently, they seem to be searching for a more economical way of conveying meaning through writing. When carrying out a corpus-based study, involving 90 minutes of real-time conversations in a Portuguese chat programme, we observed tendencies concerning spelling changes: the syllable onset is usually preserved, which resembles consonantal scripts; the number of syllables is frequently maintained, in common with syllabaries; the use of emoticons reminds us of morphographic systems, and spelling words as they are heard imitates phonemically transparent orthographies. This paper aims to reflect on the phenomenon that net users unconsciously recreate features which make spelling more efficient. Tracing the deviations occuring in chats may be seen as a way of accessing the speakers’ intuitive knowledge. Keywords: chat; writing system; spelling; deviation; syllable; corpus study; Portuguese