ArticlePDF Available

Protest in Coronatijd

Authors:
  • EMMA, Experts in Media and Society

Abstract

Ongeloof en onbegrip overheersen als in de zomer van 2020 in de Haagse Schilderswijk en het Utrechtse Kanaleneiland rellen uitbreken. Net als in de dagen na de 'avondklokrellen', als het tussen 23 en 27 januari 2021 onrustig is in 21 Nederlandse steden. Of toen in Rotterdam op 19 november 2021 een kleine demonstratie omsloeg in een grootschalige 'orgie van geweld'. Op de ene plek gaat het er harder aan toe dan op de andere: scherper geweld, vernielingen en soms plunderingen, confrontaties met de politie. In het nieuws domineert die rauwe kant. Nederland reageert afkeurend. Zien wat er achter maatschappelijke onrust, ordeverstoringen en rellen zit, is niet zo simpel. Hoe reconstrueer je dat gelaagde verhaal? En hoe vertel je 't vervolgens op een samenhangende manier? Er bestaat verschil tussen wat iemand in een bepaalde situatie waarneemt ('feiten') en hoe iemand die situatie ervaart ('perceptie'). Bij het onderzoeken van een subjectief beleefd, situationeel gekleurd fenomeen als onrust (die escaleert in ordeverstoringen) is dat onderscheid belangrijk. Wat voor de een bedreigend en gewelddadig is, ervaart de ander als een noodzakelijke demonstratie van ongenoegen, en weer een ander als sensatie in de stad. Maatschappelijke onrust is een gelaagd fenomeen. Soms is er scherpte, duiken complotten op die met een dwingende maar zeker niet altijd onbegrijpelijke logica van argumenten mensen onrustig maken. Soms is het meer een moeilijk te ontwarren kluwen van allerlei observaties die mensen kennelijk bang en boos maken. Wie die gelaagdheid niet ziet, mist de bronnen van onrust in de samenleving en loopt daarmee het risico de plank mis te slaan in een zoektocht naar oplossingen voor conflicten.
1
Protest in Coronatijd
Kijken naar maatschappelijke onrust en rellen
Hans Moors 1
Ongeloof en onbegrip overheersen als in de zomer van 2020 in de Haagse
Schilderswijk en het Utrechtse Kanaleneiland rellen uitbreken. Net als in de
dagen na de ‘avondklokrellen’, als het tussen 23 en 27 januari 2021 onrustig is in
21 Nederlandse steden.2 Of toen in Rotterdam op 19 november 2021 een kleine
demonstratie omsloeg in een grootschalige ‘orgie van geweld’.3 Op de ene plek
gaat het er harder aan toe dan op de andere: scherper geweld, vernielingen en
soms plunderingen, confrontaties met de politie. In het nieuws domineert die
rauwe kant. Nederland reageert afkeurend.
Zien wat er achter maatschappelijke onrust, ordeverstoringen en rellen zit, is niet zo simpel. Hoe
reconstrueer je dat gelaagde verhaal? En hoe vertel je ‘t vervolgens op een samenhangende manier?
‘It’s not what you look at that matters, it’s what you see’, schreef de Amerikaanse essayist en dichter
Henry David Thoreau in zijn beroemde boek Walden; or, Life in the Woods (1854).
Er bestaat verschil tussen wat iemand in een bepaalde situatie waarneemt (‘feiten’) en hoe iemand die
situatie ervaart (‘perceptie’). Een schilderij is een doek waarop met paletmes en penseel verf is
aangebracht. En het kan tegelijk een meesterwerk zijn dat diepe emoties raakt. Bij het onderzoeken
van een subjectief beleefd, situationeel gekleurd fenomeen als onrust (die escaleert in
ordeverstoringen) is dat onderscheid belangrijk. Wat voor de een bedreigend en gewelddadig is,
ervaart de ander als een noodzakelijke demonstratie van ongenoegen, en weer een ander als sensatie
in de stad.
Maatschappelijke onrust is een gelaagd fenomeen. Soms is er scherpte, duiken complotten op die met
een dwingende maar zeker niet altijd onbegrijpelijke logica van argumenten mensen onrustig maken
(Harambam, 2017; Prooijen & Vugt, 2018). Soms is het meer een moeilijk te ontwarren kluwen van
allerlei observaties die mensen kennelijk bang en boos maken. Wie die gelaagdheid niet ziet, mist de
bronnen van onrust in de samenleving en loopt daarmee het risico de plank mis te slaan in een
zoektocht naar oplossingen voor conflicten (Eysink Smeets, 2022; Harambam & Aupers, 2017; Wood et
al., 2022).
Iets anders? Iets nieuws?
In de landelijke media veroordeelden politici de gewelddadige onlusten en rellen na het invoeren van de
avondklok als ‘simpelweg crimineel gedrag’.4 Maar is het wel verstandig om de ‘avondklokrellen’, of
1 Hans Moors is onderzoeker en directeur-eigenaar van onderzoeks-, advies- en participatiebureau EMMA, Experts in Media en
Maatschappij (Den Haag / Zwolle; www.emma.nl).
2 https://nos.nl/collectie/13858-rellen-na-invoeren-avondklok.
3 Zoals burgemeester Aboutaleb de gebeurtenissen omschreef. Minister-president Rutte had het over ‘puur geweld van idioten’.
4 Een uitspraak van minister van Justitie Ferd Grapperhaus: https://www.telegraaf.nl/nieuws/661491247/chaos-en-plunderingen-bij-
coronarellen-in-eindhoven; https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5210573/grapperhaus-rellen-urk-eindhoven-amsterdam.
Intrigerend is trouwens de parallellie met het frame dat premier David Cameron in augustus 2011 over de hevige rellen in de Britse steden
legde: ‘criminality, pure and simple’. Zie hierover: Briggs et al., 2012; Moors, 2014.
Gepubliceerd in: Cahiers Politiestudies 2023/2, nr. 67, pp. 215-248.
2
breder: de gewelddadige uitwassen van de maatschappelijke onrust tijdens de coronapandemie, te
reduceren tot ‘criminaliteit’, zoals vooraanstaande politici en gezagsdragers deed ten aanzien van de
rellen in Den Haag, Utrecht en Rotterdam? Tot gedrag dat niet begrepen hoeft te worden – enkel de
kop ingedrukt en bestraft. Het is duidelijk dat er tijdens de sociale onrust in coronatijd crimineel gedrag
is vertoond. Maar dat maakt de beweging van protest die in veel Nederlandse steden in opborrelde niet
crimineel als zodanig.
Veel politici, maar ook de ‘troepen’ op straat, waren verrast, omdat ze iets zagen gebeuren dat zich,
naar hun idee, in deze vorm in Nederland niet eerder had voorgedaan – qua omvang, verloop,
verspreiding, attitude en impact.
5
In de context van een ongekend langdurige crisissituatie die iedereen
raakte en waarvan iedereen intuïtief aannam dat er allerlei fundamentele maatschappelijke
ontwikkelingen aan ten grondslag lagen. Burgemeesters zagen dat er in hun gemeenten allerlei
spanningen heersten, die blijk gaven van een toenemend wantrouwen jegens de overheid, zeker van de
kant van jongeren en jongvolwassenen. Mensen hebben het gevoel dat ze niet mee mogen doen, mee
kunnen doen, niet meer mee willen doen – en gaan met de rug naar de samenleving staan (Schuyt,
2006). Tijdens de ‘rellen in coronatijd’ uitte zich die maatschappelijke onrust. Op een manier die beslist
niet kan, maar die wel een boodschap in zich draagt.
6
Dit artikel probeert inzicht te geven in die boodschap en in de achtergronden van de ordeverstoringen.
Daarnaast willen we aanknopingspunten vinden om escalerende maatschappelijke onrust bijtijds te
signaleren en tegen te gaan. Want spanningen belasten de samenleving en ontwrichten de
leefbaarheid en veiligheid, in het bijzonder als ze zich zo snel en onverwacht grootschalig manifesteren.
Waarom uitte die onvrede zich soms in ordeverstoringen (en soms niet)? Hadden we te maken met een
nieuw fenomeen? Probeerden nieuwe groepen mensen, met andere motieven, of op een andere
manier hun (politieke) claims te uiten tijdens de protesten in de hete zomer van 2020 of rond de
invoering van de avondklok? Wat is de invloed geweest van sociale media bij het ontstaan en verloop
van de ongeregeldheden?
7
1. Het verloop van rellen
Ongeregeldheden en rellen duren bijna altijd relatief kort. Het betreft uren, waarin (verboden)
demonstraties en spontane manifestaties escaleren, omdat vernielingen worden gepleegd op straat,
geweld gericht wordt tegen ordehandhavers en politie, waarin winkels en bedrijven worden
geplunderd. Dat zijn de ‘rellen’ in engere zin.
Tegelijkertijd is duidelijk dat deze gebeurtenissen een specifieke aanloop, ontwikkeling, verspreiding
en afloop hebben, zowel offline als online. Volgens Reicher en Stott (2020) zijn drie factoren nodig om
een stevige rel te kunnen veroorzaken. Mensen moeten ten eerste het gevoel hebben gekregen, dat ze
ten onrechte strak in het pak worden genaaid. Een gevoel van onrechtvaardigheid, grievende
ongelijkheid en onterechte achterstelling. Dat gevoel ‘gepiepeld’ te worden, ten tweede, is een ‘wij’-
5
Het fenomeen was allerminst nieuw. Het heeft een lange geschiedenis. Voor een historische analyse, zie: Graaf et al. (2022). ACLED
(2020): https://acleddata.com/2020/08/04/a-great-and-sudden-change-the-global-political-violence-landscape-before-and-after-the-
covid-19-pandemic/ ; Barrett & Chen (2021).
6
De gangbare term in de media, is ‘rellen’ – een allerminst neutrale term, met de connotatie van zinloos en richtingloos geweld.
‘Relschoppers’ zijn losgeslagen types die uit zijn op vernieling en agressie. De woorden ‘verzet’ of ‘protest’ leveren al heel andere
associaties op. Deelnemers noemen zichzelf geen ‘relschoppers’. Zij gebruiken geuzennamen als ‘wappies’ en ‘drerries’, maar ook meer
militante termen als ‘strijders’ komen voorbij. In dit artikel zijn we voorzichtig met de term ‘rellen’ (en aanverwante terminologie). Er zijn
fasen geweest in de gebeurtenissen die we hier beschrijven, waarbij de termen ‘rellen’ en ‘relschoppers’ onverkort van toepassing zijn.
Maar ook dan zijn de mensen die het doen en onrecht plegen niet enkel ‘relschoppers’. Het zijn ook inwoners van steden, die soms met
serieuze problemen kampen, die een punt willen maken en die na afloop ook weer gewoon inwoners blijven – waar je als gemeente een
relatie mee onderhoudt.
7
Dit artikel leunt op een aantal recente studies die in opdracht van gemeenten zijn uitgevoerd, onmiddellijk na de ‘zomerrellen’ en de
’avondklokrellen’: Moors et al. (2021) en Moors et al. (2022). Eerdere evaluaties reconstrueerden het optreden van gemeenten, politie en
handhaving tijdens de ’avondklokrellen’: COT (2021a) en COT (2021b). In genoemde studies stond het sociologische en
veiligheidspsychologische perspectief op maatschappelijke onrust voorop.
3
gevoel: onze buurt, ons soort mensen, onze groep. En er moet, in de derde plaats, een ‘zij’ zijn: een
zondebok of doelwit, zoals de politie of de overheid. De voor-en nageschiedenis van de uren waarin de
vernielingen, plunderingen en het geweld plaatsvinden, maar ook de locatie en de ‘microgeschiedenis’
van de plek waar gereld werd, beschouwden we in onze eigen empirische onderzoeken als onderdeel
van de analyse van de voedingsbodem van de ‘rellen’ (Moors et al., 2021; Moors et al., 2022). Net als
veel wetenschappelijke literatuur al decennia lang onderstreept, hoe belangrijk het is om rellen te
onderzoeken als processen met structurele achtergrondfactoren enerzijds en specifieke, incidentele of
lokale factoren anderzijds. Die mix bepaalt de aard, de snelheid en de impact van rellen (Waddington,
1992; Postmes et al., 2013).
Wat was de betekenis van corona in die mix?
De jaren voor de coronapandemie stonden bol van de meer of minder massale protestbewegingen, die
overal ter wereld een radicaal nieuw begin eisten. Maar deze ‘straatmobilisatie’ kwam met de
pandemie tot stillstand, leek het. Mensen gingen allerlei nieuwe manieren van protesteren uitproberen
om hun onvrede en grieven over het overheidsbeleid tegen corona te uiten. Onderzoekers uit Harvard
schreven in The Guardian (20 april 2020), al toen de pandemie pas net in alle hevigheid had
toegeslagen, dat zij wel meer dan 100 van die nieuwe ‘tools’ hadden geteld. Ze noemden de ‘car
caravans’, cacerolazos, de zogenoemde ‘walkouts’, allerlei groepsactiviteiten gericht op wederzijdse
hulp. Veel ‘tools’ waren online, of hybride, gericht op informatieverstrekking en -uitwisseling, maar ook
digitale protestbijeenkomsten. Protestbewegingen veranderden van karakter.
Wetenschappers van de Britse databank van geweldsuitbarstingen (het Armed Conflict, Location and
Event Data Project: ACLED) lieten zien, dat het politieke geweld in de wereld vrijwel meteen na het
begin van de pandemie met 10 procent afnam en het aantal demonstraties zelfs met 30 procent. Maar
al snel daarna begon allerlei intern geweld: rellen, straatgevechten, betogingen, weer toe te nemen,
totdat er in de eerste maanden van 2021 overal ter wereld zelfs méér werd gedemonstreerd en
gevochten dan vóór corona. ‘Niet ondanks, maar deels juist dankzij de pandemie’ (ACLED, 2021).
Volgens het Internationaal Monetair Fonds wierp corona een lange schaduw van sociale onrust,
opstand en geweld vooruit. Meestal duurt het een jaar of twee na een epidemie, aldus de IMF-
onderzoekers Barrett en Chen (2021), totdat een grote overheidscrisis plaatsvindt. Wetenschappelijk
onderzoek onderstreepte, op basis van cijfers uit 191 landen, dat tijdens de pandemie, na de eerste
schok, waarin mensen de coronamaatregelen nog accepteerden, al vrij snel mensen vraagtekens
gingen zetten bij allerlei overheidsmaatregelen zoals schoolsluitingen, thuiswerken en beperkingen op
grote bijeenkomsten. Deze maatregelen correleerden wereldwijd met meer demonstraties en (soms
gewelddadige) uitingen van protest (Wood et al., 2022). De lading van het protest werd scherper en
meer gericht tegen de overheid als ‘verbieder’ en ‘afpakker’.
De adem van de rellen in Nederland
De coronapandemie speelde ook een belangrijke rol in de Nederlandse context van sociale onrust,
protest en rellen (Bochove, Moors & Schijvenaars, 2022). In onze eigen onderzoeken naar de
achtergronden van de ‘Schilderswijkrellen’ en de ‘avondklokrellen’, maar ook in de evaluaties van en
literatuur over wat elders in Nederland gebeurde, herkenden we steeds zes fasen tijdens de
‘coronarellen’. Drie fasen gaan vooraf aan en drie volgen direct op de ordeverstoringen of rellen in
engere zin. Deze fasering werd door bestuurders en professionals trouwens breed herkend. Het is niet
een verklarend model, maar het ordent en biedt houvast om per fase te laten zien wat er gebeurde,
welke duiding we hieraan kunnen geven, en met welk handelingsperspectief gemeenten onrust en
ongeregeldheden zouden kunnen dempen of tegengaan. Bovendien sluit het model gemakkelijk aan bij
de denkkaders achter de crisismanagementliteratuur (Dückers, 2012), al moet hierbij wel opgemerkt
worden, dat de pandemie niet zomaar een crisis is geweest, maar in zijn effecten anders is dan rampen
als overstromingen, aardbevingen, of grote (bedrijfs)ongelukken (Wood et al., 2022). Daar horen ook
andere maatregelen bij, zoals we verderop zullen zien.
4
In dit artikel nemen we (net als in de onderzoeken die er aan ten grondslag liggen) deze zes fasen als
structuur. We besteden aandacht aan sociaaleconomische omstandigheden en achtergronden die
mensen en daarmee buurten kwetsbaar maakten voor incidenten en spanningen die in rellen
uitmondden. We kijken naar hoe spanningen opliepen, en welke (locatie specifieke) triggers hierbij een
rol hebben gespeeld. Uit de wetenschappelijke literatuur komen legio relevante risicofactoren naar
voren, maar blijkt telkens dat die factoren notoir onbetrouwbare voorspellers zijn.
De voorspelbaarheid en de beïnvloedbaarheid van onrust en ongeregeldheden is beperkt
(Stekelenburg, 2017). Die disclaimer hoort er hoe dan ook bij. Samenhang zien en kunnen duiden, helpt
echter om gevoeligheid te ontwikkelen voor hoe rellen opbouwen en ontwikkelen. En daar is op te
acteren. Daarom laten we zien hoe media en sociale media de stemming bepaalden en interfereerden
met de gebeurtenissen op straat. Want daar kan invloed op worden uitgeoefend. Belangrijk is ook de
reconstructie van wat mensen zelf denken waardoor de vlam in de pan sloeg. Welke patronen
herkenden ze, welke groepen zagen ze samengaan en solidariseren – tegen welke gezamenlijke vijand?
Wie waren tijdens de ‘rellen’ in coronatijd wij en zij? Dergelijke patronen zien, helpt bij het beoordelen
van situaties waarin spanningen ontwikkelen, ook al wil dat niet zeggen dat ze daarmee kunnen
worden voorkomen.
Tot slot benadrukken we hoe belangrijk het is om de opeenvolging van fasen als een samenhangend
proces te blijven beschouwen. Ook al is dat in de praktijk tijdens onlusten en rellen niet te doen. In de
acute fase van de crisisbeheersing vindt logischerwijs een zekere mate van (cognitieve) verdichting
plaats. In zo’n situatie moeten de autoriteiten en de professionals op straat met relatief weinig
(valideerbare) informatie uiterst ingewikkelde knopen doorhakken, waarvan de consequenties vrijwel
5
nooit bij voorbaat zijn te overzien. Er bestaat dan nauwelijks ruimte om rekening te houden met zaken
die vanuit het perspectief van zorg, welzijn, educatie, intelligence relevant en nodig zijn voor de nafase
van ‘rellen’ én – in een nog later stadium – voor de voorbereiding van de risicobeheersing. Dat is
begrijpelijk – maar niettemin blijft het een samenhangend proces waarin de opeenvolgende fasen
elkaar conditioneren.
‘In de menselijke samenleving begint niets met een schone lei’, stelde de Amsterdamse socioloog
Abram de Swaan treffend. ‘Er is altijd iets aan vooraf gegaan dat in de herinnering voortleeft en waarop
verwachtingen gebaseerd worden die gevolgen hebben voor wat er verder gebeurt.’ (De Swaan, 1996,
p.45) Elke volgende keer dat bestuurders en professionals handelen moeten om ongeregeldheden in de
stad te voorkomen of te dempen, zijn diepliggende mechanismen, spelregels en pikordes weliswaar
goeddeels herkenbaar en logisch voor het ingewijde oog. Maar verschillen in de context van tijd en
plaats zorgen er ook weer voor dat iedere situatie weer anders kan uitpakken en zodoende een eigen
aanpak vergt (Dückers, 2021).
1. De ‘coronarellen’: wat is er ook alweer gebeurd?
Van Leiden en collega’s (2009) onderscheiden drie typen rellen. Bij massa-gestuurde rellen zorgt het
meeslepende effect van een menigte dat een incident uitmondt in collectief geweld. Incident-
gestuurde rellen zijn een reactie op een schokkende gebeurtenis (Waddington, 1992 noemde dat
‘flitspunten’). Bij afspraak-gestuurde rellen wordt een confrontatie vooraf gepland. De rellen in
coronatijd bevatten eigenlijk alle drie deze elementen. Net als de drie noodzakelijke factoren om tot
rellen te komen, die Reicher en Stott (2020) onderstreepten: de ervaring – als groep – onrechtvaardig
en ongelijkwaardig behandeld te worden, door een overheid die je dat gevoel bezorgt. Maar er zijn nog
wat andere kenmerken die ze anders maakten dan Nederland gewend was. Maar het is goed om eerst
even terug te kijken naar wat er destijds is gebeurd.
De ‘hete coronazomer’ in de Schilderswijk
Er bestaat zoiets als ‘het raadsel van het Haagse geweld’. Het gebeurt vaak en steeds opnieuw, van
oudsher. Waarom is dat? Als het gebeurt, is het vrijwel altijd ook in de Schilderswijk. Dat wordt wel de
‘icoonfunctie’ van deze wijk genoemd. De landelijke en Haagse politiek zijn dichtbij, de media
eveneens. In de hete zomer van 2020, tussen 11 en 15 augustus, was het weer raak: felle onrust en
ongeregeldheden in de wijk, op een schaal die sinds de zomer van 2015 niet meer waren voorgekomen.
Het begon bij het illegaal openen van brandkranen – allerminst eeen nieuw verschijnsel in Den Haag.
Een vriendelijk waterballet ontvouwde tot almaar grimmiger ongeregeldheden en grootschalig
relschoppen.
De politie raakte in de Schilderswijk slaags met groepen jongeren. De politie nam in het heetst van de
strijd twee- tot driehonderd jongeren waar, met een harde kern van ongeveer honderd. Bewoners
hadden het veelal over honderd tot honderdvijftig jongeren die aan het rellen waren. Een bewoner die
‘eerste rang’ woont, sprak van ‘zeventig jongeren en dertig scooters’. in de typologie van Van Leiden et.
al. (2009, pp. 87-91) waren er vooral ‘wijkverstoorders’ actief. Dat er veel jongeren van buiten kwamen,
is een leidend motief in de verhalen van bewoners en professionals. Jongeren zelf hadden het over
‘fifty-fifty’. De toeloop van buiten vond, volgens de politie, vooral tussen 13 en 15 augustus plaats.
Tijdens de confrontaties met de Mobiele Eenheid (ME) die dagen, waren ‘de linies’ aan de kant van de
onruststokers niet groot. De ME werd belaagd door relatief kleine, heel mobiele groepen, van relatief
jonge jongens. Voor gepland en georganiseerd geweld zijn geen aanwijzingen gevonden. Na inzet van
de ME keerde de rust in de wijk snel weer.
Er zijn aanwijzingen dat onruststokers afstemden en coördineerden via Snapchat en
WhatsAppgroepen. De ongeregeldheden ontstonden niet door middel van (oproepen op) sociale
media, maar in het verloop ervan hebben ze daarentegen wel een rol van betekenis gespeeld. Sommige
6
jongeren – van binnen en buiten de Schilderswijk – zijn gekomen voor ‘het feestje’, uit nieuwsgierigheid
of sensatiezucht, of gewoon omdat je erbij moest zijn. Voor ‘de kick’, kortom (De Canter, 1995). Een
groot deel van de week was de Schilderswijk trending. Op zaterdag en zondag, nadat de rust in de wijk
was weergekeerd, werd er uitgebreid over nagepraat in vrijwel alle landelijke en regionale media.
Nederland speculeerde enkele dagen over hoe het daar alweer zo uit de hand kon lopen. En daarna was
het ineens voorbij. De Witte Mars van 20 augustus kreeg vrijwel alleen aandacht van lokale media.
De ‘Schilderswijkrellen’ zijn vergroeid met clusters van problemen, risicosituaties, of hoe je het maar
duiden wilt: een ‘well tossed spaghetti’ van gedoe met jongeren, in een grootstedelijke stadswijk waar
al 100 jaar ervaring zit met concentratie en cumulatie van problemen op allerlei leefgebieden. Waar
bovendien de kikkers moeilijk in de kruiwagens blijven als het gaat over samenwerken in de wijk.
De ‘avondklokrellen’ in de Noord-Brabantse steden
In Eindhoven was op 24 januari 2021 sprake van grootschalige rellen (Adang et al., 2010), die snel waren
geëscaleerd. Er was een directe link naar de uit de hand gelopen demonstratie in Amsterdam op 17
januari, die landelijk veel media-aandacht kreeg. Pressiegroepen als Nederland in Verzet (NIV)
gebruikten dit momentum om hun achterbannen op te roepen naar Eindhoven te komen. Dergelijke
berichten verschenen al vanaf 18 januari op sociale media, net als berichten dat de harde kern
supporters van verschillende betaald voetbalclubs zich bij de NIV-demonstratie in Eindhoven wilden
aansluiten. De voormannen van NIV, Nederland in Opstand (NIO) en Pegida riepen op tot ‘koffie
drinken op eigen initiatief’. Meteen na de persconferentie (20 januari) waarop werd afgekondigd dat de
maatregel van de avondklok op 23 januari van kracht zou worden, ontstond grootschalig protest
(40.000+: ‘lockdown verstoppertje’). Vrijwel direct werd op sociale media gesproken over het niet
opvolgen van de avondklokmaatregel en werd opgeroepen tot geweld tegen de politie. Het aantal en
de intensiteit van signalen dat harde kern supporters naar Eindhoven zouden gaan komen, nam toe
(verwijzingen naar geweld en vuurwerk). De binnenstad werd op de ochtend van 24 januari
aangewezen als veiligheidsrisicogebied. De politie was massaal aanwezig, fouilleerde preventief.
De onrust in Eindhoven vloeide niet voort uit relationele tegenstellingen of vijandschap tussen
groepen. Er was een concreet incident dat verontwaardiging opriep: de avondklok. Er werd
opgeroepen, vanuit gedeelde verontwaardiging, om tegen een situatie van (vermeende)
onrechtvaardigheid in actie te komen. En er ontstond een situatie van mobiliserende solidariteit, die
zich op sociale platforms en op straat manifesteerde, waarin grote groepen mensen die kwamen
protesteren partij hebben gekozen tegen overheid en gezag. Als we afgaan op de beschikbare
gegevens over de relplegers in Eindhoven, dan hebben we te maken met – in de typologie van Van
Leiden et. al. (2009, pp. 87-91) – met alle drie de typen ‘notoire ordeverstoorders’: ‘activisten’,
‘hooligans’ en ‘wijkverstoorders’. In de ogen van sommige groepen ‘activisten’ en ‘hooligans’ bestond
de gelegenheid om ongestraft geweld te plegen. Het meeslepend effect van de massa van een of meer
groepen relplegers, alsmede van (online) afspraken en organisatie vooraf, speelde in Eindhoven zeker
een rol. Na de rellen op 24 januari bleef het een aantal dagen onrustig in de stad, vooral in de wijken.
Op Telegram bleven oproepen circuleren om opnieuw te gaan rellen. Op geen van deze initiatieven
kwam vervolg.
In ‘s-Hertogenbosch was de situatie anders. Daar kwam op 25 januari 2021 een substantieel deel van de
deelnemers aan de ongeregeldheden vanuit direct omringende gemeenten. Hier begonnen mensen te
verzamelen aan de rand van de Graafsewijk (Barten-Zuid): goed bereikbaar, dicht bij het centrum van
de stad, dus een verrassing was het allerminst dat mensen zich daar verzamelden. Bovendien was het
er enkele weken eerder, tijdens de jaarwisseling, nog onrustig geweest, ontplofte een vuurwerkbom,
ging een auto in brand en waren forse vernielingen aangericht. In de media werd de Graafsewijk,
Barten-Zuid in het bijzonder – zoals vaak gebeurt – gerepresenteerd als een iconische locatie van
onrust en onlusten.
7
Op sociale media werden de rellen in Eindhoven de vorige dag gepresenteerd als een voorbeeld waar
‘s-Hertogenbosch op 25 januari ‘overheen’ zou kunnen. De hele middag was het onrustig, maar
professionals in de wijk zagen geen signalen dat de situatie zou escaleren. Toch gebeurde dat: de
ordeverstoringen ontstonden plots en snel. Vroeg in de avond togen groepen demonstranten, in totaal
ongeveer 150, naar het stadscentrum. Er was sprake van een fysieke verplaatsing vanuit de wijk naar
een anoniemer, publiek toneel. Daar richtten relschoppers vernielingen aan en werden winkels
geplunderd. In deze groepen figureerden overigens nauwelijks bewoners van Barten-Zuid. Het waren
vooral jongeren en jongvolwassenen uit andere wijken en omringende gemeenten. Maar de
icoonfunctie van de wijk heeft ongetwijfeld bijgedragen aan het op de been brengen van veel mensen
die wel in waren voor een oploopje, die sensatie en ‘de kick’ zochten en nieuwsgierig waren naar wat er
ging gebeuren.
De vernielingen en plunderingen in ’s-Hertogenbosch waren omvangrijk en bedreigend, maar de schaal
was veel kleiner dan in Eindhoven. Er gingen veel opruiende maar vooral uitdagende berichten rond op
sociale media. Onder jongeren ontstond een dynamiek van nieuwsgierigheid, sensatie, uitdaging, los
gaan, de avondklokmaatregel negeren, een feestje bouwen in de stad. De belangrijkste verschillen met
de Eindhovense situatie waren, dat zich in ‘s-Hertogenbosch geen (landelijke) voormannen van de
bekende protestbewegingen tegen corona achter de ongeregeldheden schaarden, en vrijwel geen
harde kern supportersgroepen, of notoire ordeverstoorders uit het horeca-circuit. In de groep
relplegers was geen kerngroep zichtbaar. Niemand had de lead. Onderlinge samenhang in de groep
relplegers was moeilijk te zien. Onder de mensen die zijn opgepakt zaten mensen van verschillende
leeftijden, uit verschillende wijken, met en zonder antecedenten. De inzet van de mobiele eenheid van
de politie en de Koninklijke Marechaussee (KMar) was kortstondig, de groep viel snel uiteen.
In Breda vormden twee kwetsbare wijken het toneel voor ongeregeldheden na de invoering van de
avondklok: Hoge Vucht en Tuinzigt. Deze wijken hebben een sterk ontwikkeld wij-zij sentiment. De
onderlinge betrokkenheid tussen groepen bewoners is steviger dan de band met de lokale overheid. De
meldingsbereidheid ligt er laag. Dat gold ook voor de ordeverstoringen die er (deels gerelateerd aan
voetbalgeweld) sinds de jaarwisseling van 2019 op 2020 een aantal keren hebben plaatsgevonden.
Op 24 januari zijn er verschillende online oproepen om te gaan rellen. Hoge Vucht wordt een
veiligheidsrisicogebied, politie en handhaving zijn er heel zichtbaar aanwezig, sociale media worden
gemonitord. Winkels, horeca, wijkcentra worden gesloten. Hoewel er veel mensen op straat zijn,
gebeurt er vrijwel niets. Bewoners zeiden later deze avond te hebben ervaren ‘als een soort
oorlogsgebied’. In de homogene ‘volksbuurt’ Tuinzigt, waar een deel van de harde kern van de
supporters van de lokale betaald voetbalclub woont, worden brandjes gesticht en spelen de betogers
een kat-en-muisspel met de politie. Iedereen weet precies wat ze moeten doen en hoe de politie te
werk gaat. Er worden barricades opgeworpen, winkelruiten vernield en de mast van een
beveiligingscamera gesloopt. Nadat een noodbevel is afgegeven, grijpt de mobiele eenheid in. Na een
kwartier neemt de politie weer over en keert de rust terug.
De onrust en ordeverstoringen in Helmond vinden plaats in de wijken Binnenstad en Noord. Het zijn
kwetsbare wijken met serieuze jeugdcriminaliteit en drugshandel. In de zomer en het najaar van 2020
was het er geregeld onrustig geweest. Er waren grootschalige ongeregeldheden rondom een
bokstoernooi/bokstrainingen in Helmond-Binnenstad. In november 2020 zijn na het vuurwerkverbod in
Helmond-Noord ongeregeldheden ontstaan. Daar waren niet steeds dezelfde groepen (jongeren) bij
betrokken. Van een duidelijke regie, of een kern in de protesterende groepen was geen sprake.
Evenmin was er een duidelijke betrokkenheid van de harde kern van voetbalsupporters. Dat was ook
het beeld tijdens de ‘avondklokrellen’. De groeiende onrust in Eindhoven vond onmiddellijk weerklank
in Helmond. Politie en jongerenwerk pikten signalen op dat mensen ’s avonds de rellen in Helmond
wilden voortzetten. De politie merkt dat de sfeer dreigt om te slaan, zet de mobiele eenheid in en die
drijft de groep uiteen richting de binnenstad. De situatie is daarna snel rustig, maar een dag later
8
kwamen 150-200 jongeren bij elkaar in ‘volksbuurt’ De Wilma die brand stichten en vernielingen
aanrichtten. De politie was massaal op de been, de mobiele eenheid werd opnieuw kortstondig ingezet
zodra er met vuurwerk en stenen werd gegooid, maar de situatie liep niet uit de hand. De mobiele
eenheid vertrok spoorslags naar ’s- Hertogenbosch.
De Rotterdamse ‘orgie van geweld’
Rotterdam had zijn deel gehad aan ongeregeldheden na de invoering van de avondklok in januari 2021.
Op 25 januari 2021 vernielden en plunderden jongeren en jongvolwassenen uit Rotterdam en
omliggende gemeenten ’s avonds winkels aan de Beijerlandselaan en de Groene Hilleweg in Zuid. Ze
waren klaar met de coronamaatregelen, de beperkingen en de verveling: de avondklok was de
symbolische druppel die de emmer liet overlopen. Een groep van 50 jongeren zocht de confrontatie
met de politie, die ze met stenen en vuurwerk bekogelden. De politie zette de ME en een waterkanon
in, veegde de straat schoon en hield die avond, maar ook later nog verdachten aan. Beelden van de
ongeregeldheden werden namelijk vertoond op schermen in de stad. Er volgden stevige
veroordelingen direct na de gebeurtenissen, waar de rechter later duidelijk wat milder oordeelde.
Op 19 november 2021 gebeurde er iets anders.Er is geen onafhankelijk onderzoek gepubliceerd over de
achtergronden van de grootschalige rellen rond de Coolsingel, maar het is zonneklaar dat een kleine
demonstratie tegen het 2G beleid van de Nederlandse overheid plotsklaps volledig uit de hand liep
(Schuilenburg, 2022). Bijna duizend relschoppers verzamelden zich rond de Koopgoot. Onder hen
allerlei verschillende groepen: van bekende hooligans, coronasceptici, demonstranten en activisten, tot
jongeren die op de koopavond waren afgekomen. In de typologie van Van Leiden et. al. (2009, pp. 87-
91) ging het dus over twee, misschien alle drie de typen ‘notoire ordeverstoorders’: ‘activisten’ wellicht,
‘hooligans’ en ‘wijkverstoorders’ beslist.
Er ontwikkelt een oproer van ongekende omvang, die de politie in eerste instantie noopt tot
terugtrekken. Politiewagens gaan in brand, er worden vernielingen aangericht en brand gesticht. Later
op de avond komt de politie terug met acht pelotons ME. Er wordt hard gevochten. De relschoppers
gooien zwaar vuurwerk, stenen, verkeersborden, fakkels naar de ME, maar ook hulpverleners en
brandweer worden belaagd. De politie voelt zich genoodzaakt om uit verdediging gericht te schieten
op de mensenmassa. Vijf relschoppers worden door kogels geraakt. Het duurt ongeveer drie uur
voordat de ME de situatie onder controle heeft. Op de avond zelf worden 49 mensen aangehouden,
waarvan zes minderjarig; het totale aantal aanhoudingen loopt uiteindelijk op tot 76 personen.
De zogenoemde ‘Coolsingelrellen’ waren onverwacht wat omvang en geweldsintensiteit betreft.
Groter en feller dan we in Eindhoven hadden gezien. Net als daar, was het palet van relschoppers
veelkleurig, wat handhaving en ME-ingrijpen lastiger maakt. De rellen in Rotterdam hadden niet, zoals
in Eindhoven het geval was, een vooraf al herkenbare opbouw en organisatiegraad. Sociale media
speelden daar geen rol van betekenis bij. Waar in Eindhoven het aandeel demonstranten en activisten
aanzienlijk was en zichtbaar bleef, waren de rellen in Rotterdam bijna elf maanden later kennelijk meer
geladen door frustratie en agressie uit onvermogen. Net als ten tijde van de ‘avondklokrellen’ kwamen
de relschoppers in actie om van de beperkende coronamaatregelen af te komen. Steeds minder mocht,
steeds minder kon: scholen en winkels nog steeds dicht, geen concerten of voetbalwedstrijden. De
koopavond zou de avondklok niet gaan overleven en jongeren geen gelegenheid meer bieden om te
flaneren. En – directe aanleiding – het kabinet kondigde op 19 november voor de jaarwisseling 2021-
2022 een tijdelijk vuurwerkverbod af. Erg feestelijk waren de vooruitzichten niet meer. Het ging die
avond ook om de roes, de spanning, de ‘kick’ van het hier en nu en met elkaar, zoals verdachten later
tegen de rechter vertelden, net als eerder in al die steden waar protesten tegen de avondklok uit de
hand waren gelopen.
9
Spaces & Places
Rellen laten zich buitengemeen lastig voorspellen, ondanks de vele studies die hier naar zijn gedaan
(Stekelenburg, 2017). De belangrijkste conclusie die recente analyses onderstrepen, is dat de ‘zachte’
voorspellers, dikwijls langlopende demografische, culturele en sociale patronen, wel degelijk onderdeel
zijn van de voorspelbaarheid van rellen (Zwet et al., 2022). Dat is academisch een waardevolle
constatering, maar beleidsmatig nogal een lastige.
Maatschappelijke onrust concentreert zich zelden op onverwachte plaatsen. Ongeregeldheden die
hieruit voortvloeien evenmin. Er is altijd sprake van een stapeling van risicofactoren. Dat gold ook voor
de beschreven rellen in coronatijd in de genoemde steden. Het waren ‘zichtlocaties’: de plekken
waarvan de relschoppers weten dat ze er gezien worden. Plekken soms ook met een symbolische
waarde. Tegelijkertijd waren het ‘broeilocaties’: de plekken met een eigen geschiedenis van tijd en
plaats die samen het toneel vormden voor de ordeverstoringen en rellen, maar ook de plekken zijn
waar mensen (soms van jongs af aan) in aanraking komen met protestrepertoires. Buurten met een
‘reputatie’, als het gaat om maatschappelijke onrust en ongeregeldheden. Buurten waar bekende
problemen spelen, waar mensen boos zijn, en die boosheid niet kwijt kunnen. Tegelijkertijd zijn de
bewoners trots op hun buurten, voelen ze betrokkenheid bij elkaar en hun buurt, ervaren ze wellicht
ook de veiligheid om hun onvrede te uiten over wat ‘de overheid’ doet. Het zijn deels buurten die de
afgelopen decennia achtereenvolgens probleem-, kracht- en prachtwijken zijn genoemd: buurten met
elk eigen sociale staat-straat-dynamieken (Moors, 2008; Slooter, 2018; Slooter 2021).
Beleidsmatig en qua handhaving het ingewikkelde is, dat rellen weliwaar niet op onverwacht plekken
ontstaan, maar dat in elk van die buurten met ‘gestapelde risicofactoren’ toch een specifieke
voedingsbodem bestaat, een samenvloeien van allerlei omstandigheden en situaties en irrationele
ervaringen waarvan de samenhang doorgaans moeilijk te duiden is.
2. Fasen en Factoren
In de beschreven ‘coronarellen’ zijn zes fasen te onderscheiden. Drie fasen gaan vooraf aan en drie
volgen direct op de ordeverstoringen of rellen in engere zin.
Vóór de rellen
In fasen 1 en 2 is er feitelijk nog niets aan de hand. Althans, niet iets dat per se concreet op onrust duidt,
of op het risico van ordeverstoringen. Professionals die in de buurten werken, herkennen wel signalen
van onvrede, want die zijn er bijna altijd. De vraag is hoe je kunt duiden wat die signalen betekenen.
10
Risico op escalatie is er in beginsel altijd, maar het gebeurt niet vaak; dus hoe weeg je het moment en
de aard van ingrijpen?
Vanuit de literatuur bezien, is er wel een aantal relevante gezichtspunten te formuleren om die lokale
context te taxeren. Een klassiek gezichtspunt, ten eerste, is dat van de buurteffecten en de samenhang
daartussen. Dan gaat het al snel over de kwaliteit, de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van
voorzieningen, hoe kansenontwikkeling werkt en stereotypering doorweegt. Als mensen ervaren dat
hun integriteit en rechten geschonden worden, dan willen ze die situatie veranderen en tekenen ze
protest aan. Krijgen ze geen gehoor, dan volgt escalatie. In veel kwetsbare wijken is dat gevoel van niet
gehoord worden en machteloosheid endemisch. Daar zijn (ervaren) breukvlakken ontstaan, die als een
self-fulfilling prophecy gaan werken. En dat is een voedingsbodem voor escalatie van protest (Postmes,
Bezouw & Kutlaca, 2014). Corona heeft in deze context katalyserend gewerkt.
8
Onrust en ongeregeldheden bekijken als een vorm van ‘straatpolitiek’, ten tweede, is niet zozeer een
nieuw, maar wel een gedurfd en vooral lonend perspectief. Het ziet de manier waarop mensen zich
uiten – relplegers incluis – als een manier van politiek bedrijven, statements maken, laten merken dat je
er bent. Ook al is de goegemeente niet zo gewend om die signalen als ‘politiek’ te beschouwen.
Relschoppen doet apolitiek aan, maar heeft vrijwel altijd een politieke betekenis. Rellen zijn
‘straatpolitiek’, aldus Kaulingfreks (2017), een vorm van unruly politics (Kaulingfreks, 2015): geen
bewuste (partij)politieke strategie om een maatschappelijke verandering te realiseren, maar een vorm
van actieve ontwrichting waarmee mensen die zich politiek niet gerepresenteerd voelen, aandacht
vragen voor maatschappelijke kwesties. Zoals heel zichtbaar was in het decennium vóór de pandemie
uitbrak. In rellen zitten altijd twee emoties, schrijft Kokoreff (2008): woede over onrechtvaardigheid en
marginalisering, naast verlangen naar emancipatie en erbij horen. Groepen mensen die zich
machteloos voelen tegenover overheden gaan zich buiten de gebruikelijke fatsoensnormen en het
consensusmodel van de politiek bewegen en met controversiële en verstorende acties ‘straatpolitiek’
bedrijven. Het is hun strijd en hun manier om zich af te zetten tegen het institutionele politieke bedrijf,
waarvan zij vinden dat het hen niet ziet staan. Protest en geweld zijn dan intuïtief de enige manier om
gehoord te worden, en om de overheid te laten zien en merken dat mensen – jongeren in het bijzonder
– zich teweer kunnen stellen (Sieckelinck, 2017; Abdallah & Kooijmans, 2021).
Een derde perspectief betreft de handhavingsopgave die altijd, van dag tot dag, in kwetsbare wijken en
buurten aan de orde is. Een risicosituatie is een stapeling van hardnekkige sociale problematiek
(werkloosheid, armoede, multiproblematiek in gezinnen), gekoppeld aan twee andere fenomenen. Ten
eerste bezuinigingen op outreachend werken, of eerder nog het terugtrekken op kerntaken en hierdoor
de geringe inzet op sociale cohesie en verbinding, bij woningcorporaties, preventief buurt- en
jongerenwerk en niet in de laatste plaats de politie in de wijk (IJ&V, 2020). Het andere fenomeen is de
geringe responsiviteit van overheden en uitvoeringsorganisaties, waar een onderzoekscommissie van
de Tweede Kamer zich in 2020 over boog. De Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen poneerde bij
die gelegenheid de vuistregel, zoals de Volkskrant het samenvatte: ‘dat zo’n 80 procent van de burgers
geen problemen met de overheid heeft, maar dat de 20 procent die dat wél heeft, zelden maar één
probleem heeft.’
Een vierde perspectief onderstreept het belang om vanuit zogenoemde ‘risicosituaties’ te kijken naar
wat er in kwetsbare buurten speelt. Niet, zoals meestal gebeurt, vanuit een risicofactorenperspectief,
maar vanuit een situationeel interactieperspectief. Dat biedt namelijk inzicht in welke stapelingen van
harde en vooral zachte factoren een voedingsbodem voor onrust vormen (Wikström & Treiber, 2017;
Wikström, Mann & Hardie, 2018; Klomp et al., 2014). Hoe precies de causale verbanden lopen tussen
8
De coronacrisis leek als een katalysator te werken voor bestaande onvrede en wantrouwen bij groepen die al voor de coronacrisis
kwetsbaar waren (Kritzinger, et al., 2021). Soortgelijke bevindingen zijn gedaan in de VS, waar uit onderzoek blijkt dat strengere
coronamaatregelen alleen tot meer protesten leidden in gebieden waar voor de pandemie een hoge mate van ongelijkheid was, en meer
onvrede heerste (Iacoella et al., 2021).
vertrouwen, onbehagen en pessimisme blijft een ‘well-tossed spaghetti’ (Putnam, 2000, p. 137). Maar
er zijn onderstromen vol boosheid en wantrouwen jegens de overheid. De onvrede van burgers in het
algemeen en van jongeren met een migratieachtergrond in het bijzonder neemt toe. Hun ‘Unsicherheit’
– een term van Zygmunt Bauman – groeit eveneens: onzekerheid die een diep gevoel van onveiligheid
geeft, waar groepen mensen zich – in hun eigen buurt, de buurt die zij als eigen ervaren – bedreigd
voelen door invloed en ingrijpen van buitenaf, door verlies van terrein, vrij letterlijk, en van
zeggenschap, omdat ergens waar je niet bij kunt iets besloten of gedaan wordt dat jou raakt (Van Dijk
& Moors, 2018). Deze kluwen van onzekerheid, onveiligheid, onbehagen, wantrouwen en pessimisme
trekt een wissel op de relatiegerichte manier waarop overheden verbonden willen zijn bij kwetsbare
wijken (Van Dijk & Moors, 2018; Peeters et al., 2020). En als dan ook nog aan de legitimiteit van de
overheid (en haar besluiten) wordt getwijfeld, of dat die wordt ontkend, dan zijn we een eind van huis.
In kwetsbare wijken leven breed verspreide, serieuze gevoelens van er niet bij horen, niet kunnen
bijbenen, uitsluiting, achterstelling of achterstand. Die teruggaan op de steeds ingewikkelder opgave
om iemand te zijn in de Nederlandse samenleving: een groots identiteitsvraagstuk dat tegelijkertijd zo
pijnlijk klein en individueel is: wat denk je dat anderen denken dat je waard bent? Rondom de
‘avondklokrellen’, in het hart van de pandemie, waren toekomstperspectieven omfloerst en veel
jongeren boos, of vol onbegrip op zijn minst, over de manier waarop de overheid met
coronamaatregelen omging en niet voldoende afstemde op wat jongeren op dit vlak bezighield (Han et
al., 2020; Nisa et al., 2020).
Iedereen werd geraakt door de belemmeringen die het virus met zich meebracht. De lockdowns
hadden een sterke psychologische impact, bij mensen in het algemeen en bij jongeren in het bijzonder
(Brooks et al., 2020). Onderzoek van het CBS en het netwerk Gezondheidsonderzoek bij rampen (GOR)
onderstreepte dat het ervaren levensgeluk van jongeren in 2021 hard daalde, ze hadden mentale
klachten, last van stress en hadden suïcidale gevoelens (CBS, 2022; GOR, 2022). Verder zijn er sterke
aanwijzingen dat de lockdowns tot agressie vanuit frustratiestress leidden. Jongeren in het bijzonder
konden niet meer doen wat ze voor ogen hadden. De doelen die ze wilden bereiken en verwachtingen
die ze hadden, leken verder weg dan ooit. Daar viel voorlopig niets aan te veranderen. Niemand had
controle over de situatie en dat leverde stress op. Agressief handelen geeft in deze context een gevoel
van beheersing en autonomie: dat je toch iets hebt teweeggebracht (Leander et al., 2020).
Het aandeel mensen met een laag psychisch welbevinden begon in de zomer van 2020 te stijgen en die
stijging zette door (Marangos et al., 2020; GOR, 2022). Dat betekent dat bij deze groepen gevoelens
van isolement en onzekerheid samenvielen met de ervaring geen kant meer op te kunnen vanwege
geldgebrek. Ook op het gebied van onderwijs waren vergelijkbare ontwikkelingen zichtbaar. Jongeren
die een beroepsopleiding volgden (vooral de studenten aan de entreeopleidingen, die zonder
startkwalificatie zijn begonnen) ervoeren druk en demotivatie vanwege een tekort aan stageplaatsen
en leerbanen, met studievertraging tot gevolg en een beperkt toekomstperspectief (meer netwerk;
diploma; werk; respect) voor ogen (Engbersen & Omlo, 2020).
Tel hierbij op dat het maatschappelijke en politieke debat steeds meer op Twitter-lengte wordt
gevoerd, met scherpe opposities. Die continue invloed van sociale media op het debat is invasief. De
door McLuhan (1994) geschetste medium is the message-werkelijkheid in optima forma: het live
streamen van gebeurtenissen, events, en dus ook rellen door de deelnemers zelf, heeft een enorme
aantrekkingskracht en dito bereik in zijn eigen niche. Dat werkt mobiliserend. Zowel op anderen
(jongeren, omstanders), maar werkt ook door in de reguliere media, die op hun beurt het lokale nieuws,
of de stellingname van een eloquente groep, 'verheffen' tot serieuze gebeurtenis (Bekkers et al., 2009;
Bekkers et al., 2011; Schäfer, 2019). Zeker in relatie tot (de potentie van) grootschalige spanningen en
escalatie is deze invloed van sociale media nauwelijks te overschatten. Al was het maar omdat ze de
escalatie van onrust en ongeregeldheden (kunnen) versnellen.
12
In fase 3 beginnen spanningen op te stapelen, risicosituaties gaan escaleren. De ordeverstoringen die
eerder plaatsvonden en de aanpak daarvan door de gemeenten, de boa’s en de politie kunnen op veel
ressentiment rekenen. De aankondiging en invoering van de avondklok komt daar overheen.
Influencers beginnen zich te roeren en roepen op tot verzet. Verschillende groepen vloeien samen in dit
protest, niet omdat ze zich zo met elkaar verbonden voelen, maar omdat zij in de overheid een
gezamenlijk kwaad zien. Vergelijkend onderzoek naar maatschappelijke onrust noemt meestal vier
elementen waarin uitingen verschillen. Het eerste element is waar de uitingen zich afspelen: het
theater. Het tweede element is hoe de deelnemers worden gemobiliseerd. Het derde onderscheidende
element is het doelwit: wie of wat hadden de deelnemers op de korrel? Het vierde element, ten slotte,
zijn de motieven van de deelnemers.
In alle beschreven situaties verschilde het theater van de onrust. De onrust beperkte zich tot specifieke
locaties: zowel ‘zichtlocaties’ als ‘broeilocaties’, zoals we die hierboven al even aanstipten. Soms waren
de onruststokers ook mensen uit diezelfde omgeving. Net als de mensen die er last of schade van
ondervonden. Er vond geen beweging of trek plaats vanuit de buurt naar het stadscentrum. Was dat
wel het geval, dan kwamen daar mensen meedoen, die voor een aanzienlijk deel uit andere wijken en
uit de randgemeenten afkomstig waren. Alleen in het geval van Eindhoven kwamen mensen speciaal
om te demonstreren naar de ‘zichtlocatie’; voor een fors deel van buiten de gemeente Eindhoven,
mogelijk met het oogmerk om onrust te stoken en te rellen. In Eindhoven waren politie en handhaving
voorbereid op de situatie, omdat demonstraties waren aangekondigd (en verboden). Dat de situatie uit
de hand zou kunnen gaan lopen, was een scenario waarmee werd gerekend.
Toch ging in Eindhoven de mobilisatie op straat verrassend snel en was er meteen ook sprake van een
grimmige sfeer. Bovendien observeerde de politie vrijwel meteen specifieke kleding en taalgebruik bij
groepen, evenals de aanwezigheid van wapens bij sommige demonstranten. Er was daarom niet veel
tijd om mensen (individueel) aan te spreken. De afgesproken werkwijze om (individuele) raddraaiers uit
de anonimiteit te halen en groepsvorming te voorkomen, kon evenmin worden nagekomen. Groepen
met – vermoedelijk – kwaad in de zin konden zich bijeenvoegen en krachten bundelen. Dit patroon lijkt
vermoedelijk op dat van Rotterdam medio november 2021, hoewel de politie daar in eerste instantie
niet met grootschalige opkomst van demonstranten rekende. In Helmond en Breda was sprake van
verhoogde alertheid bij politie en handhaving. De politie legde in Helmond preventief huisbezoeken af
bij individuen die zich online opruiend hadden geuit. De mobilisatie van mensen op straat leverde
spanning op, maar bleef onder controle. Ook in Breda las de politie mee op online platforms. In ’s-
Hertogenbosch is er vanuit handhaving, straatcoaches, jeugd- en jongerenwerk ingezet op jongeren
opvangen, aanspreken en overtuigen om niet mee te gaan doen met welke manifestatie dan ook. De
driehoek in ‘s-Hertogenbosch besloot in eerste instantie vast te houden aan een de-escalerende,
verbindende strategie, waarbij de politie niet zichtbaar en op grote schaal wordt ingezet. De
mobilisatie op straat bleef lang stabiel, maar vroeg in de avond ging het los toen een grote groep
overwegend jonge relplegers naar het stadscentrum trok. De mobiele eenheid was laat.
Sociale media hebben mobiliserend gewerkt, maar eigenlijk is er alleen in Eindhoven expliciet sprake
geweest van een online mobilisatiestrategie. Sociale media hebben in Eindhoven en ’s-Hertogenbosch
mensen bij elkaar gebracht, die daar anders niet zouden zijn geweest. In Eindhoven zijn daar de
voormannen en influencers van landelijke bewegingen leidend in geweest. Daarnaast was de bijval
vanuit het netwerk van harde kern supporters van betaald voetbal verenigingen cruciaal. Signalen
vanuit deze groepen namen toe op 22 januari en daarmee aanwijzingen voor geweldsintentie
(vuurwerk), expliciet gericht tegen de politie. In ’s-Hertogenbosch, maar eerder ook in de Haagse
Schilderswijk, waren de online gangmakers fluïde netwerken van jongeren, die elkaar via Snapchat en
Facebook opjutten om naar de Graafsewijk te komen en de stad in te gaan. Een harde kern van online
aanjagers ontbrak. Maar in drie kwartier groeide dankzij de verspreiding via sociale media een relatief
kleine groep tot ruim 100-120 raddraaiers die de stad in trokken. In Breda en Helmond waren sociale
media niet zonder betekenis, maar vervulden ze veeleer een informerende dan een mobiliserende rol.
13
Lokale groepen hoorden van elkaar wat wanneer waar en hoe aan de hand was, of zou gaan gebeuren,
maar die groepen waren al ‘op straat’.
Online uitingen en oproepen via sociale media maken onmiskenbaar deel uit van het ontstaan en de
opbouw van maatschappelijke onrust. Passieve en actieve blootstelling aan polariserende online
content stimuleert het proces van radicaliseren (Wolfowicz, Hasisi & Weisburd, 2022). Daar gaat een
complexe dynamiek achter schuil, zowel aan de kant van de mensen die protesteren, als aan de kant
van de overheid, de opsporing en de handhaving. Daarnaast is er nog het aspect van techniek en
algoritmen. De technologische architectuur van sociale media (en de commerciële belangen die
daarmee gepaard gaan) bepalen fundamenteel hoe gebruikers van de platforms met elkaar in contact
komen en met elkaar omgaan (Berry, 2011; Gillespie, 2014; Langlois et al., 2009). Dat is een zegen en
een vloek. Activisten kunnen snel en overal ter wereld met elkaar in contact komen en groepen mensen
bereiken, zo nodig ook massa maken. De toegang tot informatie zorgt voor minder ‘informatie-
asymmetrie’ tussen machthebbers en de mensen die hen uitdagen. De visuele cultuur van sociale
media – ook in de context van maatschappelijke onrust een factor die wordt veronachtzaamd – helpt
complexe materie toegankelijk te maken en snel wereldwijd te verspreiden. Maar in welke mate ze
daarin ook door algoritmen gestuurd worden, is volstrekt onduidelijk. Bovendien leidt het gebruik van
sociale media om informatie te verspreiden bijna per definitie tot online polarisatie, omdat hapklare
opvallende click-bait zwart-wit is: voor of tegen, dus altijd conflictueus (Poell & Van Dijck, 2018).
Het geweld in de binnensteden van Den Haag, Eindhoven, ‘s-Hertogenbosch en Rotterdam werd
instant landelijk nieuws. Sociale media droegen hieraan bij. Mechanismen van selective exposure (het
vermijden van informatie die niet overeenkomt met de eigen politieke voorkeur) en motivated
reasoning (het zodanig interpreteren van informatie dat het overeenkomt met de eigen opvattingen),
resulterend in echo chambers (online ruimtes waarin de eigen standpunten continu bevestigd of
‘geëchood’ worden), hadden polariserende effecten. Sociale media maken dat groepen mensen snel
clusteren in relatief homogene, ideologische topic communities. Die clusters verhouden zich op twee
verschillende manieren. Groepen mensen staan enerzijds in specifieke situaties en contexten tegenover
elkaar, zoals ten aanzien van vaccinatie bijvoorbeeld, of de coronatoegangsbewijzen, terwijl ze met
betrekking tot andere onderwerpen dan weer roerend eens kunnen zijn. Anderzijds ontstonden er ook
verbindingen tussen die topic communities, die er voorheen vaak niet waren, waarbij traditionele media
een brugfunctie hadden. De traditionele media zijn feitelijk altijd ‘middenpartijen’ gebleven tussen de
netwerken van contesterende en elkaar soms ook bestrijdende protestgroepen. Tegelijkertijd is er
echter altijd actief verkeer gebleven tussen topic communities. Ze liepen elkaar tegen het lijf bij
verschillende protesten tegen de overheid. Bakker en collega’s (2021) vonden concrete aanwijzingen
van pogingen tot samenwerking, die bij de ‘avondklokrellen’ ook naar voren kwamen, zoals oproepen
op Telegram om de verschillende belangstellenden van de verscheidene protestthema’s bij elkaar te
brengen. Kortom, filterbubbels zijn nooit volledig afgeperkt en gesloten geweest (Bakker et al., 2021).
Kranten en actualiteitenprogramma’s op televisie mediëren en versterken het discours op sociale
media door de aandacht te vestigen op specifieke opvattingen en personen. Dat bleek ook het geval te
zijn tijdens de zomerrellen in Den Haag en Utrecht (Moors et al., 2021; Torre & Jongepier, 2020).
Tijdens de ‘avondklokrellen’ speelde hetzelfde: dagelijks honderden oproepen tot verzet op sociale
media. Sociale platforms vormen een uitvalsbasis, hebben organiserend vermogen en helpen mensen
mobiliseren (Moors, 2014; Tufecki, 2017; Poell & Van Dijck, 2018). Sociale media vormden het vehikel
voor fake news, filter bubbles en algoritmes die populistische sentimenten vermenigvuldigen en
concentreren tegelijkertijd, die groepen mensen tegenover elkaar plaatsen, en die ‘burgerjournalistiek’
hielpen om de ‘onbetrouwbare pers’ van de elites te omzeilen (Marwick & Lewis, 2017; Klerks, 2021;
Bakker et al., 2021). Toch is het – desondanks – slechts in een beperkt aantal gevallen daadwerkelijk tot
opruiende manifestaties en rellen gekomen. Want tal van andere factoren speelden een rol:
situationele factoren, specifieke achtergronden, toevallige aanleidingen, én de manier waarop de
traditionele media omging met de online reuring. De traditionele media gaven veel aandacht aan de
14
escalaties van geweld. De extremen in de discussies op sociale media kregen hierdoor extra aandacht
en weerklank (Schäfer, 2019; El- Kaddouri et al., 2020). Kortom, sociale media dragen met name in een
gemedieerde werkelijkheid bij aan het aanjagen van rellen.
Na de rellen
De paradoxale situatie is, dat juist als de rust is teruggekeerd op straat en de ordeverstoringen of rellen
voorbij zijn, er heel stevig moet worden ingezet op preventie. Terwijl daar op dat moment van nature
misschien wel de minste urgentie voor wordt ervaren. Professionals gaan snel over van ‘wonden likken’
naar de orde van de dag, gericht op de concrete werkzaamheden die natuurlijk ook moeten
plaatsvinden.
Want de eerste reacties komen binnen. Kwetsbaarheden liggen bloot. Er heerst veel onbegrip.
Slachtoffers hebben aandacht nodig, en de belofte van herstel. De schok die nogal wat professionals
ervoeren, dat het ze over de schoenen liep, vraagt om empathie, en betekenisgeving. De rotzooi moet
opgeruimd. Maar de opgave is breder. Van gemeenten, met de burgemeester voorop, verwachten de
bewoners van de stad een kader voor herstel, de grondtoon voor hoe verder. Want in zekere zin is
iedereen doelwit geweest en wil iedereen weten waarom dit is gebeurd, wie de raddraaiers waren, en
wat hen bezielde.
In deze fase is het nog te vroeg voor een antwoord op die vragen. Dat is misschien wel het belangrijkste
kenmerk van het moment van de ‘day after’. In de crisisbeheersingsliteratuur is opvallend weinig
aandacht voor de constatering, dat vrijwel iedereen dan mentaal nog verkeert in de ‘momentane
vernauwing’ van de crisis. Midden in het moment van de rellen staat het denken en doen van
professionals en bestuurders in de sleutel van acute crisisbeheersing, met hoog accent op openbare
orde en veiligheid. Ze hebben zich doelwit gevoeld. Dat moment ijlt na. Zelfs de meest ervaren
bestuurders hebben ermee te maken.
Daarna moet er eerst ruimte zijn voor dialoog met de gemeenschap, zodat mensen betekenis kunnen
geven aan wat ze hebben meegemaakt. Daarna komen andere aspecten weer aan bod, zoals
schadeherstel, opsporing en vervolging (fase 4), verwerking, welzijn, zorg, onderwijs (fase 5),
vooruitzien en vormgeven (fase 6). Het is duidelijk dat de komende weken en maanden gehandeld
moet worden. Niet alleen om wat gebeurd is af te sluiten en om te repareren wat kapot is gegaan, maar
ook om te leren van wat goed ging en wat minder. De kans op scherpe uitingen van ongenoegen en
onvrede, dus van protest dat zich uiten kan in ordeverstoringen, ongeregeldheden en rellen blijft
borrelen onder het plaveisel.
In fasen 4 en 5 moet passende nazorg en bestraffing worden georganiseerd voor slachtoffers en daders.
Ook voor specifieke groepen daders, want respondenten onderstreepten dat voor de echt moeilijke
jongeren de afstand naar jeugd- en jongerenwerk al te groot is (zie ook: Jong, 2022). Daar passen
trouwens ook een goed doordachte communicatie en woordvoeringslijnen bij, die uitstralen dat
grenzen zijn overschreden en die vooral benoemen welke grenzen dat zijn, waar de streep staat én blijft
staan, maar ook wat het gezag heeft herkend en meegenomen uit de ‘straatpolitiek’ en het protest. Dat
vergt eerlijk, samenbindend en authentiek leiderschap, dat de dialoog aangaat – met slachtoffers én
daders – en durft reflecteren op de rol die overheden zelf hebben gespeeld ten aanzien van de
protesten, op de manier waarop tijdens en na de rellen is gehandeld.
Wat ook van onderschat belang is, is de bestuurlijke en professionele reflectie op de ‘boze mensen’ met
wie je als bestuurder en professional te maken hebt gehad. Al deze mensen ervaren onvrede,
onrechtvaardigheid en ongelijkwaardigheid. Dat brengt hen ertoe om steeds scherper te denken in wij-
zij tegenstellingen. Feitelijk hebben deze groepen mensen een ‘moral argument with the state’, zoals
de Britse criminologe Alison Liebling het ooit formuleerde (geciteerd in: Moors, 2014). Ze zien dat een
overheid hun boosheid niet adresseert, misschien negeert in hun ogen, en zo voor hen niet langer de
overheid is die beschermt, maar veeleer een tegenstander is geworden (of zelfs een vijand). Voeg bij
deze cocktail een geschikte trigger, zoals een hete zomer, de avondklok, of het vuurwerkverbod, en het
spel staat op de wagen. De middelen die de combinatie van sociale media en traditionele media bieden
om een podium te krijgen voor die grieven, brengen mensen bijeen, die er heel verschillende
opvattingen op nahouden, maar allemaal ‘iets te schaften’ hebben met die overheid.
Wat de coronarellen in de zomer van 2020 en de avondklokrellen begin 2021 lieten zien, is dat het
protest vooral gedragen werd door veel verschillende groepen die normaliter niet heel dominant en
uitgesproken zichtbaar zijn in Nederland. Het zijn groepen die voor een deel sociaaleconomisch
tamelijk kwetsbaar zijn, die deels ook minder Randstedelijk zijn georiënteerd en georganiseerd (Berg &
Kok, 2021). Of het ook groepen mensen waren met wat meer extreme levensbeschouwelijke en/of
politieke voorkeuren, hebben we in onze onderzoeken niet kunnen vaststellen, maar in de literatuur
zijn daar wel aanwijzingen voor te vinden (bijvoorbeeld: Engbersen et al., 2021a). Hun betrokkenheid
lag op allerlei gebied: de woningnood, het klimaat, institutioneel racisme en geweld. Wat de
groeperingen bond, is hun weerstand tegen de coronamaatregelen en hun wantrouwen jegens politiek
en beleid. Onder de mensen die protesteerden, zijn velen nogal pessimistisch over wat de overheid
voor hen zou doen in woelige en moeilijke tijden. Traditioneel zijn dat tevens de groepen die minder
genegen zijn om zich aan regels van diezelfde overheid te houden. Respondenten benadrukten hoe
serieus de protesten waren. Ook van groepen mensen die normaliter niet tegenover de ME staan. ‘Die
mensen spelen geen rol. Ik zag de haat in hun ogen’, vertelde een politieman.
9
Er ontstonden in coronatijd nieuwe contestaire bewegingen, zoals de Defend-groepen die lokaal of
regionaal zijn georganiseerd en claimen ‘de demonstranten te “beschermen” tegen politiegeweld.’
Bestaande bewegingen, zoals Black Bloc, die zich in tegenstelling tot Defend aan de radicaal linkse
kant van het politieke spectrum positioneren, brengen meer aanhangers op de been te brengen dan
eerder. Tijdens de demonstraties tegen de coronamaatregelen zijn afgelopen jaar uitingen van rechts-
extremistische denkbeelden te zien geweest. De harde kern supporters van diverse betaald voetbal
organisaties manifesteerden zich bij uiteenlopende ordeverstoringen. Mogelijk bevonden zich daar ook
leden van zogenoemde ‘vechtgroepen’ onder (Ham, Scholten, Lenders & Ferwerda, 2017). Wolsink en
Ferwerda (2022) vermeldden, dat tijdens de coronarellen en demonstraties tegen de
9
Op sociale media worden persoonsgegevens door sommige actievoerders misbruikt om druk uit te oefenen (doxing). Politiemensen
geven desgevraagd aan, dat ze hier in toenemende mate mee te maken krijgen en last van hebben. Ook de mensen van de mobiele
eenheid, die voortdurend werden gefilmd terwijl ze in linie stonden: ‘alles wordt live gestreamd, alles wordt persoonlijk gemaakt’, zei een
van hen. Het aantal aangiften van politiemensen tegen deze praktijken neemt sinds coronatijd sterk toe.
16
coronamaatregelen negen Nederlandse vechtgroepen zich hadden verzameld en samen optrokken
onder de naam Dutch Firms United. Trouwens niet altijd met de intentie om geweld te plegen.
Tijdens de avondklokrellen was een kleine, zichtbare groep erop uit om te rellen. De ‘reizende matters’
(Movisie, 2021), vermoedelijk ook een deel van de ‘activisten’. De politie wees in Eindhoven ook op
‘plunderaars’, die heel rationeel een demonstratie ‘gebruiken’. Veel meer mensen kwamen een kijkje
nemen en gingen meedoen – soms tegen hun eigen verwachtingen in. Verveling en sensatie waren
voor veel mensen motieven om mee te doen. De avondklokmaatregel creëerde wat dat betreft een
moment, de rush wellicht, of de ‘kick’, waarop grote groepen mensen zichtbaar ‘tegen’ kunnen zijn en
in actie komen. Rellen is een intense ervaring. Sensatiezoekers vormden ook een grote groep op sociale
media, dikwijls waren zij ‘ondoordachte delers’ van opruiende berichten, die zo toch een stevige
bijdrage leverden aan de onrust (Moors et al., 2022).
Op de langere termijn (fase 6) slijten de scherpe kantjes van de herinnering aan de ordeverstoringen en
rellen. Dit biedt adempauze om te reflecteren op een roerige tijd. Maar de voedingsbodems voor onrust
zijn niet verdwenen. In dat opzicht zijn de fasen 6 en 1 nauw met elkaar verbonden. In die eerste fase
stond het belang van de lokale context centraal, het opbouwen van inzicht in en rapport met de lokale
geschiedenis van tijd en plaats, die hoe dan ook het toneel vormt voor ongeregeldheden. Uit wat er is
gebeurd valt veel te leren, dat uiteindelijk ook weer kan helpen om een volgende keer net wat minder
verrast te zijn, op basis van betere informatie te acteren, of iets anders te opereren dan voorheen. In de
kern gaat het om het operationeel maken van een brede preventieve insteek vanuit veiligheid,
leefbaarheid, sociaal domein, publieke gezondheidszorg om het sociale weefsel in kwetsbare wijken zo
elastisch mogelijk te maken en te houden. Dat vraagt een manier van kijken die de overheid niet van
nature komt, zoals Eysink Smeets (2022) onlangs betoogde. Oog voor hoe mensen (vooral in die
wijken) veiligheid en rechtvaardigheid beleven. Voor hoe zij omgaan met angsten, onzekerheden,
stress, maar ook waar ze hoop van krijgen, welke behoeften ze hebben. Op het niveau van individuen,
maar ook op het niveau van groepen en gemeenschappen.
Maatschappelijke onrust die tot uitbarsting komt in ordeverstoringen en rellen is niet louter als
‘crimineel’ te bestempelen. Zelfs niet als er, zoals bij de ‘avondklokrellen’ in Eindhoven, nogal wat
criminelen mee deden. Het is begrijpelijk dat dit gebeurt in de emotie van het volle moment, zoals toen
premier Rutte en minister Grapperhaus hun ‘smalle’ uitspraken deden. Maar overheden staan wel voor
de opgave om oog te ontwikkelen voor en zich te verdiepen in de onder- en bovenstromen van het
protest. Daar zit altijd een boodschap en die doorgronden door in gesprek te blijven met ‘de
tegenstanders’ biedt inzicht in wat precies de onvrede en het onbehagen inhouden. Misschien ook op
wat er tegen valt te doen (Achterhuis, 2008).
De opgave is kortweg de open dialoog met de samenleving. Dat klinkt nogal groot. Misschien is het dat
ook wel, maar het moet gaan over de kleine bewegingen. Structureel contact met mensen in de wijken:
relationeel vakmanschap. Een passende aansluiting van professionals in hoe en wie ze zijn bij de wijken
waar ze werken, zodat netwerk en vertrouwen worden opgebouwd en uitwisseling plaatsvindt met
bewoners in het algemeen, formele en informele maatschappelijke en levensbeschouwelijke
organisaties, wijkinitiatieven, vrijwilligersactiviteiten en sleutelfiguren in het bijzonder.
3. Aangrijpingspunten voor preventie en handhaving
Op 11 maart 2020 was corona officieel een pandemie, het begin van een wereldwijde crisis, die in zijn
gevolgen voortduurt tot op de dag van vandaag. De opbouw van lokale spanningen in die eerste hete
coronazomer en rond de invoering van de avondklok is zonder deze mondiale en landelijke
crisiscontext niet te begrijpen.
17
Corona als splijtzwam?
Op het moment dat de avondklok wordt ingevoerd, is Nederland al in ‘harde lockdown’.
10
Volgens het
onderzoek Maatschappelijk beeld in Coronatijd (#3) van het SCP en het RIVM blijkt in maart 2021, dat in
de periode rond het invoeren van de avondklok de houding van mensen jegens corona en coronabeleid
polariseerde. Dat was met name tussen jong en oud het geval, alsook tussen mensen met en zonder
verhoogde gezondheidsrisico’s. Het wederzijds begrip en vertrouwen tussen deze groepen nam af
(Bochove et al., 2021).
Of de coronapandemie de nieuwe splijtzwam was (waar die dikwijls voor wordt gehouden), valt echter
te betwijfelen. In verschillende studies werd weliswaar aangetoond dat het vertrouwen in de
Nederlandse (landelijke en lokale) overheid in de loop van de coronacrisis sterk daalde (Engbersen et al.
2021b; Krouwel et al., 2021; Den Ridder et al., 2021). In het onderzoek De maatschappelijke impact van
COVID-19 zagen we het percentage respondenten dat (veel) vertrouwen heeft in de overheid dalen van
69 procent aan het begin van de pandemie (april 2020) tot slechts 29 procent anderhalf jaar later
(september 2021) (Engbersen et al., 2021b; Schmeets & Exel, 2022). Dat kwam door het in de ogen van
veel respondenten ‘zwalkende’ coronabeleid, maar ook door de Toeslagenaffaire (Kanne & Driessen,
2021).
Tegelijkertijd zagen we dat laag vertrouwen in de overheid geen verschijnsel is, dat alleen voorkomt
onder de minderheid van vaccin-critici, al bestaat er wel een sterk verband tussen het niet bereid zijn te
vaccineren en gering vertrouwen in de landelijke en lokale overheid (Yannitell-Reinhardt, 2015), dat op
zijn beurt weer samenhangt met een (uiterst) rechtse politieke oriëntatie (Engbersen et al., 2021a).
Deze scheidslijnen zijn echter niet nieuw. Door De Voogd en Cuperus (2021) wordt het omschreven als
het verschil tussen de ‘buitenstaanders’ en ‘gevestigden’. Corona was geen nieuwe splijtzwam, maar
maakte de bestaande breuklijnen die de ‘buitenstaanders’ ervoeren vooral merkbaar. Zo bezien is dit
een venijnige onderstroom van de coronapandemie-als-een-langdurige-crisis: ook al blijft er juist voor
gematigde of ambivalente opinies en posities ruimte in de publieke meningsvorming, de bestaande
maatschappelijke breuklijnen raken almaar dieper ingeëtst (Bochove, Moors & Schijvenaars, 2022).
Deze bevinding van de coronacrisis als katalysator van al bestaande problemen, sluit aan bij het beeld
dat wordt geschetst door de professionals in de Schilderswijk en de vier Brabantse steden. Zij zien
vrijwel allemaal – meer of minder expliciet – de onrust als een gevolg van (politieke) keuzes die
gemaakt zijn op landelijk niveau. Landelijke zorgen als de toeslagenaffaire, woningnood, slechte
aansluiting arbeidsmarkt, en het bezuinigen op zorg- en welzijnsprofessionals vormen de
voedingsbodem van de ‘coronarellen’. ‘Die onvrede is als een waakvlammetje waar door de avondklok
benzine op is gegooid’, zei een jongerenwerker uit Eindhoven. Vooral jongeren bevonden zich in een
ingewikkeld parket. ‘Corona is een soort van aanleiding geweest’. ‘Maar de prestatiedruk en de
uitzichtloosheid die al lange tijd heersen onder jongeren zijn een voedingsbodem. Het zicht op een
vaste baan en een eigen woning is al een lange tijd erg ver weg. Het traditionele toekomstbeeld
ontbreekt voor veel jongeren en er is ook geen alternatief voor in de plaats gekomen. Ondertussen
stijgt de eenzaamheid en daar is corona als een lont in het kruitvat bovenop.’
Waren de rellen in coronatijd iets nieuws?
Over ‘coronarellen’ als een nieuw fenomeen lopen de meningen uiteen. Het COT-rapport over
Eindhoven spreekt van ‘ongekende ongeregeldheden’ (COT, 2021). Maar vraag een politieagent van
tegen de zestig naar de ‘avondklokrellen’ en hij haalt de schouders op. ‘Weet je wat heftig was? De
krakersrellen in de jaren 80. We zijn niks meer gewend in Nederland.’ Dat er allerlei ‘nieuwe’ aspecten
zitten aan wat de ‘coronarellen’ is gaan heten, staat buiten kijf. Maar dat wil niet zeggen dat ze op
10
Op grond van wetenschappelijk onderzoek naar de aanwezigheid en activiteit van mensen op straat valt te betwijfelen of het
afkondigen van de ‘avondklok’ een efficiënte maatregel is geweest, althans in de context van de lockdown die destijds al van kracht was
(Rosenkrantz Lindegaard, 2022; Suonperä Liebst & Appelman, 2021).
18
zichzelf staan. Veeleer zien we een ‘lijn van onrust’. Verraste professionals zijn we in onze onderzoeken
feitelijk niet tegengekomen.
Omdat corona en het beleid om de verspreiding ervan te beperken iedereen aanging, ontstonden
samenvloeiingen van groepen mensen die zich eerder niet in elkaars protest zouden hebben herkend
(Shirky, 2009). De behoefte om de straat op te gaan en te protesteren werd breed gevoeld. Verzet
tegen het beperken van vrijheden – dat is wat mensen impliciet meteen herkenden. Voor politie en
handhaving was de veelheid aan verschillende groepen een ingewikkelde kwestie. Enerzijds omdat ze
niet aan elkaars protestrepertoires en demonstratie-ervaring waren gewend, een deel van deze
groepen de werkwijze van de ME niet kende, terwijl een ander deel juist de demonstraties kaapte om
hun kat en muis spel met diezelfde ME te spelen. En dat op live streams en onder het vergrootglas van
de traditionele en sociale media.
De ‘coronarellen’ waren beslist gemedieerde ordeverstoringen. Het beeld is dat sociale media vooral
opriepen tot ordeverstoringen, of die feitelijk organiseerden. Er leek zoiets als een aanzuigende
werking aan de orde. Op sociale media spuwden mensen hun gal, ze werden gebruikt om
politiemensen te doxen. Sociale media smeedden een directe lijn tussen een aantal van de massale
ongeregeldheden en rellen. Van wat er verder nog allemaal speelde met betrekking tot algoritmen,
verschillende vormen van desinformatie en de communicatie in afgeschermde groepen, bestaat nog
nauwelijks een betrouwbaar beeld. Duidelijk is dat sociale media vooral iets doen als ze kunnen bouwen
op de traditionele media.
Waren de ‘coronarellen’ politiek?
Rellen zijn per definitie politiek. Het uitdagen van de orde is een vorm van protest en verzet – en
daarom een uiting van ‘sociale onrust’ in de ogen van die tegenpartij. Vormen van verzet of sociale
onrust zijn legio. De redenen en aanleidingen voor verzet lopen uiteen, maar een aantal komt steeds
terug: economische instabiliteit in combinatie met scherpe inkomensongelijkheid en falende sociale
vangnetten (distributive injustice), zwakke of veeleer nog onbetrouwbare overheden, politiële en
justitiële instituties (procedural injustice), etnische spanningen in een context van (ervaren)
stigmatisering en segregatie, en een ‘traditie’ van sociale onrust.
Het afdoen van ongeregeldheden, grootschalige ordeverstoringen en rellen als ‘puur crimineel’, of het
gedrag van relplegers duiden in termen van sensatiezucht en agressiviteit, is een politieke reactie om
een politiek fenomeen te depolitiseren. Wat we hier gezien hebben, zeggen deze politici, hoeven we
niet te begrijpen als een signaal van maatschappelijke problemen waarvoor wij politieke
verantwoordelijkheid hoeven dragen. De taak die voor ons ligt, is om dergelijk gedrag in te dammen.
Op Vers Beton (25 november 2022) noemde de Rotterdamse socioloog Willem Schinkel die houding
‘selectief omgaan met de context van rellen’.
Politiek draait in de kern om meningsverschillen. Natuurlijk was er ook sprake van agressie,
criminaliteit, of sensatiezucht. En in tijden van corona waren de mogelijkheden om even stoom af te
blazen in de kroeg, het voetbalstadion of de sportschool beperkt. Maar het punt is, dat mensen die de
straat op gaan ook een boodschap te vertellen hebben, buiten de gebruikelijke fatsoensnormen en het
consensusmodel van de politiek om. Lang niet allemaal, maar een deel van hen zeker wel. Rellen zijn
een vorm van unruly politics (Kaulingfreks, 2015): een vorm van actieve ontwrichting waarmee mensen
die zich politiek niet gerepresenteerd voelen, aandacht vragen voor maatschappelijke kwesties.
Ongeregeldheden en rellen zeggen veel over wat burgers van hun overheden verlangen. In die zin
scheef de socioloog Charles Tilly over collectieve uitbarstingen van geweld als een vorm van collective
claims making (Tilly, 2003). Als overheden de ongeregeldheden willen begrijpen, zouden ze zich
moeten afvragen welke (impliciete) claims de stokebranden en relplegers door middel van de
ongeregeldheden en rellen hebben gemaakt.
19
Vergen coronarellen een bijzondere aanpak?
Het verband tussen een pandemie als corona en sociale onrust of politieke rellen is (behalve in
gevalstudies) niet heel eenduidig vastgesteld (Polo, 2020; Ide, 2021). Pandemieën op zich veroorzaken
niet de onrust, maar ze dwingen overheden en handhavers om beleid door te voeren dat bij mensen op
weerstand stuit en zodoende kan leiden tot protest of rellen. Uit de literatuur weten we dat allerlei
frustraties rond onbeantwoorde verwachtingen, gepercipieerde achterstand of achterstelling, en (echte
dan wel ervaren) inbreuken op de eigen groep mensen prikkelen tot politiek protest (Feierabend &
Feierabend, 1966; Simmons, 2014; Hendrix & Haggard, 2015).
Daarnaast is belangrijk dat er gelegenheid bestaat om te protesteren: hoe beter die rechten en normen
zijn geborgd, hoe makkelijker (en frequenter) vreedzaam politiek protest plaatsvindt. Maar allerlei
verschuivingen kunnen dit mechanismen beïnvloeden: nieuwe politieke allianties, ander beleid, meer of
minder (ervaren) dwang en repressie, natuurrampen of economische crises. Mobilisatie van mensen
voor vreedzaam protest wordt dan minder makkelijk. Er staat meer op het spel en daardoor kan
(gewelddadig) politiek protest een alternatieve handelwijze worden. Beide mechanismen
conditioneren elkaar (Drystad & Hillesund, 2020). Frustraties zijn een belangrijke (maar niet
noodzakelijke) voorwaarde voor protest, terwijl gelegenheidsstructuren van grote invloed zijn op de
mate waarin mensen in beweging kunnen komen om op die frustraties te reageren.
Coronabeleid vraagt dus om balans tussen de frustraties die het oproept en de kansen die het aanreikt
om ertegen in ’t geweer te komen. In een mooie studie lieten Wood en collega’s (2022) zien, hoe veel
coronabeleid, gericht op het tegengaan van verspreiding, ingreep op het persoonlijke leven van
mensen en zo hun compliance op de proef stelde. Mensen nemen meer risico om verlies te beperken
dan hun positie te verbeteren (Snow et al., 1998). Dus beleid dat responsief was voor de frustraties die
sommige beperkingen met zich mee brachten, maar de drempel om te protesteren niet verhoogde,
mitigeerde het risico op sociale onrust. Dat gold bijvoorbeeld voor de financiële en economische
maatregelen om individuen en bedrijven te ondersteunen of te compenseren voor het sluiten van
bedrijven en scholen. De beleidsmaatregelen om corona te bestrijden hadden dus allerlei
uiteenlopende effecten op sociale stabiliteit (c.q. het beperken van het risico op onrust en rellen),
effecten die soms ook situationeel van karakter waren.
Interveniëren in het proces van rellen
De overheid is in haar normstelling, taak- en rolopvatting jegens burgers het laatste decennium erg
veranderd. Dat heeft effect op sociale onrust protestrepertoires. Die veranderen ook, manifesteren zich
online bijvoorbeeld, nemen aanstoot aan overheidsbeleid of het ontbreken daarvan, richten zich (voor
het eerst sinds lang weer) expliciet tegen de politie, en lijken losse en tijdelijke allianties voort te
brengen waarin belangen van heel uiteenlopende groepen even samenvloeien – tegen de overheid.
Adequaat omgaan met rellen, betogen Reicher en Stott (2020) vergt zowel achtergrondkennis van
protestgroepen en hun repertoires, als specifiek begrip van hoe overheden en politie in specifieke
situaties met deze groepen hebben gehandeld. Hiertoe zouden politie en gemeenten moeten
investeren in kennis over en inzicht in de achtergronden, overtuigingen, waarden en normen van de
verschillende groepen waar de onrust wortelt. Die groepen zouden ze voorts ook moeten ondersteunen
bij de legitieme en wettige doelen die ze nastreven – en daar helder en consistent met ze over
communiceren. En als personen uit die groepen iets doen wat niet kan of mag, dan moeten overheden
en politie gericht en proportioneel ingrijpen – en via het foute gedrag van de persoon niet de rest van
de groep stigmatiseren.
In algemene zin zouden we van de ordeverstoringen en rellen tijdens de pandemie moeten leren van
professionals, ondernemers, bewoners over wat zich aan spanningen opbouwt in de omgeving waar ze
verblijven. Zo komen fenomenen als maatschappelijke onrust concreet in beeld, en kunnen
maatregelen worden ontworpen die de frustraties adresseren en gelegenheid bieden om stoom af te
20
blazen. Gemeenten zouden participatieve werkvormen kunnen bedenken en organiseren om die
verhalen systematisch op te halen.
De wijk en de buurt zijn belangrijke schaalgroottes voor de ontwikkeling en uitvoering van interventies,
al blijft de balans tussen relationeel vakmanschap, handhaven en optreden in een welbekende
omgeving lastig. De afstemming tussen politie en jongerenwerk / jeugdwerk / opbouwwerk, sociale
wijkteams, maar ook bedrijven en organisaties in de private sector kan veel beter en concreter op
activiteitenniveau (Sonneveld, 2022; Bruchem et al. 2021a).
Een interessant experiment dat rondom de ‘avondklokrellen’ is opgezet, was de inzet van zogenoemde
guardians’ in situaties waarin mensen op straat zijn en sprake is van spanningsopbouw. Het gaat over
personen met een duidelijke gemeenschapsbinding. Dat blijkt te leiden tot informele controle in situaties die
dreigen tot rellen uit te groeien. Het is dus belangrijk om ‘guardians’ in te zetten, al in de voorbereidende fase,
en om ze op straat te hebben in de preventieve fase. Dat gaat niet op als de menigte niet uit de buurt komt, of
als niet wordt geluisterd naar de ‘guardians’ (Bruchem et al., 2021b).
Normen stellen, grenzen trekken, delibereren
Bij uitwassen van maatschappelijke onrust hoeven politie en handhaving niet terughoudend op te
treden. Stevig optreden wordt in de wijk zelfs van de politie verwacht, ook door jongeren. Waar het om
gaat, is dat de mensen tegen wie wordt opgetreden de ervaring meekrijgen dat ze ‘streng doch
rechtvaardig’ zijn aangepakt. Hoe mensen – jongeren misschien wel in het bijzonder –
onrechtvaardigheid waarnemen en ervaren, is het sleutelmechanisme bij hoe overheden (inclusief
handhaving en politie) ongeregeldheden en rellen in de kiem kunnen smoren.
De opgave is om professionals in het gemeentehuis en op straat ervan te doordringen, dat ze door
rechtvaardig te handelen veel onzekerheid kunnen wegnemen. De gemeente, de politie, handhaving
mag en moet normen stellen en grenzen trekken. Zolang ze zich daar zelf ook naar gedragen. De
politie en (jeugd)boa’s, bijvoorbeeld, kunnen door vroeg ingrijpen, op basis van signalen van
zogenoemde ‘voorloper-groepen’, gedegen risicotaxatie en pro-actief persoonsgericht handelen, de
aanzuigende werking van ordeverstoringen voorkomen. Opsporing onmiddellijk na afloop van rellen is
eveneens een effectief middel gebleken. Het draagt bij aan de maatschappelijke acceptatie en stelt
mensen aansprakelijk voor de gevolgschade. Relplegers krijgen de rekening te zien, schrikken daarvan,
en zeggen het voort. Het is van belang om stil te staan bij hoeveel onzekerheid mensen ervaren –
jongeren in het bijzonder, vermoedelijk. En onzekerheid, gecombineerd met ervaren
onrechtvaardigheid, radicaliseert, zeker bij personen die zichzelf moeilijk in toom kunnen houden.
Escalatie van maatschappelijke onrust wordt minder waarschijnlijk als mensen een responsieve
overheid met gezag. Dit betekent: vroegtijdig in contact treden met bewoners, vragen en bezorgdheid
serieus nemen, aangedragen alternatieven serieus bekijken, streven naar coöperatie met bewoners en
een eerlijke verdeling van zowel lasten als lusten. Het past hierbij om niet de ‘polen’ maar het ‘redelijke
midden’ op te zoeken en te faciliteren. Dat is een zinnige zienswijze (bijvoorbeeld: Brandsma, 2016),
die intussen ook populair is bij bestuurders en beleidsmakers. Maar het is een zienswijze die alleen hout
snijdt als die ‘polen’ scherp in beeld blijven (bijvoorbeeld: Eysink Smeets, 2022), en heel goed worden
gemonitord, omdat daar de aard van de onvrede en het potentieel van de verstoring het eerst manifest
worden. Belangrijk is voorts dat er aandacht is voor de dynamiek onmiddellijk na afloop van
ordeverstoringen en rellen. Dan gaat het bijvoorbeeld over de overdracht van spanningen naar andere
steden, maar ook over de omgang met slachtoffers en daders (ondersteuning, bemiddeling, straf,
nazorg).
Bij rellen gaat het mis zodra groepen mensen minder respect beginnen te krijgen voor andere groepen
dan ze zelf zouden willen krijgen. Blijven samenwerken, ook als de belangen niet parallel lopen, is
vanuit overheid en handhaving dan het devies. Mensen moeten het gevoel hebben dat ze in hun
contact met de overheid effectieve tegenmacht c.q. betekenisvolle invloed kunnen uitoefenen. Gebrek
21
aan responsiviteit wijst op een miskenning van het belang van wat in wetenschappelijke literatuur de
social license to operate wordt genoemd: het besef dat zonder draagvlak (lees: legitimiteit) iedere
onderneming strandt (Reinhard, 2015).
Daarom is het zinvol om na te denken over manieren waarop gemeenten inwoners daadwerkelijk
kunnen laten participeren in besluitvorming over onderwerpen waar grote groepen mensen
engagement bij voelen. Het helpt eveneens als verschillende overheidslagen, maar ook verschillende
afdelingen binnen een gemeente op één lijn van beleidstoepassing zitten.
Online presentie
De ‘coronarellen’ hebben laten zien, dat influencers via sociale media snel onrust kunnen zaaien. Een
online mediastrategie met ruimte voor gemeente, politie, handhaving en andere wijk-professionals,
zoals jongerenwerkers, is cruciaal. Deel van die strategie is ook een aanpak voor de inzet van sociale
media bij maatschappelijke onrust, die voortbouwt op gemeentelijke omgevingsanalyses. Ander deel is
het juridisch kader.
Er is veel discussie in het openbaar bestuur over wat kan en mag bij het meelezen en verwerken van
informatie die afkomstig is van (besloten) sociale media. Opmerkelijk is dat partijen in het veld er een
bevoegdhedendiscussie van maken. Het zou beter over het voetlicht gebracht moeten worden, dat
bestaande bevoegdheden vooralsnog toereikend zijn. Gemeenten weten civiel- of bestuursrechtelijk
geregeld sneller of meer dan de politie vanuit een strafrechtelijk kader kan realiseren. Sommige
gemeenten (met specifieke casuïstiek) zitten 24/7 live in de groepen die de openbare orde dreigen te
verstoren (signaleren en media watching). De stap van informatieverzameling naar strategische
advisering is echter ingewikkeld.
De online presentie van de politie kan beter. De dagelijkse werkelijkheid bestaat offline en online; voor
jongeren loopt dat door elkaar heen. Een goede online mediastrategie, met specifieke aansluiting op
kwetsbare wijken en/of groepen, gaat vrucht afwerpen. Gemeenten kunnen diverse niet-juridische
instrumenten inzetten, zoals de duiding en risicotaxatie van online geplaatste berichten. Indien
bekend, is het van belang om in gesprek te gaan c.q. een stop-gesprek te voeren met degene die
betreffende opruiende berichten heeft geplaatst en die te wijzen op de strafbaarheid van hun gedrag
en op de gevolgen van groepsaansprakelijkheid. Gemeenten hebben geen toegang tot niet-openbare
sociale media en kunnen de afgeschermde communicatie hierop niet monitoren.
Samenwerkingspartners als de politie hebben deze bevoegdheden tot bepaalde hoogte wel en kunnen
bovendien bovengemeentelijk werken. Dat is relevant, zeker om preventief te kunnen acteren, want
online oproepen tot openbare ordeverstoringen beperken zich niet tot de gemeentegrenzen.
Voor gemeente en politie is systematische bronverificatie op sociale media een goede manier om de
veredelingsmogelijkheden en betrouwbaarheid van risico-inschattingen te verbeteren. Dat geldt
tevens voor bronattributie waarbij het motief van de bron goed geïdentificeerd wordt, want dat maakt
de risicotaxatie betrouwbaarder. De opbouw van spanningen naar ongeregeldheden en rellen ontstaat
niet als een deus ex machina, maar verloopt via steeds specifieker wordende oproepen (van datum,
locatie, intenties, wapens en contra-strategieën, etc.) en laten dus een duidelijke en herkenbare
opbouw zien.
Bij ordeverstoringen en rellen is de grootste groep doorgaans die van de ‘aanmoedigers’ en ‘volgers’, en
‘sensatiezoekers’, die berichten delen, zich om de ‘kick’ laten mobiliseren en onbewust bijdragen aan
de grootte van de manifestatie. Het is een misvatting om te denken dat de groepen die meedoen aan
rellen onderling een hechte organisatiegraad hebben. De ‘coronarellen’ leren dat dat niet zo is. Veeleer
zijn het gelegenheidsgroeperingen. Daar kunnen politie, handhaving, gemeente dus minder makkelijk
op interveniëren.
Wie informatie uit sociale media interpreteert, moet ook toegang hebben tot ‘straatinformatie’ onder
doelgroepen en professionals. Dit vergt informatiekanalen tussen de straat en de analisten. Acteren op
22
online signalen kan totdat de ongeregeldheden echt begonnen zijn en mensen online ‘live gaan’ en
verslag doen (ook in combinatie met de liveblogs van traditionele media). Daarna hebben (sociale)
media een aanzuigende werking, die vrijwel oncontroleerbaar is en waar geen kruid meer tegen
gewassen is. Tot die tijd is er wel ruimte om in te grijpen (Bantema et al., 2021; Vries & Bantema, 2022;
Bantema, 2022).
Punt van aandacht is wel dat de digitaal vaardige slimmeriken makkelijker onder de radar blijven dan
de mensen die online minder goed thuis zijn en zich weinig bewust zijn van wat hun online activiteit
bijdraagt aan ongeregeldheden. Mogelijk is voorlichting op scholen hier een geëigende aanpak. De
online repertoires achter maatschappelijke onrust en protest vragen om een bezinning op wat juridisch
kan, maar ook op wat nodig is, en wat op de langere termijn de effecten (kunnen) zijn (Bantema,
Westers & Munnik, 2020; Koolenbrander et al., 2021). Bestuursrechtelijke grenzen oprekken is niet per
se zaligmakend.
Een prioriteit is veeleer om het niveauverschil tussen gemeenten te verkleinen wat betreft de mate van
geoefendheid om sociale onrust online te monitoren en te duiden. Onderdeel hiervan zou het
ontwikkelen van een gezamenlijk referentiekader tussen gemeenten kunnen zijn om hiermee adequaat
de monitoring-informatie te kunnen beoordelen. Een bericht op zichzelf doet niet veel. Het doet alleen
iets in een bepaalde context die ontvlambaar is.
Gebruikte literatuur
Abdallah, S. & Kooijmans, M. (2021). Het diepere verhaal van rellende jongeren en het jongerenwerk.
Sociale Vraagstukken. https://www.socialevraagstukken.nl/rubrieken/analyse-xl/het-diepere-verhaal-
van-rellende-jongeren-en-het-jongerenwerk/
Achterhuis, H. (2008). Met alle geweld. Een filosofische zoektocht. Rotterdam: Lemniscaat.
Adang, O., Quint, H. & Van der Wal, R. (2010). Zijn wij anders? Waarom Nederland geen grootschalige
etnische rellen heeft. Apeldoorn: Politieacademie.
Bakker, J., Cornelisse, D., Mohamed, S., Schäfer, M. T. & Veerbeek, J. (2021). Van scherm naar straat.
Hoe sociale media-conversaties protest op straat mobiliseren. Universiteit Utrecht.
Bantema, W., Westers, S. & Munneke, S. (2020). Niet bevoegd, wel verantwoordelijk?
Handhavingsmogelijkheden bij online aangejaagde ordeverstoringen. Boom bestuurskunde.
Bantema, W., Westers, S., Hoekstra, M., Herregodts, R. L., Munneke, S. (2021). Black Box van
gemeentelijke online monitoring. Sdu Uitgevers.
Bantema, W. (2022). Bestuurlijke mogelijkheden en uitdagingen bij de aanpak van online aangejaagde
ordeverstoringen (pp. 391-412). In: B. van der Vorm (Ed.), Strafrechtelijke criminologie. Den Haag: Boom
Juridische Uitgevers.
Barrett, P. & Chen, S. (2021). Social repercussions of pandemics. IMF Working paper. IMF.
Beke, B., Ferwerda, H., Torre, E. van der & Bervoets, E. (2013). Jeugdgroepen en geweld. Van signalering
naar aanpak. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.
Bekkers, V. J. J. M., Beunders, H., Edwards, A. R. & Moody, R. (2009). De Virtuele Lont in het Kruitvat:
Welke rol spelen de oude en nieuwe media in de micromobilisatie van burgers en hun strijd om politieke
aandacht. Lemma, The Hague.
Bekkers, V., Beunders, H., Edwards, A. & Moody, R. (2011). New media, micromobilization, and
political agenda setting: Crossover effects in political mobilization and media usage. The information
society, 27(4), 209-219.
Berg, C. van den & Kok, A. (2021). Regionaal maatschappelijk onbehagen. Rijksuniversiteit Groningen in
opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Berry, D. (2011). The philosophy of software: Code and mediation in the digital age. New York: Springer.
Bochove, M. van, Moors, H. & Schijvenaars, T. (2022). Polarisatie en de pandemie: hielp corona
tegenstellingen creëren en uitvergroten? In: Dekker, P. (Ed.) Politieke polarisatie in Nederland.
Amsterdam: Wereldvenster.
Bochove, M. van, B. Kraaijeveld, H. van der Veen, B. el Farisi, J. Bussemaker en K. Rusinovic (september
2021). ‘“Voor mij geen coronavaccin”: Inzicht in beweegredenen van vaccinatieweigeraars en
handelingsopties voor beleidsmakers en professionals’, Impact Corona, Working Paper 6.
https://www.impactcorona.nl/wp-content/uploads/2021/09/Working-paper-Voor-mij-geen-
coronavaccin-sept-2021.pdf
Brandsma, B. (2016). Polarisatie: inzicht in de dynamiek van wij-zij denken. Schoonrewoerd: BB in Media.
Brooks, S.K. et al. (2020). The psychological impact of quarantine and how to reduce it: rapid review of
the evidence. The Lancet, 395, 912-920. 10.1016/S0140- 6736(20)30460-8
Bruchem, M. van, Hendriks, L. & Rozenkrantz Lindegaard, M. (2021a). Investeren in vredestijd. Een
studie naar de motivaties en ervaringen van vrijwillige toezichthouders tijdens de avondklok. Nederlands
Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving.
Bruchem, M. van, Hendriks, L., Bijleveld, K. & Rosenkrantz Lindegaard, M. (2021b). ‘Je gaat niet rellen
tegen de vriendin van je moeder’. Een video- en interviewstudie naar de rol en motivatie van guardians
tijdens de avondklok. Amsterdam: NSCR.
CBS (2020). https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83780NED/table?fromstatweb.
CBS (2022). https://www.cbs.nl/item?scitemid=17008307-17aa-4d75-9777- 960f7ab20e2a&sclang=nl-nl
COT Instituut voor Veiligheids-en Crisismanagement. (2021). Ongekende ongeregeldheden:
Leerevaluatie naar aanleiding van de ongeregeldheden in Eindhoven van 24 januari 2021.
De Canter, L. (1995). Archeologie van de kick. Over moderne ervaringshonger. Nijmegen: Vantilt.
Dijk, T. van & Moors, H. (2018). Onderstromen. Over politieke meningsvorming en veerkracht in acht
Haagse buurten. Rotterdam/Den Haag: Fact based Consultancy/EMMA.
Drystad, K. & Hillesund, S. (2020). Explaining Support for Political Violence: Grievance and Perceived
Opportunity. Journal of Conflict Resolution, 64 (9).
Dückers, M. (2021). Capturing Intervention in Its Context: The Next Frontier in Disaster Response
Evaluation and Scale-Up Planning. Intervention, 19(1), 4-14.
Dückers, M. (2012). Richting geven aan de laatste schakel: De nafase. Rijksbrede versterking van herstel
en nazorg bij rampen en crises. Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie.
El-Kaddouri, W., K. Saris en C. van de Ven. (2020). ‘Ridders van de waarheid’, De Groene
Amsterdammer, nr. 51-52. https://www.groene.nl/artikel/ridders-van-de-waarheid
Engbersen, G., M. van Bochove, J. de Boom, T. Etienne, A. Krouwel, J. van der Lindert, K. Rusinovic, E.
Snel, L. van Heck & P. van Wensveen (2021a). ‘De ongeduldige samenleving: de maatschappelijke
impact van COVID-19 in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam & Nederland’, Impact Corona.
https://www.impactcorona.nl/wp-content/uploads/2021/04/ongeduldigesamenlevingdef.pdf
Engbersen, G., M. van Bochove, J. de Boom, J. Bussemaker, B. el Farisi, A. Krouwel, J. van Lindert, K.
Rusinovic, E. Snel, L. Van Heck, H. van der Veen & P. van Wensveen (2021b). ‘De laag-
vertrouwensamenleving: de maatschappelijke impact van COVID-19 in Amsterdam, Den Haag,
24
Rotterdam & Nederland’, Impact Corona. https://www.impactcorona.nl/wp-
content/uploads/2021/11/Def-1- novemberrapportlaag-vertrouwensamenlevingdef83.pdf
Engbersen, G. & Omlo, J. (2020). Uit de duivelskring van armoede. Wat sociaal werkers en medewerkers
van kinder- en peuteropvang kunnen betekenen in de aanpak van armoede in Noord-Nederland. Utrecht:
Movisie.
Eysink Smeets, M. (2022). Onrust begrijpen begint bij anders kijken. Een veiligheidspsychologisch
perspectief op maatschappelijke onrust. Den Haag, Utrecht: OMO, CCV.
Feierabend, I. & Feierabend, R. (1966). Aggressive Behaviors within Polities, 1948–1962: A Cross-
National Study. Journal of Conflict Resolution, 10 (3).
Gillespie, T. (2014). The relevance of algorithms. In T. Gillespie, P.J. Boczkowski & K.A. Foot. Media
technologies: Essays on communication, materiality, and society (pp. 167- 194). Cambridge, MA: MIT
Press, 2014.
GOR (2022). https://www.rivm.nl/gezondheidsonderzoek-covid- 19/kwartaalonderzoek-jongeren
Graaf, B. de, Jensen, L., Knoeff, R. & Santing, C. (2021). Dancing with death. A historical perspective on
coping with Covid-19. RHCCP, 12(3).
Ham, T. van, Scholten, L., Lenders, A. & Ferwerda, H. (2017). Vechten op afspraak. Inzicht in het
fenomeen en input voor de ontwikkeling van een politiestrategie. Amsterdam: Reed Business.
Ham, T. van, Blokland, A., Ferwerda, H., Doreleijers, Th. & Adang, O. (2019). Determinants of
Persistence in Collective Violence Offending. Deviant Behavior, DOI: 10.1080/01639625.2019.1649954.
Han, Q., et al., (2020). Trust in government and its associations with health behaviour and prosocial
behaviour during the COVID-19-pandemic. PsyArXiv Preprints. https://doi.org/10.31234/osf.io/p5gns
Harambam, J. (2017). “The Truth Is Out There”. Conspiracy Culture in an Age of Epistemic Instability.
Erasmus University Rotterdam.
Harambam, J. & Aupers, S. (2021). From the unbelievable to the undeniable: Epistemological pluralism,
or how conspiracy theorists legitimate their extraordinary truth claims. European Journal of Cultural
Studies, 24(4), 990–1008. https://doi.org/10.1177/1367549419886045
Hendrix, C. & Haggard, S. (2015). Global Food Prices, Regime Type and Urban Unrest in the Developing
World. Journal of Peace Research, 52 (2).
Huijnk, W., Dagevos, J., Gijsberts, M. & Andriessen, I. (Eds.) (2015). Werelden van verschil. Over de
sociaal-culturele afstand en positie van migrantengroepen in Nederland. Den Haag: SCP.
Iacoella, F., Justino, P. & Martorano, B. (2021). Do pandemics lead to rebellion? Policy responses to
COVID-19, inequality, and protests in the USA, WIDER Working Paper, No. 2021/57, ISBN 978-92-9256-
995-2, The United Nations University World Institute for Development Economics Research (UNU-
WIDER), Helsinki, https://doi.org/10.35188/UNU-WIDER/2021/995-2
Ide, T. (2021). COVID-19 and Armed Conflict. World Development, 140: 105355.
Inspectie Justitie en Veiligheid (IJ&V) (2020). Lokale handhaving door de politie. Den Haag: IJ&V.
Jenkins, H. (2006). Convergence Culture. Where Old and New Media Collide. New York: New York
University Press.
Jong, J.D.A. de (2022). Jongerenwerk voor de 2%: over 'wat werkt' en 'wie werkt' in jongerenwerk om
recidive te voorkomen en sociale problematiek te verminderen. Amsterdam: Hogeschool Leiden.
Kanne, P. & M. Driessen (2021). ’Vertrouwen in de overheid na drie grote kwesties’, I&O Research.
https://065.wpcdnnode.com/ioresearch.nl/wp-content/uploads/2021/03/bwebpr21mrtnrcbetrouwbare-
overheiddef.pdf
Kaulingfreks, F. (2015). Uncivil Engagement and Unruly Politics. Basingstoke: Palgrave Macmillen.
Kaulingfreks, F. (2017). Straatpolitiek. Op zoek naar nieuw engagement. Amsterdam: Boom Filosofie.
Klerks, P. (2021). Door leugens verleid. Hoe je fake news en andere vormen van manipulatie herkent en
bestrijdt. Amsterdam: Prometheus.
Klomp, M. van de, Stronks, S., Adang, O.M.J. & Van den Brink, G.J.M. (2014). Police and citizens in
conflict: Exploring post-confrontation interaction from a relational perspective. Policing & Society,
24(4), 459-478.
Kokoreff, M. (2008). Sociologie des émeutes. Paris: Payot.
Koolenbrander, N. Mekrani, E., Rooij, F. de, Rostom S. yan, Seele, A. & Vijn, L. (2021). ‘Online
Aangejaagde Openbare Ordeverstoringen’ Een verkenning naar niet-juridische instrumenten voor
gemeenten bij online oproepen tot rellen. Den Haag: Ministerie van JenV.
Kritzinger, S., M. Foucault, R. Lachat, J. Partheymüller, C. Plescia, and S. Brouard (2021). ‘‘Rally round
the flag’: the COVID-19 crisis and trust in the national government’, West European Politics, 44(5-6),
1205-1231.
Krouwel, A., O. de Vries, L. van Heck, Y. Kutiyski en T. Etienne (oktober 2021). ‘COVID-19 en
institutioneel vertrouwen’, Impact Corona, Working Paper 8. https://www.impactcorona.nl/wp-
content/uploads/2021/10/InstitutioneelvertrouwenKL01.pdf
Kuppens, T., Gootjes, F., Boendermaker, M., Gordijn, E. & Postmes, T. (2019). Ongenoegen, migratie,
gastvrijheid en maatschappelijke onrust. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.
Kuppens, T., Spears, R., Manstead, A. S. R., Spruyt, B. & Easterbrook, M. J. 2018. Educationism and the
irony of meritocracy: Negative attitudes of higher educated people towards the less educated. Journal
of Experimental Social Psychology, 76, 429- 447.
Langlois, G., Elmer, G., McKelvey, F. & Devereaux, Z. (2009). Networked publics: The double
articulation of code and politics on Facebook. Canadian Journal of Communication, 34(3), 415.
Leander, N.P., Agostini, M., Stroebe, W., Kreienkamp, J., Spears, R., Kuppens, T., Van Zomeren, M.,
Otten, S. & Kruglanski, A.W. (2020). Frustration-affirmation? Thwarted goals motivate compliance with
social norms for violence and nonviolence. Journal of Personality and Social Psychology, 119(2), 249–
271. https://doi.org/10.1037/pspa0000190.
Leiden, I. van, Arts, N. & Ferwerda, H. (2009). Rellen om te rellen. Een studie naar grootschalige openbare
ordeverstoringen en notoire ordeverstoorders. Amsterdam: Reed Business.
Marangos, A.M. et al. (2020). Maatschappelijke gevolgen van corona. Verwachte gevolgen van corona
voor de psychische gezondheid. Den Haag: SCP.
Marwick, A., and R. Lewis (2017). ‘Media manipulation and disinformation online’, Data & Society
Research Institute.
http://www.chinhnghia.com/DataAndSocietyMediaManipulationAndDisinformation Online.pdf
Moors, H. (2008). Moslimradicalisme en probleemwijken: over bestuurlijke amnesie en het geheugen
van beleid. Pleidooi voor een culturele geschiedenis van veiligheid (12-73). In: Moors, H. & Rovers, B.,
Geloven in Veiligheid. Tegendraadse perspectieven. Den Haag: Boom Juridische Uitgeverij.
Moors, H. (2014). ‘Over kenmerken van sociale onrust en verzet’, Tijdschrift over Cultuur en Criminaliteit,
4(1), 97-105.
26
Moors, H., T. Baetens, P. Dijkstra, J. Maessen, H. van der Vegte, M. van de Wijngaart en K. Willemsen
(2021). ‘Het Gebeurt’. Over sociale onrust in de Schilderswijk. Den Haag: EMMA.
Moors, H., Klarenbeek, L., Berger, E., Dückers, M., Duin, M. van, Kist, G., Luesink, M., Schijvenaars, T.,
Wijngaart, M. van den, Maessen, J. & Broekmans, V. (2022). ‘Avondklokrellen’: lokale dynamiek in een
mondiale crisis. Analyse van de voedingsbodem van de ordeverstoringen in vier Noord-Brabantse steden.
Den Haag: EMMA.
Movisie (2021). https://www.movisie.nl/artikel/avondklokrellen-groeiende-tweedeling-ongelijkheid-
wantrouwen
Muns, S. et al. (2020). Maatschappelijke gevolgen van corona. Kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt.
Den Haag: SCP.
Nisa, C., Belanger, J. J., Faller, D., Mierau, J., Austin, M., Buttrick, N., Leander, P. (2020). Appealing to
economic (vs. health) risk may be more effective to fight COVID- 19: A multilevel analysis in 24
countries. PsyArXiv Preprints. https://doi.org/10.31234/osf.io/tkq5r
Peeters et al. (2020). Van persoonlijke krenking tot vertrouwensbreuk: Verhalen van burgers met gebrek
aan vertrouwen in instituties. Utrecht: Verweij Jonker Instituut.
Poell, T.H., and J. van Dijck (2018). ‘Social media and new protest movements’. In: J. Burgess, A.
Marwick, T.H. Poell (eds.) The Sage Handbook of Social Media. London: Sage, 546-561.
Polo, S. (2020). A Pandemic of Violence: The Impact of COVID-19 on Conflict. Peace Economics, Peace
Science and Public Policy, 26 (3).
Postmes, T., Bezouw, M.V. & Kutlaca, M. (2014). Van collectief ongenoegen tot ordeverstoringen. Den
Haag: WODC.
Postmes, T., van Bezouw, M., Taüber, S. & van de Sande, H. (2013). Stampij en sociale onrust in
Nederland? Naar een beter begrip van 21e eeuws protest en oproer. Rijksuniversiteit Groningen.
Prooijen, J.W. van & van Vugt, M. (2018). Conspiracy Theories: Evolved Functions and Psychological
Mechanisms. Perspectives on Psychological Science, 13(6), 770–788.
https://doi.org/10.1177/1745691618774270
Putnam, R.D. (2000). Bowling Alone. The Collapse and Revival of American Community. New York:
Simon & Schuster.
Reicher, S. & Stott, C. (2020). Policing the Coronavirus Outbreak: Processes and Prospects for
Collective Disorder. Policing, 14(3).
Ridder, J. den (2021). Burgerperspectieven 2021 | kwartaal 4, Sociaal en Cultureel Planbureau.
https://www.scp.nl/binaries/scp/documenten/publicaties/2021/12/27/burgerperspectie ven-2021---
kwartaal-4/SCPBurgerperspectieven20214.pdf
Rosenkrantz Lindegaard, M. (2022), Behavioral Compliance with Curfew Measure during Lockdown:
Results of the NSCR Amsterdam Curfew study. Amsterdam: VU.
RVS (2020). Gezondheidsverschillen voorbij. https://adviezen.raadrvs.nl/gezondheidsverschillen-voorbij
Schäfer, M.T. (2019). ‘Een versplinterd publiek domein. Hoe sociale media het politieke debat
transformeren’. In: Rutger Claessen en Judith van Erp (eds.) Ondernemen in de open samenleving. Den
Haag: Boom, 83-96.
Schmeets, H. & Exel, J. (2022). Vertrouwen in medemens en instituties voor en tijdens de pandemie.
CBS Statistische Trends. https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/statistische-trends/2022/vertrouwen-in-
medemens-en-instituties-voor-en-tijdens-de-pandemie
27
Schuilenburg, M. (2022). Een orgie van geweld: over de avondklok- en Coolsingelrellen. Essay
Rotterdams Jaarboekje.
Schuyt, C.J.M. (2006). Steunberen van de samenleving: sociologische essays. Amsterdam: AUP.
Shirky, C. (2009). Here comes everybody: How change happens when people come together.
Harmondsworth: Penguin.
Sieckelinck, S. (2017). Reradicaliseren. Ronselen voor een betere wereld. Amsterdam: Lannoo Campus.
Simmons, E. (2014). Grievances Do Matter in Mobilization. Theory and Society, 43 (5).
Slooter, L. (2018). Repertoires of Violence: Disaggregating Urban Rioting from Terrorist Attacks on the
City: Conference Paper, Rethinking Development / Development Research Conference, Gothenburg,
Sweden.
Slooter, L. (2021). Urban Uprisings: The Troubled Relationship Between Citizens and Police in France,
the UK and the USA. Policing: A Journal of Policy and Practice, 15(1), 440-452.
https://doi.org/10.1093/police/paz057
Snow, D., Cress, D., Downey, L. & Jones, A. (1998). Disrupting the ‘Quotidian’: Reconceptualizing the
Relationships Between Breakdown and the Emergence of Collective Action. Mobilization, 3 (1).
Sonneveld, J.J.J. (2022). Growth opportunities in professional youth work. Contribution of a multi-
methodic approach on the personal development and social participation of socially vulnerable youngsters.
Tilburg: Tilburg University.
Stekelenburg, J. van (2017). Protest voorspellen is zo eenvoudig nog niet. Amsterdam: VU. (inaugurele
rede)
Suonperä Liebst, L. & Appelman, J., e.a. (2021, maart). Behavioral Compliance with Curfew Measure
during Lockdown: Results of the NSCR Amsterdam Curfew Study (Pre-print, version 3). Nederland
Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving.
Swaan, A. de (1996). De mensenmaatschappij: een inleiding. Amsterdam: Bert Bakker.
Tilly, C. (2004). Social Movements, 1768–2004. Boulder, CO: Paradigm.
Torre, E. van der, J. Jongepier (2020). Meerdaagse ongeregeldheden in Utrecht. Met het oog op bewoners,
mobiliserende informatie en interventies. Rotterdam: Lokale Zaken.
Tufecki, Z. (2017). Twitter and Tear Gas. The Power and Fragility of Networked Protest. Yale University
Press.
Voogd, J. de en R. Cuperus (2021). Atlas van Afgehaakt Nederland: Over buitenstaanders en
gevestigden’.https://kennisopenbaarbestuur.nl/media/258329/atlas-van-afgehaakt-nederland.pdf
Vries, S. de & Bantema, W. (2022). Aanpak in kaart. Inzicht in een regionale aanpak van online
aangejaagde ordeverstoringen. Leeuwarden: NHL Stenden.
Waddington, D. (1992). Contemporary issues in public disorder. A comparative and historical approach.
London: Routledge.
Wahlström, M. (2011). The Making of Protest and Protest Policing: Negotiation, Knowledge, Space, and
Narrative. Gothenburg: University of Gothenburg.
Wikström, P.-O. & Treiber, K. (2017). Beyond Risk Factors: An Analytical Approach to Crime
Prevention. In: Teasdale B. & Bradley M.S. Eds., Preventing Crime and Violence, Advances in Prevention
Science. Volume 2. New York: Springer.
28
Wikström, P.-O., Mann, R. & Hardie, B. (2018). Young people’s differential vulnerability to criminogenic
exposure: Bridging the gap between people- and place-oriented approaches in the study of crime
causation. European Journal of Criminology, 15, pp. 10-31.
Wolfowicz, M., Hasisi, B. & Weisburd, D. (2022). What are the effects of different elements of media on
radicalization outcomes? A systematic review. Campbell Systematic Reviews, vol. 18, no. 2, June, pp. 1-
50.
Wolsink, J. & Ferwerda, H. (2022). Het fenomeen ‘vechtafspraken’ vier jaar later. Onderzoek naar de
profielen van de deelnemers, kenmerken van de vechtgroepen en het fenomeen vechtafspraken. Den
Haag: Sdu.
Wood, R., Yannitell-Reinhardt, G., Rezaeedaryakenari, B. & Windsor, L. (2022). Resisting Lockdown:
The Influence of COVID-19 Restrictions on Social Unrest. International Studies Quarterly, 66.
Yannitell-Reinhardt, G. (2015). Race, Trust, and Return Migration: The Political Drivers of Post-Disaster
Resettlement. Political Research Quarterly, 68 (2).
Zwet, K. van der, Barros, A.I., van Engers, T.M. (2022). Emergence of protests during the COVID-19
pandemic: quantitative models to explore the contributions of societal conditions. Humanities and
Social Sciences Communications 9(68). https://doi.org/10.1057/s41599-022-01082-y
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
Article
Full-text available
This paper analyses how inequality across counties in the United States of America has shaped the impact of the COVID-19 pandemic on the incidence of protests. The empirical analysis combines weekly data between January and December 2020 on levels of COVID-19-related policy stringency and protest incidence at the county level with measures of county-level inequality at the start of the pandemic. The results show that more stringent measures to contain the pandemic were instrumental in driving the incidence of protests, but only in counties with high levels of inequality before the start of the pandemic, where grievances may have been initially stronger. Further analysis suggests that the impact of government responses to the COVID-19 pandemic is largely explained by changes in economic conditions (rise in unemployment and changes in economic activities and spending) in counties with the highest levels of inequality. Unequal counties with lower trust in political institutions but higher levels of social trust and civic engagement at the start of the pandemic are also more likely to experience more protests as a response to more stringent policies.
Book
Full-text available
De centrale probleemstelling voor dit onderzoek was: Wat zijn de kenmerken en verhalen van de (groepen) Nederlanders die geen of nauwelijks vertrouwen hebben in de democratische rechtsstaat en zijn instituties en welke consequenties heeft het inzicht hierin voor mogelijke handelingsperspectieven om dit vertrouwen te herstellen? In dit onderzoek hebben we het woord gelaten aan burgers met een gebrek aan vertrouwen in de democratische rechtsstaat en zijn instituties. Wie zijn het en wat voor een verhalen hebben ze te vertellen? Het zijn vragen die niet alleen theoretisch van belang zijn, maar ook maatschappelijk. Immers, de democratie werkt nooit voor iedereen even goed. Zij is als een machine die steeds bijgesteld moet worden, die nooit af is. Van een democratie mag men verwachten dat zij ontvankelijk is voor kritische geluiden. Narratieven gecategoriseerd in 5 thema's: 1. onzichtbare overheid, terugtrekkende overheid, burger voelt zich aan zijn lot overgelaten. 2. burger voelt zich niet gezien, menselijke maat verdwenen in het contact met de overheid. Overheid weet niet wat er leeft, overheid neemt onvoldoende verantwoordelijkheid. Wantrouwen van de overheid in de burger. 3. ongelijke behandeling. wij vs zij. Achterstelling en bevoordeling van bepaalde groepen. Overheid is er voor zichzelf of voor bepaalde (andere) groepen. 4. burgers voelen zich niet gehoord, schijninspraak, niet oprecht, serieus nemen van de burger, wat je mag verwachten van de democratie. 5. incompetentie van ambtenaren, politici, bestuurders. Gebrek aan visie. Korte termijn stemmen winnen. Burger niet serieus genomen.
Book
Full-text available
Groups of men meeting in the woods, in a parking lot or other public location to fight each other in teams is a phenomenon we see all over Europe. These types of fights are referred to as fighting arrangements, forest fights or 20-20 fights. In 2018, Bureau Beke conducted research on the phenomenon of fighting arrangements in the Netherlands. Now, a new report has been published that chronicles the developments related to fighting arrangements in our country. The research report answers the questions of what the profiles of participants in fighting arrangements are, what the characteristics of fighting groups are, and whether and how the phenomenon of fighting arrangements has developed in recent years. To answer these questions, previous scholarly research was sought, a total of 21 police officers from five soccer units were interviewed, and their police mutations and records from 2016 through 2021 of 97 fight settlement participants were collected and analyzed.
Chapter
Full-text available
The chapter describes polarization during the corona pandemic until early 2022 from a historical, a media and a public opinion perspective. The findings show that increasing polarization during epidemics is no exception. Also during the corona pandemic, existing dividing lines between 'established' and 'outsiders' were sharpened. There was both vertical polarization (between citizens and authorities) and horizontal polarization (between citizens themselves). At the same time, unexpected alliances between dissenters were formed during the pandemic, and many people took a moderate position.
Technical Report
Full-text available
This research describes the backgrounds of the disturbances in four North Brabant cities when the covid19-curfew was introduced on January 23rd, 2021. The aim of this research is to develop knowledge about starting points for preventing, or tackling (online-driven) public disorder. What factors caused things to get out of hand in the covid19 context? Where does this dissatisfaction with national and local government policies come from? What explaines that dissatisfaction turns into public disorder in some cases (and not in others)? What are the early warning signals? What was the role of social media? Were many young people involved in the public disorder? Did we see 'unruly politics' in practice, political claim-making of new groups? Were the 'curfew riots' a new chapter in the evolution of public protest?
Chapter
Full-text available
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden die gemeenten en burgemeesters hebben bij online handhaving ten behoeve van de openbare orde en veiligheid en de uitdagingen die ze daarbij ervaren.
Article
Full-text available
Background Most national counter‐radicalization strategies identify the media, and particularly the Internet as key sources of risk for radicalization. However, the magnitude of the relationships between different types of media usage and radicalization remains unknown. Additionally, whether Internet‐related risk factors do indeed have greater impacts than other forms of media remain another unknown. Overall, despite extensive research of media effects in criminology, the relationship between media and radicalization has not been systematically investigated. Objectives This systematic review and meta‐analysis sought to (1) identify and synthesize the effects of different media‐related risk factors at the individual level, (2) identify the relative magnitudes of the effect sizes for the different risk factors, and (3) compare the effects between outcomes of cognitive and behavioral radicalization. The review also sought to examine sources of heterogeneity between different radicalizing ideologies. Search Methods Electronic searches were carried out in several relevant databases and inclusion decisions were guided by a published review protocol. In addition to these searches, leading researchers were contacted to try and identify unpublished or unidentified research. Hand searches of previously published reviews and research were also used to supplement the database searches. Searches were carried out until August 2020. Selection Criteria The review included quantitative studies that examined at least one media‐related risk factor (such as exposure to, or usage of a particular medium or mediated content) and its relationship to either cognitive or behavioral radicalization at the individual level. Data Collection and Analysis Random‐effects meta‐analysis was used for each risk factor individually and risk factors were arranged in rank‐order. Heterogeneity was explored using a combination of moderator analysis, meta‐regression, and sub‐group analysis. Results The review included 4 experimental and 49 observational studies. Most of the studies were judged to be of low quality and suffer from multiple, potential sources of bias. From the included studies, effect sizes pertaining to 23 media‐related risk factors were identified and analyzed for the outcome of cognitive radicalization, and two risk factors for the outcome of behavioral radicalization. Experimental evidence demonstrated that mere exposure to media theorized to increase cognitive radicalization was associated with a small increase in risk (g = 0.08, 95% confidence interval [CI] [−0.03, 19]). A slightly larger estimate was observed for those high in trait aggression (g = 0.13, 95% CI [0.01, 0.25]). Evidence from observational studies shows that for cognitive radicalization, risk factors such as television usage have no effect (r = 0.01, 95% CI [−0.06, 0.09]). However, passive (r = 0.24, 95% CI [0.18, 0.31]) and active (r = 0.22, 95% CI [0.15, 0.29]) forms of exposure to radical content online demonstrate small but potentially meaningful relationships. Similar sized estimates for passive (r = 0.23, 95% CI [0.12, 0.33]) and active (r = 0.28, 95% CI [0.21, 0.36]) forms of exposure to radical content online were found for the outcome of behavioral radicalization. Authors' Conclusions Relative to other known risk factors for cognitive radicalization, even the most salient of the media‐related risk factors have comparatively small estimates. However, compared to other known risk factors for behavioral radicalization, passive and active forms of exposure to radical content online have relatively large and robust estimates. Overall, exposure to radical content online appears to have a larger relationship with radicalization than other media‐related risk factors, and the impact of this relationship is most pronounced for behavioral outcomes of radicalization. While these results may support policy‐makers' focus on the Internet in the context of combatting radicalization, the quality of the evidence is low and more robust study designs are needed to enable the drawing of firmer conclusions.
Article
Full-text available
Responding to the COVID-19 pandemic has created unprecedented social and political challenges. Mitigation strategies often disrupt the daily lives of citizens and constrain rights and privileges. Policies intended to contain disease spread have provoked resentment, resistance, and backlash. We examine the extent to which specific COVID-19 policy responses influence the frequency of civil unrest. Combining insights from both grievance and opportunity models of dissent, we contend that pandemic-response policies are most likely to lead to unrest when the grievances and opportunities created by disease-mitigation strategies reinforce each other. We test our arguments with nuanced information on specific pandemic-mitigation policies, combined with geolocated events data on COVID-19-related social unrest activities. We find that policies such as workplace and school closures, which induce intense grievances and reduce the opportunity cost of engaging in collective mobilization, are associated with increases in dissent activities. Policies that restrict opportunities for mobilization, such as restrictions on public transportation, reduce the number of dissent activities. Notably, economic support policies attenuate the effects of workplace closures on dissent. Our results illustrate the varying effects of pandemic-mitigation policies on unrest depending on how the grievances they inspire relate to the opportunity they create.
Technical Report
Full-text available
Gemeenten zien al langere tijd dat het aantal online aangejaagde ordeverstoringen toeneemt en zijn zoekende in wat zij mogen en kunnen. De onderzoeksgroep Cybersafety van NHL-Stenden Hogeschool heeft in de tweede helft van 2021, in opdracht van Noord Holland Samen Veilig (NHSV), onderzoek gedaan naar online signalering en toegepaste (online) interventies van gemeenten. Het onderzoek is uitgevoerd in de eenheid Noord-Holland en maakt deel uit van de City Deal (Lokale Weerbaarheid Cybercrime). Dit onderzoek is bedoeld om ervaringen bij gemeenten met online aangejaagde ordeverstoringen in kaart te brengen en daarmee de lokale en regionale aanpak van online aangejaagde orderverstoringen te versterken.
Article
Full-text available
The outbreak of the COVID-19 pandemic has led to an upsurge of protests. The emergence of civil resistance movements is often associated with various conditions of social systems. The analysis of social systems also shows the importance of considering the behaviour time scale and in particular slow-fast dynamics. The fine-grained datasets of the sudden and dramatic disruptive force of the pandemic can be used to better grasp the different dynamics of this social phenomenon. This paper proposes a holistic approach to explore the relationship between societal conditions and the emergence of protests in the context of the COVID-19 pandemic. First, a literature survey was performed to identify key conditions that lead to the emergence of protests. These conditions and underlying relations have been captured in a causal loop diagram to conceptualise the emergence of civil resistance as a result of intertwined dynamics. A data set is constructed for quantitative analysis. By means of statistical and computational modelling we conduct a quantitative analysis in which we compare the protest dynamics of 27 countries during the pandemic. We construct a systems dynamics model to test the explanatory value of different theoretical models on causal relationships, as our results demonstrate a strong need for other modelling approaches that better capture the complexity and underlying dynamics of protests. Our analysis suggests that while models could improve their understanding of when civil resistance might happen by incorporating variables that analyse fast changes in social systems, incorporating variables that analyse slow developments of structural conditions might further improve estimates for the severity of such outbreaks.