Negative ResultsPDF Available

Vogels onder hoogspanning in België: monitoring van hoogspanningsleidingsslachtoffers onder de 'zwarte' lijn van Ertvelde (t+1)

Authors:

Abstract

Monitoring of collision victims on a high voltage power line in Ertvelde (Belgium). Due to the way the (small) birdcurls were attached (only on the highest conducting cable, not on the guarding cable), more victims were counted after the bird deterrent devices were attached compared to the situation before the devices were attached.
Rapport Natuurpunt Studie
Vogels onder hoogspanning
in België
Monitoring van hoogspanningsleidingsslachtoers
onder de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde (T+1)
nr 23 I 2022
1
Vogels onder
hoogspanning
in België
Monitoring van hoogspanningsleidingsslachtoffers onder de
‘zwarte’ lijn van Ertvelde (T+1)
2
OPDRACHTGEVER Elia
Keizerslaan 20 • 1000 Brussel
Tel. 02-546 70 11 • Fax. 02-546 70 10
www.elia.be
CONTACTPERSOON ELIA Olivia Geels, olivia.geels@elia.be
TERREINWERK Daniël Acke, Geert Delsoir, Ghisleen De Mits, Martine
De Pau, Lieve Dobbelaere, Dirk Minnebo, Yves Pieters,
Ward Ranschaert, Hugo Stas, Dorine Van Daele,
Stefaan Van de Moortele, Carlos Van Hoorebeke, Mia
Verschaere, Dominique Verbelen
TEKST Dominique Verbelen, Kristijn Swinnen
GEGEVENS WATERVOGELS Koen Devos, Geert Spanoghe (Instituut voor Natuur-
en Bosonderzoek)
FOTO’S Elia, Yves Pieters, Hugo Stas, Dominique Verbelen
KAARTMATERIAAL Karin Gielen
EINDREDACTIE Dominique Verbelen, Jorg Lambrechts
dominique.verbelen@natuurpunt.be
Wijze van citeren: Verbelen D. & Swinnen K., 2022. Vogels onder hoogspanning in België.
Monitoring van hoogspanningsleidingsslachtoffers onder de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde (T+1).
Rapport Natuurpunt Studie 2022/23, Mechelen.
3
Inhoud
1 Inleiding ............................................................................................................................................ 4
2 Situering ........................................................................................................................................... 4
2.1 Ligging ...................................................................................................................... 4
2.2 Risicocategorieën ...................................................................................................... 5
2.3 Hoogte ..................................................................................................................... 6
2.4 Bebakening ............................................................................................................... 7
3 Methodiek ........................................................................................................................................ 9
4 Resultaten ...................................................................................................................................... 10
4.1 Slechtvalkprooien .....................................................................................................10
4.2 Dubbelwaarnemingen ...............................................................................................11
4.3 Weerhouden draadslachtoffers ..................................................................................11
4.3.1 Variatie per dag ................................................................................................................. 12
4.3.2 Variatie per soort ............................................................................................................... 14
5 Discussie ......................................................................................................................................... 19
5.1 Variabelen ...............................................................................................................20
5.1.1 Zoekinspanning .................................................................................................................. 21
5.1.2 Vogeldichtheid ................................................................................................................... 22
5.2 Type bebakening ......................................................................................................25
5.3 Geleidingsdraden vs. waakdraden ..............................................................................27
6 Conclusie ........................................................................................................................................ 29
7 Literatuur ....................................................................................................................................... 30
8 Bijlages ........................................................................................................................................... 31
8.1 Chronologisch overzicht hoogspanningsleidingsslachtoffers monitoring zwarte’ lijn van
Ertvelde 2021-2022d ............................................................................................................31
8.2 Overzicht hoogspanningsleidingsslachtoffers monitoring ‘zwarte’ lijn Ertvelde 2021-2022 33
4
1 Inleiding
De impact van de bebakening van een hoogspanningslijn op het aantal draadslachtoffers kan het meest
accuraat worden ingeschat indien een monitoring naar hoogspanningsleidingsslachtoffers kan worden
uitgevoerd (kort) voor een bebakening (T0) en (kort) na een bebakening (T+1). Aangezien de luchtlijn
Ertvelde EV217 op termijn zou worden bebakend, gaf Elia de opdracht om het traject tussen pyloon 9
en pyloon 13 op te volgen voorafgaand aan de bebakening1. Deze monitoring werd uitgevoerd in 2015-
2016 en 2017-2018. De resultaten van de monitoring voorafgaand aan de bebakening werden uitvoerig
besproken in eerdere rapporten (Verbelen 2017; Verbelen & Swinnen, 2018).
In oktober 2019 werd de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde van pyloon 9 tot pyloon 13 bebakend met kleine
vogelkrullen.
Dit rapport geeft de resultaten weer van de monitoring die werd uitgevoerd onder deze ‘zwarte’ lijn
tussen 1 december 2021 en 31 maart 2022, na de bebakening. Deze resultaten worden vergeleken met
de resultaten die werden bekomen toen deze luchtlijn nog niet was bebakend.
2 Situering
2.1 Ligging
De ‘zwarte’ lijn Ertvelde telt 5 pylonen (P9-P13) en is een 150 kV-lijn. De lijn ligt net ten westen van het
Gentse havengebied. Deze sterk geïndustrialiseerde zone wordt gekenmerkt door hoge schoorstenen,
een thermische elektriciteitscentrale, veel windturbines en nachtelijke industriële verlichting. Het
zuidelijk deel van de ‘zwarte’ lijn (P9-P12) loopt parallel aan de Jacques Paryslaan (R4) en de Christoffel
Colombuslaan (N474) en is zuidwest-noordoost georiënteerd. Ter hoogte van pyloon 12 buigt de lijn
af naar het noordwesten, kruist ze de Hoogstraat om te eindigen net ten zuiden van de
Verbindingsvaart. De totale lengte van het onderzochte traject (P9-P13) bedraagt 1.330 meter. De
hoogspanningslijn heeft over de volledige afstand eenzelfde configuratie: drie fasen met op elke fase
aan elke zijde één geleidingsdraad. Bovenaan is één waakdraad aanwezig.
Figuur 1 Links: situering van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde (rode lijn, tussen pyloon 9 en 13); rechts: configuratie van
de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde (foto: Dominique Verbelen).
Het gebied wordt vooral gekenmerkt door de aanwezigheid van grote, open wateroppervlaktes met
als meest opvallende elementen de waterspaarbekkens van Kluizen, het Kanaal Gent-Terneuzen en de
1 Naar dit traject zal in het vervolg van dit rapport worden verwezen als de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde.
5
dokken van de Haven van Gent. De Gentse Kanaalzone oefent dan ook een grote aantrekkingskracht
uit op watervogels. In het verleden verbleven tijdens strenge winters tot 10.000 Kuifeenden in de regio.
Deze aantallen zijn de voorbije decennia echter sterk gedaald. Toch worden in het Gentse Havengebied
nog regelmatig internationaal hoge aantallen van Krakeend vastgesteld (maximum winter 2020-2021:
888 ex.) (bron: INBO). Het havengebied is vooral belangrijk omwille van de vele duizenden meeuwen
die er in het winterhalfjaar komen overnachten o.a. op het Sifferdok en de waterspaarbekkens van
Kluizen. De ‘zwarte’ lijn van Ertvelde ligt tussen het eigenlijke havengebied en de waterspaarbekkens
in en ligt door haar noordoost-zuidwest-oriëntatie haaks op de vliegroute van de meeuwen die tijdens
het winterhalfjaar dagelijks (vooral in ochtend- en avondschemer) pendelen tussen de
foerageergebieden en de slaapplaatsen. Het is dan ook niet te verwonderen dat bij elke monitoring
van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde telkens weer heel wat meeuwen als draadslachtoffer worden
gevonden.
2.2 Risicocategorieën
In een eerste risicoanalyse, uitgevoerd voor het rapport ‘Reducing bird mortality with high and very
high voltage lines in Belgium’, werd de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde weerhouden als een ‘prioritaire’ lijn
(Derouaux et al., 2012). De risicoscores per pyloon varieerden er tussen 39 (P9, P10) en 57 (pylonen
P11, P12, P13) op een schaal van 0 (= de minst gevaarlijke lijnen) tot 100 (de meest gevaarlijke lijnen).
Voor de duidelijkheid: hoe hoger de score, hoe groter het risico dat vogels tegen een luchtlijn kunnen
aanvliegen. Een latere quick-scan leidde ertoe dat de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde werd opgenomen in de
hoogste prioriteitsklasse 1++ (Verbelen et al., 2015). De ‘zwarte’ lijn van Ertvelde, de pyloonnummers
en de risicoscore van elk van deze pylonen worden weergegeven in Figuur 2.
Figuur 2 Situering van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde, met aanduiding van de prioriteitsklasse (zoals bepaald in
Verbelen et al., 2015), de pyloonnummers en de risicoscore van elke pyloon (zoals bepaald in Derouaux et al.,
2012).
6
In de update van de risicoanalyse, uitgevoerd in 2020, haalden de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde opnieuw
relatief hoge risicoscores (Derouaux et al., 2020) (Figuur 3). In deze analyse werden de risicoscores niet
langer berekend per pyloon maar wel per km-hok waarin elke pyloon staat. De minimale risicoscore
van alle Belgische km-hokken waar een hoogspanningslijn doorheen liep was 0, de maximale waarde
was 133. De risicoscore van de km-hokken waar de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde doorloopt, loopt op van
70 (P9) tot 91 (P10, P11, P12, P13).
Figuur 3 Situering van de ‘zwarte’ lijn van Noordschote, met aanduiding van de pyloonnummers en de risicoscore
van elk km-hok (zoals bepaald in Derouaux et al., 2020).
2.3 Hoogte
De ‘zwarte’ lijn van Ertvelde telt 5 pylonen met een hoogte variërend van 46 m (P11) tot 55 m (P13).
De hoogste pyloon is een duidelijke ‘uitschieter’ op dit traject; de hoogte van de 4 andere pylonen is
vrij constant en schommelt tussen 46 m en 49 m. Het grootste hoogteverschil tussen twee
opeenvolgende pylonen bedraagt 8 m (P12: 47 m vs. P13: 55 m). Figuur 4 toont het pyloonnummer
(links, zwart) en de hoogte (rechts, lichtblauw) van elk van de pylonen van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde.
7
Figuur 4 Pyloonnummer (links, zwart) en hoogte (rechts, lichtblauw) van elk van de pylonen van de ‘zwarte’ lijn van
Ertvelde.
2.4 Bebakening
De ‘zwarte’ lijn van Ertvelde werd over de ganse lengte (tussen pyloon 9 en 13) bebakend met kleine
vogelkrullen met een lengte (L) van 530 mm en een diameter (A) van 125 mm (Figuur 5). De
vogelkrullen werden enkel geplaatst op de geleidingsdraden, niet op de waakdraad.
Figuur 5 Kleine vogelkrul met een lengte (L) van 530 mm en een diameter (A) van 125 mm.
De vogelkrullen werden om de 30 m op elk van de 6 geleiders geplaatst, met een verschuiving van 15
m tussen de fasen onderling. In totaal werden 114 rode en 108 witte vogelkrullen geplaatst (Figuur 6).
8
Figuur 6 Plaatsing van kleine vogelkrullen op de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde, 9 december 2021 (foto: Dominique
Verbelen).
9
3 Methodiek
Om de impact van hoogspanningslijnen op vogels te onderzoeken, is het belangrijk om het aantal
draadslachtoffers onder deze lijnen in kaart te brengen. Bij de opstart van het monitoringsproject werd
gepoogd om maximaal rekening te houden met een aantal methodologische aandachtspunten. Het
onderzoek werd uitgevoerd tussen 1 december 2021 en 31 maart 2022, in een periode dat de akkers
nog niet waren ingezaaid. Hierdoor kon het weerhouden onderzoekstraject maximaal worden
afgezocht en kon de kans dat draadslachtoffers werden gemist, worden geminimaliseerd.
Het weerhouden traject werd 6 keer per week bezocht (enkel op zondag werd het traject niet belopen).
In totaal werd het traject 105 keer belopen. Alle draadslachtoffers werden in het veld ingevoerd in
ObsMapp (doorgaans met een GPS-precisie van minder dan 5 meter) en deze waarnemingen werden
opgeladen in www.waarnemingen.be, het online-dataportaal van Natuurpunt. De meeste
draadslachtoffers werden gefotografeerd en de foto’s werden, samen met de waarneming, opgeladen
op www.waarnemingen.be.
Tijdens de monitoring werden niet enkel intacte vogels maar ook losse veren/veerpartijen gevonden.
Omdat het onderzochte gebied erg vogelrijk is en vogels ook op een natuurlijke wijze veren verliezen
(bv. tijdens de rui of bij het poetsen), werden enkel concentraties van meer dan 10 veren/m²
weerhouden als draadslachtoffer. Alle (veerpartijen van) draadslachtoffers werden (indien mogelijk)
integraal verwijderd. Indien dit niet mogelijk was, werden de gevonden restanten duidelijk gemarkeerd
zodat deze in een volgende ronde niet opnieuw zouden worden ingevoerd.
Van de meeste veerpartijen werden enkele veren ingezameld die achteraf konden worden
gedetermineerd op basis van referentiecollecties. Voor de determinatie werd ook gebruik gemaakt
van featherbase, een gespecialiseerde foto-databank van veren. Bij twijfel werden de veerpartijen
voorgelegd aan soortspecialisten. Peter Adriaens bekeek de veerpartijen van meeuwen en Geert
Spanoghe (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) bekeek 20 veerpartijen waarover nog enige twijfel
bestond omtrent de determinatie.
10
4 Resultaten
Tussen 1 december 2021 en 30 maart 2022 werden in totaal 73 draadslachtoffers geregistreerd,
verdeeld over 21 soorten (incl. Stadsduif). De initiële dataset werd eerst nauwkeurig gescreend.
Zekere/waarschijnlijke prooien van Slechtvalk (zie 4.1) en dubbelwaarnemingen (zie 4.2) werden uit
de dataset geweerd. Een chronologisch overzicht van alle draadslachtoffers die tijdens de afgebakende
monitoringsperiode werden gevonden, wordt weergegeven in bijlage 8.1.
4.1 Slechtvalkprooien
Omdat het niet altijd éénvoudig is om een onderscheid te maken tussen draadslachtoffers en
vogels/veren die om een andere reden onder een hoogspanningslijn liggen, werd een selectie van 10
foto’s voorgelegd aan de Nederlandse slechtvalkenexpert Peter van Geneijgen. Zijn expertise werd
eerder al ingeroepen bij de monitoring van hoogspanningslijnen in Malle (Verbelen & Swinnen, 2019)
en andere locaties (Verbelen & Swinnen, 2020). Hij gaf aan dat hij tussen de 10 ter beoordeling
voorgelegde foto’s geen slechtvalkprooien kon ontwaren.
Een screening van slechtvalkprooien bij monitoring van draadslachtoffers wordt standaard aanbevolen
om een zo goed mogelijk onderscheid te kunnen maken tussen draadslachtoffers en slechtvalkprooien
(Costantini et al., 2016). Slechtvalken zijn uitgesproken luchtjagers die bijna uitsluitend jagen op
levende vogels. Geslagen prooien - die o.a. kunnen worden herkend aan een gebroken nek of een beet
in de hersenpan - worden doorgaans meegenomen naar een rustige, vaak hoger gelegen plek
(weidepaal, hoge kraan, kerktoren) om daar te worden geplukt. Ook pylonen vormen een uitgelezen
plek om een geslagen prooi te plukken. Uit eigen onderzoek bleek dat Slechtvalken vaak prooien laten
vallen bij het landen op zo’n hooggelegen plukplaats (Verbelen, 2007). Meestal nemen ze niet de
moeite om een gevallen prooi nog van de grond te recupereren. Dit werd ook bevestigd in het
onderzoek dat werd gevoerd onder een hoogspanningslijn in Malle (Verbelen & Swinnen, 2019) en
Noordschote (Verbelen et al., 2021). Bij het eerstgenoemde onderzoek kon op basis van een
ruimtelijke analyse van alle gevonden vogels/veren een statistisch significant clustereffect van
slachtoffers worden vastgesteld rond sommige pylonen.
Tijdens de monitoring werden regelmatig Slechtvalken waargenomen in de onmiddellijke omgeving
van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde, vaak zittend op één van de pylonen (Figuur 7).
Figuur 7 Slechtvalk op pyloon 13 van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde, 23 december 2021 (foto: Yves Pieters).
11
4.2 Dubbelwaarnemingen
Naast een zoektocht naar eventuele slechtvalkprooien werd de databank ook grondig onderzocht op
‘dubbelwaarnemingen’. In een GIS-analyse werd gezocht naar draadslachtoffers - van één en dezelfde
soort - die op meerdere dagen op (bijna) dezelfde plaats werden ingevoerd. De gedetailleerde
screening leverde echter geen dubbelwaarnemingen op. Wel werd een Sperwer, gevonden op 19
februari 2022, niet langer als draadslachtoffer weerhouden. Het ging om 4 borstveertjes die vlakbij
pluimresten van een Kolgans werden gevonden. Mogelijk heeft een Sperwer de resten van de Kolgans
onderzocht en werden hierbij enkele veertjes verloren.
4.3 Weerhouden draadslachtoffers
Een overzicht van alle soorten die tijdens de monitoring van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde werden
weerhouden, wordt weergegeven in Tabel 1. Hierbij wordt voor elke soort weergegeven wat het
procentuele aandeel is t.o.v. het totale aantal waarnemingen dat tot op soortniveau kon worden
gedetermineerd. Voor de berekening van deze percentages werd dus geen rekening gehouden met de
gevonden veerpartijen die niet tot op soortniveau konden worden gedetermineerd (i.e. Gans
onbekend en Vogel onbekend).
Tabel 1 Overzicht van alle soorten die tijdens de monitoring van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde werden gevonden
tussen 1 december 2021 en 31 maart 2022, met opgave van het procentuele aandeel van elke soort t.o.v. het totale
aantal en t.o.v. het aantal op soort gedetermineerde hoogspanningsleidingsslachtoffers.
soort wetenschappelijke naam aantal % van totale aantal % van aantal op soort gedetermineerd
Gans (Anser) onbekend Anser spec. 22,8 3,0
Graspieper Anthus pratensis 11,4 1,5
Holenduif Columba oenas 11,4 1,5
Houtduif Columba palumbus 12 16,7 17,9
Kauw Corvus mone dula 11,4 1,5
Kievit Vanellus vane llus 11,4 1,5
Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus 68,3 9,0
Kolga ns Anser albifrons 34,2 4,5
Krakeend Mareca strepera 22,8 3,0
Kramsvogel Turdus pilaris 11,4 1,5
Meerkoet Fulica atra 22,8 3,0
Nijlgans Alopochen aegyptiaca 22,8 3,0
Smient Mareca penelope 22,8 3,0
Spreeuw Sturnus vulgaris 45,6 6,0
Stadsduif Columba livia forma domestica 56,9 7,5
Stormmeeuw Larus canus 811,1 11,9
Vink Fringilla coelebs 56,9 7,5
Vogel onbekend Ave s indet. 34,2 4,5
Watersnip Gallinago gallinago 22,8 3,0
Wilde E end Anas platyrhynchos 34,2 4,5
Zanglijster Turdus philomelos 22,8 3,0
Zilvermeeuw Larus argentatus 34,2 4,5
Zwarte Mees Periparus ate r 11,4 1,5
12
Figuur 8 geeft de exacte locatie weer waar elk van de weerhouden draadslachtoffers werd gevonden.
Deze figuur wordt ook (in een groter formaat) aan het rapport toegevoegd als bijlage 8.2
Figuur 8 Overzicht van alle soorten die tijdens de monitoring van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde werden gevonden
tussen 1 december 2021 en 31 maart 2022, met aanduiding van de exacte locatie van elke vondst.
4.3.1 Variatie per dag
Op het traject van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde werden tijdens 105 terreinbezoeken in totaal 72
draadslachtoffers geregistreerd, goed voor een gemiddelde van 0,68 per dag. Hierbij moet worden
opgemerkt dat tijdens de eerste velddag van een dergelijke monitoring (vooral) slachtoffers kunnen
worden gevonden die er al enige tijd lagen. Net als bij alle eerdere monitoringsonderzoeken werd ook
nu op die eerste dag een ‘clean sweep’ georganiseerd, waarbij met zoveel mogelijk tellers het ganse
traject integraal werd afgezocht, op zoek naar alle ‘oude’ slachtoffers die de voorbije weken onder de
‘zwarte’ lijn van Ertvelde waren gevallen. Doorgaans levert zo’n clean sweep-dag het hoogste aantal
draadslachtoffers uit de ganse onderzoeksperiode. Dat was echter dit keer niet het geval: op 1
december 2021 werden enkel veren van een Vink gevonden. Het feit dat ook de volgende dagen slechts
weinig of geen draadslachtoffers werden gevonden, laat vermoeden dat er in de weken voorafgaand
aan de start van het onderzoek weinig draadslachtoffers waren gevallen.
13
Op 5 dagen werden 3 slachtoffers gevonden, op 3 dagen werd een maximum van 4 draadslachtoffers
geregistreerd (Figuur 9).
Figuur 9 Aantal draadslachtoffers dat per terreinbezoek werd gevonden tijdens het monitoringonderzoek van de
‘zwarte’ lijn van Ertvelde.
Het ligt niet voor de hand om te achterhalen waarom op bepaalde dagen hogere aantallen slachtoffers
werden geregistreerd dan op andere. Toch willen we enkele mogelijke verklaringen naar voor
schuiven.
De 3 draadslachtoffers (2 Kokmeeuw, 1 Stormmeeuw) die op 28 december 2021 werden gevonden,
hadden vermoedelijk betrekking op een klassieke ‘groepsaanvlieging’ waarbij de ‘leider’ van een vlucht
meeuwen tegen de hoogspanningslijn aanvloog en ‘volgende’ meeuwen de vliegroute van de eerste
meeuw volgden, met een aanvlieging tot gevolg. Dergelijke clusters van meerdere draadslachtoffers
van eenzelfde soort(groep) worden wel vaker gerapporteerd, vooral dan bij soorten die regelmatig in
grotere groepen vliegen (bv. meeuwen, spreeuwen). Er stond die dag ook een matige tot krachtige
wind, wat de aanvliegkans kan hebben verhoogd.
Op 19 februari 2022 werden 4 draadslachtoffers geregistreerd: 3 Kolganzen en 1 Kokmeeuw. Mogelijk
kunnen deze worden gelinkt aan de storm Eunice. De gemiddelde windsnelheid voor Ukkel lag in
februari 2022 sowieso erg hoog: met 5,1 m/s (norm.: 4,0 m/s) was dit de vierde hoogste februari-
waarde die sinds 1991 werd opgetekend. In het officiële anemometrische meetnet in België werden
op 18 en 20 februari 2022 windstoten van minstens 100 km/u (28 m/s) gemeten. Tijdens de storm
Eunice die op 18 februari over ons land trok, werden er in verschillende meetpunten windstoten van
minstens 110 km/u gemeten. De hoogste waarde bedroeg 133 km/u (bron: KMI). Bij (erg) winderig
weer is het voor vliegende vogels altijd moeilijker om een koers aan te houden en liggen botsingen
met hoogspanningslijnen meer voor de hand. Dat geldt des te meer voor grotere vogels, die doorgaans
minder wendbaar zijn. Bij de Kolganzen ging het telkens om hoopjes rugveren. Op geen van de 3
locaties werden andere restanten (kop, karkas, hand- en/of armpennen) van één of meerdere Kolgans-
kadavers gevonden. Omdat de onderlinge afstand tussen de gevonden restanten telkens meer dan 300
m bedroeg (Figuur 10), werd besloten om deze vondsten toe te schrijven aan 3 verschillende
exemplaren. Toch kan niet worden uitgesloten dat de gevonden veren afkomstig waren van één en
eenzelfde exemplaar dat door een predator werd opgepikt en op verschillende locaties werd geplukt.
0
1
2
3
4
01-12-2021
04-12-2021
08-12-2021
11-12-2021
15-12-2021
18-12-2021
22-12-2021
25-12-2021
29-12-2021
01-01-2022
05-01-2022
08-01-2022
12-01-2022
15-01-2022
19-01-2022
22-01-2022
26-01-2022
29-01-2022
02-02-2022
05-02-2022
09-02-2022
12-02-2022
16-02-2022
19-02-2022
23-02-2022
26-02-2022
02-03-2022
05-03-2022
09-03-2022
12-03-2022
16-03-2022
19-03-2022
23-03-2022
26-03-2022
30-03-2022
# draadslachtoffers/dag
14
Figuur 10 Vindplaats van 3 hoopjes rugveren van één of meerdere Kolganzen, 19 februari 2022, Ertvelde.
4.3.2 Variatie per soort
In totaal werden tijdens deze monitoring 21 vogelsoorten geregistreerd. Wanneer enkel rekening
wordt gehouden met de slachtoffers die tot op soortniveau werden gedetermineerd, valt op dat
duiven het sterkst vertegenwoordigd zijn. Van alle weerhouden slachtoffers zijn Holenduif, Houtduif
en Stadsduif samen goed voor 26,9% van het totale aantal tot op soort gedetermineerde slachtoffers
(Tabel 2).
Tabel 2 Aantal (tot op soort gedetermineerde) duiven dat in de periode 1 december 2021 - 31 maart 2022 werd
gevonden tijdens de monitoring van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde, met opgave van het procentuele aandeel van elke
soort t.o.v. het totale aantal en t.o.v. het aantal op soort gedetermineerde hoogspanningsleidingsslachtoffers.
soort wetenschappelijke naam aantal % van totale aantal % van aantal op soort gedetermineerd
Holenduif Columba oenas 11,4 1,5
Houtduif Columba palumbus 12 16,7 17,9
Stadsduif Columba livia forma domestica 56,9 7,5
totaal 18 25,0 26,9
15
Figuur 11 Links: Stadsduif, met rode ring en ringnummer BE4178050, 18 maart 2022, Ertvelde (foto: Hugo Stas);
rechts: Houtduif, 2 december 2021, Ertvelde (foto: Yves Pieters).
Deze cijfers van Ertvelde liggen in lijn van de cijfers die beschikbaar zijn voor gans België. Een analyse
van 1.347 draadslachtoffers die werden ingevoerd in www.waarnemingen.be toont aan dat Houtduif
de soort is die het vaakst als hoogspanningsleidingsslachtoffer werd geregistreerd. Stadsduif neemt in
die ‘nationale ranking’ de tweede plaats in (Tabel 3).
Tabel 3 Top 20 van het aantal hoogspanningsleidingsslachtoffers dat werd ingevoerd in www.waarnemingen.be
(dataset afgesloten op 31 december 2021) met een procentuele weergave t.o.v. het totale aantal en t.o.v. het aantal
op soort gedetermineerde hoogspanningsleidingsslachtoffers.
Het valt niet uit te sluiten dat het aantal (Hout)duiven een overschatting is van het werkelijke aantal:
hoogspanningsleidingsslachtoffers als Houtduif worden immers vaak gepredeerd door Vos. Wanneer
een Houtduif door een Vos wordt verplaatst en het kadaver op meerdere plaatsen door die Vos wordt
‘geplukt’, kunnen veerpartijen op verschillende plaatsen toch betrekking hebben op één en dezelfde
vogel. In de mate van het mogelijke werd gepoogd om hier maximaal rekening mee te houden maar
dubbelmeldingen zijn (zeker voor deze soort) niet uitgesloten. Omgekeerd is het ook mogelijk dat er
(Hout)duiven (of andere vogels) integraal werden verwijderd door Vos of door andere aaseters en dus
niet tijdens de monitoring worden opgemerkt, wat leidt tot een onderschatting van het werkelijke
aantal.
16
Een tweede groep die goed vertegenwoordigd is, is die van de meeuwen, met 6 Kokmeeuwen, 8
Stormmeeuwen en 3 Zilvermeeuwen (Tabel 4). Ook dit ligt in de lijn van de nationale cijfers.
Tabel 4 Aantal (tot op soort gedetermineerde) meeuwen dat in de periode 1 december 2021 - 31 maart 2022 werd
gevonden tijdens de monitoring van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde, met opgave van het procentuele aandeel van elke
soort t.o.v. het totale aantal en t.o.v. het aantal op soort gedetermineerde hoogspanningsleidingsslachtoffers.
Meeuwen maken dagelijkse pendelvluchten tussen de foerageergronden en de slaapplaatsen. Deze
verplaatsingen gebeuren vooral in het schemerduister, zowel ’s ochtends als ’s avonds. Dat zorgt
ervoor dat meeuwen erg aanvlieggevoelige soorten zijn. Bovendien vliegen meeuwen vaak in groep.
Wanneer de eerste exemplaren uit de groep een hoogspanningslijn niet (tijdig) opmerken en tegen de
lijn aanvliegen, is de kans reëel dat ook de ‘volgers’ tegen de lijn botsen, doordat ze de vluchtroute van
de ‘leiders’ volgen. Regelmatig worden dan ook verschillende slachtoffers vlakbij elkaar gevonden. Zo’n
‘groepsbotsing’ vond tegen de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde vermoedelijk plaats op 28 december 2021. Op
die dag werden 2 Kokmeeuwen en 1 Stormmeeuw vlakbij elkaar gevonden (Figuur 12, Figuur 13). Beide
Kokmeeuwen leefden nog en werden overgebracht naar het Opvangcentrum voor Vogels en Wilde
Dieren in Merelbeke. De Stormmeeuw was reeds overleden aan de verwondingen. Een tweede
Stormmeeuw werd op 30 december 2021 in een nabije sloot aangetroffen. Mogelijk maakte ook dit
exemplaar deel uit van de groep die met de hoogspanningslijn in aanraking kwam, maar was de vogel
niet op slag dood. Gewonde vogels verschuilen zich wel vaker in sloot- of vegetatieranden om niet
door predatoren te worden opgemerkt.
Figuur 12 Op 28 en 30 december 2021 werden twee Kokmeeuwen (blauw stip ) en twee Stormmeeuwen (rode
stip ) op korte afstand van elkaar gevonden. Mogelijk maakten deze vogels deel uit van eenzelfde groep waarvan
een aantal tegen de hoogspanningslijn aanvlogen.
soort wetenschappelijke naam aantal % van totale aantal % van aantal op soort gedetermineerd
Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus 68,3 9,0
Stormmeeuw Larus canus 811,1 11,9
Zilvermeeuw Larus argentatus 34,2 4,5
totaal 17 23,6 25,4
17
Figuur 13 Linksboven: adult winter Kokmeeuw met getorste rechtervleugel, 28 december 2021, Ertvelde (foto: Hugo
Stas); rechtsboven: zelfde Kokmeeuw met getorste rechtervleugel en tweede adult winter, 28 december 2021,
Ertvelde (foto: Hugo Stas); linksonder: eerste winter Stormmeeuw, 28 december 2021 (foto: Hugo Stas);
rechtsonder: eerste winter Stormmeeuw, 30 december 2022 (foto: Dominique Verbelen).
Ook de ‘klassieke’ watervogels zijn goed vertegenwoordigd met 3 Kolganzen, 2 Krakeenden, 2
Meerkoeten, 2 Nijlganzen, 2 Smienten en 3 Wilde eenden, naast 2 niet tot op soort gedetermineerde
Anser-ganzen (Tabel 5).
Tabel 5 Aantal (tot op soort gedetermineerde) watervogels dat in de periode 1 december 2021 - 31 maart 2022
werd gevonden tijdens de monitoring van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde, met opgave van het procentuele aandeel
van elke soort t.o.v. het totale aantal en t.o.v. het aantal op soort gedetermineerde
hoogspanningsleidingsslachtoffers.
Op 13 januari 2022 werd op het Molenvaardeken een Krakeend gezien met een gebroken vleugel. Bij
benaderen zocht de vogel de dekking op van een overhangende vlierstruik. Deze vogel werd hier ook
nog op 15 en 17 januari 2021 levend opgemerkt. Op 10 maart 2022 werd op dezelfde locatie ook een
adult mannetje Wilde eend opgemerkt. Ook deze vogel vertoonde een kwetsuur aan de vleugel. Beide
gevallen werden weerhouden als hoogspanningsleidingsslachtoffers omdat de plek waar ze werden
waargenomen vlak onder de hoogspanningslijn ligt. We vermelden deze waarnemingen omdat
levende hoogspanningsleidingsslachtoffers niet zo vaak worden aangetroffen. Echte aanvliegingen
soort wetenschappelijke naam aantal % van totale aantal % van aantal op soort gedetermineerd
Gans (Anser) onbekend Anser spec. 22,8 3,0
Kolga ns Anser albifrons 34,2 4,5
Krakeend Mareca strepera 22,8 3,0
Meerkoet Fulica atra 22,8 3,0
Nijlgans Alopochen aegyptiaca 22,8 3,0
Smient Mareca penelope 22,8 3,0
Wilde E end Anas platyrhynchos 34,2 4,5
totaal 16 22,2 23,9
18
worden nog minder vaak opgemerkt. De waarneming van een Krakeend die op 8 januari 2022 om 11:28
bij een goede zichtbaarheid tegen één van de middelste geleidingsdraad vloog, is dan ook bijzonder.
Het vormt meteen ook het bewijs dat botsingen lang niet altijd in het schemerduister of bij slechte
weersomstandigheden gebeuren.
Zo goed als alle draadslachtoffers die tijdens de monitoring van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde in 2021-
2022 werden gevonden, hebben betrekking op soorten die ook in he verleden al op andere locaties
regelmatig als draadslachtoffer worden aangetroffen. Toch waren er enkele uitzonderingen: de vondst
van een Graspieper (op 5 februari 2022) was de eerste melding van deze soort als draadslachtoffer.
Ook de Zwarte mees die werd gevonden op 29 januari 2022 was een nieuwe soort in de databank van
soorten die in België als draadslachtoffer werden geregistreerd (Figuur 14).
Figuur 14 Eerste vondst van een Zwarte mees als draadslachtoffer, Ertvelde, 29 januari 2022 (foto: Stefaan Van
de Moortele).
19
5 Discussie
De ‘zwarte’ lijn van Ertvelde werd drie keer nauwkeurig onderzocht op draadslachtoffers: twee keer
voorafgaand aan de bebakening (2015-2016, 105 tellingen; 2017-2018, 20 tellingen), één keer na de
bebakening (2021-2022, 104 tellingen). De resultaten van de eerste twee onderzoeken werden
besproken in eerdere rapporten (Verbelen & Swinnen, 2017; Verbelen & Swinnen, 2018). Een overzicht
van alle hoogspanningsleidingsslachtoffers die werden gevonden tijdens de drie onderzoeksperiodes
wordt weergegeven in Tabel 6.
Tabel 6 Overzicht van alle hoogspanningsleidingsslachtoffers die in de drie onderzoeksperiodes werden gevonden.
soort wetenschappelijke naam 2015-2016 2017-2018 2021-2022 totaal
Blauwe reiger Ardea cinerea 1 1
Gans (Anser) o nbekend Anser spec. 2 2
Graspieper Anthus pratensis 1 1
Grauwe gans Anser anser 2 2
Holenduif Columba oenas 1 1
Houtduif Columba palumbus 3 2 12 17
Kauw Corvus monedula 1 1
Kievit Vanellus vanellus 4 1 5
Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus 26614
Kolgans Anser albifrons 2 3 5
Koperwiek Turdus iliacus 1 1 2
Krakeend Mareca strepera 1 2 3
Kramsvogel Turdus pilaris 1 1
Kuifeend Aythya fuligula 1 1
Meerkoet Fulica atra 2 2
Nijlgans Alopochen aegyptiaca 1 2 3
Pijlstaart Anas acuta 1 1
Putter Carduelis carduelis 1 1
Smient Mareca penelope 1 2 3
Spreeuw Sturnus vulgaris 1 1 4 6
Stadsduif Columba livia forma domestica 61512
Stormmeeuw Larus canus 97824
Tafeleend Aythya ferina 2 2
Vink Fringilla coelebs 5 5
Vogel onbekend Aves indet. 2 1 3 6
Watersnip Gallinago gallinago 1 2 3
Wilde Eend Anas platyrhynchos 3 3
Zanglijster Turdus philomelos 2 2
Zilvermeeuw Larus argentatus 1 3 4
Zwarte Mees Periparus ater 1 1
aantal hoogspanningsleidingsslachtoffers 40 22 72 134
aantal soorten 16 921 28
20
5.1 Variabelen
Bij een onderzoek naar draadslachtoffers kunnen de resultaten worden beïnvloed door heel wat
variabelen:
- de periode waarin de monitoring wordt uitgevoerd:
o 2015-2016: 1 december 2015 - 31 maart 2016
o 2021-2022: 1 december 2022 - 31 maart 2022
- het aantal keer dat de route wordt belopen:
o 2015-2016: 105
o 2021-2022: 104
- de weersomstandigheden (meer aanvliegingen op winderige en/of mistige dagen):
o 2015-2016: er werden door het KMI tijdens de onderzoeksperiode geen
abnormale windwaarden vastgesteld.
o 2021-2022: februari 2022 was een erg winderige maand. De gemiddelde
windsnelheid voor Ukkel bedroeg 5,1 m/s (norm.: 4,0 m/s). Dit was de vierde
hoogste waarde achter 2014 (5,8 m/s), 2002 en 2020 (5,7 m/s). In het officiële
anemometrische meetnet in ons land werden er op 13 februari 2022 en op 20
februari 2022 windstoten van minstens 100 km/u (28 m/s) gemeten. Deze
snelheden konden ook lokaal bereikt worden tijdens de onweders. Tijdens de
storm die op 18 februari 2022 over ons land trok, werden er in verschillende
meetpunten windstoten van minstens 110 km/u gemeten. De hoogste waarde
bedroeg 133 km/u.
- de vegetatie op het monitoringstraject (hogere vegetatie = lagere detectiekans)
- de vindersefficiëntie (goede zoekers vinden meer dan minder goede zoekers):
o in overleg met de opdrachtgever werd omwille van budgettaire redenen geen
onderzoek uitgevoerd naar de vindersefficiëntie. Wel werd gepoogd om vooral
mensen in te zetten die ook al werden ingezet in de vorige onderzoeksperiode. Op
die manier werd gepoogd om de vindersefficiëntie over de verschillende
onderzoeksperiodes heen zo constant mogelijk te houden.
- de verdwijnsnelheid (hoe meer predatoren, hoe sneller draadslachtoffers kunnen worden
verwijderd alvorens ze kunnen worden gevonden):
o in overleg met de opdrachtgever werd omwille van budgettaire redenen geen
onderzoek uitgevoerd naar de verdwijnsnelheid. Op deze locatie werd tussen 1
november 2017 - 2 februari 2018 wél al een onderzoek uitgevoerd naar de
verdwijnsnelheid (Verbelen & Swinnen, 2018). De data die toen werden bekomen
voor het bepalen van een correctiefactor werden echter niet weerhouden omdat
de predatordichtheid sterk kan variëren over de jaren heen en de cijfers die
werden bekomen in 2017 - 2018 dus niet noodzakelijk dezelfde zouden zijn indien
een gelijkaardig onderzoek zou worden uitgevoerd in 2021 - 2022.
- het aantal mensen dat deelneemt aan de monitoring (meer mensen = meer vondsten)
- het aantal vogels dat in een gebied verblijft (meer vogels = meer vliegbewegingen = meer
aanvliegkansen).
In wat volgt zal dieper worden ingegaan op de laatste twee variabelen. Hierbij zullen enkel de data van
de eerste (2015-2016) en de laatste (2021-2022) onderzoeksperiode worden weerhouden omdat de
methodiek van beide monitoringsperiodes grotendeels gelijk was (zelfde periode, quasi zelfde aantal
zoekdagen), terwijl de methodiek uit de tweede onderzoeksperiode (2017-2018) hier sterk van
afweek.
21
5.1.1 Zoekinspanning
In een ideaal scenario worden tijdens verschillende onderzoeksperiodes op elke onderzoeksdag steeds
eenzelfde aantal mensen ingezet. Bij de monitoring van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde was de
zoekinspanning in de onderzoeksperiodes 2015-2016 en 2021-2022 echter niet gelijk. Het aantal
mensen dat op elk van de onderzoeksdagen tijdens elk van de monitoringsperiodes aanwezig was,
werd mede bepaald door de inzetbaarheid van vrijwilligers. In 2021-2022 was de inzetbaarheid deels
beperkt door de maatregelen die door de federale overheid werden aanbevolen om de corona-
pandemie in te dijken, maar ook privéomstandigheden zorgden er voor dat tellers (soms zelfs voor
langere periodes) niet inzetbaar waren. Aan de andere kant werden in 2021-2022 ook een aantal
nieuwe mensen opgeleid. Globaal genomen lag de zoekinspanning in 2021-2022 aanzienlijk hoger dan
in 2015-2016.
Bij een groter aantal tellers, neemt de kans dat er meer draadslachtoffers zullen worden gevonden toe
omdat een groter gebied kan worden afgezocht. Toch gaat het niet om een lineaire toename: bij een
dubbel aantal zoekers is het niet zo dat de kans dat draadslachtoffers zullen worden gevonden
eveneens verdubbelt. Of anders gesteld: het is niet zo dat elke persoon die extra mee zoekt een even
grote extra bijdrage levert aan het aantal gevonden slachtoffers. Het grootste aantal slachtoffers wordt
immers altijd in een vrij smalle zone onder de hoogspanningsleiding gevonden. Naarmate er meer
zoekers worden ingezet, zal een groter zoekzone kunnen worden bestreken, maar hoe verder de
zoeker zich van de ‘optimale’ zoekzone bevindt, hoe kleiner de kans dat die effectief ook
hoogspanningsleidingsslachtoffers zal vinden. Omdat het echter erg moeilijk is om te corrigeren in
functie van de zone die elk van de (extra) tellers heeft belopen, wordt in het bepalen van een
correctiefactor in functie van de zoekinspanning in onderstaande alinea’s toch aangenomen dat elke
teller een even grote bijdrage levert aan het aantal gevonden slachtoffers.
In 2015-2016 werd het traject op 105 verschillende dagen belopen, in 2021-2022 was dit gedurende
104 dagen: een zeer gelijkaardige zoekinspanning. Wanneer echter ook rekening wordt gehouden met
het aantal personen dat op elk telmoment aanwezig was, dan levert dit een sterk verschillend beeld
op: in 2015-2016 werden 146 tellingen gerealiseerd, in 2021-2022 werden 240 tellingen verricht. Elke
persoon die deelneemt aan een telmoment wordt gelijk gesteld aan 1 telling: 1 persoon op 1
telmoment is dus goed voor 1 telling, 1 persoon op 10 verschillende telmomenten staat gelijk aan 10
tellingen en 10 personen op 1 telmoment levert eveneens 10 dagtellingen op. Tabel 7 toont hoeveel
slachtoffers in 2021-2022 zouden zijn gevonden indien het aantal tellingen in deze periode
gecorrigeerd zou worden voor het aantal tellingen in de periode 2015-2016, gesteld dat alle andere
variabelen identiek zouden zijn geweest. Een voorbeeld:
- in 2020-2021 werden tijdens 104 teldagen en 240 tellingen in totaal 12 Houtduiven als
hoogspanningsleidingslachtoffer gevonden
- in 2015-2016 werden tijdens 105 teldagen en 146 tellingen in totaal 3 Houtduiven als
hoogspanningsleidingsslachtoffer gevonden
- indien het aantal Houtduiven dat in 2021-2022 als hoogspanningsleidingsslachtoffers werd
gevonden, wordt gecorrigeerd op basis van eenzelfde zoekinspanning (aantal tellingen) als
in 2015-2016, dan moet hiervoor het aantal Houtduiven dat werd gevonden in 2021-2022
(n=12) worden vermenigvuldigd met het aantal tellingen dat werd gerealiseerd in 2015-
2016 (n=146) gedeeld door het aantal tellingen dat werd gerealiseerd in 2021-2022
(n=240). Bij een gelijk aantal tellingen zou mogen worden verwacht dat in 2021-2022 in
totaal 7,3 Houtduiven gevonden hadden moeten worden.
- Deze correctie kan uiteraard enkel worden uitgevoerd voor die soorten waarvoor in 2021-
2022 hoogspanningsleidingsslachtoffers werden gevonden. Voor soorten waarvoor in
22
2021-2022 geen slachtoffers werden gevonden kan ook wel een correctie worden
uitgevoerd maar dit heeft weinig zin (aangezien het resultaat toch steeds 0 zal zijn).
Tabel 7 Correctie van het aantal draadslachtoffers dat in 2021-2022 zou gevonden zijn indien in 2021-2022
evenveel tellingen zouden zijn uitgevoerd als in 2015-2016.
Bij een gelijk aantal tellingen in beide onderzoeksperiodes zou het aantal draadslachtoffers in 2021-
2022 dus op 43,8 komen te liggen. Dit is nauwelijks meer dan de 40 hoogspanningsleidingsslachtoffers
die in 2015-2016 werden vastgesteld, maar aangezien in 2015-2016 de lijn nog niet was bebakend en
in 2021-2022 de lijn wél was bebakend, werd eigenlijk een (forse) daling van het aantal gevonden
slachtoffers verwacht. Deze gecorrigeerde cijfers geven aan dat de bebakening niet heeft geleid tot
een verhoopte daling van het aantal slachtoffers. Integendeel: het gecorrigeerde aantal in functie van
de zoekinspanning ligt na de bebakening hoger als voor de bebakening.
Hoewel bebakening doorgaans leidt tot een reductie in het aantal draadslachtoffers, zijn negatieve
resultaten echter niet ongewoon. In een meta-analyse die werd uitgevoerd op 61
bebakeningsexperimenten, stelden Bernardino et al. (2019) vast dat in 7 experimenten het aantal
draadslachtoffers na de bebakening hoger lag dan voor de bebakening.
5.1.2 Vogeldichtheid
De periode waarin een onderzoek naar draadslachtoffers wordt uitgevoerd en daaraan gekoppeld het
aantal vogels dat in die periode in het gebied verblijft, zijn belangrijke variabelen die het aantal
soort wetenschappelijke naam 2015-2016 2021-2022 c orrectie 2021-2022
Blauwe reiger Ardea cinerea 10,0
Gans (Anser) onbekend Anser spec. 21,2
Graspieper Anthus pratensis 10,6
Grauwe gans Anser anser 20,0
Holenduif Columba oenas 10,6
Houtduif Columba palumbus 312 7,3
Kauw Corvus mone dula 10,6
Kievit Vanellus vane llus 4 1 0,6
Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus 2 6 3,7
Kolga ns Anser albifrons 2 3 1,8
Koperwiek Turdus iliacus 10,0
Krakeend Mareca strepera 1 2 1,2
Kramsvogel Turdus pilaris 10,6
Kuifeend Aythya f uligula 0,0
Meerkoet Fulica atra 21,2
Nijlgans Alopochen aegyptiaca 1 2 1,2
Pijlstaart Anas acuta 10,0
Putter Carduelis carduelis 0,0
Smient Mareca penelope 1 2 1,2
Spreeuw Sturnus vulgaris 1 4 2,4
Stadsduif Columba livia f orma domestica 6 5 3,0
Stormmeeuw Larus canus 9 8 4,9
Tafeleend Aythya ferina 20,0
Vink Fringilla coelebs 53,0
Vogel onbekend Aves indet. 2 3 1,8
Watersnip Gallinago gallinago 21,2
Wilde Eend Anas platyrhynchos 31,8
Zanglijster Turdus philomelos 21,2
Zilvermeeuw Larus argentatus 1 3 1,8
Zwarte Mees Periparus ate r 10,6
aantal hoogspanningsleidingsslachtoffers 40 72 43,8
23
draadslachtoffers kunnen beïnvloeden. Om na te gaan in welke mate de variatie in het aantal
geregistreerde draadslachtoffers het gevolg zou kunnen zijn van de bebakening dan wel van een
verandering van het aantal vogels dat in het studiegebied verblijft, werden bij het Instituut voor
Natuur- en Bosonderzoek voor de twee weerhouden onderzoeksperiodes (i.e. 2015-2016, 2021-2022)
de aantallen opgevraagd van alle watervogels uit de telgebieden die het dichtst bij de ‘zwarte’ lijn van
Ertvelde liggen. Figuur 15 toont de ligging van de telgebieden t.o.v. de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde.
Figuur 15 Telgebieden in de Gentse Kanaalzone waarvan de gegevens van de midmaandelijkse
watervogeltellingen werden gebruikt om een inschatting te kunnen maken van het aantal watervogels dat in elk van
de monitoringsperiodes van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde aanwezig was in de omgeving.
Elk van deze gebieden wordt zes keer per jaar geteld tijdens de midmaandelijkse watervogeltellingen
die plaatsvinden in het winterhalfjaar (tussen oktober en maart). Deze tellingen worden gecoördineerd
door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Voor elk van deze gebieden werden de
wintermaxima van de aanwezige watervogels opgevraagd van het winterhalfjaar 2015-2016 en 2021-
2022. Enkel voor die soorten waarvan tijdens één of beide onderzoeksperiodes draadslachtoffers
werden genoteerd, werden de aantallen weerhouden (Tabel 8). Watersnip wordt in deze verdere
analyse niet weerhouden: vanwege de verborgen levenswijze van deze soort zijn de aantallen die
worden vastgesteld tijdens de watervogeltellingen doorgaans immers een (sterke) onderschatting van
het reële aantal dat op dat ogenblik in het gebied verblijft. De cijfers zijn enkel afkomstig van de
midmaandelijkse watervogeltellingen. Bij een aantal soorten werden buiten die teldata af en toe nog
hogere piekaantallen genoteerd maar die zijn niet opgenomen in deze tabel. De aangeleverde data
geven een goed beeld van de grootteorde van de aanwezige aantallen watervogels in de ruime
omgeving van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde in elk van beide onderzoeksperiodes. Het aantal
draadslachtoffers dat voor elk van de weerhouden soorten werd gevonden in 2021-2022 wordt in
Tabel 8 twee keer gecorrigeerd:
24
- In eerste instantie wordt een correctie uitgevoerd in functie van de aantallen die van elke
soort in elk van beide onderzoeksperiodes in de ruime omgeving van de ‘zwarte’ lijn van
Ertvelde aanwezig waren. Een voorbeeld:
o In het winterhalfjaar 2015-2016 werden tijdens de midmaandelijkse
watervogeltellingen die door het INBO werden uitgevoerd in de telgebieden in de
onmiddellijke omgeving van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde een maximum aantal van
669 Krakeenden geteld.
o In het winterhalfjaar 2021-2022 werden tijdens de midmaandelijkse
watervogeltellingen die door het INBO werden uitgevoerd in de telgebieden in de
onmiddellijke omgeving van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde een maximum aantal van
557 Krakeenden geteld.
o Onder identieke omstandigheden (dus geen rekening gehouden met het feit dat
de lijn werd bebakend) zou je in 2021-2022 een kleiner aantal slachtoffers
verwachten dan in 2015-2016 voor de Krakeenden, aangezien het
wintermaximum lager ligt.
o Dit bereken je door het aantal slachtoffers uit 2015-2016 (1) te delen door het
wintermaximum van 2015-2016 (669) vervolgens vermenigvuldigd met het
wintermaximum van 2021-2022 (577) en dat resulteert in een verwacht aantal
slachtoffers in 2021-2022 van 0,86. In de realiteit werden er echter 2 Krakeenden
als draadslachtoffers gevonden in 2021-2022.
- Dit gecorrigeerde aantal (i.e. 0,86) werd vervolgens gecorrigeerd in functie van de
zoekinspanning.
o In de onderzoeksperiode 2015-2016 werden 146 tellingen uitgevoerd.
o In de onderzoeksperiode 2021-2022 werden 240 tellingen uitgevoerd.
o Indien de zoekinspanning in de onderzoeksperiode 2021-2022 identiek zou zijn
geweest aan die in de onderzoeksperiode 2015-2016, dan zou het gecorrigeerde
aantal verder moeten worden verlaagd van 0,86 naar 0,52 (i.e. 0,86*(146/240).
- Tot slot werden de bekomen resultaten afgerond naar het dichtst bijliggende gehele getal.
Tabel 8 Wintermaxima van soorten die werden geteld in gebieden in de onmiddellijke omgeving van de ‘zwarte’ lijn
van Ertvelde in het winterhalfjaar 2015-2016 en 2021-2022. Enkel die soorten waarvan tijdens één of beide
onderzoeksperiodes draadslachtoffers werden gevonden, werden weerhouden (bron: INBO). Het aantal
slachtoffers dat tijdens de onderzoeksperiode 2021-2022 werd gevonden, wordt in onderstaande tabel gecorrigeerd
in functie van de aanwezige dichtheden van elke soort én in functie van de zoekinspanning. Het resultaat dat werd
bekomen na beide correcties wordt afgerond naar het dichtst bijliggende gehele getal.
Uit Tabel 8 kan worden afgeleid dat, na correctie in functie van de wintermaxima van de weerhouden
soorten en na een bijkomende correctie in functie van de zoekinspanning in de onderzoeksperiode
2021-2022, in totaal (afgerond) 6 draadslachtoffers mochten worden verwacht. In de realiteit werden
in de onderzoeksperiode 2021-2022 echter 12 draadslachtoffers gevonden, dubbel zoveel als verwacht
indien de wintermaxima van de weerhouden soorten én de zoekinspanningen in beide
onderzoeksperiodes identiek zou zijn geweest. Hierbij moet worden opgemerkt dat de datasample
klein is en het doorgaans gaat om kleine aantallen. Toch zijn de resultaten voor de weerhouden
indicatief: terwijl er na bebakening eigenlijk een significante daling van het aantal draadslachtoffers
soort wetenschappelijke naam 2021-2022 2021-2022 2021-2022
winterm axima slachtoffers wintermaxim a slachtoffers correc tie vogeld ichtheid correctie zoekinspanning afgero nd
Blauwe reiger Ardea cinerea 13 1 7 0 - - -
Grauwe gans Anser anser 66 232 00,97 0,59 1
Kievit Vanellus vanel lus 481 470 10,58 0,35 0
Krakeend Mareca strepera 669 1577 20,86 0,52 1
Kuifee nd Aythya fuligula 341 088 00,00 0,00
Meerkoet Fulica atra 677 0482 20,00 0,00
Nijlgans Alopochen aegyptiaca 50 198 21,96 1,19 1
Pijlstaa rt Anas acuta 27 1 0 0 0,00 0,00
Smient Mareca pe nelope 8 1 28 23,50 2,13 2
Tafeleend Aythya fe rina 11 2 6 0 1,09 0,66 1
Wilde E end Anas platyrhynchos 859 0477 30,00 0,00
totaal 13 12 8,97 5,45 6
2015-2016
2021-2022
25
mag worden verwacht, wordt hier een duidelijke stijging vastgesteld. Net als bij de enkele correctie op
basis van de zoekinspanning (zie 5.1.1), lijkt dus ook de dubbele correctie op basis van de
vogeldichtheden én de zoekinspanning aan te geven dat de bebakening niet heeft geleid tot een
verhoopte daling van het aantal draadslachtoffers.
Bij de evaluatie van een eerdere uitgevoerde bebakening op de ‘zwarte’ lijn van Noordschote werd
niet enkel gekeken naar de wintermaxima van watervogels die in de verschillende onderzoeksperiodes
in de omgeving van de ‘zwarte’ lijn werden vastgesteld, maar kon ook gebruik worden gemaakt van de
resultaten van de gecoördineerde slaapplaatstellingen van meeuwen (Verbelen et al., 2021).
Dergelijke slaapplaatstellingen worden ook uitgevoerd in de omgeving van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde,
o.a. op het Spaarbekken van Kluizen, het Sifferdok en het Rodenhuizedok. De resultaten van deze
tellingen kunnen zeer relevant zijn bij de monitoring van een ‘zwarte’ lijn. De meeste vliegbewegingen
van meeuwen richting slaapplaats vinden doorgaans immers plaats in het schemerduister, wanneer
de hoogspanningslijnen minder goed zichtbaar zijn en de kans op aanvliegen hoger ligt. Voor zover ons
bekend, werd nog nooit in kaart gebracht uit welke richting(en) de meeuwen zich op de verschillende
slaapplaatsen in de Gentse Kanaalzone aanwezig zijn, komen aangevlogen. Dit is echter wel relevant.
Indien de meeste bewegingen oost-west georiënteerd zouden zijn, zou de kans op aanvliegingen met
de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde aanzienlijk zijn, aangezien de vliegbewegingen dan loodrecht op de noord-
zuid georiënteerde hoogspanningslijn zouden staan. Voor het winterhalfjaar 2015-2016 zijn uit de
Gentse Kanaalzone enkel gegevens beschikbaar van 1 slaapplaatstelling van het Spaarbekken van
Kluizen (bron: Koen Devos/INBO). Omdat er in dit winterhalfjaar dus geen gebiedsdekkende tellingen
werden uitgevoerd (op het niveau van de Gentse Kanaalzone) én omdat bij de enige telling op het
Spaarbekken van Kluizen slechts lage aantallen werden geregistreerd, heeft het weinig zin om een
vergelijking te maken met de data die beschikbaar zijn van het winterhalfjaar 2021-2022.
5.2 Type bebakening
Zoals aangegeven in 2.4 werden op de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde vogelkrullen opgehangen, met een
lengte van 530 mm en een diameter van 125 mm. Dit zijn ‘kleine’ vogelkrullen; de grote(re)
vogelkrullen hebben immers een diameter van 250 - 350 mm.
26
Figuur 16 Kleine, rode vogelkrul, aangebracht op één van de geleidingsdraden op de hoogste fase van de ‘zwarte’
lijn van Ertvelde (foto: Elia).
Figuur 17 De ‘zwarte’ lijn van Ertvelde na bebakening met kleine (witte en rode) vogelkrullen. Merk op dat de
vogelkrullen nauwelijks zichtbaar zijn (foto: Dominique Verbelen).
Er zijn weinig studies voorhanden die de efficiëntie van kleine vs. grote vogelkrullen vergelijken.
Barrientos et al. (2012) voerde een grootschalig onderzoek uit waarbij o.a. de grootte van de geplaatste
vogelkrullen als een variabele werd onderzocht. Deze variabele werd enkel uitgetest op
27
distributielijnen, niet op transmissielijnen. Er werd gebruik gemaakt van grote vogelkrullen (lengte:
1.000 mm, diameter: 350 mm) en kleine vogelkrullen (lengte: 240 mm, diameter: 100 mm). Uit de
resultaten bleek dat vogelkrullen van een verschillende grootte een gelijkaardig effect ressorteerden.
Hierbij worden door Barrientos et al. (2012) wel enkele kanttekeningen gemaakt. Er wordt opgemerkt
dat het aantal slachtoffers bij aanvlieggevoelige’ soorten hoger lag bij de transmissielijnen dan bij de
distributielijnen. Ze geven aan dat het gebruik van grote(re) vogelkrullen op transmissielijnen dan ook
zou kunnen leiden tot een grotere daling in het aantal aanvliegingen, vergeleken bij de daling die werd
behaald bij de bebakening van de distributielijnen. Bovendien wijzen de auteurs er op dat het behaalde
effect ook sterk soort-afhankelijk is, maar uit hun analyse waarbij alle soorten werden weerhouden
blijkt dat de grootte van de vogelkrul er niet echt toe doet. De auteurs blijven in hun conclusie echter
voorzichtig en wijzen op de nood aan verder onderzoek.
5.3 Geleidingsdraden vs. waakdraden
De vogelkrullen werden enkel geplaatst op de geleidingsdraden, niet op de waakdraad. De vogelkrullen
werden om de 30 m op elk van de 6 geleiders geplaatst, met een verschuiving van 15 m tussen de fasen
onderling. In totaal werden 114 rode en 108 witte vogelkrullen geplaatst (zie 2.4). In Verbelen et al.
(2015) werd voor de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde het volgende bebakeningsadvies gegeven:
This section should be equipped with a maximum of devices. The ground wire and all 3
conducting cables at both sides of the pylons should be equipped with a maximum of well-
visible birdcurls. If budget allows, fluorescent balls or coloured balls (alternatively red and
white) should be attached to the ground wire’.
Dit advies werd niet gevolgd:
- Er werd geopteerd voor kleine vogelkrullen (lengte: 530 mm, diameter: 125 mm) en dus
niet voor grote vogelkrullen (lengte: 800 mm, diameter: 350 mm) met een dubbele
omvatting van de lijn en/of avispheres.
- Enkel de geleiders werden bebakend. Op de waakdraad werd geen bebakening voorzien.
Hoewel Barrientos et al. (2015) aangeven dat de grootte van de vogelkrullen er niet toe doet, lijkt dit
niet te worden bevestigd door de monitoring die werd uitgevoerd voor en na de bebakening van de
‘zwarte’ lijn van Ertvelde: na de bebakening werden immers meer draadslachtoffers geregistreerd dan
voor de bebakening. Het lijkt er dus naar dat de bebakening een negatief effect heeft gehad. Een
mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat de bebakening van de geleidingsdraden met kleine
vogelkrullen wel degelijk zou kunnen hebben geleid tot een verhoogde zichtbaarheid van deze
geleidingsdraden, en dat aanvliegende vogels bij het naderen van de lijn hoger zijn gaan vliegen om
een aanvlieging met de (bebakende) geleidingsdraden te vermijden. Door het mogelijk ‘opstuwende’
effect van de bebakening van de geleidingsdraden, zou op die manier de aanvliegkans met de hogere
(dunnere, niet bebakende en dus minder goed zichtbare) waakdraad verhoogd kunnen zijn. Dit zou het
hogere aantal draadslachtoffers na de bebakening kunnen verklaren, al is dit uiteraard maar een
hypothese. Om zeker te zijn of deze hypothese klopt, zou voor en na bebakening onderzoek moet zijn
uitgevoerd naar het aanvlieggedrag van vogels. Werd de aanvliegroute gewijzigd na bebakening? Zijn
vogels effectief hoger gaan vliegen? Zijn door een gewijzigde aanvliegroute meer vogels in aanraking
gekomen met de niet bebakende waakdraad?
Hoe het ook zij: het is bekend dat waakdraden bij transmissielijnen verantwoordelijk zijn voor meer
aanvliegingen dan geleidingsdraden. Bernardino et al. (2018) geven aan dat op een totaal van 208
aanvliegingen, vastgesteld in 5 studies, 84% betrekking had op botsingen met waakdraden terwijl de
geleidingsdraden slechts verantwoordelijk waren voor 16% van de botsingen. Dit erg grote verschil is
28
des te opmerkelijker aangezien er steeds (veel) meer geleidingsdraden dan waakdraden aanwezig zijn.
Mogelijk vliegen meer vogels op de hoogte van de waakdraden dan op de hoogte van de
geleidingsdraden en zou dit het verschil in aanvliegingen kunnen verklaren. Bernardino haalt echter
een aantal studies aan waarin werd vastgesteld dat een aanzienlijk deel van de (bijna) botsingen met
waakdraden betrekking had op vogels die aanvankelijk lager dan de waakdraden vlogen en die, nadat
ze de geleidingsdraden hadden opgemerkt, hun vliegroute plots verhoogden waardoor ze in aanraking
kwamen met de waakdraden (Bernardino et al., 2018). Dit ondersteunt alvast de hypothese dat
geleidingsdraden een opstuweffect kunnen veroorzaken waardoor het aanvliegrisico met waakdraden
kan worden verhoogd. Dit zal des te meer het geval zijn wanneer de geleidingsdraden zijn bebakend
en de waakdraden niet zijn bebakend. De hypothese dat waakdraden een groter aanvliegrisico
inhouden dan geleidingsdraden wordt verder bevestigd door experimenten waarbij de waakdraden
werden verwijderd, wat leidde tot een daling in het aantal botsingen met 78% (Beaulaurier, 1981) en
48% (Brown et al., 1987). Anders gesteld: de waakdraden zijn verantwoordelijk voor het merendeel
van de aanvliegingen. Indien bij de bebakening keuzes moeten worden gemaakt tussen het bebakenen
van geleidingsdraden of waakdraden moet altijd voorrang worden gegeven aan bebakening van
waakdraden.
29
6 Conclusie
Uit de monitoring van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde - voor en na de bebakening van de geleidingsdraden
met kleine vogelkrullen - blijkt dat het aantal draadslachtoffers na de bebakening hoger ligt dan voor
de lijn was bebakend. Dit kan mogelijk worden verklaard door het type van bebakening (i.e. kleine
vogelkrullen), maar vooral door het feit dat enkel de geleidingsdraden (en dus niet de waakdraad)
werden bebakend. Op basis van de voorliggende resultaten wordt geoordeeld dat de ‘zwarte’ lijn van
Ertvelde nog steeds een groot gevaar vormt voor overvliegende vogels. Mogelijk is het aanvliegrisico
door de bebakening zelfs verhoogd.
Om hieraan te verhelpen moet de waakdraad maximaal worden bebakend, maar ook een extra
bebakening van de geleidingsdraden (met een ander type bakens dan de gebruikte kleine vogelkrullen)
lijkt aangewezen. Hoewel de efficiëntie van verschillende types van bebakening afhangt van heel wat
variabelen (landschapstype, vogelsoort, grootte en/of kleur van de bakens, onderlinge afstand tussen
de bakens, statische vs. dynamische bakens, …), lijken bewegende bakens efficiënter te werken dan
statische (Bernardino et al., 2019), met een voorkeur voor nalichtende of fluorescerende bebakening.
Indien bebakening van de waakdraad (bij voorkeur met FireFly’s of flappers) om technische,
budgettaire, planologische, … redenen niet mogelijk zou zijn, kan worden overwogen om de huidige
bebakening te verwijderen vanwege een mogelijk opstuw-effect richting waakdraad. Deze beslissing
wordt best genomen in nauw overleg tussen de betrokken actoren (Elia, Natuurpunt, Natagora).
Maximale bebakening van de waakdraad met FireFly’s lijkt momenteel de hoogste prioriteit om het
aantal aanvliegingen tegen de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde significant te laten dalen. Een bebakening met
FireFly’s kan worden uitgevoerd met drones, waardoor het plaatsen aanzienlijk sneller, goedkoper en
efficiënter kan verlopen. Indien zou worden geopteerd voor drone-bebakening van de waakdraad met
FireFly’s kunnen bijkomend best ook alle geleidingsdraden van FireFly’s worden voorzien. Voor
de onderlinge afstand tussen 2 opeenvolgende FireFly’s wordt best 10 meter aangehouden.
Momenteel werkt Elia aan een doorstroomschema dat duidelijk moet maken welke/hoeveel
bebakening op elke lijn mogelijk is, in functie van o.a. voltage, windbelasting, ijsvorming, corona-
effecten, duurzaamheid, … Deze flowchart zal in eerste instantie uitgaan van technische beperkingen.
Indien in dit schema ook rekening zou kunnen worden gehouden met de efficiëntie van elke type
bebakening (en alle variabelen daaraan verbonden), dan zou dit de beslissing om hoe elke lijn hoe met
welke type van bakens te voorzien, aanzienlijk kunnen vergemakkelijken, ook al zijn er nog heel wat
kennishiaten m.b.t. de efficiëntie van de verschillende types van bebakening.
Hoe het ook zij: de bebakening van enkel de geleidingsdraden (en dus niet van de waakdraad) met
kleine vogelkrullen heeft bij de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde niet geleid tot de verhoopte daling in het
aantal draadslachtoffers. Hopelijk zal deze case ervoor zorgen dat een dergelijke bebakeningsstrategie
niet op andere lijnen zal worden toegepast en dat voor elke bebakening een voorafgaand overleg zal
plaatsvinden tussen Elia, Natuurpunt en/of Natagora.
30
7 Literatuur
Barrientos R., Ponce C., Palacin C., Martin C.A., Martin B. & Alonso J.A., 2012. Wire Marking Results in
Small but Significant Reduction in Avian Mortality at Power Lines: A BACI Designed Study. PLoS ONE
7(3): e32569. doi: 10.1371/journal.pone.0032569.
Beaulaurier D.L., 1981. Mitigation of Bird Collisions with Transmission Lines. Portland, Oregon, USA.
Bernardino J., Bevanger K., Barrientos R., Dwyer J.F., Marques A.T., Martins R.C., Shaw J.M., Silva J.P.
& Moreira F., 2018. Bird Collisions with power lines: State of the art and priority areas for research.
Biological conservation 222 (2018).
Bernardino J., Martins R.C., Bispo R. & Moreira F., 2019. Re-assessing the effectiveness of wire-marking
to mitigate bird collisions with power lines: A meta-analyses and guidelines for field studies. Journal of
Environmental Management 252 (2019) .
Brown W.M., Drewien R.C. & Bizeau E.G., 1987. Mortality of cranes and waterfowl from power line
collisions in the San Luis Valley. In: Lewis, J.C. (Ed.), Proceedings 1985 Crane Workshop. Platte River
Whooping Crane Maintenance Trust, Grand Island, Nebraskapp. 128-136.
Verbelen, 2017. Vogels onder hoogspanning in België: een stand van zaken en de ‘zwarte’ lijn van
Ertvelde. Rapport Natuurpunt Studie 2017/4, Mechelen.
Verbelen D. & Swinnen K., 2018. Vogels onder hoogspanning in België: een stand van zaken en een kijk
door de trailcam. Rapport Natuurpunt Studie 2018/4, Mechelen.
Verbelen D. & Swinnen K., 2019. Vogels onder hoogspanning in België. Monitoring van
hoogspanningsleidingsslachtoffers onder de ‘zwarte’ 150 kV-lijn van Malle. Rapport Natuurpunt Studie
2019/6, Mechelen.
Verbelen D., Driessens G., Derouaux A., Leirens & Paquet J.Y., 2015. Reducing bird mortality caused by
high-voltage power lines in Belgium: field evaluation of high-risk line from Elia network. Final Report,
Natuurpunt Studie & Natagora.
Verbelen D., Bovens W. & Swinnen K., 2021. Vogels onder hoogspanning in België. Monitoring van
hoogspanningsleidingsslachtoffers onder de (voormalige) ‘zwarte’ lijn van Noordschote (T+1). Rapport
Natuurpunt Studie 2021/17, Mechelen.
31
8 Bijlages
8.1 Chronologisch overzicht hoogspanningsleidingsslachtoffers monitoring
zwarte’ lijn van Ertvelde 2021-2022d
datum uur soort wetenschappelijke_naam x y
1/12/2021 11:19 Vink Fringilla coelebs 106129,198508475 204735,361506524
2/12/2021 10:05 Houtduif Columba palumbus 106106,742357517 204602,711740207
3/12/2021 9:40 Vink Fringilla coelebs 106147,55669551 205487,57068289
9/12/2021 10:07 Vogel onbekend Aves indet. 106172,501107709 205443,331971688
10/12/2021 9:29 Watersnip Gallinago gallinago 106289,076401526 205386,026388165
20/12/2021 9:27 Watersnip Gallinago gallinago 106228,095969911 204982,013181059
27/12/2021 10:22 Houtduif Columba palumbus 106041,831262877 204451,33708558
28/12/2021 10:24 Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus 106059,758520918 204461,198606299
28/12/2021 10:31 Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus 106042,549095435 204464,404661329
28/12/2021 10:33 Stormmeeuw Larus canus 106042,740094714 204467,79522966
30/12/2021 10:44 Stormmeeuw Larus canus 106073,027808586 204484,198756817
31/12/2021 10:07 Gans (Anser) o nbekend Anser spec. 106110,987980959 204638,237174938
31/12/2021 10:12 Gans (Anser) o nbekend Anser spec. 106086,859486374 204587,912355894
1/01/2022 10:50 Houtduif Columba palumbus 106342,916779484 205154,150881551
8/01/2022 11:06 Stormmeeuw Larus canus 106071,078599164 204533,86413767
8/01/2022 11:11 Zilvermeeuw Larus argentatus 106032,887499156 204527,400246964
8/01/2022 11:30 Krakeend Mareca strepera 105995,267840322 204365,173994713
10/01/2022 10:53 Wilde Eend Anas platyrhynchos 106239,546178846 204929,181610361
11/01/2022 10:18 Stormmeeuw Larus canus 106192,735636283 204796,180112271
12/01/2022 15:12 Zilvermeeuw Larus argentatus 106247,470841418 204789,934073104
13/01/2022 10:40 Krakeend Mareca strepera 106001,081546527 204345,566087958
13/01/2022 10:45 Holenduif Columba oenas 106070,916104885 204390,345824821
14/01/2022 9:32 Vink Fringilla coelebs 106107,604480896 205570,014644543
14/01/2022 10:48 Wilde Eend Anas platyrhynchos 106055,565494908 205472,103870972
20/01/2022 10:30 Vink Fringilla coelebs 106310,612021196 205184,583613804
20/01/2022 10:50 Stormmeeuw Larus canus 106067,720754888 204641,921703364
20/01/2022 11:03 Stormmeeuw Larus canus 106051,14096285 204614,949737426
22/01/2022 10:29 Zanglijster Turdus philomelos 106110,550897348 204600,951800833
27/01/2022 9:51 Stormmeeuw Larus canus 106111,279875787 204679,047100915
29/01/2022 9:33 Stadsduif Columba livia forma domestica 106190,760271285 205317,541289764
29/01/2022 10:20 Houtduif Columba palumbus 106102,090500101 204691,921277809
29/01/2022 10:54 Zwarte Mees Periparus ater 106079,199918642 204464,587904133
31/01/2022 10:03 Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus 106218,820460723 205367,926402648
1/02/2022 9:54 Smient Mareca penelope 106154,213923978 204650,648562139
1/02/2022 10:24 Vink Fringilla coelebs 106181,390219808 204687,022634271
4/02/2022 9:20 Houtduif Columba palumbus 106230,635795301 204909,675586276
4/02/2022 9:36 Stadsduif Columba livia forma domestica 106128,276869452 204628,504899403
4/02/2022 9:57 Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus 106116,885928703 204555,617315469
4/02/2022 10:04 Houtduif Columba palumbus 106160,038121523 204694,100418764
5/02/2022 10:41 Nijlgans Alopochen aegyptiaca 106114,526235174 204549,629422992
5/02/2022 11:01 Graspieper Anthus pratensis 106206,321697907 204780,934924258
9/02/2022 9:15 Smient Mareca penelope 106214,374151188 205335,922145179
12/02/2022 11:07 Nijlgans Alopochen aegyptiaca 106067,82688124 205401,350527878
16/02/2022 9:02 Meerkoet Fulica atra 106074,373106282 205468,162269652
16/02/2022 9:28 Meerkoet Fulica atra 106328,431998434 205174,532174904
19/02/2022 9:38 Kolgans Anser albifrons 106307,733430375 205075,132113198
32
datum uur soort wetenschappelijke_naam x y
19/02/2022 10:30 Kolgans Anser albifrons 106003,086467508 204396,036896201
19/02/2022 11:02 Kolgans Anser albifrons 106202,759652748 204773,399533951
19/02/2022 11:30 Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus 106053,128317649 205432,072327691
23/02/2022 9:20 Spreeuw Sturnus vulgaris 106295,805612639 205246,009973873
24/02/2022 9:51 Houtduif Columba palumbus 106036,206220607 204579,116065514
24/02/2022 10:39 Zilvermeeuw Larus argentatus 106244,524149256 205385,430906606
25/02/2022 9:24 Kievit Vanellus vane llus 106333,604326847 205281,405575159
1/03/2022 10:08 Stadsduif Columba livia forma domestica 106124,273105675 204634,99149929
4/03/2022 9:37 Houtduif Columba palumbus 106074,629476194 204614,605721867
10/03/2022 10:08 Wilde Eend Anas platyrhynchos 106069,684970686 204302,575611817
10/03/2022 10:27 Houtduif Columba palumbus 106162,932933656 204672,269914288
10/03/2022 10:56 Vogel onbekend Aves indet. 106245,945068776 205197,406581395
11/03/2022 9:13 Kramsvogel Turdus pilaris 106230,36829035 205218,746354969
15/03/2022 9:22 Spreeuw Sturnus vulgaris 106292,231776368 205137,120578588
16/03/2022 14:45 Spreeuw Sturnus vulgaris 106126,050566455 204696,389616119
16/03/2022 15:02 Houtduif Columba palumbus 105982,940294699 204465,519570854
18/03/2022 8:25 Stadsduif Columba livia forma domestica 106105,45771778 204594,430700758
21/03/2022 10:55 Vogel onbekend Aves indet. 106219,499420421 204858,480442422
22/03/2022 10:13 Stadsduif Columba livia forma domestica 106126,73702828 204636,750804493
24/03/2022 9:50 Spreeuw Sturnus vulgaris 106095,03419473 204555,701598449
25/03/2022 9:48 Stormmeeuw Larus canus 106161,37352129 205441,839256563
26/03/2022 9:41 Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus 106341,283226927 205237,772526552
30/03/2022 14:30 Houtduif Columba palumbus 106113,143629927 204554,699881032
30/03/2022 14:42 Houtduif Columba palumbus 106238,222870915 204892,322603713
30/03/2022 15:00 Zanglijster Turdus philomelos 106206,801090433 205354,767017704
30/03/2022 15:02 Kauw Corvus monedula 106208,939828948 205367,056132952
33
8.2 Overzicht hoogspanningsleidingsslachtoffers monitoring ‘zwarte’ lijn Ertvelde 2021-2022
Figuur 18 Overzicht van alle soorten die tijdens de monitoring van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde werden gevonden tussen 1 december 2021 en 31 maart 2022, met aanduiding
van de exacte locatie van elke vondst.
Natuurpunt is de grootste natuurvereniging in
Vlaanderen. Duizenden vrijwilligers en 400 professionele
medewerkers werken voor de bescherming van belangrijke
leefgebieden, soorten en landschappen. Om dit doel te
bereiken beschermt de vereniging de resterende natuur
in Vlaanderen door gebieden aan te kopen en beheren,
door soorten en leefgebieden te bestuderen en
monitoren, door mensen kennis te laten maken met de
natuur en door beleidsbeïnvloeding op lokaal, regio-naal
en Europees niveau. Natuurpunt beheert meer dan
23.000 ha natuur verspreid over 500 natuurgebieden.
107.000 families zijn lid van Natuurpunt.
... Op een schaal van 0 tot 133 is het duidelijk dat dit een van de gevaarlijkere hoogspanningslijnen in België is, die dwars door het Europees Vogelrichtlijngebied van de IJzervallei loopt. Na bebakening werd de lijn in 2021 opnieuw opgevolgd (met dezelfde zoekfrequentie, in dezelfde periode) en was het aantal draadslachtoffers (afhankelijk van de soort) gedaald met 75% tot 95%: een indrukwekkend resultaat dat Elia overtuigde om de komende jaren nog verder in te zetten op bebakeningen (Verbelen & Swinnen 2021). De resultaten zijn helaas niet altijd even positief. ...
Article
Full-text available
For a long time the extent of the problem of bird mortality because of powerlines collisions was underestimated for Belgian network operator Elia. This changed in 2012 as the collaboration between Elia, Natuurpunt and Natagora was started. During the process of compiling a Belgian risk atlas, the availability of data and how to integrate them into a model were important steps in the preparatory process. Elia’s willingness to implement the use of this risk atlas in its business operations was a crucial factor in making the Belgian airspace safer for flying birds. Even though a collaboration between nature organizations and major economic players (in this case the energy distribution sector) is not immediately obvious, this is clearly the necessary step forward to take. Even though a lot of work still needs to be done, the noble effort to cooperate in this project, already led to a reduced impact on the number of powerline victims in Belgium.
Article
Full-text available
Collision with electric power lines is a conservation problem for many bird species. Although the implementation of flight diverters is rapidly increasing, few well-designed studies supporting the effectiveness of this costly conservation measure have been published. We provide information on the largest worldwide marking experiment to date, including carcass searches at 35 (15 experimental, 20 control) power lines totalling 72.5 km, at both transmission (220 kV) and distribution (15 kV-45 kV) lines. We found carcasses of 45 species, 19 of conservation concern. Numbers of carcasses found were corrected to account for carcass losses due to removal by scavengers or being overlooked by researchers, resulting in an estimated collision rate of 8.2 collisions per km per month. We observed a small (9.6%) but significant decrease in the number of casualties after line marking compared to before line marking in experimental lines. This was not observed in control lines. We found no influence of either marker size (large vs. small spirals, sample of distribution lines only) or power line type (transmission vs. distribution, sample of large spirals only) on the collision rate when we analyzed all species together. However, great bustard mortality was slightly lower when lines were marked with large spirals and in transmission lines after marking. Our results confirm the overall effectiveness of wire marking as a way to reduce, but not eliminate, bird collisions with power lines. If raw field data are not corrected by carcass losses due to scavengers and missed observations, findings may be biased. The high cost of this conservation measure suggests a need for more studies to improve its application, including wire marking with non-visual devices. Our findings suggest that different species may respond differently to marking, implying that species-specific patterns should be explored, at least for species of conservation concern.
Article
The expansion of overhead power lines worldwide challenges companies of energy transmission and distribution, regulators and environmental consultants, among other stakeholders, to effectively mitigate their negative impacts on wildlife. Wire-marking is currently the most widespread and recommended measure to reduce bird collisions with these infrastructures. Nevertheless, and despite its importance for a bird-friendly development of energy projects, there is still much uncertainty about what explains wire-marking effectiveness. We performed an extensive literature review and meta-analysis to evaluate the overall effectiveness of wire-marking in reducing bird collisions with power lines, including the possible influencing factors of power line voltage, habitat and type of device. We gathered data from 35 field studies across the world (which included 66 trials) assessing the effectiveness of wire-marking based on regular carcass searches beneath power lines. Overall, wire-marking reduced bird collisions with power lines by half (50.4%; 95% Confidence Interval Estimate: 40.4–58.8%), although this estimate of effectiveness is lower than the one reported in a meta-analysis performed in 2011. Despite the effort to include both peer-reviewed and grey literature studies in the present meta-analysis, the risk of publication bias could not be entirely excluded and may be still overestimating the true overall effect of wire-marking. High heterogeneity among the study outcomes hindered the power to detect clear moderating effects, with none of explanatory variables being statistically significant. Large between-study heterogeneity is (to some extent) explained by the variety of anti-collision devices available, wire-marking intensities used and ecological circumstances in which the experiments were carried out. Nonetheless, it may be also related to within-study methodological biases and reporting gaps in the existing field studies. Robust experimental designs (ideally using Before-After-Control-Impact approaches), comprehensive reporting of results and broad dissemination of study findings are needed to increase the statistical power of future meta-analyses. Ways to achieve these improvements in field studies are presented in detail. Their inclusion in future meta-analyses will increase the knowledge on the drivers of wire-marking effectiveness, which is critical to better inform decision-making processes and environmental management plans.
Article
In this study removal of overhead groundwires was evaluated as a technique for mitigating bird collisions with transmission lines. Groundwires were removed by BPA from a 500 kV double circuit line at Bybee Lake in Portland, Oregon. Earlier studies at these sites had documented small but measurable collision rates (i.e., No. collisions/No. flights) attributed primarily to collisions with groundwires. Observations of bird flights and searches for dead birds in the vicinity of the lines constituted the primary methods of data collection during pre- and post-removal studies. Field work was conducted from October 1980 through March 1981. A total of seven dead birds and eight feather spots were found after groundwire removal. Species found were green-winged teal, pintail, greater scaup, American wigeon, glaucous-winged gull, starling, red-winged blackbird and song sparrow. No collisions with transmission lines were observed. During pre-removal studies at these two sites, a total of 53 dead birds and 22 feather spots were found over two years of study. It was necessary to document flight intensity (No. flights/day) during pre- and post-removal studies, in order to determine if the number of dead birds found changed because of groundwire removal or simply because of changes in flight intensity. 41 refs., 18 figs., 22 tabs.
Mortality of cranes and waterfowl from power line collisions in the San Luis Valley
  • W M Brown
  • R C Drewien
  • E G Bizeau
Brown W.M., Drewien R.C. & Bizeau E.G., 1987. Mortality of cranes and waterfowl from power line collisions in the San Luis Valley. In: Lewis, J.C. (Ed.), Proceedings 1985 Crane Workshop. Platte River Whooping Crane Maintenance Trust, Grand Island, Nebraskapp. 128-136.
Vogels onder hoogspanning in België: een stand van zaken en de 'zwarte' lijn van Ertvelde
  • Verbelen
Verbelen, 2017. Vogels onder hoogspanning in België: een stand van zaken en de 'zwarte' lijn van Ertvelde. Rapport Natuurpunt Studie 2017/4, Mechelen.
Vogels onder hoogspanning in België: een stand van zaken en een kijk door de trailcam
  • D Verbelen
  • K Swinnen
Verbelen D. & Swinnen K., 2018. Vogels onder hoogspanning in België: een stand van zaken en een kijk door de trailcam. Rapport Natuurpunt Studie 2018/4, Mechelen.
Vogels onder hoogspanning in België. Monitoring van hoogspanningsleidingsslachtoffers onder de 'zwarte' 150 kV-lijn van Malle
  • D Verbelen
  • K Swinnen
Verbelen D. & Swinnen K., 2019. Vogels onder hoogspanning in België. Monitoring van hoogspanningsleidingsslachtoffers onder de 'zwarte' 150 kV-lijn van Malle. Rapport Natuurpunt Studie 2019/6, Mechelen.