BookPDF Available

Parmentier, S., Ponsaers, P. (eds.) (2008). De Vlaamse advocaat – Wie, wat, hoe?, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers, Reeks Het groene gras, pp. 213.

Authors:
De Vlaamse advocaat: wie, wat, hoe?
Vlaamse Advocaat_10.indd 1 20-11-2008 14:18:18
H  
Het groene gras is een boekenreeks die zich voornamelijk richt op comparatief crimino-
logisch werk, zowel vergelijkend tussen Nederland en België, als daarbuiten. De reeks is
multidisciplinair opgezet, waarbij de criminologen een prominente plaats krijgen naast
andere disciplines. In deze reeks kunnen ook Engelstalige werken hun plaats vinden,
naast Nederlandstalige publicaties. De boekenreeks wordt begeleid door een redactieraad,
samengesteld uit Stefan Bogaerts, Willy Bruggeman, Paul De Hert, Monica den Boer,
Marleen Easton, Henk Elers, Wim Huisman, Jeroen Maesschalck, Patrick van Calster,
René van Swaningen, Tom Vanderbeken en Paul Ponsaers. De redactieraad waakt over de
kwaliteit van de ingediende manuscripten dankzij de peerreview-procedure, en ontwik-
kelt een proactief beleid met het oog op het realiseren van vergelijkende studies. Tevens
wenst Het groene gras manuscripten van doctorale proefschriften aan te bieden die in de
redactionele lijn van de reeks passen.
In deze reeks verschenen de volgende delen:
Buurtinvloeden en jeugddelinquentie (2007)
‘Inbreken is mijn vak’ (2007)
Drugpreventie bij kwetsbare groepen? (2008)

Stokkom (eds.), Reflections on Reassurance Policing in the Low Countries (2008)
       Governance of
Security in the Netherlands and Belgium (2008)
De Vlaamse advocaat: wie, wat, hoe? (2008)
Vlaamse Advocaat_10.indd 2 20-11-2008 14:18:18
De Vlaamse advocaat: wie, wat, hoe?
Stephan Parmentier
Paul Ponsaers
(red.)
Boom Juridische uitgevers
Den Haag
2008
Vlaamse Advocaat_10.indd 3 20-11-2008 14:18:18

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave
worden ver veelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige
vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voorzover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van
artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daar voor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan
de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het over nemen van
(een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (art. 16 Auteurs-
wet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Orga-
nisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No par t of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means
without written permission f rom the publisher.
ISBN 978-90 -8974-038-0
NUR 820
www.bju.nl
Vlaamse Advocaat_10.indd 4 20-11-2008 14:18:18
Voorwoord
Het begint met nieuwsgierigheid. Die leidt tot vaststellingen en vragen. En tot
zich vragen stellen over verbanden tussen vragen en vaststellingen.
Je stelt een opmerkelijke groei in aantallen advocaten vast, een cijfer dat ieder jaar
op 1 december getrouw wordt bepaald per balie en per regio.
Je stelt een groeiende diversiteit vast, verjonging, vervrouwelijking, internatio-
nalisering van de dienstverlening en de structuren, een trend naar specialisatie.
De samenwerkingsvormen lijken te evolueren, de vergoedingssystemen van de
advocatuurlijke dienstverlening ook.
Je stelt anderzijds vast dat er over de advocatuur in België weinig recente cijfers
en gegevens bestaan. Dat de studies die in het verleden zijn uitgevoerd gefrag-
menteerd waren, geen diepgaand empirisch onderzoek voorstelden, geen totaal

te weinig betrokken was bij het ontwerpen en uitvoeren van deze onderzoeken
en bevragingen.
Je zou dus de Vlaamse advocatuur echt in kaart willen brengen. Duiden waarom,
in welke mate, hoe. Wat is de logica van de ogenschijnlijke ontwikkelingen, hoe

we die krachten dan misschien zelf wetenschappelijk formuleren, in formules
die we kunnen communiceren naar de achterban, de politieke actoren, de media,
 

           
in nemen voor een niet-louter hypothetisch toekomstig beleid.
             -
gen in het tweede driejarenplan, het beleidsplan van de Orde van Vlaamse Balies
2005-2008. De algemene vergadering keurde het goed en stemde een behoorlijk
budget.
De raad van bestuur kon dus aan de slag. Hoe en wat waren misschien nog wat
vaag in het begin, maar na enkele vergaderingen hadden we het goed te pakken.
En we waren zeer nieuwsgierig. We wilden eigenlijk alles weten, alles vragen
over de samenstelling van de Vlaamse advocatuur, haar organisatiepatronen,

           
werktijd organiseerden, hun remuneratiesystemen, tot hun toekomstverwachtin-
Vlaamse Advocaat_10.indd 5 20-11-2008 14:18:18
6
gen en de wagen waarmee ze zich bedrijfsmatig verplaatsten toe. Het ware een

moesten worden.
            
onze aspiraties. Zo zochten we wetenschappelijke leiding en ondersteuning bij
         
-
maert. Zij trokken lijnen in de vragenlijst van bestuurder Patrick Hofströssler,
groepeerden en herschikten de vragen, en pasten ze aan de techniek van een
brede internetsurvey aan, en aan de noodwendigheden van een empirisch rechts-
sociologisch onderzoek.
De respons was buiten verwachting hoog: 3.163 ingevulde enquêtes (op 8.522

en kende een eerste neerslag in een speciale editie van Ad Rem, het tijdschrift van
de Orde van Vlaamse Balies, in 2007.
Hier ligt een meer doorwrochte studie op basis van dezelfde gegevens voor. Zij

Vlaamse advocatuur anno 2007. De basisgegevens die inzicht geven in bijna alle
aspecten van de Vlaamse advocatuur.
Niet alles wat hier te lezen staat is nieuw of wereldschokkend origineel. Maar het
gaat om een nulmeting die maar volledig tot haar recht kan komen wanneer het
perspectief van de tijd binnen vijf, tien en twintig jaar wordt toegevoegd. Dat tijds-
perspectief zal toelaten de afgelegde weg in te schatten, en de (voorzichtige) toe-

dat de balie zich heeft willen verschaen. En krijgt ze haar volle wetenschappe-
lijke en beleidsmatige betekenis.
Ik dank allen, in eerste instantie de academici, die hun steun hebben gegeven aan
dit project, en wens de geïnteresseerde lezer veel vreugde en mogelijk heel wat
herkenningsmomenten bij het doornemen van dit boek.
Jo Stevens
Voorzitter Orde van Vlaamse Balies
Juni 2008
Vlaamse Advocaat_10.indd 6 20-11-2008 14:18:18
Inhoud
Lijst van tabellen 
  
Deel II Een bredere kijk op de Vlaamse advocatuur 
Lijst van figuren 
  
Deel II Een bredere kijk op de Vlaamse advocatuur 
Inleiding 
Stephan Parmentier en Paul Ponsaers
Deel I Het profiel van de Vlaamse advocaat 
Roel Gerits, Filip Cammaert, Stephan Parmentier en Paul Ponsaers
1 Bij wijze van inleiding 
1.1 Doelstellingen van het onderzoek 
1.2 Opbouw van het onderzoek 
  
2 Opbouw en methodologie van het onderzoek 
2.1 Inleiding 
2.2 Een onderzoek steunend op twee pijlers 
2.2.1 De onderzoeksplanning 
2.2.2 Een kort literatuuroverzicht 
2.2.3 De internetenquête 
2.3 Rapportage 
3 De Vlaamse advocatuur 
3.1 Inleiding 
3.2 De organisatie van de Vlaamse advocatuur 
3.2.1 De individuele advocaat 
3.2.2 De balies 
3.2.3 De kantoren en andere samenwerkingsvormen 
 

van Vlaamse Balies 
3.3 Een overzicht in cijfers 
  
3.3.2 Samenstelling 
3.4 Conclusies 
Vlaamse Advocaat_10.indd 7 20-11-2008 14:18:18
8
4 Een schets van een kwarteeuw rechtssociologisch onderzoek
over de advocatuur in België en Nederland 
4.1 Inleidende beschouwingen 
4.1.1 Plaats in de rechtssociologie 
  
4.1.3 Draagwijdte en focus van het literatuuronderzoek 
  
4.2.1 België 
4.2.2 Nederland 
4.3 Samenvatting 
5 De advocaat-stagiair 
5.1 Inleiding 
5.1.1 Opzet en doelstellingen 
5.1.2 Methodologie 
5.2 Resultaten van de bevraging 
  
  
5.2.3 Inkomen, erelonen en kosten 
5.2.4 De werkweek van de advocaat-stagiair 
6 De (tableau-)advocaat 
6.1 Inleiding 
6.1.1 Respons 
6.1.2 Methodologie 
6.2 Resultaten van de bevraging 
  
6.2.2 Huidige en toekomstige professionele structuren
van de Vlaamse advocaat 
  
6.2.4 Inkomen, erelonen en kosten 
6.2.5 De werkweek van de advocaat 
7 Enkele opvallende conclusies en hun context 
7.1 Meer advocaten, meer Vlamingen en meer vrouwen 
7.2 Verdere ontwikkeling van samenwerkingsvormen 
 
buitenland behaald 
7.4 Duidelijke specialisatie 
7.5 Meerdere criteria van verloning, en de communicatie hierover 
7.6 Weinig spectaculaire verschillen tussen tableau-advocaten en
advocaten-stagiairs 
Tot slot 
Vlaamse Advocaat_10.indd 8 20-11-2008 14:18:18
9

Literatuur 
Deel II Een bredere kijk op de Vlaamse advocatuur 
Bernard Hubeau en Marijke ter Voert
8 Terug van bij de cyclopen. De advocaat nieuwe stijl geprangd
tussen professionele logica, publiekslogica en marktlogica 
Bernard Hubeau
8.1 Vooraf: het belang van de studie: meer advocaten,
meer Vlamingen, meer vrouwen 
 
 
  
8.2.2 Samenwerken of niet: één van de elementen van het
 
8.2.3 De aspecten verloning en communicatie 
8.2.4 De kernvraag luidt: is er werkelijk sprake van een
 
8.3 Naar de ziel van de advocatuur: werken aan een (historisch
 
  
8.3.2 Een verklaring: balanceren op de tafelrand van de
 
8.4 Verleden en toekomst van de advocatuur. Eerste dimensie:
tussen professie en commercie 
8.4.1 De groeiende afstand tussen het ideaalbeeld van het
vrije beroep en de dagdagelijkse realiteit 

dimensie en de bijdrage van de advocatuur aan de toekomst
van de rechtsstaat 
  
8.5 Verleden en toekomst van de advocatuur. Tweede dimensie:
de publieke opdracht van de advocatuur en de bijdrage aan
de rechtshulpverlening 
8.5.1 Probleemstelling en concrete gegevens over de rol van
de advocaat bij de rechtshulp 
8.5.2 De rechtshulpmodellen en de plaats van de
advocatuur daarin 
8.5.3 De publieke taak van de advocaat bij de toegang tot
het recht: voor wat hoort wat 
8.6 Verleden en toekomst van de advocatuur. Derde dimensie:
vertrouwen, communicatie en kwaliteit van recht, justitie
en de advocatuur 
8.6.1 Probleemformulering: over ‘absurde misverstanden
 
Vlaamse Advocaat_10.indd 9 20-11-2008 14:18:18
10 
 
juridische beroepen 
8.6.3 Een drievoudig onderscheid in de communicatie met

product-proces 
  
8.6.5 Communicatie als element van kwaliteitsbeleid in
de advocatuur 
8.6.6 Communicatie als (nieuwe) ethiek en als (nieuwe)
legitimering voor recht en justitie, maar ook voor de
betrokken beroepen 
8.7 Een onderzoeksagenda voor de juridische beroepensociologie
(en de advocatuur in het bijzonder) 
8.8 Besluit: terug van bij de cyclopen 
9 Het profiel van de Nederlandse advocatuur 
Marijke ter Voert
9.1 Inleiding 
9.2 Toegankelijkheid 
9.2.1 De vraag naar diensten van advocaten 
  
  
9.2.4 Perceptie van toegankelijkheid 
9.3 Continuïteit 
9.3.1 Instroom en uitstroom rechtenstudenten en
advocaat-stagiairs 
9.3.2 Man-vrouwverhouding 
  
  
  
 
9.4.3 Oordelen over de kwaliteit 
9.5 Slot 
9.5.1 Toegankelijkheid 
9.5.2 Continuïteit 
  
Literatuur 
Auteurs 
Vlaamse Advocaat_10.indd 10 20-11-2008 14:18:18
Lijst van tabellen
D I H    V 
Tabel 1 Evolutie van het aantal advocaten in België,
in absolute aantallen (1850-2006) 
 
(absolute aantallen en groei (1997-2006)) 
 
Nederlandstalige balies binnen het gehele advocatenbestand 
Tabel 4 Verhouding mannen en vrouwen aan de 14
 
 
Nederlandstalige balies (evolutie 1997-2007) 
  
Tabel 7 Stagejaar van de respondenten 
 
en aantal advocaten-stagiairs in respondentenpopulatie 
 
van het beroep 
Tabel 10 Percentage van het deeltijdse werkverband als advocaat-stagiair 
Tabel 11 Rechtstakken waarin de advocaat-stagiair actief is 
  
Tabel 13 Vordering via gerechtelijke weg bij niet-betaling erelonen 
  
Tabel 15 Rechtstakken waarin de advocaat actief is 
  
Tabel 17 Vervolging via gerechtelijke weg bij niet-betaling erelonen 
  
D II E     V 
Tabel 19 De twee modellen van praktijk van hedendaagse advocaten 
  
Vlaamse Advocaat_10.indd 11 20-11-2008 14:18:18
Vlaamse Advocaat_10.indd 12 20-11-2008 14:18:18
Lijst van figuren
D I H    V 
 
de respondentengroep naar spreiding over de balies 
 
14 Nederlandstalige balies in België (1997-2006) 
 
balies (evolutie 1997-2007) 
 
van geslacht 
 
stagejaren 
  
  
  
  
 
14 Nederlandstalige balies 
  
  
  
 
advocaten-stagiairs 
 
Vlaamse advocaat-stagiair 
 
advocaat-stagiair ten aanzien van verschillende soorten cliënten 
  
 
niet vlot betaalt 
  
 
werkt 
 
aan de advocaten praktijk besteedt 
  
 
geslacht 
  
Vlaamse Advocaat_10.indd 13 20-11-2008 14:18:18
14   
 
verlaten opgesplitst volgens geslacht 
  
  
  
 
balies 
 
tableau-advocaten per balie 
  
  
  
  
  
 
bij mannelijke advocaten 
 
vrouwelijke advocaten 
 
advocaten 
 
Vlaamse advocaat 
 
advocaat ten aanzien van verschillende soorten cliënten 
 
opgesplitst per soort cliënten (in euro) 
  
 
niet vlot betaalt volgens de groep die stelt dat de erelonen
niet vlot betaald worden 
 
niet vlot betaalt (totale groep respondenten) 
  
 
opgesplitst volgens geslacht 
 
(opgesplitst volgens geslacht) 
 
verlaten, opgesplitst volgens geslacht 
Vlaamse Advocaat_10.indd 14 20-11-2008 14:18:19
15
  
D II E     V 
  
 
periode 1995-2006 
 
periode 1996-2006 
  
 
1960-2006 
 
rechtsbijstand verleent, 1997-2005 
  
  
  
 
over de periode 2004-2006 
 
2000-2006 
Vlaamse Advocaat_10.indd 15 20-11-2008 14:18:19
Vlaamse Advocaat_10.indd 16 20-11-2008 14:18:19
Inleiding
Zoals elke beroepsgroep kenmerkt ook de advocatuur zich door een steeds gro-
tere diversiteit. De uitdagingen en problemen waarmee advocaten en advocaten-
kantoren geconfronteerd worden, lopen dan ook sterker uiteen dan vroeger. Hoe
ziet het beroep van advocaat eruit in Vlaanderen anno 2007 en in welke richting
evolueert het, welke kleine en grote factoren spelen hierbij een rol, en hoe staan

advocatuur werkt en er zich aan interesseert. Ze zijn zo mogelijk nog belangrijker
voor wie aan beleidsvorming voor en met de advocatuur wil doen, zoals de lokale
balies en de Orde van Vlaamse Balies (hierna OVB). Zij hebben immers nood aan
een globaal beeld van de advocatuur, in haar volle diversiteit, om een aangepast
en toekomstgericht beleid te kunnen uitstippelen.

zijn, heeft de Orde van Vlaamse Balies mede tot doel de belangen van de advoca-
tuur te behartigen. Haar studiedienst besteedt bijzondere aandacht aan bevra-

rollen van de advocatuur in kaart te brengen, te analyseren en te duiden. De nood-
zaak om een recent en volledig beeld van haar achterban te verwerven deed de
Orde in 2005 kiezen voor een wetenschappelijk onderzoek over de samenstelling
en de organisatie van het advocatenberoep, alsmede over de toekomstige trends
in het beroep. In haar jaarverslag gaf zij aan op die manier een beter inzicht in
de diversiteit en in de toekomstige ontwikkelingen van de advocatuur te kunnen
verwerven, wat ook de lokale Ordes én de individuele advocaten ten goede zou
komen.1
           


bedoeld alle advocaten die verbonden zijn aan één van de balies in Vlaanderen én
aan de Nederlandstalige balie te Brussel. De promotoren Stephan Parmentier en
Paul Ponsaers beschikten over een ruime ervaring met rechtssociologisch en cri-
minologisch onderzoek van kwantitatieve en kwalitatieve aard. Voor dit nieuwe
         

onderzoek zelf hebben uitgevoerd en de gegevens nauwkeurig en vakkundig heb-
ben verwerkt. Het onderzoek was kwantitatief van aard en omvatte een online
bevraging bij alle 8.500 Nederlandstalige advocaten, door middel van een vra-
1 Orde van Vlaamse Balies (2006), Jaar verslag 2005, Brussel: Orde van Vlaamse Balies, 30-31.
Vlaamse Advocaat_10.indd 17 20-11-2008 14:18:19
18 
genlijst die zij via een speciaal daartoe ontworpen website konden invullen. Het
vormt een primeur aangezien voor het eerst alle leden van de bewuste beroeps-
groep werden aangeschreven en men zich voor het eerst een representatief beeld
van de beroepsgroep kon vormen. Het onderzoek liep over de éénjarige periode
van juli 2006 tot en met juni 2007.
Voorliggende publicatie bevat de gedetailleerde resultaten van dit kwantitatieve
onderzoek. De resultaten kunnen op velerlei manieren aangewend worden. Een
eerste uitweg is er uiteraard voor de opdrachtgever, de OVB, die hiermee beter
gefundeerde standpunten met betrekking tot de advocatuur kan innemen en

balies en de individuele leden van de beroepsgroep vinden in dit onderzoek vele
nuttige informatie die hun interpretaties en acties kunnen oriënteren. Een andere
  
wereld, de wereld van de media, en zelfs de publieke opinie, die beter kan wor-
den gestoeerd op basis van de voorliggende resultaten. Niet te vergeten zijn de
honderden studenten die elk jaar aan één van de Vlaamse universiteiten de studie
rechten aanvatten, en van wie velen zich aangetrokken voelen tot het beroep van
advocaat. Tot slot, en zeker niet in het minst, wil het onderzoek ook een bijdrage
leveren tot meer en betere wetenschappelijke kennis over de beroepsgroep van
de advocaten en kan het aldus zijn nut bewijzen voor andere onderzoekers. In elk
geval kan deze studie het klassieke doch hardnekkige beeld van de advocaat als
strafpleiter voor assisen bijstellen: een advocaat doet veel meer dan dat, doet dat
in vele verschillende gedaanten en werkt daarvoor nauw samen met anderen.
De structuur van dit boek ziet eruit als volgt. In het eerste, en meest omvang-
            
advocaat voorgesteld. We gaan eerst in op de doelstellingen, de opbouw en de

resultaten dienen te worden gesitueerd, en brengen daarom een korte voorstel-
ling van de organisatie van de Vlaamse advocatuur en een langer overzicht van
het rechts sociologisch onderzoek dat over de advocatuur in België én Nederland
is uitgevoerd. Na deze voorgerechten is het tijd voor de hoofdschotel, de onder-

die aan het onderzoek hebben meegewerkt, de aard van de professionele rechts-
hulpverlening die zij bieden, hun kosten en hun inkomen, en we staan ook stil bij
de werkweek van de advocaat. Omwille van de verschillen die tussen advocaten-
stagiairs en tableau-advocaten bestaan, hebben we deze informatie in twee hoofd-
stukken opgedeeld, en besteden we bij de tableau-advocaat bovendien aandacht

Daarna volgt nog een tweede, en korter deel, waarin we de grenzen van het kwan-

gevraagd om te reflecteren over de onderzoeksresultaten en deze in een bredere
-
kelingen in de Vlaamse advocatuur en situeert hij deze tegen de achtergrond van
Vlaamse Advocaat_10.indd 18 20-11-2008 14:18:19
19

de rechtshulp in het algemeen. Marijke ter Voert overstijgt zelfs de fysieke lands-
grenzen en bespreekt de grote ontwikkelingen in het advocatenberoep bij onze

België maakt. Op die manier vormt deze publicatie niet enkel een weergave van
het empirische onderzoek in opdracht van de Orde van Vlaamse Balies, maar
biedt ze eveneens een meer algemene reflectie over de grote ontwikkelingen in
de advocatuur en over een aantal toekomstige trends.
Rest ons nog enkele personen speciaal te bedanken zonder wie deze publicatie het
daglicht niet zou hebben gezien. Eerst en vooral wensen we onze hartelijke dank

en vakkundig heeft begeleid, met name de heren Jo Stevens (voorzitter), Patrick
          
-
woordelijken bij beide uitgevers die voor deze publicatie belangstelling hebben
getoond en hiervoor de handen in elkaar hebben geslagen, Ingrid Straten (Boom

dat dit onderzoek onmogelijk zou zijn geweest zonder de actieve medewerking
van de meer dan 3.000 Vlaamse advocaten en stagiair-advocaten die de tijd en de
energie hebben genomen om de enquête zorgvuldig in te vullen. Wij danken hen
voor de inkijk die ze ons hebben geboden in hun actuele werkzaamheden en in
hun plannen voor de toekomst, en hopen dat ze met veel belangstelling kennis
zullen nemen van deze publicatie.
Stephan Parmentier en Paul Ponsaers
Leuven/Gent, 1 september 2008
Vlaamse Advocaat_10.indd 19 20-11-2008 14:18:19
Vlaamse Advocaat_10.indd 20 20-11-2008 14:18:19
Deel I Het profiel van de Vlaamse advocaat
Roel Gerits, Filip Cammaert, Stephan Parmentier en Paul Ponsaers
Vlaamse Advocaat_10.indd 21 20-11-2008 14:18:19
Vlaamse Advocaat_10.indd 22 20-11-2008 14:18:19
1 Bij wijze van inleiding

        
van de Vlaamse advocatuur, die kan worden omschreven als alle advocaten inge-
schreven aan één van de 13 Vlaamse balies én aan de Nederlandstalige balie te
Brussel per 1 december 2006. Het onderzoek was empirisch van aard en hield
een kwantitatieve bevraging van alle Nederlandstalige advocaten in België in. Het
onderzoek was rechtssociologisch van aard omdat het zich inschreef in de, welis-
waar beperkte, onderzoekstraditie over de juridische beroepen in België.
Het onderzoek verliep op vraag en met fondsen van de Orde van Vlaamse Balies.
Hierna stellen we de doelstellingen en de opbouw van het onderzoek in algemene
lijnen voor, en ook de structuur van het onderzoeksrapport. Tenzij anders ver-
 

1.1 D   
Het hoofddoel bestond erin om voor het eerst in ons land een duidelijk beeld te
verwerven van de Nederlandstalige advocaten, van de elementen die het beroep
kenmerken en van de factoren die het beroep doen evolueren. In overleg met de
studiedienst van de Orde van Vlaamse Balies werd de hoofddoelstelling van het
onderzoeksproject omschreven als ‘het verzamelen van basisgegevens die inzicht
-
doelstelling kon vervolgens vertaald worden in een aantal subdoelstellingen,
namelijk: (a) gegevens verzamelen over de samenstelling en de organisatie van de
Vlaamse advocatuur; (b) gegevens verzamelen over de aard van de rechtshulpver-
lening door de Vlaamse advocatuur in haar geheel; en (c) gegevens verzamelen
over de plaats van de individuele advocaat in, en zijn opinie over, de verschillende
ondernemingsvormen en samenwerkingsverbanden. Het geheel van deze infor-
matie moet dienen om de Orde toe te laten een aangepast en toekomstgericht
beleid uit te stippelen.
Een belangrijke opmerking hierbij is dat genoemde doelstellingen zijn beant-
woord op verschillende niveaus. In de eerste plaats betreft het een feitelijke
beschrijving van de huidige advocatuur in termen van de persoon van de advo-
      -
nele structuur, het cliënteel, de aard van de rechtshulpverlening en kenmerken
van de praktijkuitoefening. In de tweede plaats gingen we dieper in op een aantal
mogelijke samenhangen tussen de hiervoor genoemde kenmerken.
Vlaamse Advocaat_10.indd 23 20-11-2008 14:18:19
24        
1.2 O   
De activiteiten laten zich grofweg opsplitsen in vier fasen die kenmerkend zijn
voor elk wetenschappelijk onderzoek, namelijk de voorbereidingsfase, de fase van
de dataverzameling, de analysefase en de rapportagefase.

een kort overzicht van de literatuur en bestaande studies verzameld.
In de fase van de dataverzameling werd een e-mail verzonden naar alle Vlaamse
advocaten met daarin de link naar de elektronische vragenlijst, met de bedoeling
zo veel mogelijk ingevulde vragenlijst te ontvangen.
Daarna startte de analysefase, eerst met het klaarmaken van het bekomen data-
bestand en daarna met het uitvoeren van de univariate, de bivariate en de multi-
variate analyses, en de interpretaties van de gegevens.
Tot slot volgde de rapportage van de resultaten in de vorm van een eindrapport,
dat aan de opdrachtgever is overhandigd en later is bewerkt tot de hierna volgende
hoofdstukken in deel I van dit boek.
1.3 L
In dit onderdeel rapporteren we voor de eerste maal in detail over het onderzoek
en over alle resultaten.2
In het tweede hoofdstuk zullen we een grondige beschouwing wijden aan de

de lezer een volledig inzicht moeten hebben verworven in de manier waarop het
onderzoek is verlopen en welke methodologie is gehanteerd.
In het derde hoofdstuk gaan we na een korte uiteenzetting over de organisatie
van de Vlaamse advocatuur, dieper in op enkele cijfers die deze organisatie en de
evoluties hierin karakteriseren.
Hoofdstuk 4 biedt een overzicht van de bestaande rechtssociologische en andere
studies die zich richten op de Belgische en Nederlandse advocatuur.
Hoofdstuk 5 presenteert de resultaten van de online-enquête. Hierin wordt enkel
op de groep advocaten-stagiairs gefocust.
Hoofdstuk 6 presenteert de resultaten van de online-enquête van de tableau-advo-
caten.
We beëindigen het onderzoek met enkele opvallende conclusies.
2 In november 2007 wijdde de Orde van Vlaamse Balies een themanummer aan het profiel van de
Vlaamse advocaat, en hierin kwamen al enkele belangrijke conclusies van het onderzoek aan bod:
S. Parmentier en P. Ponsaers, ‘Het profiel van de Vlaamse advocaat anno 2007: methodologische
en sociologische aspecten’, Themanummer ‘Het profiel van de Vlaamse advocaat’, Ad Rem (Orde
van Vlaamse Balies), 4-15.
Vlaamse Advocaat_10.indd 24 20-11-2008 14:18:19
2 Opbouw en methodologie van het onderzoek
2.1 I
In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de onderzoeksplanning, de opzet van het
onderzoek, de gehanteerde methodologie en de doelgroep van het onderzoek.
Verder staan we stil bij de respons van het onderzoek, de analyse van de gegevens
en de uiteindelijke rapportage aan de opdrachtgevers. Op het einde van dit hoofd-
stuk moet de lezer een volledig en duidelijk inzicht hebben in de wijze waarop het
onderzoek is uitgevoerd.
2.2 E     
Het onderzoek is opgebouwd aan de hand van twee pijlers. De eerste pijler bestaat
uit een kort overzicht van bestaande sociaalwetenschappelijke studies met betrek-
king tot de advocatuur in België en Nederland. De tweede pijler van het onder-
     
advocatuur aan de hand van een internetenquête bij alle betrokken advocaten.
2.2.1 De onderzoeksplanning

2006 en een einde per 30 juni 2007. Het bestond uit vier grote fasen: (a) tijdens
de voorbereidingsfase van juli tot oktober 2006 werd een eerste literatuurover-
zicht opgemaakt en werd de vragenlijst opgesteld, getest en geprogrammeerd
in de enquêtesoftware; (b) de data werden verzameld tussen november 2006 en

(c) de analysefase liep tussen februari en mei 2007, en omvatte het uitzuiveren
van het databestand en daarna de analyse zelf; in mei 2007 werden de eerste
resultaten bezorgd aan de opdrachtgever en werd een persconferentie georgani-
seerd; (d) in mei en juni 2007 ten slotte, werd het eindrapport geschreven en aan
de opdrachtgever overhandigd.
2.2.2 Een kort literatuuroverzicht
In de loop van het onderzoeksproject is een overzicht gemaakt van de voornaam-
ste rechtssociologische en andere studies over de Belgische en Nederlandse advo-
catuur. Dit gebeurde via verschillende strategieën, zowel door een studie van de
voornaamste rechtssociologische tijdschriften alsook door een onderzoek van de
registers van de voornaamste tijdschriften die zich richten op de juridische beroe-
Vlaamse Advocaat_10.indd 25 20-11-2008 14:18:19
26        

de papieren als de elektronische databanken, en werden ook onderzoeksrapporten
en andere publicaties verkregen via het world wide web mee inbegrepen. Tijdens
het literatuuronderzoek stootten we ook op tal van studies over de advocatuur in
-
riaal alsook de beperkte aanknopingspunten met ons eigen onderzoek was het
niet mogelijk deze studies adequaat te verwerken. Een comparatieve studie van
het onderzoeksmateriaal in civil law-landen kan wel het voorwerp uitmaken van
verder onderzoek en op die manier bepaalde lacunes in de kennis van de advoca-
tuur in de ons omringende landen blootleggen.
De literatuurstudie startte tijdens de voorbereidende fase van het onderzoek en
liep verder door tijdens de empirische fase. Oorspronkelijk was het de bedoeling
dat het literatuuroverzicht mede nuttige aanknopingspunten en vraagstellingen
zou kunnen opleveren voor het opstellen van de vragenlijst. Door enkele admi-
nistratieve problemen bij de aanvang van het onderzoek startte het literatuur-
overzicht echter enkele weken later en liep het verder door tijdens de fase van de
gegevensverzameling. De focus is eerder beperkt gebleven, en het gaat in hoofd-

de advocaat in civil law-landen zoals België en Nederland. Vanzelfsprekend zijn er
-
catuur in globo, maar die worden slechts beperkt in rekening gebracht.
2.2.3 De internetenquête
De hoofdbrok van het onderzoek omvat het empirische luik bij de groep van Neder-

methodiek , de doe lgroep, de struct uur van de v ragenlijst, de pretests, de aankondi-
gingen en herinneringen, en de respons op de internetenquête. De dataverzame-
lingsfase bestreek de periode tussen november 2006 en januari 2007.
2.2.3.1 Gehanteerde methode
Het kwantitatieve onderzoek werd online uitgevoerd onder de advocaten ver-
bonden aan een Nederlandstalige balie in België, in het bijzonder alle balies in
Vlaanderen en de Nederlandstalige balie te Brussel. De keuze voor een onlinebe-
vraging van de doelgroep werd doorslaggevender naarmate de voorbereidings-
fase vorderde. Bij aanvang van het onderzoek beschikte de onderzoeksequipe
over een papieren vragenlijst ontwikkeld door de studiedienst van de OVB. In
nauwe samenspraak met mr. Patrick Hofströssler, bestuurder van de OVB, werd

geschrapt, gebundeld of toegevoegd.3-
3 De onderzoeksequipe gaf in de eerste besprekingen met de Orde van Vlaamse Balies te kennen
dat de vragenlijst in de embryonale fase van het onderzoek ten minste enkele vragen opriep met
betrekking tot de verhoopte respons. We onderscheidden enkele duidelijke pijnpunten.
Vlaamse Advocaat_10.indd 26 20-11-2008 14:18:19
27
2      
genlijst door de voorzitter en de Raad van de Orde van Vlaamse Balies is de vra-
genlijst door de onderzoeksequipe geprogrammeerd in enquêtesoftware.
Er bestaat weinig twijfel over het feit dat het aantal surveys afgenomen op het
world wide web
van bevraging is ook begrijpelijk. De mogelijkheid om grote hoeveelheden data te

mogelijkheid om antwoorden te verwerken zonder apart data in te moeten geven,
maken de baten van internetsurveys zeer aantrekkelijk.4 Toch is ook deze vorm
van informatiegaring zeker niet zaligmakend.5 De methodiek staat in principe
nog in de kinderschoenen, en hoewel de mogelijkheden immens zijn, moet er
tezelfdertijd meer aandacht groeien voor de kwaliteit van de gegevens die uit dit
soort onderzoek voortkomen.6 Rekening houdend met deze mogelijkheden en
beperkingen besloot de onderzoeksequipe uiteindelijk om toch de methode van
de internetenquête te gebruiken. Doorslaggevende argumenten daarbij waren de
Enerzijds was de eerste versie van de enquête in de zomer van 2006 erg omvangrijk. Wetenschap-
pelijke literatuur inzake bevragingen leert ons dat, om een goede responspopulatie te bekomen,
een vragenlijst zeker niet te lang mag zijn (voor meer informatie over surveys zie J. Billiet en
H. Waege (eds.) Een samenleving onderzocht. Methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek,
Brussel, De Boeck, 2003, 390). De toevoeging van de socio-demografische vragencategorie door
de onderzoeksequipe maakte de inkorting van de vragenlijst zonder informatieverlies zeker niet
makkelijker. Uiteindelijk trachtte de onderzoeksequipe door het clusteren van enkele (catego-
rieën van) vragen een eerste verbetering door te voeren. Door de verwerking van de oorspron-
kelijke papieren vragenlijst in een internetenquête beoogden we ook om de invulbaarheid en het
gebruiksgemak van de enquête te verhogen. Doch, omwille van de hoeveelheid informatie die de
OVB wenste te bekomen, bleef de vragenlijst uiteindelijk vrij lang.
Anderzijds riep ook de inhoud van de vragenlijst vragen op. De vragenlijst bestond uit diverse
deelcategorieën die elk op zich peilden naar onderwerpen die van belang waren voor een goed
begrip van het advocatenberoep en het empirisch onderzoek vormt de allereerste bevraging in
Vlaanderen van deze juridische doelgroep in al zijn facetten. In het verleden werden deze catego-
rieën elk afzonderlijk bevraagd, wat uiteraard een kleinere inspanning vraagt van de respondenten
en minder weerstand oproept. Het insluiten van een aantal vragen over erelonen, een gevoelig
thema binnen de advocatuur, maakte het vroeg af haken van de respondenten tot een belangrijke
risico- en faalfactor. De vraag rees of de omvang van de vragenlijst en het insluiten van gevoe-
lige vragencategorieën niet zou leiden tot de onbruikbaarheid van bepaalde categorieën van het
onderzoek. Het risico bleef ook bestaan dat het behoud van deze gevoelige items een weerslag
zou hebben op de overige items. Deze bekommernissen zijn een blijvend aandachtspunt geweest
bij de analyse en de interpretatie van de onderzoeksresultaten.
4 K.J. Witt (1998), ‘Best practices in interviewing via the internet’, Proceedings of Saw-toothed Soft-
ware Conference, 15-37.
5 D.A. Dillman, R.D. Tortora en D. Bowker (1999) ‘Principles for constructing web surveys’, Working
paper available from <http://survey.sesrc.wsu.edu/dillman/papers.htm> (Accessed 21/06/07).
Dillman e.a. spreken hier onder andere over ‘substantial coverage problems’ en gebrekkige ‘com-
puter literacy’ die gepaard gaan met internetsurveys.
6 Voor meer wetenschappelijke informatie en onderzoek met betrekking tot web surveys gelieve
de website van SESRC Social and Economic Sciences Research Centre van de Washington State
University <http://www.sesrc.wsu.edu/sesrcsite/index.html> te consulteren. Door te klikken op
<http://survey.sesrc.wsu.edu/dillman> kan men ook relevante informatie en papers downloaden.
Vlaamse Advocaat_10.indd 27 20-11-2008 14:18:19
28        
grootte van de doelgroep en de omvang van de vragenlijst, mede in het licht van
de beperkte looptijd en de beschikbare middelen.
De advocatenpopulatie leende zich ook uitermate tot het afnemen van een bevra-
ging via het internet, zowel door het goed ingeburgerde gebruik van e-mail en
internet bij de beroepsgroep, als door de verwachting dat advocaten vertrouwd
zijn met de terminologie en de opzet van bevragingen. Er werd steeds de moge-
lijkheid opengelaten om een papieren versie van de enquête af te laden en op te
sturen naar de onderzoeksequipe. Slechts twee personen maakten gebruik van
deze mogelijkheid.
In concreto verstuurde de OVB een e-mail met enkele instructies en de vindplaats
van de webpagina met de link naar de vragenlijst.7 Op deze webpagina vonden de
geïnteresseerden informatie over de opzet en de doelstellingen van het onderzoek,
de contactgegevens van de onderzoekers, alsook de instructies bij het invullen
van de vragenlijst.8 Potentiële deelnemers werden dan aangemoedigd om door te
gaan naar de vragenlijst. Desgewenst kon een papieren versie van de vragenlijst
afgeladen worden op deze webpagina.
2.2.3.2 Doelgroep van het onderzoek
De doelgroep van het onderzoek bestond uit alle advocaten die binnen het man-
daat van de Orde van Vlaamse Balies vielen. In concreto ging het dus over alle
advocaten die ingeschreven waren op het tableau van één (of meerdere) van de 13
Vlaamse balies én van de Nederlandstalige balie te Brussel. Deze 14 balies telden
op 1 december 2006 in totaal 8.522 leden in hun rangen. Men zou dus evengoed
7 Het startpunt van internetenquêtes, net als elke bevraging trouwens, is dat respondenten op de
hoogte moeten worden gebracht van de geplande bevraging van de doelgroep én dat de doel-
groep moet weten waar hij de enquête kan starten. Een evidente vraag hierbij is of de start-
boodschap de individuele advocaat zou bereiken. Een ogenschijnlijk klassiek en simpel scenario
van ‘sender-receiver (zender-ontvanger) leek niet direct op te gaan bij verzending vanuit een
e-mailaccount van de onderzoeksequipe. Mede tengevolge van strikte maatregelen tegen ‘spam-
mail’ (ongevraagde commerciële e-mail) is deze vraag dus niet eenduidig te beantwoorden: wat
indien de geplande ontvanger de boodschap niet zou ontvangen vanwege een foutief of verouderd
e-mailadres, of vanwege een door hemzelf, zijn kantoor of zijn provider ingeschakelde spamfilter?
Dit was een doorslaggevende reden om de aankondiging en herinneringen te verzenden vanuit
de dienst Communicatie van de OVB. Omdat we hier voor gebruikmaakten van het e-mailbestand
van de OVB hebben we weinig zicht op de betrouwbaarheid van de databank. Een andere vraag is
dus of we met deze data ook de beoogde doelgroep bereikten? Een deel van deze vraag kunnen
we zeker positief beantwoorden: het e -mailbestand van de OVB wordt namelijk regelmatig bijge-
werkt, en een eerder klein aantal van de beoogde doelgroep beschikt niet over een geldig (of ter
kennis gegeven) e-mailadres. Voor deze laatste categorie werd een alternatief scenario uitgewerkt
waarin rekening werd gehouden met het feit dat deze personen mogelijk wel over toegang tot het
internet beschikken. Samenhangend met bovenstaande elementen en rekening houdende met
alle vooraf geboden garanties inzake de anonimiteit van de verstrekte informatie kan evenwel
niet met absolute zekerheid gecontroleerd worden of het klassieke ‘sender-receiver’-schema in de
praktijk heeft gewerkt.
8 In totaal bezochten 4.869 personen de portaalwebsite <www.law.kuleuven.be/profielvlaamse-
advocatuur>.
Vlaamse Advocaat_10.indd 28 20-11-2008 14:18:19
29
2      
kunnen spreken over de Nederlandstalige advocaten in België, maar om verwar-
ring op basis van taalkennis te vermijden, verkiezen we in dit verslag systema-

naar de hiervoor vermelde groep.
2.2.3.3 Structuur van de vragenlijst
Bij het opstellen van de vragenlijst is in ruime mate rekening gehouden met de
adviezen van de Orde van Vlaamse Balies. De vragenlijst bevatte over het alge-
meen vragen naar elementen in de beroepsuitoefening waarvan verondersteld
mag worden dat de advocaat ze wist zonder verdere informatie in te hoeven win-
nen. De vragenlijst werd onderverdeeld in verschillende deelcategorieën, die uit-

de individuele advocaat, de aard van de rechtshulpverlening, het cliënteel en het
         
voornamelijk naar de advocaat in relatie tot de personen in het samenwerkings-

2.2.3.4 Pretests

alle vragen begrijpbaar waren en om aldus de betrouwbaarheid en de geldigheid

de kernvraag voor elk empirisch onderzoek. Voor de pretest zijn drie advocaten
aangesproken, één met ervaring, één die net in het vak was gestapt, maar wel de
stageperiode had doorlopen, en één die nog stage liep. Zij kregen een papieren
versie van de enquête voorgelegd en vulden die in het bijzijn van de onderzoekers
in, zodat deze onmiddellijk nota konden nemen van de bemerkingen. De opmer-
kingen hadden vooral te maken met de lengte van de vragenlijst. Tevens brachten
de advocaten aan welke begrippen en concepten het best van uitleg konden wor-
den voorzien en welke niet. De onderzoekers konden ook de tijd meten voor de
volledige invulling van de vragenlijst. Eens de bemerkingen verwerkt, konden de
onderzoekers starten met het online plaatsen van de eigenlijke vragenlijst.
2.2.3.5 Aankondiging en herinneringen
-
formeerd over het geplande onderzoek, de globale doelstellingen en aspiraties en
de vermoedelijke periode van de lancering van de enquête.9 Op 17 november 2006
verstuurde de OVB uit naam van haar voorzitter Jo Stevens via e-mail een eerste
oproep tot deelname, met vermelding van de bevraging. Het bericht bevatte ook
9 Orde van Vlaamse Balies (2006), Jaar verslag 2005 , Brussel: Orde van Vlaamse Balies, 3. Ook in
de latere fasen van het project communiceerde de OVB met haar leden over het belang van de
enquête, bijvoorbeeld in het maandblad Ad Rem. Eveneens spoorden individuele stafhouders van
de Vlaamse balies hun leden aan om de enquête in te vullen. De onderzoeksequipe is ervan over-
tuigd dat deze inspanningen van de beroepsgroep een stimulerend eect hebben gehad op de
invulbereidheid van de leden.
Vlaamse Advocaat_10.indd 29 20-11-2008 14:18:19
30        

de potentiële respondent de instructies kon vinden.
Deze aankondiging is in de daaropvolgende maanden nog gevolgd door drie her-
inneringsgolven. Deze herinneringen werden uit naam van de onderzoeksequipe
geschreven, maar telkens verstuurd door de dienst communicatie van de OVB,
i.c. op 12 december 2006, 9 januari 2007 en ten slotte op 23 januari 2007.10 De
enquête werd afgesloten op vrijdag 26 januari 200711 en stond dus ruim twee
maanden online.12
2.2.3.6 Twee kernvragen: de omvang en de bruikbaarheid van de respons
Bij dit soort van kwantitatieve onderzoeken komen telkens twee vragen opdui-
ken: (1) hoe hoog is de respons en hoe verhoudt deze zich tot de redelijkerwijs te
-
sentatief voor de gehele populatie en dus bruikbaar voor verder onderzoek en voor

De omvang van de respons
In totaal hebben alle 8.522 advocaten die per 1 december 2006 aan de Orde van
Vlaamse Balies verbonden waren een bericht over het onderzoek en de link naar
de vragenlijst ontvangen. Het leeuwendeel onder hen kreeg van de OVB een
e-mailbericht toegestuurd. De advocaten van wie de OVB niet over een e-mail-
adres beschikte (een 200-tal) ontvingen een inleidende brief en een papieren ver-
    
vullen; desgewenst konden zij ook de papieren versie terugsturen.
In totaal ontving de onderzoeksequipe 3.163 enquêtes, dit is 37,1% van het totaal
aantal verstuurde berichten, terug.13-
10 Zie bijlage 1.
11 Hoewel de deadline voor het indienen op vrijdag 26 januari was gezet, bleef de enquête nog even
online. De resultaten zijn echter wel meteen opgevraagd en respondenten die de enquête hierna
nog invulden, zijn niet meer in rekening gebracht bij de responspopulatie.
12 De relatief lange antwoordperiode is gemotiveerd door verschillende elementen. Enerzijds volgde
op de lancering van de enquête het eindejaarsverlof (Kerstmis en Nieuwjaar). Velen willen nog een
aantal zaken afronden voor de vakantie en hebben het dus heel druk, terwijl de vakantieperiode
dan weer enige inactiviteit met zich brengt. Anderzijds zijn de drie herinneringsgolven telkens
gevolgd door een grotere invulbereidheid en is de dataverzameling pas afgerond op het moment
dat de onderzoeksequipe een bepaalde graad van verzadiging in de invulbereidheid vaststelde.
13 Of dit een hoog of een laag aandeel is, is uiteraard af hankelijk van het criterium dat men ten aan-
zien van de responsomvang hanteert, en als richtcijfer kan men uitgaan van de responspercenta-
ges die vaak voorkomen in schriftelijke of internetenquêtes ten aanzien van de bevolking in haar
geheel. Tegelijk dient rekening te worden gehouden met een aantal elementen. Vooreerst is er de
vraag of de advocatuur in de context van deze bevraging mag worden beschouwd als behorend tot
de ‘normale bevolking’. Het betref t hier immers een beroepsgroep die over een hoge scholings-
graad én over een grote schriftelijke vaardigheid beschikt, voor wie het invullen van een enquête
Vlaamse Advocaat_10.indd 30 20-11-2008 14:18:19
31
2      
plaren, wat doet vermoeden dat een aantal advocaten dat de inleidende brief en de


56% man,14 en is de gemiddelde leeftijd 37,15 jaar. De dataset bevatte uiteindelijk
2.515 tableau-advocaten en 627 advocaat-stagiairs,15 en deze twee groepen zijn aan
een aparte analyse onderworpen.
In de meeste gevallen is over de achtergronden en de motieven van diegenen die
niet hebben deelgenomen aan een onderzoek weinig bekend, en dat is in onze
bevraging niet anders. De OVB heeft dit probleem erkend en heeft zich geënga-
geerd om na afloop van het onderzoek via een webtoepassing een korte bevraging
te lanceren om op zoek te gaan naar leden die hadden besloten niet deel te nemen
aan de bevraging. De resultaten hiervan kunnen uiteraard een licht werpen op de
redenen voor niet-deelname én kunnen tegelijkertijd dienen als aandachtspunten
in toekomstige bevragingen door de Orde en door andere onderzoeksinstanties.
Op die manier zullen we een beter gefundeerd antwoord kunnen geven op de

En bovendien kan dit antwoord meer duidelijkheid verschaen over enkele sti-
listische overwegingen waarmee de onderzoeksequipe van bij de aanvang heeft
geworsteld, namelijk te weten of we in dit onderzoek kunnen spreken over het pro-
een
De bruikbaarheid
Een andere, steeds weerkerende, vraag bij dit soort onderzoek betreft de bruik-
baarheid van de resultaten, en indirect dus de representativiteit van een derge-
            

meerdere deelaspecten die hierna kort worden overlopen.16
als deze een eenvoudige klus is en voor wie men dus een hogere ‘norm’ met betrekking tot de
te verwachten responsomvang zou mogen hanteren. Verder telt het belang dat de respondenten
hechten aan de resultaten van de enquête en aan het gebruik van deze resultaten in de beleidsvoe-
ring, en waarvoor de respondenten een eenvoudige kosten-batenanalyse maken: hoe groter het
belang voor de individuele advocaat én voor de Vlaamse advocatuur in haar geheel, des te groter
zal de respons zijn. Tot slot blijven ook de voorgaande opmerkingen gelden, namelijk de risico’s
verbonden aan de opzet en de omvang van de vragenlijst, de gevoeligheid van bepaalde vragen,
en de relatief grote tijdsinvestering die het invullen van de vragenlijst vergt.
14 2 van de 3.543 lieten hier echter na deze vraag te beant woorden.
15 21 respondenten vulden de vraag of ze al dan niet stagiair waren niet in. Op basis van andere
verstrek te informatie kon dit ook niet achterhaald worden. Deze werden dan ook gedefinieerd
als missing values en niet inbegrepen in de data-analyse van de groepen tableau-advocaten en
advocaat-stagiairs.
16 Zie ook Parmentier en Ponsaers, a.w., 6-8.
Vlaamse Advocaat_10.indd 31 20-11-2008 14:18:19
32        
Eerst en vooral dient opgemerkt dat dit empirisch onderzoek geen steekproef-
trekking omvat, maar wel een survey naar de volledige populatie. Steekproeven
worden meestal gebruikt bij grote populaties, bijvoorbeeld bij de gehele bevolking
van een land of een regio, waarbij het nagenoeg onmogelijk is om alle personen
eectief te bevragen. In dergelijke gevallen is men verplicht een ‘representatieve
     
populatie voldoen, zodat de resultaten achteraf met een zekere graad van waar-
schijnlijkheid (meestal 95% of 98%) naar de volledige populatie kunnen worden
veralgemeend. In ons onderzoek betrof de gehele populatie alle 8.522 Vlaamse
advocaten. Door een online bevraging te organiseren was het technisch mogelijk
om deze hele populatie aan te schrijven, en dus onnodig om een steekproef te trek-
ken. Daarnaast speelde het feit dat de OVB over bijzonder weinig achtergrondva-
riabelen (zoals geslacht, leeftijd, etc.) aangaande de volledige advocatenpopulatie

representativiteit van een eventuele steekproef te toetsen aan de volledige popu-
latie van de Vlaamse advocaten en was de enquête mede bedoeld om de achter-
grondvariabelen beter te leren kennen.17
Ten tweede, wat de relatie tussen de respons (37,1%) en de representativiteit ten
aanzien van de hele populatie betreft, het volgende. In sociaalwetenschappelijk
onderzoek wordt een dergelijke respons bij telefonische of postenquêtes ten aan-
zien van een steekproef als zeer bevredigend omschreven, en dus als represen-
tatief.18     van de
totale populatie en dus niet van een steekproef, kan deze responsgraad als zeer
bevredigend worden omschreven. De vraag blijft voorliggen of de groep van res-
pondenten al dan niet selectief afwijkt van de groep van non-respondenten. Om
deze test diepgaand te kunnen doorvoeren beschikte de onderzoeksequipe over
onvoldoende achtergrondvariabelen in relatie tot de volledige advocatenpopula-
tie, en was de selectiviteit van de uitval dus moeilijk te meten. Toch hebben we
gekeken naar één van de weinige achtergrondvariabelen waarover de Orde van
Vlaamse Balies beschikt ten aanzien van de volledige Vlaamse advocatenpopu-
latie, in het bijzonder de spreiding over de verschillende Vlaamse balies. Onze
groep van respondenten bleek deze spreiding sterk te volgen, met een kleine


17 De vergelijking met een bevolkingsenquête gaat ook hier opnieuw op. Omwille van de ‘census’,
een bevraging bij de totale populatie van België, die om de tien jaar wordt uitgevoerd, is het moge-
lijk de achtergrondkenmerken van de totale populatie te toetsen aan die van een steekproef en de
representativiteit van deze laatste na te gaan. In deze zin kan onze enquête bij de Vlaamse advoca-
tuur als ‘census’ beschouwd worden voor eventueel later onderzoek op basis van een steekproef.
18 Ter vergelijking: in grootschalige bevolkingsenquêtes – zoals de Veiligheidsmonitor – beschouwt
men doorgaans een steekproef van driehonderd toevalsgewijze getrokken onderzoekseenheden als
representatief voor een totale gemeentelijke populatie; waarbij moet worden aangestipt dat de bevol-
king van de meeste Vlaamse gemeenten groter is dan de totale populatie van Vlaamse advocaten.
Vlaamse Advocaat_10.indd 32 20-11-2008 14:18:19
33
2      
Hieruit kan worden afgeleid dat de respondentengroep een goede afspiegeling
vormt van de volledige popu latie van Vlaamse advocaten, met andere woorden: dat
de onderzoeksresultaten van de respondentengroep (met enige voorzichtigheid)
veralgemeend mogen worden naar de volledige populatie.19 Het zou niettemin
nuttig zijn mocht de Orde van Vlaamse Balies het initiatief nemen om een ruimer
aant al acht ergro ndv ar ia bele n v an de advo ca ten popu la tie te ac hte rhalen , zodat di ep -

van de volledige populatie. Voorlopig kunnen we echter (voorzichtig) besluiten dat
het hier inderdaad gaat om het profiel van de Vlaamse advocaat, zoals vooropgesteld
werd bij de start van het onderzoek, en dat de resultaten dus ook bruikbaar zijn
voor de onderzoekers en de beleidsmakers die zich hierop willen beroepen.
Figuur 1 Vergelijking tussen de volledige onderzoekspopulatie en de responden-
tengroep naar spreiding over de balies
Antwerpen
Brugge
Brussel
Dendermonde
Gent
Hasselt
Ieper
Kortrijk
Leuven
Mechelen
Oudenaarde
Tongeren
Turnhout
Veurne
respondenteningeschrevenen
3,9%
0,9%
-2,9%
-0,5%
-1,8%
-0,4%
0,5% 0,3%
-0,8%-0,2%
0,3% 0,3% 0,4%
-0,1%
verschil
Bron: Orde van Vlaamse Balies (2006)
19 Ook bij de variabele ‘geslacht’ vindt men dezelfde sterke gelijkenis tussen responsgroep en vol-
ledige populatie.
Vlaamse Advocaat_10.indd 33 20-11-2008 14:18:19
34        
2.2.3.7 Dataverwerking
-
den opgevraagd bij de webmaster van de enquêtesoftwarebeheerder, en zijn alle
      20 Het
opgebouwde databestand werd gecontroleerd en daarna geschikt gemaakt voor de
statistische analyses. De eerste fase omvatte univariate beschrijvende analyses, in
een tweede fase werden de meest gangbare toetsen en testen geanalyseerd. In dit

van 95% (alfa = 0,05). Eenvoudig gesteld wil dit zeggen dat de kans op een waar-
neming buiten het vastgestelde interval niet groter is dan 5%, of anders gezegd,

realiteit. In grote lijnen werd een analyse bekomen van twee groepen, de tableau-
advocaten aan de ene kant en de advocaat-stagiairs anderzijds. Deze groepen wer-
den apart geanalyseerd omwille van hun eigenheid en om een vertekening van de
resultaten te vermijden. De analysefase verliep tussen februari en mei 2007.
We merken op dat de dataset en de gepresenteerde bevindingen in hoofdstuk 4
en 5 vooral toelaten om verbanden te leggen tussen een reeks onafhankelijke vari-
    
de beroepsuitoefening van de advocaat typeren, doch niet altijd om de onaf han-
kelijke netto-inbreng van elk van deze variabelen betrouwbaar in te schatten. Bij
bepaalde zaken (bijv. bruto-inkomen) werd wel getracht een multivariate analyse
-
ren. Ook merken we op dat de vragenlijst niet in de eerste plaats is ontworpen om
dergelijke theorieontwikkeling, -toetsing of -verklaring te kunnen aanbevelen,
maar wel om empirisch materiaal aan te reiken dat het voorwerp kan zijn van
verdere studie. De onderzoekers vertrokken van een bestaande vragenlijst met
een zeer diverse gamma aan vragen. Hierdoor moest de onderzoeksequipe vaak
keuzes maken met betrekking tot de opname van variabelen en vragen, met als
gevolg dat de keuze van de bestudeerde variabelen niet altijd even sterk theore-
tisch onderbouwd is.
2.3 R
De eindfase, in de maanden mei en juni 2007, bestond uit de rapportage over
de verschillende stappen in het onderzoek en de gehanteerde methodieken, het
samenbrengen van de resultaten, en het formuleren van enkele aanbevelingen.
Het resultaat van deze fase was in eerste instantie een onderzoeksrapport, dat
eind juni aan de opdrachtgever is bezorgd, en dat later is verwerkt tot deel I van
voorliggend boek.
20 SPSS staat voor ‘Statistical Package for the Social Sciences’. Voor meer informatie gelieve men
<ww w.spss.com> te consulteren.
Vlaamse Advocaat_10.indd 34 20-11-2008 14:18:19
3 De Vlaamse advocatuur
3.1 I
In dit hoofdstuk gaan we kort in op de organisatie van de Vlaamse advocatuur.
Zoals zal blijken kan men het zwaartepunt leggen bij de Vlaamse advocaat als
individu, of bij de diverse samenwerkingsvormen waarvoor de advocaat kan opte-
ren, maar ook bij de lokale balies en bij het overkoepelende orgaan, de Orde van
Vlaamse Balies.
Na een korte uiteenzetting over de organisatie van de advocatuur in Vlaanderen,
gaan we dieper in op enkele cijfers die deze organisatie en de evoluties hierin
karakteriseren. Het inventariseren en samenvoegen van cijfermateriaal over de
Belgische en Vlaamse advocatuur is gebeurd aan de hand van de registers en
tabellen die door de Orde van Vlaamse Balies aan de onderzoeksequipe werden
bezorgd. Ook werd dankbaar gebruikgemaakt van het boek De mensen van het
recht dat Huyse en Sabbe in 1997 publiceerden.21 In omgekeerde richting vroeg de
onderzoeksequipe van de Orde van Vlaamse Balies om bepaalde lacunes in het
cijfermateriaal in te vullen. Voor zover ze voorhanden waren, gebruikten we de
cijfers die golden op 1 december van elk jaar.
3.2 D    V 
3.2.1 De individuele advocaat
Op microniveau situeert zich de individuele advocaat. Van de 8.522 advocaten die
op 1 december 2006 verbonden waren aan de Orde van Vlaamse Balies oefen-
den er 1.401 het beroep uit als stagiair. Eén op zes doorliep op dat ogenblik dus
de driejarige stage en op het einde hiervan kunnen zij zich inschrijven op het
            -
praktijk of kiezen voor de positie van medewerker in een kantoor, in de hoop na

de stage en enkele jaren balie als een nuttige ervaring en een goede voorbereiding
op andere beroepsrichtingen als jurist en stappen bijvoorbeeld het bedrijfsleven
binnen. De toevloed van stagiairs levert dus een brutocijfer op. Niet alle stagiairs
blijven advocaat en geregeld stappen advocaten over naar het bedrijfsleven of naar
andere beroepsdomeinen voor juristen.
21 L. Huyse en H. Sabbe (1997), De mensen van het recht, Leuven: Uitgeverij Van Halew yck.
Vlaamse Advocaat_10.indd 35 20-11-2008 14:18:19
36        
3.2.2 De balies
Huyse en Sabbe22 wijzen terecht op de verwarring die de term balie soms oproept


is de groepering van advocaten en stagiairs in elk van de gerechtelijke arrondis-
sementen in ons land, 13 in Wallonië en 13 in Vlaanderen. Het 27e gerechtelijk
arrondissement Brussel is opgesplitst in twee balies, de Nederlandse Orde van
      

grote verschillen tussen deze beroepsgemeenschappen. Huyse en Sabbe stellen
dat dit vooreerst met de omvang van de balies te maken heeft.23 Wat betreft de
situatie bij de Nederlandstalige advocaten in 2006, zien we dat de Nederlandse

-
           
  
spectrum bevinden zich de kleine balies (Mechelen, Oudenaarde, Tongeren en
Turnhout) en de zeer kleine balies, Ieper (55) en Veurne (65). Bij vergelijking

het land slechts twee zeer kleine balies (Ieper en Veurne) kent, de overige balies
kunnen gecatalogeerd worden als middelgroot tot groot. Dit contrasteert sterk

de helft van de beroepsgroep groepeerde. Voor het overige treft men daar vooral

Neufchâteau en Eupen.
Volgens Huyse en Sabbe verschillen de balies ook in aanzienlijke mate wat hun
samenstelling betreft24: ‘Hoe omvangrijker de balie hoe groter de kantoren, hoe
meer associaties, hoe vaker de advocaten zich in een of andere materie gespecia-

 -
caten en derdejaarsstagiairs maken er deel van uit. De stafhouder leidt de Raad
van de Orde.
Het werkterrein van de advocaat wordt niet begrensd door het gerechtelijke arron-
-
 
land van de Europese Unie. De advocaat kan zich ook bij meerdere balies aan-
sluiten.
22 A.w., 52-52.
23 A.w., 52.
24 A.w., 53.
Vlaamse Advocaat_10.indd 36 20-11-2008 14:18:19
37
3   
3.2.3 De kantoren en andere samenwerkingsvormen
In hun boek stellen Huyse en Sabbe dat het eenmanskantoor niet langer de
dominante praktijkvorm is. De overgrote meerderheid oefent het beroep uit met
anderen. Deze samenwerkingsverbanden verschillen uiteraard in grootte en in
          -
delgrote en grote kantoren. In 1997 zag de verdeling er als volgt uit: één tableau-
advocaat op vier werkte solo, vier op tien advocaten werkten op kleine schaal in
een kantoor van twee tot vier advocaten of medewerkers; nog eens bijna 25% van
de advocaten was verbonden met een kantoor dat tussen de vijf en twintig advo-
caten en medewerkers groepeerde; de overigen werkten in grote kantoren. Wat
de handelsvorm betreft stelden de auteurs dat de helft van de advocaten deel uit-
maakte van een associatie, en dat één advocaat op vijf koos voor een kostenassoci-
atie; de overigen (30%) werkten in een geïntegreerde associatie, waar kosten en
baten gedeeld werden.25
  
Orde van Vlaamse Balies om samenwerkingsverbanden te categoriseren.26 De
OVB stelt dat samenwerkingsverbanden duurzaam moeten zijn en dat deze
duurzaamheid ook een georganiseerde samenwerking vergt. De intensiteit van
de samenwerking bepaalt de aard ervan. De meest intensieve samenwerking tus-
sen advocaten is de associatie, minder intensief is de groepering, en het netwerk is
het minst intensief.
Binnen een associatie staat het delen van de erelonen (of de verliezen) tussen
de vennoten centraal. De vennoten kunnen wel bepaalde activiteiten buiten een
associatie houden. In dat geval brengen zij hun activiteit niet volledig in de asso-
ciatie in. Zo is het denkbaar dat een vennoot buiten zijn associatie zijn praktijk
als scheidsrechter of curator behoudt en dat die inkomsten niet worden gedeeld.
Wat echter niet kan is het beroep van advocaat in meer dan één associatie uit te
oefenen.
-
den wel gedeeld. De leden van een groepering bepalen zelf hoe zij dit regelen.
De leden van een netwerk oefenen hun beroep op onafhankelijke wijze van elkaar

wel cliënten door (bijv. om redenen van specialisatie, territoriale omstandig-
heden, etc.).
25 A.w., 51.
26 Orde van Vlaamse Balies (2006) Intern werkdocument: samenwerkingsverbanden tussen advocaten
en eenpersoonsvennootschappen van advocaten, onuitgeg., Brussel.
Vlaamse Advocaat_10.indd 37 20-11-2008 14:18:19
38        
3.2.4 Van de Nationale Orde van Advocaten naar l’Ordre des Barreaux
Francophones et Germanophones en de Orde van Vlaamse Balies
           


de verdeling van overheidskredieten voor pro-Deo-advocaten leidde in september
1997 tot een open conflict en tot een uiteindelijke scheiding tussen beide gemeen-
schappen.27 De Orde van Vlaamse Balies is sinds 1 mei 2002 operationeel, maar
  -
eniging voor de oprichting van een Orde van Vlaamse Balies en in 2002 is zij in
haar opzet geslaagd.28
3.3 E   
3.3.1 Aantal advocaten29
De evolutie van het aantal advocaten in België, met inbegrip van de stagiairs, wordt
weergegeven in tabel 1. In het midden van de negentiende eeuw telde de Belgische
advocatuur 813 leden. In de halve eeuw die daarop volgde verdrievoudigde het
aantal advocaten. In 1910 waren er 2.399 advocaten in België, en gekoppeld aan
de bevolking betekende dit één advocaat op 3.095 inwoners. Tussen 1910 en 1920
lijkt de groei wat stil te vallen, maar in de daaropvolgende twee decennia komen er
meer dan 1.500 advocaten bij. In 1940 waren er 3.694 Belgische advocaten.
Tot in 1970 lijkt de groei volledig stil te vallen (3.813 advocaten), maar daarna
            
advocatuur 6.648 leden, en in 1985 was er één advocaat per 1.240 inwoners. In
1990 waren er 9.189 Belgische advocaten, of één advocaat per 1.083 Belgen. In
1992 duikt de advocatendichtheid voor het eerst onder de duizend, op dat moment
was er één advocaat per 996 inwoners. In 1996 telde men 11.657 advocaten. Tien
jaar later, op 1 december 2006, telde het Belgische grondgebied 15.212 advocaten.
Op dat moment was er één advocaat per 691 inwoners, een voorlopig hoogte-
punt.
27 Voor meer informatie, zie J. Stevens (2002), ‘Van Nationale Orde van Advocaten naar Orde van
Vlaamse Balies en Ordres des Barreaux Francophones et Germanophone’, Rechtskundig Weekblad,
33, 1153-1169.
28 <www.advocaat.be>
29 Informatie voor deze paragraaf werd voornamelijk geput uit L. Huyse en H. Sabbe (1997), De men-
sen van het recht, Leuven: Uitgeverij Van Halewyck; en H. Sabbe en L. Huyse (1994), De juristen in
België. Een beroepsgroep in beweging, cahier n°3 van het Instituut Recht en Samenleving Faculteit
Rechtsgeleerdheid Katholieke Universiteit Leuven, Leuven: Instituut Recht en Samenleving. Cij-
fers na 1996 werden bekomen via de Orde van Vlaamse Balies.
Vlaamse Advocaat_10.indd 38 20-11-2008 14:18:19
39
3   
Tabel 1 Evolutie van het aantal advocaten in België, in absolute aantallen
(1850-2006)
Jaar Aantal advocaten in België Jaar Aantal advocaten in België
1850  1990 .
1900 . 1991 .
1910 . 1992 .
1920 . 1993 .
1930 . 1994 .
1940 . 1995 .
1950 . 199 6 .
1960 . 2006 .
1970 .
1975 .
1980 .
1985 .
Wat de situatie van het aantal advocaten in de 13 Vlaamse balies en de Nederlands-
talige balie van Brussel betreft, zien we de laatste tien jaar het volgende beeld.
      
aan de Nederlandstalige balies. Op 1 december 1997 telden de Vlaamse balies iets
minder dan 7.000 leden. In 2003 gingen ze over de kaap van de 8.000, om in
2006 voorlopig te stranden op 8.522 advocaten.
Figuur 2 Evolutie van het aantal advocaten verbonden aan de 14 Nederlands-
talige balies in België (1997-2006)
0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
7.000
8.000
9.000
Aantal advocaten
1.12.1997
1.12.1998
1.12.1999
1.12.200 0
1.12.2001
1.12.2002
1.12.2003
1.12.200 4
1.12.2005
1.12.200 6
Bron: Orde van Vlaamse Balies (2007)
Tabel 2 geeft het aantal advocaten in de Nederlandstalige balies weer en de rela-
tieve groei van deze balies gedurende het voorbije decennium. Vrijwel alle balies
Vlaamse Advocaat_10.indd 39 20-11-2008 14:18:20
40        
kenden in die periode een positieve groei, enkel de balie van Ieper zag het ledental

balies en de Nederlandstalige balie te Brussel met 22%.
Tabel 2 Aantal advocaten in de Nederlandstalige balies in België (absolute
aantallen en groei (1997-2006))
Balie 1.12.1997 1.12.2000 1.12.2003 1.12.2006
groei in %
1997-2006
Antwerpen ., ., ., ., %
Brugge , , , , %
Brussel ., ., ., ., %
Dendermonde , , , , %
Gent , , , , %
Hasselt , , , , %
Ieper , , , , -%
Kortrijk , , , , %
Leuven , , , , %
Mechelen , , , , %
Oudenaarde , , , , %
Tongeren , , , , %
Turnhout , , , , %
Veurne , , , , %
Tot aa l ., ., ., ., %
Bron: Orde van Vlaamse Balies (2007)
De groei was het meest uitgesproken bij de Nederlandstalige balie van Brussel,
die haar ledental zag toenemen met 45% en op 1 december 2006 2.328 leden
telde. De balies met de minst uitgesproken groei waren Mechelen, Veurne en
    
enige kende de balie van Ieper een terugval, met 10%.
3.3.2 Samenstelling
3.3.2.1 Stagiairs
Tabel 3 geeft een overzicht van het numerieke aandeel van de advocaten-sta-
giairs in het advocatenbestand van de 14 Nederlandstalige balies30 (situatie op
30 De gegevens met betrekking tot de balie van Veurne waren op het moment van het schrijven van
het eindrapport nog niet ingediend. De besproken percentages en eindtotalen zijn dan ook bere-
kend op basis van de overige cijfers en vormen een zeer minieme onderschatting.
Vlaamse Advocaat_10.indd 40 20-11-2008 14:18:20
41
3   
      
rangen, dit is 14,6% van het totale aantal Vlaamse advocaten. De vrouwelijke
advocaten-stagiairs nemen hiervan 54,3% voor hun rekening. In de balies van
         
aandeel in, elk met 17,9%. In Dendermonde neemt deze groep 16,8% in, en in
Brussel, dat het grootste aantal stagiairs heeft, gaat het om 15,7% van het totaal
aantal advocaten.
Tabel 3 Absolute aantallen advocaten-stagiairs in de Nederlandstalige balies
binnen het gehele advocatenbestand
Balie
Stagiairs M
Stagiairs V
Totaal
stagiairs
Table au-
a d v o c a t e n
M
Table au-
advocaten V
Totaal
tableau-
advocaten
E U - a d v o -
caten
Totaal
21/03/2007
Antwerpen     . .
Brugge       
Brussel-NL      .  .
Dendermonde       
Gent        
Hasselt       
Ieper    
Kortrijk       
Leuven       
Mechelen       
Oudenaarde      
Tongeren       
Turnhout       
Veurne - - ---- - -
Totaal   . . . .  .
Bron: Orde van Vlaamse Balies (2007)
        
1998 en 2007. Hoewel de meeste balies een positieve groei kenden gedurende
de afgelopen tien jaar, lijkt het stagiairbestand deze trend niet overal te volgen.
    
opeenvolgende jaren van naderbij bekijken. Het voorbije decennium kende de
Nederlandstalige balie van Brussel de sterkste terugval. Daar waar deze balie in
1997 nog 589 advocaten-stagiairs telde, valt dit aantal terug tot 347 in 2007. In
-
hout hun stagiairsbestand dan weer licht aangroeien.
Vlaamse Advocaat_10.indd 41 20-11-2008 14:18:20
42        
Figuur 3 Absolute aantallen advocaten-stagiairs in de Nederlandstalige balies
(evolutie 1997-2007)
0
100
200
300
400
500
600
700
Antwerpen
Brugge
Brussel-NL
Dendermonde
Gent
Hasselt
Ieper
Kortrijk
Leuven
Mechelen
Oudenaarde
Tongeren
Turnhout
Veurne
1-12-19971-12-199821-3-2007
Bron: Orde van Vlaamse Balies (2007)
3.3.2.2 Opmars vrouwen
De beslissing om vrouwen toe te laten tot het beroep van advocaat in België kwam
er pas na de Eerste Wereldoorlog, met name door de wet van 7 april 1922. De

deze discriminatie, haar hele leven ijverde voor gelijke rechten voor vrouwen en
         
oefenen.
          
merken. Huyse en Sabbe presenteren enkele cijfers hieromtrent. In 1935 waren
er in België nog geen zestig vrouwelijke advocaten (2% van de beroepsgroep). In
1969 was amper 10% van de Belgische advocaten een vrouw. Huyse en Sabbe zien
voor deze trage groei meerdere oorzaken. Vooreerst studeerden tot 1970 relatief
weinig vrouwen rechten én bovendien hadden deze vrouwen niet de ambitie om
hun diploma te verzilveren. Verder van belang is dat stereotiepe opvattingen over
de vrouw en haar vermeende ongeschiktheid voor het advocatenberoep lange tijd
overeind bleven.31
In 1977 is een op vijf advocaten een vrouw, in 1982 bijna één op vier. In 1993 telde
de Belgische advocatuur 3.275 vrouwen in haar ranken, dit is bijna één op drie
(32,1%). Tabel 4 geeft de absolute en relatieve verdeling van mannen en vrouwen
verbonden aan de Vlaamse balies en de Nederlandstalige balie van Brussel weer.
31 L. Huyse en H. Sabbe (1997), De mensen van het recht, Leuven: Uitgeverij Van Halewyck, 47-49.
Vlaamse Advocaat_10.indd 42 20-11-2008 14:18:20
43
3   
Tabel 4 Verhouding mannen en vrouwen aan de 14 Nederlandstalige balies
(situatie op 1/10/2006)
Balie Man Vrouw 1/10/20 0 6 1/12/200 6
Antwerpen .    . .
Brugge      
Brussel .    . .
Dendermonde      
Gent      
Hasselt      
Ieper      
Kortrijk      
Leuven      
Mechelen      
Oudenaarde      
Tongeren      
Turnhout      
Veurne      
Tot aa l . % . % . .
Bron: Orde van Vlaamse Balies (2006)
-
ren dat de hiervoor genoemde trend zich voortzet, maar dat de groei iets minder
sterk is dan de voorbije decennia. De Vlaamse balies bestonden op 1 oktober 2006
-
trekkers in het aantal aangesloten vrouwelijke advocaten, en tellen respectieve-
   
Veurne (27%) tellen iets minder vrouwen dan het gemiddelde. Hierbij dienen we
wel op te merken dat het absolute aantal advocaten hier ook kleiner is, zodat de
percentages minder goed tot hun recht komen.
3.4 C
In dit hoofdstuk is vooreerst aandacht besteed aan de organisatie van de Vlaamse
advocatuur. Vervolgens gingen we dieper in op een aantal cijfers en ontwikke-
  
geven. Zichtbaar werd allereerst de groei die de Belgische en Vlaamse advocatuur
de laatste decennia kende en het niet geringe aandeel van de vrouwen in deze

-
tages in de balies en de grootste balie, de Nederlandstalige balie te Brussel, is
Vlaamse Advocaat_10.indd 43 20-11-2008 14:18:20
44        
ontegensprekelijk de sterkste groeipool. Het is verwonderlijk dat deze groei niet
toegeschreven kan worden aan het aantal advocaten-stagiairs in de balies. Hoewel
de balies qua personele samenstelling enkel groeien, is de groei op het vlak van
de groep advocaten-stagiairs het laatste decennium nauwelijks geëvolueerd, wel
eerder gestagneerd of gedaald.
In het volgende hoofdstuk gaan we dieper in op het bronnenmateriaal dat voor-
handen is met betrekking tot de advocatuur in België en Nederland.
Vlaamse Advocaat_10.indd 44 20-11-2008 14:18:20
4 Een schets van een kwarteeuw
rechtssociologisch onderzoek over de
advocatuur in België en Nederland
4.1 I 
Het voorliggende hoofdstuk is het resultaat van een synthese van rechtssociologi-
sche en andere studies met betrekking tot de advocatuur die de afgelopen 25 jaar
in België en Nederland zijn uitgevoerd. Dit literatuuroverzicht heeft verschillende
doelstellingen. Vooreerst boden voorgaande onderzoeken een welkome hulp bij
de constructie van de vragenlijst van ons empirisch onderzoek. Vooral de Neder-
landse rechtssociologie en het onderzoek dat bij onze Noorderburen werd uit-
gevoerd, bleken uiteindelijk nuttige aanknopingspunten, vraagstellingen en tips
te bieden. Vervolgens is het literatuuroverzicht hoofdzakelijk gebruikt ter onder-
steuning en ter interpretatie van de empirische onderzoeksgegevens naar het pro-

slotte vormt het beknopte literatuuroverzicht ook een wegwijzer en een inleiding
voor al wie zich in de nabije toekomst wil verdiepen in de Vlaamse advocatuur en
hiervoor inspiratie zoekt bij voorgaande onderzoeken.
In de hier navolgende paragrafen gaan we eerst in op de plaats die de studie van de
-
gische landschap. In de tweede plaats beschrijven we enkele oorzaken en gevolgen
van de relatieve beperktheid van het onderzoek over deze belangrijke juridische
actor. In de derde plaats geven we summier de draagwijdte en de focus van het
onderzoek en de eventuele beperkingen die hieruit kunnen voortvloeien weer.
4.1.1 Plaats in de rechtssociologie
De hedendaagse rechtssociologie als wetenschappelijke discipline biedt zowel
onderzoeksbevindingen als algemene theoretische inzichten met betrekking tot
een zeer divers gamma aan vragen over het (feitelijke functioneren van het) recht
en de voornaamste actoren van het recht. Voorliggend onderzoek over het pro-
            
Hoewel deze literatuurstudie zich richt op de advocatuur binnen het geheel van
Vlaamse Advocaat_10.indd 45 20-11-2008 14:18:20
46        
de traditionele en niet-traditionele juridische beroepen32, vinden de vragen die
de onderzoeksgegevens oproepen ook aansluiting bij een bredere discussie over
relevante ontwikkelingen in de rechtshulp. De onderzoeksequipe beschouwt het

waarbinnen de advocatuur slechts één van de spelers is. Enerzijds beschikt de
advocatuur, net zoals andere pionnen op het veld van de rechtsbedeling en de
politionele wereld, over een eigen systeem van waarden en normen, eigen doel-
stellingen, een eigen cultuur, anderzijds streeft ze een gelijkaardig doel als de
andere spelers na, namelijk de realisering van het recht. De onderzoeksequipe
 
onderzoeksproject niet dieper in op ontwikkelingen die mogelijkerwijze kunnen
voortkomen uit bredere evoluties binnen het recht.
Hierna wordt ook getracht om aan de hand van een aantal klassieke stukken uit
de internationale academische literatuur de koppeling te maken naar de lokale
situatie en de wereld van de Vlaamse advocatuur. Inzichten uit de rechtssocio-
logie vinden hierbij een verbinding met concrete voorbeelden uit de (juridische)
actualiteit. Ook gaat de aandacht naar enkele algemene verschuivingen in het
hedendaagse (markt)perspectief van de advocatuur in haar geheel. Welke facto-
ren zijn van belang voor een beter begrip van de huidige stand en toekomstige

4.1.2 Leemte in het onderzoek
Eigenaardig genoeg, maar bij nader toezien weinig verrassend, vindt men weinig
recente gegevens over de Belgische en Vlaamse advocatuur. De enkele pogingen
die werden ondernomen om deze beroepsgroep in kaart te brengen, kunnen in


over een wijde diversiteit aan theoretische en methodologische kwesties, over
theoretische kaders die uit het onderzoek worden gedistilleerd, en over de posi-
tie van de advocaat in en diens invloed op de sociale, politieke en economische
realiteit. Of we vinden er de academicus die met methodologische bagage empi-
risch materiaal verzamelt over de persoon van de advocaat zonder hieraan al te

gerichte onderzoek dat dikwijls door beroepsgroepen, gespecialiseerde vakbladen
32 Van Houtte en Gibens omschrijven in hun onderzoek naar afgestudeerden in de rechten het
onderscheid tussen traditionele en niet-traditionele juridische beroepen als volgt: ‘Traditioneel
verwijst naar een historische dimensie, naar iets wat een vaste waarde heeft gekregen in een
bepaalde samenleving. Onder traditionele juridische beroepen kan men derhalve verstaan: advo-
caten, notarissen, gerechtsdeurwaarders en magistraten. De niet-traditionele beroepen die afge-
studeerde juristen uitoefenen zijn: overheidsambtenaren, bedrijfsjuristen en andere beroepen
met al dan niet een juridische component.’ Zie Van Houtte en Gibens (2002), ‘Waar komen afge -
studeerden in de rechten terecht?’, Rechtskundig Weekblad, 1, 1-6.
Vlaamse Advocaat_10.indd 46 20-11-2008 14:18:20
47
4      
of onderzoeksbureaus wordt geïnitieerd en uitgevoerd. Uiteraard kunnen al deze
soorten onderzoek niet altijd strikt van elkaar gescheiden worden.
-
ren. Maar meestal is het onderzoek zeer gefragmenteerd, zijn de onderzoeks-
lijnen gedomineerd door individuele onderzoekers en is een totaalbeeld van de
beroepsgroepen of een algemene overkoepelende synthese ver zoek. Het weinige
materiaal dat wel voorhanden is, is voortgesproten uit onderzoek door het Insti-


rechtssociologische onderzoeksveld heeft meerdere gevolgen. Vooreerst bestaan
door de fragmentering van het onderzoek op het gebied van de juridische beroe-
pen weinig mogelijkheden om verder te werken op duidelijke onderzoekslijnen
én ook weinig mogelijkheden om over deze materies een degelijke onderzoeks-

van het onderzoek op het gebied van de juridische beroepen ertoe dat het dikwijls
wordt uitgevoerd door onderzoekers die niet goed vertrouwd zijn met de juri-
dische wereld. Weinig onderzoek in universitaire centra wordt uitgevoerd door
juristen. Ten slotte zorgt de fragmentering van het onderzoeksveld ervoor dat de
Belgische en Vlaamse overheidsinstanties niet gestimuleerd worden om verdere
initiatieven te nemen. We denken hier bijvoorbeeld aan het oprichten (en in stand
houden) van een onderzoeksinstantie, al dan niet verbonden aan een universiteit,
die zich onder meer kan bezighouden met ‘de sociaalwetenschappelijke bestude-
     
door het WODC of het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum
van het ministerie van Justitie in Den Haag).
Vooraf nog enkele opmerkingen. Rechtssociologisch onderzoek over the legal
profession(s) wordt gekarakteriseerd door een grote verscheidenheid aan onder-
werpen en methodologieën. Men kan dus amper spreken over een systematisch
en constructief onderzoeksbeleid en een dito agenda in dit domein. Eenieder op
zoek naar volledige, betrouwbare gegevens over de advocatuur in haar totaliteit
zal dus enigszins onbevredigd terugkeren. Deelstudies zijn er wel, bijvoorbeeld
in het onderzoek naar dispute resolution. Terwijl het rechtssociologische onderzoek
naar de juridische beroepen veeleer uit beperkte studies bestaat die het individu-
ele interessegebied van onderzoekers en onderzoeksinstituten ontsluiten, worden
andere onderzoeken uitgevoerd door koepelorganisaties van de juridische beroe-
pen zelf, en in het geval van de advocatuur door de studiediensten van de lokale
Ordes of de Orde van Vlaamse Balies, of nog door vakbladen (bijv. The Lawyer,
Legal Week, etc.). Dergelijke onderzoeken zijn relevant omdat zij de discussie over
diverse topics opentrekken naar een groot deel van de professie, en dikwijls door

           
deze onderzoeken zijn echter ver te zoeken.
Vlaamse Advocaat_10.indd 47 20-11-2008 14:18:20
48        
Tot slot is het van belang te vermelden dat deze literatuurstudie is gesitueerd in
het kader van het algemene onderzoeksproject. Het was immers de bedoeling
        -
caat anno 2006-2007. Daartoe trachten we een inzicht te verwerven in de socio-
       
aard en de organisatie van de rechtshulpverlening, de verloning die hiertegen-
over staat en zijn plaats in en zijn opinie over de verschillende samenwerkings-
verbanden. Daarnaast was het de doelstelling om beleidsrelevant onderzoek uit te
voeren. Immers, indien (beleids)beslissingen worden genomen op basis van vage
veronderstellingen en ideeën over wat een advocaat doet en vermoedelijk zal doen
in de nabije toekomst, is de kans op mislukkingen vrij groot. Dit onderzoek is dus

het bundelen van de krachten op onderzoeksgebied, zowel op academisch niveau
als op het niveau van de lokale Ordes en het overkoepelende orgaan, de Orde van
Vlaamse Balies. Door de fragmentering van het onderzoek dat vandaag de dag
wordt uitgevoerd, is de vergelijking, de interpretatie en het formuleren van op
elkaar voortbouwende beleidsadviezen immers bijzonder moeilijk en is er nog
veel werk aan de winkel.
4.1.3 Draagwijdte en focus van het literatuuronderzoek
De literatuursynthese hierna kent enkele beperkingen. Vooreerst richt ze zich
          
advocatuur. Dit betekent dat de bedrijfsjuristen, de juristen in de overheidsinstel-
lingen, en andere juristen die zich op de juridische arbeidsmarkt bevinden niet
in de analyse zijn opgenomen.
Ze richt zich bovendien enkel op de civil law-landen België (met het accent op
het Vlaamse landsgedeelte) en Nederland. De literatuur met betrekking tot de
common law-landen wordt evenwel ook meegenomen voor zover ze een directe
relevantie heeft voor het onderzoek. Het startpunt voor deze keuze is dat de advo-
caat in deze laatste landen te zeer verschilt van de advocaat in civil law-landen,
en dat vergelijkingen dus weinig zin hebben. De literatuur met betrekking tot de
brede ontwikkelingen en verschuivingen in het marktperspectief van advocaten
worden wel in beschouwing genomen.


       
         
hiervan werkten we een descriptief overzicht uit aangaande de kennis over de
beroepsgroep én legden we de basis voor de uitwerking van de methodologie voor
de bevraging van de 8.522 advocaten verbonden aan de 13 Vlaamse balies en de
Nederlandstalige balie van Brussel.
Vlaamse Advocaat_10.indd 48 20-11-2008 14:18:20
49
4      
4.2 W   ?
Wie op zoek gaat naar rechtssociologische literatuur en andere studies over de
advocatuur kan deze tocht vanuit diverse perspectieven aanvatten. In het rechts-
sociologische onderzoek richt de aandacht zich voornamelijk op de diverse stadia
in het proces om advocaat te worden. In het geval van een focus op jongeren die de
keuze maken om rechten te gaan studeren, spreekt men over onderzoek naar de
universitaire instroom en uitstroom van juristen. Na het behalen van het einddi-
ploma in de rechten maken de juristen keuzes over de richting die ze verder wil-
len uitgaan: sommigen kiezen ervoor om zich aan te sluiten bij een van de balies,
anderen kiezen ervoor om bijvoorbeeld als bedrijfsjurist aan de slag te gaan, of
bij een of andere overheidsdienst te gaan werken. In de rechtssociologische litera-
tuur vertaalt zich dit naar onderzoek over de werkkringen van juristen. Indien
de jurist beslist zich aan te sluiten bij een van de balies, doorloopt hij eerst een
stage van drie jaar. Hier spreken we over onderzoek naar de advocaten-stagiairs.
Voor zover de stagiairs zich later volwaardig aan de balie inschrijven, handelt het
onderzoek over de advocatuur an sich  
literatuur over de advocatuur indelen in deze vier categorieën. Vanzelfsprekend

er indirect wel verband mee houden, bijvoorbeeld onderzoek over erelonen, syste-
men van conflictregeling, enzovoort.33 Studies die wegens hun opzet moeilijk in
de hiervoor genoemde indeling passen, gieten we in een aparte categorie.
In de literatuurstudie die volgt hanteren we grotendeels deze indeling. Het is niet
-
zoek op het gebied van the legal profession, maar wel de voornaamste studies te
vermelden met een kort overzicht van de belangrijkste bevindingen.
4.2.1 België
4.2.1.1 Juridische beroepen – algemeen
Een aantal artikelen en rapporten dat binnen het aandachtsgebied van deze stu-
die valt, bieden een algemeen overzicht van de juridische beroepen in België, met

theoretische inzichten of evoluties binnen de advocatuur met empirisch materi-
33 Deelstudies hebben zeker hun belang, hoewel er in dit literatuuroverzicht minder aandacht aan
wordt besteed. Onderzoek naar procesvoering bijvoorbeeld, leg t soms verbanden naar het aantal
advocaten. Simpel gesteld luidt de hypothese dat de vraag naar juridische dienstverlening gecre-
eerd wordt door het aanbod aan dienstverleners en dat meer advocaten aanleiding zouden geven
tot meer zaken voor de rechtbank. Het economische argument bestaat erin dat meer advocaten
zouden zorgen voor een val in de prijs die gevraagd wordt voor hun diensten, waardoor de vraag
naar de advocaten zal stijgen. Ook Roos stelt dat ‘[D]e omvang en samenstelling van de juristen-
populatie in verband staat met de aard en omvang van rechtsverschijnselen in de samenleving’.
N.H.M. Roos (1981), Juristerij in Nederland. Sociale ontwikkelingen in de opleiding en de beroepen
van juris ten, Deventer: Kluwer, 1.
Vlaamse Advocaat_10.indd 49 20-11-2008 14:18:20
50        
aal. Omdat algemene evoluties in de juristerij hun invloed hebben op de instroom
in de balies worden ook zij hierna kort besproken.
 34 in het laatste
deel van de trilogie Lawyers in Society35   
        
is voor de Belgische juristenbevolking en de voornaamste verschillen met de
situatie in de common law-landen. Hij beschreef aan de hand van cijfermateriaal
een aantal stuwende factoren die een voorname rol spelen in de spectaculaire
toename van het aantal juristen na 1970: vooreerst de impact van een grote her-
vorming in de toelatingsvereisten voor het hoger onderwijs (omnivalentie van
         
groepen, zoals de opkomst van vrouwelijke juristen en het toenemend aandeel

gedaan bij de afgestudeerden in de rechten toonde hij ook aan dat achtergrond
en klasse een eect hebben bij de toegang tot de juristerij en de toekenning van
diverse jobs, maar dat mettertijd meer studenten uit de lagere middelklasse een
rechtendiploma behalen.
In 1997 wierpen Huyse en Sabbe36 een nieuwe blik op hen die opgeleid zijn om
met recht om te gaan. Hoewel De mensen van het recht een algemene groepsfoto
van de juristen in België bracht, was er toch voldoende aandacht voor de rol van de
advocatuur. De auteurs, ten tijde van de publicatie beiden verbonden aan het Insti-
 -
zicht in cijfers van het aantal advocaten, van de evoluties in de samenstelling van
  
verschillende taalgroepen. Tussen 1970 en 1996 is het aantal advocaten meer dan
verdrievoudigd, en in 1996 telde de Belgische advocatuur bijna 12.000 leden. Niet
enkel het aantal, maar ook de samenstelling van de beroepsgroep was ingrijpend
gewijzigd. Zo was het aandeel van de Nederlandstaligen sterk toegenomen. Het
aandeel van de regio Vlaanderen lag in 1996 op 44% terwijl de Waalse aanwezig-
heid slonk tot 21% en de twee Brusselse balies samen nog steeds 35% groepeerden,
maar ook hier was de aanwezigheid van de Nederlandstaligen sterk gestegen. Ook
besteedden Huyse en Sabbe opnieuw aandacht aan de opmars van de vrouw in de
advocatuur. Daar waar in 1935 nog geen zestig vrouwelijke advocaten (2%) verbon-
den waren aan de balies, was in 1996 één op drie advocaten een vrouw.
Bijna profetisch toetsten beide auteurs een voorgesteld model van het vrije beroep
aan de realiteit. Zij concludeerden anno 1997 dat ‘de afstand tussen het ideaal-
34 L. Huyse (1988), ‘Legal Exper ts in Belgium’. In: R.L. Abel en P.S.C. Lewis (eds.), Lawyers in society.
The civil law world, California: University of California Press, 225-257.
35 R.L. Abel en P.S.C. Lewis (eds.) (1988), Lawyer s in society. The civil law world, California: University
of California Press; R.L. Abel en P.S.C. Lewis (eds.) (1988), Lawyers in society. The common law
world, California: University of California Press; R.L. Abel en P.S.C. Lewis (eds.) (1989), Lawyers in
society. Comparative theories, California: Universit y of California Press.
36 L. Huyse en H. Sabbe (1997), De mensen van het recht, Leuven: Uitgeverij Van Halewyck.
Vlaamse Advocaat_10.indd 50 20-11-2008 14:18:20
51
4      
beeld van de advocatuur als vrij beroep en de werkelijkheid van alledag onop-
houdelijk is gegroeid. De controle van de toegang tot het beroep is verzwakt, de
beloningsautonomie ondermijnd. (…) Bovendien verloren de argumenten die het
    37
In het geval van de advocatuur is die legitimatie volgens de auteurs rond drie
argumenten opgebouwd: een onvervangbare opdracht, een unieke service, en een
unieke deskundigheid en kennis.38 Veel van het voorbereidende werk voor het
boek werd in 1994 door Sabbe en Huyse gepubliceerd in een Cahier van het Insti-
    39 Deze publicatie
gaf iets diepgaandere verklaringen voor de vraag naar juristen en naar juridische
dienstverlening en bood een internationale vergelijking met betrekking tot nieuw
gediplomeerden in de rechten en de juridische beroepsuitoefening.
In De werking van justitie en de juridische beroepen
40
1998 eerder summier de juridische beroepen die mee de werking van het gerecht

magistraten en bedrijfsjuristen onder de loep genomen. Bij iedere beroepsgroep
werd de kwantitatieve evolutie en de organisatie van het beroep geschetst, en werd
  41
publiceerden in 1998 ook een artikel dat een schets beoogde van het empirisch
rechtssociologisch onderzoek over juridische beroepen in Vlaanderen (en in min-
dere mate België) na 1970. Hun voornaamste conclusie was dat het onderzoek
naar juridische beroepen zeker geen onderwerp is geweest van een systematisch
opgebouwde onderzoekspolitiek. Ook zij bevestigden dat het eerder ging over
fragmentarische studies die de interesses van individuele onderzoekers weer-
spiegelen. Verder stelden zij dat het rechtssociologisch onderzoek vrij descriptief
van aard is, en er weinig beleidsvoorbereidend en nog minder beleidsevaluerend
onderzoek is gebeurd. Pogingen om een breder theoretisch rechtssociologisch
kader te ontwikkelen waren schaars en beperkt in reikwijdte. De vraag is of dit
in de toekomst ook zo zal blijven. Velle42 publiceerde in hetzelfde themanummer

37 A.w., 62.
38 A.w. 59-62.
39 H. Sabbe en L. Huyse (1994), De juristen in België. Een beroepsgroep in beweging, cahier n° 3 van
het Instituut Recht en Samenleving Faculteit Rechtsgeleerdheid Katholieke Universiteit Leuven,
Leuven: Instituut Recht en Samenleving.
40 A. Bruyninckx en F. Van Loon (1998), De werking van justitie en de juridische beroepen, Brussel:
Koning Boudewijnstichting.
41 F. Van Loon, S. Delrue en W. Van Wambeke (1998), ‘Juridische beroepen in België’, BTNG I RBHC,
28, 1-2, 227-246.
42 K. Velle (1998), ‘Juridische beroepen in België (19de-20ste eeuw). Inleiding’, BTNG/RBJC, 28, 1-2,
7-30.
Vlaamse Advocaat_10.indd 51 20-11-2008 14:18:20
52        
4.2.1.2 Instroom en uitstroom van de faculteiten Rechtsgeleerdheid
Jaarlijks studeren vele juristen af. Voor meer informatie met betrekking tot de
instroom in de Vlaamse rechtsfaculteiten verwijzen we graag naar Vanderkerck-
hove.43 Meer informatie over het aantal nieuw gediplomeerden in de rechten
vindt men in een aantal rapporten van Huyse en Sabbe.44 Bij elke nieuwe lichting
nieuw-gediplomeerden rijst de vraag in welke werksituatie zij terechtkomen. Het
Instituut Recht en Samenleving heeft in het verleden geregeld nagekeken welke
45 In 1987 deed het
dat voor de afgestudeerden tussen 1963 en 1985,46 en anno 1992 werd dit onder-
zoek gerepliceerd voor de gediplomeerden tussen 1986 en 1989.47 Beide studies
vertrokken daarbij van een postenquête. Eind 1997 werd besloten de bevraging
te herhalen voor de gediplomeerden van de jaren 1990, 1991 en 199.48 Om een zo
groot mogelijke vergelijkbaarheid met de twee voorgaande onderzoeken te garan-
deren, werd gekozen voor dezelfde methode en vragenlijst. Deze omvatte vier

en de personalia. Wij rapporteren hier summier over de resultaten over de sector
van tewerkstelling van de lichtingen van 1992. Van 1990 tot 1992 studeerden

de bevraging. Wat de sector van tewerkstelling betreft, namen de traditioneel juri-
          
op. Dat was voor deze lichtingen zelfs nog iets meer het geval dan voor hun voor-
gangers (61,5% in plaats van 52,4% en 54,5%). De balie zorgde voor het grootste
aandeel (48%), dat overigens licht was toegenomen. Er gingen opnieuw meer
alumni naar het notariaat. Voor 1983 was het notariaat voor gemiddeld 10% van de
afgestudeerden in de rechten de eerste werkkring. In de periode 1983-1985 kende
het notariaat een kleine terugval (tot 6,7%), om in de periode hieropvolgend sterk
43 L. Vandekerckhove (2002), De instroom in de rechtsfaculteit 1985/1986 – 2000/2001, cahier n° 12
van het Instituut Recht en Samenleving, Faculteit Rechtsgeleerdheid Katholieke Universiteit Leu-
ven, Leuven: Instituut Recht en Samenleving.
44 L. Huyse (1988), ‘Legal Exper ts in Belgium’. In: R.L. Abel en P.S.C. Lewis (eds.), Lawyers in society.
The civil law world, California: University of California Press, 225-257; L. Huyse en H. Sabbe (1993),
Werkkringen van juristen. Een follow-up studie (1986-1989), Leuven: Katholieke Universiteit Leuven;
L. Huyse en H. Sabbe (1996), De advocaat nog alleen? Ver slag van een postenquęte uitgevoerd in
opdracht van de Belgische Nationale Orde van Advocaten, Leuven: Instituut Recht en Samenleving;
L. Huyse en H. Sabbe (1997), De mensen van het recht, Leuven: Uitgeverij Van Halewyck; L. Huyse
en K. Meireman (1999), ‘Werkkringen van juristen. De loopbaan van de Leuvense alumni van de
lichtingen 1990 -1992’, Jura Falconis, 1.
45 De Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Katholieke Universiteit Leuven is overigens niet de enige
universiteit die uitpakt met onderzoek naar de werkkringen van haar afgestudeerden. Ook andere
universiteiten hebben in het verleden bevragingen gedaan van afgestudeerde rechtenstudenten.
46 L. Huyse, C. Van Wanseele, G. Sepelie en M. Lens (1989), Werkkringen van juristen. Rapport van een
onderzoek bij duizend alumni van de Leuvense rechtsfaculteit, Leuven: Katholieke Universiteit Leuven.
47 L. Huyse en H. Sabbe (1993), Werkkringen van juristen. Een follow-up studie (1986-1989), Leuven:
Katholieke Universiteit Leuven.
48 L. Huyse en K. Meireman (1999), ‘Werkkringen van juristen. De loopbaan van de Leuvense alumni
van de lichtingen 1990-1992’, Jura Falconis, 1.
Vlaamse Advocaat_10.indd 52 20-11-2008 14:18:20
53
4      
te stijgen (1992: 12%). De toename van de traditioneel juridische beroepen als
eerste werkdomein ging uiteraard gepaard met een daling of een stagnatie van
de overige sectoren. De overheid begon reeds midden jaren tachtig iets van haar
aantrekkingskracht te verliezen, en aanvankelijk leek dit ten voordele van het
bedrijfsleven te gaan, maar anno 1998 bleek ook deze werkkring aan belangstel-
-
der populair als eerste werkkring. De auteurs stelden zich eveneens de vraag welk
statuut pas afgestudeerde juristen innemen. In de cohorte van 1990-1992 startte
iets minder dan de helft van de afgestudeerden (47%) als stagiair aan de balie.
19% stapte in het arbeidsleven met een contract van onbepaalde duur. Het aantal
juristen dat begon in een functie met een tijdelijk contract was de jaren tevoren
afgenomen. Een benoeming als ambtenaar kwam daarentegen iets meer voor
dan vroeger.
49 rapporteerden in 2002 over een analyse van het leden-
bestand (mailingbestand van 23.441 juristen afgestudeerd vanaf 1930 tot en met
2002) van de Vlaamse Juristenvereniging. Zij stelden vast dat de meerderheid van
de nog actieve afgestudeerden in de rechten in de traditionele juridische beroepen
        
helft van alle gediplomeerden in de rechten die aangesloten waren bij de Vlaamse
 
en de Vrije Universiteit Brussel ieder ongeveer 12%. Deze analyse leert ons dat
sinds de jaren negentig het aantal vrouwelijke juristen is toegenomen, en ook dat
er een verschuiving heeft plaatsgevonden van traditionele juridische beroepen
naar niet-traditionele juridische beroepen.
4.2.1.3 De advocaten-stagiairs
Iets meer empirisch rechtssociologisch onderzoek werd in Vlaanderen verricht
naar de situatie van de advocaten-stagiairs, hoewel dit onderzoek voornamelijk
-
werpen en dus niet gegeneraliseerd kan worden naar de overige balies. Net zoals
bij de advocaat-medewerkers is een volwaardig statuut voor de stagiairs nog niet
bereikt. Hun vergoedingen worden bepaald door de reglementen van inwendige
orde van de balies, en deze minima blijken nogal eens te verschillen van balie tot
balie, net zoals de toepasselijke reglementering betreende de verloning. Boven-
dien worden de stagiairs geconfronteerd met hoge kosten, onder meer sociale
bijdragen, baliebijdrage, verrekening van het ter beschikking gestelde kantoor en
  50 gingen

49 J. Van Houtte en S. Gibens (2003), ‘Traditional and non-traditional occupations of law graduates:
which jobs do law graduates enter?’, International Journal of the Legal Profession, 10, 1, 55-67.
50 E. Langerwer f en F. Van Loon (1986), ‘Advocaat: een beroep met toekomst? Een onderzoek bij de
advocaten-stagiairs aan de balie te Antwerpen’, Rechtskundig Weekblad, 49, 32, 2251-2266.
Vlaamse Advocaat_10.indd 53 20-11-2008 14:18:20
54        
        
-
kwamen. Uiteindelijk haalden zij een respons van 58% wat bevredigend genoemd
mag worden voor dit soort onderzoek. Zij groepeerden de bevindingen aan de


totaal, mannelijke stagiairs 61%. De gemiddelde leeftijd lag tussen 25 en 26 jaar.
Iets meer dan een derde van de stagiairs was gehuwd en de grote meerderheid
van de ongehuwden (68%) woonde nog bij de ouders. Het niveau van sociale
afkomst lag zeer hoog. 12% van de vaders oefende een juridisch beroep uit, van
46% was de vader hoger bediende of ambtenaar, zelfstandige of vrije beroepen
werden aangetroen in 41%. De helft van de stagiairs volbracht zijn stage bij
een alleenwerkende advocaat, terwijl de andere helft in een of andere associatie
samenwerkte. Vier op de tien stagiairs waren bovendien de enige stagiair van de
    -
werpse stagiair anno 1985 werkte gemiddeld 45 uur per week. Mannen werkten
gemiddeld iets meer dan vrouwen en er was een lichte toename van het aantal
werkuren naarmate men verder vorderde in de stage. Het merendeel van de tijd
ging naar werk voor de patroon (28 uur), aanzienlijk minder tijd ging naar eigen
      

             


De sterkst beïnvloedende factor met betrekking tot het inkomen bleek het stage-
jaar te zijn. Derdejaars verdienden gemiddeld bijna driemaal zoveel als starters.

zaken en de burgerlijke staat (ongehuwden verdienden minder dan gehuwden).
Opmerkelijk was dat bijna twee derde van de stagiairs in 1985 niet tevreden was
met wat de patroon betaalde. Een vierde onderzoeksthema was de evaluatie van
            


werd in 1985 met meer gemengde gevoelens geëvalueerd. In een laatste thema

was van plan aan de balie te blijven. Een derde durfde zich er nog niet over uit te
spreken. De kans om aan de balie te blijven bleek groter wanneer men meer eigen
zaken had. De voorkeur voor een eventuele andere betrekking ging voornamelijk
uit naar de functies van bedrijfsjurist en magistraat.
Parallel met dit onderzoek vond ook een onderzoek plaats bij de tableau-advocaten
-
-
Vlaamse Advocaat_10.indd 54 20-11-2008 14:18:20
55
4      
51 en trachtte enerzijds de situatie van deze groep van jonge
advocaten in kaart te brengen en anderzijds te peilen naar de houding tegenover
de recentelijk afgeronde stage. Er werd weer gewerkt met een vragenlijst die ver-
zonden werd naar 245 advocaten, 143 stuurden de vragenlijst terug (58,6%). Hier
past het om kort in te gaan op de evaluatie van de stage. Beginnende advocaten
evalueerden hun stage in het algemeen vrij positief. Slechts één op tien beoor-
-
nig invloed te hebben op de waardering van de stage; leeftijd in relatie met aantal
-
gesproken positief op ten aanzien van de stage (85%) dan bijvoorbeeld responden-
ten met één of twee jaar tableau. De stage werd ook positiever beoordeeld door
de respondenten met een hoger inkomen. Belangrijk is ook te vermelden dat de
     
        
behoud van plan was aan de balie te blijven.
Bijna twintig jaar later belichtte het Centrum voor Rechtssociologie van de
        
52 Door middel van een vragenlijst voorgelegd aan 272 advocaten-
stagiars bereikten de onderzoekers een nettorespons van 80,5% (219). Zij conclu-

met het imago van de stagiair in 1985. De advocaat-stagiair anno 2003 was over
het algemeen een 26 jaar jonge man of vrouw die werkt in een lokaal georiën-
teerd advocatenkantoor waar minstens tien advocaten aan de slag zijn. De stagiair
woonde nog maar in één op drie gevallen thuis. Voorzichtigheidshalve kan men
-
nen stond om het ouderlijke huis te verlaten. Vrouwen waren even sterk verte-
genwoordigd als mannen. Een ander opvallend verschil was dat de traditionele
patroon-stagiairrelatie die in 1985 de meester-leerlingband typeerde plaats had
moeten ruimen voor de uitgesproken dominantie van de advocatenkantoren. De

en de hulpmiddelen.53 De overgrote meerderheid van de advocaten-stagiars in
2003 (91%) ontving een ereloon in de vorm van een maandelijks forfaitair bedrag.
Daarbij konden de meeste stagiairs nog rekenen op een bijkomende kostenver-
goeding. Eén op vijf stagiairs was verplicht de erelonen die hij of zij ontving in te
brengen. 90% mocht indien hij of zij het kantoor zou verlaten, het opgebouwd cli-
enteel meenemen. De uitgesproken driedeling inzake de verloning van 1985 leek
door de hedendaagse processen van marktwerking en democratisering ten dele
niet stand te houden. De inkomensverdeling die de onderzoekers presenteerden
51 E. Langerwerf en F. Van Loon (1986), ‘Wat na de stage? Een onderzoek naar de advocaten-stagiairs
met minder dan vijf jaar tableau aan de Balie te Antwerpen’, Rechtskundig Weekblad, 49, 35, 2379-
2390.
52 G. Franssen, S. Gibens en K. Van Aeken (2004), ‘De advocaten-stagiairs in het gerechtelijk arron-
dissement Antwerpen’, Rechtskundig Weekblad, 1, 34-38.
53 A.w., 35-36.
Vlaamse Advocaat_10.indd 55 20-11-2008 14:18:20
56        
toonde aan hoe de categorie van de laagste inkomens (minder dan € 500) in 2003
verwaarloosbaar klein was (5%). Wel dient hierbij opgemerkt te worden dat deze

minder dan € 1.000. Eén op vier van de totale groep stagiairs verdiende € 2.000
of meer (brutovergoeding, na aftrek van eventuele kosten). In 1985 bedroeg deze
topgroep slechts 8%, en in 2003 was de topgroep dus in volume toegenomen.
De auteurs vermeldden wel dat het zeer opvallend was dat één op drie mannen
in deze hoogste looncategorie viel, terwijl maar één op vijf vrouwelijke stagiairs
zo veel verdiende. De factor die de inkomenshoogte het sterkst bepaalde, bleek

Internationale kantoren betaalden de hoogste stagevergoedingen, kantoren die


de studieresultaten (het behaalde percentage) en het aantal gepresteerde uren per
     
factoren reeds in rekening werden gebracht. Wat de hulpmiddelen betrof, ble-
ken de stagiairs hoofdzakelijk terecht te komen in een modern uitgerust kantoor,
waar de meerderheid gebruik kon maken van computers, advocatensoftware, een
bibliotheek en secretariaatsdiensten. Ze konden eveneens van een aantal sociale
voordelen genieten zoals het recht om drie tot vijf weken per jaar vakantie te
nemen, en behoud van loon bij ziekte of bevallingsverlof. Uit de enquête bleek
ook dat maar liefst 80% graag wilde blijven werken op het kantoor na afloop van
de stage, terwijl de reële kansen daartoe echter slechts gematigd ingeschat wer-
den (54%). Opvallend is ook dat op twintig jaar tijd het aantal arbeidsuren van de
advocaten-stagiairs nauwelijks was veranderd. Slechts 10% werkte minder dan
40 uur, ruim de helft tussen 40 en 50 uur, en 36% gaf aan meer dan 50 uur per
week te werken. Ongeveer de helft van de stagiairs verklaarde 80% of meer van

15% voor eigen cliënteel. In aantal uren uitgedrukt kon men stellen dat 80% van
de stagiairs minder dan 12 uur werkte voor eigen cliënteel, dat overigens bijna

De onderzoekers gingen ook dieper in op de materies en specialisaties.54 Voor-
eerst bevestigden de cijfers het vermoeden dat de solopraktijken vaak minder
gespecialiseerd zijn dan advocatenkantoren. Hoe meer advocaten in een kantoor
dus, des te groter is de kans op specialisatie. Uit de enquête bleek dat een omvang-
rijke groep van 77% van de advocaten-stagiairs de stage volbracht in een gespe-
cialiseerde praktijk. Twee op drie werkten in een kantoor dat voornamelijk werk
verrichtte in de takken van het handelsrecht; de helft werkte in een kantoor met
vennootschapsrecht of arbeidsrecht en sociaal recht als specialisatie. Ook zei 78%
zich persoonlijk toe te leggen op bepaalde takken van het recht, en deze liepen erg
parallel met die van de kantoren waarin ze werkten.
54 A.w., 37.
Vlaamse Advocaat_10.indd 56 20-11-2008 14:18:20
57
4      
Het systeem van de kosteloze juridische bijstand werd door de meerderheid

  -
tiek was er ook op het systeem van rechtshulp dat volgens de stagiairs te log, te
bureau cratisch en weinig transparant was. Tegen de achtergrond van de speciali-
satie vonden vele stagiairs ook dat deze zaken weinig aansloten bij hun interesse-
domeinen en zodoende weinig meerwaarde boden.
4.2.1.4 De advocaten

         
studie over de situatie van de kleine advocatenkantoren. Huyse en Sabbe rappor-
teerden hierover in het rapport De advocaat nog alleen?55 De eerste onderzoeksfase
omvatte een schriftelijke enquête waarvoor alle advocaten via het Mededelingen-
blad van de Nationale Orde werden aangezocht, en een postenquête bij een repre-
sentatieve steekproef van tableau-advocaten.56 Het onderzoek wees uit dat in 1995
een kwart van de Belgische tableau-advocaten (of ongeveer 2.350) een solopraktijk
had. 3.800 advocaten (40%) waren werkzaam in een kantoor met twee of vier
advocaten of medewerkers. Ruim 4.150 advocaten waren niet in een associatie-
verband opgenomen, meer dan 4.300 wel. Bijna 800 advocaten werkten deeltijds.
Het ging om opvallend meer vrouwen dan mannen. Ongeveer 1.700 advocaten
bevonden zich in het statuut van medewerker, onder wie 1.100 vrouwen. Bijna
de helft van de tableau-advocaten signaleerde problemen met het tijdsbeheer.
-
nente vorming, erelonen en publiciteit. Problemen die door vele solo-advocaten
gesignaleerd werden, waren permanente vorming,