Content uploaded by J.C. Hanekamp
Author content
All content in this area was uploaded by J.C. Hanekamp on Jan 23, 2023
Content may be subject to copyright.
RvS uitspraken over stikstof – Zes vragen
Aanleiding
In dit document leggen ondergetekenden een aantal vragen voor aan de Raad van State (RvS) die betrekking
hebben op uitspraken gedaan door dit college omtrent het stikstofbeleid. Deze vragen richten zich specifiek op
het verstaan van het programma AERIUS(OPS), het gebruik van kritische depositiewaarden, het gebruik van het
voorzorgbeginsel en het verstaan van het begrip significantie.
Drie vragen over AERIUS
In de RvS uitspraak ECLI:NL:RVS:2019:1603 wordt het volgende over AERIUS gesteld (met nadruk):
“Ten eerste is dit AERIUS Calculator. Dit rekeninstrument maakt een deels geautomatiseerde besluitvorming mogelijk. Het
berekent de depositiebijdrage van emissiebronnen die een gebruiker in het systeem invoert of importeert en wordt op
grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling gebruikt voor de vaststelling of een project of een andere handeling door het
veroorzaken van stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied een verslechterend of
significant verstorend effect kan hebben. Het resultaat van de berekening geeft inzicht in de depositiebijdrage van de
ingevoerde bronnen op vaste rekenpunten binnen Natura 2000-gebieden of op rekenpunten die de gebruiker zelf heeft
gedefinieerd. AERIUS Calculator biedt op deze wijze inzicht of een ingevoerde ontwikkeling stikstofdepositie veroorzaakt
die de drempel- of grenswaarde niet overschrijdt en daardoor is uitgezonderd van de vergunningplicht, of de
grenswaarde wel overschrijdt, waardoor deze vergunningplichtig is. ...”
In RvS uitspraak ECLI:NL:RVS:2022:3159 wordt het volgende over AERIUS gesteld (met nadruk):
“De wetgever heeft in dit kader van belang geacht dat het bij activiteiten in de bouwfase van een project vaak gaat om
kleine, tijdelijke stikstofdeposities, die op het geheel bezien slechts beperkt bijdragen aan het stikstofprobleem. Doordat
het programma AERIUS-Calculator in de loop der tijd steeds nauwkeuriger is geworden, is het mogelijk om de tijdelijke
deposities van activiteiten in de bouwfase op verschillende Natura 2000-gebieden individueel te berekenen en te
beoordelen. Omdat de kritische depositiewaarden in veel Natura 2000-gebieden worden overschreden, is het daarbij
regelmatig nodig om een passende beoordeling te maken en om (zeer beperkte) mitigerende maatregelen te treffen. Deze
gang van zaken is volgens de wetgever niet effectief. De wetgever heeft het daarom doelmatiger geacht om de tijdelijke
stikstofdeposities die worden veroorzaakt door een aantal specifieke activiteiten van de bouwsector generiek te
beoordelen en om hiervoor een afzonderlijke regeling vast te stellen in het kader van de structurele aanpak van het
stikstofprobleem.”
Vraag 1. Welke modelnauwkeurigheid van AERIUS wat betreft berekende depositiebijdragen hanteert de RvS
onder welke bronvermelding?
Een belangrijke conclusie van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof over AERIUS Calculator – “… de
betrouwbaarheid van de voorspelling door het hanteren van een zeer lage beoordelingsdrempel [is]
onvoldoende en leidt deze aanpak tot schijnzekerheid. AERIUS Calculator … berekent op basis van emissies van
een project kleine bijdragen aan concentraties en depositie. De onzekerheid van die extra depositie op Natura
2000-gebieden is bij de gehanteerde ruimtelijke schaal (hexagonen ter grootte van een hectare) vele malen
hoger dan de beoordelingsdrempel. De wetenschap kan hier niet bieden wat het beleid vraagt.” (2020; p. 9) –
staat haaks op de uitspraak, zoals vermeld in ECLI:NL:RVS:2022:3159, dat AERIUS een “steeds nauwkeuriger”
rekeninstrument is “geworden”.
Vraag 2. Op basis van welke documentatie stelt de RvS, contra bovenstaande conclusie van het wetenschappelijk
Adviescollege, dat AERIUS “steeds nauwkeuriger wordt”?
Vraag 3. In het licht van antwoorden op de voorgaande twee vragen, hoe beoordeelt de RvS af- en goedkeuring
van vergunningverlening op basis van AERIUS op het niveau van honderdsten tot tienden van molen per hectare
per jaar?
Eén vraag over kritische depositiewaarden (KDW)
In de RvS uitspraak ECLI:NL:RVS:2019:1603 (maar ook ECLI:NL:RVS:2022:3159) wordt het volgende over kritische
depositiewaarden gesteld (KDW; met nadruk):
“De kritische depositiewaarde geldt niet als absolute grenswaarde voor het bepalen van de gunstige staat van
instandhouding van stikstofgevoelige habitattypen, maar de mate en duur van de overschrijding van de kritische
depositiewaarde zijn wel belangrijke indicatoren voor de beoordeling of de daling van de depositie door de PAS-
bronmaatregelen en de effecten van de herstelmaatregelen in de gebieden al dan niet nodig zijn voor het behoud en het
voorkomen van verslechtering van de stikstofgevoelige natuurwaarden.”
Vraag 4. Naar welke KDW verwijst de RvS precies en welke documentatie is daarvoor gebruikt? Welke
nauwkeurigheid hanteert de RvS voor gebruikte KDW onder welke documentatieverwijzingen?
Eén vraag over significantie (als in het bijvoeglijk naamwoord significant)
In uitspraken ECLI:NL:RVS:2019:1603 en ECLI:NL:RVS:2022:3159 wordt de term ‘significant’ meerdere malen
gebruikt. Bij dezen een kleine bloemlezing:
ECLI:NL:RVS:2019:1603
“… een verslechterend of significant verstorend effect …”
“… voor projecten met mogelijk significant negatieve gevolgen …”
“… geen significant verslechterende effecten …”
ECLI:NL:RVS:2022:3159
“… Als significante gevolgen niet kunnen worden uitgesloten …”
“… een habitat significant wordt aangetast door de invloed van stikstofdepositie …”
“… dat significante gevolgen niet op voorhand op grond van objectieve gegevens kunnen worden uitgesloten …”
Vraag 5. Het schijnt ons toe dat de RvS het woord ‘significant’ zowel kwalitatief als kwantitatief gebruikt. In het
tweede geval verzoeken wij de RvS, onder verwijzing naar gebruikte documentatie, de term ‘significant’ te
kwantificeren. Indien de term kwalitatief moet worden verstaan, wanneer zijn veranderingen (“verstorend
effect”, “negatieve gevolgen”, “verslechterende effecten”) wel of niet ‘significant’?
Eén vraag over het voorzorgbeginsel
In uitspraken ECLI:NL:RVS:2019:1603 en ECLI:NL:RVS:2022:3159 komt het ‘voorzorgbeginsel meerdere malen
aan bod, zoals (met nadruk):
“Het Hof heeft meermalen geoordeeld dat het voorzorgbeginsel ten grondslag ligt aan artikel 6, derde lid, van de
Habitatrichtlijn. Uit het arrest en eerdere rechtspraak volgt naar het oordeel van de Afdeling dat het Hof bij de toepassing
van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn een strikte uitleg van het voorzorgbeginsel voorstaat. De passende
beoordeling van de gevolgen van een plan of project voor een Natura 2000-gebied houdt volgens het Hof in dat, op basis
van de beste wetenschappelijke kennis ter zake, alle aspecten van het betrokken plan of project die op zichzelf of in
combinatie met andere plannen of projecten de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied in gevaar kunnen brengen,
moeten worden geïnventariseerd. Zoals het Hof al oordeelde in het Kokkelvisserij-arrest dient het bevoegd gezag op basis
van die passende beoordeling de zekerheid te hebben verkregen dat de activiteit geen schadelijke gevolgen heeft voor
de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied. Dit is het geval wanneer er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs
geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn.”
Vraag 6. Wij verzoeken de RvS, onder verwijzing naar de gebruikte documentatie, de term ‘zekerheid’, in de
context van het voorzorgbeginsel, te kwantificeren, dit om ecologische onschadelijkheid te begrijpen.
Ing. Geesje Rotgers, redactie Agrifacts
Prof em. Dr drs mr Lucas Bergkamp
Dr Jan Bergstra MAE
Dr William M. Briggs
Dr Dr Jaap C. Hanekamp
Prof Dr Ira Helsloot
Prof Dr Ronald W.J. Meester
Mr Dr Quinten Pluymaekers