Content uploaded by Ellie Smolenaars
Author content
All content in this area was uploaded by Ellie Smolenaars on Jun 20, 2022
Content may be subject to copyright.
De sociologie heeft diversere klassiekers nodig. Ze zijn
er ook. Zoals Harriet Martineau met haar Science of
Morals and Manners. Dit essay exploreert haar verras-
sende inleiding in de sociale wetenschappen uit 1838:
How to Observe Morals and Manners. Hieraan worden
twee argumentatielijnen ontleend: (1) de geschiedenis
van de sociale wetenschappen kan bredere en steviger
fundamenten ontwikkelen en (2) onderzoek doen is
een ambacht waarbij ook de morele overtuigingen ach-
ter het onderzoek moeten worden besproken. Oftewel:
morele reflexiviteit is geboden.
Het sociologische werk van Harriet Martineau,
How to observe Morals and Manners (1989 [1838]) (in
het vervolg verkort tot How to observe) leest verfris-
send in de 21ste eeuw. Het werk werd genegeerd door
negentiende- en twintigste-eeuwse sociologen die la-
ter in de vroege canon der klassieken (Comte, Durk-
heim, Weber, Marx) zouden worden opgenomen. De
Britse Martineau (1802-1876) bleef daarmee relatief*
onbekend en werd zelden geciteerd. Kan dit werk een
sprong voorwaarts in de tijd nemen? Kan Harriet Mar-
tineaus inhoud alsnog deel gaan uitmaken van het his-
torisch begin van de sociologie? Dit essay biedt een in-
troductie op Martineau als sociologe en reflecteert over
een ander begin van de sociale wetenschappen.
Tijdschrift Sociologie 3 (2022)
Ken je klassiekers in de sociale
wetenschappen: Harriet Martineau
Essay
174 | Smolenaars
Tijdschrift Sociologie 3: 174-186
© de auteur(s) 2022 © CC BY NC ND 4.0
https://doi.org/10.38139/TS.2022.08
www.tijdschriftsociologie.eu
Ellie Smolenaars
srandj@googlemail.com
https://ellie-smolenaars.net/
Dit artikel is gebaseerd op het paper ‘What
if Auguste Comte had translated Harriet
Martineau’s early sociological work “How to
Observe Morals and Manners”?’, gepresen-
teerd tijdens de conferentie van de Martineau
Society, Londen, 24-27 juli 2018.
Met hartelijke dank aan de conferentiedeel-
nemers van de conferentie van de Martineau
Society 2018 en redactieleden van Tijdschrift
Sociologie voor hun waardevolle commen-
taren.
Tijdschrift Sociologie 3 (2022)175 | Smolenaars
Het onderzoeksterrein
Morals and Manners
Martineaus werk is bijzonder omdat ze op een breukpunt in de tijd, de jaren 1830,
begon met een verwetenschappelijking van de studie naar menselijke verschijn-
selen. Ze noemt ze met een brede term Morals and Manners en doelt daarmee op
allerlei menselijke uitingsvormen (van dingen tot organisatievormen tot verbale
uitingen). In How to observe kiest ze zes onderzoeksthema’s: religie, heersende mo-
rele opvattingen, het alledaagse leven (domestic state), daaronder valt geld, beroep,
huwelijk, kinderen en gezondheid, de idee van vrijheid, vooruitgang en discourse.
Daarbij zet Martineau zich af tegen de idee dat de menselijke geest vanuit zichzelf
danwel vanuit een dogma (in haar tijd vooral religie) de menselijke samenlevings-
vormen zou kunnen beschrijven.
Morals and Manners is een dan nog te vestigen, separaat, terrein van weten-
schappelijk onderzoek, zoals de geologie het werd, of de fysica een eigen te bestu-
deren werkelijkheid heeft. Met Morals duidt Martineau op ‘the inner workings of
the human heart’; deze zijn volgens haar niet direct observeerbaar. Manners daar-
entegen zijn wel te observeren en zijn de empirische sporen van activiteiten, vooral
bestudeerbaar in materie, in dingen. Ze geeft als voorbeeld begraafplaatsen en ge-
denkstenen. Morals en Manners kunnen beide onderwerp van discourse zijn, waar-
bij het discourse te begrijpen is als het commentaar van mensen op de studie van
things (Martineau 1989 [1838]: 73).
De opgave die Martineau zich stelt is het zoeken van de waarheid, op empirische
wijze naar de voorstelling van Francis Bacon (Hamilton en Weiner 2022). Kennis is
empirische kennis. Martineau formuleert dan ook geen inhoudelijke theorie, dat
is zelfs uitdrukkelijk niet de bedoeling. Op zoek naar sociale feiten beoogt ze in dit
werk de uitgangspunten, de methode en het standpunt van de onderzoeker in kaart
te brengen. Ze doet dit middels een grote bandbreedte aan vragen, voorbeelden en
observaties. Interessant is te weten dat ze veel reisde. In haar reisverslagen wisselt
ze van een perspectief met snelle conclusies op basis van observaties, naar een per-
spectief dat meer stil staat bij wat het betekent om te observeren en hoe je tot betere
kennis komt. In How to Observe ontwikkelt ze een systematiek voorbij die eerste
verraste blik.
Martineaus eerste publicaties ontstaan in een pre-disciplinair tijdperk, op de
drempel van de tijd waarin de disciplines nog moeten ontstaan en de sociale wer-
kelijkheid steeds meer taxonomisch gedeeld zal worden. In de jaren 1830 waagt
Martineau, niets meer en niets minder, een vroege en interessante poging object en
subject van de latere sociale wetenschappen te definiëren. In dit artikel behandel ik
haar als sociologe, nog voor de term was ingevoerd en stel één werk centraal waaruit
een vertaling is gedestilleerd van haar lijst met filosofische, morele en mechanische
requisites waarmee je de sociale werkelijkheid kunt bestuderen. Vervolgens komen
kracht en zwakte van How to Observe aan bod en ga ik tot slot in op de reflexieve
Tijdschrift Sociologie 3 (2022)176 | Smolenaars
imperatief van de sociale wetenschappen die volgt uit haar werk.
Harriet Martineau als ‘embedded sociologist’
How to observe werd gepubliceerd in 1838 in een reeks over wetenschappelijke ob-
servatie waarvan het eerste deel in de reeks de geologie (De la Bèche 1835) betrof.
In de wervende reclametekst voor de serie is het kerndoel van de serie beschreven
als ‘a series of hints for travellers and students, calling their attention to the points
necessary for inquiry of observation in the different branches of Geology, Natural
History, Agriculture, the Fine Arts, General Statistics, and Social Manners’ (De la
Bèche 1835: 249).
Een eerste versie van How to Observe is geschreven als een los hoofdstuk in 1834
door de toen 32-jarige Martineau op het zeilschip United States, zeilend van Liver-
pool naar New York. Harriet Martineau had toen al flink wat geld verdiend met het
schrijven van populaire series in de Britse Illustrations of Political Economy. Ken-
merkend voor die tijd kon ze als vrouw niet aan een universiteit studeren. Gesteund
door haar broer James, organiseerde ze haar eigen intellectuele producties en inter-
disciplinaire omgeving. Vanuit een vroeg-21ste eeuws perspectief, is Harriet Marti-
neau in feite een embedded sociologist, oftewel een socioloog niet werkzaam in aca-
demia (Nyseth et al. 2011).
De kracht van
How to Observe
I: het Traveller-perspectief1
De negentiende eeuw was een spannende tijd voor wetenschap, gekenmerkt door
een groeiende collectieve zucht naar kennis. Martineau schreef met een intense
ambitie en breed, allerlei menselijk gedrag en samenlevingsvormen beschrijvend.
Wanneer je in de 21ste eeuw zo zou schrijven zou je meteen bekritiseerd worden,
omdat je je ver buiten je specialisatie begeeft. Lees je dit werk echter in haar volle
breedte, dan voel je een pionierende intensiteit: iets nieuws en spannends gebeurt,
een sociale wetenschap gaat sociale feiten ontdekken. Terwijl Auguste Comte on-
der invloed van Newton zijn wetenschap ‘sociale fysica’ noemt en later ‘sociologie’,
kiest Martineau voor ‘science of morals and manners’.
Ze neemt daarbij het perspectief aan van een reiziger, die ze zelf ook was. De
kennis van toen over volkeren stamde uit reisverslagen, wat voor de lezer een aan-
genaam instapperspectief is en Martineau maakt er ook een kritisch-bescheiden
perspectief van; ze zoomt in op de imperfecte kwaliteiten en acties van de reiziger
om dan te concluderen dat imperfectionisme de normale staat of situatie is: ‘We
cannot suddenly make ourselves a great deal better than we have been, for such an
1 De hoofdletter T in ‘Traveller’ is van mij. In dit essay wil ik daarmee de persoon van de onderzoeker in zijn/
haar rol als reiziger als uitnodigende metafoor benadrukken.
Tijdschrift Sociologie 3 (2022)177 | Smolenaars
object as observing Morals and Manners’ (Martineau 1989 [1838]: 52).
De meeste reizigers, zo beargumenteert Martineau, neigen ertoe generaliseren-
de tendenzen te overdrijven wanneer ze verslag doen van nieuwe oorden. Vooral
wannneer ze rapporteren over andere volkeren en culturen wordt dat niet gezien
als een serieuze discipline (dit was nog voor de start van antropologie als weten-
schappelijke discipline). Gevraagd naar de geologie van Corsica, zou een reiziger
antwoorden: ‘Oh I can tell you nothing about that – i never studied geology ...’, maar
als het gaat om ‘[…] the morals and manners of a nation. Every man seems to imagi-
ne that he can understand men at a glance [...]’ (ibid.: 14).
Een van de belangrijkste standpunten die Martineau inneemt in How to observe
is dat er geen verschil is tussen gewone mensen en lezers, tussen reizigers en de
wetenschapper. De wetenschapper is nog geen geïnstitutionaliseerd persoon, maar
een vrije reiziger die, zoals blijkt uit haar later gepresenteerde lijst met vereiste on-
derzoeksvaardigheden, zich kan scholen om beter te observeren. Daarbij is ze niet
optimistisch over de kwaliteiten van getuigenissen van het individu en noemt het ‘a
hopeless enterprise, beginning at the wrong end’. Een ‘Traveller’ is één van velen en
‘has no security that those he meets are a sample of the whole’. Er is dus geen zeker-
heid dat een individu een getuigenis geeft van het geheel en ‘[…] unless a traveller
interprets by his sympathies what he sees, he cannot but misunderstand the greater
part of that which comes under his observation’ (ibid.: 54). Martineau, zo blijkt hier-
uit, is meer dan kritisch over de mogelijkheid tot kennisproductie vanuit het indi-
vidueel gezichtspunt. Ze schrijft dat ogen, oren en herinnering soms meer zeggen
over de observeerder dan over de geobserveerde (ibid.: 60). En juist daarom pleit ze
voor een ambachtelijk vaardige, methodische Science of Morals and Manners.
De kracht van
How to Observe
II: het ambacht van de onderzoeker
De vaardigheden van dit ambacht zijn samengevat in wat Martineau ‘requisites’
noemt. Ik heb het vertaald met benodigde vaardigheden; het komt erop neer dat de
sociale wetenschappen morele visie plus vaardigheden vereisen. Wanneer je deze
vaardigheden kort samenvat, dan heeft de reiziger/onderzoeker om goed verslag te
doen, het volgende nodig: analytische macht en focus, een methode en een gevoel
van wat relevant en gaande is in de maatschappij. Met andere woorden, de onder-
zoeker draagt een speciale bril en observeert de sociale werkelijkheid door deze bril:
de Science of Morals and Manners.
Hieronder volgt de lijst met vijftien vaardigheden, lees de lijst en verbaas je
over nuttige vanzelfsprekendheden (het onderzoekersdagboek), de raadgeverach-
tige tips (laat je niet ontmoedigen) en expliciet pragmatisme (kies een methode die
nuttige resultaten belooft). Met opzet heb ik soms een wat negentiende-eeuws aan-
doende vertaling laten staan om het tijdsgevoel te bewaren. Ook heb ik ‘hij’ en ‘wij’
Tijdschrift Sociologie 3 (2022)178 | Smolenaars
vervangen door ‘je’. Na de lijst wil ik dieper ingaan op een kernpunt waarmee Mar-
tineau als een andere historische vertelling van de sociale wetenschappen, dicht op
de geesteswetenschappen, kan gelden: het mixen van moraal en wetenschap.
Harriet Martineaus Lijst van vijftien vaardigheden voor Social Sci-
ence Travellers (1989 [1838]: 2-70)
Filosofische vaardigheden: de reiziger (= onderzoeker) heeft nodig:
1. zekerheid over dat wat je wilt weten (analytische kracht en concentratie,
focus);
2. principes om je observaties aan te meten en testen;
3. een methode die nuttige resultaten belooft;
4. een vaste notie rond de bronnen van menselijke gevoelens van waar en on-
waar, juist en onjuist (een morele overtuiging);
5. een idee van de relaties tussen de goedheid en de slechtheid van de mens.
Morele vaardigheden: de reiziger (onderzoeker) heeft nodig:
6. sympathie om de weg te vinden naar de harten en de geesten;
7. het vermogen niet perplex of verafschuwd te zijn door het zien van de grote
doeleinden van menselijke groepen/verbanden (denk aan waanzin, oorlog);
8. denkvermogen rond de gevaren van het aantrekken van gelijkgestemden.
En gewaarschuwd te zijn dat de Traveller niet alles altijd verrassend of ge-
weldig, mysterieus pictoresk of klassiek vindt;
9. bewustzijn om jezelf niet plotseling een heel stuk beter voor te doen dan je
was of bent, op het moment dat je moraliteiten en gedragingen observeert;
10. een vermogen geen ontmoedigende gevoelens hebben, zo lang de Traveller
zich eerder nuttig dan shiny/stralend/een ster voelt.
Mechanische vaardigheden: de reiziger (onderzoeker) heeft nodig:
11. een middel van transport waarin je mensen ontmoet en dat het voordeel
heeft dat je mensen en plaatsen geleidelijk kunt benaderen (samen op een
boot en voetganger zijn heeft de voorkeur boven paardrijden of koets);
12. het vermogen te onderscheiden tussen literaire taal en alledaagse taal;
13. een dagboek om bij te houden;
14. bewustzijn dat een set van/een verzameling van onderzoeken beter is dan
een individueel rapport;
15. te staan op de hoogste top om een accuraat algemeen overzicht te krijgen in
het overdenken van zowel de maatschappij als de stad.
Tijdschrift Sociologie 3 (2022)179 | Smolenaars
Elk instrument in de lijst kan op zichzelf een nuttige inbreng voor onderzoek zijn
en zou ook rustig een opendiscussie-uur kunnen vullen. De nadruk in dit artikel wil
ik echter vooral leggen op datgene wat Martineau in 1838 als kernproblemen in de
wetenschap aanspreekt vanuit haar morele overtuigingen. Deze problemen zijn nog
steeds actueel en maken het mogelijk een brug te slaan van de 19e naar de 21e eeuw.
De kracht van
How to Observe
III: erkenning van het mixen van moraal
en wetenschap
Hoe dagelijkse kennis zich verhoudt tot wetenschappelijke kennis is een van de
kernfenomenen van de twintigste-eeuwse sociale wetenschappen gebleken. Met
opzet schrijf ik ‘fenomenen’, nadat ik eerst ‘problemen’ schreef. Het is namelijk
geen probleem, het is een conditie, een fenomeen dat bij de sociale wetenschappen
hoort. Martineau integreert het in de Science of Morals and Manners, zoals concreet
blijkt uit de bovenstaande punten 8, 12 en 14. De kwestie hoe sociaalwetenschappe-
lijke kennis zich onderscheidt van dagelijkse kennis is een blijvende kwestie. On-
derzoekersambachtelijke vaardigheden adopteren is één aspect van deze kwestie,
een ander aspect is hoe de onderzoeker zich verhoudt tot dat wat je leidt door het
onderzoeksproces heen.
Martineau lijkt in eerste instantie een sterk inductieve invalshoek te gebruiken:
ze beschrijft situaties en omstandigheden om op basis daarvan algemene conclu-
sies te trekken. Dit inductief proces vormt later de kern van Durkheims The Rules of
Sociological Method (1895) en is nog steeds invloedrijk in het onderwijs in de socio-
logie, hoewel in een complexere gedaante. Toch neemt Martineau bij nader inzien
een tegenovergesteld standpunt in. Terwijl Durkheim beweert dat ‘all preconcepti-
ons must be eradicated’, schrijft Martineau over de ‘reflective observer’ op een ma-
nier die pas veel later, in antropologisch veldwerk, in de Chicago School of Socio-
logy en in Adorno’s kritische theorie in de Frankfurter Schule, helder geformuleerd
worden. Wetenschap en wetenschappers worden reflectieve subjecten, kunnen zich
niet buiten de sociale werkelijkheid bevinden, dit standpunt wordt door Martineau
al ingenomen. Volg je haar argumenten, dan kunnen onderzoekers vooroordelen
vermijden door ze te begrijpen en vooral ook te expliciteren.
Voor latere sociologen en wetenschapsfilosofen en ook voor de gewone, vroeg-
21ste-eeuwse lezers, is het verrassend in de originele werken te lezen hoe Martineau,
maar ook Auguste Comte, moraal en wetenschap mixen, op relatief ongecompli-
ceerde wijze. Hetzelfde is waar voor vele, misschien wel de meeste sociologen: Emi-
le Durkheim in Le Suicide bijvoorbeeld wordt moreel gedreven door zijn zoektocht
naar een stabiele orde. Aanleiding voor zijn onderzoek is de suicide van een naaste
vriend. Hij uit een strakke visie over hoe het huwelijk zou moeten functioneren. He-
dendaagse lezers van werken zoals Le Suicide hebben geen problemen bij het ont-
Tijdschrift Sociologie 3 (2022)180 | Smolenaars
maskeren van morele oordelen, maar het is veel moeilijker om precies te begrijpen
hoe ze onderzoeksresultaten beïnvloeden en hoe de werken die op hun beurt weer
Le Suicide citeren, erdoor beïnvloed zijn.
De mix van de studie van de sociale werkelijkheid in de praktijk
Martineau lijkt een vroege realist, in de wetenschapsfilosofische betekenis van de
term; zij erkent dat er wetenschap is en dat er de mogelijkheid is tot observaties,
en er een te bestuderen realiteit is. Wetenschap kan dus sociale feiten ontdekken.
Tegelijkertijd, bijna overal in How to observe, zijn morals, moraliteiten, er niet alleen
om te bestuderen; ze zijn core business. Ze is expliciet in het communiceren van
haar morele principes en, tegelijkertijd ervan overtuigd dat de Traveller nieuwe fei-
ten zal ontdekken, omdat deze zulke sterke morele principes heeft.
Principes zijn dus het belangrijkst bij het vinden van sociale feiten. Bij Marti-
neau zijn deze principes ook religieus, hoewel ze zich later in haar leven afwendde
van het geloof. Het speelt in haar vroege werken zoals How to observe wel een rol. Ze
noemt het Het Hogere, in samenhang met ‘the great Moral Governor of the human
race’ en het Boek, de Bijbel. Dit is ingegeven door haar unitarianistische opvoeding.
Unitarianism is een kleine – nog steeds bestaande – stroming binnen het christelijk
geloof die zich afzet tegen de heilige driedeling (vader, zoon, heilige geest), een hu-
manistisch standpunt inneemt en een belangrijke plaats inruimt voor de Rede in
het begrijpen van de bijbel.
De Science of Morals and Manners laat een twijfelende weigering zien om ster-
ke regelmatigheden te zien in de wereld-in-context, de sociale werkelijkheid in de
praktijk. Dit is onderdeel van een traditie in de geesteswetenschappen sinds de
klassieke oudheid. Er waren auteurs die de nadruk leggen op het zoeken van patro-
nen en auteurs die zulke patronen ontkennen, beargumenteert Bod (2013) in zijn
overzicht van de geschiedenis van de humaniora. De traditie van het ontkennen
van universele patronen ontkent niet dat er lokale of cultuurspecifieke patronen
bestaan. Martineau lijkt tot deze laatste traditie te behoren, met principes die alge-
meen zijn, terwijl empirische patronen contextueel zijn. Haar morele overtuiging
stuurt haar waarneming, maar wat ze ziet zijn diverse patronen die je preciezer, van
nabij moet onderzoeken.
Deze algemeen-morele/concreet-contextuele verdeling is zichtbaar in haar
schrijven over geluk, maar het volgende fragment toont ook aan hoe snel ze heen en
weer wisselt tussen het algemene en het concrete. ‘Happiness’ blijft overeind als een
grand ‘principle’, ‘the only general one,—of the relative amount of human happi-
ness. Every element of social life derives its importance from this great considerati-
on. The external conveniences of men, their internal emotions and affections, their
social arrangements, graduate in importance precisely in proportion as they affect
Tijdschrift Sociologie 3 (2022)181 | Smolenaars
the general happiness of the section of the race among whom they exist’ (Martineau
1989 [1838]: 25). Maar ook, schrijft ze, betreft het niet alleen universeel geluk, maar
hangt het af van ‘the section of the race’ (ibid. :25). Bedoelt ze hiermee de invalshoek
vanuit je specifieke groep of de demografische categorie?
De mix is lastig te begrijpen en lijkt geen optie meer voor 21ste-eeuwse auteurs
in de wetenschap.2 Vermoedelijk zijn er toekomstige onderzoekers, of onderzoekers
uit andere culturen, nodig, om de morele vooronderstellingen in het hier en nu te
ontsluieren. Vanuit Martineaus perspectief zijn morele principes het perspectief
van waaruit je werkt. Je moet ze benoemen. Ik zou daar voorstander van zijn en
vind dat dit veel te weinig gebeurt. Dat maakt de sociale wetenschappen kwetsbaar.
Verstandige leken prikken erdoorheen, door de vermeende objectiviteit of intersub-
jectiviteit-in-eigen-wetenschappelijke-kring.
De zwaktes van
How to observe
I + II + III: overcategorisering, Victori-
aans imperialisme en onoverzichtelijke bronnen
Drie zwakke punten in How to observe betreffen: overgeneralisering, imperialisme
en non-bronnen. Observaties en voorbeelden worden continu gecategoriseerd, bij-
voorbeeld in levende en dode idolen in dit fragment: ‘Now, the moral taste of a peo-
ple is nowhere more clearly shown than in its choice of idols. Of these idols there are
two kinds;—those whose divinity is confirmed by the lapse of time, like Gustavus
Adolphus among the Swedes, Tell in Switzerland, Henri IV among the French, and
Washington among the Americans; and those who are still living, and upon whose
daily doings a multitude of eyes are fixed.’ (Martineau 1989 [1838]: 125-126)
Passages in How to observe ademen de (post-)koloniale tijd. Martineau is een
vroege tegenstandster van de slavernij. Waar ze schrijft over ‘savages’, en volkeren
bedoelt die dichter bij de natuur leven, is haar werk moeilijk serieus te lezen van-
uit een 21ste-eeuws gezichtspunt. Victoriaans imperialisme is de sociale, politieke
en economisch context van Martineaus auteurschap (Logan 2010). Haar literaire
schrijfstijl lijkt haar een ontsnappingsmogelijkheid te bieden: in How to observe kun
je de flair van het ontdekken van nieuwe opwindende ontdekkingen navolgen, een
naïef romanticisme dat doet herinneren aan de eenzame, onschuldige reiziger die
een wild en prachtig landschap observeert. Niet minder schuldig, maar tenminste
dragelijk.
Curieus is waar de kennis die Martineau gebruikt precies vandaan komt. Wat
zijn haar bronnen? Ze citeert nauwelijks andere auteurs en dat past bij de citatie-
cultuur van toen die heel anders is dan die anno nu in de wetenschap. Citeert ze uit
2 Elders heb ik met waardering gepleit voor het invoegen van meer besef van morele sociologische weten-
schap, bijvoorbeeld in relatie tot het onderzoek van Erik Sengers naar de rooms-katholieke sociologie
(Smolenaars 2017). In de Nederlandse sociologie zijn er in de tweede helft van de twintigste eeuw overi-
gens veel auteurs die zelfkritisch berichten over ideologische posities van onderzoekers. Dit valt buiten
het bestek van dit artikel, maar is ook een belangrijke referentietijd om de twintigste-eeuwse brug te slaan
tussen Martineau en nu.
Tijdschrift Sociologie 3 (2022)182 | Smolenaars
boeken? Uit conversaties? Het lijkt erop dat ze zich vooral baseerde op documenten
en verhalen van andere reizigers. In zijn waardevolle appendix bij How to observe,
licht socioloog Michel Hill (1989) toe hoe negentiende-eeuwse lezers werden geacht
bekend te zijn met de contemporaire auteurs van hun tijd. Dat maakt het lezen van
negentiende-eeuwse auteurs zo lastig. De pre-disciplinaire context van die tijd is
cruciaal om Martineaus werk te begrijpen. Ze leefde in de tijd van onder andere Dar-
win, Comte, Malthus, Dickens en Bronte. In literaire, wetenschappelijke en politie-
ke kringen ontmoette en/of correspondeerde Martineau met hen (Hobday 2017) en
ook zo werd kennis opgedaan en gedeeld.
De twintigste eeuw overbruen: citeren, ontciteren, reciteren
Harriet Martineau was een publiek intellectueel in haar tijd (Arbuckle 2019-2021).
Haar How to observe werd echter later niet veel geciteerd of gebruikt door negen-
tiende- of twintigste-eeuwse sociologen (Hill 1991). Een van de weinige mid-twin-
tigste-eeuwse sociologen die Martineaus werk kende was Seymour Martin Lipset
(Hill 1991: 293). Lipset labelde haar als ‘sophisticated analyst’ en vond dat ze teveel
is blijven hangen in ‘the obscurity of nineteenth-century editions’. Laten we Lipsets
opmerking als nog meer aansporing nemen haar uit de obscuriteit van de negen-
tiende eeuwse edities te halen en haar werk te recategoriseren, een plaats te geven.
Het neemt niet weg dat er een tijdlacune overblijft, want Martineau, schrijvend ten
tijde van de geboorte van de disciplines (Sanders en Weiner 2017) heeft niet de kans
gekregen om met de tijd mee te reizen, samen met andere sociaalwetenschappelijke
auteurs. Haar werk begeleidde dus de start van de disicplines in de sociale weten-
schappen in de eerste helft van de negentiende eeuw, maar werd niet geconfron-
teerd, aangevuld en bekritiseerd met de vele ontwikkelingen in de sociale weten-
schappen daarna.
Dit proces is inherent aan de ontwikkeling van – ook de sociale – wetenschap-
pen. Paradigma’s ontwikkelen, ze verschuiven en veranderen, ze worden verwaar-
loosd, onbewust en bewust, en ze kunnen worden herontdekt en gereanimeerd. We-
tenschap geschiedt ‘In Action’ (Latour 1987), in datasets, in laboratoria, in het veld.
Wetenschappelijke resultaten worden ‘waar’, wanneer ze worden geaccepteerd door
peers en peer groups, door collega’s en netwerken van collega’s en indien gebruikt
in toekomstige praktijken en theorieën. En zelfs dan is het mogelijk dat een auteur
deel uitmaakt van een cirkel of clique en deze clique alsnog ‘sterft’ door dysfuntio-
nele communicatie of sekte-achtig gedrag (Coser 1976).
Zo zijn citatieprocessen altijd macht- en netwerkactiviteiten en niets is veel-
zeggender – en ik vind het persoonlijk ook altijd interessant en aangenaam – om
dankwoorden, voorwoorden en literatuurlijsten te lezen: wie bedankt en citeert
wie; en daarbij vooral ook: wie citeert wie niet. Google Scholar en LinkedIn zijn ook
fraaie citatie-kennisbronnen. Het biedt vaak iets extra’s omdat je meer weet over
de cultureel-geografisch-demografische context waarin de auteur zich beweegt.
Machtactiviteiten omvatten altijd citeren, ontciteren, zelfciteren of de-citeren (als
(on)bewuste act van vergeten). Dit zijn empirisch meetbare processen en voer voor
wetenschapsonderzoekers.
Herontdekkend citeren als overleversstrategie
Uiteindelijk is Martineau aan het vergeten ontsnapt door het gerichte en doortas-
tende werk van individuele en als collectief opererende auteurs. Ik kan ze helaas
hier niet allemaal noemen.3 Cruciaal waren auteurs van het eerste uur zoals Mary-
Jo Deegan, Susan Droecker-Drysdale en Michael Hill. En er zijn auteurs nodig die
dit werk voortzetten en die vragen stellen bij non-diversiteit. Nadat ik me toch heus
afvroeg waar de vrouwelijke sociologen waren wanneer ze ook al niet in mijn studie
Algemene Sociale Wetenschappen voorkwamen, raakte ik geïnspireerd door The
Women Founders (Lengermann en Niebrugge-Brantley 1997; Smolenaars 1999).4 In-
middels is goed onderzocht hoe Harriet Martineaus werk is geciteerd, uitgeplozen
door verschillende biografen, met verschillende kwalificaties en achtergronden,
van vrienden tot collega’s, activisten, literatuurwetenschappers, sociologen en jour-
nalisten (Logan 2017).
Belangrijk is het feit dat er een functionele gemeenschap is gebouwd in de vorm
van The Martineau Society, opgericht in de vroege jaren 1990 waar kennis van de
Martineaus (Harriet en haar broer James) wordt gedeeld. Deze acties, inclusief het
werk gedaan door individuele onderzoekers en beslissingen in redactionele com-
missies van sociologiehandboeken, hebben erin geresulteerd dat Harriet Martineau
nu wordt geaccepteerd als een van de grondleggers van de sociologie. Dus dat lijkt
goed te komen, ook al gaat het langzaam en heeft nog steeds niet elke handboekau-
teur deze ontwikkeling meegenomen, in dit geval van een pre-disciplinair auteur.
Ook Ibn-Khalduns Muqaddima zou wat mij betreft zo in de vroege geschiedenis van
de sociale wetenschappen kunnen worden opgenomen.
Verrassend duo: Martineau en Comte
Je zult Martineau overigens best vaak terugvinden in sociologische werken, maar
dan vooral als vertaalster van Auguste Comte. Martineau is namelijk de auteur-ver-
Tijdschrift Sociologie 3 (2022)183 | Smolenaars
3 Graag had ik alle auteurs die hebben bijgedragen aan de herontdekking van Harriet Martineau genoemd.
In plaats daarvan verwijs ik naar The Martineau Society: https://martineausociety.co.uk/.
4 Sommige lezers zullen wellicht genderissues missen. Ze zijn zeker belangrijk, maar toch wil ik voorzichtig
zijn in de benoeming van Martineau tot ‘token woman’. Het kan een foute macht zijn in een masculienere
samenleving, omdat vrouwen daarmee worden gezien als zeer speciaal en erg getalenteerd omdat ze den-
ken als mannen (Adrienne Rich, in Spivak 1998 [1987]). De toekomst van het beter beschouwen van het ver-
leden ligt meer in het hanteren van een breed inclusief mensbeeld met aandacht voor machtsverschillen.
Tijdschrift Sociologie 3 (2022)184 | Smolenaars
taler van zijn Cours de la philosophie positive. Dat is door veel andere auteurs als
vanzelfsprekend aangenomen, maar het is een speciaal en uniek feit in de geschie-
denis van de sociologie dat in 1853 Harriet Martineau de eerste, geredigeerde en in-
gekorte, Engelse vertaling publiceerde van dit zesdelige Franstalige werk dat werd
gepubliceerd tussen 1830 en 1842. Het interessante is dat Martineau Comtes werk
niet alleen heeft vertaald, maar – met bestsellersucces – krachtig heeft samengevat.
Mary Pickering (2009) heeft in haar biografie van Comte interessante feiten boven
tafel gehaald. Zo condenseerde Martineau Comtes werk niet alleen sterk, maar liet
ze in de eerste editie van de vertaling ook de laatste tien pagina’s weg. Auguste Com-
te vond haar vertaling zo goed leesbaar dat hij haar vertaling weer terugvertaalde in
het Frans. Sinds de vroege dagen van de sociologie, zijn deze twee auteurs hiermee
in her-vertalende zin met elkaar verbonden. Ook in financiële zin was er een verbin-
tenis: nadat Comte ontslagen was, zond Martineau hem geld om te overleven. Inte-
ressant is ook dat Comte zijn studenten adviseerde om Martineaus werk te lezen.
Zowel Comte als Martineau benadrukken dat sociale feiten systematisch verza-
meld moeten worden. Beide auteurs wilden een publiek bereiken vanuit een heel
verschillende achtergrond. Wiskundige Comte formuleert zijn beroemde wet van
de drie fasen met de fascinerende macro-micro-verbindingen. De samenleving
loopt door drie fasen, en, gedurende hun levensloop, gaan mensen ook door drie
fasen – de theologisch-militaire, de metafysisch-juridische en de wetenschappe-
lijk-industriële. Deze drie-fase-theorie is de kern van wat we nu beschouwen als
Comtes radicale positivisme. Literaat Martineau volgde een andere benadering met
de Science of Morals and Manners: centraal staat het perspectief van de reiziger op
zoek naar sociale feiten. De onderzoekersvaardigheden moeten gesterkt en de uit-
gangspunten, methode en standpunt van de onderzoeker geëxpliciteerd.
De reflexieve imperatief van (sociale) wetenschappen
Harriet Martineau zelf, als een van de sociale wetenschappers van het eerste uur,
vertrouwt het lezen van haar werk iedereen toe. De taal van toen is niet eenvoudig
en vol valkuilen wanneer je de negentiende-eeuwse contexten niet kent. Ik raakte
me meer en meer bewust van de vernauwende verbondenheid van de sociale we-
tenschappen met de industriële revolutie. Door en langs de negentiende-eeuwse
valkuilen, raakte ik gesterkt door de bescheidenheid en moraliteit die werden toe-
gewezen aan de rol van de Travellers. En ik ben daarmee definitief geraakt door
Martineaus combinatie van denken en doen over kennis vergaren over de samenle-
ving en het erkennen van de moraal achter elk onderzoekersreisverslag. Met inbe-
grip van de erkenning dat wetenschap een ambacht is, waardoor het ontdekken van
moraal zelf steeds een deel van dit ambacht moet zijn. Dat blijft de boeiende opgave
en reflexieve imperatief van wetenschappen, inclusief de sociale wetenschappen.
Tijdschrift Sociologie 3 (2022)185 | Smolenaars
Literatuur
Arbuckle, Elisabeth (2019-2021) Harriet Martineau: a new Biography. Verkregen op 21 december 2021,
http://martineausociety.co.uk/a-nineteenth-century-womans-engaging-with-her-times-har-
riet-martineau-1802-1876/.
Bod, Rens (2011) De vergeten wetenschappen – Een geschiedenis van de humaniora. Amsterdam:
Bert Bakker.
Comte, Auguste (1896) The positive Philosophy of Auguste Comte. In three Volumes. Vol. 3. Freely
translated and condensed by Harriet Martineau. London: George Bell and Sons.
Coser, Lewis A. (1976) Two Methods in Search of a Substance. In: Lewis A. Coser & Otto N. Larsen
(red.) The Uses of Controversy in Sociology. Springfield: Collier MacMillan, 329-341.
Deegan, Mary Jo (1988) Transcending a Patriarchal Past: Teaching the History of Women in Socio-
logy. Teaching Sociology, 16(2): 141-150.
De la Bèche, Henry Thomas (1835) How to Observe Geology. London: Charles Knight.
Durkheim, Emile (1982 [1895]) The rules of sociological method. New York: The Free Press.
Hamilton, David en Gaby Weiner (2022) Harriet Martineau On-Line: Elisabeth Sanders Arbuckle’s
Legacy. Forty-Seventh Newsletter The Martineau Society, February: 22-30.
Hill, Michael R. (1991) Harriet Martineau (1802-1876). In: Mary Jo Deegan (red.) Women in Socio-
logy: a Bio-Bibliographical Sourcebook. Santa Barbara: Greenwood Press.
Hill, Michael R. en Susan Hoecker-Drysdale (red.) (2002) Harriet Martineau. Theoretical and Me-
thodological Perspectives. London: Routledge.
Hobday, Stuart (2017) Encounters with Harriet Martineau – A Victorian living ahead of her time.
London: Unbound.
Hoecker-Drysdale, Susan (2017) Harriet Martineau: sociologist at work. In: Valerie Sanders en
Gaby Weiner (red.) Harriet Martineau and the Birth of Disciplines. London: Routledge, 84-100.
Lash, Scott (2003) Reflexivity as Non-Linearity. Theory, Culture and Society, 20(2): 49-57.
Latour, Bruno (1987) Science in Action. How to follow scientists and engineers through society. Cam-
bridge: Harvard University Press.
Lengermann, Patricia Madoo en Jill Niebrugge-Brantley (1997) The Women Founders: Sociology
and Social Theory, 1830-1930. New York: McGraw-Hill.
Logan, Deborah A. (2010) Harriet Martineau, Victorian Imperialism and the Civilizing Mission.
Farnham: Ashgate.
Logan, Deborah A. (2017) Harriet Martineau (1802-187): Autobiography, Biography, and Literary
Legacies. In: B. Ayres (red.) Biographical Misrepresentations of British Women Writers. Lon-
don: Palgrave Macmillan.
Martineau, Harriet (1989 [1838]) How to Observe Morals and Manners. With an introduction and
analytical index by Michael R. Hill. Piscataway: Transaction.
Nyseth, Hollie, Sarah Shannon, Kia Heise en Suzy Maves Mcelrath (2011). Embedded Sociologists.
Contexts, 10(2): 44-50.
Pickering, Mary (2009) Auguste Comte: an intellectual biography. Vol. 3. Cambridge: Cambridge
University Press.
186 | Smolenaars Tijdschrift Sociologie 3 (2022)
Sanders, Valerie en Gaby Weiner (red.) (2017) Harriet Martineau and the Birth of Disciplines. Lon-
don: Routledge.
Smolenaars, Ellie (1999) Eerherstel voor een vrije reiziger. NRC Handelsblad, 26 juni: 51, https://
ellie-smolenaars.net/2019/04/17/de-vrouw-als-socioloog-harriet-martineau-en-haar-science-
of-morals-and-manners/.
Smolenaars. Ellie (2017) De Sociale Kwestie in de 21ste eeuw en de ontdekking van soul in de so-
ciologie. In: E. Sengers (red.) Sociaal Saamhorig Solidair: Rerum Novarum en de nieuwe sociale
kwesties. Vogelenzang: Centrum voor de Sociale Leer van de Kerk, 59-70.
Spivak, Gayatri Chakravorty (1998 [1987]) In Other Worlds - Essays in cultural politics. London:
Routledge.
Over de auteur
Ellie Smolenaars is sociaalwetenschappelijk onderzoeker, auteur en wetenschapsjournalist. Haar onderzoeksinteresse be-
treft het brede terrein van de sociale wetenschappen, inclusief economie en sociale geschiedenis. Ze publiceerde boeken over
sociale zekerheid en sociale bewegingen, onder andere Plusminus 65 (1999), met Marjan Beijering Talentvol en Gevaarlijk
(2004), en Lang leve de AOW (2007), was hoofdredacteur van Sociologie Magazine en publiceert voor de Sociale Alliantie over
sociale zekerheid. In 2022 verschijnt Leidenschaftlich für die Freiheit, de in het Duits vertaalde romanbiografie over Clara
Wichmann.