Content uploaded by Linda van de Kamp
Author content
All content in this area was uploaded by Linda van de Kamp on Mar 01, 2024
Content may be subject to copyright.
Onderzoeksartikel
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3 263
Stedelijke regeneratie in Amsterdam-Noord: over de politiek van
erfgoed en creativiteit
Linda van de Kamp*1
Samenvatting
In de context van debatten over de rol van cultuur in de ontwikkeling van steden,
bespreek ik hoe de nadruk op creativiteit en de ‘creatieve klasse’ in de regeneratie
van stadswijken een dynamiek van sociaal-culturele erfgoedvorming in gang zet.
Mijn analyse is gebaseerd op etnograsch onderzoek in verschillende voormalige
arbeiderswijken in Amsterdam-Noord, waar de verbeelding van het industriële
verleden en van het leven van de arbeiders een belangrijke rol is gaan spelen in de
praktijken van regeneratie. Overheid, welzijnsinstellingen en woningcorporaties
hebben zich de afgelopen jaren ingezet om door middel van het ‘sociaal mixen’
van de ‘arbeidersklasse’ en de ‘creatieve middenklasse’ verschillende problemen in
de zogenoemde achterstandswijken aan te pakken. Een belangrijke methode was
de inzet van creatieve professionals die met artistieke buurtprojecten positieve
emoties en interacties tussen bewoners probeerden te bevorderen door het mobi-
liseren van waarden als trots, authenticiteit en diversiteit op basis van culturele
typeringen van Noorderlingen. Tijdens die projecten ontstonden er stereotiepe
beelden en schijnbare tegenstellingen tussen ‘oud Noord’ en ‘nieuw Noord’ – de
‘arbeidersklasse’ versus de ‘middenklasse’, die mede geleid hebben tot praktijken
en gevoelens van in- en uitsluiting.
Kernwoorden
post-industrieel, creativiteit, erfgoed, regeneratie, Amsterdam
* l.vdkamp@uva.nl
1 Universiteit van Amsterdam
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3
264
Linda van de Kamp
Inleiding
De focus op de creatieve klasse2 in het Nederlandse stedelijke beleid van de afgelopen
jaren (bv. Ernste & Boekema, 2012; Peck, 2012; van den Berg, 2017) heeft er mede toe
geleid dat creativiteit een belangrijk thema is geworden in het verbeelden, vernieu-
wen en plannen van het leven in de stad. Vooral in zogenoemde achterstandswijken
zijn de afgelopen jaren allerlei initiatieven ontwikkeld om door middel van creativiteit
de wijken een impuls te geven. Een deel ervan is gericht op het aantrekken van de
creatieve klasse, zoals architecten, conceptontwikkelaars en kunstenaars. Die klasse
zou meewerken aan de economische ontwikkeling van voormalige industriële gebie-
den en arbeiderswijken door het genereren van een specieke sfeer en dynamiek die
de vestiging van nieuwe ondernemers, cafés, restaurants en winkels bevordert (Flo-
rida, 2002; Ley, 2003; Zukin, 1995). Voor een ander deel zijn de initiatieven gericht
op het stimuleren van actief burgerschap. Overheid, zorg- en welzijnsinstellingen en
woningcorporaties hebben zich de afgelopen jaren ingezet om samen met bewoners
achterstandswijken tot ‘prachtwijken’ te ontwikkelen (zie bv. Tonkens & de Wilde,
2013). Door kleinschalige burgerinitiatieven zoals het opknappen van pleintjes, het or-
ganiseren van rommelmarkten en buurtfeesten en het volgen van creatieve workshops
konden bewoners met elkaar hun buurt verbeteren, de onderlinge sociale cohesie be-
vorderen en hun eigen sociaal kapitaal vergroten.
Die burgerinitiatieven vloeiden voort uit het nationale Actieplan Krachtwijken (Mi-
nisterie VROM, 2007) waarin het transformeren van ‘aandachtswijken’ niet alleen als
een fysieke infrastructurele zaak gezien werd. Het ging niet alleen om de renovatie van
huizen en de herinrichting van openbare ruimtes, maar ook om een sociale en culturele
zaak. Centraal stond “de vernieuwing van mensen en de samenleving” (politicus Winse-
mius in de Wilde, 2013a, p. 32) waarin culturele kwesties als normen en waarden een
belangrijke rol speelden. Het actieplan was sterk verbonden met het publieke debat
over het ‘multiculturele drama’ dat zich voornamelijk zou voltrekken in ‘achterstands-
wijken’ (de Wilde, 2013a, p. 33; Uitermark, 2014). Mede op basis van het rapport van
de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid ‘Vertrouwen in de Buurt’ (2005)
ontstond het beeld van ‘achterstandswijken’ waar verschillende bevolkingsgroepen
langs elkaar heen leefden, gezinnen met middeninkomens vertrokken waren en alloch-
tone jongeren zouden ontsporen. Het Actieplan Krachtwijken moest ertoe bijdragen
dat “bewoners, huiseigenaren, bestuurders en uitvoerders van gemeenten en lokale
partijen als woningcorporaties, scholen en bedrijven [bij wie] erg veel enthousiasme
[is] om in de wijk aan de slag te gaan” (2007, pp. 3-4), ondersteuning kregen bij het
aanpakken van de problemen in de wijken. Tonkens en de Wilde (2013, p. 15) hebben
2 In stedelijk beleid is de creatieve klasse de beroepsbevolking die innovatieve arbeid doet (dit
wordt onder andere gebaseerd op Florida, 2002; zie ook Peck, 2005). Beroepsgroepen die
binnen de creatieve klasse vallen zijn uiteen lopend: onder andere ontwerpers, architecten,
kenniswerkers, kunstenaars en softwareontwikkelaars.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3 265
Stedelijke regeneratie in Amsterdam-Noord
laten zien hoe dat wijkenbeleid bestond uit “positieve emotionele oproepen, mooie
beloftes over vooruitgang en inspirerende plannen voor vernieuwing”. In allerlei be-
leidsrapporten, wijkuitvoeringsprogramma’s en communicatiemateriaal voor bewoners
staan positieve emoties als trots, respect en genegenheid centraal. De nadruk op de
daadkracht en creativiteit van bewoners lijkt een goed voorbeeld van de toenemende
‘culturalisering van burgerschap’ (Duyvendak, Geschiere & Tonkens, 2016); het proces
waarin burgerschap steeds minder gaat om de sociaal-economische en politiek-juridi-
sche rechten van burgers en meer om culturele kwesties: normen, waarden, tradities
en loyaliteit.
In deze bijdrage wil ik stilstaan bij hoe de nadruk op culturele kwesties en crea-
tiviteit in stedelijke regeneratie3 een dynamiek van sociaal-culturele erfgoedvorming
in gang zet. De focus op creativiteit en cultuur in de revitalisering van voormalige
arbeiderswijken en industriële gebieden roept specieke discoursen en herinneringen
op door de verbeelding van een industrieel verleden en een post-industriële toekomst,
waardoor specieke plaatsen, praktijken en entiteiten een dusdanige betekenis krij-
gen dat ze cultureel erfgoed worden. Dat proces van heritagization (Harrison, 2013)
of erfgoedvorming bekijk ik nader door de interactie tussen verschillende actoren – de
overheid, projectontwikkelaars, woningcorporaties, creatieve professionals en bewo-
ners – in de praktijk van stedelijke regeneratie te analyseren. Ik doe dat op basis van
een etnograsch onderzoek in Amsterdam-Noord.
Amsterdam-Noord als casestudy
Amsterdam-Noord (kortweg: Noord) was het belangrijkste industriële gebied van Am-
sterdam gedurende de eerste helft van de 20ste eeuw. Vanaf 1960 verdween er steeds
meer industrie en raakten verschillende industriële gebieden en gebouwen in verval.
Aan het begin van de huidige eeuw is dat gebied uitgegroeid tot een hotspot voor de
creatieve sector en startte een proces van stedelijke herontwikkeling – de transforma-
tie van de voormalige industriegebieden naar werk- en woongebieden. Tegelijkertijd
werd het beleid van Krachtwijken geïmplementeerd in de voormalige arbeiderswijken
in Noord. Dat beleid krijgt op dit moment een vervolg door een grote nadruk in de
lokale politiek op de ‘ongedeelde wijk’4 of ‘inclusieve wijk’ – een wijk waar bewoners
3 Ik gebruik de term stedelijke regeneratie als duiding van de verschillende vormen van beleid
en methoden die er op gericht zijn om delen van steden te revitaliseren. Dit gebeurt bij-
voorbeeld door methoden van ‘place-branding’ en ‘place-making’ (zie bijv. Zukin, 2010), het
stimuleren van een creatieve economie (Florida, 2002), de herontwikkeling van voormalige
industriële gebieden en de aanpak van problemen in ‘achterstandswijken’.
4 Zie bv. http://www.devernieuwdestad.nl/, bekeken op 3 november 2017.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3
266
Linda van de Kamp
geen nadeel ondervinden van een toenemende sociaal-economische differentiatie tus-
sen grofweg de arbeidersklasse en de middenklasse.5
De focus op creativiteit in de revitalisering van de voormalige arbeiderswijken en
industriële gebieden in Noord heeft een proces van erfgoedvorming (Harrison, 2013) in
gang gezet. Bijvoorbeeld, objecten als hijskranen en kraansporen uit het industriële
verleden van Noord zijn verniewd en hebben een nieuwe functie gekregen. Hiermee
dienen ze als symbolische verbindingen tussen het verleden, heden en toekomst van
het gebied door het versterken van de oude betekenis van die objecten en plaat-
sen én het creëren van nieuwe betekenissen (Savini & Dembski, 2016; zie ook Yanow,
1996). Hoewel de herwaardering van plaatsen en objecten een bekend gegeven is in
de praktijk van en studie naar stedelijke regeneratie, is er vaak veel minder expliciete
aandacht voor de sociale dimensies ervan, zoals de relatie die gelegd wordt tussen
de plaatsen en objecten én specieke bevolkinsgroepen (met uitzondering Van den
Berg, 2017; Uitermark, 2014). Stedelijke regeneratie gaat over het algemeen over de
economische en fysieke herstructuring van gebieden zoals industriële erfgoedvorming
meestal gaat over de materiële kenmerken van een industriële cultuur uit het verleden
(vgl. Oevermann & Mieg, 2015; Pendlebury, 2013). De casus Noord laat zien hoe de her-
waardering van het industriële verleden van Amsterdam ook gaat om een hernieuwde
beeldvorming van de voormalige arbeidersklasse wiens cultuur tot immaterieel cultu-
reel erfgoed transformeert (vgl. Meskell, 2015, pp. 1-2). Zoals ik in het volgende zal
uitwerken, worden de ‘oorspronkelijke Noorderlingen’ in allerlei creatieve buurtpro-
jecten ingezet om idealen van vooruitgang, duurzame ontwikkeling en diversiteit te
realiseren, waardoor ‘erfgoed als ontwikkeling’ (‘heritage as development’, bv. Laf-
renz Samuels & Lilley, 2015) centraal komt te staan in de interactie tussen de ‘oude en
nieuwe Noorderlingen’.
In 2008 verhuisde ik naar een ‘aandachtsbuurt’ in Amsterdam-Noord en raakte ik
betrokken bij een aantal bewonersinitiatieven. Op verschillende momenten maakte ik
als cultureel antropoloog aantekeningen van wat er gebeurde. Naar aanleiding daarvan
heb ik in die periode ook etnograsch onderzoek gedaan bij verschillende buurtprojec-
ten die gesubsidieerd werden door de gemeente Amsterdam, woningbouwcorporaties
en fondsen die kunst bevorderen alsook het mogelijk maken van een groene, sociale en
creatieve samenleving. Van 2015 tot 2017 heb ik in het kader van mijn onderzoekspro-
ject ‘Yoga, Bingo en Gebed in Stedelijke Regeneratie Gebieden’ etnograsch onderzoek
gedaan in verschillende ‘aandachtswijken’ in Noord in relatie tot de herontwikkeling
van de omliggende voormalige industriële gebieden. Ik deed participerende observatie
5 Afhankelijk van de context duiden die klassetermen beroep, sociaal-culturele status, oplei-
ding en levensstandaard aan. In Amsterdam-Noord refereert de term ‘arbeidersklasse’ veelal
aan de mensen die werkten bij de lokale industrieën en scheepswerven en/of aan culturele
stereotypes als kleding, woninginrichting en spreektaal. Zoals verschillende sociologen heb-
ben laten zien, is klasse een relatief begrip en worden er binnen sociaal-economische klassen
ook allerlei sociaal-culturele grenzen getrokken (zie bv. Lamont & Molnar, 2002).
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3 267
Stedelijke regeneratie in Amsterdam-Noord
gedurende participatieavonden georganiseerd door de gemeente Amsterdam en stads-
deel Noord,6 tijdens bewonersavonden met woningbouwcorporaties en bijeenkomsten
georganiseerd door welzijnsinstellingen. Ik bezocht allerlei buurtactiviteiten en keek
naar hoe het wijkenbeleid en de focus op cultuur en creativiteit in de praktijk werkten
en hoe verschillende actoren er vorm aan gaven. Ik heb ongeveer 60 interviews gehou-
den met verschillende bewoners – bewoners die lang en kort in Noord wonen, ambte-
naren, managers en gebiedsbeheerders van woningbouwcorporaties, welzijnswerkers
en creatieve ondernemers en professionals. De informele gesprekken die ik gevoerd
heb tijdens bijeenkomsten en activiteiten boden veel inzichten in hoe participanten
de praktijken van regeneratie evalueerden. Voor ik een aantal etnograsche inzichten
beschrijf, werk ik eerst de relatie tussen regeneratie en erfgoedvorming nader uit.
Stedelijke regeneratie als erfgoedvorming
Het stedelijk regeneratiebeleid in voormalig industrieel Amsterdam-Noord is een goed
voorbeeld van hoe cultuur als potentiële motor gezien wordt voor vooruitgang en eco-
nomische groei (Florida, 2002; Landry, 2000). Om post-industriële gebieden met hoge
werkloosheidscijfers een nieuw (economisch) leven te geven, hebben beleidsmakers in
verschillende steden het idee aangenomen dat investeringen in cultuur als creativiteit
– bijvoorbeeld broedplaatsen – innovatie kan stimuleren en nieuwe bedrijven aantrekt
(Miles & Paddison, 2005; Peck, 2012). Bovendien wordt cultuur als creativiteit ingezet
om sociale problemen als werkloosheid en armoede in stadsbuurten aan te pakken (zie
bv. Grimm, Fox, Baines & Albertson, 2013; Tonkens & De Wilde, 2013). Cultuur wordt
in dit kader gepresenteerd als een middel om sociaal kapitaal (Putnam, 2000) te ge-
nereren en de ontwikkeling van vaardigheden te verbeteren die nodig zijn voor maat-
schappelijke emancipatie (Ministerie VROM, 2007; zie ook Miles & Paddinson, 2005).
Bovendien wordt cultuur gezien als een cruciaal middel om een inclusieve creatieve
stad te creëren waar iedereen elkaar ontmoet door een rijke culturele geschiedenis te
behouden en een gedeelde identiteit te deniëren die contacten tussen verschillende
groepen en sociale contexten stimuleert (Gemeente Amsterdam, 2003 in Peck, 2012,
p. 463).
Verschillende studies laten zien dat de investeringen in creativiteit en cultuur om
‘achterstandswijken’ een impuls te geven niet noodzakelijkerwijs leiden tot welvaart
voor iedereen (voor een recente studie, zie Nijkamp, 2016) en zelfs sociale ongelijk-
6 Van 2014 tot begin 2018 hadden de verschillende stadsdelen van Amsterdam, waaronder
Noord, een bestuurscommissie die het beleid van de centrale gemeenteraad uitvoerde en de
centrale raad informeerde en adviseerde. Vóór 2014 hadden de stadsdelen een eigen raad die
beleid vastlegde en de uitvoering controleerde. Vanaf 21 maart 2018 heeft elk stadsdeel een
gekozen stadsdeelcommissie die het bestuur van de stad adviseert over het te voeren beleid
in het stadsdeel.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3
268
Linda van de Kamp
heid kan vergroten, zoals Florida (2017), die het creatieve beleid propageerde, zelf
toegegeven heeft. Het is gebleken dat creatieve ondernemers vaak weinig tot geen
contact hebben met wijkbewoners en hun trendy ondernemingen, zoals horecagele-
genheden, bijdragen aan de stijging van vastgoedprijzen, waardoor mensen met een
laag of middeninkomen er niet meer kunnen wonen (Atkinson, 2004; Zukin, 2010).
Ook hebben verschillende onderzoekers laten zien dat het beleid gericht op sociaal
mixen in woonwijken, zoals het mixen van de middenklasse en de arbeidersklasse in
verschillende buurten in Noord, vaak niet tot meer contact leidt tussen mensen met
verschillende socio-economische en culturele achtergronden (Veldboer & Kleinhans,
2006) en het sociaal kapitaal van armere bewoners niet vergroot (Van Gent, Musterd
& Ostendorf, 2009; Miltenburg, 2017; van Ham, Manley, Bailey, Simpson & Maclen-
nan, 2012). Een belangrijke reden waarom niet iedereen proteert, is de dominante
focus op economische groei in regeneratie, waardoor cultuur voornamelijk ingezet
wordt voor een creatieve economie en niet zozeer gericht is op sociale structuren en
het bevorderen van het sociaal kapitaal van iedereen (Bell & Oakley, 2014, hoofdstuk
4).
Echter, de investeringen in bepaalde vormen van creatieve cultuur en de gelijktij-
dige transformatie van stedelijke ruimten beïnvloeden en veranderen wél het gevoel
van plaats en identiteit van mensen (Miles & Paddison, 2005; Zukin, 2010). Het gebruik
van cultuur in regeneratie roept specieke discoursen en herinneringen op door de ver-
beelding van een post-industriële toekomst die gebaseerd is op een blijvend erfgoed
(‘enduring heritage’, Miles, 2005) dat verweven is met gevoelens, ideeën en praktijken
van gemeenschap en solidariteit (Mah, 2010; Muehlebach, 2017). In deze bijdrage wil
ik dat proces van erfgoedvorming onderzoeken door de interactie tussen verschillende
actoren in de praktijk van stedelijke regeneratie nader te bekijken.
In navolging van Harrison (2013) benader ik het proces van erfgoedvorming als een
actief proces waarin erfgoed ontstaat in de relaties tussen mensen, objecten, plaatsen
en praktijken. Dat laat zien welke elementen uit het verleden mensen verkiezen als
een spiegel voor het heden en die mensen verbinden aan waarden die ze willen meene-
men naar de toekomst. Erfgoedvorming is daarom een sociaal, economisch en politiek
proces, omdat het niet alleen gaat om het verleden, maar juist om het vormgeven
van het heden en de toekomst. Erfgoed, als het hedendaagse gebruik van verbeelde
verledens, wordt gemobiliseerd door een breed scala aan stedelijke actoren om een
nieuw leven te scheppen in wat beschouwd wordt als braakliggende terreinen, zoals
voormalige industriegebieden (Oevermann & Mieg, 2015, p. 20). Tastbare plaatsen en
objecten, zoals voormalige industriële gebouwen en hijskranen, worden identicaties
van een industrieel verleden die door projectontwikkelaars, stedenbouwkundigen en
architecten gebruikt worden om een nieuw beeld van de toekomst te creëren (Yanow,
1996), onder andere door die objecten en plaatsen te linken aan nieuwe vormen van
wonen en werken (Savini & Dembski, 2016).
De verschillende erfgoedposities en -praktijken die onderdeel zijn van erfgoedvor-
ming bestaan uit een continuüm van toe-eigening en verzet. Zoals Isnart en Leblon
(2012) betogen, doet een dualistische interpretatie van erfgoedvorming – authentieke,
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3 269
Stedelijke regeneratie in Amsterdam-Noord
ontheemde, oorspronkelijke bewoners zoals de arbeiders versus perverse krachten van
erfgoedvorming die van bovenaf worden opgelegd – geen recht aan de dynamiek van
erfgoed. Erfgoed is dynamisch, wordt van boven- en onderaf gevormd, wordt steeds
weer geherdenieerd en hierdoor ontstaat nieuwe ruimte voor conicten en onderhan-
delingen tussen groepen mensen over erfgoed. Dus ondanks het feit dat erfgoed gaat
om het vastleggen van een specieke historische erfenis als een onmisbaar onderdeel
van de toekomst van een bepaalde gemeenschap en van een bepaalde regio, wordt die
erfenis steeds weer omgevormd en geherwaardeerd. Tegelijk is het niet terecht, zoals
van de Port en Meyer (2018) laten zien, om te zeggen dat erfgoed alleen maar een
sociaal construct is en door erfgoedmakers wordt bedacht en dus fake zou zijn. Bij-
voorbeeld, mensen ervaren de herwaardering van een industrieel verleden als ‘authen-
tiek’, ‘rauw’ en ‘solidair’ als heel echt. Sterker nog, erfgoedvorming kan op zodanige
wijze een realiteit creëren – in dit geval van een ‘oud Amsterdam-Noord’ en een ‘nieuw
Amsterdam-Noord’ – dat het ingaat tegen de intenties van verschillende erfgoedmakers
(van de Port en Meyer, 2018).7 Op basis van de specieke herwaardering van het in-
dustriële verleden ontstaan nieuwe coalities, maar ook nieuwe conicten met allerlei
sociale effecten en politieke gevolgen van dien, zoals ik in het volgende zal uitwerken
voor Amsterdam-Noord.
De manier waarop verschillende erfgoedbelangen in de praktijk van stedelijke rege-
neratie bestuurd worden, is steeds meer neoliberaal van aard (Meskell, 2015, pp. 7-8;
zie ook Savini & Dembski, 2016). Dat wil zeggen dat overheidsbevoegdheden verdeeld
worden over meerdere belanghebbenden, waardoor semi-autonome politieke actoren,
publiek-private partnerschappen en coalities van inwoners en NGO’s worden geacti-
veerd om het regeneratiebeleid uit te werken en te implementeren (zie bv. Coombe,
2012; de Cesari, 2012). Dat is onder andere zichtbaar in de vele bewonersinitiatie-
ven die door middel van subsidies van de lokale overheden, welzijnsorganisaties en
woningbouwcorporaties tot stand komen en waarin bewoners en publiek-private ste-
delijke bureaus, consultants en zelfstandige ondernemers zonder personeel (zzp-ers)
verantwoordelijk worden voor de regeneratie van buurten. Daardoor komen verschil-
lende erfgoedpraktijken tot stand. Het is met name de creatieve middenklasse die
komt werken en wonen in de oude industriegebieden en arbeiderswijken die via ge-
subsidieerde initiatieven en opdrachten min of meer de taak krijgt om door middel
van creatieve projecten het verleden, heden en toekomst van een stedelijk gebied bij
elkaar te brengen, onder andere door het verbinden van oude en nieuwe bewoners.
In die projecten wordt erfgoed gemobiliseerd en gecreëerd om mensen en bevolkings-
groepen – met name de arbeidersklasse in het geval van Amsterdam-Noord – authen-
tiek te maken, te emanciperen, te ontwikkelen en te verzoenen met verandering (vgl.
7 Dat is mede gebaseerd op Latour (2010, pp. 22-23) zoals verwoord door van de Port & Meyer
(2018): “In this sense, fabrication does not necessarily stand in opposition to the real, but
brings it about, in ways that go beyond the acts and intentions of the makers and users.”
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3
270
Linda van de Kamp
Meskell, 2015, p. 18; Lafrenz Samuels & Lilley, 2015).8 Het gaat hierbij niet alleen
om de socio-economische emancipatie van met name de arbeidersklasse maar ook
om het stimuleren van zelfreectie en persoonlijke ontwikkeling. Miles (2005, p. 921)
beschrijft in relatie tot de regeneratie van het voormalige industriegebied Newcastle
Gateshead in noord-oost-Engeland dat regeneratie “can provide new ways for those
people to look into themselves and out of themselves. In other words, it can rein-
vigorate the relationship between cultural, place and personal identity and offer a
permanent legacy”. Zoals ik wil laten zien, zijn verschillende buurtprojecten in Noord
gericht op het terugkijken naar waarden in het verleden en op basis daarvan proberen
initiatiefnemers waarden als tolerantie, diversiteit en solidariteit te bevorderen met
het oog op duurzame ontwikkeling.
Voordat ik een paar voorbeelden uitwerk, zal ik in de volgende paragraaf uiteen-
zetten hoe regeneratie als erfgoedvorming tot stand komt in een nieuwe, dominante
verbeelding van het verleden van Noord in relatie tot de huidige transformatie en
gewenste ontwikkelingen in de toekomst. Vervolgens zal ik twee specieke creatieve
buurtprojecten analyseren om te laten zien hoe erfgoedvorming op microniveau vorm
krijgt. Ten slotte beschrijf ik hoe verschillende waarderingen van erfgoed met elkaar
botsen en lijken bij te dragen aan groeiende spanningen tussen de verschillende ac-
toren.
De regeneratie van Amsterdam-Noord: van ‘afvoerputje’ naar ‘trendy’
stadsdeel
Savini en Dembski (2016) analyseren hoe industriële objecten en symbolische taal een
belangrijke rol gespeeld hebben in het politiek mogelijk maken van stedelijke regene-
ratie in Noord. Een specieke periode in het verleden van Noord, de industriële peri-
ode van ongeveer 1920 tot 1980, wordt discursief geactiveerd om verleden, heden en
8 Het is opvallend dat in het discours over ‘oude en nieuwe Noorderlingen’ het voornamelijk
gaat om de ‘witte’ bevolkingsgroepen, en sociale klasse de boventoon voert. De afgelopen 100
jaar migreerden arbeiders vanuit de noordelijke provincies als Friesland naar Noord – zij of
hun kinderen worden nu vaak als de ‘oorspronkelijke’ Noorderlingen gezien – en gastarbeiders
uit Marokko en Turkije kwamen in de jaren 60 op de scheepswerven werken. In de verschillen-
de tuindorpen wonen mensen met o.a. een Egyptische, Surinaamse, Ghanese en Somalische
achtergrond (Museum Amsterdam Noord, 2017). De voormalige gastarbeiders worden over het
algemeen niet gezien als ‘oude Noorderlingen’, maar zijn al te lang aanwezig om als ‘nieuwe
Noorderling’ te kunnen gelden. Hetzelfde geldt voor de middenklasse die in de jaren 70 en
80 van de vorige eeuw naar de ‘uitbreidingswijken’ in Noord verhuisden, zoals De Banne en
Molenwijk (Kok, 2016). Voor een discussie over etnische diversiteit in de huidige regeneratie
van Noord, zie Hoekstra & Pinkster (2017). Er wordt soms door bewoners wel onderscheid
gemaakt tussen ‘oude’, nieuwe’ en ‘nieuwe nieuwe’ Noorderlingen waarbij met de laatste
groep de bewoners worden bedoeld die na 2005 in Noord zijn komen wonen.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3 271
Stedelijke regeneratie in Amsterdam-Noord
toekomst met elkaar te verbinden (vgl. Yanow, 1996). De herwaardering van industriële
‘monumenten’, zoals voormalige fabriekshallen, met het oog op de herontwikkeling
van het gebied is onlosmakelijk verbonden met immateriële waarden en herinneringen
(Meskell, 2015, pp. 1-2). Een lange tijd symboliseerden de (petro)chemische indus-
trieën, waaronder Shell, Noord als een vervuild deel van de stad. “Alles wat te vies
en onaangenaam was voor de rest van de stad, kon (...) worden weggestopt achter
een enorm stationsgebouw en een stevige spoordijk” (Kok, 2016, p. 86). Noord werd
door veel Amsterdammers als een plek gezien “waar je nog niet dood gevonden wilde
worden” (Kok, 2016, p. 15). Hierbij wordt onder andere ook verwezen naar het feit dat
er in Noord, van de veertiende tot en met de achttiende eeuw, langs de IJ-oever ter
hoogte van de nieuwe wijk Overhoeks, het galgenveld van Amsterdam lag. Daar werden
mensen die ter dood veroordeeld waren, opgehangen en tentoongesteld.
Het beeld van Noord als “het afvoerputje van Amsterdam” (Ronse, 2000) werd ge-
durende de vorige eeuw verder versterkt door de bouw van specieke woonwijken en
‘woonscholen’. Toen Noord zich tot het belangrijkste industriële gebied van Amster-
dam ontwikkelde, werden er tuindorpen gebouwd door woningbouwverenigingen en
de Gemeentelijke Woningdienst Amsterdam om het groeiend aantal arbeiders in de
fabrieken te huisvesten. Die stadswijken met een dorps karakter kenmerken zich door
lage woningen met een voor- en een achtertuin en een omgeving met veel groen. Het
ontbreken van stedelijk vertier zoals kroegen en de sterke nadruk op de gezinswoning
als kern van het leven, moesten bijdragen aan de vorming van fatsoenlijke burgers (de
Regt, 1995). Elk tuindorp had culturele voorzieningen zoals een buurt- of verenigings-
gebouw om de arbeiders te ontwikkelen en de gemeenschapszin te bevorderen. Er
werden ook speciale dorpen gebouwd voor de armste Amsterdammers zoals ‘krotbewo-
ners’ uit de wijk Jordaan. Die zogenoemde ‘ontoelaatbaren’ of ‘asocialen’ werden her-
opgevoed in ‘woonscholen’ waarvan Asterdorp de bekendste is (Dercksen & Verplanke,
2005; Jansen, 2009; Steinmetz, 2016). De ‘ontoelaatbaren’ leefden in een ommuurde
en afsluitbare woonwijk waar de opzichter hun leven en huishouden controleerde. De
bewoners leefden onder een zwaar stigma waardoor het moeilijk was om een baan te
vinden om hun leven daadwerkelijk (economisch) te verbeteren.9
Het dominante beeld van het vervuilde en asociale Noord dat niet bij Amsterdam
hoorde, werd bovendien versterkt door de fysieke barrière van de rivier het IJ, waardoor
Noord altijd meer Noord-Holland dan Amsterdam was (Donkers, 2007, p. 46). Door de
relatief geïsoleerde ligging en positie van Noord heeft dat stadsdeel een eigen karakter
ontwikkeld dat vaak als ‘dorps’ omschreven wordt (Leydesdorff, 1990). Bewoners die in
de tuindorpen opgegroeid zijn en/of hun eigen kinderen er grootgebracht hebben, ver-
telden mij hoe zij actief waren in hun ‘dorp’. Ze participeerden in het verenigingsleven
9 Over het leven in Asterdorp is in 2013 een toneelstuk uitgevoerd geschreven door Jeroen
Kleijne. Saskia van den Heuvel heeft twee documentaires gemaakt waarin oud-bewoners ver-
tellen over hun ervaringen. Eén deel van de documentaire gaat over de laatste wrange fase
van de woonschool toen de Duitsers er tijdens de Tweede Wereldoorlog Joden opsloten.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3
272
Linda van de Kamp
(kaart-, voetbal- en huurdersverenigingen), in de strijd die ze voerden tegen autoritei-
ten over het onderhoud van de huizen en de huurprijzen, in het mooi en schoon houden
van de ramen en tuintjes en ze boden onderling hulp. De voormalige arbeiders van de
scheepswerven spreken vol trots over de schepen waaraan zij werkten en die wereldwijd
vermaard waren. Er bestond rivaliteit tussen de ‘dorpen’ en er waren regelmatig knok-
partijen, zoals oudere bewoners mij in geuren en kleuren vertelden, “maar je wist wat
je aan elkaar had”. Daarbij distantieerden de geschoolde arbeiders zich ook regelmatig
van de minder geschoolde en vaak niet-gealfabetiseerde buren en arbeiders. Zoals Ley-
desdorff (1990) omschrijft, als bewoners van de nieuwe tuindorpen die moderniteit en
vooruitgang belichaamden en waar iedereen tot de arbeidersklasse behoorde, was het
noodzakelijk om je te onderscheiden van anderen die ‘asocialer’ zouden zijn. Tegelijk
was de collectieve identiteit van alle bewoners het sterk gedeelde gevoel dat ze niet
bij ‘de stad’, bij Amsterdam aan de andere kant van het IJ hoorden (Leydesdorff, 1990).
Tegenwoordig wordt Noord in allerlei media, toeristische gidsen en toptienlijsten
van steden bestempeld als meest hippe gebied van Amsterdam (bv. New York Times,
2012; Een Vandaag, 2013). Met name de voormalige industriële plekken, zoals de
scheepswerf NDSM, worden het meest vermeld. Het is ook onder andere op die plek-
ken dat de overheid zwaar geïnvesteerd heeft in talent en de hooggeschoolde ken-
niseconomie met beleid dat werkplekken voor startups en kleine en middelgrote on-
dernemingen subsidieert alsook broedplaatsen voor artiesten in en rond de voormalige
industriële gebouwen (Savini & Dembski, 2016; zie ook De Klerk, 2018).
Het beeld van Noord als ‘het afvoerputje’ van de stad heeft de afgelopen jaren
een nieuwe betekenis gekregen; waar eerder de rauwheid en het industriële geas-
socieerd werden met viesheid en asocialiteit, vormen ze nu een goede, stevige basis
voor de toekomst. Op verschillende websites wordt wonen in “ruig Noord” met het
“unieke rauwe randje” gepromoot als de nieuwe moderniteit met opmerkingen als “de
kenmerken van een robuust industrieel verleden gaan hand in hand met het moderne
interieur” en “stoer wonen in een ruige industriële sfeer”. De locaties van grote eve-
nementen in voormalige fabrieken worden gekarakteriseerd als “rauw, licht, groots,
indrukwekkend, authentiek, industrieel, veelzijdig en vol karakter”.
De afgelopen jaren bezocht ik verschillende informatieavonden over Amsterdam-
Noord die georganiseerd werden door stedelijke bureaus, makelaars en belangenor-
ganisaties die gericht waren op (toekomstige) nieuwkomers in het gebied. Tijdens die
avonden werd steevast verteld dat Noord het “stiefkind” van Amsterdam was, omdat
het afgesloten was van de rest van de stad en er veel vervuilende industrie was. Regel-
matig werd het galgenveld genoemd als “de vloek van Noord”, omdat het nog steeds
gevolgen heeft voor het beeld dat mensen hebben van Noord, mede omdat er “allemaal
asocialen in Noord woonden” zoals één van de presentatoren op een informatieavond
het verwoordde. De boeken van Bas Kok (2016) en Jan Donkers (2007) over de geschie-
denis van Amsterdam-Noord lijken belangrijke bronnen van inspiratie voor die presen-
taties en avonden. Echter, de beelden van Noord die de auteurs in die boeken bespre-
ken, worden op informatieavonden als feiten gepresenteerd: “de Noorderlingen waren
vroeger asociaal”. De conclusie is meestal dat Noord onderontwikkeld was, arm, asoci-
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3 273
Stedelijke regeneratie in Amsterdam-Noord
aal maar nu een gouden tijd beleefd: “Noord is ontdekt”, “er vindt een opwaardering
plaats” en “Noord ontwikkelt zich” zijn een paar van de veel gehoorde opmerkingen.
Erfgoed als een doorgaande emancipatie
De huidige waardecreatie in en van Amsterdam-Noord komt tot stand door een mix van
top-down- en bottom-uperfgoedvorming, zoals zichtbaar wordt in verschillende mul-
tistakeholderallianties (Savini & Dembski, 2016). De nieuwe beeldvorming over Noord
wordt deels bepaald door stedenbouwkundigen, architecten, investeerders, politici en
creatieve ondernemers die allemaal een rol spelen in de herontwikkeling van de indus-
triegebieden en arbeiderswijken. Om herontwikkeling daadwerkelijk in gang te zetten,
zijn er allerlei allianties nodig van publieke en private partijen waarin ook coalities
van bewoners, adviesorganen en stichtingen een rol spelen die ook verzet plegen tegen
visies en plannen (zie ook Coombe, 2012; de Cesari, 2012; Uitermark, 2014).
Door een dergelijke alliantie van verschillende actoren werden de tuindorpen in
Amsterdam-Noord in 2014 aangewezen als erfgoed en rijksbeschermde stadsgezichten.
Daarmee werden de uitzonderlijke cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden
van de wijken erkend die zijn gebouwd volgens “het tuindorpconcept dat zich ken-
merkt door intieme wijken met pleintjes, kleine, afwisselende woonblokken, gezins-
woningen met tuintjes en overal veel groen en voorzieningen op loopafstand”10 (vgl.
Aardse en Volkers, 2012). De bescherming heeft betrekking op de historisch waar-
devolle structuren en betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen
moeten passen in het “historisch gegroeide karakter” en goedgekeurd moeten worden
door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en/of Bureau Monumenten en Archeologie
van Amsterdam. De besluitvorming over de monumentale en beschermde status van
de tuindorpen kwam mede tot stand door initiatieven van bewoners met een lange en
korte woonduur, een huurdersvereniging en een bewonersvereniging toen zij in opstand
kwamen tegen de sloopplannen van één van de buurten. Ze werkten hierin samen met
lokale politici, terwijl enkele bewoners gebruik konden maken van hun netwerk van
invloedrijke mensen, zoals één van de betrokken bewoners mij tijdens een interview
vertelde. Zo lukte het om de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nog net op tijd –
voordat de sloop daadwerkelijk zou gaan plaatsvinden – een procedure te laten starten
over de status van de tuindorpen. In discours van ergfoed vonden de verenigingen van
huurders en bewoners een effectief instrument om te protesteren tegen de sloopplan-
nen van de woningcorporatie. De betrokken bewoner vertelde: “We wisten dat er in
1997 al een rapport lag van monumentenzorg over het beschermd stadsgezicht van de
tuindorpen en daar was niets meegedaan. We wisten dat het [beschermd stadsgezicht]
de enige manier was om sloop tegen te houden”.
10 https://www.amsterdam.nl/kunst-cultuur/monumenten/wet-regelgeving/beschermde-
stads/, bekeken op 25 mei 2018.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3
274
Linda van de Kamp
De status van beschermd staatsgezicht is gebaseerd op verschillende rapporten en
een cultuur historische verkenning (BMA, 2013). De verschillende betrokken bewoners
die ook aanschoven bij allerlei overleggen over de toekomstige renovatie van de so-
ciale huurwoningen werkten mee aan de rapporten en gebruikten die in de eigen ver-
slagen die zij schreven. Ik heb bij een aantal van de overleggen gezeten en een paar
bewoners gaven regelmatig aan dat zij vonden dat in de renovatieplannen van hun
buurt het vooral ging om het vernieuwen van de huizen door ze zo veel mogelijk terug
te brengen in oorspronkelijke staat in het gebruik van materialen, bouwvormen en
kleuren. Echter, die bewoners vonden dat de cultuurhistorische waarde van hun buurt
ook te maken had met de geschiedenis van de buurt zoals beschreven wordt in de
buurtvisie van de huurdersvereniging in 2012:
“Onze wijk is een complex en samenhangend geheel, ontworpen en gebouwd in opdracht
van de gemeente zelf, bedoeld voor de lagere inkomens. Deze wijk werd gebouwd in Noord
en allerlei krotten werden afgebroken in de binnenstad. Het is een monument voor de
arbeiders emancipatie en het is 1 van de pioniers projecten voor de volkshuisvesting in Ne-
derland. Het ging [...] niet om fraaie woningen bouwen, de taak die zij [de initiatiefnemers]
zich stelden was sociaal voelend en het emanciperen van de lagereklasse. Dat hield ook in
dat bepaalde vaardigheden zoals budgetteren, sociale omgang, en huishouden moesten wor-
den aangeleerd. Daarom was het essentieel dat er opzichteressen waren, die de dagelijkse
gang van zaken in de complexen begeleidden. Dat klinkt voor ons nu behoorlijk betuttelend.
Toch blijkt ook uit heel recente onderzoeken dat begeleiding wel degelijk de sleutel is als
je een situatie blijvend wil veranderen. Van fraaie stenen alleen is nog nooit iemand een
ander leven gaan leiden.”
Verschillende leden van de huurdersvereniging vinden dat de buurt een plek moet
blijven waar mensen met lage inkomens kunnen blijven wonen en zich emanciperen.
Zij merkten op dat de nadruk op de oorspronkelijke staat van de huizen in het reno-
vatieproces, mede als gevolg van de cultuurhistorische verkenningen, moest bijdragen
aan de authentieke uitstraling van de buurt. Dat speelde een rol in de stijging van
de huisprijzen in de buurt, wat bijdraagt aan een proces van gentricatie omdat “de
yuppen blijken te houden van jaren dertig huizen”, aldus een medewerker van een wo-
ningbouwcorporatie. Eén van de betrokken bewoners zei: “Ik weet dat het een gevecht
is tegen een gelopen race, misschien, maar toch, midden in de stad nog iets behouden
van sociale huur, ja, daar wil ik me voor inzetten”. Die bewoner organiseert samen
met de andere betrokken bewoners regelmatig activiteiten waardoor mensen zonder
een inkomen in de buurt via vrijwilligerswerk een kleine nanciële vergoeding krijgen.
Erfgoed als ontwikkeling: creatieve buurtprojecten
In de tuindorpen van Amsterdam-Noord werden in de afgelopen jaren zowel het Ac-
tieplan Krachtwijken geïmplementeerd als het stedelijke beleid dat gericht was op
de creatieve economie en de creatieve middenklasse, en die twee versterkten elkaar.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3 275
Stedelijke regeneratie in Amsterdam-Noord
De middenklasse die in de voormalige industriële gebouwen van Noord nieuwe werk-
plaatsen creëerde, betrok vaak ook een woning in Noord. Dat werd gefaciliteerd door
de verkoop van voormalige sociale huurwoningen die lange tijd veel goedkoper waren
dan de woningen aan de andere kant van het IJ. Ook waren er vanwege geplande
renovatieprojecten veel tijdelijke woningen beschikbaar omdat de oorspronkelijke
huurders vertrokken waren. Uitermark (2014) heeft beschreven hoe het nationale Ac-
tieplan Krachtwijken dat rond 2007 ingezet werd onderdeel was van een langetermijn-
inspanning van de Nederlandse regering om een ambitieus beleid van ‘sociaal mixen’ in
‘achterstandswijken’ te realiseren (zie ook Bridge, Butler & Lees, 2012). Op basis van
een analyse van beleidsdocumenten laat Uitermark (2003) zien hoe beleidsmakers een
sociale mix willen bereiken door het herstructureren van de woningvoorraad (zie ook
van Kempen & Priemus, 2002). Dat betekent dat een deel van de sociale huurvoorraad,
zoals de voormalige arbeiderswoningen in de tuindorpen van Noord, verkocht werden
om een nieuwe groep bewoners aan te trekken die veelal behoren tot de creatieve
middenklasse: architecten, journalisten, ontwerpers, theatermakers, lmmakers, mu-
zikanten, wetenschappers, programmamakers en allerlei zelfstandige ondernemers.
Door dat proces van overheidsgestuurde gentricatie verandert de sociale samenstel-
ling van wijken met armere inwoners door de instroom van rijkere nieuwkomers. In
Noord wordt niet direct gesproken van arme en rijke bewoners maar van “oude en
nieuwe Noorderlingen” (zie ook van den Berg, 2010).
De voormalige arbeiders die de kranen op de scheepswerven bediend hebben, wor-
den gepresenteerd als de “oude, oorspronkelijke, originele bewoners van Noord” met
roots in de vroegere volkse Jordaan. Nieuwe bewoners, die na 2005 gekomen zijn,
benoemen hen regelmatig als de “oorspronkelijke Amsterdammers”. Dat maakt het
wonen in Noord tot een authentieke ervaring voor de nieuwkomers (zie ook Zukin,
2010). Verschillende nieuwe bewoners en ondernemers onderstreepten in hun gesprek-
ken met mij dat ze Noord aantrekkelijk vinden vanwege “de puurheid en de rauwheid”
waar de “oude Noorderlingen” mee geassocieerd worden. Tijdens borrels en partijtjes
wisselen de nieuwe bewoners hun ervaringen met de oude bewoners onderling uit. Ze
vinden hen enerzijds “hufterig” in hun communicatie en anderzijds charmant vanwege
hun “Amsterdamse dialect en humor”. Enkele nieuwe bewoners geven aan dat ze het
belangrijk vinden dat ze in een diverse wijk wonen en niet alleen maar in hun eigen
“bubbel” leven. Zij zien met lede ogen aan dat in sommige straten alle sociale huur-
woningen op termijn verkocht worden, waardoor er geen “oorspronkelijke” bewoners
meer zullen wonen. Tegelijk geven die nieuwe bewoners ook aan dat er weinig contac-
ten zijn tussen oude en nieuwe bewoners. In de verhalen komt naar voren dat ze naar
elkaar kijken, maar niet met elkaar spreken en vooral commentaar op elkaar hebben.
Een jonge moeder: “Als de kinderen buiten spelen, hebben de buren commentaar op
de opvoeding.” De betreffende buren vertelden dat ze dachten dat de nieuwe bewo-
ners in hun buurt “betere mensen” zijn, “nou, ze hebben geen tijd om hun voortuin
mooi te houden omdat ze altijg weg zijn. Ze moeten natuurlijk altijd werken om hun
hypotheek te betalen”. In sommige gevallen ontstaan er conicten tussen oude en
nieuwe buren en het is juist in die momenten van spanning en onenigheid dat er gren-
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3
276
Linda van de Kamp
zen getrokken worden en de categorieën ‘oud’ en ‘nieuw’ steeds meer realiteit lijken
te worden, zoals bleek tijdens verschillende buurtactiviteiten.
Creatieve nieuwe buurtbewoners en professionals, met name kunstenaars, mu-
zikanten en theatermakers, werden sinds 2005 actief benaderd door de gemeente,
welzijnsinstellingen en woningbouwcorporaties om door ‘placemaking’-projecten en
bewonersinitiatieven mee te werken aan meer sociale cohesie en een gezellige en
dynamische sfeer in de buurten te creëren. Tegelijk vonden verschillende creatieve
professionals via de subsidies die beschikbaar kwamen door de wijkaanpak een manier
om aan opdrachten te komen en artistieke projecten op te zetten waaraan bewoners
konden meedoen. Ook kwamen er ruimtes beschikbaar waar kunstenaars en andere
creatievelingen soms in ruil voor een lage of geen huur “iets terug moesten doen voor
de buurt” door middel van creatieve workshops, theater- en muziekvoorstellingen en
activiteiten voor kinderen. Dat betekent dat in allerlei initiatieven die voortkwamen
uit de wijkaanpak creatieve professionals betrokken waren en van kunstzinnige aard
waren. Daarnaast waren er ook creatieve professionals die buurtprojecten opzetten
met sponsoring van culturele fondsen en crowdfunding.
Van de tientallen creatieve projecten die in elk tuindorp plaatsvonden – work-
shops zoals koken, knutselen en fotograferen, en theater- en muziekvoorstellingen
– heb ik er tussen 2010 en 2017 tien gevolgd.
11
Een belangrijk doel van de pro-
jecten volgens de initiatoren/of begeleiders – ambtenaren (participatiemakelaars
en kwartiermakers), managers en gebiedsbeheerders van woningbouwcorporaties,
welzijnswerkers, betrokken creatieve professionals en enkele bewoners – is om de
verbinding en ontmoeting tussen buurtbewoners te vergroten alsook de omgang met
diversiteit. Bij sommige projecten werd ook de educatieve waarde benadrukt (vgl.
van Ankeren, Tonkens & Verhoeven, 2010, p. 13). Buurtprojecten en bewonersi-
nitiatieven werden gesubsidieerd als expliciet benoemd werd dat het doel is om
‘oude’ en ‘nieuwe’ bewoners te verbinden.
12
In die projecten werd regelmatig een
omschrijving gegeven van wie de oude noorderlingen zijn en wie de nieuwe, om op
basis van die culturele typeringen mensen kennis te laten maken met een andere
cultuur en levensstijl.
11 Van de 10 projecten waren er 4 bewonersinitiatieven waarvan 3 met hulp van creatieve
professionals, 3 projecten met subsidie van een woningbouwcorporatie en 3 projecten die
geïnitieerd waren door kunstenaars. In de periode 2010 tot 2017 hebben honderden bewo-
nersintiatieven plaatsgevonden in verschillende buurten van Amsterdam-Noord, waarbij een
belangrijk deel ging om verbeteringen in de openbare ruimte zoals het plaatsen van bloem-
bakken en opknappen van speelpleintjes. Ik heb naar initiatieven en projecten gekeken die
gericht waren op verbinding en sociale cohesie zoals buurtfeesten, interactief theater en
creatieve workshops. In deze bijdrage bespreek ik niet alle initiatieven, maar die elementen
die het proces van ergfoedvorming laten zien.
12 Interview met lid van denktank Bewonersinitiatieven Volewijck, 6 februari 2017 en gesprek-
ken met creatieve professionals in periode 2010-2017.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3 277
Stedelijke regeneratie in Amsterdam-Noord
Bijvoorbeeld, als onderdeel van een participatief kunstproject in één van de Noord-
se tuindorpen presenteerde de kunstenaar die het project initieerde de bewoners van
de wijk in twee groepen: “de oude kliek” en “de nieuwe import”. De “oude kliek” of
de “oude Noorderlingen” werden getypeerd als de “oorspronkelijke bewoners van de
wijk”:
“Ooit afkomstig uit de Jordaan of andere voormalige Amsterdamse volksbuurt. Maken van
hun hart geen moordkuil. Zijn rap van de tongriem gesneden. Kennen elkaar goed. Kunnen
het soms niet goed met elkaar vinden. Hebben minder te besteden dan gemiddeld maar
zijn desondanks rijk. Overlevers. Pragmatisten. Houden van gezelligheid en samenkomen.”
De “nieuwe import” of de “nieuwe Noorderlingen” werden als volgt omschreven:
“recente bewoners van de wijk. Druppelen binnen sinds Amsterdam bouwt aan de metrolijn
Noord-Zuid (2003). Jonge kopers en gezinnen die een betaalbaar huis zoeken. Staan bewust
in het leven. Kiezen voor duurzaam en biologisch. Vinden buurtcontacten leuk maar zijn
ook graag op zichzelf. Noemen authenticiteit belangrijk en ondersteunen vrijwillig culturele
initiatieven. Early adaptors. Idealisten. Houden van rust en groen”.
Om de twee groepen met elkaar in contact te brengen, kregen kunstenaarscollec-
tieven subsidies van woningbouwcorporaties. Zo was er een groep kunstenaars die
aanbelde bij buurtbewoners om hen een pop gemaakt van brood te overhandigen.
Ze vroegen de bewoners of de pop een week lang in hun huis mocht logeren. Na die
week kwamen de kunstenaars langs om te horen hoe de pop als gast behandeld was.
“Heeft u gesproken met uw gast?”, vroeg de kunstenares aan een buur. “Heeft u uw
gast kleren gegeven en te eten?” Eén van de kunstenaars legde mij uit dat de buren
op die manier aangezet werden om na te denken over hoe ze met een ander, met een
vreemde omgaan en om zich zo ook meer open te stellen voor verschillende mensen
in de buurt.
In een ander project dat een paar jaar later plaatsvond, had een kunstenaarscol-
lectief zelf het initiatief genomen om een theaterproject op te zetten. Dat initiatief
kreeg publiekelijk steun van verschillende lokale politici omdat het Noord eens van
een andere kant zou tonen, namelijk het “gewone Noord” dat niet in de media ver-
schijnt. In het promotiemateriaal van het kunstenaarscollectief werd gesproken over
“een kijkje geven achter deuren die anders gesloten blijven” en over het bevorderen
van intimiteit tussen mensen die vreemden voor elkaar zijn. Gedurende twee weken
struinden theatermakers door verschillende wijken van Noord om kennis te maken
met de bewoners en naar hun levensverhalen te luisteren. Op basis van die ervaringen
maakten de acteurs interactieve theatervoorstellingen waarin de buurtbewoners een
rol kregen.
Eén van de voorstellingen waaraan ik deelnam, vond plaats in één van de buurten
die nog steeds een stigma met zich meedraagt, onder andere omdat een aantal vroe-
gere ‘ontoelaatbaren’ uit woonschool Asterdorp, die het in die tijd in de ogen van de
autoriteiten redelijk goed deden, ernaartoe verhuisd waren. Het thema van de voor-
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3
278
Linda van de Kamp
stelling was vrijheid en terwijl we in de gestigmatiseerde buurt stonden, vroeg één
van de actrices de mensen in het publiek of zij controle hebben over hun leven. De
actrice vertelde dat ze was gaan houden van de wijk omdat de bewoners hadden leren
strijden. Ze vertelde over één bewoner die zij beter had leren kennen, een 60-jarige
arbeider die tot voor kort analfabeet was en volgens haar gestreden had voor vrijheid
door voor zichzelf op te komen. Een deel van de voorstelling vond plaats in het huis
van die man en tijdens zijn theaterscène maakte de man duidelijk hoe moeilijk, hard
en gewelddadig zijn leven en dat van zijn ouders geweest was.
Ondanks dat het bovenstaande deels in scene gezet was, raakte het de kern van
de erfgoedvorming die ik observeerde in de tientallen uiteenlopende initiatieven die
plaatsvonden in de verschillende tuindorpen van Noord. De thema’s die centraal ston-
den tijdens het bovengenoemde theaterproject – “vrijheid”, “thuis voelen”, “toleran-
tie” en “solidariteit” – resoneerden in de wijkaanpak (Duyvendak, 2017; Tonkens & de
Wilde, 2013), maar zijn ook belangrijke onderwerpen geworden in de verbeelding van
‘oud en nieuw noord’ in relatie tot de tuindorpen.
Allereerst worden in de verschillende projecten bewust of onbewust bepaalde
beelden opgeroepen en versterkt die de ‘oorspronkelijke bewoners’ van Noord, zoals
de recent gealfabetiseerde bewoner die meespeelde in het buurttheater, te repre-
senteren als authentiek: mensen die de rauwheid van het leven hebben ervaren en
laten zien hoe je toch iets van het leven kunt maken. Echter, waar de actrice het
levensverhaal van de 60-jarige bewoner aangreep om te reecteren op vrijheid in
individuele zin – zelf de controle houden over alles – maakte het levensverhaal van
de bewoner juist pijnlijk duidelijk hoe weinig eigen keuze hij gehad had. Zijn leven
en de levens van de bewoners in het gestigmatiseerde ‘dorp’ zijn getekend door soci-
ale structuren en machtsrelaties, waardoor anderen konden bepalen dat ze asociaal
waren. In de meeste buurtprojecten is de focus vaak gericht op het individu dat kan
veranderen en een beter leven kan creëren. Onderliggende sociale structuren worden
vaak niet benoemd en (h)erkend. Hier is de heroriëntatie zichtbaar op verschillende
beleidsterreinen van een nadruk op collectieve vraagstukken en identiteiten, inclu-
sief sociale ongelijkheid, naar een focus op individuele competenties (Faist, 2009).
In de huidige overgang van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving13
wordt de bijdrage van elke burger als individu als een potentiële aanwinst gezien en
worden collectieve plichten, rechten, relaties en identiteiten steeds meer onder-
belicht (Duyvendak et al., 2016). In die context wordt het verleden van Noord als
‘armoedig, ruw en hard’ aangegrepen om het ‘nieuwe Noord’ te presenteren als een
plek waar elk individu zich kan ontwikkelen en waar tegenslag en armoede eerder
een gevolg is van slecht zelfmanagement dan van maatschappelijke structuren (Trom-
mel, 2015).
13 De participatiesamenleving is een samenleving van actieve burgers (Tonkens, 2014, p. 1) en
wordt ook ‘doe-democratie’ genoemd (Van de Wijdeveen & Hendrik, 2010).
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3 279
Stedelijke regeneratie in Amsterdam-Noord
Tegelijkertijd communiceren veel buurtprojecten dat er relatieve buitenstaanders
nodig zijn, zoals de creatieve professionals die kosmopolitische waarden als toleran-
tie en diversiteit belichamen (Florida, 2002), om het leven in de wijken zichtbaar te
maken en bewoners bekend te maken met ‘vreemden’. Het project met de broodpop
is hier een duidelijk voorbeeld van. De buurtbewoners die een pop te gast hadden
in hun huis om zo te leren omgaan met een ‘vreemde’, werden uitgenodigd om mee
te lopen in een stoet door de buurt, opgevrolijkt met vlaggen, toeters en bellen. De
stoet eindigde in het nabijgelegen park waar de buurtbewoners rond een grote tafel
stonden en allemaal brood en drinken kregen terwijl een van de kunstenaars een po-
etische toespraak hield over samenzijn en vrede. Verschillende buurtbewoners waren
tijdens het ritueel in het park weggelopen. Ik sprak één van hen een paar dagen later
en vroeg ernaar. Die buurvrouw die al zo ongeveer haar leven lang in de wijk woont,
zei: “Het leek wel of we in een sekte waren beland”. Zij en anderen vonden het ri-
tueel op een heilig avondmaal lijken, en inderdaad, de projectleidster vertelde mij
dat haar inspiratie voor dat buurtkunst-ritueel gekomen was uit een documentaire
over Mexico die ze toevallig gezien had, waarin een katholieke processie door een
buurt trok en mensen samenbracht. De weggelopen buurvrouw refereerde aan haar
jeugd, toen bijna iedereen in de buurt katholiek was en hoe zij en de buren afstand
genomen hadden van de katholieke Kerk. Zodra zij en andere buren de religieuze con-
notatie van het kunstenaarsritueel aanvoelden, maakten ze dat ze wegkwamen. Een
oudere buurman zei tegen mij: “Mevrouwtje, ze denken dat het hier leuk is, maar
dat is helemaal niet zo”. Met andere woorden, als de kunstenaars zich meer verdiept
hadden in de geschiedenis en het leven van de mensen in de buurt, dan hadden ze
wellicht beter kunnen inschatten wat een ‘processie’ en een ‘avondmaal’ zouden
losmaken aan gevoelens. Het onbedoelde effect van het leuke en mooie uitgevoerde
ritueel was dat de buren die elkaar soms al van kinds af aan kennen, zich nog meer
verbonden voelden in hun idee dat nieuwelingen in de buurt, zoals ‘die kunstenaars’,
toch maar hele vreemde mensen zijn (zie ook Wekker, 2017). Dat bouwt voort op
een geschiedenis van wat verschillende langdurige bewoners ervaren hebben als een
sociaal-culturele distantie tussen bewoners in Noord en de mensen uit ‘de stad’ (Ley-
desdorff, 1990).
De opkomst van ‘oorspronkelijke’ Amsterdammers
Savage, Bagnall en Longhurst (2005) en ook Blokland en Van Eijk (2014, pp. 305-06)
beschrijven dat diversiteit voor middenklassemensen vooral een keuze is die overeen-
komt met hun individuele identiteit of hoe zij zichzelf als persoon zien. Het gevoel
erbij te horen (belonging) in de wijk gebaseerd op een keuze voor diversiteit is een
andere vergeleken met mensen die er al langer wonen en die keuze niet hebben.
Die drukken hun ‘belonging’ bijvoorbeeld eerder uit door nostalgie naar een gemeen-
schap die vroeger bestond, zoals uitgedrukt in de verhalen van oudere bewoners in
Noord over hoe ze elkaar vroeger hielpen. Die bewoners van vijftig jaar en ouder die
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3
280
Linda van de Kamp
vaak al hun leven in de tuindorpen wonen, reageerden regelmatig met onbegrip op
de nieuwe projecten en activiteiten die ‘eigen kracht’, ‘tolerantie’ en ‘solidariteit’
benadrukken. Ze gaven aan dat ze altijd al vanuit eigen kracht gehandeld hebben en
voor elkaar klaarstonden. Verschillende bewoners vertelden dat ze vroeger aan hun
lot overgelaten werden, omdat ze als “tokkies” werden gezien. Ze namen zelf het
heft in handen en organiseerden hun levens “zo goed en zo kwaad als ’t ging”. “En nu
komen die gestudeerde mensen [die ons eerst in de steek lieten] hier zeggen wat wij
moeten doen?”, zeiden de oud-bewoners soms lachend en dan weer boos. En dan kwa-
men opmerkingen als “die yuppen hebben nergens tijd voor”, “ze houden hun tuintjes
niet eens bij”. Met andere woorden, mede door de nadruk op diversiteit, tolerantie
en solidariteit in de buurtprojecten en het verschil in beleving van wat die waarden
inhouden door het specieke verleden van de tuindorpen, voelen de langdurige be-
woners op verschillende momenten een afstand tot de nieuwe middenklassebewoners
die zij associëren met de nieuwe buurtactiviteiten en veranderingen in hun buurten.
Ze sluiten zich af voor “die yuppen” (zie ook Welschen, 2014). Verschillende nieuwe
bewoners krijgen daardoor steeds meer het idee dat die “oude noorderlingen” niet die
leuke authentieke Amsterdammers zijn, maar “zeikerds” en “grof” (zie ook de Wilde,
2013b). Op die manier worden de categorieën ‘oud’ en ‘nieuw’ steeds meer realiteit.
In de huidige discussies over de gentricatie van Amsterdam (Milikowski, 2018;
Hochstenbach & van Gent, 2017) en stijgende huizenprijzen in de tuindorpen van Am-
sterdam-Noord, komt het discours over oorspronkelijke Amsterdammers versus nieuwe-
lingen steeds prominenter naar voren. Lokale politici roepen leuzen als “Noord voor de
Noorderlingen” (zie bv. Jurrema, 2016) en “Oud tegen Nieuw in Noord” (Andriessen,
2018). In die context wordt de nieuwe betekenis van het verleden van Noord – van
‘afvoerputje’ tot ‘hip’ – op verschillende manieren gemobiliseerd. Sommigen zien de
transformatie van het gebied tot een hip en attractief deel van de stad als een breuk
met het verleden en willen dat hun Noord van hen blijft. Zij mobiliseren de aangewak-
kerde gemeenschapswaarden van het vroegere Noord waarmee ze ten strijde trokken
tegen autoriteiten bij renovatietrajecten en huurverhogingen om nu opnieuw de strijd
aan te gaan. Zoals een voormalige voorzitter van één van de huurdersverenigingen het
verwoordde:
“Ze[de autoriteiten] wilden niet dat wij erbij hoorden; ze zagen ons als, nou, euh, ja, hoe
zeg ik dat, ja, ze noemden ons asociaal, we moesten het zelf maar uitzoeken. We regelden
de dingen zelf. We zorgden dat ‘t [de buurt] er goed uitzag [...] We deden acties als de
huurprijzen stegen. [...] En nu komen ze plotseling hier, die [nieuwe] mensen en ze willen
dingen anders. Maar wij doen alles zelf, we hebben mekaar. Waarom hebben wij nu minder
te zeggen? [...] Laat ons met rust.” (november 2015)
Andere oud-bewoners presenteren alternatieve bouwplannen en verbindingen met ‘de
stad’ om zowel het unieke karakter van de Noordse stadsdorpen en industriële gebie-
den te behouden alsook in te gaan op de groeiende vraag aan woningen en infrastruc-
turen. Weer anderen zijn blij dat Noord eindelijk “echt” bij de stad gaat horen.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3 281
Stedelijke regeneratie in Amsterdam-Noord
Tot besluit
Terwijl ik de laatste hand aan dit stuk leg, vinden er verhitte discussies plaats op
Facebookpagina’s en op bewonersavonden over de toekomst van Noord. Volgens de
één wordt er niet geluisterd naar de “oorspronkelijke bewoners”, omdat het toch maar
“tokkies” zijn, probeert een ander juist te benadrukken dat “oud”en “nieuw” prima
samengaat en juicht een derde om alle nieuwe ontwikkelingen. Ondanks allerlei nu-
anceringen, de diversiteit van mensen die vroeger en nu wo(o)n(d)en en werk(t)en in
Noord en de verschillen tussen buurten, is “oud en nieuw Noord” een dominant frame
geworden in de typering van een veranderend stadsdeel.
Het betoog van deze bijdrage is dat de nadruk op cultuur en erfgoed in de verschil-
lende regeneratie-initiatieven onbedoeld bijgedragen heeft aan dat dominante frame.
De herwaardering en verbeelding van het industriële verleden van Noord in de huidige
creatieve economie brengt ook een hernieuwde beeldvorming van de voormalige ar-
beidersklasse met zich mee als “authentiek, oorsponkelijk en stoer”. Levensgeschie-
denissen van hard werken, van strijden en voor jezelf opkomen worden voorgesteld als
een bron van inspiratie en creativiteit voor de nieuwe middenklasse in Noord. Tegelijk
wordt via verschillende creatieve buurtprojecten geprobeerd om een connectie tussen
de arbeidersklasse en de nieuwe middenklasse te realiseren door middel van waarden
als ‘vrijheid’, ‘tolerantie’ en ‘diversiteit’. Dat roept bij de voormalige arbeiders en
oud-bewoners het gevoel op dat zij opnieuw moeten voldoen aan de maatstaven van
“gestudeerden” en “mensen met geld”, waardoor sommigen niks te maken willen heb-
ben met “die nieuwelingen”. Nieuwe bewoners voelen zich regelmatig overvallen door
die boosheid en frustratie en verzuchten dan weleens “waarom moeten wij ons aan
hen aanpassen?”. Kortom, de verbeelding van de herontwikkeling van Noord en de re-
vitalisatie van buurten als een verbinding tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ draagt ertoe bij dat
mensen zich via die beelden moeten uiten en positioneren en ze daarmee versterken
en tot een realiteit maken.
Met andere woorden, de nadruk op erfgoed in regeneratie-initiatieven heeft zo
onbedoeld bijgedragen aan een toenemende ‘culturalisering van burgerschap’ (Duy-
vendak et al., 2016) in Noord door het stimuleren van een burgerschap gebaseerd op
erfgoed (Beeksma & De Cesari, forthcoming). Een verbondenheid met het verleden
met het oog op het heden en de toekomst biedt mensen de mogelijkheid om zich te
verbinden aan hun wijk door “zich vertrouwd en thuis [te] voelen” in de buurt (Ac-
tieplan Krachtwijken, 2007). Verschillende vormen van erfgoed die hierdoor in Noord
ontstaan zijn, zoals erfgoed als emancipatie, erfgoed als ontwikkeling en vooruitgang,
en erfgoed gebaseerd op culturele rechten of ‘oorspronkelijkheid’, drukken verschil-
lende vormen van lokale verbondenheid en ‘belonging’ uit. In sommige situaties vallen
die verschillende vormen van erfgoed samen, op andere momenten staan ze tegenover
elkaar en versterken ze elkaar. Ze kunnen bijdragen aan samenwerking tussen verschil-
lende actoren en op andere momenten leiden ze tot conicterende belangen en tot
toenemende spanningen.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3
282
Linda van de Kamp
Bibliograe
Aardse, H. & Volkers, K. (2012). Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermd
stadsgezicht Amsterdam-Noord. Amersfoort: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Andriessen, M. (2018). Oud tegen nieuw in Noord. Uit de stadsdeelcommissie. De Echo Noord,
9 mei 2018, p. 3.
Atkinson, R. (2004). The Evidence on the Impact of Gentrication: New Lessons for the Urban
Renaissance? European Journal of Housing Policy, 4(1), 107-131.
Beeksma, A. & De Cesari, C. (forthcoming). Participatory Heritage in a Gentrifying Amsterdam
Neighbourhood: The Van Eesteren Museum as Affective Space of Negotiations. International
Journal of Heritage Studies, forthcoming in 2018.
Bell, D. & Oakley, K. (2014). Cultural Policy. New York: Routledge.
Blokland, T. & van Eijk, G. (2012). Mixture without mating: partial gentrication in the case of
Rotterdam, the Netherlands. In G. Bridge, T. Butler & L. Lees (Eds.), Mixed Communities:
Gentrication by stealth? (pp. 299-318). University of Bristol and Polity Press.
BMA. (2013). De Van der Pekbuurt in detail. Een stedenbouwkundige en architectuurhistorische
Waardebepaling. Gemeente Amsterdam: Bureau Monumenten en Archeologie.
Bridge, G., Butler, T. & Lees, L. (Eds.) (2012). Mixed Communities: Gentrication by Stealth?
University of Bristol and Polity Press.
Coombe, R.J. (2012). Managing Cultural Heritage as Neoliberal Governmentality. In R. Bendix, A.
Eggert, A. Peselmann and S. Mißling (Eds.), Heritage Regimes and the State (pp. 375-389).
Göttingen: Göttingen University Press.
Coombe, R.J. & Weiss, L.M. (2015). Neoliberalism, Heritage Regimes, and Cultural Rights. In L.
Meskell (Ed.), Global Heritage: A Reader (pp. 43-69). Oxford: Blackwell.
De Cesari, C. (2012). Thinking through Heritage Regimes. In R. Bendix, A. Eggert, A. Peselmann
and S. Mißling (Eds.), Heritage Regimes and the State (pp. 399-413). Göttingen: Göttingen
University Press.
De Klerk, E. (met Feldbrugge, F. en Zonneveld, J.) (2018). Make your City/De stad als casco:
NDSM-Werf/NDSM-Shipyard Amsterdam. Trancity x Valiz.
De Wilde, M. (2013a). Een gevoelige kwestie of een gevoelskwestie? Affectief burgerschap in de
wijk in historisch perspectief. In E. Tonkens & M. de Wilde (Eds.), Als meedoen pijn doet. Af-
fectief burgerschap in de wijk (pp. 24-40). Amsterdam: Van Gennep.
De Wilde, M. (2013b). Diepgaande gezelligheid. De alledaagse politiek van burgerschap in Sloter-
meer. In E. Tonkens & M. de Wilde (Eds.), Als meedoen pijn doet. Affectief burgerschap in de
wijk (pp. 47-67). Amsterdam: Van Gennep.
Dercksen, A. & Verplanke, L. (2005). Geschiedenis van de onmaatschappelijkheidsbestrijding in
Nederland, 1914-1970. Amsterdam: Boom Meppel.
de Regt, A. (1995). Arbeidersgezinnen en beschavingsarbeid: ontwikkelingen in Nederland, 1870-
1940: een historisch-sociologische studie. Amsterdam: Boom.
Donkers, J. (2007). Zo dicht bij Amsterdam: Opnieuw Herzien en Uitgebreid. Amsterdam: Atlas.
Duyvendak, J.W. (2017). Thuis: Het drama van een sentimentele samenleving. Amsterdam: Am-
sterdam University Press.
Duyvendak, J.W., Geschiere, P. & Tonkens, E. (Eds.) (2016). The Culturalization of Citizenship:
Belonging and Polarization in a Globalizing World. London/New York: Palgrave MacMillan.
Een Vandaag (2013). Amsterdam Noord: van afvoerputje naar place to be. Avrotros, 29 April
2013.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3 283
Stedelijke regeneratie in Amsterdam-Noord
Ernste, H. & Boekema, F. (2012). De cultuur van de locale economie, de economie van de lokale
cultuur. Assen: Van Gorcum.
Faist, T. (2009). Diversity – A New Mode of Incorporation?, Ethnic and Racial Studies 32(1), 171-190.
Florida, R. (2002). The Rise of the Creative Class. And How It’s Transforming Work, Leisure and
Everyday Life. New York: Basic Books.
Florida, R. (2017). The New Urban Crisis: How our Cities are Increasing Inequality, Deepening Seg-
regation, and Failing the Middle Class and What we can do about it. New York: Basic Books.
Grimm, R., Fox, C., Baines, S. & Albertson, K. (2013). Social innovation, An Answer to Contem-
porary Societal Challenges? Locating the Concept in Theory and Practice. Innovation: The
European Journal of Social Science Research, 26(4): 436-55.
Harrison, R. (2013). Heritage: Critical Approaches. Milton Park, Abingdon; New York: Routledge.
Hochstenbach, C. & van Gent, W.P.C. (2015). An Anatomy of Gentrication Processes: Variegating
Causes of Neighbourhood Change. Environment and Planning A. 47(7), 1480-1501.
Hoekstra, M. & Pinkster F. (2017). ‘We want to be there for everyone’: Imagined Spaces of Encoun-
ter and the Politics of Place in a Super-diverse Neighbourhood. Social & Cultural Geography.
DOI: 10.1080/14649365.2017.1356362.
Isnart, C. & Leblon, A. (Eds.) (2012). Beyond the Heritage Consensus: Forms of Resistances and
Dissident Uses of Heritage. Civilisations, 61(1).
Jansen, S. (2009). Het pauperparadijs: een familiegeschiedenis. Uitgeverij Balans.
Jurrema, F. (2016). Houd Noord toegankelijk voor de Noorderlingen. Het Parool, opinie, 21 de-
cember 2016.
Kok, B. (2016). Oerknal aan het IJ, de geschiedenis van Amsterdam bezien vanuit Noord. Amster-
dam: oliviamedia.
Lafrenz Samuels, K. & Lilley, I. (2015). Transnationalism and Heritage Development. In L. Meskell
(Ed.), Global Heritage: A Reader (pp. 217-239). Oxford: Blackwell.
Lamont, M. & Molnar, V. (2002). The Study of Boundaries in the Social Sciences. Princeton, NJ:
Princeton University Press.
Landry, C. (2000). The Creative City: A Toolkit for Urban Innovators. London: Earthscan.
Latour, B. (2010). On the Modern Cult of the Factish Gods. Durham: Duke University Press.
Ley, D. (2003). Artists, Aestheticisation and the Field of Gentrication. Urban Studies 40(12),
2527-2544.
Leydesdorff, S. (1990). “Different from Those Across the Water”: Interviews on the Construction
of Collective Identity in Working-class Neighborhoods in the North of Amsterdam. In R.L Grele
(Ed.), International Annual of Oral History: Subjectivity and Multiculturalism (pp. 43-55).
Westport: Greenwood.
Mah, A. (2010). Memory, Uncertainty and Industrial Ruination: Walker Riverside, Newcastle upon
Tyne. Journal of Urban and Regional Research 34(2), 398-413.
Meskell, L. (2015). Introduction: Globalizing Heritage. In L. Meskell (ed.), Global Heritage: A
Reader (pp.1-21). Oxford: Blackwell.
Miles, S. (2005). ‘Our Tyne’: Iconic Regeneration and the Revitalisation of Identity in Newcastle-
Gateshead. Urban Studies 42(5/6), 913-26.
Miles, S. & Paddison, R. (2005). Introduction: The Rise and Rise of Culture-led Urban Regenera-
tion. Urban Studies 42(5/6), 833-9.
Milikowski, F. (2018). Van wie is de stad: de strijd om Amsterdam. Amsterdam: Atlas Contact.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3
284
Linda van de Kamp
Miltenburg, E. (2017). A Different Place to Different People. Conditional Neighborhood Effects
on Residents’ Socio-economic Status. Doctoraatsthesis. Universiteit van Amsterdam, Afdeling
Sociologie.
Ministerie VROM (2007). Actieplan Krachtwijken. Van aandachtswijk naar prachtwijk. Den Haag:
Ministerie VROM – Wonen, Werken en Integratie.
Muehlebach, A. (2017). The Body of Solidarity: On Memory and Materiality in Post-Industrial Italy.
Comparative Studies in Society and History 59(1), 96-126.
Museum Amsterdam Noord (2017). 100 jaar immigratie in Noord. Uitgave van Museum Amsterdam
Noord bij de tentoonstelling 100 jaar migranten in Amsterdam-Noord, September 2017.
New York Times (2012). Once Unfashionable, Noord District of Amsterdam Gains Cachet. New York
Times, April 12, 2012.
Nijkamp, J. (2016). Counting on Creativity. The Creative Class as Antidote for Neighbourhood
Decline: The Case of Rotterdam. Doctoraatsthesis. Universiteit van Rotterdam.
Oevermann, H. & Mieg, H.A. (2015). Studying Transformations of Industrial Heritage Sites: Syn-
chronic Discourse Analysis of Heritage Conservation, Urban Development, and Architectural
Production. In H. Oevermann & H.A. Mieg (Eds.), Industrial Heritage Sites in Transformation:
Clash of Discourses (pp.12-25), New York: Routledge.
Peck, J. (2005). Struggling with the Creative. International Journal of Urban and Regional Re-
search, 29(4), 740-77.
Peck, J. (2012). Recreative City: Amsterdam, Vehicular Ideas and the Adaptive Spaces of Creativ-
ity Policy. International Journal of Urban and Regional Research 36(3), 462-85.
Pendlebury, J. (2013). Conservation Values, the Authorised Heritage Discourse and the Conserva-
tion-Planning Assemblage. International Journal of Heritage Studies 19(7), 709-27.
Putnam, R.D. (2000). Bowling Alone. The Collapse and Revival of American Community. New
York: Simon & Schuster.
Ronse, T. (2000). Trek de grachtengordel door! Vergeten Amsterdam-Noord. De Groene Amster-
dammer, 17 February 2000.
Savage, M., Bagnall, G. & Longhurst, B. (2005). Globalization and Belonging. London: Sage.
Savini, F. & Dembski, S. (2016). Manufacturing the Creative City: Symbols and politics of Amster-
dam North. Cities 55, 139-147.
Steinmetz, S. (2016). Asterdorp: een Amsterdamse geschiedenis van verhefng en vernedering.
Amsterdam: Atlas Contact.
Tonkens, E. (2014). Vijf misvattingen over de participatiesamenleving. Afscheidsrede uitgespro-
ken op 1 mei 2014, Universiteit van Amsterdam.
Tonkens, E. & de Wilde, M. (Eds.) (2013). Als meedoen pijn doet. Affectief burgerschap in de
wijk. Amsterdam: Van Gennep.
Trommel, W. (2015). Vrij van neoliberale dwang. In R. Cuperus & M. Huurenkam (Eds.), Omstreden
vrijheid (pp.91-112). Amsterdam: Van Gennep.
Uitermark, J. (2003). ‘Social Mixing’ and the Management of Disadvantaged Neighbourhoods: The
Dutch Policy of Urban Restructuring Revisited. Urban Studies 40(3), 531-549.
Uitermark, J. (2014). Integration and Control: The Governing of Urban Marginality in Western
Europe. International Journal of Urban and Regional Research, 38(4), 1418-36.
Van Ankeren, M., Tonkens, E. H. & Verhoeven, I. (2010). Bewonersinitiatieven in de krachtwijken
van Amsterdam: een verkennende studie. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam/ Universi-
teit van Amsterdam.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3 285
Stedelijke regeneratie in Amsterdam-Noord
Van de Port, M.P J. & Meyer, B. (Eds.) (2018). Sense & Essence: Heritage and the Cultural Produc-
tion of the Real. London: Berghahn.
Van den Berg, H. (2010). Bijdrage ANGSAW [Amsterdam Noord Groene Stad aan het Water]. Amster-
dam, Storkterrein: TU-symposium “Beelden voor een ongedeelde stad”, 20 september 2010.
Van den Berg, M. (2017). Gender in the Post-Fordist Urban: The Gender Revolution in Planning
and Public Policy. London/New York: Palgrave MacMillan.
Van de Wijdeveen, T. & Hendrik, F. (2010). Burgerschap in de doe-democratie. Den Haag: Nicis
Instituut.
Van Gent, W.P.C., Musterd, S. & Ostendorf, W.J.M. (2009). Bridging the Social Divide? Reections
on Current Dutch Neighbourhood Policy. Journal of Housing and the Built Environment 24,
357-68.
Van Ham, M., Manley, D., Bailey, N., Simpson, L. & Maclennan, D. (Eds.) (2012). Neighbourhood
Effects Research: New Perspectives. Dordrecht: Springer.
Van Kempen, R. & Priemus, H. (2002). Revolution in Social Housing in the Netherlands: Possible
Effects of New Housing Policies. Urban Studies 39(2), 237-253.
Veldboer, L. & Kleinhans, R. (2006). De gemengde wijk: living together apart. In J.W. Duyvendak
& L. Veldboer (Eds.), Meeting Point Nederland. Over samenlevingsopbouw, multiculturaliteit
en sociale cohesive (pp. 51-74). Amsterdam: Boom.
Wekker, F. (2017). Top-down Community Building and the Politics of Inclusion. London, New York:
Palgrave Macmillan.
Welschen, S. (2014). Europe’s White Working Class Communities. Amsterdam. New York: Open
Society Foundations.
WRR (2005). Vertrouwen in de buurt. Wetenschappelijke Raad voor het Regerinsgbeleid. Amster-
dam: Amsterdam University Press.
Yanow, D. (1996). How Does a Policy Mean? Interpreting Policy and Organizational Actions. Wash-
ington, DC: Georgetown University Press.
Zukin, S. (1995). The Cultures of Cities. Malden and Oxford: Blackwell Publishing.
Zukin, S. (2010). Naked City: The Death and Life of Authentic Urban Places. Oxford: Oxford Uni-
versity Press.
Sociologos Jaargang 2018 − Volume 39 − Nummer 3
286
Linda van de Kamp
Abstract
In the context of debates on the role of culture in the development of cities, I dis-
cuss how the emphasis on creativity and the ‘creative class’ in the regeneration of
urban neighborhoods generates a dynamic of socio-cultural heritage formation. My
analysis is based on ethnographic research in different former working-class neigh-
borhoods in Amsterdam North, where the imagination of the industrial past and the
lives of the workers has come to play an important role in the practices of regenera-
tion. Government, welfare institutions and housing corporations
have been focusing on the ‘social mixing’ of the ‘working class’ and the ‘creative
middle class’ in recent years, in order to tackle different problems in the so-called
disadvantaged neighborhoods. An important method was the use of creative profes-
sionals who tried to promote positive emotions and interactions between residents
through artistic neighborhood projects that mobilized values like pride, authentic-
ity and diversity on the basis of cultural characterizations of Northerners. During
those projects, stereotypical images came about as well as apparent contradictions
between ‘old North’ and ‘new North’ – the ‘working class’ versus the ‘middle class’,
which contributed to practices and feelings of inclusion and exclusion.
Keywords
post-industrial, creativity, heritage, regeneration, Amsterdam
Erkenning
Het onderzoek waarop dit artikel is gebaseerd is mede tot stand gekomen door een
VENI-subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek in
het kader van het onderzoeksproject ‘Yoga, Bingo and Prayer in Urban Regeneration
Areas’. Ik dank alle respondenten en participanten van harte voor hun medewerking.
De suggesties en kritische commentaren van twee anonieme reviewers stelden mij in
staat om mijn bijdrage beter uit te werken en te structureren. Ferry van Dijk, Roos
Gerritsma, Peter Mulder en Els Reijnen dank ik voor het meedenken en voor hun nut-
tige commentaar.