ThesisPDF Available

Tot elkaar veroordeeld? Meerzijdige partijdigheid (MZP) als contextuele hefboom voor de psychotherapeutische begeleiding van daders en slachtoffers van seksueel misbruik.

Authors:

Abstract

Dit onderzoek verkent de vraag: hoe geven contextueel hulpverleners concreet vorm aan meerzijdige partijdigheid jegens daders en slachtoffers van seksueel misbruik? Twaalf semi- gestructureerde interviews, waarvan twee diepte-interviews en een focusgroep, zijn met in totaal twaalf Vereniging van Contextueel Werkers-geregistreerde contextueel therapeuten afgenomen. Via de constante vergelijkingsmethode is de professionele houding ‘meerzijdige partijdigheid’, ook wel ‘veelzijdig gerichte partijdigheid’, zoals bedoeld door Boszormenyi- Nagy en Krasner (1986), zowel theoretisch als praktisch geladen. Alhoewel respondenten aangeven de houding nauwelijks te expliciteren richting hun cliënt, uit de axiale codering komen wel degelijk drie clusters van toepassingen van meerzijdige partijdigheid naar voren: meerzijdige partijdigheid als (a) een therapeutisch begeleidingsproces, (b) een leerproces bij cliënten en (c) een instrument voor de navigatie van spanningsvelden die het recht doen aan alle betrokkenen kunnen bemoeilijken. Acht fases van het begeleidingsproces zijn uit de data gedestilleerd: informeren, inspireren, reflecteren, interesseren, engageren, inviteren, confronteren en dialogiseren. Zes leerlijnen voor het leerproces van cliënten zijn gevonden: van monoloog naar dialoog, van object naar subject, van destructief naar constructief, van identiteit naar loyaliteit, van kinderlijk naar volwassen en van ontkenning naar erkenning. Vervolgens zijn drie spanningsvelden in het proces van alle partijen recht doen geformu- leerd: de schade erkennen versus hertraumatiseren van het slachtoffer, het ontschuldigen versus het verantwoordelijk houden van de dader en het veroordeeld zijn tot elkaar en verstrengeld zijn van daders en slachtoffers binnen de dynamiek van seksueel misbruik. De aanbeveling is om de theoretische modellen ook binnen andere doelgroepen te valideren. Op basis van de bevindingen wordt aangeraden om opleidingsrichtlijnen scherper te formuleren. This research explores the question: How do contextual therapists shape their practices of multidirected partiality towards perpetrators and victims of sexual abuse? Semi-structured interviews, of which two were in-depth, together with a focus group, were conducted with twelve Vereniging van Contextueel Werkers (professional association contextual workers) registered contextual therapists. With the constant comparison method is the professional stance of multidirected partiality, as introduced by Boszormenyi-Nagy and Krasner (1986), both theoretically and practically mapped. Although contextual therapists indicate that they hardly ever explicitly share about their professional stance of multidirected partiality, from the axial coding, three clusters of applications of multidirectional partiality are nonetheless found: multidirectional partiality (a) as a therapeutic process, (b) as a learning journey for clients, and (c) as an instrument to giving all parties their due, even when that is difficult. Eight therapist facilitation phases were distilled from the data: (1) inform, (2) inspire, (3) reflect, (4) make curious, (5) invite, (6) engage, (7) confront, and (8) make dialogue. Six learning processes with clients were found: from monologue to dialogue, from object to subject, from destructive towards constructive, from identity towards loyalty, from young towards mature, and from denial towards acknowledgement. In addition, three tension fields have been formulated: acknowledging pain versus retraumatization of victims, exoneration versus keeping responsible the perpetrator, and being entangled through the specific perpetrator and victim dynamics with sexual abuse. Recommended is to also test the findings and theoretical models with alternative client groups. It is also recommended to improve current contextual therapy practice guidelines with this study’s findings on multidirectional partiality.
Tot elkaar veroordeeld?
Meerzijdige partijdigheid (MZP) als
contextuele hefboom voor de psycho-
therapeutische begeleiding van daders
en slachtoffers van seksueel misbruik.
Oscar Westra van Holthe
2
Tot elkaar veroordeeld?
Meerzijdige partijdigheid (MZP) als contextuele hefboom voor de psycho-
therapeutische begeleiding van daders en slachtoffers van seksueel misbruik.
Oscar Westra van Holthe / Master Contextuele Benadering in de
Hulpverlening / Onderzoek / Supervisor: dr. Jaap van der Meiden
Inleverdatum: 16 juni 2023
3
SAMENVATTING ........................................................................................................................................ 4
NEDERLANDS ........................................................................................................................................................... 4
ENGLISH ................................................................................................................................................................. 4
VOORWOORD ............................................................................................................................................ 6
INLEIDING .................................................................................................................................................. 7
ACTIEPROGRAMMA: AANPAK SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG EN SEKSUEEL GEWELD .............................................. 7
CONTEXTUELE THERAPIE: SEKSUEEL MISBRUIK RAAKT HET SLACHTOFFER, MAAR OOK DE MENSHEID .......................................... 7
ONDERZOEKSMETHODE ............................................................................................................................. 9
GETRIANGULEERDE KWALITATIEVE BRONNEN BEVORDERT DE VALIDITEIT VAN DIT ONDERZOEKSPROJECT .................................... 9
MET VCW (VERENIGING VAN CONTEXTUEEL WERKERS) GEREGISTREERDE CONTEXTUEEL THERAPEUTEN .................................. 9
DATAVERZAMELING EN ANALYSE VAN DE LITERATUURSTUDIE, DIEPTE-INTERVIEWS EN FOCUSGROEP .......................................10
THEORETISCH KADER ............................................................................................................................... 11
DE SEMANTISCHE DISCUSSIE EN ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN DE TERM MEERZIJDIGE PARTIJDIGHEID ................................11
OPERATIONALISERING VAN MEERZIJDIGE PARTIJDIGHEID: INGREDIËNTEN ZONDER LINEAIR PROCES? .......................................11
DE WEDERZIJDSE DIALOOG DOET RECHT AAN DE ONDERLINGE BETROKKENHEID VAN DIERBAREN ............................................12
MEERZIJDIGE PARTIJDIGHEID TOT NU BEGREPEN VANUIT DE CONTEXTUELE DIMENSIES EN ESCALATIES .....................................13
SEKSUEEL MISBRUIK: EEN CONTEXTUELE KWESTIE VAN ULTIEM DADER EN SLACHTOFFERSCHAP? ...........................................14
ANALYSE EN RESULTATEN ........................................................................................................................ 17
1. WAT IS MEERZIJDIGE PARTIJDIGHEID ALDUS NAGYS CONTEXTUELE THERAPIE? ...............................................................17
2. HOE PASSEN CONTEXTUEEL THERAPEUTEN MEERZIJDIGE PARTIJDIGHEID TOE IN HET WERKEN MET DADERS EN SLACHTOFFERS VAN
SEKSUEEL MISBRUIK? ...............................................................................................................................................17
Bevinding 1: Meerzijdige partijdigheid als therapeutisch begeleidersproces .............................................17
Bevinding 2: Meerzijdige partijdigheid als een leerproces bij cliënten.......................................................21
Bevinding 3: Meerzijdige partijdigheid als een navigatie-instrument .........................................................23
CONCLUSIE EN DISCUSSIE ......................................................................................................................... 27
CONCLUSIE ............................................................................................................................................................27
Deelconclusie 1: Meerzijdige partijdigheid als therapeutisch begeleidersproces .......................................27
Deelconclusie 2: Meerzijdige partijdigheid als een leerproces bij cliënten ................................................27
Deelconclusie 3: Meerzijdige partijdigheid als een navigatie-instrument ...................................................28
DISCUSSIE .............................................................................................................................................................28
Beperking externe validiteit onderzoeksresultaten .......................................................................................28
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek en de praktijk ..................................................................................30
TOT SLOT: EEN PERSOONLIJKE NOOT ...........................................................................................................................30
LITERATUURLIJST ..................................................................................................................................... 31
BIJLAGEN ................................................................................................................................................. 35
BIJLAGE 1: KERNDATA PARTICIPANTEN ONDERZOEK ......................................................................................................35
BIJLAGE 2: CRITERIA EN BOEKENLIJST BRONNEN LITERATUURSTUDIE ................................................................................36
BIJLAGE 3: INTERVIEWLEIDRAAD INDIVIDUELE EN DIEPTE-INTERVIEWS ..............................................................................37
BIJLAGE 4: UITGESPLITST KERNLABELSCHEMA ..............................................................................................................39
BIJLAGE 5: AANVULLINGEN BIJ RESULTATEN.................................................................................................................43
4
SAMENVATTING
Nederlands
Dit onderzoek verkent de vraag: hoe geven contextueel hulpverleners concreet vorm aan
meerzijdige partijdigheid jegens daders en slachtoffers van seksueel misbruik? Twaalf semi-
gestructureerde interviews, waarvan twee diepte-interviews en een focusgroep, zijn met in
totaal twaalf Vereniging van Contextueel Werkers-geregistreerde contextueel therapeuten
afgenomen. Via de constante vergelijkingsmethode is de professionele houding ‘meerzijdige
partijdigheid’, ook wel ‘veelzijdig gerichte partijdigheid’, zoals bedoeld door Boszormenyi-
Nagy en Krasner (1986), zowel theoretisch als praktisch geladen. Alhoewel respondenten
aangeven de houding nauwelijks te expliciteren richting hun cliënt, uit de axiale codering
komen wel degelijk drie clusters van toepassingen van meerzijdige partijdigheid naar voren:
meerzijdige partijdigheid als (a) een therapeutisch begeleidingsproces, (b) een leerproces bij
cliënten en (c) een instrument voor de navigatie van spanningsvelden die het recht doen aan
alle betrokkenen kunnen bemoeilijken. Acht fases van het begeleidingsproces zijn uit de
data gedestilleerd: informeren, inspireren, reflecteren, interesseren, engageren, inviteren,
confronteren en dialogiseren. Zes leerlijnen voor het leerproces van cliënten zijn gevonden:
van monoloog naar dialoog, van object naar subject, van destructief naar constructief, van
identiteit naar loyaliteit, van kinderlijk naar volwassen en van ontkenning naar erkenning.
Vervolgens zijn drie spanningsvelden in het proces van alle partijen recht doen geformu-
leerd: de schade erkennen versus hertraumatiseren van het slachtoffer, het ontschuldigen
versus het verantwoordelijk houden van de dader en het veroordeeld zijn tot elkaar en
verstrengeld zijn van daders en slachtoffers binnen de dynamiek van seksueel misbruik. De
aanbeveling is om de theoretische modellen ook binnen andere doelgroepen te valideren. Op
basis van de bevindingen wordt aangeraden om opleidingsrichtlijnen scherper te formuleren.
Kernwoorden: contextuele therapie, meerzijdige partijdigheid, veelzijdig gerichte
partijdigheid, therapiemodel, dader- en slachtofferdynamiek, seksueel misbruik
English
This research explores the question: How do contextual therapists shape their practices of
multidirected partiality towards perpetrators and victims of sexual abuse? Semi-structured
interviews, of which two were in-depth, together with a focus group, were conducted with
twelve Vereniging van Contextueel Werkers (professional association contextual workers)
registered contextual therapists. With the constant comparison method is the professional
stance of multidirected partiality, as introduced by Boszormenyi-Nagy and Krasner (1986),
both theoretically and practically mapped. Although contextual therapists indicate that they
hardly ever explicitly share about their professional stance of multidirected partiality, from
the axial coding, three clusters of applications of multidirectional partiality are nonetheless
found: multidirectional partiality (a) as a therapeutic process, (b) as a learning journey for
clients, and (c) as an instrument to giving all parties their due, even when that is difficult.
5
Eight therapist facilitation phases were distilled from the data: (1) inform, (2) inspire, (3)
reflect, (4) make curious, (5) invite, (6) engage, (7) confront, and (8) make dialogue. Six
learning processes with clients were found: from monologue to dialogue, from object to
subject, from destructive towards constructive, from identity towards loyalty, from young
towards mature, and from denial towards acknowledgement. In addition, three tension fields
have been formulated: acknowledging pain versus retraumatization of victims, exoneration
versus keeping responsible the perpetrator, and being entangled through the specific perpe-
trator and victim dynamics with sexual abuse. Recommended is to also test the findings and
theoretical models with alternative client groups. It is also recommended to improve current
contextual therapy practice guidelines with this study’s findings on multidirectional partiality.
Keywords: contextual therapy, multidirected partiality, multilaterality,
therapy model, perpetrator and victim dynamics, sexual abuse
6
VOORWOORD
Graag wil ik thuis bedanken voor de vele uren weekend die hiernaar toe zijn gegaan. Gelukkig
gaan we op een fijne vakantie naar IJsland. Daar heb ik ook veel zin in! Verder wil ik graag de
contextueel therapeuten bedanken voor hun deelname aan het verder brengen van het werkveld
en het via deze weg ook investeren in mij, met hun kennis en interviewtijd samen. Uiteraard
hoop ik dat dit onderzoek hen mag interesseren die aan het begin staan van hun ook formele,
professionele hulpverleningscarrière. Moge het inspireren. Zij die terugkijken, ik hoop dat het
hoop geeft op de verdere ontwikkeling van het werkveld. We staan op jullie schouders. En tot
slot, uiteraard doe ik dit onderzoek voor hen die door schade en schande wijs hebben moeten
worden, wij allen, maar vooral hen die overgeleverd zijn geweest aan seksueel misbruik of
niet passend wisten te zorgen voor hun kroost. Er is altijd hoop. Geef niet op. Je bent mijn en
ieders aandacht waard. Ik hoop je mee te nemen in mijn denkwijze en rotsvast vertrouwen.
7
INLEIDING
Actieprogramma: aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld
Het nationaal beleid Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld
(Dijkgraaf & van Gennip, 2023) is het antwoord van het kabinet op de maatschappelijke
onrust inzake #metoo meldingen binnen de media, sport en politiek. Het actieprogramma,
met de aanstelling van de regeringscommissaris Mariëtte Hamer, heeft actielijnen uitgezet.
Naast een bredere bewustwording van het thema in de samenleving, spreekt het van het
stimuleren van goede hulpverlening, vervat in actielijn 5, subdoel 4 (Dijkgraaf & van
Gennip, 2023, p. 43). Daarin staat ook dat professionele hulp zowel aan slachtoffers als
daders van seksueel misbruik recht moet doen. Vanaf 2024 zal hierop extra worden ingezet
middels het geplande in werking treden van de nieuwe Wet Seksuele Misdrijven (Centrum
Seksueel Geweld, 2023). Echter, alhoewel de drempel voor aangifte verlaagd wordt, is maar
zeer de vraag of het aantal aangiftes zal toenemen. Immers, “omdat een slachtoffer zich
schaamt of niet veilig voelt om het te delen, worden veel gevallen van seksueel geweld niet
direct of zelfs helemaal niet gemeld” (Fonds Slachtofferhulp, 2020, p. 5-6). Risicofactoren
als ervaring met kindermishandeling in de jeugd van de ouders en huiselijk geweld in het
gezin en verstoorde gezinsrelaties spelen daarbij een rol (Dijkgraaf & van Gennip, 2023, p.
2). Bovendien komen daders vaak uit de eigen familie of uit de vriendenkring (Nederlands
Jeugdinstituut, 2023). De vraag is dan: moet de ander achter de tralies? Hoe doe je recht aan
zowel jouw betrokkenheid met de ander als aan het principe van morele rechtvaardigheid?
Contextuele therapie: seksueel misbruik raakt het slachtoffer, maar ook de mensheid
In het onlangs verschenen Handboek Contextuele Hulpverlening van Heyndrickx en collega’s
(2022) wordt gesteld dat seksueel misbruik “niet alleen het slachtoffer, maar ook de mensheid
raken” (p. 116). Immers, zoals Ivan Boszormenyi-Nagy, vanaf hier verwezen naar met Nagy,
de grondlegger van de contextuele therapie, samen met Barbara Krasner, stelt: “therapeuten
kunnen hard geraakt worden door de schaamteloosheid van structureel oneerlijk gedrag
vanuit een volwassene, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van misbruik van een driejarige”
(Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986, p. 17). Hoe begeleid je zo iemand desalniettemin?
Nagy stelt dat we als hulpverleners verder hebben te kijken dan de psychologische en
transactionele dimensies van daders en slachtoffers (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986, p.
302). Sterker nog: de houding van meerzijdige partijdigheid, ook wel meerzijdig gerichte
partijdigheid, kan ervoor zorgen dat we als hulpverleners niet in de strijd tussen de
betrokkenen verstrikt raken (Michielsen et al., 2021, p. 148). Want met die basishouding is
"de contextueel competente therapeut in staat om over te brengen zeer bezorgd om en
betrokken te zijn bij cliënten om een vermogen tot wederzijdse billijke omgangspatronen te
ontwikkelen" (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 2020, p. 454). Echter, meerzijdige partijdig-
heid kan tot “theoretische of gevoelsmatige bezwaren en belemmeringen leiden” (Heyndrickx
et al., 2022, p. 270). Ook kan het “hoe dan?” niet helder zijn, mede omdat Nagy slechts
elementen heeft aangedragen en niet een concreet werkmodel met mogelijke stappen daarin
8
(Heyndrickx et al., 2022, p. 93). En toch blijft meerzijdige partijdigheid een methodologische
basishouding welk onmisbaar is binnen het contextueel therapeutisch proces, zoals bijvoor-
beeld samengebracht door Van der Meiden en collega’s (2017): in hun analyse van onder
meer Nagy’s therapeutische werk, werd maar liefst 43% van de gecodeerde fragmenten onder
meerzijdige partijdigheid (“multidirectional partiality”) geschaard (p. 502). Meerzijdige
partijdigheid is dus niet alleen “een op zichzelf staande interventie of methode, maar een
basispatroon van verschillende acties vanuit de therapeut” (Van der Meiden et al., 2017, p.
503). Maar hoe zien, ervaren en doen contextueel therapeuten meerzijdige partijdigheid?
Onderzoeksvraag en deelvragen rondom meerzijdige partijdigheid in de praktijk
Om zicht te krijgen op ‘meerzijdige partijdigheid’ is de onderzoeksvraag:
Hoe geven contextueel hulpverleners concreet vorm aan meerzijdige
partijdigheid jegens daders en slachtoffers van seksueel misbruik?
Twee deelvragen zullen onderdeel zijn van het onderzoek:
1. Wat is meerzijdige partijdigheid aldus Nagy’s contextuele therapie?
2. Hoe passen contextueel therapeuten meerzijdige partijdigheid toe
in het werken met daders en slachtoffers van seksueel misbruik?
Met dit onderzoek wordt het begrip ‘meerzijdige partijdigheid’ aldus conceptueel uitgediept
en geladen. Dit biedt mogelijk een startpunt voor vervolgonderzoek en opleidingsrichtlijnen.
Voor de deelvragen wordt overigens naar de transcripten uit het bronnenboek verwezen.
Daarin staat R voor respondent (van reguliere en diepte-interviews), FG voor focusgroep,
gevolgd door een dubbele punt met de regelverwijzing. Voor de leesbaarheid en met behoud
van de strekking, zijn quotes, indien te lang of zonder context niet helder, ingekort en aan-
gevuld. In de tekst is met hij/zijn, zij/haar of neutrale/diens voornaamwoorden afgewisseld.
9
ONDERZOEKSMETHODE
Ter verantwoording en repliceerbaarheid van dit onderzoek zijn de volgende punten relevant.
Getrianguleerde kwalitatieve bronnen bevordert de validiteit van dit onderzoeksproject
Om de hoofdvraag te beantwoorden is een kwalitatieve insteek gekozen. Dit is geschikt voor
het onderzoeken van ervaringen, maar ook bij verkennend en theorie-opbouwend onderzoek
(Robson & McCartan, 2016). Binnen het onderzoek is een literatuurstudie gebruikt om de
elementen van meerzijdige partijdigheid te identificeren (deelvraag 1). Voor de andere
deelvraag zijn een twaalftal Contextueel Therapeuten, geregistreerd bij de Vereniging van
Contextueel Werkers, telefonisch geïnterviewd en een tweetal verrijkende telefonische
diepte-interviews gedaan. Bovendien zijn de kernbevindingen via een google call met een
keynote gepresenteerd en gevalideerd middels een focusgroep. Aldus is er sprake van data-
triangulatie (Mortelmans, 2007). In navolging van Van der Meiden en collegas (2017, p.
502) theorie-bevorderend onderzoek, is ook hier het primaire doel niet “objectiviteit, iets dat
onmogelijk is” (Charmaz, 2006, p. 139) maar desondanks het “expliciteren, organiseren en
presenteren van de data, eerder dan het ordenen van de data zelf” (Charmaz, 1990, p. 1169).
Met VCW (Vereniging van Contextueel Werkers) geregistreerde contextueel therapeuten
Het onderzoek is gebaseerd op telefonische gesprekken met VCW-geregistreerde contextueel
therapeuten. Voor deze doelgroep is gekozen omdat zij ‘weet hebben’ of zouden moeten
hebben van de contextuele praktijk. Hun zijn en handelen is dan ook “een living practice”
(Loftus et al., 2011, p. 3). Vanwege de registratie bij de VCW voldoen deze contextueel
therapeuten ook aan de kwaliteitseisen van de beroepsvereniging, met daarin onder andere
een vierjarige scholing met leertherapie, supervisie en praktijkleren. Hiermee zou een zekere
mate van zowel theoretische als praktijkervaring gegarandeerd moeten zijn, iets wat
bijdraagt aan de validiteit en betrouwbaarheid van de verzamelde data. Aldus, om aan
respondenten te komen is een lijst gemaakt van 70 contextueel therapeuten via de website
van de VCW. De docenten van de Christelijke Hogeschool Ede-Wageningen zijn daarbij
uitgesloten van selectie in deelname aan het onderzoek. Dit leverde een lijst op van 63
kandidaten, waarvan, door gebrek aan telefoongegevens, ook niet na het googelen van hen,
nog 25 werden uitgesloten. Vervolgens zijn de 38 geselecteerde contextueel therapeuten op
alfabetische volgorde opgebeld met het verzoek tot deelname aan het onderzoek, net zolang
totdat er 16 respondenten hun deelname hadden toegezegd. Van deze 16 respondenten zijn er
vanwege persoonlijke omstandigheden, twee last minute uitgevallen. Twee respondenten van
de 16 toegezegde contextueel therapeuten bleken ook bereid tot een diepte-interview. Aldus
hebben in totaal 14 VCW-geregistreerde contextueel therapeuten aan het onderzoek meege-
werkt. Hun namen zijn voor de analyse geanonimiseerd en in dit verslag ook niet vermeld.
Wel zijn een aantal generieke gegevens, voor de geïnteresseerde, in bijlage 1 opgenomen.
10
Dataverzameling en analyse van de literatuurstudie, diepte-interviews en focusgroep
Binnen de literatuurstudie is allereerst een selectie van contextueel gerelateerde boeken
gemaakt (zie deze lijst en criteria in bijlage 2). Daarin zijn primaire bronnen van Nagy
allereerst geselecteerd, maar ook moderne handboeken die de contextuele theorie uiteen-
zetten. Vervolgens zijn binnen de boeken de registers geraadpleegd en zijn de relevante
stukken met de zoektermen “veelzijdig gerichte partijdigheid” gelezen. Deze teksten zijn
vervolgens ingescand en geanalyseerd op het definiëren van de theoretische elementen van
meerzijdige partijdigheid (ook te lezen in het theoretisch kader). Verder zijn artikelen van
Van der Meiden en collega’s (e.g., 2017; 2019; 2020) geraadpleegd, omdat hierop voort-
gebouwd wordt. Immers, dit onderzoek verdiept het begrip “meerzijdige partijdigheid” als
kernelement van de contextuele methodologie binnen het driestaps-model (verkennen,
bewerken en stabiliseren) zoals geformuleerd door Van der Meiden en Verduijn (2015).
Literatuuronderzoek heeft een lijst van “sensitizing concepts” (Baarda et al., 2021, p. 95)
opgeleverd. Op die basis is vervolgens een interviewleidraad en topicslijst geformuleerd (zie
bijlage 3). Hierop is bij de tien semi-gestructureerde individuele en twee diepte-interviews al
naar gelang de energie en input van de geïnterviewde binnen de interviews op doorgevraagd.
Tijdens de interviews is ook live meegetypt. Die data zijn vervolgens gebruikt voor de eerste
‘grand tour analyse’ (Spradley, 1979) om een gevoel te krijgen bij de clusters in de data. Op
basis van de eerste vijf interviews zijn enkele vragen omwille van hun effectiviteit aangepast.
De structurering van de data uit individuele en diepte-interviews zijn gedaan met behulp
van de “constant comparison method” vanuit de “grounded theory” (Boeije, 2005; Charmaz,
2006). In de eerste formele analyseronde zijn inductief de verschillende begeleidersfases, de
cliëntleerlijnen en de contextuele spanningsvelden geformuleerd. In navolging van de studie
van Van der Meiden en collega’s (2017) zijn in verschillende golven data-analyses, diverse
codeclusters benoemd en samengevoegd (Glaser & Strauss, 1967). Ook zijn in die tussen-
tijdse analyses nieuwe codes geformuleerd, ook mede op basis van tussentijds sparren met
contextuele theoretici en intervisiegenoten uit het persoonlijk netwerk van de onderzoeker.
Op basis van de eerste analyserondes zijn de voorlopige resultaten gepresenteerd in een
online focus-groep van in totaal een uur met daarin vier VCW-geregistreerde contextueel
therapeuten. Deze waren tijdens het eerdergenoemde respondentenselectieproces geworven.
De bevindingen in de hierin gebruikte keynote zijn vervolgens vanuit de input van de focus-
groep verbeterd met aanvullingen en aanscherpingen qua terminologie en visualisatie. Daarna
zijn de transcripten tot in detail en woordelijk uitgewerkt en geanalyseerd. Op basis van deze
haarkam door de data’ zijn de voorlopige –en eerder gepresenteerde bevindingen verder
gecorrigeerd, aangevuld en geladen (Glaser & Strauss, 1967; Baarda et al., 2021). Daarna is
nog een afsluitend verdiepend gesprek geweest met een andere contextuele theoreticus, een
praktijkdeskundige die doceert aan contextuele professionals en meerdere publicaties inzake
de contextuele therapie op diens naam heeft staan. Het bronnenboek is voor de beoordelaars
ter consultatie beschikbaar. In bijlage 4 is het kernlabelschema met coderingen toegevoegd.
11
THEORETISCH KADER
Contextuele therapie is halverwege de vorige eeuw als een onderdeel van de relatie en gezins-
gerichte therapie opgekomen (Van der Meiden, 2020). Nagy wordt als de grondlegger van de
contextuele benadering en haar gedachtegoed beschouwd. De contextuele therapie zelf is ont-
staan uit observaties, concepten en overtuigingen, waarbij de onderlinge verbondenheid en
rechtvaardigheid, ook wel de relationele ethiek tussen mensen, centraal staat (e.g., Boszor-
menyi-Nagy, 1987; Boszormenyi-Nagy & Framo, 1985; Boszormenyi-Nagy & Spark, 1984).
Met meerzijdige partijdigheid “toont de therapeut diens betrouwbaarheid, iets wat de
familieleden zelf ook kan stimuleren om elkaar billijk recht te doen (Van der Meiden, 2020,
p. 19). Onderstaand worden begrippen van recht doen met meerzijdige partijdigheid toegelicht.
Bovendien beantwoordt dit theoretisch kader deelvraag 1. Verder wordt de keuze van een focus
op daders en slachtoffers van seksueel misbruik vanuit het contextuele gedachtegoed toegelicht.
De semantische discussie en ontstaansgeschiedenis van de term “meerzijdige partijdigheid”
Het originele contextuele gedachtegoed en de terminologie van Nagy wordt vaak als moeilijk
te doorgronden beschouwd (Heyndrickx et al., 2022; Michielsen et al., 2021; Meulink-Korf
& van Rhijn, 2005; Dillen, 2004). In het boek Between give and take van Boszormenyi-Nagy
en Krasner (1986), is “meerzijdige partijdigheid” een laagdrempelige vertaling van de
origineel Engelse term “multilateral directed partiality” of “multidirectional partiality” (p.
418). Lange tijd zijn deze begrippen vertaald geweest met “veelzijdig gerichte partijdigheid”
(Onderwaater, 2021, p. 99). Indertijd hebben verschillende auteurs alternatieve en mogelijk
passendere terminologie bedacht, zoals “meerzijdig gerichte partijdigheid” (zie voor een
heldere semantische analyse hiervan bijvoorbeeld Melzer & Bregman, 2015). Voor huidig
onderzoek is gekozen de term “meerzijdige partijdigheid” (MZP) aan te houden, mede omdat
dit een herkenbaar begrip is voor hulpverleners in het psychosociale zorglandschap. Echter,
het puur contextuele begrip van “meerzijdige partijdigheid” verwatert steeds meer met diens
bekendheid binnen het reguliere zorgveld. Zo wordt het gezien als een algemeen werkende
therapiefactor binnen hedendaagse cliëntgerichte praktijk. Hierdoor dreigt het te verzanden in
neutraliteit of het als hulpverlener geen kant durven kiezen (Goedhart & Choy, 2011, p. 125).
Daartegenover staat het originele contextuele begrip van Boszormenyi-Nagy en Krasner (1986).
Operationalisering van meerzijdige partijdigheid: ingrediënten zonder lineair proces?
Nagy beschrijft meerzijdige partijdigheid als een methodisch uitgangspunt en basishouding
van hulpverleners (Boszormenyi-Nagy, 1966, p. 421; 1987, p. 55-74; Boszormenyi-Nagy &
Krasner, 2020, p. 480). De ingrediënten hiervan worden uitgewerkt in Boszormenyi-Nagy en
Krasner’s boek Between give and take (1986). In de Nederlandse vertaling van dit boek, welk
Tussen geven en nemen is genoemd, worden vijf aspecten (p. 347-359) expliciet gemaakt: (a)
empathie (ethische verbeelding in hoe alle betrokkenen de situatie zien en bijvoorbeeld tot
een wandaad zijn gekomen); (b) krediet geven (voor elkaars geven in de context zodat een
balans van billijkheid ontstaat); (c) verwachting (dat familieleden om elkaar geven en iets
12
voor elkaar doen ook al lijkt hun gedrag monsterachtig te zijn); (d) alomvattendheid (vanuit
professionele betrokkenheid en met aandacht ten bate van ieder familielid) en (e) timing (het
beurtelings wisselen van de partijdigheid opdat de belangen ook in dialoog gebracht worden).
In Hargrave en Pfitzer’s boek Ontwikkelingen in de contextuele therapie (2005) wordt
Nagy’s in eerste instantie trouwe volgeling Peter Goldenthal (1948; 1993) aangehaald. Vier
aspecten worden genoemd: (a) empathisch joinen met de cliënt; (b) krediet voor de pijn, de
kwetsuren en relationele schade, alsook, nadat dit voldoende is gedaan, het krediet geven aan
het fijne, het geven dat de relatie wel betrouwbaar maakt; (c) erkenning geven van de inzet en
inspanningen vanuit de cliënt aan diens relationele context en (d) de aansprakelijkheid die
“de cliënt en anderen voor hun daden en intentionele handelingen” behouden (p. 112-118).
Meer recentelijk is het therapeutisch werk van Nagy zelf geanalyseerd en praktijksessies
van contextueel therapeuten gecodeerd door van der Meiden en collega’s (2019). Hierin
worden drie aspecten van meerzijdige partijdigheid expliciet uit Nagy’s begeleiding opgepikt:
(a) een wisselende beurtverdeling waardoor elke betrokkene diens standpunt kenbaar kan
maken; (b) empathie en krediet door de therapeut (ook al blijft het doel van meerzijdige
partijdigheid dat dit bewerkstelligd wordt tussen de cliënt en diens relationele context) en (c)
partijdig zijn aan de in het gesprek niet-aanwezige betrokkenen. En alhoewel deze analyse
door Van der Meiden en collega’s (2019) de kernelementen verduidelijkt en deze aan Nagy’s
praktijk schraagt, een proces vanuit meerzijdige partijdigheid, wordt niet gedefinieerd. Het is
dan ook een lacune binnen de literatuur, terwijl er wel een zekere volgorderlijkheid in speelt:
Meerzijdige partijdigheid houdt in dat de therapeut de interpunctie van één cliënt
aanvaardt en partij kiest voor deze cliënt. Daarna zal hij een andere vorm van
interpunctie aanvaarden in zijn partijdigheid met de andere. De therapeut kijkt
dus niet echt vanuit een overkoepelend, systemisch perspectief, als het ware sub
specie aeternitate naar relaties, maar hij wisselt voortdurend van bril, zonder
daarbij echter het vorige zicht te vergeten. Er blijft dus een 'lineariteit' binnen de
werking van 'meerzijdige partijdigheid', hoewel deze houding ook veel weg heeft
van kijken naar het hele systeem. (Meulink-Korf & van Rhijn, 2005, p. 133)
De wederzijdse dialoog doet recht aan de onderlinge betrokkenheid van dierbaren
Het doel van meerzijdige partijdigheid is aldus Nagy “het betreden van het gebied van de
dialoog” en het “recht doen aan alle partijen” (Boszormenyi-Nagy, 2020, p. 480). Het als
therapeut aanspreekbaar zijn voor alle betrokkenen, ook de ongeborenen en toekomstige
generaties, staat daarin centraal (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986, p. 238-250). Het
vraagt van de therapeut een “innerlijke vrijheid om zich om de beurt te scharen achter iedere
betrokkene” (Boszormenyi-Nagy, 2020, p. 57). Daarmee kan de therapeut een rolmodel zijn
voor zijn cliënt en betrokkenen om diens eigen “voorwaarden te definiëren (zelfafbakening)
en te reageren op de voorwaarden van andere gezinsleden (zelfvalidatie) (Boszormenyi-
Nagy, 2020, p. 480). In het profileringsproject van Van den Brand (2017) worden drie
aspecten van meerzijdig partijdig-georiënteerde erkenning vanuit de therapeut benoemd,
namelijk de erkenning voor (a) hetgeen dat de persoon aan diens relationele context gegeven
heeft, (b) het onrecht dat iemand is aangedaan en (c) hetgeen dat ontvangen is en wat niet
13
ontvangen kon worden. De opmerking die daarmee samengaat is dat “erkenning niet
gelijkwaardig is aan gelijk geven” maar dat dit “gehoord en gezien worden” behelst (p. 18).
Echter, het recht doen aan alle betrokkenenbetekent dat de therapeut dit niet in de plek van
een wezenlijke ander mag overnemen en in de plek doet van betrokkenen omdat dit per slot
van rekening geen recht doet aan hen die nauw verbonden zijn (Hargrave, 2005, p. 112). Ook
geldt: “elke beslissing om in therapie te gaan, houdt een zeker element van deloyaliteit in,
waar we rekening mee moeten houden opdat de therapie niet zou mislukken" (Ducommun-
Nagy, 2008, p. 136). Aldus is er een belangrijk theoretisch verschil tussen de “multilaterality”
(veelzijdige betrokkenheid) van elk mens en de therapeutische houding van “multidirected
partiality” (veelzijdig gerichte partijdigheid of meerzijdige partijdigheid). Een cliënt kan dus
niet meerzijdig partijdig zijn (immers, diegene is een speler binnen de interacties) maar blijft,
net als de therapeut, wel veelzijdig betrokken bij diens dierbaren (Melzer & Bregman, 2015).
Meerzijdige partijdigheid tot nu begrepen vanuit de contextuele dimensies en escalaties
Om de ontische verbondenheid van mensen als een gegeven en als een feit te benadrukken
heeft Nagy in zijn vele publicaties (e.g., Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986; Boszormenyi-
Nagy & Spark, 1984) een integratief contextueel framework geformuleerd waarin hij de
contextuele antropologie en pathologie samenbrengt (Van der Meiden, 2020). De eerste drie
dimensies zijn de feiten, de psychologie en systemische transacties. De vierde dimensie is die
van de relationele ethiek (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986; Boszormenyi-Nagy & Spark,
1984). De vijfde dimensie, welke door Nagy later in zijn leven werd toegevoegd is de dimen-
sie van de ontische verbondenheid, waarin je als therapeut “zelfs hen die materieel, fysiek of
psychologisch schade toebrengen aan jouw cliënt, een relatie aanbiedt” en zodoende recht
doet (Heyndrickx et al., 2022, p. 121). Meerzijdige partijdigheid wordt door Heyndrickx en
collega’s (2022) door de metafoor van de stoel en de dimensies concreet gemaakt: (a) van een
afstandje kan je als therapeut de cliënt zo feitelijk mogelijk beschrijven; (b) als therapeut kan
je zittend op de stoel, de cliënt’s psychologische belevingswereld proberen te begrijpen; (c)
staand naast de stoel van de cliënt kan de therapeut diens cliënt en interacties en positionering
proberen te snappen; en (d) achter de stoel staand kan de therapeut ook de belangenbehartiger
worden van de cliënt met expliciete aandacht voor het aangedaan onrecht en hoe de persoon
ook diens leven een goed kind heeft proberen te zijn (p. 120-123). Aldus Heyndrickx en
collega’s (2022) wordt (e) de ontische verbinding recht gedaan omdat je je tijdens het
verplaatsen ten opzichte van de stoel van de cliënt “steeds in relatie tot anderen” bevindt (p.
122). Alhoewel inzicht gegeven wordt in het trainen van een meerzijdig partijdige houding
vanuit dimensies, qua proces komen Heyndrickx en collega’s (2022) niet verder dan het
benoemen van het belang van het “installeren van meerzijdige partijdigheid” (p. 122) en
vragen die je vervolgens verder kan stellen “in de loop van het gesprek” (p. 123). Aldus ligt
een aanwijzing van zulk vervolg binnen een behandelgesprek mogelijk in de escalatie-hoek:
wat gebeurt er als er geen sprake is van een meerzijdig partijdige houding bij de therapeut?
Dillen (2004) schrijft in haar boek Ongehoord Vertrouwen uitgebreid over hoe meerzij-
dige partijdigheid tot escalaties kan leiden. In hoofdstuk 2 noemt ze twee gevaren die ervoor
zorgen dat meerzijdige partijdigheid in het geding komt: (a) “diabolisering” (waarin de dader
als een absoluut monster en onmens wordt neergezet en dus wordt gelijkgesteld aan zijn of
14
haar daad) en anderzijds (b) de “banalisering” van de boosdoener (waarin deze onterecht
verschoond wordt van diens daad door diens slachtofferschap). Ofwel, er moet opgelet
worden dat iemand niet teveel “dader wordt gemaakt” met behulp van het zondebokprincipe
(Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986, p. 232) maar ook niet te weinig aansprakelijk wordt
gehouden voor diens persoonlijke verantwoordelijkheid (Boszormenyi-Nagy & Spark, 1984,
p. 79; Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986, p. 113; Boszormenyi-Nagy, 1986, p. 305). Het
resultaat van beide houdingen (van dus zowel de therapeut als de cliënt) kunnen aldus Dillen
(2004) verklaren waarom mensen overgaan tot (c) ethisering (het gewoon vinden, norma-
liseren van het kwaad en boosdoener; p. 141). Immers, daders kennen geen wroeging
omdat zij ook slachtoffer waren. Aldus is vanuit dat destructieve recht hun daad “meer dan”
gerechtvaardigd (Van der Pas, 1982, p. 17). Nagy probeert aldus Dillen (2004) aandacht te
besteden aan het slachtoffer in de dader (door voor diens pijn in diens jeugd erkenning te
geven) als aan de dader in het slachtoffer (door het perspectief van derden, zoals dat van het
slachtoffer, erbij te blijven halen en zo iemand passend verantwoordelijk te blijven houden).
Aldus, voorkomt de contextueel meerzijdig partijdige hulpverlener verstrikking in de derde
dimensie: deze laat zich niet verleiden om mee te gaan in eenzijdige partijdigheid en rela-
tionele escalaties in de cliënt’s context (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986, p. 232). Dus:
De contextuele hulpverlening voert de dader, slachtoffers en de samenleving
verder dan de eenzijdige paradigma’s van diabolisering [het tot monster
maken van iemand], banalisering [het onterecht verminderen van iemands
persoonlijke verantwoordelijkheid door iemands jeugd] en ethisering [het
normaliseren van relationeel schadelijk geweld]. Er is aandacht voor de
eigen verantwoordelijkheid (tegen de banalisering), maar ook voor het
'destructief recht en het slachtoffer zijn' (tegen de diabolisering). Tevens
worden de eigen legitimeringsstrategieën opengetrokken en wordt de dader
door de meerzijdig partijdige hulpverlener gestimuleerd om oog te hebben
voor de belangen van de ander (tegen de ethisering). (Dillen, 2004, p. 142;
de uitleg van begrippen is door de auteur met vierkante haakjes aangevuld)
Seksueel misbruik: een contextuele kwestie van ‘ultiem’ dader en slachtofferschap?
Bij seksueel misbruik is er altijd sprake van een dader en slachtoffer (e.g., Steele et al., 2017;
Schwartz, 2013). De titel van het boek Echo’s van trauma: slachtoffers als daders, daders als
slachtoffers van Baljon en Geuzinge (2019) illustreert dit mooi. Meer inhoudelijk stellen ze
dat een confrontatie met beide kanten cruciaal is in het zoeken naar billijke rechtvaardiging:
“Zowel in het behandelen van enkel daderschap zonder daarin slachtofferschap mee te
nemen, als in het behandelen van slachtoffers zonder de destructieve aspecten van dat-
zelfde slachtoffer te (h)erkennen, word echt contact met 'het kwaad' vermeden. (p. 120)
Binnen de contextuele therapie wordt gesteld dat een meerzijdig partijdige houding voorkomt
“dat de hulpverlener wordt meegezogen in een trechter van probleem-gesatureerde verhalen
of een eenzijdige dader-slachtofferpolarisatie” (Heyndrickx et al., 2022, p. 98). Echter, naast
15
de eerste verkenning van Dillen (2004) is in het contextuele gedachtegoed tot nu toe nog geen
proces van meerzijdige partijdigheid in de polariteit van daders en slachtoffers gedefinieerd,
terwijl “onderzoek naar een fasering van de contextuele theorie vanuit contextueel therapeu-
ten wel behulpzaam kan zijn” (Van der Meiden et al., 2017, p. 510). Mogelijk heeft dit ook te
maken met de complexiteit: de grondhouding van meerzijdige partijdigheid varieert mogelijk
wel jegens daders en slachtoffers (e.g., Goldenthal, 1994; Meulink-Korf & van Rhijn, 2005).
Naar daders toe is het gevaar aldus Boszormenyi-Nagy en Krasner (1986) dat een
therapeut, net als diens geslachtofferde cliënt, “een ouder, welk zijn kind misbruikt, heel
gemakkelijk kan zien als een waardeloos monster” (p. 50). Om daarom zulk een eenzijdige
partijdigheid en deloyaliteit met de betrokkenen uit de cliëntencontext te voorkomen, heeft
een therapeut aldus “op zijn minst de ruimte in zijn gevoelens te vinden om zich te kunnen
voorstellen hoe de mens die de wandaad heeft gepleegd, zelf in zijn jeugd als slachtoffer
heeft geleden” (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986, p. 348). Deze “vastbeslotenheid”
(Van der Meiden, 2020, p. 56) bevordert “een zorgvuldige hertaxatie” en proces van
ontschuldiging die van ogenschijnlijke monsters in het verhaal, mensen van vlees en bloed
kan maken” (Heyndrickx et al., 2022, p. 150). Desalniettemin blijft, in navolging van Nagy,
ook een mens ten alle tijde aansprakelijk voor het passend geven aan de ander. Dit geldt
zeker vanuit ouder of volwassene naar kinderen (Goldenthal, 1948; Hargrave et al., 2005;
Michielsen et al., 1998; Onderwaater, 1986; Savenije et al., 2018). Waar de meerzijdige
partijdige houding van de contextueel therapeut dus zowel om empathie vraagt, vraagt het
ook om het confronteren van de dader zelf en van de verinnerlijkte dader-delen in onze
binnenwereld. Zoals Steele en collega’s (2017) deze therapietaak kernachtig omschrijven:
Therapeuten moeten een redelijk evenwicht vinden tussen het compassievol accepteren
van dader(imiterende) delen en het begrenzen van agressief of sadistisch gedrag, dat
zowel intern gericht kan zijn tegen (dissociatieve delen van) de cliënt als extern, in
relatie tot de therapeut of andere mensen in het leven van de cliënt. (p. 434).
Aldus, daders, vaak zelf slachtoffer van seksueel misbruik, kunnen via de transgenerationele
manoeuvre en hun slachtofferschap mogelijk contact met de consequenties van hun handelen
maken. Immers, door de weg naar binnen kunnen zij mogelijk relateren aan de emotioneel-
relationele impact van hun acties op het slachtoffer (e.g., Onderwaater, 2021). Slachtoffers, op
hun beurt, hebben, naast een volwassen hertaxatie en ontschuldiging, mogelijk ook langs hun
leunen op destructief gerechtigde aanspraak te gaan (e.g., Van der Meiden, 2020). Als slacht-
offers spelen zij “het juiste script, maar met de verkeerde spelers" (Hargrave et al., 2005, p.
101). Aldus psychotherapeut Schouten (2022) in zijn boek Traumaseksualiteit, verworden
jongens die slachtoffer zijn van kindermisbruik “mannen tussen slachtoffer- en daderschap”
(hoofdstuk 8). Zij hebben los te komen van “de ban van de dader” (p. 195). Zij hebben in
eerste instantie weer “loyaal aan zichzelf” te worden, in plaats van primair aan de dader (p.
196-203). Zij hebben een scheiding aan te brengen tussen de emotionele band die zij als kind
ervoeren met de ouder of volwassene en de seksuele band die de pleger ervan maakte (p. 214-
216). Vanuit contextueel oogpunt maakt dit meerzijdige partijdigheid extra belangrijk. Er is
namelijk sprake van ontische verbondenheid, maar tegelijkertijd van een zeer onbetrouwbare
menselijke orde (Meulink-Korf & van Rhijn, 2005, p. 179). Door zelf-afbakening, bevorderd
16
door meerzijdige partijdigheid, echter, kan het slachtoffer zich mogelijk bevrijden van het
destructieve gedrag van de dader; en door opnieuw passend te geven, krijgt het slachtoffer
ook weer voeten onder de grond (Heyndrickx et al., 2022, p. 175). Juist door de polarisatie
van Zelven kan de dialoog plaatsvinden tussen betrokkenen (Boszormenyi-Nagy & Krasner,
1986, p. 95). Inzicht in meerzijdige partijdigheid in die polarisatie raakt dus de kern van het
contextuele gedachtegoed en het hart van de dader-slachtoffer dynamiek bij seksueel misbruik.
Samengevat, seksueel misbruik behelst als contextueel therapeut het werken met dynamieken
van dader en slachtofferschap (e.g.,Steele et al., 2017; Meulink-Korf & van Rhijn, 2005). De
contextuele grondhouding meerzijdige partijdigheid kan hierin een belangrijke rol spelen om
alle betrokkenen recht te doen (e.g., Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986). Het begrip meer-
zijdige partijdigheid is eerder verkend via de dimensies (Heyndrickx et al., 2022), escalaties
(Dillen, 2004), en middels een analyse van Nagy’s sessies (Van der Meiden et al., 2019).
Echter, het ‘hoe in de contextuele praktijk’ is nooit geëxpliciteerd. Dit onderzoek richt zich
daarom op meerzijdige partijdigheid zoals dit door contextueel therapeuten wordt toegepast.
17
ANALYSE EN RESULTATEN
1. Wat is meerzijdige partijdigheid aldus Nagy’s contextuele therapie?
Deze deelvraag is beantwoord in bovenstaand theoretisch kader. Samengevat is meerzijdige
partijdigheid een grondhouding, methodische hoeksteen en een proces dat recht doet aan alle
betrokkenen. In haar geschiedenis is het begrip meerzijdige partijdigheid vanuit een aantal
hoeken gedefinieerd. Bijvoorbeeld, vanuit een aantal werkprincipes (Boszormenyi-Nagy &
Krasner, 1986; Goldenthal, 1994; Hargrave, 2005) naar een uitleg via escalaties (Dillen,
2004), observaties (Van der Meiden et al., 2019) en dimensies (Heyndrickx et al., 2022).
Verder dan het benoemen dat er sprake is van lineariteit in het therapeutisch werken
(Meulink-Korf & van Rhijn, 2005, p. 133) komt de contextuele literatuur echter niet.
Daarom verkent dit onderzoek wat er voorbij “het installeren van meerzijdige partijdigheid”
(Heyndrickx et al., 2022, p. 122-123) volgt. Hoe wordt meerzijdige partijdigheid toegepast?
2. Hoe passen contextueel therapeuten meerzijdige partijdigheid toe in het werken met
daders en slachtoffers van seksueel misbruik?
Uit de axiale codering van data ontstaat het beeld dat meerzijdige partijdigheid in drie vormen
wordt toegepast door contextueel therapeuten: als een therapeutisch begeleidingsproces, een
leerproces bij cliënten en als instrument voor de navigatie van het recht doen aan alle partijen.
Bevinding 1: Meerzijdige partijdigheid als therapeutisch begeleidersproces
Meerzijdige partijdigheid wordt door respondenten unaniem als een proces beschouwd. De
gesproken contextueel therapeuten zien zichzelf als “een procesbewaker” (R8:393-406). Als
doel werd daarbij vermeld dat contextueel therapeuten hun cliënten willen helpen “hun eigen
betekenis te ontwikkelen over het elkaar rechtdoen” (R9:95-99). Acht begeleiderstaken, naast
het verkrijgen van een mandaat, zijn vanuit de axiale codering gedestilleerd: informeren,
inspireren, reflecteren, interesseren, engageren, inviteren, confronteren en dialogiseren.
Opgemerkt moet worden dat de gevonden fases mogelijk dynamischer zijn dan ze op het
eerste gezicht lijken. Zoals bij de presentatie in de focusgroep werd geroepen: “het eerste wat
bij mij naar boven kwam is dat ik zo nu en dan ook weleens oversteek” (FG:399-403). Een
ander zei: “ik denk dat ik crosslings door dat hele cirkeltje heenga” (FG:421-422). Verder
werd door een respondent ook gesteld: “ik haat protocollen; daarmee maak je iemand tot
object namelijk” (R12:138-144). Respondenten stellen dus dat meerzijdige partijdigheid ook
als proces dynamisch is en “compleet, iedere keer weer, inschattingswerk” (R12:166-167).
In onderstaande worden de fases en begeleiderstaken die in de data zijn gevonden, geschetst:
Het mandaat
18
Een mandaat is aldus respondenten belangrijk “om te kunnen confronteren, om stil te mogen
staan bij pijn en schade” (FG:404-421). Hieronder valt de behandelovereenkomst (R1:635-
638) maar ook het benoemen van “spelregels” (R4:602-614). Zie meer details: bijlage 5.5.
Informeren
Deze fase betreft het expliciet informeren van de cliënt over de meerzijdig partijdige houding
van de therapeut. Uitleg gebeurt wel wanneer dit aansluit bij de leerstijl (R11:44-51) of het
intelligentieniveau (R1:295-300) van cliënten. Het merendeel van respondenten geeft echter
aan de term meerzijdige partijdigheidniet te vermelden (R4:100-103; R5:9-17; R8:230-231;
R10:82-94; R13: 81-90): “Nee, die term gebruik ik helemaal nooit; want mensen zijn nooit
geïnteresseerd in de methodiek” (R5:9-17). En “als ik het ga uitleggen, dan doe ik een appèl
op de tweede dimensie, op de binnenkant, op het denken, maar dat wil ik niet” (R12:68-81).
Bovendien is de term “niet algemeen bekend” (R4:204-206) en “werkt de contextuele taal
ook bijna niet bij mensen die al met zoveel verwarring van doen hebben” (FG:210-216).
Verder wordt gesteld dat associaties van cliënten vaak een vermelding in de weg staan:
Meerzijdige partijdigheid, dat lijkt zo op partijdig zijn en klinkt ook zo
van: je bent voor of tegen iemand. Zo voelen mensen dat. Wat als we als
therapeuten zeggen ’ik ben meerzijdig betrokken’?” (R7:614-622)
Inspireren
Alle respondenten geven aan dat zij hun cliënten middels hun meerzijdige partijdigheid
inspireren. Ten eerste doen zij dit met een grondhouding: “Kijk, mensen moeten het idee
hebben, je hebt het goed met ons voor” (R1:265-266)”. Ten tweede gebruiken zij het
contextuele gedachtegoed: “Ik ben continue nieuwsgierig, ook naar de ouder achter
destructief misbruikgedrag” (R14:153-162). En: “Elk mens geeft, ook al is dat niet
passend” (R5:17-24). Ten derde inspireren contextueel therapeuten met een voorbeeldrol:
“Ik kan het ook wel tegen cliënten zeggen als ik voel dat ik mijn meerzijdige
partijdigheid verlies: ‘oh, volgens mij ben ik niet meer helemaal objectief; is het
goed dat we een ander moment verder gaan met ons gesprek? Hier heb ik zelf
nog wat in te doen.’ Met dat zichtbaar zijn pak ik mijn verantwoordelijkheid.
Soms is dat ook bijna wel een therapeutische interventie. Dat ik daar verant-
woording voor neem, dat is een soort van voorbeeldgedrag. (R4:243-253)
Andere voorbeelden van voorbeeldinterventies zijn verder in bijlage 5.7 te lezen.
Reflecteren
Alle gesproken contextueel therapeuten geven aan dat zij in hun behandeling het situationele
en relationele onrecht allereerst zo feitelijk en precies mogelijk boven tafel willen krijgen:
19
“Nou, ik denk dat als een cliënt bij je komt, dat je dan als eerste als therapeut erkenning
geeft voor onrecht wat niet had mogen gebeuren. Natuurlijk. Dat als eerste. En dan kan
je natuurlijk verder uitbouwen. Als je wel zeker weet dat er ook onrecht geweest is hè?
Want dat moet je natuurlijk wel eerst heel erg goed uitvragen. (FG:223-227)
Meer voorbeelden van het uitvragen zijn in bijlage 5.8 uitgewerkt.
Interesseren
Respondenten benadrukken het belang van het verhaal-in-het-verhaal (e.g., R10:153-166):
“Soms zie ik mezelf als een vroedvrouw; ik laat het verhaal geboren
worden. Dan gaat het verhaal de wereld in: wie is er nog meer? Wat is
het verhaal van de ander die daar invloed op heeft gehad?” (R11:67-73).
Respondenten geven aan dat verbreding van het perspectief van betrokkenen nodig is omdat
seksueel misbruik impact heeft op het hele familiesysteem, naast de dader en slachtoffer zelf
(e.g., R13:121-127). Het direct benoemen van betrokkenen (R7:86-97; R9:514-535) is een
strategie die respondenten hanteren. Ook kan een genogram getekend worden (R3:73-76;
R7:76-86; R8:189-198; R14:471-474). Daarmee kan je cliënten vanuit het perspectief van
bijvoorbeeld “de ouders” laten kijken (R7:200-213). Zoals één contextueel therapeut dit
verwoordt: “Door de ogen van de kinderen, hoop ik dat die van de ouders geopend worden”
(R7:461-475). Ook geven de gesproken contextueel therapeuten aan dat zij vragen stellen als:
Goh, wat weet jij over de geschiedenis van je ouders? Of wat weet je over hoe dat bij hen
thuis ging?” (R6:143-154). Op die manier kan “mildheid” (R7:134-147) ook de kamer binnen
komen wandelen. Meer gehanteerde strategieën en voorbeelden zijn in bijlage 5.9 te vinden.
Engageren
Deze fase van meerzijdige partijdigheid als proces betreft het exploreren van het netwerk van
de cliënt. Daarin ligt de focus op het ontdekken van verloren gegane relationele “wortels”
(R9:398-418) en “hulpbronnen” (R7:298-319). Respondenten geven vier strategieën aan. Ten
eerste vindt engageren verbaal plaats middels “circulaire vragen” (R14:187-209) over (groot)
ouders, kinderen of over broers en zussen (R6:417-427; R13:108-117). Ten tweede geven
respondenten aan dat zij het bredere familiesysteem visueel maken, bijvoorbeeld met een
genogram (e.g., R7:319-330; R8:198-201; R10:111-118). Ten derde geven respondenten aan
dat zij ruimtelijk werken, bijvoorbeeld door over “poppetjes die niet op tafel welkom zijn” uit
te vragen (R14:213-231) of “deze naar huis mee te geven” (R4:346-353). Ten vierde gaven
respondenten aan fictief, met verbeelding en imaginatie, te werken, zoals met stoelenwerk:
Op kantoor heb ik meerdere stoelen aan tafel, en dan kan ik zeggen,
zeker als de dader er niet bij is: goh, stel je nou voor dat Piet, de dader,
hier zit, wat zou je dan tegen hem willen zeggen?’ Dat je het op die
manier voor mensen een beetje maakt alsof Piet er wel is.” (R1:914-929)
20
Zie voor andere voorbeelden bijlage 5.10.1 (verbaal), 5.10.2 (visueel) en 5.10.3 (ruimtelijk).
Inviteren
Deze fase gaat over het direct uitnodigen van relevante betrokkenen. Immers, “wanneer het
gesprek met het individu start, is er altijd een ander, een beschuldigde, bij betrokken” (R2:
149-170). Contextueel geschoolde therapeuten met psychotherapeutische kwalificaties, geven
aan dat zij dader en slachtoffer soms in de kamer te zetten, maar dat dit wel “timing en voor-
bereiding vraagt” (R4:163-164) omdat er levenslange schade kan zijn ontstaan (R4:168-179).
Alle respondenten geven verder aan dat zij, indien een ontmoeting passend is, eerst een
betrouwbaar persoon zoals een oom of tante uitnodigen (R1:999-1001). Dit is “om die
overbrugging te maken” (R4:581-586). En “vaak, zeker als het binnen familie is, merk je dat
het slachtoffer ergens gaandeweg ineens iets positiefs gaat vertellen over de dader.” (R6:284-
293). Er wordt verder gesteld dat “een intergenerationele ontmoeting, tussen ouders en kind,
lastiger is dan wanneer het leed binnen dezelfde generatie plaatsgevonden heeft” (R4:168-
179). Zie ook bijlage 5.11 voor meer voorbeelden, uitnodigingsbrieven en opmerkingen.
Confronteren
In deze fase gaat het over het confronteren van de persoon met diens dader of slachtoffer-
identiteit (e.g., R4:481-496; R5:71-79; R7:125-129; R14:347-373). Jegens daders wordt
benadrukt dat het tegen onpartijdigheid aan schuurt, maar met behoud van eigen mening: “de
rechter vindt u strafbaar, maar ik hoef u niet nog eens een keer te gaan straffen” (R1:68-74).
Daarbij wordt gesteld dat bij de dader “het ethisch besef over de ongelijkwaardige (seksuele)
relatie” en verantwoordelijkheid voor “het lange termijneffect voor de gevoelswereld van de
ander” centraal staat (R1:35-360). Richting slachtoffers van seksueel misbruik wordt het
ingewikkelder: "het gaat niet om de daad an sich, maar vooral over de machtspositie terwijl
die ander ook je vader is” (R1:287-295). In bijlage 5.12 wordt dit ook verder uitgewerkt.
Dialogiseren
In deze fase staat “het zorg dragen voor een eerlijke dialoog” (R2:252-253) centraal. Het gaat
om “de balans in beweging zetten door ieder zijn verhaaltje en de betekenis daarvan te laten
vertellen” (FG:98-95). Ter illustratie: “Dan vraag ik die ander bijvoorbeeld: Goh, wat vind je
hiervan? En zou je er ook iets over willen zeggen? Je hoeft het daar niet mee eens te zijn
(R1:191-193). Drie focuspunten worden door meerdere respondenten genoemd. Ten eerste
wordt “het verwoorden van de schade en wat dit voor bijvoorbeeld een dochter betekend
heeft” vermeld (R8:201-210). Want, zoals een ander aanvult, “delen is helen” (R1: 1275).
Ten tweede wordt het verlangen aangesproken (R6:194-228; R6:360-363; R13:346-358)
want “verlangen is toekomst en het kompas van therapie” (R12:299-318). Ten derde wordt
naar de cliënt’s actiebereidheid gevraagd, de wil er iets aan te doen (e.g., R1:1041-1051).
21
Verder vermelden meerdere respondenten dat zij onderwijl regelmatig checken bij cliënten of
zij ook aldus hen meerzijdig partijdig “genoeg” zijn (R12:299-318). Ook geven respondenten
aan dat zij hun eigen focus ook bevragen: “geef ik beiden genoeg aandacht”? (R10:173-181).
Visueel: meerzijdige partijdigheid als therapeutisch begeleidersproces
Onderstaand zijn de fases, gevonden via de analyse van de data, bijeengebracht. Het figuur is
ook besproken in de focusgroep, alwaar het dynamische karakter werd benadrukt (zie boven).
Figuur 1: Procesfases van meerzijdige partijdigheid in de contextuele therapie
Bevinding 2: Meerzijdige partijdigheid als een leerproces bij cliënten
Naast meerzijdige partijdigheid als begeleidingsproces, zien respondenten ook dat meerzijdige
partijdigheid bepaald wordt door de inzet van cliënten. Meer specifiek hebben daders en slacht-
offers van seksueel misbruik zich “stapsgewijs over de brug naar elkaar toe te bewegen” (R9:
765-779). Immers, “misschien zijn ze allebei wel evenveel slachtoffer” (FG:169-175). En ook
zitten beiden misschien wel vast in hun slachtoffer-dader gevoel” (R7:521-541). Dit beeld
werd wat betreft de overlap tussen daders en slachtoffers breed gedragen (e.g., R7:200-213;
R8:90-97; R11:338-356; R12:84-94). Zoals wordt gesteld: “als jij vraagt naar of ik ook met
daders werk, suggereren we dat er een heel duidelijke scheidslijn is tussen dader en slachtoffer,
terwijl eigenlijk zou je dat ook veel breder kunnen zien, want slachtoffers zijn ook soms daders
en daders zijn ook slachtoffers” (R4:58-65). En zoals bij de focusgroep wordt gezegd: “Wat mij
betreft verschillen de reizen van daders en slachtoffers, maar je steekt ze eigenlijk misschien,
als het een lijn of cirkel is, wel op een ander punt in” (FG:193-199). Vanuit de analyse van de
data zijn zes leerlijnen, metaforische landbruggen, tussen dader en slachtoffer, gedestilleerd:
22
Leerlijn 1: van monoloog naar dialoog
In de begeleiding van zowel slachtoffers als daders is het “de kunst dat de één de ander niet
doodlult met zijn verhaal” (R1:866-872). Immers, “het mag wel een terecht verhaal zijn, maar
het moet niet een klaagzang worden” (R1:1024-1030), zelfs als dat wel verklaarbaar is omdat
“er door de jaren heen zijn zoveel verhalen ontstaan zijn waardoor iemand helemaal in zijn
monoloog zit” (R2:193-199). Dan moet je “iemand eventjes vertragen, stopzetten en de ander
de kans geven om iets te zeggen” (R1:866-872) zodat cliënten “elkaar weer zien, na zich ja-
ren ingegraven te hebben” en dus “elkaar weer leren vertrouwen in de dialoog” (R2:526-536).
Leerlijn 2: van object/ding naar subject/mens
Meerdere respondenten vermelden dat “zodra een dialoog ontstaat, dat dan het gevoel van
object sowieso wegvalt; je wordt dan allebei een subject” (R4:207-213). Want “slachtoffers
zijn bij misbruiksituaties verdingelijkt voor de behoefte van een ander” (R5:194-195). Anders
gezegd, “het onrecht is dat je als slachtoffer tot object gemaakt wordt” (R4:207-213). Zowel
de dader als het slachtoffer hebben elkaars menselijkheid recht te doen (zie ook bevinding 3).
Leerlijn 3: van destructief naar constructief
Respondenten geven aan dat het belangrijk is dat “een gesprek ook een constructief gesprek
wordt, ook al kan je dat niet afdwingen” (R4:198-200). Een andere respondent geeft aan dat
die bezig is met “in hoeverre het dader’s ethisch besef verschuift van leunen op destructief
recht en destructief gedrag naar of hij ook op basis daarvan constructief gedrag kan vertonen
door erkenning te geven aan het slachtoffer” (R12:332-346). Aldus geven contextueel
therapeuten aan “het destructief gedrag te boetseren en te verschuiven naar constructief
gedrag” want “dat is absoluut voorwaardelijk voor een wederzijdse dialoog” (R12:351-367).
Leerlijn 4: van identiteit naar loyaliteit
Verschillende respondenten geven aan dat “het niet altijd makkelijk is om iemand uit die
klaagrol over de ander te halen” (R1:513-516). Immers, “gek genoeg, je kan er ook verslaafd
aan raken, dat je je hecht aan je eigen onrecht. Je bevrijden van jouw eigen onrecht is voor
mensen erg lastig omdat ze hun hele identiteit vaak vasthangen aan hun zelfbeleefde onrecht
(R12:367-381). Aldus, “voorzichtig proef je: hoe zit het met de loyaliteiten?” (R9: 337-355).
En zo beseft de cliënt dat die “diens destructieve parentificaties, diens uitvergrootte kwali-
teiten als kind” tevergeefs heeft ingezet voor “het evenwicht binnen het gezin” (R8:141-147).
Leerlijn 5: van kinderlijk naar volwassen
Contextueel therapeuten uit het onderzoek geven aan dat zij gelijkwaardige communicatie
bevorderen (e.g., R9:656-668). Maar dan is wel een volwassen houding nodig. Bijvoorbeeld:
23
Als iemand heel kinderlijk in de gevoelens van een ander duikt, dan ga ik naar
een stukje bewustzijn. En ik vraag: Is deze reactie vanuit de volwassene of is dat
vanuit de kleine? Zo kom je meer in dat volwassen gebied. (R11:211-213)
Leerlijn 6: van ontkenning naar erkenning
Het kan lastig zijn om het onrecht te erkennen. Immers, als slachtoffer kan dat “te groot
voelen; dat je weer opgeslokt wordt door de situatie; opnieuw in de onmacht zit van de
situatie” (R9: 514-535). Daarbij helpt het niet wanneer “ouders niet achter hun kind gaan
staan wanneer hen over het misbruik wel verteld is” (R8:329-333). Goed aandacht besteden
aan erkenning is belangrijk voor respondenten, want “erkenning moet geen losse flodder
zijn” (R1:316-320). Maar “erkenning geven aan zowel dader als slachtoffer blijft wel heel
ingewikkeld” (R1: 348-349). Immers, “ik probeer te zien of de persoon sterk genoeg is om
de werkelijkheid te erkennen; zo niet, wanneer de draagkracht niet groot genoeg is voor de
draaglast, kom je niet verder” (R9:533-538). Overigens wordt genoemd dat persoonlijk-
heidsproblematiek ook een begrenzing kan opleveren (zie bijlage 5.2 met verwijzingen).
Visueel: meerzijdige partijdigheid als leerterrein voor cliënten
Onderstaand is de dader-slachtofferbrug en contextuele leerlijnen voor cliënten samengevat.
Figuur 2: De brug van dader en slachtofferschap met contextuele leerlijnen
Bevinding 3: Meerzijdige partijdigheid als een navigatie-instrument
Contextueel therapeuten geven unaniem aan dat zij meerzijdige partijdigheid ook als een
navigatie-tool zien om “niet in de strijd met of van hun cliënt te komen” (R8:393-406). Ze
24
verstaan het als een instrument (FG:62), een “tool (R9:157) en “hulpmiddel” (R6: 133-
138). Het helpt therapeuten de “ethische verbinding” (R10:261-268) met beide kanten te
houden. Immers, slachtoffers kunnen te maken krijgen met secundair trauma. Zo wordt het
slachtoffer bijvoorbeeld niet geloofd door de eigen relationele context (R4:126-133; R5:202-
209). Bij een dader kan ook vijandigheid ontstaan en zeker ook ten koste van diens belang:
Bij een politiemelding ontstaat er een enorme partijdige houding van alles wat
eromheen zit. Politie, Veilig Thuis, de reclassering. Allemaal gaan ze direct op
het vinkentouw. Zo van: En die dader, die moet gestraft worden! (R1:96-167)
Aldus, meerzijdige partijdigheid zorgt ervoor dat je recht doet aan zowel daders (e.g., R8:
393-406) als slachtoffers (e.g., R2:654-658). Vanuit de data zijn via de axiale codering drie
spanningsvelden gedestilleerd die meerzijdige partijdigheid extra complex kunnen maken.
Spanningsveld 1: De schade erkennen versus voorkomen hertraumatisering bij het slachtoffer
Contextueel therapeuten geven aan dat zij aan de ene kant de schades willen benoemen van
het slachtoffer (R2:654-658). Ze willen “ruimte maken om het geleden onrecht taal te geven”
(R4:436-458). Aan de andere kant, echter, geven respondenten ook aan dat zij hun cliënt niet
willen hertraumatiseren met te veel aandacht voor de dader (R5:210-218; R9:796-810). Want:
“Je ziet dat er heel vaak veel angst is bij slachtoffers om de dader.
Angst om opnieuw slachtoffer te worden van een persoon. Zij hebben
dan last van dissociatie, herbelevingen en flashbacks.(R4:168-179)
Spanningsveld 2: Het ontschuldigen versus het verantwoordelijk houden van de dader
Contextueel therapeuten geven aan dat zij bij slachtoffers op zoek zijn “waar mogelijk
ruimte zit om te zien dat de dader ook vaak schade heeft” (R6:265-278). Immers, vaak ligt
“de veroorzaker van het kwaad over meerdere generaties” (R1: 768-776). Ook kan gelden:
“mijn vader niet schreeuwde omdat ík persoonlijk fout was, maar hij schreeuwde omdat
die oorlog in hem zat” (R11:359-363). Of “een man kreeg een pornoverslaving omdat zijn
vader ook porno zat te kijken waar zijn kinderen bij zaten” (R8:287-308). Ook is “niemand
voor z’n plezier een klier, dus de vraag is, waarom hij zijn verantwoordelijkheid niet heeft
kunnen nemen?” (FG:169-175). Aan de andere kant, respondenten geven ook aan dat “een
dader natuurlijk ook een slachtoffer is, maar dat hij geen dader hoeft te worden; want daar
zit verantwoordelijkheid tussen” (R5:267-292). En in dezelfde redeneerlijn wordt gezegd:
“Zonder dat ik het weg wil maken, maar het is lang niet altijd helpend om bij een
confrontatie ook bij het slachtofferschap van de dader stil te staan. Want daardoor
gaat hij ook weg van de verantwoordelijkheid van de eigen daad.(R4:481-496)
Spanningsveld 3: Daders en slachtoffers in hun verbondenheid veroordeeld tot elkaar?
25
Contextueel therapeuten geven ook aan dat daders en slachtoffers mogelijk tot elkaar ver-
oordeeld zijn door hun verstrengelingen (e.g., R1:300-302, R4:58-65, R7:220-252, R9:845-
850, R12:390-405). Daders en slachtoffers hebben elkaar nodig én hebben elkaar los te laten.
Immers, “als je in haat naar de ander blijft hangen, dan haat je voor een stuk ook delen van
jezelf” (R12:390-405). Ook “is het een beetje een filosofische vraag” want “wanneer ben je
nou dader en wanneer niet?” (R13:387). Immers, “we zijn allemaal dader en slachtoffer; we
zijn allemaal belast; het is onderdeel van ons menszijn(R4:257-269). Er wordt gesteld dat
meerzijdige partijdigheid er is om “de dader subject, mens te laten blijven; want als er geen
mens meer is, dan is de wederkerigheid weg(R12:168-174). En ook werd gezegd: “als ik de
dader tot ‘een het’ maak, dan doe ik niet aan zelfvalidatie” (R9:656-668). Immers, “een
slachtoffer moet weer proberen zijn ‘ik’ terug te vinden; en dat kan alleen maar door het
aangezicht van de ander, ook al is die dader(R12:94-101). Per slot van rekening, geven
respondenten aan, kunnen onze “interne delen, de familiestructuren in onszelf, heel erg
destructief zijn” (R4:300-307). Er moet dan ook sprake zijn van “innerlijke meerzijdige
partijdigheid” (R11:155-169). Er is sprake van “een internal family system” (R4:436-458).
Die zijn door slachtoffers “geïnternaliseerd en geïncorporeerd” (R12:390-405). Immers, de
dader is bij veel slachtoffers ook verinnerlijkt: “In de verloren seconde wordt jouw hele
systeem in de war geschopt; iemand anders neemt als het ware jouw systeem over; dat is de
dader in je; en dat moet dan helemaal weer losgekoppeld worden” (R8:263-271). De “loya-
liteit heeft nu bij diegene zelf te liggen, dus niet langer bij de dader” (R5:175-187). Immers:
“Mijn ervaring is dat cliënten die slachtoffer zijn geweest van seksueel misbruik
vaak ook heel boos zijn op hun eigen lichaam. Want opwinding vindt plaats, ook
al word je misbruikt. Dat voelt als een verraad van het eigen lichaam. Door hun
lichaam de aandacht en zorg te geven, te ontschuldigen, met bodymelk bijvoor-
beeld, haal je de schuld van het lichaam af.” (FG:283-290 en FG:315-321)
Vergelijkbaar met hoe het slachtoffer de dader mogelijk geïnternaliseerd en geïncorporeerd
(R12:390-405) heeft, zo heeft de dader ook een slachtoffer in zich. Zo wordt dan ook gesteld:
“Bij daderschap zit er ook een rouwproces onder, hè? Ook die moet door zijn eigen
rouw heen. Wat je verdorie in anderen aangedaan hebt! Kijk, en als de dader zelf ook
slachtoffer is geweest, tja, dan moet dat ook nog een plekje krijgen.” (R1:978-988)
Kortom, zoals een respondent stelt: “je bent pas mens in verbinding” (R9:377-385) ondanks
“de schade die jij daarin hebt opgelopen aan iemand uit jouw omgeving (R2:526-536).
Visueel: meerzijdige partijdigheid als instrument bij spanningsvelden in seksueel misbruik
Onderstaand zijn verschillende procestaken, gevonden door analyse (zie bijlage 4), uniek bij
seksueel misbruik, samengebracht. Deze kunnen leiden tot de drie geschetste spanningsvelden.
26
Figuur 3: Illustratie spanningsveldpunten bij daders en slachtoffers van seksueel misbruik
27
CONCLUSIE EN DISCUSSIE
Conclusie
De vraag van dit onderzoek is: Hoe geven contextueel hulpverleners concreet vorm aan
meerzijdige partijdigheid jegens daders en slachtoffers van seksueel misbruik? Contextueel
therapeuten geven aan dat zij meerzijdige partijdigheid als een alom aanwezige grondhouding
verstaan, in lijn met de contextuele literatuur (e.g., Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986;
Goldenthal, 1994; Hargrave & Pfitzer, 2005). Het begrip meerzijdige partijdigheid wordt
daarbij niet vaak expliciet gemaakt voor de cliënt. En toch lijkt uit de axiale codering van de
data het beeld te ontstaan dat meerzijdige partijdigheid op drie manieren toegepast wordt: (1)
als een therapeutisch begeleidersproces met fases, (2) als leerproces bij cliënten en (3) als een
navigatie-instrument om ervoor te zorgen dat daders en slachtoffers beiden recht gedaan
wordt (Heyndrickx et al., 2022; Meulink-Korf & Van Rhijn, 2005; Van der Meiden, 2020).
Deelconclusie 1: Meerzijdige partijdigheid als therapeutisch begeleidersproces
Meerzijdige partijdigheid wordt door respondenten unaniem als een proces beschouwd. Dit is
als aanvulling op de originele bestaande ingrediënten vanuit de grondleggers (e.g., Boszorm-
enyi-Nagy & Krasner, 1986) en volgelingen (Goldenthal, 1994; Hargrave & Pfitzer, 2005).
De gedestilleerde fases zijn ook een aanvulling op de uitleg van meerzijdige partijdigheid
middels de dimensies (Heyndrickx et al., 2022) en escalaties (Dillen, 2004). Daarmee staan
de gevonden fases in de traditie van het zien van meerzijdige partijdigheid als een lineair
proces (e.g., Meulink-Korf & Van Rhijn, 2005). Acht begeleidersfases, naast het mandaat,
zijn gevonden: (1) het bewust juist wel of niet expliciet informeren van de cliënt over de
meerzijdig partijdige houding van de contextueel therapeut, (2) het inspireren van de cliënt
met een grondhouding, het contextuele gedachtegoed en voorbeeldgedrag, (3) het reflecteren
op het situationele en relationele onrecht en de schade, (4) interesseren van de cliënt voor het
eigen verhaal en de intergenerationele bedding van hun eigen verhaal, (5) het bevorderen van
het engageren van de cliënt met diens relationele wortels en hulpbronnen (verbaal, visueel,
ruimtelijk of fictief met stoelenwerk), (6) inviteren (van dader of slachtoffer, direct of via een
betrouwbaar brugpersoon, tenzij er sprake is van teveel relationele schade) als voorbereiding
op (7) het confronteren van de cliënt met diens dader of slachtoffer-identificaties terwijl er
een verantwoordelijkheid bestaat voor andermans gevoelswereld en subjectiviteit en (8) het
dialogiseren in welk gesprek de schade, het verlangen en actie kunnen worden verwoord.
Met het in kaart brengen van dit contextuele begeleidersproces vanuit meerzijdige partijdig-
heid is gehoor gegeven aan de oproep tot een verdere theoretisering en explicitering van con-
textuele fases (Van der Meiden et al., 2017, p. 510) en werkpraktijk (Van der Meiden, 2020).
Deelconclusie 2: Meerzijdige partijdigheid als een leerproces bij cliënten
Naast meerzijdige partijdigheid als begeleidingsproces, is in dit onderzoek gevonden dat
respondenten meerzijdige partijdigheid ook bepaald zien door de inzet van cliënten. De
28
gesproken therapeuten geven aan dat er overlap is tussen daders en slachtoffers, vooral bij
situaties van seksueel misbruik. Dit is in lijn met de originele contextuele benadering inzake
“het tot monster maken van de ander” (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986, p. 232). Want
ook de dader hebben we alleen al om diens veronderstelde menselijkheid een therapeutische
relatie aan te bieden (Heyndrickx et al., 2022, p. 121). Uit de data zijn zes leerlijnen, ook wel
metaforische landbruggen, tussen dader en slachtoffer gedestilleerd: (1) van monoloog naar
dialoog, (2) van object/ding/het naar subject/mens/ander, (3) van destructief naar construc-
tief, (4) van het bewegen van identiteit naar het zien daarvan binnen de context van loyaliteit,
(5) van een kinderlijke naar een volwassen houding, (6) van ontkenning naar erkenning
(vanuit draagkracht de draaglast van in elk geval een deel van de werkelijkheid onder ogen
kunnen zien). Uit de data gehaalde leerlijnen sluiten het dichtst aan bij Nagy’s “polarisatie
van Zelven”, één van de drie voorwaarden voor dialoog (Boszormenyi-Nagy & Krasner,
1986, p. 95). Daarin staat zelfafbakening (wat is aan mij en aan de ander) en zelfvalidatie
(door elkaar passend te geven) centraal. Uit de analyse blijkt dat daders en slachtoffers van
seksueel misbruik de leerlijnen ieder vanuit hun eigen beginpunt mogelijk bewandelen.
Vanuit theoretisch oogpunt sluit dit aan bij het element van “alomvattendheid” van de cliënt
omdat alle dader en slachtofferdelen binnen het therapeutisch begeleidingsproces welkom
zijn en de ruimte krijgen (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986, p. 349; Schwartz, 2013).
Deelconclusie 3: Meerzijdige partijdigheid als een navigatie-instrument
Contextueel therapeuten geven unaniem aan dat zij meerzijdige partijdigheid ook als een
navigatie-tool zien om uit de strijd met de cliënt te blijven. Dit is in lijn met de contextuele
literatuur (e.g., Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986, p. 17; Michielsen et al., 2021, p. 148).
Een therapeut moet immers niet worden meegezogen in “een eenzijdige dader en slachtoffer-
polarisatie” (Heyndrickx et al., 2022, p. 98). Vanuit de data zijn via axiale codering specifiek
drie spanningsvelden gedestilleerd die een meerzijdig partijdige houding bij seksueel misbruik
complex kunnen maken: (1) de schade van het slachtoffer erkennen versus diens hertrauma-
tisering voorkomen, (2) het ontschuldigen van de dader versus deze verantwoordelijk houden
voor diens daden en (3) het veroordeeld versus verbonden zijn tussen daders en slachtoffers bij
misbruik. De gedestilleerde spanningsvelden pogen recht te doen aan het proces van zowel
dader als slachtoffer om elkaar recht te doen, in lijn met Boszormenyi-Nagy en Krasner (1986,
p. 348). Ook bevordert deze toepassing van meerzijdige partijdigheid het maken van een
hertaxatie die “van ogenschijnlijke monsters in het verhaal, mensen van vlees en bloed kan
maken” (Heyndrickx et al., 2022, p. 150), zelfs wanneer dit een ouder betreft (Goldenthal,
1948; Hargrave et al., 2005; Michielsen et al., 1998; Onderwaater, 1986; Savenije et al., 2018).
Mogelijk concretiseren geformuleerde spanningsvelden ook een paar gevoelsbezwaren” die
contextueel therapeuten bij meerzijdige partijdigheid ervaren (Heyndrickx et al., 2022, p. 270).
Discussie
Beperking externe validiteit onderzoeksresultaten
29
De Achilleshiel van dit onderzoek is dat een derde van de gesproken contextueel therapeuten
niet ook met daders van seksueel misbruik hebben gewerkt of werken. Dit maakt bevindingen
inzake daders mogelijk beperkt valide. Hoogstens weerspiegelen deze aldus de perceptie van
respondenten. Wanneer de respondentengroep groter was geweest, waren deze respondenten
bij de selectie uitgesloten, maar dat in dit onderzoek doen, zou een te kleine respondenten-
groep opgeleverd hebben. Dus is daar niet voor gekozen. Bovendien hadden contextueel
therapeuten met andere registraties, zoals trauma of psychotherapeut, weliswaar soms ook
beperkt, maar toch zeker wel ervaring in de behandeling van daders van seksueel misbruik.
Onderzoeksbevindingen zijn ook gekleurd doordat respondenten aangeven veel andere
doelgroepen in hun praktijk te zien, dus ook vandaaruit te praten (zie ook bijlage 1 met
kerndata). Ook gaven respondenten aan dat zij vaak andere methodieken integereren.
Hieronder vallen bijvoorbeeld systeemtherapie, trauma, EFT, EMDR, Gestalt en lichaams-
gerichte therapie. Die zienswijzes kunnen erin sluipen en de contextuele data ‘vertroebelen’
met invloeden van buitenaf. Aan de andere kant spreekt dit mogelijk ook voor de externe
validiteit omdat de fases herkenbaar zijn binnen meerdere behandelsettings en doelgroepen.
Een andere beperking van dit onderzoek is de hoge leeftijd van respondenten: de gemid-
delde en de mediaan leeftijd was beiden 59 jaar. Mogelijk heeft een dergelijk lange hulpver-
lenerscarrière ertoe gezorgd dat gesproken contextueel therapeuten hun eigen wijze en
eigenwijze werkstijl gevormd hebben. Dit bleek bijvoorbeeld uit het taalgebruik, welk,
theoretisch gezien, hier en daar ruim werd geïnterpreteerd. Zo werd er bijvoorbeeld
gesproken over het hebben van “ethische verbinding” (R10:261-268) of “meerzijdig
betrokken zijn” (R7:614-622) in plaats van over meerzijdige partijdigheid. Ook werd in
meerdere interviews over “innerlijke meerzijdige partijdigheid” bij de cliënt gesproken (e.g.,
R4:300-307; R11:155-169). Dit bleek mede geïnspireerd op lichaamsgerichte benaderingen
en traumabehandelingen (e.g., Schwartz, 2013; Steele et al., 2017). Maar ook contextueel
kent dit een oorsprong. Immers, “de psychische en sociale ontwikkeling zijn in wezen niet
van elkaar te onderscheiden” (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986, p. 95). Dus waarom zou
de therapeut een onderscheid maken tussen de houding van zichzelf als therapeut en die van
de cliënt welk diens “alomvattendheid” en dus zijn innerlijke delen leert aan nemen? Immers,
wanneer we het over de tweede dimensie hebben, is de vierde dimensie toch geïmpliceerd?
Voor de kennisoverdracht is theorietrouw echter des temeer gewenst. Immers, contextueel
therapeuten moeten meerzijdig partijdig zijn en die professionele houding aannemen omdat
familieleden veelzijdig op elkaar betrokken zijn. Dus vanwege dit existentieel gegeven
hebben therapeuten dat te doen. En dat is theoretisch een fundamenteel andere houding.
Verder moet gezegd worden dat de kaart niet het landschap is. Een theoretisch ‘kloppend’
proces kan namelijk een dynamische ontmoeting in de weg staan en de cliënt, zelfs tegen de
idee van de contextuele benadering in, juist verontmenselijken (e.g., FG:399-422; R8:446-
447; R12:138-144). Een laatste tekortkoming is dat de interviewleidraad net als de axiale
coderingen ook vooronderstellingen van de onderzoeker zelf en vanuit het onderzoeksveld
meebrengt. Ook al is nog zo goed mogelijk bij de data gebleven, zijn er verschillende rondes
van analyse en supervisie geweest, interpretaties zijn onvermijdelijk. De waarheid is in die
zin altijd onderweg. Bevindingen zijn dan ook ondanks de dans tussen data en voort-
schrijdend inzicht met de “constant comparison method” beperkt door het begrip van de
30
onderzoeker. Aan de andere kant lijken bevindingen soms duidingen, terwijl de terminologie
wel uit de data ontsproten is. Zo komt het idee van een brug tussen daders en slachtoffers uit
een interview (R7:765) en het idee van een lemniscaat uit de focusgroep (FG:547-550). Toch
blijft kwalitatief onderzoek beïnvloed door beelden van de onderzoeker (Baarda et al., 2021).
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek en de praktijk
Dit onderzoek nodigt uit tot het theoretisch en praktisch verder verkennen van Meulink-Korf
en van Rhijn’s (2005) lineariteitsbeginsel. Daarbij zou de verkenning van meerzijdige partij-
digheid als een proces centraal mogen staan. Dit onderzoek bouwt voort op de aanzet van
Heyndrickx en collega’s (2022) en Van der Meiden en collega’s (2017) eerste pogingen tot
het vernieuwd presenteren van de contextuele benadering. Zowel de fases als de leerlijnen en
de spanningsvelden zouden dieper uitgeplozen kunnen worden. Zo kunnen bijvoorbeeld de
43% gecodeerde fragmenten zoals gebruikt in Van der Meiden en collega’s (2017) analyse
gespecificeerd worden met behulp van de acht gevonden fases van meerzijdige partijdigheid.
Uiteraard kunnen de huidige bevindingen ook gevalideerd worden bij andere doelgroepen. En
ook kunnen bijvoorbeeld de drie spanningsvelden verder uitgewerkt worden. Verder is het
interessant om het signaal serieus te nemen dat het veelzijdige betrokkenheidsbegrip door
therapeuten in de praktijk intrapsychisch gemaakt wordt. Hoe verhoudt zich dat tot de strikt
theoretische contextuele interpretatie? En zou de houding van meerzijdige partijdigheid ge-
updated moeten worden? Een etnografisch onderzoek over dit spanningsveld is aanbevolen.
Verder wordt aangeraden om, op basis van de verschillende vormen van meerzijdige partijdig-
heid, de beroepsopleidingsrichtlijnen, specifieke vaardigheden en eindtermen aan te scherpen.
Tot slot: een persoonlijke noot
De titel van dit onderzoek stelt de vraag of daders en slachtoffers van seksueel misbruik “tot
elkaar veroordeeld” zijn. Uit dit onderzoek blijkt dat daar mogelijk sprake van is. Immers, in
zowel de schade als in de menselijkheid zijn dader en slachtoffers van seksueel misbruik in
hun innerlijke en relationele wezen met elkaar verbonden of zij nu willen of niet, of zij dit nu
verdiend hebben of niet, of het nu eerlijk is of niet. Zij zijn net zo met elkaar verbonden als
dat de mensheid dat misschien ook wel is. Aldus, om grotere maatschappelijkere zaken van
dader en slachtofferschap aan te pakken, komt een contextuele hefboom vast goed van pas.
De gepresenteerde modellen in dit onderzoek dragen daar hopelijk aan bij in de begeleiding
van zowel daders als slachtoffers van seksueel misbruik, maar ook aan hen die daarbuiten
geëxploiteerd worden: dieren en toekomstige generaties, geslacht in de oorlog van onrecht.
31
Literatuurlijst
Notitie: Verschillende bronnen zijn zowel in het origineel als in vertaling geraadpleegd. Ze
zijn dubbel opgenomen zodat de teksten in de juiste bronnen teruggevonden kunnen worden.
Alon, N. & Omer, H. (2005). The psychology of demonization: promoting acceptance and
reducing conflict. Mahwah: Routledge.
Baarda, B., Bakker, E. C., Fischer, T., Julsing, M., & van Vianen, R. (2021). Basisboek
methoden en technieken: Kwantitatief praktijkgericht onderzoek op wetenschappelijke
basis. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
Baljon, M. & Geuzinge, R. (2019). Echo’s van trauma: slachtoffers als daders, daders als
slachtoffers. Amsterdam: Boom.
Blauwendraad, A. (2022). Ik ben niet jij…en jij bent niet ik: contextuele leerlingbegeleiding
in de praktijk. Oirschot: Quirijn Praktijkboek.
Boeije, H. (2014). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Den Haag: Boom
Onderwijs.
Boszormenyi-Nagy, I. (1966). From family therapy to a psychology of relationships: Fictions
of the individual and fictions of the family. Comprehensive Psychiatry, 7(5), 408-423.
https://doi.org/10.1016/S0010-440X(66)80070-6
Boszormenyi-Nagy, I. (1987). Foundations of contextual therapy: Collected papers of Ivan
Boszormenyi-Nagy, MD. New York: Brunner/Mazel.
Boszormenyi-Nagy, I. (2020). Grondbeginselen van de contextuele benadering (6de druk).
Haarlem: De Toorts.
Boszormenyi-Nagy, I. & Framo, J.L. (1985). Intensive family therapy: theoretical and
practical aspects. New York: Harper & Row.
Boszormenyi-Nagy, I. & Krasner, B.R. (1986). Between give and take: a clinical guide to
contextual therapy. New York: Brunner/Mazel.
Boszormenyi-Nagy, I. & Krasner, B.R. (2020). Tussen geven en nemen: Over contextuele
therapie. Haarlem: De Toorts.
Boszormenyi-Nagy, I., & Spark, G. M. (1984). Invisible loyalties: reciprocity in
intergenerational family therapy. New York: Brunner/Mazel.
Boszormenyi-Nagy, I. & Ulrich, D. (1981). Contextual Family Therapy. In A.S. Gurman &
D.P. Kniskern (Eds.), Handbook of Family therapy (p. 159-187). New York:
Brunner/Mazel.
Centrum Seksueel Geweld. (2023). Jaarverslag Landelijk netwerk Centrum Seksueel Geweld
2021. Geraadpleegd op 1 mei 2023, van https://centrumseksueelgeweld.nl/wp-
content/uploads/2022/11/Jaarverslag-Centrum-Seksueel-Geweld-2021.pdf
Charmaz, K. (1990). ‘Discovering’ chronic illness: Using grounded theory. Social Science
and Medicine, 30(11), 1161 1172. https://doi.org/10.1016/0277-9536(90)90256-R.
Charmaz, K. (2006). Constructing grounded theory: A practical guide through qualitative
analysis. London: Sage
Dijkgraaf, R. & Gennip, K. van (2023). Elkaars wensen en grenzen herkennen, erkennen en
respecteren: Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en
32
seksueel geweld. [Rapport] Ministerie van Algemene Zaken. Geraadpleegd op 1 april
2023, van https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/01/13/bijlage-1-
nationaal-actieprogramma-aanpak-seksueel-grensoverschrijdend-gedrag-en-seksueel-
geweld-januari-2023
Dillen, A. (2004). Ongehoord vertrouwen. Ethische perspectieven vanuit het contextuele
denken van Ivan Boszormenyi-Nagy. Apeldoorn: Garant.
Ducommun-Nagy, C. (2008). Van onzichtbare naar bevrijdende loyaliteit. Leuven/
Voorburg: Acco.
Eerenbeemt, E.-M. van den & Oele, B. (1987). De contextuele therapie: Verdiende vrijheid.
In J. Hendrickx, F. Boeckhorst, T. Compernolle & A. van der Pas (Eds.) Handboek
gezinstherapie deel 1 (p. 1-24). Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu van Loghum.
Fonds Slachtofferhulp (2020). Cijfers seksueel misbruik Nederland. Fonds Slachtofferhulp.
Geraadpleegd op 1 mei 2023, via https://fondsslachtofferhulp.nl/statistieken-cijfers-
seksueel-misbruik-nederland/#:~:text=Aangiftebereidheid%20seksueel%20misbruik
%20in%20Nederland&text=Omdat%20een%20slachtoffer%20zich%20schaamt,of%20zel
fs%20helemaal%20niet%20%E2%80%93%20gemeld.&text=*%20Met%20'acute%20fase
'%20wordt,7%20dagen%20na%20het%20incident.
Glaser, B.G. & Strauss A.L. (1967). The discovery of grounded theory: strategies for
qualitative research. Chicago: Aldine.
Goedhart, M. & Choy, J. (2011). Multifocus: de kracht van verbinden. Venlo:
Mutsaersstichting.
Goldenthal, P. (1993). Contextual Family Therapy: Assessment and intervention procedures.
Sarasota: Professional Resource Press.
Goldenthal, P. (1996). Doing Contextual Therapy. An Integrated Model For Working with
Individual, Couples, and Families (1st ed.). New York/London: W.W. Norton &
Company.
Govaerts, J.-M. (2020). Hechtingsproblemen in gezinnen: Integratie van de hechtingstheorie
in het systeemtherapeutische model (7de druk). Lannoo Campus.
Hargrave, T. (1994). Families and Forgiveness. Healing wounds in the Intergenerational
Family. New York: Routledge.
Hargrave, T.D. (2001). Forgiving the devil: coming to terms with damaged relationships.
Phoenix: Zeig, Tucker & Theissen Publishers.
Hargrave, T., & Pfitzer, F. (2003). The New Contextual Therapy: Guiding the Power of Give
and Take. New York: Brunner-Routledge.
Hargrave, T.D. & Pfitzer, F. (2005). Ontwikkelingen in de contextuele therapie. De kracht
van geven en nemen in relaties. Den Haag: Acco.
Heyndrickx, P., Loof, L. de, Knip, R., Herck, A. van & Klaveren, W. van (2022). Handboek
Contextuele Hulpverlening: op verhaal komen in dialoog. Kalmthout: Peltmans.
Hoogeveen, C., Hordijk, S. & Jongepier, N. (2009). Focus. Literatuurstudie aanpak huiselijk
geweld. Woerden: Mutsaertsstichting.
Hycner, R. (1985). Some guidelines for the phenomenological analysis of interview data.
Human Studies, 8, 279-303.
33
Loftus, S., AM, J.H., Trede, F. (2011). Researching Living Practices. In: Higgs, J., Titchen,
A., Horsfall, D., Bridges, D. (eds) Creative Spaces for Qualitative Researching. Practice,
Education, Work and Society, vol 5. Sense Publishers.
Meulink-Korf, H., & Rhijn, A. van (2002). De onvermoede derde. Inleiding in het
contextueel pastoraat. Zoetermeer: Meinema.
Melzer, A. & Bregman, K. (2015). Opnieuw aangesproken: “Simultaan schaken” – over
meerzijdig gerichte partijdigheid, Contextuele Berichten, jaargang 20(1), 3-5
Michielsen, M., Mulligen, W. van & Hermkens, L. (2021). Leren over leven in loyaliteit:
over contextuele hulpverlening. Den Haag: Acco.
Minuchin, S. (1973). Gezinstherapie. Utrecht: Het Spectrum.
Mnks, F.J. (Red.). (2015). Ontwikkelingspsychologie: Inleiding tot de deelgebieden. Assen:
Van Gorcum.
Mortelmans, D. (2007). Handboek Kwalitatieve Onderzoeksmethoden. Den Haag: Acco.
Nederlands Jeugdinstituut (2023). Kindermishandeling. Nederlands Jeugdinstituut.
Geraadpleegd op 1 mei 2023, via https://www.nji.nl/kindermishandeling/seksueel-
misbruik
Nieuwenbroek, A. (2021). Twaalf contextuele methodieken: kompas voor een relationeel-
ethische ontmoeting. Oirschot: Quirijn Praktijkboek.
Nieuwenbroek, A. & Kimenai, J. (2021). Geven en ontvangen in contact met jongeren. Den
Haag: Acco.
Nieuwenbroek, A., Van Mulligen, W. & Gieles, P. (2021). Tussen thuis en school: Handboek
contextuele leerlingbegeleiding. Den Haag: Acco.
Onderwaater, A. (2009). De onverbrekelijke band: Inleiding en ontwikkelingen in de
contextuele therapie van Nagy. Amsterdam: Pearson.
Reijersen van Buuren, G. (2021). Verbinden met je cliënt. Recht doen aan jezelf en de ander:
hoe die grondhouding je professionaliteit versterkt. Den Haag: Acco.
Riemslagh, M. (2012). Constructieve counseling? Destructief recht in professionele
gespreksvoering. Gent: Acco.
Robson, C. & McCartan, K. (2016). Real World Research, 4th Edition. Chichester: John
Wiley & Sons.
Savenije, A., Lawick, J. van & Reijmers, E. (2018). Systemisch werken: een relationeel
kompas voor hulpverleners. Utrecht: De Tijdstroom.
Schouten, P.J. (2016). Traumaseksualiteit. Als jongen seksueel misbruikt: mannen tussen
slachtoffer- en daderschap. Utrecht: Eburon.
Schwab, G. (2010). Haunting legacies: violent histories and transgenerational trauma. New
York: Colombia University Press.
Schwartz, H.L. (2013). The alchemy of wolves and sheep: a relational approach to
internalized perpetration in complex trauma survivors. East Sussex: Routledge.
Schwartz, H.L. & Sweezy, M. (2020). Internal Family Systems Therapy. (2nd ed.). New York:
The Guilford Press.
Schwartz, H.L. (2021). No Bad Parts: Healing Trauma, Restoring Wholeness with the
Internal Family Systems Model. Boulder: Sounds True.
Spradley, J. (1980). Participant Observation. New York: Holt, Rinehart & Winston.
34
Steele, K., Boon, S. & Hart, O. van der (2018). Behandeling van trauma-gerelateerde
dissociatie. Eeserveen: Uitgeverij Mens!
Van den Eerenbeemt, E.M. & Van Heusden, A. (1998). Balans in beweging. 7de ed.
Haarlem: De Toorts.
Van der Brand, E. (2017). Meerzijdige partijdigheid (masterthesis). Eindhoven: Fontys
Hogeschool.
Van der Meiden, J. (2020). Van contextuele theorie naar praktijk. Bussum: Coutinho.
Van der Meiden, J. (2019). Where Hope Resides: A Qualitative Study on the Contextual
Theory and Therapy of Ivan Boszormenyi-Nagy and its Applicability for Therapy and
Social Work. Utrecht: Universiteit voor Humanistiek.
Van der Meiden, J., Noordegraaf, M. & Ewijk, H. van (2017). Applying the Paradigm of
Relational Ethics into Contextual therapy: Analyzing the practice of Ivan Boszormenyi-
Nagy. Journal of Marital and Family Therapy, 44(3), 499-511.
Van der Meiden, J., Noordegraaf, M. & Ewijk, H. van (2019). How Is Contextual Therapy
Applied Today? An Analysis of the Practice of Current Contextual Therapists.
Contemporary Family Therapy, 41(1), 12-23.
Van der Meiden, J. & Verduijn, K. (2015). Verbinding als kernelement voor een model
contextuele hulpverlening (interne publicatie). Ede: Christelijke Hogeschool Ede.
Van Os, J. (2019). Jim van Os versus Damiaan Denys. Geraadpleegd op 11 mei 2022:
https://www.maurice-timmermans.nl/artikelen/jim-van-os-versus-damiaan-denys/
Verduijn, C. (2018). Analyseren met behulp van de vier dimensies: een handleiding voor
contextuele casusanalyse (interne publicatie). Ede: Christelijke Hogeschool Ede.
Wester, F. & Peters, V. (2004). Kwalitatieve analyse. Uitgangspunten en procedures.
Bussum: Coutinho.
35
BIJLAGEN
Bijlage 1: Kerndata participanten onderzoek
Kerncijfers
Totaal aantal respondenten
14 respondenten
Waarvan semi-gestructureerde interviews
12 respondenten
Waarvan diepte-interviews
2 respondenten
Waarvan in focus-groep
4 respondenten
Leeftijd
Gemiddeld
59,2 jaar
Mediaan
59,5 jaar
Geslacht
Man-vrouw verhouding
8 vrouwen, 6 mannen
Registratie Contextueel Therapeut
Contextueel therapeut VCW
11 respondenten, 1 respondent was systemisch werker
Leertherapeut en supervisor
5 respondenten
Gemiddeld aantal jaren registratie VCW
18 jaar
Afgeronde contextuele trajecten
Aantal afgerond gemiddeld
895 trajecten
Waarvan
150 trajecten
4 respondenten
Waarvan
500 trajecten
6 respondenten
Waarvan
2000 trajecten
4 respondenten
Mediaan
500
Ervaring met seksueel misbruik
Direct met slachtoffers/betrokkenen
11 respondenten
En met daders van seksueel misbruik
7 respondenten
Andere certificeringen (selectie)
Werkzaam met een GGZ registratie
7 respondenten
Enkel Europese certificering psychotherapeut
2 respondenten
Europese certificering psychotherapeut
2 respondenten
‘Zuiver’ / ‘Puur’ / 100% contextueel
3 respondenten
Icm andere stromingen (w.o. systeemtherapeut,
trauma, lichaamsgericht, EFT, EMDR, Gestalt)
9 respondenten
36
Secundaire bronnen
Moderne interpretaties
37
Het onderzoek
Dankbaarheid
Dank voor je deelname, tijd, input en om dit gesprek mogelijk te maken.
Gespreksdoel
Alles wat wij bespreken is beperkt in scope door mijn thesis-onderzoek.
Doel onderzoek
Meerzijdige partijdigheid naar daders en slachtoffers seksueel misbruik.
Doelstellingen
Inspiratie verzamelen over meerzijdige partijdigheid in uw werkpraktijk.
Onderzoeksvraag
Hoe maken contextueel therapeuten meerzijdige partijdigheid concreet?
Supervisor
Jaap van der Meiden van de Christelijke Hogeschool Ede-Wageningen.
Opsturen scriptie
Zodra goedgekeurd en beoordeeld, stuur ik de scriptie op, okay? Ja, leuk!
Datamanagement
Vertrouwelijkheid en privacy
informatie
Voel je vrij om vrijuit te praten maar wil je iets niet in het onderzoek
hebben, geef dat dan aan of vertel het niet. Bewaak je eigen grenzen.
Anonimiseren data
Herleidbare cliënt en therapeutvoorbeelden worden geanonimiseerd.
Gebruik interviewdata
Ik haal terugkerende patronen uit de data. Niet alles haalt eindstreep.
Bewaarduur audio
Audio-data zullen na positieve beoordeling thesis worden vernietigd.
Bewaarduur interviews
Transcripten zullen in bronnenboek geanonimiseerd beschikbaar blijven.
Akkoord audio-opnames
Jouw akkoord voor audio-opnames gesprek voor uitwerking transcripten?
Gespreksmanagement
Tijd
We hebben x tijd afgesproken. Is dat nog steeds zo? Dan stuur ik daarop.
Structuur gesprek
Drie onderdelen: introductievragen, diepte-vragen en afrondende vragen
Gespreksinstructies
Praat vanuit ervaring/casuïstiek/voorbeelden. Niet in algemeenheden aub.
Live meetypen
Tijdens het gesprek zal ik live meetypen. Dus ik reageer na het aftypen.
Doorvragen
Ik vraag door, ook als ik het snap, om uw en zoveel mogelijk woorden te
krijgen. Het is nl. beter om iets in te korten dan iets erbij te verzinnen! :P
Off-topic onderwerpen
Voor andere onderwerpen kunnen we altijd een aparte afspraak maken.
Wvttk
Heb jij nog vragen aan mij voordat we los kunnen gaan? Anders: let’s go.
Personalia
Man/vrouw/anders?
Functietitel
Contextueel therapeut/werker?
Combinatie-registraties
Gecombineerd met andere stromingen/registraties?
Registratie # jaren
Hoeveel jaren ben je werkzaam als contextueel therapeut?
Trajecten # afgerond
Hoeveel contextuele therapieën inmiddels afgerond (schatting)?
Aard therapieën
Aard van de therapieën individueel, gezamenlijk (koppels/familie)?
Behandeling slachtoffers
Heb je (vermeende) slachtoffers van seksueel misbruik ook behandeld?
Behandeling daders
Heb je daders/veroordeelden van seksueel misbruik ook behandeld?
Behandeling thematiek
Bijvoorbeeld seksueel/fysiek misbruik, materieel of psychologisch?
Type cliënten
Welk type cliëntgroep(en) en vragen komen bij jou in kamer langs?
Opmerkingen
Andere relevante opmerking in het kader van dit onderzoek/gesprek?
Definitie
Hoe omschrijf jij MZP in eigen woorden?
Doel
Wat is de functie/doel/nut van MZP? Wat bevordert/voorkomt het?
Belang
Wat is het belang van MZP? Is het belangrijk. Waarom wel/niet?
Relatie tot
Veel mensen vinden MZP vrij vaag: wat is jouw weg daarin geweest?
38
Kwaliteit
Is het eerder een houding, proces of iets anders als ik het jou vraag?
Metafoor
Hoe zou je dat in een afkorting/metafoor/beeld/uitspraak verpakken?
Wanneer het wel is
Wat gebeurt er als het vlekkeloos gaat? Wat zien we dan in de film?
Wanneer het niet is
Wat gebeurt er als het ‘mis’ gaat? Als je aan jouw caseload denkt.
Is het makkelijk/lastig?
Is het eerder lastig of moeilijk, als ik het jou zou vragen? Waarin?
Contextuele bijvangst
Tegen welke andere contextuele interventies schuurt MZP aan?
Installeren
Hoe installeer en introduceer je MZP (mocht je dat doen)?
Uitleg houding
Leg je MZP uit aan cliënten? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Procesbeschrijving
Neem mij eens mee op wat er dan daarna gebeurt? En dan?
Hoe ziet dat er dan uit? Wat zou de cameracrew dan zien?
Casus
Neem even een ‘typische’ casus in gedachte.
Inzichten
Wat heeft een dader / slachtoffer te leren in diens leerproces?
Omschrijvingen
Hoe definieer jij een dader / slachtoffer? Zijn er verschillen?
Relatie dader/slachtoffer
Is er samenhang tussen daders en slachtoffers? Zoja, welke?
De mens achter de dader
Hoe blijf je (zelf) “de mens” achter het (dader) gedrag zien?
Dimensies
Hoe ziet MZP er in jouw casus uit, op de dimensie van…?
- Feiten
- Psychologie
- Interacties
- Relationeel-ethisch, (Ontisch)
Aspecten
Hoe kunnen we jou MZP wat zien doen bij…?
- Afwisselend de beurt (turn distribution)
- Empathy and crediting
- Partiality to non-present family members
- Evoking a dialogue
Erkenning
Hoe erken jij of stimuleer jij anderen tot de erkenning van?
- Het (on)recht van toen (het kind als slachtoffer van…)
- De verdienste van toen (het tevergeefs gevende kind)
- Het destructief opgebouwde recht nu (het boze kind)
- De inzet/moeite/intentie/actie nu (het volwassen kind)
Spanningsvelden
Wat doe je wanneer geconfronteerd met cliënten die aan doen?
- Diabolisering (het tot monster maken, dader = gedrag)
- Banalisering (ontkennen onrecht/verantw.heid dader voor gedrag)
- Ethisering (het normaliseren/legitimeren van kwetsend/destr. gedrag)
- Escalatie/polarisatie (welke symmetrische/complementaire patronen)
Spanning cliënt
Wat is vanuit MZP de meest spannende interventie voor cliënten?
Spanning begeleider
Verlies je weleens jouw MZP? Zoja, wat doe je dan? Als nee, vertel!
Tips en tricks
Welke tips and tricks (in tweet) heb je voor contextueel hulpverleners in spé?
Ongestelde vraag
Welke vraag heb ik niet gesteld maar had ik jouw inziens wel moeten stellen?
39
Belang
FG:48-53, FG 63-64, FG:112-121, R1:169-181, R1:231-238, R1:537-538,
R1:580-585, R1:585-588, R1:650-651, R2:685-688, R3:184-186, R3:196-
198, R3:201-203, R4:240-243, R4:243-253, R4:476-480, R4:623-635, R5:85-
89, R5:296-304, R6:45-52, R6:134-140, R8:87-90, R8:393-406, R9:88-94,
R9:133-138, R9:155-158, R9:179-194, R9:845-850, R9:850-862, R11:254-
294, R12:66-67, R12:68-81, R12:424-427, R14:309-329
Doel
R1:246-253, R2:149-170, R2:252-253, R6:41-44, R6:431-435, R7:134-147,
R7:147-162, R8:186-189, R10:96-101, R11:53-61
Niet passende taal
FG:2010-216, R1:1104-1112, R3:76-77, R4:204-206, R7:614-622, R9:40-42,
R9:76-84
Psychopathologie
FG:207-210, R1:88-94, R1:415-419, R1:552-560, R7:545-563, R8:215-227,
R11:254-294, R11:319-331, R13:166-170, R13:196-206
MZP Proces (fases, cirkel)
Introductie
FG:325-334, FG:404-421, R4:476-480, FG:422-434, FG 446-453, FG 467-
469, R1:597-602, R1:635-638, R1:884-896, R2:641-648, R4:498-512,
R4:602-614, R7:374-381, R9:312-320, R9:904-913, R10:138-139, R10:172-
173, R12:160-165, R12:166-167, R12:207-222, R14:439-450
Mandaat
FG:325-334, FG:404-421, R4:476-480, FG:422-434, FG:446-453, FG:467-
469, R1:597-602, R1:635-638, R1:884-896, R2:641-648, R4:498-512,
R4:602-614, R7:374-381, R9:312-320, R14:439-450
Informeren
FG:82-89, R1:62-86, R1:74-81, R1:185-189, R1:394-401, R1:419-426,
R1:855-859, R2:141-143, R2:215-218, R2:393-401, R2:581-592, R3:47-53,
R3:53-55, R4:100-103, R4:155-157, R4:207, R5:3-9, R5:9-17, R5:17-24,
R6:45-52, R6:110-116, R6:431-435, R7:61-75, R7:281-292, R8:230-231,
R10:82-94, R11:44-51, R12:68-81, R13:81-90
Inspireren
FG:112-121, R1:206-228, R1:265-266, R1:280-287, R1:295-300, R1:338-
343, R1:343-345, R1:478-481, R1:490-494, R1:516-529, R1:529-534,
R1:656-659, R2:143-149, R2:186-187, R3:64-67, R3:193-196, R4:85-97,
R4:243-253, R4:365-377, R5:17-24, R5:65-70, R5:71-79, R6:41-44, R6:45-
52, R6:71-74, R6:78-85, R6:95-100, R6:110-116, R6:116-119, R6:124-134,
R6:134-140, R6:160-166, R6:187-190, R6:335-351, R7:61-75, R7:98-115,
R8:406-410, R9:312-320, R9:850-862, R10:73-82, R10:82-94, R10:173-
181, R10:181-222, R10:223-247, R10:249-256, R11:34-43, R11:254-294,
R12:66-67, R14:104-125, R14:134-145, R14:145-153, R14:153-162,
R14:242-266, R14:309-329, R14:332-334, R14:347-373, R14:439-450,
R14:453-459
Reflecteren
FG:223-227, R1:327-330, R4:78-81, R4:126-133, R4:257-269, R5:125-127,
R5:134-147, R5:150-158, R5:202-209, R5:267-292, R5:306-313, R8:231-
244, R8:313-318, R8:322-324, R8:329-333, R8:444-456, R11:67-73,
R11:126-144, R11:155-169, R11:319-331, R11:338-356, R11:359-363,
R13:108-117, R13:121-127, R14:384-397
Interesseren
R1:679-684, R1:738-744, R1:748-749, R1:806-811, R1:1112-1115, R2:193-
199, R2:230-233, R2:547-557, R5:89-96, R5:112-114, R5:325-335, R5:344-
365, R6:53-55, R6:62-67, R6:73-76, R6:88-94, R6:95-100, R6:116-119,
R6:143-154, R6:158-160, R6:265-278, R6:335-351, R6:396-419, R6:417-
427, R7:86-97, R7:134-147, R7:147-162, R7:200-213, R7:220-252, R7:260-
40
264, R7:461-475, R7:563-575, R8:90-97, R8:324-329, R8:406-410, R9:147-
150, R9:362-373, R9:398-418, R9:494-512, R9:514-535, R10:82-94,
R10:153-166, R11:34-43, R11:53-61, R11:61-66, R11:77-94, R11:106-109,
R11:155-169, R12:129-136, R12:138-144, R12:166-167
Engageren
R2:221-231, R6:417-427, R7:76-86, R7:86-97, R7:98-115, R7:134-147,
R7:295-298, R7:381-395, R7:448-459, R7:563-575, R8:112-119, R8:141-
147, R8:147-182, R8:189-198, R8:215-227, R8:324-329, R8:427-433,
R9:362-373, R9:494-512, R9:514-535, R10:73-82, R10:111-118, R10:139-
149, R11:67-73, R11:77-94, R11:94-99, R11:99-106, R11:113-126, R11:183-
187, R11:191-195, R11:195-205, R11:205-210, R12:110-119, R12:160-165,
R13:128-139, R13:139-153, R13:175-189, R13:97-105, R13:196-206,
R13:239-241, R13:289-292, R13:293-298, R13:304-326, R13:330-342,
R14:63-64, R14:95-97, R14:104-125, R14:129-134, R14:134-145, R14:174-
177, R14:187-209, R14:209-211, R14:213-231, R14:347-373, R14:403-409,
R14:471-474, R1:610-618, R9:398-418, R10:153-166, R12:138-144,
R13:346-358, R2:558-573, R2:573-577, R9:494-512, R5:114-119, R12:225-
240, R12:299-318, R12:407-419, R14:403-409, FG 55-58, FG 239-241, FG
248-253, FG 253-258, FG 258-259, FG 277-280, FG 283-290, FG 296-305,
FG 315-321, FG 325-334, FG 334-344, FG 344-351, R7:86-97, R7:448-459,
R13:225-230, R9:362-373, FG 244-247, R13:233-237, R14:231-240,
R14:267-290, R14:309-329, R6:110-116, R1:343-345, R13:243-247,
R13:367-380, R13:401-410, R1:914-929, R4:346-353, R9:821-843, R10:60-
62, R11:80-81, R11:148-155, R14:412-419, R1:1127-1158, R3:73-76, R7:76-
86, R7:403-412, R7:424-446, R7:448-459, R8:189-198, R8:313-318,
R14:471-474, R4:213-216, R8:198-201, R4:346-353, R7:319-330, R8:119-
135, R8:141-147, R8:147-182, R10:111-118, R10:119-130, R14:164-170,
R14:170-173, R14:173-174, R14:178-187, R14:187-209, R14:209-211,
R14:213-231, R7:333-338, R7:338-364, R9:533-538, R9:538-592, R6:417-
427, R7:281-292, R7:381-395, R14:174-177, R7:298-319, R9:320-325,
R11:99-106, R11:113-126, R12:160, R12:168-174, R12:188-198, R12:207-
222, R14:334-340, R14:384-397, R8:263-271, R8:278-285, R9:398-418,
R9:692-713
Inviteren
R1:947-951, R1:951-960, R1:960-963, R1:999-1001, R1:1181-1188,
R1:1240-1243, R2:66-78, R2:78-87, R2:122-131, R2:199-208, R2:402-412,
R2:437-438, R2:581-592, R2:666-669, R2:669-672, R3:57-64, R4:49-57,
R4:163-164, R4:168-179, R4:181-184, R4:187-188, R4:191-198, R4:26-434,
R4:498-512, R4:581-586, R4:587-593, R5:192-202, R5:210-218, R6:23-24,
R6:257-265, R6:284-299, R6:306-332, R6:396-419, R7:125-129, R9:95-99,
R9:147-150, R9:418-429, R9:533-538, R9:783-793, R9:796-810, R11:113-
126, R11:223-229, R12:188-198, R13:54-56, R13:97-105, R13:196-206,
R14:63-64, R14:95-97
Confronteren
Richting daders: R1:68-74, R1:85-88, R1:262-265, R1:287-295, R1:35-360,
R1:372-376, R1:426-429, R1:471-478, R1:1172-1182, R4:481-496,R5:365-
374, R5:375-381, R7:563, R7:563-575, R9:692-713, R10:181-222, R10:223-
247, R10:261-268, R11:229-243, R13:401-410, R14:403-409, R14:439-450
Richting slachtoffers: R9:514-535, R13:128-139 Richting daders en slacht-
offers: R14:453-459 Richting omstanders: R13:128-139
Dialogiseren
FG:98-95, R1:191-193, R1:218-222, R1:580-585, R1:754-765, R1:849-853,
R1:1041-1051, R1:1275, R2:252-253, R4:207-213, R4:216-220, R4:22-232,
R4:537-546, R4:593-602, R4:602-614, R5:202-209, R5:267-292, R5:365-
374, R5:375-381, R6:41-44, R6:107-110, R6:167-178, R6:193-194, R6:194-
228, R6:360-363, R6:378-391, R6:396-419, R7:115-118, R8:135-139,
41
R8:201-210, R8:215-227, R8:466-469, R9:398-418, R9:656-668, R9:765-
779, R9:783-793, R9:812-821, R9:821-843, R9:850-862, R9:862-870,
R10:173-181, R11:61-66, R11:183-187, R11:223-229, R11:229-243,
R11:243-250, R11:314-317, R12:299-318, R13:289-292, R13:293-298,
R13:330-342, R13:346-358, R14:347-373, R14:399-403, R14:403-409,
R14:439-450, R14:453-459
Brug (met leerlijnen)
Introductie
FG:193-199, R4:548-551, R7:521-541, R8:198-201, R9:295-300, R9:377-
385, R9:765-779, R10:153-166, R10:173-181, R10:261-268, R11:34-43,
R11:53-61, R11:61-66, R11:67-73, R11:183-187, R11:195-205, R11:229-
243, R12:36-37, R12:84-94, R12:138-144, R12:149-158, R12:332-346,
R14:334-340, R14:384-397, R14:453-459
Slachtofferschap
R4:512-535, R4:537-546, R4:551-553, R5:27-46, R5:50-55, R5:57-65,
R5:114-119, R5:150-158, R9:337-355, R9:514-535, R9:796-810, R9:862-
870, R10:96-101, R10:139-149, R10:181-222, R10:249-256, R11:106-109,
R11:126-144, R11:155-169, R11:195-205, R11:254-294, R11:308-310,
R11:359-363, R12:110-119, R12:277-293, R12:299-318, R12:390-405,
R13:108-117, R13:401-410, R14:384-397, R14:453-459
Daderschap
R1:300-302, R1:363-371, R1:538-548, R4:161-162, R4:179-181, R4:276-
285, R4:423-426, R4:26-434, R4:458-463, R4:463-466, R4:467-475, R4:481-
496, R4:519-521, R5:210-218, R5:325-335, R5:344-365, R5:365-374, R6:62-
67, R6:88-94, R6:229-249, R6:257-265, R8:329-333, R8:410-424, R8:444-
456, R10:223-247, R11:319-331, R11:359-363, R12:225-240, R12:244-270,
R12:262-270, R12:332-346, R12:351-367, R12:367-381, R13:166-170,
R14:384-397, R14:421-439, R5:325-335, R6:306-332, R6:335-351, R8:354-
371, R9:593-650, R9:692-713, R12:225-240, R12:244-270, R12:262-270,
R12:367-381, R13:330-342, R14:421-439, R14:242-266
Dader en slachtoffer
R1:300-302, R4:58-65, R4:188-189, R4:257-269, R4:467-475, R4:537-546,
R4:553-577, R5:85-89, R6:124-134, R6:265-278, R7:200-213, R7:220-252,
R8:90-97, R9:234-246, R9:681-692, R9:845-850, R10:73-82, R11:319-331,
R11:338-356, R12:84-94, R12:244-270, R12:262-270, R12:367-381,
R12:390-405, R13:175-189, R13:386, R13:387
Verantwoordelijkheid en actie
R5:267-292, R5:306-313, R5:344-365, R5:365-374, R6:73-76, R6:190-193
Leerlijn 1: monoloog/dialoog
R1:567-576, R1:580-585, R1:754-765, R1:866-872, R1:884-896, R1:1024-
1030, R1:1041-1051, R2:193-199, R2:365-376, R2:526-536, R8:141-147
Leerlijn 2: object/subject
R4:119-121, R4:191-198, R4:207-213, R5:194-195, R6:265-278, R9:656-
668, R9:681-692, R12:84-94, R12:94-101, R12:110-119, R12:138-144,
R12:168-174, R12:225-240, R12:407-419
Leerlijn 3: destr/constructief
R4:198-200, R12:332-346, R12:351-367
Leerlijn 4: identiteit/loyaliteit
R1:513-516, R4:481-496
Leerlijn 5: kinderlijk/volwassen
R11:211-213
Leerlijn 6: ontkenning/erkenning
R1:316-320, R1:333-337, R1:348-349, R8:329-333
Lemniscaat (spanningsvelden)
Introductie
FG:193-199, R8:446-447, R9:95-99, R9:105-107, R10:173-181, R13:225-230
Lemniscaat
FG:547-550, R1:750-754, R1:1338-1343, R2:149-170, R2:526-536, R3:186-
191, R3:218-226, R4:85-97, R4:26-434, R5:27-46, R6:124-134, R6:335-351,
R6:360-363, R8:100-106, R8:119-135, R8:393-406, R8:406-410, R8:410-
424, R8:463-441, R8:444-456, R9:200-215, R9:234-246, R9:270-283,
R9:295-300, R9:656-668, R9:681-692, R9:692-713, R9:722-727, R9:741-
42
759, R9:765-779, R9:783-793, R9:812-821, R9:821-843, R9:845-850,
R9:862-870, R10:96-101, R10:261-268, R11:61-66, R11:67-73, R11:183-
187, R11:229-243, R12:40-45, R12:84-94, R12:94-101, R12:277-293,
R12:332-346, R12:351-367
Dader en slachtofferprocessen
R2:624-628, R4:191-198, R9:300-307, R9:494-512, R9:681-692,
R1:1225-1236, R2:573-577, R4:164-168, R4:512-535, R5:27-46, R5:114-
119, R5:134-147, R5:210-218, R6:78-85, R6:265-278, R8:329-333, R8:410-
424, R9:223-228, R9:514-535, R9:593-650, R9:741-759, R10:73-82,
R11:148-155, R12:110-119, R12:277-293, R12:299-318, R13:401-410,
R14:384-397, R14:403-409, R14:412-419, R10:181-222, R14:178-187
Schades voelen/delen
FG:64-71, FG:72-74, FG:76-77, FG 133-136, FG 283-290, FG 315-321,
R1:978-988, R1:1083-1094, R1:1227-1334, R1:1346-1347, R1:1347-1351,
R2:448-455, R2:457-468, R2:501-503, R2:558-573, R2:654-658, R4:168-
179, R4:436-458, R4:476-480, R4:551-553, R5:210-218, R5:57-65, R5:267-
292, R6:68-71, R6:73-76, R6:78-85, R6:107-110, R6:167-178, R6:257-265,
R6:284-299, R6:335-351, R6:368-370, R7:448-459, R8:231-244, R8:278-
285, R8:322-324, R8:393-406, R9:320-325, R9:377-385, R9:418-429,
R9:486-491, R9:514-535, R9:533-538, R9:538-592, R9:681-692, R9:741-
759, R9:812-821, R9:862-870, R10:249-256, R11:106-109, R11:126-144,
R11:148-155, R11:155-169, R11:183-187, R11:314-317, R12:188-198,
R14:267-290, R14:399-403
Innerlijke dader
R4:69-71, R4:285-299, R4:300-307, R4:326-346, R4:346-353, R4:358-364,
R4:436-458, R5:158-173, R5:306-313, R8:201-210, R8:263-271, R8:406-
410, R8:410-424, R11:155-169, R12:390-405, R14:240-242, R14:240-242
(Passend) geven
R1:1:236-1243, R1:267-277, R1:1201-1225, R2:289-297, R2:354-356,
R2:482-497, R3:84-94, R3:99-103, R3:103-104, R3:218-226, R5:71-79,
R5:296-304, R6:158-160, R6:160-166, R6:190-193, R6:265-278, R7:493-
516, R8:119-135, R8:189-198, R11:126-144, R12:94-101, R13:175-189,
R13:330-342, R13:367-380, R14:231-240, R14:439-450
Escalaties
Diabolisering: FG 547-550, R1:750-754, R1:1338-1343, R2:149-170,
R2:526-536, R3:186-191, R3:218-226, R4:85-97, R4:26-434, R5:27-46,
R6:124-134, R6:335-351, R6:360-363, R8:100-106, R8:119-135, R8:393-
406, R8:406-410, R8:410-424, R8:463-441, R8:444-456, R9:200-215,
R9:234-246, R9:270-283, R9:295-300, R9:656-668, R9:681-692, R9:692-
713, R9:722-727, R9:741-759, R9:765-779, R9:783-793, R9:812-821,
R9:821-843, R9:845-850, R9:862-870, R10:96-101, R10:261-268, R11:61-
66, R11:67-73, R11:183-187, R11:229-243, R12:40-45, R12:84-94, R12:94-
101, R12:277-293, R12:332-346, R12:351-367 Asymmetrische escalatie:
R10:181-222, R14:178-187
Exoneren
R1:768-776, R1:1127-1158, R2:301-303, R2:348-353, R3:103-104, R3:112-
126, R3:132-152, R4:257-269, R4:285-299, R4:512-535, R5:57-65, R5:267-
292, R5:325-335, R6:143-154, R6:190-193, R7:147-162, R7:200-213,
R8:244-259, R8:287-308, R8:463-441, R8:466-469, R9:140-145, R9:145-
147, R9:147-150, R9:223-228, R11:77-94, R12:244-270, R12:262-270,
R13:108-117, R14:421-439
Erkenning geven
R1:348-349, R1:968-978, R8:337-346, R8:466-469, R11:106-109, R12:351-
367, R12:390-405, R13:261-263, R13:264-287
43
5.1 Belang MZP
5.2 Psychopathologie
5.3 Lading seksueel misbruik
5.4 Introductie
5.5 Mandaat
5.6 Informeren
44
5.7 Inspireren
5.7 Reflecteren
5.9 Interesseren
45
5.10.1 Engageren: verbaal
5.10.2 Engageren: visueel
5.10.3 Engageren: ruimtelijk
5.11 Inviteren
46
47
5.12 Confronteren
5.13 Dialogiseren
48
5.14 Introductie
49
5.15 Leerlijn 2
50
51
Plaatje: https://unsplash.com/photos/L4YGuSg0fxs
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
Article
Full-text available
Contextual therapy focusses on restoring and enhancing relationships, based on its paradigm of relational ethics, presuming a human tendency for reciprocal care. It is precisely in a time of stressed relationships that this focus on strengthening humanity is of great importance. This article presents the first study on the application of this paradigm into concrete interventions of 12 current contextual therapists, answering the question: How do contextual therapists apply the contextual theory and therapy into concrete interventions? Using the Thematic Analysis, 14 therapy sessions were analyzed, revealing a typical working-method and eight characteristic categories of interventions. The findings of this qualitative research reveal a consistent working-method and several recognizable contextual elements. These may contribute to further integrating the paradigm of relational ethics in family therapy and developing a contemporary contextual guideline for therapy. It also provides a conditional step for investigating the efficacy of contextual therapy, for evidence-based research, and for further development of the methodology of contextual therapy.
Article
Ivan Boszormenyi Nagy introduced with his contextual therapy a challenging theory into the world of family therapy. It is rooted in a relational ethical perspective on human relations and shifts the focus of therapy from pathology to evoking reciprocal care and a genuine dialogue, based on the conviction that inter-human relations are resources for individual growth and health. This article presents a research project on the practice of the founder himself, to describe how the principles of the contextual theory and therapy can be integrated into concrete therapeutic interventions. Using the Constant Comparison Method, the authors found six clusters of interventions representing methodical elements through which Ivan Boszormenyi-Nagy applies the paradigm of his approach.
Article
Central to the following article is the question of the transgenerational transmission of collective trauma. It is about "postmemory" - the memory of children of victims and perpetrators or children of parents, who were either from a nation or ethnic group involved in war or genocide or who suffered from war or genocide. The article deals with the transgenerational trauma of the Holocaust, which affected the children of victims as well as the children of perpetrators, although each in radically different ways. The transgenerational trauma of these children is placed in the context of other histories of violence such as colonialism, slavery, the persecution of dissidents during dictatorships (for example, in Chile under Pinochet) and apartheid. In "postmemory", experience is always mediated through representation. But traumatic representation is characterized by a paradox: the unspeakable must by all means be expressed. For this reason the paradox of traumatic representation is given considerable attention in this article. The article uses the notions of "crypt" and "phantom", developed by Nicolas Abraham and Maria Torek, and their method of "cryptonymy" or "cryptonymic reading" in order better to understand this paradox and to show ways in which the unspeakable can indirectly be expressed and worked through. In this context, collective screen memories play an important role. They can conceal and split off unbearable and unspeakable experiences or historical events. However, under certain circumstances, the displacement of the unbearable onto other histories of violence can also be used less defensively to articulate an unspeakable experience in indirect ways, and thus to provide a basis for a more direct confrontation. The article argues for a concept of a "multidirectional memory" in which collective processes of transference connect different histories of violence, thereby presenting an alternative to a process of mourning that focuses explusively on one's own isolated history, and in which the recognition of one's own suffering can therefore only be achieved through a denial of the suffering of the other.
Book
Throughout human history, the relationships of individuals and groups have been disrupted by what the authors sum up as "demonization," the attribution of basic destructive qualities to the other or to forces within the self. Demonization results in constant suspicion and blame, a systematic disregard of positive events, pressure to eradicate the putative negative persons or forces, and a growing readiness to engage in escalating conflict. Richly illustrated with 24 case stories, this book explores the psychological processes involved in demonization and their implications for the effort to effect change in relationships, psychotherapy, and beyond the office or clinic in the daily lives of families, organizations, and societies. Recent popular psychology--the authors argue--has tended to encourage demonization. An appropriate alternative to this view is known as the "tragic view": Suffering is inevitable in life; negative outcomes are a result of a confluence of factors over which one has only a very limited control; there is no possibility of reading into the hidden "demonic" layers of the other's mind; the other's actions, like our own, are multiply motivated; escalation is a tragic development rather than the result of an evil "master plan" and finally, skills for promoting acceptance and reducing escalation are necessary for diminishing interpersonal suffering. The authors describe and illustrate a series of these skills both for psychotherapy and for personal use. Finally, they lay out an approach to consolation and acceptance, the neglect of which they attribute to the dominance of demonic views. The Psychology of Demonization: Promoting Acceptance and Reducing Conflict will be appreciated by all those professionally and personally concerned with the state of relationships. © 2006 by Lawrence Erlbaum Associates, Inc. All rights reserved.
Article
The literature on psychological trauma and traumatic attachment has progressed over the past few decades, however issues of coerced and internalized perpetration have not been fully explored and deconstructed. This book presents a synthesis of relational and archetypal psychology, trauma and dissociation theory, and highly relevant child soldier literature, to offer new clinical perspectives to assist psychotherapists and trauma patients to achieve more successful therapy outcomes. The Alchemy of Wolves and Sheep offers instructive, cautionary and innovative therapeutic approaches to help transform the lives of survivors of complex trauma. Providing an explanation of how the effects of coerced perpetration trauma are built, and the damage done to the psyches and lives of most trauma victims, the book extends our knowledge base in a thorough deconstruction of the nature of perpetration and its effects on the psyche. Chapters include: - trauma, dissociation, and coerced perpetration. - the child soldier as a model of internalized perpetration. - relational concepts in the treatment of trauma and dissociative disorders. - treatment trajectory. - archetypal constructs as a vehicle for integration. This book provides valuable new perspectives on the psychodynamic challenges and opportunities for mental health professionals treating internalized perpetration in survivors of complex trauma, and will prove essential reading for psychotherapists, psychoanalysts and post-graduate students as well as researchers, legal scholars and policy makers.