ArticlePDF Available

verbelen et al., 2023, vogels onder hoogspanning

Authors:

Abstract

For a long time the extent of the problem of bird mortality because of powerlines collisions was underestimated for Belgian network operator Elia. This changed in 2012 as the collaboration between Elia, Natuurpunt and Natagora was started. During the process of compiling a Belgian risk atlas, the availability of data and how to integrate them into a model were important steps in the preparatory process. Elia’s willingness to implement the use of this risk atlas in its business operations was a crucial factor in making the Belgian airspace safer for flying birds. Even though a collaboration between nature organizations and major economic players (in this case the energy distribution sector) is not immediately obvious, this is clearly the necessary step forward to take. Even though a lot of work still needs to be done, the noble effort to cooperate in this project, already led to a reduced impact on the number of powerline victims in Belgium.
Onveilig luchtruim
Elia is de beheerder van het Belgische hoogspanningsnet en beheert
een netwerk van 8.781 kilometer elektriciteitsverbindingen (36 tot
380 kV). 5.614 kilometer of zowat 64% van deze hoogspanningslijnen
loopt bovengronds. Deze luchtlijnen vormen een aanvlieggevaar voor
vogels, die vooral ’s nachts, bij schemerduister of bij mistig weer de
geleiders en aardkabel niet tijdig opmerken en ertegenaan vliegen,
vaak met fatale afloop. Maar ook bij helder weer vallen er slachtof-
fers. Vogelsterfte als gevolg van dergelijke aanvliegingen vormt een
belangrijke doodsoorzaak die door menselijk toedoen wordt veroor-
zaakt (Bernardino et al. 2018). In de Verenigde Staten wordt het aantal
‘luchtlijnslachtoffers’ op jaarbasis geschat op 8 tot 57 miljoen vogels
(Loss et al. 2014). Hiermee is dit binnen de Verenigde Staten de vierde
belangrijkste door mensen veroorzaakte doodsoorzaak bij vogels,
enkel voorafgegaan door predatie door huiskatten, raamslachtoffers
en verkeersslachtoffers (Loss et al. 2015). Volgens een recente studie
zou ook de dodentol in België aanzienlijk zijn: alleen al voor water-
vogels wordt op jaarbasis het aantal slachtoffers in ons land op ruim
600.000 vogels geschat (Paquet in prep).
Nood aan een risicoatlas
Elia besteedt al meer dan tien jaar aandacht aan deze problema-
tiek. Om uit te maken welke luchtlijnen voor welke vogelsoorten het
hoogste risico vormen, wou Elia kunnen beschikken over een risico-
atlas. Een dergelijke atlas zou dan door de netwerkbeheerder kunnen
worden aangewend als planningsinstrument, waarbij de gevaarlijk-
ste lijnen prioritair kunnen worden voorzien van markeringen om
zo de zichtbaarheid te vergroten en het aanvliegrisico voor vogels
te reduceren (Figuur 1). Bij de toekomstige uitbouw van het netwerk
van bovengrondse hoogspanningslijnen kan zo’n atlas ook proactief
worden ingezet om te bepalen in welke gebieden beter geen nieu-
we luchtlijnen zouden worden aangelegd wegens te gevaarlijk voor
vogels. Op basis van de atlas kan ook worden bepaald of en waar
bebakening bij de aanleg is aangewezen.
Risicoatlassen worden bij de bouw van infrastructuurwerken wereld-
wijd steeds vaker gebruikt, o.a. om de impact op fauna beter te kun-
nen inschatten (Allinson et al. 2020). Ook Vlaanderen heeft zo’n aantal
beleidsinstrumenten. Het bekendste is de leidraad voor risicoanalyse
Menselijke bouwwerken vormen obstakels voor vogels in de vlucht en zijn een niet onbelangrijke
doodsoorzaak: windturbines, hoogspanningsleidingen, glazen wanden, flatgebouwen, er zijn tal van
voorbeelden. In deze bijdrage gaan we dieper in op de risico’s van hoogspanningslijnen voor vogels in
Vlaanderen en een aantal mitigerende maatregelen die kunnen helpen om de mortaliteitscijfers naar
beneden te halen. Om dit te verwezenlijken werken Elia, de beheerder van het Belgische hoogspan-
ningsnet, en Natuurpunt reeds een decennium samen.
Dominique Verbelen, Jean-Yves Paquet,
Kristijn Swinnen & Olivia Geels
Op zoek naar hoogspanningsleidingsslachtoffers onder de ‘zwarte’ lijn
van Ertvelde.(© Dominique Verbelen)
Looking for powerline victims in Ertvelde (O).
VOGELS
ONDER HOOGSPANNING
Natuur.oriolus I 89/2023 (1) I44-13
die de effecten van windturbines op vogels en vleermuizen in kaart
brengt (Everaert 2015). Voorbeelden van risicoatlassen voor een elek-
triciteitsnetwerk op landelijk niveau zijn nog steeds schaars (Spanje
en Portugal: D’Amico et al. 2019, Nederland: Sierdsema et al. 2020). De
eerste versie van de Belgische risicoatlas uit 2012 was, voor zover ons
bekend, de eerste die het risico voor een heel land in kaart bracht.
Aanvliegrisico en beschermingsstatus
Maar hoe begin je aan zo’n atlas? Welke info over welke soorten
heb je nodig om een goed beeld te krijgen op het risicolandschap?
In België werden immers reeds 460 wilde vogelsoorten vastgesteld
(excl. ontsnapte of verwilderde en geïntroduceerde soorten). Lang
niet alle soorten lopen echter een even groot gevaar om tegen een
hoogspanningslijn aan te vliegen. Om te komen tot een soortselectie
die binnen België relevant is in het kader van botsingen met luchtlij-
nen, moesten een aantal stappen worden doorlopen, in lijn met de
algemene richtlijnen die gelden voor de opmaak van ‘wildlife sensiti-
vity maps’ (Allinson et al. 2020).
Vooreerst moest worden bepaald welke soorten het meeste
kans maken om tegen een hoogspanningslijn aan te vliegen.
‘Aanvlieggevoeligheid’ hangt immers af van verschillende factoren.
Grotere soorten die niet snel kunnen uitwijken. Reigers en zwa-
nen bijvoorbeeld lopen een groter aanvliegrisico dan kleinere, meer
wendbare soorten (Figuur 2).
Ook een slecht gezichtsvermogen (Martin & Shaw 2010), de vlieg-
hoogte en -snelheid, het groepsgedrag of het moment waarop de
meeste vliegbewegingen plaatsvinden, kunnen de aanvlieggevoelig-
heid mee bepalen. Dit laatste verklaart bijvoorbeeld waarom meeu-
wen vaak worden aangetroffen als draadslachtoffer. Meeuwen ver-
plaatsen zich groepsgewijs vooral in het schemerduister, ’s ochtends
en ’s avonds, pendelend tussen de foerageer- en slaapplaatsen, net
op het ogenblik dat hoogspanningslijnen minder goed zichtbaar zijn.
Hierdoor neemt de kans op aanvliegingen significant toe (Bevanger
1998) (Figuur 3).
Figuur 1. Door een luchtlijn te voorzien van markeringen wordt die beter zicht-
baar voor vogels. Er bestaan heel wat types van markeringen. Op de luchtlijn
Stevin tussen Zeebrugge (W) en Dudzele (W) werd in 2016 de aardkabel bebakend
over een afstand van 9 kilometer met grote witte en rode ‘vogelkrullen’ of
‘ varkensstaarten’. 16/12/2016.(© Elia)
By marking overhead wires they become better visible to birds. Several types of tags are
used. In 2016 the earth cable on the Stevin overhead line between Zeebrugge and Dudzele
(W) was marked with large white and red ‘bird curls’ of ‘pig tails’ over a distance of 9 km.
Figuur 2. Een groep doortrekkende Regenwulpen
Numenius phaeopus
merkt een
aardkabel op een hoogspanningslijn laattijdig op, maar slaagt er nog net in om een
botsing te voorkomen. 11/04/2022. Groot Buitenschoor (A).(© Bram Vogels)
A migrating flock of Whimbrels
Numenius phaeopus
notices the earth cable just in time to
avoid a collision.
Natuur.oriolus I 89/2023 (1) I 5 4-13
Dit geldt trouwens ook voor een aantal soorten die nachtactief zijn of
’s nachts trekken (o.a. reigers en rallen). Voor elk van de wilde vogel-
soorten die ooit in België werden vastgesteld, werd de aanvliegge-
voeligheid bepaald op basis van een uitgebreid literatuuronderzoek,
aangevuld met data over hoogspanningsleidingsslachtoffers die in
België werden geregistreerd. Enkel de soorten die regelmatig werden
geciteerd in reviews over draadslachtoffers en die geregeld ook in
België als draadslachtoffer werden gemeld, werden weerhouden voor
de verdere opbouw van de risicoatlas.
Naast de selectie op basis van intrinsieke aanvlieggevoeligheid werd
in een tweede fase ook de beschermingsstatus van elke soort mee in
rekening gebracht. Extra belang werd gehecht aan soorten die voor-
komen op de Rode Lijst van Vlaanderen (Devos et al. 2016), Wallonië
(Paquet et al. 2021) en Europa (BirdLife International 2021). Door beide
criteria (aanvlieggevoeligheid en beschermingsstatus) te combine-
ren, werden 83 soorten weerhouden voor verdere analyse. Voor een
overzicht van de weerhouden soorten verwijzen we naar Tabel S1 , bij-
lage bij Paquet et al. (2022).
Laag per laag
En dan kon het puzzelen beginnen. Welke data zijn van elk van deze
soorten digitaal beschikbaar? Werden de data gebiedsdekkend inge-
zameld? Op welke ruimtelijke schaal werden de data bekomen? En
zijn de data voldoende recent? Eens alle relevante gegevens werden
verzameld, kon de atlas worden opgebouwd, laag per laag. Een aan-
tal lagen is gebaseerd op de gegevens van langlopende monitorings-
projecten die worden gecoördineerd door het Instituut voor Natuur-
en Bosonderzoek (INBO) en Natuurpunt Studie. Het gaat hierbij o.a.
om data die (vooral door vrijwilligers) werden ingezameld tijdens de
midmaandelijkse watervogeltellingen, simultane slaapplaatstel-
lingen, ganzentellingen, onderzoek naar koloniebroedende soorten
of schaarse en zeldzame broedvogels. Voor andere lagen werd voor-
al gebruikgemaakt van gegevens uit www.waarnemingen.be, het
dataplatform dat wordt beheerd door Stichting Natuurinformatie,
Natuurpunt en Natagora. De gedetailleerde methodologie werd
beschreven in Paquet et al. (2022).
Figuur 3. Een volwassen Stormmeeuw
Larus canus
als draadslachtoffer onder een risicovolle hoogspanningslijn. 06/02/2016. Ertvelde (O).(© Yves Pieters)
An adult Common Gull
Larus canus
as a wire victim under a high-risk high-voltage line.
Natuur.oriolus I 89/2023 (1) I64-13
Risicokaarten: een proactief plannings-
instrument
Alle lagen werden in de risicoatlas verwerkt tot één kaart die het
risico op aanvliegingen weergeeft. Op deze kaart wordt gebruik-
gemaakt van een scoresysteem om het relatieve aanvliegrisico op
elke plaats (op een ruimtelijke schaal van 1x1 km) in België te kun-
nen inschatten (Figuur 4). De kaart geeft de risicoscore weer voor
heel België en deze risicoscore houdt rekening met een combinatie
van factoren zoals het aantal vliegbewegingen (bv. meer tijdens
de voor- en najaarstrek), het type vliegbewegingen (bv. vluchten
van of naar een slaapplaats), de aanwezige aantallen (bv. meer
watervogels in het winterhalfjaar), de aanwezigheid van zeldzame
soorten … Een hogere risicoscore kan betekenen dat de kans op aan-
vliegingen voor bepaalde soorten op bepaalde momenten hoger is,
maar kan ook wijzen op een verhoogde kans op aanvliegingen van
zeldzame soorten, waarbij de aanvlieging een belangrijker effect op
de natuurwaarden zou kunnen hebben. De risicokaart voor België
houdt geen rekening met de eventuele aan- of afwezigheid van
hoogspanningslijnen.
Voor België werd de eerste risicokaart afgewerkt in 2012 (Derouaux
et al. 2012) en de kaart werd geactualiseerd in 2022 (Derauoux et
al. 2020). In deze rapporten zijn ook meer details over de gebruikte
methodiek te vinden.
De kaart, die omwille van veiligheidsredenen niet publiek beschik-
baar is, kan in deze vorm worden gebruikt als een planningsinstru-
ment om de impact van nieuwe lijnen vóór aanvang van een project
zo goed mogelijk te beoordelen. Als een nieuwe luchtlijn door een
gebied met een hoge risicoscore zou worden gepland, moeten alter-
natieve routes worden gezocht. Kan dat niet, dan moeten minstens
mitigerende maatregelen worden voorzien, zoals het plaatsen van
bebakeningen. Figuur 4 toont aan dat de meest risicovolle gebieden
gesitueerd zijn in de polders (met een zwaartepunt aan de Oostkust)
(Figuur 5), de IJzervallei en het Antwerpse havengebied. Maar ook de
grote riviervalleien tekenen zich duidelijk af als gebieden met hoge
risico’s. Wetlands, meren en vijvergebieden springen ook in het oog
(met o.a. het Molsbroek (O), het Vijvergebied in Midden-Limburg (L),
het meer van Virelles (H) en de moerassen van Harchies (H)).
Wanneer aan de risicokaart de bestaande luchtlijnen van Elia wor-
den toegevoegd, leidt dit tot een nieuwe kaart die toont hoe groot het
aanvliegrisico van elk lijnsegment tussen twee pylonen is (Figuur 6).
De minimale risicoscore van alle Belgische kilometerhokken waar
een luchtlijn doorheen loopt is 0, de maximale waarde bedraagt 133.
Slechts 5,8% van alle Belgische luchtlijnen heeft een risicoscore gro-
ter dan 80 (Figuur 7). Deze risicoscore van 80 wordt aangehouden als
grens om een onderscheid te maken tussen de gevaarlijkste luchtlij-
nen (> 80) en de minder gevaarlijke luchtlijnen (≤ 80). Die gevaarlijkste
luchtlijnen zijn de lijnen die prioritair zouden moeten worden beba-
kend.
Van kaarten naar geslaagde acties
Vaak worden ‘assessment tools’ niet gebruikt om passende acties op
het terrein uit te voeren en blijft een risicoatlas een papieren docu-
ment (Schuwirth et al. 2019). Gelukkig geldt dit niet voor de Belgische
risicoatlas. Elia heeft het gebruik ervan immers sinds 2012 geïmple-
menteerd in haar bedrijfsbeleid. Enerzijds worden er bijkomend
bebakeningen opgenomen bij projecten waarbij de bouw of aanpas-
sing van hoogspanningslijnen voorzien is. Anderzijds is de bebake-
ning van de ‘zwarte’ lijnen als een actief programma opgenomen in
de duurzaamheidsdoelstellingen van Elia. Een aantal van de gevaar-
lijkste lijnen werd intussen reeds prioritair bebakend (o.a. in Brugge
Figuur 4. De risicokaart toont voor elke plaats in België de risicoscore. Die houdt
rekening met een combinatie van factoren, zoals het aantal vliegbewegingen, het
type vliegbewegingen, de aanwezige aantallen, de aanwezigheid van zeldzame
soorten … Een hogere risicoscore kan betekenen dat de kans op aanvliegingen
voor bepaalde soorten op bepaalde momenten hoog is, maar kan ook wijzen op
een verhoogde kans op aanvliegingen van zeldzame soorten, waarbij de aanvlie-
ging een belangrijker effect op de natuurwaarden zou kunnen hebben. De ‘overall
risk score’ is een theoretische score die geen rekening houdt met de aan- of afwe-
zigheid van hoogspanningslijnen.(Bron: Derouaux et al. 2020)
The risk map shows which areas in Belgium are less or more prone to make collision victims.
The risk scores take into account a combination of factors, such as the number and the
type of flight movements, the numbers of birds present, the presence of rare species, etc. A
higher risk score can mean that the chances of collisions is high at certain times for certain
species, but can also indicate the higher risk of collisions of rarer species. For the latter, col-
lisions can have a higher impact on natural values. The overall risk score is a theoretical
score that does not take into account the presence or absence of high-voltage Lines.
(Source: Derouaux et al 2020)
Figuur 5. Grote delen van de kustpolders kleuren dieprood op de risicokaart. Dit
komt vooral omdat erg veel Kleine Rietganzen
Anser brachyrhynchus
en
Kolganzen
Anser albifrons
in deze regio overwinteren. Varsenare (W).
(© Eckhart Kuijken)
Large parts of the coastal polders show as deep red on the risk map. This is mainly
because of their importance for large numbers of wintering Pink-footed Geese
Anser
brachyrhynchus
and White-fronted Geese
A. albifrons
in this region.
Natuur.oriolus I 89/2023 (1) I 7 4-13
(W), Harchies, Kallo (O), Kluizen (O), Marionville (H) en Wintam (A)).
Intussen is reeds meer dan 140 km van de lijnen met een risicoscore
hoger dan 80 voorzien van vogelbebakening.
Om na te gaan of de aangebrachte bebakening ook effectief leidt tot
minder draadslachtoffers, werd een aantal lijnen opgevolgd voor en
na de bebakening. Dit gebeurde o.a. in Noordschote (W), waar een
traject van 3.100 meter in 2019 werd voorzien van FireFly’s (Figuur 8).
Dit zijn plaatjes van 11 bij 15 cm met daarop aan elke kant twee reflec-
toren, waardoor ze ook in schemerduister zichtbaar zijn. In totaal
werden aan de ‘zwarte’ lijn van Noordschote meer dan 500 van deze
markeringen opgehangen.
De risicoscore van de kilometerhokken waar het studietraject in
Noordschote doorloopt, varieert van 96 (pyloon 1) over 106 (pylonen
2 tot 4) en 112 (pylonen 5 tot 7) tot 116 (pylonen 8 tot 12) (Figuur 9).
Het bebakende traject loopt door het Noordschotebroek en is erg in
trek bij watervogels, die hier massaal overwinteren, zeker wanneer
de IJzer buiten haar oevers treedt en de IJzerbroeken blank komen te
staan.
Op een schaal van 0 tot 133 is het duidelijk dat dit een van de
gevaarlijkere hoogspanningslijnen in België is, die dwars door het
Europees Vogelrichtlijngebied van de IJzervallei loopt. Voorafgaand
aan de bebakening werd het ganse traject in 2018 (tussen 04/03
en 07/04/2018) elf keer afgezocht op draadslachtoffers. Dit lever-
de 113 slachtoffers op, met o.a. Bokje Lymnocryptes minimus (1),
Goudplevier Pluvialis apricaria (1), Kemphaan Calidris pugnax (1),
Kievit Vanellus vanellus (18), Kleine Rietgans Anser brachyrhynchus (1)
en Toendrarietgans A. serrirostris (1) (Figuur 10) (Verbelen et al. 2018).
Na bebakening werd de lijn in 2021 opnieuw opgevolgd (met dezelfde
zoekfrequentie, in dezelfde periode) en was het aantal draadslachtof-
fers (afhankelijk van de soort) gedaald met 75% tot 95%: een indruk-
wekkend resultaat dat Elia overtuigde om de komende jaren nog ver-
der in te zetten op bebakeningen (Verbelen & Swinnen 2021).
Figuur 6. Deze kaart toont alle hoogspanningslijnen van het bovengronds net-
werk van Elia. Met kleurcodes wordt aangegeven hoe groot het aanvliegrisico van
elk lijnsegment is. De gevaarlijkste lijnen situeren zich vooral in of nabij watervo-
gelrijke gebieden.(Bron: Derouaux et al. 2020)
All the Belgian high-voltage lines within Elia’s overhead network. Colour codes indicate the
collision risk for each line segment. The most dangerous Lines are mainly located in or
near important waterfowl-areas. (Source: Derouaux et al 2020)
Figuur 7. Verdeling van de (gegroepeerde) risicoscores van het volledige boven-
grondse netwerk van hoogspanningsleidingen in België. Slechts 5,8% heeft een
risicoscore hoger dan 80. Dit zijn de meest gevaarlijke lijnen, ook wel bekend als
‘zwarte’ lijnen, omwille van het hoge risico.(Bron: Derouaux et al. 2020)
Distribution of (grouped) risk scores of the entire network of overhead high-voltage lines
in Belgium. Only 5,8% have a risk score higher than 80. These are the most dangerous
lines and represent the so-called ‘black-lines’ due to their high collision risk. (Source:
Derouaux et al 2020)
Figuur 8. Het bevestigen van markeringen is logistiek vaak een uitdaging. In
Noordschote (W) werd gebruikgemaakt van een hoogtewerker. 04/10/2019.
(© Elia)
Attaching earth-line markers is a logistical challenge. In Noordschote this impres-
sive aerial work platform was used.
Figuur 9. Situering van het traject van een hoogspanningslijn in Noordschote die
in 2019 werd bebakend.
Location of the high-voltage transect in Noordschote (W) that was marked in 2019.
Natuur.oriolus I 89/2023 (1) I84-13
De resultaten zijn helaas niet altijd even positief. In enkele gevallen
kon na het aanbrengen van bebakeningen geen daling van het aan-
tal draadslachtoffers worden vastgesteld. Dat was o.a. het geval in
Ertvelde, waar enkel de geleiders en niet de dunnere en dus minder
zichtbare aardkabels werden bebakend (Verbelen & Swinnen 2022a).
Op een andere locatie in Malle werd geopteerd om kleine enkele
vogelkrullen i.p.v. grotere dubbele vogelkrullen te plaatsen. Ook hier
kon na de bebakening geen daling van het aantal draadslachtoffers
worden vastgesteld (Verbelen & Swinnen 2022b).
Vinger aan de pols
Naast de gestandaardiseerde monitoringsprojecten die worden uit-
gevoerd in opdracht van Elia, worden waarnemers ook gestimuleerd
om losse gegevens van hoogspanningsleidingsslachtoffers te rappor-
teren. Hiervoor werd in 2015 in www.waarnemingen.be een nieuwe
aanklikoptie aangemaakt: in het drop-down menu van het veld ‘acti-
viteit’ werd de optie ‘slachtoffer hoogspanningsleiding’ toegevoegd
(Figuur 11). Deze optie werd aan vrijwilligers en vogelwerkgroe-
pen gecommuniceerd via digitale flitsen, regionale mailinglijsten,
Facebookpagina’s, Natuurberichten en voordrachten. Dit heeft een
aantal waarnemers ertoe aangezet om naar draadslachtoffers uit te
kijken of om oude, historische waarnemingen met terugwerkende
kracht in te voeren.
In totaal werden (dd. 30/11/2022) in www.waarnemingen.be reeds
1.597 verschillende draadslachtoffers geregistreerd (excl. dubbelmel-
dingen). 1.497 exemplaren konden tot op soort worden gedetermi-
neerd, voor honderd vogels kon de soortspecifieke determinatie niet
worden achterhaald. In totaal werden 960 draadslachtoffers gevon-
den tijdens gerichte zoekacties (doorgaans in opdracht van Elia, als
resultaat van een gestandaardiseerde monitoring); 637 vogels wer-
den ingevoerd als losse waarneming, steeds door vrijwilligers die toe-
vallig een draadslachtoffer vonden. De Belgische dataset van hoog-
spanningsleidingsslachtoffers bevat gegevens van 101 soorten (incl.
ontsnapte of verwilderde en geïntroduceerde soorten). Tabel 1 geeft
de top 20 weer van de soorten die het vaakst werden ingevoerd.
Figuur 10. Toendrarietgans
Anser serrirostris,
gevonden als draadslachtoffer onder de ‘zwarte’ lijn van Noordschote (W). 14/03/2018.(© Dominique Verbelen)
Tundra Bean Goose
Anser serrirostris
as a wire victim under the ‘black line’ at Noordschote (W).
Figuur 11. In het invoerscherm van www.waarnemingen.be staat in het veld ‘acti-
viteit’ ook de optie om hoogspanningsleidingsslachtoffers te registreren.
(Bron: www.waarnemingen.be).
In the input screen of waarnemingen.be the field ‘activity’ offers the option ‘overhead
wire victim’ to be selected. (Source: www.waarnemingen.be)
Natuur.oriolus I 89/2023 (1) I 9 4-13
Figuur 12. Holenduif
Columba oenas.
31/01/2022. Doel (O).(© René Maes)
Restanten van duiven worden regelmatig aangetroffen onder hoogspanningslijnen. Vaak gaat
het enkel om veren, maar regelmatig worden ook integrale karkassen aangetroffen met typi-
sche aanvliegwonden op de borstkas. Als enkel veren worden aangetroffen, moeten minstens
tien veren op minder dan een vierkante meter worden gevonden om te worden weerhouden als
hoogspanningsleidingsslachtoffer.
Stock Dove
Columba oenas.
Remains of pigeons are regularly found under power Lines.
Often only feathers are involved, but also complete carcasses are found with chest-
wounds. To be withheld as a powerline victim, at least ten loose feathers within 1m2 had to
be found.
Soort Wetenschappelijke
naam
Aantal % van totaal aantal
Houtduif Columba palumbus 282 1 7,7
Kokmeeuw Chroicocephalus
ridibundus
175 11,0
Stadsduif Columba livia forma
domestica
168 10,5
Vogel onbekend Aves indet. 78 4,9
Stormmeeuw Larus canus 73 4,6
Kievit Vanellus vanellus 64 4,0
Zilvermeeuw Larus argentatus 52 3,3
Grauwe Gans Anser anser 45 2,8
Wilde Eend Anas platyrhynchos 44 2,8
Spreeuw Sturnus vulgaris 32 2,0
Knobbelzwaan Cygnus olor 31 1,9
Meerkoet Fulica atra 29 1 ,8
Blauwe Reiger Ardea cinerea 25 1,6
Wintertaling Anas crecca 24 1 ,5
Houtsnip Scolopax rusticola 22 1,4
Kolgans Anser albifrons 21 1,3
Holenduif Columba oenas 20 1,3
Zwarte Kraai Corvus corone 19 1 ,2
Grote Canadese Gans Branta canadensis 18 1,1
Fazant Phasianus colchicus 16 1,0
Soort Wetenschappelijke
naam
# RL-categorie
Vlaanderen
RL-categorie
Wallonië
Grote Zilverreiger Ardea alba 7 Niet geëvalueerd
Ooievaar Ciconia ciconia 7 Bedreigd Niet geëvalueerd
Waterral Rallus aquaticus 7 Bijna in gevaar
Roerdomp Botaurus stellaris 5 Ernstig bedreigd Ernstig bedreigd
Zwartkop-
meeuw
Ichthyaetus melano-
cephalus
5 Kwetsbaar
Bokje Lymnocryptes minimus 3
Oehoe Bubo bubo 3 Kwetsbaar
Woudaap Ixobrychus minutus 3 Bedreigd Ernstig bedreigd
Beflijster Turdus torquatus 2 Ernstig bedreigd
Geoorde Fuut Podiceps nigricollis 2 Bedreigd Bijna in gevaar
Lepelaar Platalea leucorodia 2 Ernstig bedreigd
Porseleinhoen Porzana porzana 2 Ernstig bedreigd Niet geëvalueerd
Griel Burhinus oedicnemus 1
Kleinste Jager Stercorarius longicaudus 1
Kraanvogel Grus grus 1
Purperreiger Ardea purpurea 1
Slechtvalk Falco peregrinus 1 Bedreigd Kwetsbaar
Velduil Asio flammeus 1
Zomertaling Spatula querquedula 1 Bedreigd Ernstig bedreigd
Zwarte Specht Dryocopus martius 1 Bijna in gevaar
Tabel 1. Aantal exemplaren dat van elke soort als draadslachtoffer werd inge-
voerd in www.waarnemingen.be. Per soort wordt weergegeven hoe dit aantal zich
verhoudt t.o.v. alle 1.579 ingevoerde draadslachtoffers.
Number of individuals per species reported in Belgium as a wire victim in the database of
www.waarnemingen.be. For each species the ratio compared to the total number of wire
victims is given.
Tabel 2. Een selectie van zeldzame(re) soorten die als hoogspanningsleidings-
slachtoffer werden ingevoerd in www.waarnemingen.be, met opgave van de Rode
Lijstcategorie (als broedvogel) voor Vlaanderen en Wallonië.
A selection of rare(r) species that were reported as powerline victims in www.waarnemin-
gen.be, stating the Red List category (as breeding bird) for Flanders and Wallonia.
Duiven Columbidae werden met 471 individuen (29,5% van alle
ingevoerde draadslachtoffers) het vaakst gerapporteerd. Houtduif
Columba palumbus (282) en Stadsduif C. livia forma domestica (168)
werden het vaakst gemeld, maar ook Holenduif C. oenas (20) (Figuur
12) en Turkse Tortel Streptopelia decaocto (1) werden geregistreerd.
Meeuwen Laridae zijn met 320 ex. ook goed vertegenwoordigd,
op een totaal van 1.595 slachtoffers is dit 20,1%. Naast Kokmeeuw
Croicocephalus ridibundus (175), Stormmeeuw Larus canus (73) en
Zilvermeeuw L. argentatus (52) werden ook Kleine Mantelmeeuw L.
fuscus (9), Zwartkopmeeuw Ichtyaetus melanocephalus (5), Grote
Mantelmeeuw L. marinus (1), Pontische Meeuw L. cachinnans (1) en
enkele niet tot op soort gedetermineerde meeuwen (4) ingevoerd.
Duiven en meeuwen zijn samen goed voor 50% van alle ingevoerde
waarnemingen.
… en nu en dan een zeldzaamheid
De dataset bevat verrassend veel gegevens van minder algemene
soorten (Tabel 2). Mogelijk is dit het gevolg van een bias bij de waar-
nemers: ze zijn immers vaak sneller geneigd om zeldzamere soorten
te melden dan algemenere. Een blik op de data geeft min of meer een
idee van hoe breed het gamma wel is van soorten dat tegen hoog-
spanningslijnen kan aanvliegen. En zeker bij zeldzame soorten kan
de impact op lokaal populatieniveau betekenisvol zijn (Figuur13).
Natuur.oriolus I 89/2023 (1) I10 4-13
Life Safelines4Birds
De opmaak van de risicoatlas, de samenwerking tussen Elia,
Natuurpunt en Natagora, de manier waarop Elia gebruikmaakt van
de atlas als planningstool om de meest risicovolle lijnen prioritair
te bebakenen en de wijze waarop vrijwilligers mee de problema-
tiek van draadslachtoffers in kaart brengen, hebben ertoe geleid dat
Natuurpunt in 2020 werd uitgenodigd door de Franse Ligue Pour la
Protection des Oiseaux (LPO) om in een Europees Life-project te stap-
pen, samen met Elia, Natagora en vele andere partners uit Duitsland,
Frankrijk, Portugal en de Verenigde Staten.
Intussen werd het project ingediend en goedgekeurd door de
Europese Commissie. Life SafeLines4Birds ging van start op 01/01/2023
voor de duur van zes jaar. Het is een ambitieus project waarbij vooral
zal worden gezocht hoe het bovengrondse elektriciteitsnetwerk vei-
liger kan worden gemaakt voor vogels. Het project focust op dertien
prioritaire soorten: in België zal vooral worden gewerkt rond Ooievaar
Ciconia ciconia, Zwarte Ooievaar Ciconia nigra, Houtsnip Scolopax rus-
ticola, Wulp Numenius arquata en Kievit Vanellus vanellus. Een van
de doelstellingen is alvast om het aanvliegrisico van deze doelsoor-
ten te verlagen. Hiervoor zal worden onderzocht hoe de bestaande
bebakening kan worden geoptimaliseerd. Er zal ook worden gekeken
of bakens op een efficiëntere (snellere, goedkopere, veiligere) manier
kunnen worden aangebracht (bv. met drones) (Figuur 14). Het aan-
brengen van bebakening door middel van drones werd in België voor
een eerste keer uitgetest in 2022 en in Life Safelines4Birds zal o.a.
worden onderzocht hoe deze bebakeningsmethode verder kan wor-
den geoptimaliseerd.
Daarnaast zullen ook nieuwe technieken worden uitgetest waar-
bij hoogspanningslijnen met ultraviolet licht worden beschenen
(Figuur 15). Deze ACAS-techniek (Avian Collision Avoidance System)
werd reeds gebruikt in de Verenigde Staten en is er vooral op gericht
om luchtlijnen ook ’s nachts beter zichtbaar te maken voor aanvlieg-
gevoelige soorten. Deze techniek resulteerde bij een experiment in de
VS in een daling van 98% aanvliegingen door Canadese Kraanvogels
Antigone canadensis. De tests die in het kader van Life SafeLines4Birds
zullen worden uitgevoerd hebben tot doel om het aantal hoogspan-
ningsleidingsslachtoffers van soorten die vooral in schemerduister
en ’s nachts vliegen, drastisch te verlagen. In België zal o.a. worden
onderzocht hoe Houtsnippen reageren op deze ultraviolette lucht-
lijnen. Risicovolle lijnen zullen worden voorzien van verschillende
types van bebakeningen waarbij met camera’s 24/7 zal worden gere-
gistreerd of en hoe vogels hun aanvliegroute aanpassen door de aan-
Figuur 13. Kleine Zwaan
Cygnus columbianus bewickii
met gebroken vleugel. De vogel werd overgebracht naar een Opvangcentrum voor vogels en wilde dieren (VOC).
08/10/2019. Kallo (O)(© Lamien Verstraete)
Bewick's Swan
Cygnus columbianus bewickii
with a broken wing at Kallo (O).
Natuur.oriolus I 89/2023 (1) I 11 4-13
gebrachte bebakening. Zo zal de efficiëntie van verschillende types
van bebakeningen kunnen worden achterhaald en zal worden onder-
zocht hoe elk type nog verder kan worden geoptimaliseerd.
Bij de uitvoering van dit Life-project zal de risicoatlas een belangrijke
rol spelen, zowel bij het bepalen van testlocaties als bij de bebake-
ningsplanning van Elia, die tijdens het project 20 kilometer risicovolle
lijnen zal voorzien van ca. 1.800 bakens. Bovendien wil men met het
Life-project ook meer gegevens rond hoogspanningsleidingsslacht-
offers inzamelen. Hiervoor zal in Frankrijk een nieuw registratiesys-
teem worden ontwikkeld, terwijl in België zal worden ingezet op de
verdere promotie van de mogelijkheid om draadslachtoffers in te
voeren in www.waarnemingen.be.
Figuur 14. Door FireFly’s aan te brengen met drones kan er veel efficiënter en
goedkoper worden gewerkt, zeker in moeilijk toegankelijk terrein (bv. in berg-
gebieden of boven waterpartijen).(© Wolfgang Bartke/Bartke Kennzeichnungssysteme)
By applying FireFly’s with drones interventions can be done in a less expensive and more
efficient way, especially in difficult-to-access terrain (e.g. in mountainous areas or above
water).
Figuur 15. Ultraviolette markeringen moeten luchtlijnen ’s nachts beter zichtbaar
maken. Het ultraviolette licht is niet zichtbaar voor de mens, dit is dus een simula-
tie van wat de vogel ziet.(© EDM International)
Ultraviolet markers should make powerlines better visible at night. Ultraviolet light is not
visible to humans, this is a simulation of what a bird sees.
Dankwoord
We danken iedereen die in de voorbije jaren zijn of haar steentje heeft bij-
gedragen aan het in kaart brengen van deze problematiek. In het bijzon-
der bedanken we alle waarnemers en vrijwillige projectmedewerkers.
Daarnaast bedanken we iedereen die, al dan niet in een professionele
hoedanigheid, mee blijft zoeken naar mogelijkheden om van het lucht-
ruim een veiligere plaats te maken voor vogels. We danken de Europese
Unie voor het financieren van het Life-project SAFELINES4BIRDS.
Auteurs: Dominique Verbelen (Natuurpunt), Jean-Yves Paquet
(Natagora), Kristijn Swinnen (Natuurpunt), Olivia Geels (Elia)
Contact: Dominique Verbelen (dominique.verbelen@natuurpunt.be)
Referenties
Allinson T., Jobson B., Crowe O., Lammerant J., Van Den Bossche W. & Badoz L. 2020. The wild-
life sensitivity mapping manual: Practical guidance for renewable energy planning in the
European Union. Final report for the European Commission (DG ENV).
Bernardino J., Bevanger K., Barrientos R., Dwyer J., Marques A., Martins R. et al. 2018. Bird
collisions with power lines: State of the art and priority areas for research. Biological
Conservation 222: 1-13.
Bevanger K. 1998. Biological and conservation aspects of bird mortality caused by electricity
power lines: A review. Biological Conservation 86(1): 67-76.
Derouaux A., Everaert J., Brackx N., Driessens G., Martin G.A. & Paquet J.Y. 2012. Reducing bird
mortality caused by high- and very high-voltage power lines in Belgium, final report. Elia
and Aves-Natagora.
Derouaux A., Verbelen D., Devos K. & Paquet J-Y. 2020. Reducing the risk of bird collisions with
high-voltage power lines in Belgium through sensitivity mapping: 2020 update, final
report. Elia, Natagora and Natuurpunt.
Devos K., Anselin A., Driessens G., Herremans M., Onkelinx T., Spanoghe G. et al. 2016 De IUCN
Rode Lijst van de broedvogels in Vlaanderen (2016). Rapporten van het Instituut voor
Natuur- en Bosonderzoek.
D’Amico M., Martins R.C., Álvarez-Martínez J.M., Porto M., Barrientos R. & Moreira F. 2019 Bird
collisions with power lines: Prioritizing species and areas by estimating potential populati-
on-level impacts. Diversity & Distributions 25(6): 975-982.
Everaert J. 2015. Effecten van windturbines op vogels en vleermuizen in Vlaanderen.
Leidraad voor risicoanalyse en monitoring. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en
Bosonderzoek 2015 (INBO.R.2015.6498022).
Loss S.R., Will T. & Marra P.P. 2014. Refining estimates of bird collision and electrocution morta-
lity at power lines in the United States.
Loss S.R., Will T. & Marra P.P. 2015. Direct mortality of birds from anthropogenic causes. Annual
Review of Ecology, Evolution and Systematics 46: 99-120
Martin G.R. & Shaw J.M. 2010. Bird collisions with power lines: Failing to see the way ahead?
Biological Conservation 143(11): 2695–2702
Paquet J.Y. 2022. Relations entre le score de risque théorique d’une ligne à haute tension et
la mortalité effective des oiseaux. Commande 48151417/2020 Elia Transmission Belgium.
Estimation de l’impact des lignes existantes sur la mortalité et mise en relation avec le
score de risque de ces lignes.
Paquet J.Y., Swinnen K., Derouaux A., Devos K. & Verbelen D. 2022. Sensitivity mapping
informs mitigation of bird mortality by collision with high-voltage power lines. Nature
Conservation 47: 215-233.
Prinsen H.A.M., Boere G.C., Píres N. & Smallie J.J. 2011. Review of the conflict between migratory
birds and electricity power grids in the African-Eurasian region. CMS Technical Series No.
UNEP/CMS/Conf.10.29.Rev.2, AEWA Technical Series NO. UNEP/AEWA/StCInf.7.9, Bonn.
Schuwirth N., Borgwardt F., Domisch S., Friedrichs M., Kattwinkel M., Kneis D. et al. 2019 How
to make ecological models useful for environmental management. Ecological Modelling
411: 108784.
Sierdsema H., Foppen R., Kampichler C. & van den Bremer L. 2020. Prioritering van locaties voor
draadmarkeringen in hoogspanningsverbindingen op basis van aanvaringsrisico’s van
vogels.
Sovon-rapport 2020/82. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
Verbelen D. & Swinnen K., 2018. Vogels onder hoogspanning in België. Monitoring van
hoogspanningsleidingsslachtoffers onder de ‘zwarte’ lijn van Noordschote. Rapport
Natuurpunt Studie 2018/15.
Verbelen D., Bovens W. & Swinnen K., 2021. Vogels onder hoogspanning in België. Monitoring
van hoogspanningsleidingsslachtoffers onder de (voormalige) ‘zwarte’ lijn van
Noordschote (T+1). Rapport Natuurpunt Studie 2021/17.
Verbelen D. & Swinnen K., 2022a. Vogels onder hoogspanning in België. Monitoring van
hoogspanningsleidingsslachtoffers onder de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde (T+1). Rapport
Natuurpunt Studie 2022/23.
Verbelen D. & Swinnen K., 2022b. Vogels onder hoogspanning in België. Monitoring van
hoogspanningsleidingsslachtoffers onder de ‘zwarte’ 150 kV-lijn van Malle (T+1). Rapport
Natuurpunt Studie 2022/31.
Natuur.oriolus I 89/2023 (1) I12 4-13
SAMENVATTING
Summary - Résumé
De problematiek van aanvliegingen met hoogspanningslijnen
bleef bij de Belgische netwerkbeheerder Elia lange tijd onder
de radar. In 2012 kwam daar verandering in en werd de samen-
werking tussen Elia, Natuurpunt en Natagora opgestart. Bij de
opmaak van de risicoatlas was de beschikbaarheid van data
en de kennis om deze te integreren in een model van belang.
Maar ook de bereidheid van Elia om het gebruik van deze atlas
te implementeren in haar bedrijfsvoering was een cruciaal
gegeven om het Belgische luchtruim veiliger te maken voor
vliegende vogels. Ook al ligt de samenwerking tussen natuur-
verenigingen en grote, economische spelers (in dit geval uit de
sector van energietransport) niet meteen voor de hand, toch is
dit de enige weg vooruit. Wat we samen doen, doen we beter,
al vergt het wel een vertrouwenssprong om zo’n samenwer-
king tussen partijen uit verschillende werkvelden aan te gaan.
Durven samenwerken heeft in dit project alvast geleid tot een
verlaagde impact op het aantal hoogspanningsleidingsslacht-
offers in het Belgische luchtruim, al zal er nog heel wat werk
moeten worden verzet vooraleer deze door mensen veroor-
zaakte doodsoorzaak in België significant zal zijn gedaald.
Birds under high-voltage
For a long time the extent of the problem of bird mortality because of
powerlines collisions was underestimated for Belgian network operator
Elia. This changed in 2012 as the collaboration between Elia, Natuurpunt
and Natagora was started. During the process of compiling a Belgian
risk atlas, the availability of data and how to integrate them into a
model were important steps in the preparatory process. Elia’s willing-
ness to implement the use of this risk atlas in its business operations
was a crucial factor in making the Belgian airspace safer for flying birds.
Even though a collaboration between nature organizations and major
economic players (in this case the energy distribution sector) is not
immediately obvious, this is clearly the necessary step forward to take.
Even though a lot of work still needs to be done, the noble effort to co-
operate in this project, already led to a reduced impact on the number of
powerline victims in Belgium.
Oiseaux sous haute tension
Pendant longtemps le problème de l'approche des lignes à haute ten-
sion est resté sous le radar d'Elia, le gestionnaire de réseau du trans-
port d'électricité. Cela a changé en 2012 et la collaboration entre Elia,
Natuurpunt et Natagora a commencé. Lors de l'élaboration de l'atlas des
risques, la disponibilité des données et les connaissances pour les intégr-
er dans un modèle étaient importantes. Mais la volonté d'Elia de mettre
en œuvre l'utilisation de cet atlas dans ses opérations commerciales a
également été un facteur crucial pour rendre l'espace aérien belge plus
sûr pour les oiseaux circulant dans l'air. Même si la coopération entre les
associations de protection de la nature et les grands acteurs économ-
iques (en l'occurrence du secteur de la distribution d'énergie) n'est
pas immédiatement évidente, c'est la seule voie à suivre. Ce que nous
faisons ensemble, nous le faisons mieux, même s'il faut un acte de foi
pour entrer dans une telle collaboration entre des parties de différents
domaines. Oser coopérer à ce projet a déjà permis de réduire l'impact sur
le nombre de victimes de câbles à haute tension dans l'espace aérien
belge, même s'il reste encore beaucoup de travail à faire avant que cette
cause de mortalité en Belgique ait diminué de manière significative.
Vrouwtje Wilde Eend
Anas platyrhynchos
met getorste vleugel. 30/03/2022.
Doel (O).(© Dominique Verbelen).
Female Mallard
Anas platyrhynchos
with twisted wing.
Natuur.oriolus I 89/2023 (1) I 13 4-13
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
Negative Results
Full-text available
Monitoring of collision victims on a high voltage power line in Ertvelde (Belgium). Due to the way the (small) birdcurls were attached (only on the highest conducting cable, not on the guarding cable), more victims were counted after the bird deterrent devices were attached compared to the situation before the devices were attached.
Article
Full-text available
Mapping the relative risk of impact on nature by a human infrastructure at a landscape scale (“sensitivity mapping”) is an essential tool for minimising the future impact of new development or for prioritising mitigation of existing impacts. High-voltage power lines (“transmission lines”) are known to increase bird mortality by collision. Here we present a method to derive a high resolution map of relative risk of transmission line impacts across one entire country, Belgium, from existing bird distribution data. First, all the bird species observed in Belgium were systematically assessed using literature and casualty records to select those to be included in the sensitivity map. Species were selected on the basis of their intrinsic susceptibility to collision and the conservation relevance of avoiding additional mortality for that species in Belgium. Each of the selected species was included in one or several spatial layer constructed from existing data, emerging from citizen science bird monitoring schemes. The resulting 17 layers were then combined into one final sensitivity map, where a “risk score” estimates the relative collision risk across Belgium at a 1×1 km resolution. This risk score is relatively robust to the subtraction of any of the 17 layers. The map identifies areas where building new transmission lines would create high risk of collision and, if overlapped with existing power lines, helps to prioritise spans where mitigation measures should be placed. Wetlands and river valleys stand out as the most potentially dangerous areas for collision with transmission lines. This sensitivity map could be regularly updated with new bird data or adapted to other countries where similar bird data are available.
Technical Report
Full-text available
This report presents a sensitivity mapping of bird collision risk with power lines. This study combined recent bird data accumulated from various sources to produce a comprehensive reassessment of, and map, the risk of bird collisions with power lines across Belgium. The end product is a scoring of the high-voltage line segments according to the risk of collision with sensitive species, in order to help Transmission System Operator to prioritise mitigation measure equipment.
Article
Full-text available
Understanding and predicting the ecological consequences of different management alternatives is becoming increasingly important to support environmental management decisions. Ecological models could contribute to such predictions, but in the past this was often not the case. Ecological models are often developed within research projects but are rarely used for practical applications. In this synthesis paper, we discuss how to strengthen the role of ecological modeling in supporting environmental management decisions with a focus on methodological aspects. We address mainly ecological modellers but also potential users of modeling results. Various modeling approaches can be used to predict the response of ecosystems to anthropogenic interventions, including mechanistic models, statistical models, and machine learning approaches. Regardless of the chosen approach, we outline how to better align the modeling to the decision making process, and identify six requirements that we believe are important to increase the usefulness of ecological models for management support, especially if management decisions need to be justified to the public. These cover: (i) a mechanistic understanding regarding causality, (ii) alignment of model input and output with the management decision, (iii) appropriate spatial and temporal resolutions, (iv) uncertainty quantification, (v) sufficient predictive performance, and (vi) transparent communication. We discuss challenges and synthesize suggestions for addressing these points.
Article
Full-text available
Aim Power lines can represent an important source of bird mortality through collision. The identification of more susceptible species, in terms of expected population‐level impacts, requires detailed biological and mortality information that is often difficult to obtain. Here, we propose a species prioritization method based on relatively easily accessed information, aimed to identify both species and areas with the potentially highest extinction risk due to collision with power lines. Location As a case study, we applied this method to the communities of resident breeding birds of Spain and Portugal. Methods For each considered species, the method takes into account the morpho‐behavioural susceptibility to collision with power lines, the susceptibility to extinction and the spatial exposure to collision with power lines. Results Our method highlighted that the most susceptible species were large, long‐lived and slow‐reproducing birds, often habitat specialists with hazardous behavioural traits (especially flight height and flocking flight), with high spatial exposure to collision risk with power lines and unfavourable conservation status. Based on the distribution ranges of these species, we produced a map of hotspots for extinction risk due to collision of such priority species for each country. These areas should be considered a priority for the implementation of mitigation measures including route planning and wire marking. Main conclusions Overall, the proposed method can be applied to any bird community in any geographic area of the world where information on power‐line distribution and published information on species traits, distribution and conservation status is available, generating valuable lists of both priority species and areas in which collision risk with power lines can potentially produce local or even global extinctions.
Technical Report
Full-text available
High- and very-high-voltage power lines have been identified as a major human-induced source of mortality for birds. When birds fly in large groups, or in poor visibility conditions, they can collide with these structures, in some instances in sufficiently large numbers to raise concern. Several international agreements on nature conservation acknowledge this important issue. In answer to this concern, Elia, as the power transmission system operator in Belgium, intends to identify its own overhead power lines that present a serious collision risk for birds. The main objective of this project is to map collision-prone power lines in Belgium and to classify existing power lines according to their “dangerousness” in this regard. This report’s priority classification of power lines should ultimately be seen as an answer to the following question: “Given present-day knowledge of bird distribution and relative sensitivity to collision mortality, what are the most dangerous power-line sections, i.e. those where the mitigation of collision risk should be focused as a priority?” It is neither a substitute for a proper Environmental Impact Assessment nor a mitigation plan in itself. As a first step, a list of collision-sensitive bird species in Belgium was compiled on the basis of a review of the literature, casualty records and expert judgment. Not only “collision risk” itself was taken into account, but also the “conservation value” of each species and the probable population impact of additional mortality. In a second step, this list was used to define four coherent bird species groups of interest, in order to facilitate and organize the mapping work. These groups are the waterbirds (for which numerous data are available at site level), rare breeding birds (for which good data are also available in both Wallonia and Flanders), which migrate in large numbers (the mapping exercise was more difficult for them, because migration is to a considerable extent geographically spread across Belgium, with no clear migrant funnel) and widespread breeding bird species (for which relative density maps need to be built because they are not associated with specific sites or locations). In a third step, up-to-date knowledge of bird distribution in Belgium was used to create maps for each of the coherent bird species groups. Numerous sources of data were used: wintering waterbird counts, roost and colony counts, breeding bird atlases and observations from datarecording portals. Spatial modelling was applied to obtain high-resolution maps of widespread species and help define the best staging area for some other species. A “collision risk score” was defined for each of the geographical zones delimited on the maps, or based on the distance from important bird areas. The combination of the maps, with the aid of this scoring system, allows the classification of all power-line masts according to their associated collision risk for birds. Most of the more dangerous power lines are located in areas with major concentrations of waterbirds occur: the polders area, the wetlands in the vicinity of the Port of Antwerp and some river valleys (Yser, Meuse, Haine). About 3.4% of the network can be considered “high priority” for mitigation. A technical chapter describes the available mitigation tools. In the case of existing power lines, a cost-effective manner to decrease collision risk involves placing markers or “diverters” on the lines, in order to make them more visible to birds, even in poor visibility conditions. On the basis of current knowledge, it can be concluded that any large device (increasing the apparent size of the line to at least 20 cm), placed at least every 5-10 m along the line, preferably on the earth wire, is likely to significantly reduce collision risks. In view of the available budget, the placement of diverters can now be planned on Belgian power lines, focusing first on the high priority sections. Of course, other considerations, such as geographical “grouping” of diverters in order to reduce cost and opportunities provided by other planned work on specific power-line sections, may also influence the final planning, which is now in Elia’s hands.
Article
Full-text available
The IUCN Red List of breeding birds in Flanders, northern Belgium (2016). The purpose of the Red List categorization as described by the IUCN is to produce a relative estimate of the likelihood of extinction of a species. The extinction risk of a species is assessed by using a set of criteria. In 2003, the IUCN compiled specific Red List criteria for regional assessments. There are five criteria to estimate whether a species is threatened or not: a) population trend, b) geographic range, c) small population size, d) very small distribution range or populations size or e) qualitative analysis of extinction probability. If a species meets certain thresholds for these criteria, it qualifies for one of the categories ‘Critically Endangered’ (CR), ‘Endangered’ (EN), ‘Vulnerable’ (VU) or ‘Near Threatened’ (NT). When applied to the regional level, Red List categories can be adjusted depending on the historical trend (upgrade if strong decrease) or the possible rescue effect from neighbouring regions (downgrade if present). In this paper, we explain how the standardized IUCN criteria were applied to breeding bird populations in Flanders (northern Belgium), using different kind of data sources. In a first step, irregular breeding species (35) and non-native breeding birds (> 18) were excluded from the evaluation process. The remaining 161 breeding species were assessed and assigned to the different Red List categories. As a result, 6 species are considered as Regionally Extinct (RE), 25 as CR, 16 as EN, 20 as VU, 25 as NT, 67 as ‘Least Concern’ (LC) and 2 as ‘Data Deficient’ (DD) (Table 2, Figure 4). The list of species in these categories is given in Table 3. Compared to neighbouring regions or countries, Flanders has a large percentage of species that are CR and a low proportion in the category LC (Table 4). Breeding bird communities of extensively managed grasslands, dynamic coastal areas and farmland areas have the largest proportion of threatened species (categories CR, EN and VU). Although Red Lists are an important tool to set conservation priorities for threatened species, there are also other factors that have to be taken into account, such as European or global significance of the regional population. Therefore, it is recommended to develop a clear framework and mechanism for the ranking of Red List species for priority conservation action in Flanders.
Article
Full-text available
Understanding and reversing the widespread population declines of birds require estimating the magnitude of all mortality sources. Numerous anthropogenic mortality sources directly kill birds. Cause-specific annual mortality in the United States varies from billions (cat predation) to hundreds of millions (building and automobile collisions), tens of millions (power line collisions), millions (power line electrocutions, communication tower collisions), and hundreds of thousands (wind turbine collisions). However, great uncertainty exists about the independent and cumulative impacts of this mortality on avian populations. To facilitate this understanding, additional research is needed to estimate mortality for individual bird species and affected populations, to sample mortality throughout the annual cycle to inform full life-cycle population models, and to develop models that clarify the degree to which multiple mortality sources are additive or compensatory. We review sources of direct anthropogenic mortality in relation to the fundamental ecological objective of disentangling how mortality sources affect animal populations.
Article
Full-text available
Collisions and electrocutions at power lines are thought to kill large numbers of birds in the United States annually. However, existing estimates of mortality are either speculative (for electrocution) or based on extrapolation of results from one study to all U.S. power lines (for collision). Because national-scale estimates of mortality and comparisons among threats are likely to be used for prioritizing policy and management strategies and for identifying major research needs, these estimates should be based on systematic and transparent assessment of rigorously collected data. We conducted a quantitative review that incorporated data from 14 studies meeting our inclusion criteria to estimate that between 12 and 64 million birds are killed each year at U.S. power lines, with between 8 and 57 million birds killed by collision and between 0.9 and 11.6 million birds killed by electrocution. Sensitivity analyses indicate that the majority of uncertainty in our estimates arises from variation in mortality rates across studies; this variation is due in part to the small sample of rigorously conducted studies that can be used to estimate mortality. Little information is available to quantify species-specific vulnerability to mortality at power lines; the available literature over-represents particular bird groups and habitats, and most studies only sample and present data for one or a few species. Furthermore, additional research is needed to clarify whether, to what degree, and in what regions populations of different bird species are affected by power line-related mortality. Nonetheless, our data-driven analysis suggests that the amount of bird mortality at U.S. power lines is substantial and that conservation management and policy is necessary to reduce this mortality.
Article
Transmission and distribution electricity grids are expanding rapidly worldwide, with significant negative impacts on biodiversity and, in particular, on birds. We performed a systematic review of the literature available on bird collisions with power lines to: (i) assess overall trends in scientific research in recent decades; (ii) review the existing knowledge of species-specific factors (e.g. vision, morphology), site-specific factors (e.g. topography, light and weather conditions, and anthropogenic disturbance), and power line-specific factors (e.g. number of wire levels, wire height and diameter) known to contribute to increased bird collision risk; and (iii) evaluate existing mitigation measures (e.g. power line routing, underground cabling, power line configuration, wire marking), as well as their effectiveness in reducing collision risk. Our literature review showed (i) there is comparatively little scientific evidence available for power line-specific factors, (ii) there is a scarcity of studies in Asia, Africa and South America, and (iii) several recommendations of good practice are still not supported by scientific evidence. Based on knowledge gaps identified through this review, we outline suggestions for future research and possible innovative approaches in three main areas: bird behaviour (e.g. further use of loggers and sensors), impact assessment (e.g. understanding the drivers of mortality hotspots, assess population-level impacts , develop methods for automatic detection of collisions) and mitigation measures (e.g. further need of BACI approaches to compare the effectiveness of different wire marking devices). The complex and region-specific interactions between collision drivers and bird ecology continue to limit our ability to predict impacts and the success of mitigation measures.