ArticlePDF Available

'Bèr', een iconische Maastrichtse mosasauriër -van opgraving tot eye-catcher in de nieuwe Mosasaurus Experience

Authors:
  • Natuurhistorisch Museum Maastricht

Abstract and Figures

The Sint-Pietersberg area, south of Maastricht (province of Limburg, the Netherlands), is the birthplace of mosasaurs; marine squamate lizards of latest Cretaceous age. Two partial skulls, recovered from subterranean galleries at Sint-Pieters-berg in 1764 and 1778, respectively, made scientists reflect on the possibility that organisms could actually go extinct and, in doing so, paved the way for Charles Darwin's theory of evolution (1859). Interest in these magnificent animals has never abated since, across the globe. Here, one of the partial skeletons collected during recent decades, is given centre stage-'Bèr', the holotype of a new species, Pro-gnathodon saturator. Its skull has been on display in its own 'mosaleum' on the inner square of the Natuurhistorisch Museum Maastricht for over 20 years but now, visitors get to stand eye to eye with a newly printed 3D reconstruction of its entire skeleton in the exhibition 'Meet 'Bèr'-Mosasaur Experience. Samenvatting De Sint-Pietersberg en omgeving, ten zuiden van Maastricht, vormt de 'geboortegrond' van mosasauriërs, in zee levende hagedissen tijdens het Laat Krijt. Twee incomplete schedels, afkomstig uit de ondergrondse gangenstelsels in de Sint-Pietersberg en gevonden in respectievelijk 1764 en 1778, zetten geleerden aan het denken. Dat soorten in feite konden uitsterven was een nieuwe gedachte, die de deur wagenwijd openzette voor de evolutietheorie (1859) van Charles Darwin. Sinds die tijd hebben deze magnifieke dieren over aandacht niet te klagen gehad, en dat wereldwijd. Hier krijgt één van de skeletten die de afgelopen decennia zijn verzameld, alle aandacht-'Bèr', het type-exemplaar van een nieuwe soort, Prognathodon saturator. Zijn schedel ligt al meer dan 20 jaar te pronken in zijn eigen 'mosaleum' op de binnenplaats van het Natuurhistorisch Museum Maastricht maar sinds kort krijgen museumbezoekers binnen de kans om oog in oog te staan met een geprinte 3D reconstructie van zijn hele skelet in de expositie 'Ontmoet 'Bèr'-Mosasaurus Experience. Introductie Hoewel mosasauriërs, of kortweg mosa's, natuurlijk tot de slachtoffers van de globale milieuramp die wordt gemarkeerd door de Krijt-Paleogeengrens (K/Pg) behoorden en om die reden dus eigenlijk niet thuishoren in dit blad, maken we hier een uitzondering. De voornaamste reden daarvoor is dat deze dieren uitermate belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van de (Nederlandse) paleontologie; bovendien spreken ze enorm tot de verbeelding bij jong en oud. Voor een niet on-aanzienlijk deel heeft dat te maken met het feit dat ze zo sterk lijken op dinosauriërs, en door menigeen ook voor dino's worden versleten. Dat zijn het echter niet-mosa's worden nauw verwant geacht met slangen en varanen. Tel daarbij op dat resten van mosa's op alle continenten, inclusief Antarctica, gevonden kunnen worden, en je kunt met recht zeggen dat deze dieren tot de grootste evolutionaire succesformules van de laatste 25 miljoen jaar van het Dinotijdperk behoorden. Het onderzoek naar deze mariene reptielen, die in een geo-logische oogwenk een grote diversiteit aan vormen bereikten en af ten toe zelfs nog eens terugkeerden naar zoetwater, is springlevend, getuige de speciale congressen en workshops die elke drie jaar worden georganiseerd. Wereldwijd houden rond 75 specialisten, inclusief hun studenten, zich bezig met de studie van mosa's. Thema's als verwantschappen, zowel onderling als ten opzichte van andere reptielgroepen (Cald-well, 1999, 2012; Polcyn et al., 2022), evolutiepatronen (Pol-cyn et al., 2014), anatomie en fysiologie (Lingham-Soliar, 1991, 1995; Lindgren et al., 2011), tandwisseling (Caldwell, 2007), tandmorfologie en eetpatronen (Holwerda et al., 2013, 2023), schubbenkleed en kleur (Lindgren et al.
Content may be subject to copyright.
17AFZETTINGEN WTKG 46 (1), 2025
‘Bèr’, een iconische Maastrichtse mosasauriër – van opgraving
tot eye-catcher in de nieuwe Mosasaurus Experience
John W.M. Jagt 1 en Lars P.J. Barten 2
Abstract
The Sint-Pietersberg area, south of Maastricht (province of
Limburg, the Netherlands), is the birthplace of mosasaurs;
marine squamate lizards of latest Cretaceous age. Two partial
skulls, recovered from subterranean galleries at Sint-Pieters-
berg in 1764 and 1778, respectively, made scientists reect
on the possibility that organisms could actually go extinct
and, in doing so, paved the way for Charles Darwin’s theory
of evolution (1859). Interest in these magnicent animals
has never abated since, across the globe. Here, one of the
partial skeletons collected during recent decades, is given
centre stage
‘Bèr’, the holotype of a new species, Pro-
gnathodon saturator. Its skull has been on display in its own
‘mosaleum’ on the inner square of the Natuurhistorisch Mu-
seum Maastricht for over 20 years but now, visitors get to
stand eye to eye with a newly printed 3D reconstruction of
its entire skeleton in the exhibition ‘Meet ‘Bèr’
Mosasaur
Experience.
Samenvatting
De Sint-Pietersberg en omgeving, ten zuiden van Maastricht,
vormt de ‘geboortegrond’ van mosasauriërs, in zee levende
hagedissen tijdens het Laat Krijt. Twee incomplete schedels,
afkomstig uit de ondergrondse gangenstelsels in de Sint-
Pietersberg en gevonden in respectievelijk 1764 en 1778,
zetten geleerden aan het denken. Dat soorten in feite konden
uitsterven was een nieuwe gedachte, die de deur wagenwijd
openzette voor de evolutietheorie (1859) van Charles Darwin.
Sinds die tijd hebben deze magnieke dieren over aandacht
niet te klagen gehad, en dat wereldwijd. Hier krijgt één van
de skeletten die de afgelopen decennia zijn verzameld, alle
aandacht
‘Bèr’, het type-exemplaar van een nieuwe soort,
Prognathodon saturator. Zijn schedel ligt al meer dan 20 jaar
te pronken in zijn eigen ‘mosaleum’ op de binnenplaats van
het Natuurhistorisch Museum Maastricht maar sinds kort
krijgen museumbezoekers binnen de kans om oog in oog te
staan met een geprinte 3D reconstructie van zijn hele skelet
in de expositie ‘Ontmoet ‘Bèr’
Mosasaurus Experience.
Introductie
Hoewel mosasauriërs, of kortweg mosa’s, natuurlijk tot de
slachtoffers van de globale milieuramp die wordt gemarkeerd
door de Krijt-Paleogeengrens (K/Pg) behoorden en om die
reden dus eigenlijk niet thuishoren in dit blad, maken we hier
een uitzondering. De voornaamste reden daarvoor is dat deze
dieren uitermate belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling
van de (Nederlandse) paleontologie; bovendien spreken ze
enorm tot de verbeelding bij jong en oud. Voor een niet on-
aanzienlijk deel heeft dat te maken met het feit dat ze zo sterk
lijken op dinosauriërs, en door menigeen ook voor dino’s
worden versleten. Dat zijn het echter niet ‒ mosa’s worden
nauw verwant geacht met slangen en varanen. Tel daarbij op
dat resten van mosa’s op alle continenten, inclusief Antarctica,
gevonden kunnen worden, en je kunt met recht zeggen dat
deze dieren tot de grootste evolutionaire succesformules van
de laatste 25 miljoen jaar van het Dinotijdperk behoorden.
Het onderzoek naar deze mariene reptielen, die in een geo-
logische oogwenk een grote diversiteit aan vormen bereikten
en af ten toe zelfs nog eens terugkeerden naar zoetwater, is
springlevend, getuige de speciale congressen en workshops
die elke drie jaar worden georganiseerd. Wereldwijd houden
rond 75 specialisten, inclusief hun studenten, zich bezig met
de studie van mosa’s. Thema’s als verwantschappen, zowel
onderling als ten opzichte van andere reptielgroepen (Cald-
well, 1999, 2012; Polcyn et al., 2022), evolutiepatronen (Pol-
cyn et al., 2014), anatomie en fysiologie (Lingham-Soliar,
1991, 1995; Lindgren et al., 2011), tandwisseling (Caldwell,
2007), tandmorfologie en eetpatronen (Holwerda et al., 2013,
2023), schubbenkleed en kleur (Lindgren et al., 2009, 2010,
2013, 2014), paleohistologie (Street et al., 2021) en hun plek
in het ecosysteem (van Baal et al., 2013; Schulp et al., 2013;
Fig. 1. De vindplaatsen van de mosasauriërs ‘Bèr’ (augustus1998),
‘Kristine’ (augustus 2009), ‘Carlo’ (september 2012) en ‘Lars’ (april
2015), geprojecteerd op een deel van het Plan van Transformatie
van de voormalige ENCI groeve (Sint-Pietersberg, Maastricht).
18 AFZETTINGEN WTKG 46 (1), 2025
Giltaij et al., 2021) komen daarbij aan de orde, met steeds
verder geavanceerde technieken
De bakermat van het onderzoek aan mosa’s ligt echter in ons
eigen Maastricht. Daar is het allemaal begonnen, aan het eind
van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw. Na
de eerste (gedocumenteerde) vondsten uit 1764 en 1778
(Homburg, 2015) zijn er honderden vondsten bijgekomen,
maar door de bank genomen gaat het daarbij voornamelijk
om losse wervels, ribben, tanden en tandkronen (Jagt et al.,
1995; Kuypers et al., 1998). Samenhangende resten van in-
dividuen, al dan niet met schedel, zijn vele malen zeldzamer.
Hieronder volgt een kort historisch overzicht, en wordt daarna
ingezoomd op de vier individuen die tussen 1998 en 2015
verzameld zijn in de voormalige groeve van de ENCI-Hei-
delbergCement Group, en de koosnaampjes ‘Bèr’, ‘Kristine’,
‘Carlo’ en ‘Lars’ hebben gekregen (g. 1).
Aan de wieg van mosasauriërs
De eerste
gedocumenteerde
vondsten van incomplete sche-
dels
, gedaan door blokbrekers in de onderaardse gangenstel-
sels van de Sint-Pietersberg maakten veel los, niet alleen in
Maastricht en directe omgeving. Fossiele zee-egels, koralen,
kreeften en haaientanden vulden al menig rariteitenkabinet
in de stad (Jagt, 2021; Jagt et al., 2024a), maar dit was an-
dere koek. Los van de vraag hoe blokbrekers er überhaupt
in geslaagd zijn de schedels te bergen zonder dat daarbij
enig zaagspoor te zien is (Jagt et al., 2024b), kwam er toen-
tertijd een discussie op gang over wat deze resten nu eigen-
lijk voorstelden. Niet verwonderlijk dat daarbij krokodillen
en tandwalvissen centraal stonden want dat soort dieren was
al bekend en in museumcollecties ondergebracht. Maar wie
had er eind achttiende eeuw gehoord van enorme, aan het
leven in zee aangepaste hagedissen?
De juiste duiding kwam een aantal jaren later, nadat de schedel
die in oktober 1778 in de gangenstelsels was geborgen (Hom-
burg, 2015) en zich een tijd in het bezit van kanunnik Godding
bevond (Hovens, 2020), door Franse revolutionaire troepen
in 1794/1795 naar Parijs was vervoerd en daar in het Mu-
séum (national) d’Histoire naturelle terecht kwam (Rompen,
1995; Schulp et al., 2009; Pieters et al., 2011, 2019). De be-
faamde Fransman Georges Cuvier en de Nederlander Adri-
aan-Gilles Camper trokken samen de conclusie dat ‘Le grand
animal de Maestricht’, zoals het fossiel toentertijd werd aan-
geduid, een uitgestorven hagedis voorstelde. De uiteindelijke
Latijnse naam, Mosasaurus hoffmannii, danken we aan twee
Britten; Conybeare en Mantell. Zij introduceerden de genus-
en soortnaam in respectievelijk 1822 en 1829.
Na de geruchtmakende schedels van 1764 en 1778 zijn er ui-
teraard nog meer vondsten gedaan, ook van gearticuleerd ma-
teriaal, zowel in zuidelijk Limburg (omgeving Bemelen) als
op aangrenzend Belgisch gebied (Eben Emael, provincie Luik;
Cornelissen et al., 2012). Vanuit Brussel was met name Louis
Dollo, die toch het meest van doen had met mosasauriërs uit
het Bekken van Mons in zuidelijk België, heel bedreven in het
beschrijven van Mosasaurus hoffmannii en Plioplatecarpus
marshi (Dollo, 1882, 1890, 1892). In die tijd bekommerde
men zich amper of niet om de stratigrafische verspreiding van
deze soorten, terwijl die juist heel veel informatie kan prijsgeven
over migratiepatronen, competitie tussen soorten en verwant-
schappen van die soorten (Jagt, 2005). Van het Parijse type-
exemplaar weten we gelukkig precies uit welke laag dit werd
opgediept: direct onder de Kanne Horizon in het hoogste deel
van de Nekum Member (Formatie van Maastricht; P.J. Felder
& Jagt, 1998). De Nekum Member levert de voor blokbreken
beste kwaliteit ‘mergel’ (W.M. Felder & Bosch, 1998, 2000).
Fig. 2. De opgraving van ‘Bèr’ (voorjaar 1999) in de ENCI groeve; het blok in het midden herbergt de schedel (foto: NHMM).
19AFZETTINGEN WTKG 46 (1), 2025
Fig. 4. Hier alvast
een close-up van de
gereconstrueerde schedel van onze
eigen ‘
B
è
r
’. Nergens anders kom je zo dicht in
de buurt bij een gigantisch zeemonster dat je direct
in de ogen kunt kijken...
Fig. 3. Het kostte
nogal wat moeite om
het schedelblok van
B
è
r’ op transport
naar het museum
te krijgen.
Amateurs en mosasauriërs
Dat niet-professionele paleonto-
logen, oftewel citizen scientists,
een uiterst belangrijke rol spelen
in het mosasauriëronderzoek kan
niet vaak genoeg benadrukt worden
(Jagt, 2018). Dat geldt ook voor mosa
‘Bèr
. Een verzameltrip op zaterdag-
ochtend naar de ENCI groeve van leden
van de (toen nog) Nederlandse Geologi-
sche Vereniging, afdeling Limburg, vroeg
in augustus 1998, was amper een uur aan
de gang toen Rudi Dortangs een mosawervel
in de kalksteenwand zag zitten. Die vondst
maakte ontstellend veel los, ook al omdat de uit-
bater van de groeve in zwaar weer zat, onder druk
van de immer sterker wordende milieulobby en de
roep tot sluiting.
Die ochtend bleef het bij een paar wervels, weliswaar in ana-
tomisch verband; handmatig konden we gewoonweg niet
verder. De maandag erop zaten we bij de PR afdeling van
ENCI, waar we uit de doeken deden wat we al gevonden had-
den en wat we nog verwachtten te vinden, met hulp van graaf-
machines. Toen nog dachten we te maken te hebben met de
skeletresten van de meest voorkomende soort, Mosasaurus
hoffmannii. Dat vertelden we dus ook aan de PR chef, Paul
Pletzers, die zich daarop liet ontvallen,
Die naam is voor mij te moei-
lijk, die onthoud ik nooit
waarom noem je hem niet Bèr
Janssen? Bèr, afkorting
voor Hubert of Lambert, is
een gouden greep geble-
ken. De eerste vermel-
20 AFZETTINGEN WTKG 46 (1), 2025
Fig. 6. De schedel, een deel van de nek en een paar losse,
verspoelde staartwervels van het type-exemplaar van
Prognathodon saturator
.
De zwarte vlekken zijn
vuursteenconcreties
(foto: NHMM /
Stefan Graatsma).
ding, twee maanden na de ontdekking, van Rudi’s vondst op
internationaal vlak werd gedaan tijdens een meeting in Deva,
Roemenië (Jagt et al., 1998; zie ook Jagt et al., 2002).
Wat er daarna allemaal gebeurd is in de groeve (g. 2) is
opgetekend door Dortangs et al. (1999b) en Schulp et al.
(2000a). In die jaren noteerden we een voorbeeldige samen-
werking met leden van de geologische vereniging, maar ook
met studenten van de Vrije Universiteit Amsterdam, en zelfs
collega’s uit New Jersey en Roemenië staken de handen uit
de mouwen. Uiteindelijk werden meerdere grote blokken
kalksteen-met-vuursteen geborgen, onder andere met het
schouderblad (scapula/coracoid), met een deel van de wer-
velkolom met ribben en met de schedel. Juist het blok kalk-
steen met de schedel was in de voorgaande weken geduren-
de de opgraving een beetje oneerbiedig als picknicktafel ge-
bruikt, totdat iemand een tand zag uitsteken. Dat er in het
museum voorbereidingen moesten worden getroffen voor
het ontvangen van deze ‘grote buit’, spreekt voor zich. Het
blok met de schedel kon zelfs niet door de deur naar binnen
M in de
Grauwzusters-
kapel. Bezoe-
kers konden
de preparatie
van de overige
skeletonder-
delen van ‘Bèr’
op de voet
volgen; het
blok met de
schedel werd
op de binnen-
plaats van het
museum gezet
en daar verder
geprepareerd.
Fig. 5. Het Mosalab in de Grauwzusterskapel.
21AFZETTINGEN WTKG 46 (1), 2025
Fig. 7. Een artist’s impression (van wijlen Dan Varner) van wat er met het kadaver van ‘Bèr’ gebeurd zou kunnen zijn.
Fig. 8. Het speciale ‘
B
è
r’ bier,
gebrouwen door de Gulpener
Bierbrouwerijen.
en moest dus over het dak worden gehesen om op de bin-
nenplaats te kunnen belanden. De kapel van de Grauwzus-
ters, links van de ingang van het museum, werd omgeto-
verd tot heuse werkplaats
het ‘Mosalab’ (fig. 5). Daar kon-
den bezoekers de preparateurs letterlijk en guurlijk op de
vingers kijken en met hen in gesprek komen over wat ze aan
het doen waren en hoe belangrijke deze vondst wel was.
Omdat bij het bergen van het kalksteenblok met schouderblad
het een en ander was misgegaan, kreeg het schedelblok daar-
na ruim de aandacht. De grof geprepareerde contouren van
de schedel, een deel van de nek en een paar losse rug- en
staartwervels werden van een jute-/gipsverband voorzien.
Daarnaast kwam er een stalen kraag om het hele blok heen,
en werden open ruimtes met cement opgevuld. Als laatste
werden stalen balken, waaraan hijsogen werden bevestigd,
een goede anderhalve meter onder de laag met de botten ge-
last. Op die manier kon voorkomen worden dat het blok tij-
dens de hijsklus naar binnen zou stukbreken (fig. 3). We wa-
ren best wel trots op onszelf
tijdens aantal internationale
congressen hebben we daarna laten zien hoe we dit klusje
hadden geklaard
(Dortangs et al., 1999a; Schulp et al., 2000b,
2001).
Pas toen de preparatie was afgerond (Schulp & de Graaf,
2001; Schulp & Peeters, 2001; Schulp et al., 2001), en met
name het vierkantsbeen (quadratum) driedimensionaal was
vrijgelegd, kon begonnen worden met de vervolgstappen;
de determinatie en beschrijving van het skelet. Gaandeweg
de preparatie van de schedel door Hans Peeters, was ons al
opgevallen dat ‘Bèr’ zeker niet tot de soort Mosasaurus hoff-
mannii gerekend kon worden, maar iets anders voorstelde,
mogelijk nieuw. Met het quadratum in handen kregen we gelijk
uiteindelijk kon het stuk als nieuwe soort, Prognathodon
saturator, begin 2002 ten doop worden gehouden (Dortangs
et al., 2002; de Graaf et al., 2002). Het Latijnse zelfstandig
naamwoord saturator betekent zoveel als ‘hij die voldoe-
ning biedt’. Voldoening niet alleen voor de haaien die zich
tegoed hebben gedaan aan het kadaver van ‘Bèr’ (g. 7),
maar ook voor verzamelaar Rudi Dortangs (die daarna nog
als ridder in de Orde van Oranje Nassau de versierselen kreeg
opgespeld).
Een eigen bier en een eigen huis – Mosaleum
In de tussentijd hadden we ook nog eens flink feest gevierd:
de 150ste verjaardag van de introductie van het
Maastrichtien, als jongste tijdseenheid van het
Krijt (72.1-66.04 miljoen jaar; www.stratigra-
phy.org), met een reizende expositie die Po-
len, Roemenië, New Jersey en Oman aan-
deed. Aan de ontbijttafel in Oman ontstond
het lumineuze idee om een speciaal biertje,
‘Bèr bier’, te introduceren (g. 8). Dat vloog
de winkels uit
.
22 AFZETTINGEN WTKG 46 (1), 2025
Daarnaast gold: een spectaculaire vondst behoeft een ver-
gelijkbaar onderkomen. Dat werd gerealiseerd op de binnen-
plaats van het museum: het Mosaleum. Hier ligt de schedel
van ‘Bèr’ in volle glorie (g. 6). Het type-exemplaar van
de soort Prognathodon saturator is bij hoge uitzondering
buiten de museummuren uitgestald, simpelweg omdat het
te groot en te zwaar is. Naast de grondvitrine staat een aan-
tal kleinere vitrines opgesteld, met onderdelen van de benen
oogring (sclerotica ring), een aantal wervels en haaientanden
van de soorten die aan het kadaver hebben geknaagd en een
rib met een laesie. Die laatste toont aan dat ‘Bèr’ tijdens zijn
leven een aanvaring heeft gehad met een andere mosa, mo-
gelijk duidend op territoriaal gedrag of een gevecht om een
voortplantingspartner (Schulp et al., 2004).
Wat de stratigrasche verspreiding van Prognathodon sa-
turator betreft, kan het volgende worden opgemerkt.
In ons
gebied is de soort aangetoond van het hogere deel van de
Lanaye Member (vuursteenlaag 18, Formatie van Gulpen)
tot en
met de Nekum Member (Formatie van Maastricht).
Dat is ruwweg een tijdspanne van 900,000 jaar (Vellekoop
et al., 2022). Het jongst bekende stuk van deze soort is een
deel van de achterkant van de onderkaak (PMU
post-man-
dibular unit) in de collectie van Casimir Ubaghs (Koninklijk
Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen), die dit zelf
eind negentiende eeuw foutief als Mosasaurus hoffmannii
had gedetermineerd (Schulp, 2006; Schulp et al., 2013).
Museale presentaties
Als opmaat voor een grondige ‘herijking en vernieuwing’ van
het Natuurhistorisch Museum Maastricht de komende jaren,
werd de expo ‘Ontmoet Bèr’
Mosasaurus Experience, en
de eerste plannen daartoe, breed uitgemeten in de regionale
pers, aan beide zijden van de grens (Philppens, 2023;
Moors, 2024; Reumer, 2024; Vos, 2024). De Grauwzusters-
kapel, waar voorheen de tijdelijke exposities plaatsvonden,
moest een vast onderdeel worden van de tentoonstelling
en de link met het Mosaleum op de binnenplaats moest wor-
den versterkt. Besloten werd om geen resten van mosa’s
te laten zien, maar wel als eye-catcher een geprint 3D mo-
del van onze eigen Prognathodon saturator, op ware (ge-
reconstrueerde) grootte en centre stage en naar de bezoeker
toe zwemmend (fig. 4, en 9). Daaromheen zouden dan the-
ma’s als land-/zeeverdeling tijdens het Laat Krijt, de be-
nodigde gereedschappen van een paleontoloog, de werk-
wijze van onderzoekers (‘Hoe weten we dat’?) en de vind-
plaatsen van de diverse mosa’s op en in de Sint-Pietersberg
aan de orde komen (g. 12). Als kers op de taart: een be-
wegende animatie van ‘Bèr’ en zijn gewervelde en onge-
wervelde tijdgenoten in hun natuurlijke biotoop, op de achter-
en zijwand van de kapel geprojecteerd. Hierdoor waant de
bezoeker zich echt even in de subtropische Maastrichtse
Krijtzee van weleer; een unicum voor Nederland en daar-
buiten! Daarnaast vertellen onderzoekers Femke Holwerda,
Anne Schulp, Lars Barten, Dylan Bastiaans en Dirk Cor-
nelissen ons in woord en beeld (en in het Nederlands en
Engels) wat hun bijdragen aan het Maastrichtse mosasau-
riëronderzoek zijn geweest (g. 10). Bovendien kunnen
kinderen niet alleen een mooie speurtocht volgen, diverse
filmpjes kijken en zelf een mosa-skelet in elkaar puzzelen,
ze mogen ook afgietsels van echte botten en tanden in de
hand houden en bekijken. Dit maakt het verhaal dat wordt
Fig. 9. Blik op de nieuwe expo, met het 3D-skelet van onze eigen ‘Bèr’, gereconstrueerd op ware grootte, als eye-catcher midden in de kapel.
23AFZETTINGEN WTKG 46 (1), 2025
Fig. 10. De expo probeert een beeld te schetsen van hoe het opgraven van een
mosa in zijn werk gaat. Dat gebeurt op diverse manieren: van het tonen van de
benodigdheden van een paleontoloog in het veld en het lab, tot het zelf in elkaar
puzzelen van een mosa-skelet voor de jongere bezoekers.
Fig. 11 (Rechts). Laagdrempelig en interactief: onderzoekster Femke Holwerda
vertelt in een stripverhaal wat we te weten zijn gekomen over ‘Bèr’. Afgietsels van
de fossielen waar ze het over heeft kunnen door bezoekers zelf worden bekeken
en vastgehouden.
Fig. 12 (Onder). Met strak vormgegeven infographics en korte audioverhalen komt
de bezoeker van de Mosasaurus Experience op een vernieuwende manier alles
te weten over de Maastrichtse mosa’s.
24 AFZETTINGEN WTKG 46 (1), 2025
verteld met de nieuwe Mosasaurus Experience extra tastbaar,
zowel voor jong als oud.
Helaas is ook het skelet van ‘Bèr’ niet compleet bewaard ge-
bleven. Dat geldt voor alle mosas in het Maastrichtse en heeft
te maken met het feit dat de zee hier behoorlijk warm en on-
diep was. Als een mosa dan dood ging (door ouderdom, ziekte
of na een aanval van een andere predator) en naar de zeebo-
dem zakte, lagen er duizenden kilo’s vlees te wachten op re-
cycling. Haaien van diverse groottes en met wijd uiteenlo-
pende tandtypes deden zich dan ook maar wat graag te goed
aan het kadaver. Eerst werden de ippers en de buikholte
verslonden, daarna volgden andere onderdelen van het ka-
daver (zie ook g. 7). Hierdoor zijn vele botten verdwenen
en zijn kadavers en afgekloven skeletten verstoord. Maar:
niet getreurd. Van elders, en met name Angola en Noord-
Amerika, zijn andere soorten Prognathodon bekend, en dan
vaak als zo goed als complete skeletten (Schulp et al., 2008).
Alle skeletelementen die bij ‘Bèr’ ontbraken, zijn op deze
manier gereconstrueerd (Schulp et al., 2024). Dat was een
minutieuze klus waaraan veel teken- en meetwerk bij Naturalis
Biodiversity Center aan ten grondslag lag. Het hele project
werd (mede) genancierd door het Mondriaanfonds.
De andere mosa’s
De incomplete schedels uit 1764 en 1778 behoren beide tot
de soort Mosasaurus hoffmanni. Hiertoe kan ook ‘Lars’ wor-
den gerekend: een nog niet volgroeid individu dat in april
2015 door Lars en Jos Barten werd ontdekt in de Emael
Member (Formatie van Maastricht; Jagt et al., 2015a en b,
2016; Barten et al., 2023a). Dit skelet kan ons een hoop le-
ren over de groei (ontogenie) van de soort en de tandwis-
seling, en bovendien is er mogelijk maaginhoud gevonden
bij dit skelet. Losse onderdelen van het pantser, randplaatjes
en wervels van een kleine schildpad en zelfs twee kootjes
van een dinosauriër (of vogel) werden tot nog toe herkend
(Barten et al., 2024; Field et al., 2024). Omdat het skelet
van ‘Lars’ heel dicht in de buurt van een orgel- of aardpijp
werd gevonden, zijn er ook veel jongere fossielen, zelfs van
pleistocene ouderdom, aangetroffen (Barten et al., 2023b).
‘Lars’ ligt er nu ‘à la Lenin’ bij in het Natuurhistorisch Mu-
seum Maastricht. Op een later moment zullen alle onderde-
len van dit skelet worden opgemeten en beschreven, en zal
er ook worden gekeken naar de erosie van het tandglazuur
(zie Holwerda et al., 2023) om dit te kunnen koppelen aan
de maaginhoud. Alle nu beschikbare data wijzen er op dat
Mosasaurus hoffmannii in ons gebied voorkwam van ten
minste de basis van de Lanaye Member (Formatie van Gulpen)
tot en met het hoogste deel van de Meerssen Member (For-
matie van Maastricht; (Cornelissen et al., 2012; Jagt et al.,
2008, 2013), en dat is een range van bijna 1,1 miljoen jaar
(Vellekoop et al., 2022). Uit eerder onderzoek weten we dat
Mosasaurus hoffmannii een uitermate succesvolle soort was
die voorkwam in Noord-Amerika, Noord-Afrika, Europa
(inclusief Europees Rusland) en Turkije (Lingham-Soliar,
1995; Mulder, 1999; Street & Caldwell, 2017).
Hoewel eerdere onderzoekers dit ook al in de smiezen hadden,
heeft Louis Dollo pas in 1882 een kleinere, slankere soort
ofcieel als Plioplatecarpus marshi bestempeld (zie Ling-
ham-Soliar, 1994). Tot die soort behoort ook ‘Kristine’, ge-
vonden in augustus 2009 in de Emael Member (Formatie
van Maastricht) door Kristine Mariën, en bestaande uit on-
derdelen van de schedel, een paar tanden en wat ribben. Het
lijkt erop dat Plioplatecarpus zich op een heel andere ma-
nier, door Lingham-Soliar (1992) ‘subaqueous ight’, of-
tewel onderwater vlucht, betiteld, voortbewoog (zie ook
Lingham-Soliar, 1999a). Net als Mosasaurus hoffmannii reik-
te Plioplatecarpus marshi van de Lanaye Member tot en
met het hogere deel van de Meerssen Member; een tijdsbestek
van meer dan een miljoen jaar.
‘Carlo’, gevonden in september 2012 in het hoogste deel
van de Lixhe 3 Member (Formatie van Gulpen), is een geval
apart. Hij heeft een inke beet van een andere mosa in zijn
snuit gehad waardoor hij de voorste tanden van de premaxil-
la moest missen en daardoor littekenweefsel op de voor-
zijde van de schedel vertoont (Bastiaans et al., 2020). Op
dit moment worden alle geprepareerde botten nogmaals door
een CT scanner gehaald, om te bepalen tot welke soort (al
dan niet nieuw) ‘Carlo’ behoort (Bastiaans et al., 2024). Dat
scanwerk is eveneens van wezenlijk belang voor de conser-
vering van het skelet van ‘Carlo’, omdat er zowel in de botten
als in de omringende kalksteen jn verdeelde pyriet, of
zwavelijzer, is aangetroffen. Dat heeft de onhebbelijke ge-
woonte uit elkaar te vallen na blootstelling aan lucht en zorgt
voor een rotte eierenlucht en een zweem van gips op de bot-
ten. Dat laatste was tijdens de speciale expo, CSI Mosasau-
rus, goed waar te nemen (Schulp et al., 2012).
De relatief kleine Carinodens belgicus, de ‘knobbeltand’
mosa, had een vergelijkbare range, gebaseerd op geïsoleerde
tandkronen en twee, incomplete kaakjes (Lingham-Soliar,
1999b; Schulp, 2005; Schulp et al., 2005; Mulder et al.,
2013). Buiten dat is er van deze soort bitter weinig bekend,
en dat is heel vreemd als we bedenken dat er meer dan vol-
doende prooidieren (o.a. bivalven en andere schaaldieren)
voor deze soort aanwezig waren in de ondiepe Maastrichtse
Krijtzee. Een afdoende verklaring hiervoor hebben we mo-
menteel nog niet.
Ook geïsoleerde tandkronen dragen bij aan een beter idee
van de verspreiding van de diverse soorten, en hun strati-
grasche reikwijdtes (Mulder et al., 1998; Jagt, 2005; L.P.J
Barten et al., in voorbereiding). Te noemen in dat verband
zijn Hainosaurus sp., Prognathodon cf. solvayi (zie Ling-
ham-Soliar & Nolf, 1990) en Plioplatecarpus cf. houzeaui.
Ook de uitermate schaarse skeletonderdelen en enkele tand-
kronen van mosa’s uit de Zeven Wegen en Vijlen members
(Formatie van Gulpen) wachten nog op een gedegen onder-
zoek.
Tot slot: de diverse elementen van het geraamte, en dan met
name wervels, ribben en delen van de ippers en schouder-
25AFZETTINGEN WTKG 46 (1), 2025
gordel, kunnen nog op een andere manier data voor een in-
terpretatie van het toenmalige biotoop leveren. Wat te den-
ken van sporen- of ichnofossielen, zoals raspsporen van de
radula van slakken en het kauwapparaat van regulaire zee-
egels, krassen als resultaat van beten van aaseters en opgroei
van epifauna (kokerwormen, schelpen, bryozoën en fora-
miniferen)? Dat alles getuigt natuurlijk van interactie na de
dood van de mosa’s. In vivo interactie is eveneens aantoon-
baar
denk aan laesies, ontstekingen (als resultaat van een
beet) en zelfs tumoren. Hoewel zeldzaam zijn ze al beschre-
ven voor Limburgse mosasauriërs (Mulder, 2001; Schulp
et al., 2006; Bastiaans et al., 2020; Barten et al., 2023a; zie
ook Lingham-Soliar, 2004).
Terugvordering
Hoewel het niets heeft uit te staan met ‘Bèr’, wilden we dit
tot slot toch nog even aanstippen: het verzoek van de Maas-
trichtse gemeenteraad om het type-exemplaar van Mosasau-
rus hoffmannii uit Parijs te repatriëren. Dit heeft ook het
journaal en de landelijke pers gehaald (Reumer, 2024). Op
dit moment is het stil; zodra er nieuws is, komen we hierop
terug.
Dankwoord
We danken met name de vele verzamelaars, collega’s van
het Natuurhistorisch Museum Maastricht, Maastricht Uni-
versity (Maastricht Science Programme), Naturalis Biodi-
versity Center (Leiden), Studio Louter, Buro Loof, Studio
Scheffers, Inside Out Animals, Shosho Amsterdam, Bas de
Wolf en Guy Houben, Clabbers Interieur, Mediaservice, Edison
Lighting en het Mondriaanfonds voor de voorbeeldige sa-
menwerking in dit project.
Literatuur
Baal, R.R. van, R. Janssen, H.J.L. van der Lubbe, A.S. Schulp,
J.W.M. Jagt & H.B. Vonhof, 2013. Oxygen and carbon
stable isotope records of marine vertebrates from the
type Maastrichtian, the Netherlands and northeast
Belgium (Late Cretaceous). – Palaeogeography, Palaeo-
climatology, Palaeoecology 392: 71-78.
Barten, L.P.J., Jagt, J.W.M., Barten, J.H.M. & Nieuwenhuis,
E.A.P.M., 2023a ‘Lars’, de nieuwste mosasauriër uit
Maastricht. Deel 4: Onderzoek en conclusies. – Gea 56
(2): 18-25.
Barten, L.P.J., Mol, D. & Jagt, J.W.M., 2023b. ‘Flintstones,
meet the Flintstones ...’. Wolharige mammoeten en
mosasauriërs zij-aan-zij in de Sint-Pietersberg, Maastricht.
Afzettingen van de Werkgroep voor Tertiaire en
Kwartaire Geologie 44 (4): 123-128.
Barten, L.P.J., J.W.M. Jagt & E.W.A. Mulder, 2024. Gut
contents of a subadult individual of Mosasaurus hoffman-
nii Mantell, 1829 from the Maastrichtian type area (the
Netherlands) hint at the species’ dietary preferences. In:
Jagt, J.W.M., E.A. Jagt-Yazykova, A. del Prado-Rebor-
dinos & E. Teschner (red.).Maastrichtian 175 years. The
175th Anniversary of the Maastrichtian – a Celebratory
Meeting, Maastricht, September 8-11, 2024/Mosasaur
Meeting. 7th Triennial Mosasaur Meeting – A global
perspective on Mesozoic marine amniotes, Maastricht,
September 12-15, 2024. Abstract volume and pro-
gramme: 23-26. Maastricht (Natuurhistorisch Museum
Maastricht/Maastricht University/Centre Céramique).
Bastiaans, D., J.J.F. Kroll, D. Cornelissen, J.W.M. Jagt, L.
Barten, F. Kerren, J. Knops, E. Nieuwenhuis, J. Philippens,
L. Meijer, P. Kisters & A.S. Schulp, 2024. Mosasaur
‘Carlo’, an unusual globidensine mosasaur from the
upper Maastrichtian Gulpen Formation of the Maastrich-
tian type area (southeast Netherlands, northeast Bel-
gium) – an update. In: Jagt, J.W.M., E.A. Jagt-Yazyko-
va, A. del Prado-Rebordinos & E. Teschner (red.).
Maastrichtian 175 years. The 175th Anniversary of the
Maastrichtian a Celebratory Meeting, Maastricht,
September 8-11, 2024/Mosasaur Meeting. 7th Triennial
Mosasaur Meeting – A global perspective on Mesozoic
marine amniotes, Maastricht, September 12-15, 2024.
Abstract volume and programme: 27-30. Maastricht
(Natuurhistorisch Museum Maastricht/Maastricht
University/Centre Céramique).
Bastiaans
, D., J.J.F. Kroll, D. Cornelissen, J.W.M. Jagt & A.S.
Schulp, 2020.
Cranial palaeopathologies
in a Late Creta-
ceous mosasaur from the Netherlands.
Cretaceous Research
112: 104425. doi.org/10.1016/j.cretres.2020.104425
Caldwell, M.W., 1999. Squamate phylogeny and the rela-
tionships of snakes and mosasauroids. Zoological
Journal of the Linnean Society London 125: 115-147.
Caldwell, M.W., 2007. Ontogeny, anatomy and attachment
of the dentition in mosasaurs (Mosasauridae: Squamata).
Zoological Journal of the Linnean Society 149: 687-700.
Caldwell, M.W., 2012. A challenge to categories: “What,
if anything, is a mosasaur?”. – Bulletin de la Société
géologique de France 183 (1): 7-34.
Cornelissen, D., L. Verding, A.S. Schulp & J.W.M. Jagt, 2012.
The mosasaurs (Squamata, Mosasauridae) of the Garcet
Collection. Bulletin de la Sociégéologique de France
183 (1): 67-71.
Dollo, L., 1882. Note sur l’ostéologie des Mosasauridæ [sic].
Bulletin du Musée royal d’Histoire naturelle de
Belgique 1: 55-80 [1-20], pl. 4-6.
Dollo, L., 1890. Première note sur les mosasauriens de
Maestricht. – Bulletin de la Société belge de Géologie,
de Paléontologie et d’Hydrologie 4: 151-169, pl. 8.
Dollo, L., 1892. Nouvelle note sur l’ostéologie des mosa-
sauriens. – Bulletin de la Société belge de Géologie, de
Paléontologie et d’Hydrologie 6: 219-259, pl. 3, 4.
Dortangs, R.W., J.W.M. Jagt, E.W.A. Mulder & A.S. Schulp,
1999a. Excavation of a late Maastrichtian mosasaur
skeleton at the ENCI-Maastricht BV quarry (Maastricht,
southeast Netherlands). In: Canudo, J.I. & G. Cuenca-
Bescós (red.). IV European Workshop on Vertebrate
Palaeontology, Albarracín (Teruel, Spain), Junio de 1999,
Programme and Abstracts, Field guide: 44.
Dortangs, R.W., J.W.M. Jagt, H.H.G. Peeters, A.S. Schulp,
D. Braun, M.J.M. Deckers, W.M. Felder, J. Severijns
& L. Verding, 1999b. Hoe vind je een mosasaurier, en
26 AFZETTINGEN WTKG 46 (1), 2025
hoe krijg je hem mee ? Deel 1 - Het voorbereidende werk.
– Natuurhistorisch Maandblad 88 (3): 55-58.
Dortangs, R.W., A.S. Schulp, E.W.A. Mulder, J.W.M. Jagt,
H.H.G. Peeters & D.T. de Graaf, 2002. A large new
mosasaur from the Upper Cretaceous of The Netherlands.
–Netherlands Journal of Geosciences 81 (1): 1-8.
Felder, P.J. & J.W.M. Jagt, 1998. De stratigrafie van het type
exemplaar van Mosasaurus hoffmanni Mantell, 1829, 'het
grote dier van Maastricht', bepaald.Publicaties van het
Natuurhistorisch Genootschap in Limburg 41 (1): 48-51.
Felder, W.M. & P.W. Bosch. 1998. Geologie van de St.
Pietersberg Maastricht. Grondboor & Hamer 52
(Limburgnummer 9A: Geologie van de St. Pietersberg):
53-63.
Felder, W.M. & P.W. Bosch. 2000. Geologie van Nederland,
deel 5. Krijt van Zuid-Limburg, 192 p. NITG TNO, Delft/
Utrecht.
Field, D.J., J. Benito, S. Werning, A. Chen, P.-C. Kuo, A.
Crane, K.E. Widrig, D.T. Ksepka & J.W.M. Jagt. 2024.
Remarkable insights into modern bird origins from the
Maastrichtian type area (north-east Belgium, south-east
Netherlands). In: Jagt, J.W.M., R.H.B. Fraaije, E.A. Jagt-
Yazykova & J. Vellekoop (red.). Aspects of Maastrichtian
(Late Cretaceous) palaeontology and stratigraphy.
Netherlands Journal of Geosciences 103: e15. doi.org/
10.1017/njg.2024.11
Giltaij, T.J., J.H.J.L. van der Lubbe, B.E.K. Lindow, A.S.
Schulp & J.W.M., 2021. Carbon isotope trends in north-
west European mosasaurs (Squamata; Late Cretaceous).
– Bulletin of the Geological Society of Denmark 69: 59-
70. doi.org/10.37570/bgsd-2021-69-04
Graaf, D.Th. de, A.S. Schulp & J.W.M. Jagt, 2002. De nieuwe
mosasaurusvondst. Deel VI (slot): Bèr krijgt een naam.
– Natuurhistorisch Maandblad 91 (5): 93-95.
Handor, D, J. Hennekam, J.W.M. Jagt & E.W.A. Mulder, 2024.
The De Heer Collection of dissociated mosasaur vertebrae
and carapace peripherals of cheloniid turtles. In: Jagt,
J.W.M., E.A. Jagt-Yazykova, A. del Prado-Rebordinos
& E. Teschner (red.). Maastrichtian 175 years. The 175th
Anniversary of the Maastrichtian a Celebratory Meeting,
Maastricht, September 8-11, 2024/Mosasaur Meeting.
7th Triennial Mosasaur Meeting – A global perspective
on Mesozoic marine amniotes, Maastricht, September
12-15, 2024. Abstract volume and programme: 56-58.
Maastricht (Natuurhistorisch Museum Maastricht/Maas-
tricht University/Centre Céramique).
Holwerda, F.M., B.L. Beatty & A.S. Schulp, 2013. Dental
macro- and microwear in Carinodens belgicus, a small
mosasaur from the type Maastrichtian. Netherlands
Journal of Geosciences 92: 267-274.
Holwerda, F.M., J. Bestwick, M.A. Purnell, J.W.M. Jagt &
A.S. Schulp, 2023. Three-dimensional dental microwear
in type-Maastrichtian mosasaur teeth (Reptilia, Squa-
mata). – Scientic Reports 13: 18720. doi.org/10.1038/
s41598-023-42369-7
Homburg, E., 2015. Wetenschapsbeoefening, 1750-1950. In:
Tummers, P., L. Berkvens, A.-J. Bijsterveld, A. Knotter,
L. Wessels, F. Hermans & E. van Royen (red.). Limburg.
Een geschiedenis vanaf 1800: 355-394. Maastricht
(Koninklijk Limburgs Geschied- en Oudheidkundig
Genootschap LGOG).
Hovens, F., 2020. Mosasaurus-mirabilia van kanunnik
Joannes Theodorus Godding (1721-1797). – De Maas-
gouw 139 (3): 88-97.
Jagt, J.W.M., 2005. Stratigraphic ranges of mosasaurs in
Belgium and the Netherlands (Late Cretaceous) and
cephalopod-based correlations with North America. In:
Schulp, A.S. & J.W.M. Jagt (red.). Proceedings of the
First Mosasaur Meeting. Netherlands Journal of
Geosciences 84 (3): 283-301.
Jagt, J.W.M., 2018. Mosasauriërs en amateurpaleontologen
– een ideale combinatie. – Gea 51 (3): 73-75.
Jagt, J.W.M., 2021. Paleontologie in Limburg: van de 18de-
eeuwse kiem tot de dag van vandaag. – Grondboor &
Hamer 75 (1): 8-18.
Jagt, J.W.M., M. Baars, J. Barten, L. Barten, D. Bastiaans,
D. Cornelissen, M. Deckers, R. Dortangs, M. van Es,
D. Eysermans, A. Hellemond, P. Kisters, E. Nieuwenhuis,
S. Renkens, J. Severijns, J. Stroucken & J. Van Woensel,
2016. ‘Lars’, de nieuwste mosasauriër uit Maastricht.
Deel 3: Prepareren en conserveren in het nieuwe Science-
lab. – Gea 49 (1): 1-5.
Jagt, J.W.M., J.H.M. Barten & L.P.J. Barten, 2015a. ‘Lars’,
de nieuwste mosasauriër uit Maastricht. Deel 1: Stand
van zaken. – Gea 48 (2): 15-18.
Jagt, J.W.M., J.H.M. Barten & L.P.J. Barten, 2015b. ‘Lars’,
de nieuwste mosasauriër uit Maastricht. Deel 2: Voort-
gang en berging. – Gea 48 (3): 63-69.
Jagt, J.W.M., L.P.A.M. Claessens, R.H.B. Fraaije, E.A. Jagt-
Yazykova, E.W.A. Mulder, A.S. Schulp & J.J.W. Wallaard.
2024a. The Maastrichtian type area (Netherlands-Bel-
gium): a synthesis of 250+ years of collecting and
ongoing progress in Upper Cretaceous stratigraphy and
palaeontology.
In: Clary, R.M., E.J. Pyle & W.M. An-
drews (red.). Geology’s signicant sites and their con-
tributions to geoheritage. Geological Society (Lon-
don), Special Publication, 543: 281-294. doi.org/10.1144/
SP543-2022-232
Jagt, J.W.M., D. Cornelissen, E.W.A. Mulder, A.S. Schulp,
J. Severijns & L. Verding, 2008. The youngest in situ
record to date of Mosasaurus hoffmanni (Squamata,
Mosasauridae) from the Maastrichtian type area, the
Netherlands. In: Everhart, M.J. (red.). Proceedings of
the Second Mosasaur Meeting. Fort Hays Studies,
Special Issue 3: 73-80.
J
agt, J.W.M., M.J.M. Deckers, M. De Leebeeck, S.K. Dono-
van
& E. Nieuwenhuis, 2020. Episkeletozoans and
bioerosional ichnotaxa on isolated bones of Late Creta-
ceous mosasaurs and cheloniid turtles from the
Maastricht area, the Netherlands. Geologos 26 (1): 39-49.
doi.org/10.2478/logos-2020-0003
Jagt, J.W.M., R.W. Dortangs, E.W.A. Mulder & L.P.J.
Barten, 2024b. How on earth did they do it? Recovery
of the rst mosasaurs in the Maastrichtian type area in
27AFZETTINGEN WTKG 46 (1), 2025
the latter half of the eighteenth century. In: Jagt, J.W.M.,
E.A. Jagt-Yazykova, A. del Prado-Rebordinos & E.
Teschner (red.). Maastrichtian 175 years. The 175th
Anniversary of the Maastrichtian a Celebratory Meeting,
Maastricht, September 8-11, 2024/Mosasaur Meeting.
7th Triennial Mosasaur Meeting A global perspective
on Mesozoic marine amniotes, Maastricht, September
12-15, 2024. Abstract volume and programme: 80-82.
Maastricht (Natuurhistorisch Museum Maastricht/Maas-
tricht University/Centre Céramique).
Jagt, J.W.M., R.W. Dortangs, H.H.G. Peeters & L. Verding,
1998. Recent additions to the Late Maastrichtian mosasaur
faunas of Liège-Limburg (The Netherlands, Belgium).
In: Muzeul Civilizaţiei Dacice şi Romane, Deva. Mesozoic
Vertebrate Faunas of central Europe, Symposium, 15th-
17th October 1998: 1 p.
Jagt, J.W.M., M.M.M. Kuypers & H.H.G. Peeters, 1995.
Mosasauriers in het Natuurhistorisch Museum Maastricht
opnieuw onder de loep genomen. Natuurhistorisch
Maandblad 84 (2): 47-59.
Jagt, J.W.M., E.W.A. Mulder, R.W. Dortangs, M.M.M.
Kuypers, H.H.G. Peeters & L. Verding, 2002. Recent
additions to the late Maastrichtian mosasaur faunas of
Liège-Limburg (the Netherlands, Belgium). – Sargeţia
[Acta Musei Devensis, Series Scientia Naturae] 19: 13-26.
Jagt, J.W.M., E.W.A. Mulder & A.S. Schulp, 2013. The
Maastrichtian type area in the southeast Netherlands and
northeast Belgium – a latest Cretaceous ‘mosasaur park’.
In: Jagt-Yazykova, E., J.W.M. Jagt, A. Bodzioch & D.
Konietzko-Meier (red.). Krasiejów – inspiracje paleonto-
logiczne. Monograa na podstawie konferencji nauko-
wej: Stowarzyszenie “DINOPARK” podsumowanie
działalności naukowo-edukacyjnej w latach 2003-2012:
79-96. Bytom (Zakład Poligraficzno-WydawniczyPlik″).
Kuypers, M.M.M., J.W.M. Jagt, H.H.G. Peeters, D.Th. de
Graaf (met medewerking van R.W. Dortangs, M.J.M.
Deckers, D. Eysermans, M.J. Janssen & L. Arpot), 1998.
Laat-kretaceische mosasauriers uit Luik-Limburg.
Nieuwe vondsten leiden tot nieuwe inzichten.Publicaties
van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg 41
(1): 5-47, 9 pl.
Lindgren, J., C. Alwmark, M.W. Caldwell & A.R. Fiorillo,
2009. Skin of the Cretaceous mosasaur Plotosaurus:
implications for aquatic adaptations in giant marine
reptiles.Biology Letters 5: 528-531. doi.org/10.1098/
rsbl.2009.0097
Lindgren, J., M.W. Caldwell, T. Konishi & L.M. Chiappe,
2010. Convergent evolution in aquatic tetrapods: insights
from an exceptional fossil mosasaur. – PLoS ONE 5 (8):
1-10. doi.org/10.1371/journa.pone.0011998
Lindgren, J., H.F. Kaddumi & M.J. Polcyn, 2013. Soft tissue
preservation in a fossil marine lizard with a bilobed tail
fin. – Nature Communications 2423: 1-8. doi.org/10.1038/
ncomms3423
Lindgren, J., M.J. Polcyn & B.A. Young, 2011. Landlubbers
to leviathans: evolution of swimming in mosasaurine
mosasaurs. – Paleobiology 37: 445-469.
Lindgren, J., P. Sjövall, R.M. Carney, P. Uvdal, J.A. Gren,
G. Dyke, B.P. Schultz, M.D. Shawkey, K.R. Barnes &
M.J. Polcyn, 2014. Skin pigmentation provides evidence
of convergent melanism in extinct marine reptiles.
Nature 506: 484-488. doi.org/10.1038/nature12899
Lingham-Soliar, T., 1991. Locomotion in mosasaurs.
Modern Geology 16: 229-248.
Lingham-Soliar, T., 1992. A new mode of locomotion in
mosasaurs – subaqueous flight in Plioplatecarpus marshi.
– Journal of Vertebrate Paleontology 12: 405-421.
Lingham-Soliar, T., 1994. The mosasaur Plioplatecarpus
(Reptilia, Mosasauridae) from the Upper Cretaceous of
Europe. – Bulletin de l’Institut royal des Sciences naturelles
de Belgique, Sciences de la Terre 64: 177-211, pl. 1-8.
Lingham-Soliar, T., 1995. Anatomy and functional morpho-
logy of the largest marine reptile known, Mosasaurus
hoffmanni (Mosasauridae, Reptilia) from the Upper
Cretaceous, Upper Maastrichtian of The Netherlands.
Philosophical Transactions of the Royal Society of
London B347: 155-180.
Lingham-Soliar, T., 1999a. A reappraisal of subaqueous flight
in mosasaurs. Neues Jahrbuch für Geologie und
Paläontologie Abhandlungen 213 (2): 145-167.
Lingham-Soliar, T., 1999b. The durophagous mosasaurs
(Lepidosauromorpha, Squamata) Globidens and Carino-
dens from the Upper Cretaceous of Belgium and The
Netherlands. – Paleontological Journal 33 (6): 638-647.
Lingham-Soliar, T., 2004. Palaeopathology and injury in the
extinct mosasaurs (Lepidosauromorpha, Squamata) and
implications for modern reptiles.Lethaia 37: 255-262.
Lingham-Soliar, T. & D. Nolf, 1990. The mosasaur Prognath-
odon (Reptilia, Mosasauridae) from the Upper Creta-
ceous of Belgium. Bulletin de l’Institut royal des
Sciences naturelles de Belgique, Sciences de la Terre 59
(voor 1989): 137-190, pl. 1-7.
Moors, K., 2024. Eerste volledig mosasaurus-skelet ter wereld
hangt in Maastricht. – Het Belang van Limburg, 18/19
augustus 2024: 12.
Mulder, E.W.A., 1999. Transatlantic latest Cretaceous
mosasaurs (Reptilia, Lacertilia) from the Maastrichtian
type area and New Jersey. In: Jagt, J.W.M., P.H. Lam-
bers, E.W.A. Mulder & A.S. Schulp (red.). Proceedings
of the Third European Workshop on Vertebrate Paleon-
tology (Maastricht, May 6-9, 1998). Geologie en
Mijnbouw 78 (3-4): 281-300.
Mulder, E.W.A., 2001. Co-ossified vertebrae of mosasaurs and
cetaceans: implications for the mode of locomotion of
extinct marine reptiles. – Paleobiology 27 (4): 724-734.
Mulder, E.W.A., P. Formanoy, W.B. Gallagher, J.W.M. Jagt
& A.S. Schulp, 2013. The rst North American record
of Carinodens belgicus (Squamata, Mosasauridae) and
correlations with the youngest in situ examples from the
Maastrichtian type area: palaeoecological implications.
In: Mulder, E.W.A., J.W.M. Jagt & A.S. Schulp (red.).
The Sunday’s child of Dutch earth sciences – a tribute
to Bert Boekschoten on the occasion of his 80th birthday.
– Netherlands Journal of Geosciences 92 (2-3) 145-152.
28 AFZETTINGEN WTKG 46 (1), 2025
Mulder, E.W.A., J.W.M. Jagt, M.M.M. Kuypers, H.H.G. Peeters
& P. Rompen, 1998. Preliminary observations on the
stratigraphic distribution of late Cretaceous marine and
terrestrial reptiles from the Maastrichtian type area (SE
Netherlands, NE Belgium). – Oryctos 1: 55-64.
Philippens, J., 2023. Natuurhistorisch Museum. Maastrichts
museum krijgt in 2024 een Mosasaurus Experience. – De
Limburger, 6 november 2023: 7.
Pieters, F.F.J.M., P.G.W. Rompen & J.W.M. Jagt, 2019. Faujas
revisited – drie edities van de Natuurlijke Historie van
den St. Pieters Berg Maastricht nader bekeken. In:
Aarts, B., A. van Pinxteren & J. Schatorjé (red.). Limbur-
gensia. De schatten van Schillings: 24-33, 233, 234.
Nijmegen/Venlo (UitgeveVantilt/Limburgs Museum).
Pieters, F.F.J.M., P.G.W. Rompen, J.W.M. Jagt & N. Bardet,
2011. A new look at Faujas de Saint-Fond’s fantastic story
on the provenance and acquisition of the type specimen
of Mosasaurus hoffmanni Mantell, 1829. – Bulletin de
la Société géologique de France 182: 55-65.
Polcyn, M.J., B.G. Augusta & H. Zaher, 2022. Reassessing
the morphological foundations of the pythonomorph
hypothesis. In: Gower, D.J. & H. Zaher (red.). The origin
and early relationships of snakes (1st edition): 125-156.
Cambridge (Cambridge University Press).
Polcyn, M.J., L.L. Jacobs, R. Araújo, A.S. Schulp & O.
Mateus, 2014. Physical drivers of mosasaur evolution.
Palaeogeography, Palaeoclimatology, Palaeoecology
400: 17-27. doi.org/10.1016/j.palaeo.2013.05.018
Polcyn, M.J., A.S. Schulp & A.O. Gonçalves, 2023. Remark-
ably well-preserved in-situ gut-content in a specimen of
Prognathodon kianda (Squamata: Mosasauridae) reveals
multispecies intrafamilial predation, cannibalism, and a
new mosasaurine taxon. In: Windows into sauropsid and
synapsid evolution. Essays in honor of Prof. Louis L.
Jacobs: 66-98.
Reumer, J., 2024. Mosasaurus. Krijgt Maastricht zijn geroofde
reuzenhagedis ooit nog terug? – Trouw, donderdag 19
september 2024: 10-11.
Rompen, P., 1995. Mosasaurus hoffmanni: de lotgevallen van
een type-exemplaar, 105 pp. (MSc thesis). Maastricht
(Rijksuniversiteit Limburg, Faculteit der Cultuurweten-
schappen).
Schulp, A.S., 2005. Feeding the mechanical mosasaur: what
did Carinodens eat? Netherlands Journal of Geo-
sciences 84: 345-357.
Schulp, A.S., 2006. Chapter 1 – A comparative description
of Prognathodon saturator (Mosasauridae, Squamata),
with notes on its phylogeny. In: Schulp, A.S. On Maastricht
mosasaurs. – Publicaties van het Natuurhistorisch Ge-
nootschap in Limburg 45: 19-56.
Schulp, A.S., C. Dijkers, H. Jacobs, D. Bastiaans, J.W.M. Jagt,
A.S. Marques & M.J. Polcyn, 2024. Mosasaurus 3D:
scanning, digital reconstruction and 3D-printing of a large
Prognathodon skeleton for museum display. In: Jagt,
J.W.M., E.A. Jagt-Yazykova, A. del Prado-Rebordinos
& E. Teschner (red.). Maastrichtian 175 years. The 175th
Anniversary of the Maastrichtian – a Celebratory Meeting,
Maastricht, September 8-11, 2024/Mosasaur Meeting.
7th Triennial Mosasaur Meeting A global perspective
on Mesozoic marine amniotes, Maastricht, September
12-15, 2024. Abstract volume and programme: 165-166.
Maastricht (Natuurhistorisch Museum Maastricht/Maas-
tricht University/Centre Céramique).
Schulp, A., F. Dingemans & J. Jagt, 2009. Darwin, Cuvier,
et le Grand Animal de Maestricht, 32 p. Maastricht
(Natuurhistorisch Museum Maastricht)
Schulp, A.S. & D.T. de Graaf. 2001. De nieuwe mosasau-
rusvondst: tentoonstelling open, maar nu nog een naam.
Deel V. Grote belangstelling. – Natuurhistorisch Maand-
blad 90 (12): 261-263.
Schulp, A.S., D.T. de Graaf & E. de Grood. 2000a. Berging
en transport van de nieuwe mosasaurusvondst. Natuur-
historisch Maandblad 89 (6): 99-100.
Schulp, A.S., J.W.M. Jagt, R.W. Dortangs, A. Hoffman [sic]
& J. Philippens, 2000b. Beyond plaster jacketing: handling
extremely large vertebrate specimens - the Maastricht
mosasaur. In: 5th European Workshop on Vertebrate
Palaeontology, Karlsruhe, 27.06-01.07.2000, Program,
Abstracts, Excursion Guides: 75. Karlsruhe (Staatliches
Museum für Naturkunde).
Schulp, A.S., J.W.M. Jagt, R.W. Dortangs, A. Hofman &
J. Philippens, 2001. An alternative to plaster jacketing
in extremely large vertebrate specimens. In: Abstracts
of Papers, Sixty-rst Annual Meeting, Society of Ver-
tebrate Paleontology, Museum of the Rockies, Montana
State University, Bozeman, Montana, October 3-6, 2001.
– Journal of Vertebrate Paleontology 21 (Supplement
to No. 3): 98A.
Schulp, A.S., J.W.M. Jagt & F. Fonken, 2005. New material
of the mosasaur Carinodens belgicus from the Upper
Cretaceous of The Netherlands. – Journal of Vertebrate
Paleontology 24 (3): 744-747.
Schulp, A., J.W.M. Jagt, P. Kisters, P. Beuk & M. Baars, 2012.
CSI Mosasaurus, 32 p. Maastricht (Natuurhistorisch
Museum Maastricht)
Schulp, A.S., J.W.M. Jagt & H.H.G. Peeters, 2001. De nieuwe
mosasaurusvondst: de laatste loodjes en nieuwe technieken.
Deel IV: Preparatie bijna klaar - wat nu?. – Natuurhis-
torisch Maandblad 90 (6): 112-115.
Schulp, A.S. & H.H.G. Peeters, 2001. De preparatie van de
nieuwe mosasaurusvondst. Deel III: De preparatie.
Natuurhistorisch Maandblad 90 (3): 50.
Schulp, A.S., M.J. Polcyn, O. Mateus & L.L. Jacobs. 2013.
Two rare mosasaurs from the Maastrichtian of Angola
and the Netherlands. Netherlands Journal of
Geosciences 92 (1): 3-10.
Schulp, A.S., M.J. Polcyn, O. Mateus, L.L. Jacobs & M.
Morais, 2008. A new species of Prognathodon (Squamata,
Mosasauridae) from the Maastrichtian of Angola, and
the afnities of the mosasaur genus Liodon. In: Ever-
hart, M.J. (red.). Proceedings of the Second Mosasaur
Meeting. – Fort Hays Studies, Special Issue 3: 1-12.
Schulp, A.S., H.B. Vonhof, J.H.J.L. van der Lubbe, R. Janssen
& R.R. van Baal, 2013. On diving and diet: resource
29AFZETTINGEN WTKG 46 (1), 2025
partitioning in type-Maastrichtian mosasaurs. In: Mulder,
E.W.A., J.W.M. Jagt & A.S. Schulp (red.). The Sunday’s
child of Dutch earth sciences a tribute to Bert
Boekschoten on the occasion of his 80th birthday.
Netherlands Journal of Geosciences 92: 165-170.
Schulp, A.S., G.H.J.M. Walenkamp, P.A.M. Hofman, B.M.
Rothschild & J.W.M. Jagt, 2004. Rib fracture in Prognath-
odon saturator (Mosasauridae, Late Cretaceous).
Netherlands Journal of Geosciences 83: 251-254.
Schulp, A.S., G.H.I.M. Walenkamp, P.A.M. Hofman, Y. Stuip
& B.M. Rothschild, 2006. Chronic bone infection in the
jaw of Mosasaurus hoffmanni (Squamata). – Oryctos
6: 41-52.
Street, H.P. & M.W. Caldwell, 2017. Rediagnosis and
redescription of Mosasaurus hoffmanni (Reptilia:
Squamata) and an assessment of species assigned to the
genus Mosasaurus. – Geological Magazine 154: 521-
557. doi.org/10.1017/S0016756816000236
Street, H.P., A.R.H. LeBlanc & M.W. Caldwell, 2021. A
histological investigation of dental crown characters used
in mosasaur phylogenetic analyses. – Vertebrate Ana-
tomy Morphology Palaeontology 9: 83-94. doi.org/
10.18435/vamp29372
Vellekoop, J., P. Kaskes, M. Sinnesael, J. Huygh, T. Déhais,
J.W.M. Jagt, R.P. Speijer & P. Claeys, 2022. A new age
model and chemostratigraphic framework for the
Maastrichtian type area (southeastern Netherlands,
northeastern Belgium). – Newsletters on Stratigraphy
55 (4): 479-501.
Vos, S., 2024. Mosasaurus Experience. Je kijkt Bèr recht
in de bek in het Natuurhistorisch Museum. – De Lim-
burger, 19 augustus 2024: 5.
1John W.M. Jagt, Natuurhistorisch Museum Maastricht,
De Bosquetplein 6-7, 6211 KJ Maastricht,
email: john.jagt@maastricht.nl
2Lars P.J. Barten, Natuurhistorisch Museum Maastricht,
De Bosquetplein 6-7, 6211 KJ Maastricht,
email:bartenlars@live.nl
Aangeboden
De redacteur van Afzettingen biedt de leden onderstaand
boek aan:
The Ecology of Fossils:
an illustrated guide
W.S. Kerrow (editor), rst edition 1978
The MIT Press, Cambridge, Massachusetts
384 pagina’s, 4 tabellen, 125 guren
Vraagprijs: Gratis voor WTKG-leden, maar als tegen-
prestatie een artikel voor Afzettingen of CR, voodracht
op een bijeenkomst, bezetting van een WTKG-stand
of... kom met een voorstel.
Dit boek kan worden meegenomen naar een bijeenkomst
of opgestuurd worden tegen verzendkosten.
Belangstellende kunnen mailen naar:
afzettingen@wtkg.org
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
Article
Full-text available
Co-ossified pygal and caudal vertebrae in Late Cretaceous mosasaurs from the southeast Netherlands, northeast Belgium, and North America are compared with lumbar and caudal vertebrae from fossil and extant whales. Both infectious spondylitis and idiopathic vertebral hyperostosis afflicted these marine tetrapods. The causes of the infectious disease and of the idiopathic disease are similar in the compared life forms. The location of idiopathic hyperostosis along the vertebral column implicates axial locomotion in mosasaurs, as in whales.
Article
Full-text available
Cranial and postcranial elements of the mosasaurid reptiles Mosasaurus hoffmanni Mantell 1829 and Plioplatecarpus marshi Dollo 1882 from the Maastrichtian type area, and of Mosasaurus maximus Cope 1869 and Plioplatecarpus depressus (Cope 1869) from New Jersey are compared. Views held by previous authors are discussed. It is concluded that these European and North American taxa are conspecific.
Article
A reappraisal of subaqueous flying in the mosasaur Plioplatecarpus marshi is prompted by a critique of the original study. The morphology of P. marshi is re-examined with especial reference to the axial system, limbs, and the effects of drag on the body and clarifies a number of errors of the critique. New cranial and postcranial evidence is presented. The counter proposal of the critique that P. marshi was probably a "shake feeder", breaking down prey by vigorously shaking it from side to side, is rejected principally on information from existing and rare recent material that emphasizes the highly delicate skull of P. marshi. Evolutionary processes concerning the sudden appearance of major characters e. g. those associated with bird flight and high speed swimming are discussed.
Article
Globidens and Carinodens from the Upper Cretaceous of Belgium and The Netherlands respectively are described. They were the first marine reptiles since the placodonts of the Triassic and the ichthyosaur Grippia from the Triassic of Spitzbergen that were specialized for durophagous feeding. Two tooth types are identified in Globidens-a spherical type, fairly smooth with a small nubbin or point and a subspherical form, with a highly striated surface and a large apical nubbin. The entire dental row of Carinodens is reconstructed to show, in lateral view, pointed teeth anteriorly, triangular teeth towards the middle and rectangular teeth posteriorly. Both the tooth shape and the wrinkled surface played an important part in the stresses the teeth were subjected to. Carinodens probably fed on thin shelled invertebrates and Globidens on thicker shelled invertebrates and vertebrates. Durophagy also occurred in other mosasaurs such as Mosasaurus hoffmanni, Prognathodon, and members of the Tylosaurinae, although in these forms it is considered to have been opportunistic and part of a wider feeding strategy.
Article
Cladistic analysis of extant and fossil squamates (95 characters, 26 taxa) finds the fossil squamate, Coniasaurux Owen, 1850, to be the sister-group of the Mosasauroidea (mosasaurs and aigialosaurs). This clade is supported in all 18 shortest cladograms (464 steps; CI 0.677; HI 0.772) by nine characters of the dermatocranium, maxilla, and mandible. A Strict Consensus Tree of the 18 shortest trees collapses to a basal polytomy for most major squamate clades including the clade (Coniasaurus, Mosasauroidea). A Majority Rule Consensus Tree shows that, in 12 of 18 shortest cladograms, the clade Coniasaurus-Mosasauroidea is the sister-group to snakes (Scolecophidia (Alethinophidia, Dinilysia); this entire clade, referred to as the Pythonomorpha ([[Scolecophidia [Alethinophidia, Dinilysia]], [Coniasaurus, Mosasauroidea]]) is the sister-group to all other scleroglossans. Pythonomorpha is supported in these 12 cladograms by nine characters related to the lower jaw and cranial kinesis. In 6 of 18 shortest cladograms, snakes are the sister-group to the clade (Amphisbaenia (Dibamidae (Gekkonoidea, Eublepharidae))). None of the cladograms support the hypothesis that coniasaurs and mosasauroids are derived varanoid anguimorphs. Two additional analyses were conducted: (1) manipulation and movement of problematic squamate clades while constraining 'accepted' relationships; (2) additional cladistic analyses beginning with extant taxa, and sequentially adding fossil taxa. From Test I, at 467 steps, Pythonomorpha can be the sister-group to the Anguimorpha, Scincomorpha, 'scinco-gekkonomorpha' [scincomorphs, gekkotans, and amphibaenids-dibamids]. At 471 steps Pythonomorpha can be placed within Varanoidea. Treating only mosasauroids and coniasaurs as a monophylctic group: 469 steps, mosasauroids and coniasaurs as sister-group to Anguimorpha; 479 steps, mosasauroids and coniasaurs nested within Varanoidea. Test II finds snakes to nest within Anguimorpha in a data set of only Mosasauroidea + Extant Squamates; the sistergroup to snakes + anugimorphs is (Amphisbaenia (Dibamidae (Gekkonoidea, Eublepharidae))). No one particular taxon is identified as a keystone taxon in this analysis, though it appears true that fossil taxa significantly alter the structure of squamate phylogenetic trees.
Article
The extinct marine reptiles of the family Mosasauridae supposedly all swam by means of lateral undulation of the body. This paper explores an alternative method of locomotion in some mosasaurs. The enormous pectoral girdle and highly unusual bones of the forelimb of Plioplatecarpus marshi are examined. Their mechanical implications, viewed in the context of the morphology of the animal as a whole, lead to the conclusion that P. marshi swam using subaqueous flight—a previously undescribed mode of swimming in mosasaurs. Paraxial swimming, the use of limbs in active propulsion, in Plioplatecarpus marshi adds yet another unusual characteristic to those distinctive features of the genus previously described in the literature, e.g., the large basioccipital foramen for the basilar artery, large parietal foramen, and huge quadrate. Lastly, it is proposed that paraxial locomotion in P. marshi may have been a special adaptation to a structurally complex environment and to more specific prey forms.
Article
Mosasaurus hoffmanni, one of the latest known mosasaurs, comes from the Upper Maastrichtian, Upper Cretaceous Chalk of The Netherlands. Although the first specimen was discovered over 200 years ago, it is here fully described for the first time to provide detailed insights into its anatomy, functional morphology and evolution. Many characters of the skull show that M. hoffmanni was among the most advanced mosasaurs. The skull is robustly constructed and is the least kinetic in the Mosasauridae and, with a tightly assembled palatal complex, provided greater cranial stability in this large-headed mosasaur. The cranial musculature is highly modified. The four-bar linkage system of lizards and early mosasaurs is non-functional in M. hoffmanni. The elements of the lower jaw are also more tightly united than in other mosasaurs. Tooth crowns are divided into several distinct, unique cutting surfaces or prisms. A functional analysis of the marginal teeth shows that they are particularly adapted to powerful bite forces although pterygoidal teeth are small and reduced in importance in ratchet feeding. Moderately large orbits and poorly developed olfactory organs suggest that Mosasaurus hoffmanni was a surface-swimming animal. A relatively lower level of binocular vision than in some other mosasaurs may indicate a somewhat uncomplicated habitat. Geological and palaeontological evidence indicates that M. hoffmanni lived in fairly deep nearshore waters of 40-50 m depth, with changing temperatures and rich vertebrate and invertebrate life. Several severely broken and healed mandibles suggest either a violent lifestyle in predation or in fighting.