COVID-19 bracht ons land in een sluipende beleidscrisis. Het virus kwam in golven, liet zich voelen op tal van vlakken en zette aan tot maatschappelijke discussie en conflict. Overheidsbeleid errond was van meet af aan cruciaal, maar zeker niet evident. En dat maakte beleidsleren tijdens de voorbije twee jaren tot een belangrijke must. Inzicht in dat beleidsleren is er vandaag al wel. Maar tot heden is er nog relatief weinig over bekend in crisistijd. In deze bijdrage exploreren we twee types beleidsleren. Enerzijds is er instrumenteel leren dat zich operationeel uit in aanpassingen van beleidsinstrumenten die de overheid inzet. Anderzijds is er de meer fundamentele variant van sociaal leren die zich toont ingeval paradigma’s en beleidsdoelen wijzigen. Kwamen deze types beleidsleren echt voor tijdens het Belgische COVID-19-beleid? En zo ja, wanneer dan? We exploreren hun voorkomen en hun dynamiek via een uitgebreide documentenanalyse. En dit laat ons toe om het Belgische COVID-19-beleid van 2020 en 2021 te reconstrueren aan de hand van drie episodes. Het nationaal gevoerde beleid kende eerst een crisiscontrolerende episode tot medio 2020 waarin vooral instrumenteel leren de boventoon voerde. Daarop volgde, tot het eind van dat eerste crisisjaar, een periode met veel sociaal leren en zoeken naar meer beleidslegitimiteit. En die episode ging over in één die zich tot eind 2021 kenmerkte door wederom vooral instrumenteel leren en een crisisbeleid dat een duidelijk verbredende turn had genomen. Dit unieke relaas van COVID-19-gedreven beleidsleren zet aan tot denken over beleid(sleren) in crisistijd. Zijn er nog andere leertrajecten te spotten? Hoe gaan beleidsmakers er (best) mee om? En wat is de status van onze learning governance? Er zijn tal van vragen en issues voor beleidsonderzoek en -praktijk. Enkele ervan leggen we op basis van onze verkennende studie voor.