Technical ReportPDF Available

Goed gereedschap is het halve werk

Authors:

Abstract

Sociale professionals die met cliënten in vrouwenopvang instellingen werken, maken gebruik van instrumenten om zich een beeld te verschaffen van de leefsituatie en de veiligheidsrisico’s op het gebied van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Goede risicotaxatie zorgt ervoor dat de opvang- en/of begeleidingsvorm goed aansluit bij de nodige beschermings- en hulpvraag van betrokken personen in de geweldssituatie. De instrumenten moeten, vergelijkbaar met gereedschap, onderhouden en verstandig gebruikt worden. Ondoordacht en oneigenlijk gebruik is een veiligheidsrisico. Sociale professionals die met cliënten in vrouwenopvang instellingen werken, geven aan dat een risicotaxatie-instrument in staat moet zijn om risico’s snel in te schatten, maar ook om een diepteanalyse van de problematiek te geven en concrete vervolgacties te formuleren. Deze verwachting is echter niet in één instrument te verenigen. Dat concludeerden de onderzoekers in hun verkennende onderzoek in opdracht van Valente. Zij zien in de hoge verwachtingen van professionals ten aanzien van een instrument de behoefte naar zekerheid en handelingsperspectief.
Goed gereedschap is het halve werk
Een verkenning van ervaringen met risicoscreeningsinstrumenten in de opvang
Colofon
Datum
1 december 2021
Status
Definitief
Auteur
Janine Janssen, Karen van Rooijen & Karlijn Juncker
© 2021
Avans Hogeschool Expertisecentrum Veiligheid
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijz e, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voorwoord
Beste professionals,
In het hier gepresenteerde rapport ‘Goed gereedschap is het halve werk’ vinden jullie de
resultaten van een verkennend onderzoek naar risicoscreening in de vrouwenopvang. In twee
online groepsinterviews is met name gekeken naar de ervaringen met het door het Verwey-
Jonker Instituut ontwikkelde risicoscreeningsinstrument (Tan, Verwijs, Lünnemann & Goderie,
2012) en de verwachtingen omtrent het inzetten van risicoscreening.
Bij het duiden van de uitkomsten van de groepsinterviews is in het rapport gebruik gemaakt
van de metafoor van gereedschap. Volgens een bekend gezegde is goed gereedschap het
halve werk. Maar, zelfs het fraaiste gereedschap is waardeloos als het verkeerd wordt
toegepast door de gebruikers ervan. Dit geldt ook voor risicoscreening. Om een goede
risicoscreening te kunnen doen is het niet alleen van belang dat het gebruikte instrument
geschikt is en goed onderhouden wordt, maar ook dat er geïnvesteerd wordt in de
gebruikers, zodat zij in staat zijn het instrument toe te passen zoals deze is bedoeld.
Uit de groepsinterviews blijkt dat de gebruikers hoge verwachtingen hebben van een risico-
screeningsinstrument. Regelmatig wordt aangegeven dat een dergelijk instrument niet alleen
in staat moet zijn om risico’s snel in te schatten, maar ook om een diepte analyse van de
problematiek te geven en concrete vervolgacties te formuleren. Deze verwachting is niet
reëel: er is niet één instrument dat zowel snel gebruikt kan worden, als zeer veel informatie
opbrengt, met een concreet handelingskader voor de professional.
Het is daarom van belang terug te gaan naar de oorspronkelijke definitie van risicoscreening,
zoals deze ook in de handleiding Risicoscreening voor de Vrouwenopvang van het Verwey-
Jonker Instituut is opgenomen: een eerste algemene screening die in kaart brengt of er
risico’s zijn en zo ja waar de risico’s uit bestaan. Het is dus niet bedoeld om de dreiging
uitputtend en tot in detail in kaart te brengen.
Als we dit doel van risicoscreening aanhouden, dan blijkt dat Risicoscreening voor de
Vrouwenopvang daarvoor nog goed bruikbaar is. Wel is het nodig om het instrument te
actualiseren.
Daarnaast laten de groepsinterviews zien dat het van belang is om te investeren in de
gebruikers. Zij hebben behoefte aan meer handvatten om zowel de risicoscreening goed uit
te kunnen voeren als om (na afloop van de risicoscreening) structurele onveiligheid beter in
te kunnen schatten.
Deze bevindingen vragen om twee vervolgstappen:
1. Actualisatie van Risicoscreening voor de Vrouwenopvang van het Verwey-Jonker
Instituut op basis van de genoemde aanpassingen in het rapport;
2. Investeren in de gebruikers, o.a. door het versterken van methodologische kennis en
kennis over geweldsfenomenen en het bij elkaar brengen van verdiepende
instrumenten in een toolbox.
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
3 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Dit jaar gaat Valente aan de slag met het implementeren van deze twee stappen. Uiteraard
zullen de professionals uit het veld daarbij betrokken worden.
Tot slot willen wij graag een groot woord van dank uitspreken aan de professionals die aan
deze verkenning hebben meegewerkt!
Met vriendelijke groeten,
Vereniging Valente, 13 januari 2022
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink
Directeur
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
4 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Inhoudsopgave
Voorwoord 2
1 Gereedschap als metafoor 5
1.1 Goed gebruik en onderhoud van gereedschap 5
1.2 Vragen van Valente in dit onderzoek 5
2 Behoeften van gebruikers van risicoscreenings-instrumenten 8
2.1 Welke instrumenten worden gebruikt? 8
2.2 Algemene behoeften: doel van het gebruik 9
2.3 Specifieke behoeften 10
3 Conclusies en aanbevelingen 16
3.1 De gebruiker 16
3.2 Het gereedschap 16
4 Literatuur 17
Bijlage 1: Deelnemers groepsinterviews 19
Bijlage 2: Gestandaardiseerde aanmelding en risicoscreening(GARS) 20
Bijlage 3: Overzicht door de respondenten gebruikte risicoscreeningsinstrumenten
31
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
5 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
1 Gereedschap als metafoor
1.1 Goed gebruik en onderhoud van gereedschap
Goed gebruik
Volgens een bekend gezegde is goed gereedschap het halve werk. Maar het fraaiste
gereedschap is waardeloos als het verkeerd wordt toegepast. Een hamer is geen
schroevendraaier. Voor hout worden andere boren gebruikt dan voor metaal. Wie zich echter
niet stoort aan de aanwijzingen van de fabrikant en toch willens en wetens gereedschap
anders inzet, loopt risico niet alleen het werkstuk en het gereedschap, maar ook zich zelf te
beschadigen. Kortom: ondoordacht en oneigenlijk gebruik van gereedschap is een
veiligheidsrisico.
In de opvang wordt ook gereedschap gebruikt. In dit rapport gaat het echter niet om de
gereedschapskist van conciërges en onderhoudsmonteurs die de gebouwen van
opvanginstellingen leefbaar houden. Sociale professionals, gedragswetenschappers en
anderen die met cliënten van deze instellingen werken, maken gebruiken van instrumenten
om zich een beeld te verschaffen van de leefsituatie en de veiligheidsrisico’s op het gebied
van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Over dat instrumentarium gaat dit rapport. Ook dat
soort gereedschap moet verstandig worden gebruikt.
Onderhoud
Het is niet vanzelfsprekend dat goed gereedschap die kwaliteit blijft houden, daarvoor is
onderhoud nodig. Boormachines, grasmaaiers of wat voor gereedschap dan ook: na gebruik
worden ze vuil, ze zijn gevoelig voor roest en ze worden minder scherp. Kortom, om er
plezier van te blijven houden moet er schoongemaakt worden, roest verwijderd en messen
geslepen. Dat geldt ook voor de instrumenten die in dit onderzoek centraal staan. Die vergen
ook onderhoud. Passen alle vragen nog? Moet er iets uit, moet er iets bij? Doet het
instrument dan nog wat het hoort te doen?
1.2 Vragen van Valente in dit onderzoek
Uitgangspunten van dit onderzoek
De gedachte dat de kwaliteit van de uitkomsten van een instrument zowel door het
instrument als door de gebruiker beïnvloed wordt, is ook uitgangspunt van dit onderzoek. De
metafoor van gebruik en onderhoud van gereedschap staat in dit onderzoek centraal. In
schema 1.1 is dat nog eens op sterk vereenvoudigde wijze weergegeven.
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
6 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Schema 1.1 Kwaliteit van de uitkomst van het instrument
Risicoscreening in de vrouwenopvang, waar slachtoffers van geweld in
afhankelijkheidsrelaties verblijven, is van groot belang. Koepelorganisatie Valente vindt het
tijd om de gereedschapskist eens te reviseren en indien nodig te herijken. Om enig inzicht te
verwerven in het instrumentarium dat gebruikt wordt en de manier waarop professionals in
bij Valente aangesloten instellingen een en ander toepassen, zijn in het najaar van 2021 twee
online groepsinterviews gehouden, waar in totaal 13 professionals van negen verschillende
instellingen aan hebben meegewerkt (zie voor een overzicht bijlage 1). Deze verkenning is
uitgevoerd in opdracht van Valente door de Open Universiteit, Avans Hogeschool en Valente.
Vragen
In het bijzonder wordt in dit verkennende onderzoek gekeken naar de ervaring met het door
het Verwey-Jonker Instituut ontwikkelde risicoscreeningsinstrument, de ‘Risicoscreening voor
de Vrouwenopvang’ (Tan, Verwijs, Lünnemann & Goderie, 2012). Dit instrument krijgt deze
extra aandacht omdat het door alle respondenten wordt gebruikt. In de interviews zijn de
volgende vragen gesteld:
1. Wat is het doel van en de verwachting omtrent het inzetten van een
risicoscreeningsinstrument?
2. Welke instrumenten worden er naast Risicoscreening voor de Vrouwenopvang
gebruikt? Waarom worden die instrumenten aanvullend gebruikt?
3. Hoe tevreden zijn de gebruikers met het instrument Risicoscreening voor de
Vrouwenopvang? Worden er bijvoorbeeld onderwerpen of thema’s gemist?
Kwaliteit van de uitkomst van
het instrument
Kenmerken
van de
gebruiker
Kenmerken
van het
instrument
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
7 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Het risicotaxatie-instrument van het Verwey-Jonker Instituut
In 2005 heeft het Verwey-Jonker Instituut in opdracht van de Federatie Opvang een eerste
risicotaxatie-instrument gemaakt voor de vrouwenopvang. Inmiddels is deze federatie
opgegaan in Valente. De korte vragenlijst stelt medewerkers van de vrouwenopvang in staat
om op objectieve en systematische wijze de veiligheidssituatie van cliënten die zich bij de
opvang melden in te schatten (zijn er risico’s en zo ja uit welke hoek komen deze?). Om op
basis daarvan te bepalen: kan deze cliënt daar veilig verblijven (code groen) of zijn er
aanvullende maatregelen of zelfs doorplaatsing naar elders nodig? (code oranje/rood)? In
2007 is de Risicoscreening voor de Vrouwenopvang geëvalueerd en verbeterd. Het instrument
is daarna geïmplementeerd bij alle bij de Federatie Opvang aangesloten instellingen.
Sindsdien wordt er landelijk mee gewerkt. In 2012 is dit instrument opnieuw geactualiseerd
(Tan, Verwijs, Lünnemann & Goderie, 2012).
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
8 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
2 Behoeften van gebruikers van risicoscreenings-
instrumenten
2.1 Welke instrumenten worden gebruikt?
Gebruikte instrumenten
Alle respondenten uit beide groepsinterviews geven aan te werken met Risicoscreening voor
de Vrouwenopvang, het risicoscreeningsinstrument van het Verwey-Jonker Instituut, dat
is geïntegreerd in de GARS (Gestandaardiseerde Aanmelding en Risico Screening) (zie bijlage
2).
Naast het instrument van het Verwey-Jonker Instituut wordt ook gebruik gemaakt van de
volgende instrumenten (zie bijlage 3 voor een toelichting per instrument):
Checklist Eer Gerelateerd Geweld van het Landelijk Expertise Centrum Eer
Gerelateerd Geweld van de nationale politie (bij vermoedens van eer als motief
van [dreigend] geweld)
Kindcheck (inschatting van het risico op kindermishandeling)
Lethality screen (bij dodelijk geweld)
LIRIK (Licht Instrument Risicotaxatie Kindveiligheid) (bij vermoeden van
kindermishandeling)
MASIC (Mediators Assessment of Safety Issues and Concern), wordt ambulant
ingezet (bij vermoedens van partnergeweld bij een conflictscheiding)
SASH (Screening Assessment for Stalking and Harassment) (bij stalking)
Bij ambulante hulpverlening wordt ook gebruik gemaakt van de volgende instrumenten:
CTI (Childhood Trauma Interview) (bij trauma)
RIS (Risicotaxatie-instrument Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag) en RIS-L
(aanvulling over signalen en risico’s meisjesslachtoffers loverboys)
ARIJ (Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming) (voor het
inschatten van acute en toekomstige veiligheid van kinderen),
FARE (Forensisch Ambulante Risico Evaluatie) (voor het inschatten van
recidiverisico)
B-Safer (Brief Spousal Assault Form for the Evaluation of Risk) (voor het
inschatten van recidive bij relationeel geweld)
Opvallend is dat de screeningsinstrumenten BSI (Brief Symptom Inventory, dat een overzicht
geeft van symptomen van psychopathologie bij volwassenen vanaf 18 jaar) en HASI (Hayes
Ability Screening Index, dat is bedoeld voor het screenen van verstandelijke beperkingen)
niet in de lijst van gebruikte screeningsinstrumenten worden genoemd. Deze instrumenten
zijn wel onderdeel geweest van het ‘Verbeterplan Vrouwenopvang, een grootschalig
programma vanuit het ministerie van VWS dat liep van 2008-2014.
(Eigen) aanvullingen
Naast de bovengenoemde instrumenten, geven de respondenten aan ook geregeld met extra
eigen vragen te werken over bijvoorbeeld achtergronden van de pleger en/of de culturele
context. Hetzelfde geldt voor het inschatten van digitale veiligheid.
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
9 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Bij Veilig Thuis wordt gebruik gemaakt van het screeningsinstrument ‘Top-3-methodiek’. De
Top-3-methodiek is gericht op effectief samenwerken aan directe veiligheid in gezinnen en
ook aan de veiligheid op de lange termijn. De methodiek helpt bij het ordenen van relevante
informatie over onveiligheid, deze te concretiseren, te taxeren en te prioriteren. Dit leidt tot
een gedeelde visie en een stapsgewijze transparante aanpak en vergemakkelijkt het
samenwerken met alle betrokkenen aan het gezamenlijke doel van veiligheid bij
kindermishandeling, huiselijk geweld en seksueel misbruik. Professionals maken samen met
het gezin een top 3 van de meest onveilige situaties, onveilig gedrag en de risicofactoren.
Deze top 3 vormt de basis voor een concreet veiligheids-, hulpverlenings- en toekomstplan.
Dit plan van aanpak wordt opgesteld op basis van maatwerk (Vögtlander & van Arum, 2016;
Stichting Civil Care, 2020).
Door de deelnemers wordt aangegeven dat dit instrument eigenlijk als uitgangspunt voor alle
opvangorganisaties zou moeten worden gebruikt, in het kader van risicogestuurde zorg -
ketengerichte samenwerking. Alle ketenzorg moet aansluiten op de uitkomsten van de
triage door Veilig Thuis; de uitkomsten van die triage dienen dan altijd gedeeld te worden.
Dat blijkt in de praktijk nog niet altijd het geval te zijn.
2.2 Algemene behoeften: doel van het gebruik
Verwarring over het doel
De respondenten geven aan van verschillende instrumenten gebruik te maken naast het hier
centraal staande risicoscreeningsinstrument. Daarbij werd regelmatig aangegeven dat dat
nodig was omdat dit instrument niet helemaal zou voldoen. Die constatering behoeft echter
enige nuancering. Een risicoscreeningsinstrument is niet bedoeld om in de diepte tot een
analyse van een casus te komen, het gaat om een snelle inschatting bij een eerste contact.
Eventueel zou het gebruik van het instrument herhaald kunnen worden om te zien of de
situatie oppervlakkig gezien verandert.
In de groepsinterviews kwam echter geregeld naar voren dat bij een aantal deelnemers de
verwachting leeft met een risicoscreeningsinstrument ook de diepte in te kunnen gaan. Zo
werd bijvoorbeeld de bij de politie ontwikkelde checklist eergerelateerd geweld genoemd als
aanvulling. Zo is dit instrument inderdaad bedoeld (Janssen, 2017): het is ontwikkeld om in
de diepte extra gegevens te verzamelen om te komen tot een stevige analyse van een
probleem binnen een extended family. Maar het is geen screeningsinstrument, het is een
andersoortig instrument. Die nuance lijkt gebruikers in de praktijk regelmatig te ontgaan. Een
mogelijke verklaring hiervoor is dat in het normenkader voor de vrouwenopvang, dat hier
verderop besproken zal worden, de wens wordt uitgesproken dat met een risicotaxatie-
instrument wordt gewerkt, dat veel breder en diepgaander informatie ophaalt.
Behoefte aan snelheid, diepte, voorspellende waarde en intervisie
Er is blijkbaar behoefte aan een instrument dat de snelheid van een
risicoscreeningsinstrument combineert met de verdieping van andersoortige instrumenten.
Ook kwam in beide interviews de behoefte naar voren om met een instrument te werken dat
ook goed is in het voorspellen van toekomstig geweld en duidelijk leidt naar te verrichten
acties door de professional.
De vraag is of dat allemaal van één instrument verwacht kan worden. Die behoefte aan een
‘Zwitsers zakmes’ is wel te begrijpen en kan op verschillende manieren verklaard worden: er
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
10 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
kan sprake zijn van beperkte methodologische kennis bij gebruikers en daarnaast is het
mogelijk dat handelingsverlegenheid en onzekerheid de behoefte aan en verwachtingen van
instrumentarium doet stijgen. Beide mogelijke verklaringen hoeven elkaar niet uit te sluiten.
Het zou goed zijn om aan dit onderwerp bij de achterban van Valente extra aandacht te
besteden. De respondenten hebben aangeven geen behoefte te hebben aan een training over
dit instrument, maar wel aan intervisie en collegiaal overleg over de inschatting van risico’s,
waarin casussen besproken worden. Zo kan worden gereflecteerd op elkaars en eigen
houding en gedrag. Dergelijke intervisie zou niet alleen plaats moeten vinden met collega’s
uit de eigen organisatie maar ook met samenwerkende partners.
Het idee is geopperd om in het instrument te werken met een uitvouwmenu of keuzeschema,
waarin, naast de basisvragen, verschillende blokken worden opgenomen, die doorvragen naar
verschillende geweldsfenomenen. Die blokken kunnen bestaan uit al bestaande en
gevalideerde instrumenten. Alleen als er, op basis van enkele oriënterende vragen, een
vermoeden is van het voorkomen van deze geweldsfenomenen hoeven de betreffende vragen
dan gesteld te worden. Belangrijk in een eventueel nieuw of aangepast instrument is dat de
professional de beoordeling moet blijven maken. Cliënten kunnen zelf hun situatie niet altijd
goed inschatten.
Er is nooit een ketenbreed overzicht gemaakt van wie op welke manier screent. Een optie kan
zijn om alle gebruikte instrumenten naast elkaar te leggen en die vervolgens samen te
voegen, de overlap eruit te halen en alle unieke items op te nemen. Dan moet wel gewerkt
worden met het eerdergenoemde uitvouwschema (van algemene verplichte vragen naar
specifieke vragen over geweldsfenomenen). Het afnemen van de vragenlijst gaat anders te
lang duren. Een intervisiebijeenkomst of apart hiervoor te beleggen bijeenkomsten zouden
wellicht ook geschikt zijn om deze optie eens verder te verkennen.
2.3 Specifieke behoeften
Concreet gebruik
De risicoscreening wordt gedaan aan het begin van het traject, wanneer de hulpverlener de
cliënt en het netwerk eromheen, de ketenpartners, nog moet leren kennen. De handleiding
van Risicoscreening voor de Vrouwenopvang zegt hierover ‘Neem de screening in ieder geval
binnen 24 uur af, dus dezelfde of de volgende dag. (…) De voorkeur gaat uit naar het
afnemen van de screening vóór de cliënt wordt opgenomen, zodat de cliënt zo snel mogelijk
in een passende vorm van opvang geplaatst kan worden’ (Tan, Verwijs, Lonnemans &
Goderie, 2012: 7). De risicoscreening is onderdeel van een langere periode waarin men
samen met allerlei ketenpartners een zorgvuldige inschatting maakt van de veiligheid en wat
nodig is. Na het invullen en sowieso altijd bij code oranje of rood, wordt contact gezocht met
ketenpartners om onderzoek compleet te maken en de kleurcode te bespreken. De vraag is
wat de kleurcode eigenlijk aangeeft en wat je daar als hulpverlener
aan hebt. De professionele inschatting van de hulpverlener blijft altijd belangrijk, deze kan
zich nooit alleen laten leiden door de kleurcode die uitkomst is van
de risicoscreening. Intercollegiaal overleg is hierin steeds belangrijk: waarom geeft de
één een bepaalde score en iemand anders een andere? Ook wordt de uitkomst van
deze screening voorgelegd aan Veilig Thuis en de politie, om gezamenlijk een besluit
te kunnen nemen. Daarna worden pas de eigen indruk van de hulpverlener en de
definitieve conclusie ingevuld. Hulpverleners varen dus niet blind op de kleurcodes.
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
11 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Groen, oranje, rood
In Risicoscreening voor de Vrouwenopvang van het Verwey-Jonker Instituut wordt gewerkt
met een kleurcode. Of een situatie ‘groen’, ‘oranje’ of ‘rood’ is, is niet eenvoudig om te
beoordelen. Of de cliënt wel of niet veilig is hangt van verschillende factoren af, en met
name van de samenhang tussen de factoren. Als bijvoorbeeld veel mensen op de hoogte
zijn van iemands verblijf in de vrouwenopvang, maar haar vertrek volledig geaccepteerd is,
betekent dit iets anders dan wanneer een cliënt actief gezocht wordt voor wraak en velen
haar verblijfplaats kennen. Er kan dus niet van elk antwoord zelfstandig bepaald worden of
het een risicofactor is. De zwaarte van de risicofactor wordt door de context bepaald.
Antwoorden kunnen daarom niet opgeteld worden tot een totaalscore. De screener behoort
naar het totale beeld te kijken en vervolgens (eventueel in overleg met een collega) tot
een score te komen. Dit blijft altijd mensenwerk en een persoonlijke inschatting. Door de
systematiek van de vragen is de risico-inschatting volgens de handleiding echter
geobjectiveerd. Het is wenselijk om binnen één instelling met collega’s een aantal
screeningen gezamenlijk te bespreken om op eenzelfde lijn te komen over de interpretatie
van de kleurcode voor concrete gevallen (intervisie) (Tan, Verwijs, Lonnemans & Goderie,
2012). Hier volgt een korte beschrijving van de drie situaties die met kleuren zijn
aangeduid:
Groen: geen bijzonderheden ten aanzien van de veiligheid, wel een opvangbehoefte. Er is
misschien een aantal risicofactoren, maar het volledige beeld is dat er geen
veiligheidsprobleem is.
Oranje: de lastigste categorie, omvat twee soorten situaties: 1. Er zijn risicofactoren, maar
geen acute en ernstige dreiging. De situatie kan echter veranderen, dus de veiligheid
behoeft aandacht. Bijvoorbeeld een cliënt die met eergerelateerd geweld bedreigd wordt
maar waarvan de familie denkt dat zij momenteel in het buitenland verblijft. Haar situatie
wordt pas acuut onveilig zodra de familie door krijgt dat zij zich in Nederland bevindt. 2. Er
is sprake van een veiligheidsprobleem, maar het is niet helemaal duidelijk hoe groot dit is.
Er is aanvullende informatie nodig, bijvoorbeeld van de politie of ketenpartners en
individuele veiligheidsmaatregelen kunnen nodig zijn. In beide gevallen zijn vervolgstappen
nodig.
Rood: De cliënt heeft absoluut een veilige en geheime plek nodig. De kleurcode is
gebonden aan de bewuste opvanginstelling: is de cliënt op dit moment in deze instelling
veilig of niet? Of de cliënt in de opvang kan blijven ligt aan de combinatie van de instelling
en de cliënt. De instelling kan een open instelling zijn en daarom voor de cliënt niet veilig.
Maar ook een geheime instelling kan niet veilig zijn voor deze cliënt, als haar verblijfplaats
bekend is geraakt of er veel bekenden in de plaats wonen. De cliënt moet dan in eenzelfde
instelling elders worden geplaatst. Tot slot kan het zo zijn dat de instelling een veilige en
geheime plek biedt, maar dat de cliënt een dusdanig gevaar loopt dat plaatsing in een safe
house nodig is.
Het invullen van het instrument resulteert in een oordeel van de professional over het
ingeschatte risico. Dit is een belangrijke beslissing die onder druk genomen moet worden.
Hierover moet met meerdere partijen overleg zijn. Soms wordt het definitieve oordeel pas
ingevuld na overleg met politie en Veilig Thuis. Bij andere organisaties wordt de intake
altijd met twee collega’s besproken, om een goede inschatting te kunnen maken, om
subjectiviteit te voorkomen en los te komen van loyaliteit naar de cliënt
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
12 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Eén van de deelnemers geeft aan graag met het instrument te werken. Met de risicoscreening
kan niet alleen aan cliënten getoond worden hoe ernstig hun situatie is, maar ook aan de
ketenpartners. De risicoscreening wordt vaak gebruikt om aan Veilig Thuis of het wijkteam te
laten zien, dat er eerst met ambulante hulpverlening gestart moet worden en dat opname
niet altijd direct nodig is.
Er wordt aangegeven dat risicoscreening steeds meer een specialisme wordt: aan de
voordeur moet onder hoge druk een goede inschatting gemaakt kunnen worden. Daar is
ervaring en kennis voor nodig. Het wordt belangrijk gevonden dat het te gebruiken
instrument daarvoor ruimte blijft bieden.
Snelheid
De risicoscreening (zowel fysiek als aan de telefoon) wordt ingevuld op laptop of computer,
dat volstaat voor iedereen. Een touchscreenbeeldscherm is handig om snel zaken aan
te kunnen klikken. Desalniettemin neemt het invullen van het instrument de nodige tijd in
beslag. Het invullen van de risicoscreening kost ongeveer 45-60 minuten, mede afhankelijk
van het gegeven of er een tolk nodig is. Bij één organisatie wordt de intake meestal verdeeld
in 2 gesprekken van een uur, om een goed helder beeld te krijgen. Het is belangrijk dat de
cliënt op de hoogte is van het feite dat er een lang en wellicht ook pijnlijk gesprek volgt over
moeilijke onderwerpen. In een crisismoment ervaren cliënten zoveel stress, dat het
niet altijd lukt om bij afname van de risicoscreening al veel te doen. Er wordt pas daarna
verder onderzocht hoe de veiligheidssituatie is en of er sprake is van specifieke categorieën
geweldsfenomenen.
Context: ambulant en institutioneel
In beide groepsinterviews is een aantal punten naar voren gebracht dat te maken heeft met
de context waarin het instrument wordt afgenomen:
Het instrument is erg gericht op vrouwen en daarom niet geschikt voor de
mannenopvang;
Het instrument is niet te gebruiken in de ambulante hulpverlening. Het geeft geen
inzicht in het risico op terugkerend geweld en hoe veilig de cliënt nog/weer in eigen
huis is.
Het instrument zou aangepast moeten worden aan het binnen de vrouwenopvang
gebruikte normenkader (Lubbers et al., 2020). Hiervoor is daar al een opmerking
over gemaakt: dat normenkader zie ook het hieronder geplaatste kader spreekt
hoge verwachtingen uit van een in te zetten instrument. De vraag is of dat allemaal
van één instrument kan worden verwacht. In dat normenkader lijkt de risicotaxatie
gelijk te worden gesteld aan een uitvoerige analyse.
Normenkader ‘Veiligheid in de opvang’
Het Normenkader ‘Veiligheid in de vrouwenopvang’ (Lubbers et al., 2020) is gebaseerd op
het model van gefaseerde ketensamenwerking, zoals benoemd door Vogtländer & Van
Arum (2016). De ambitie is om een verschil te maken bij het doorbreken van de complexe
cirkel van geweld die doorwerkt tot in de volgende generatie. Volgens het model wordt
eerst ingezet op directe veiligheid, dan op risico-gestuurde zorg voor stabiele veiligheid, en
daarna op een herstelplan voor trauma-geïnformeerde en herstelgerichte zorg. Dit zijn de
eerste drie indicatoren van het normenkader.
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
13 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
De risicoscreening speelt een belangrijke rol binnen indicator 1 (het vaststellen en borgen
van directe veiligheid). Het doel van deze eerste indicator is het vaststellen of
opvangorganisaties de veiligheid van de cliënt op objectieve en uniforme wijze met behulp
van een risicotaxatie-instrument in beeld brengen. Meer specifiek zegt het normenkader
hierover: ‘De opvangorganisatie hanteert het Risicoscreeningsinstrument voor de
Vrouwenopvang of een ander landelijk gevalideerd risicotaxatie-instrument.’ Daarnaast
geeft het normenkader aan dat de risicotaxatie minimaal de volgende inventarisaties
behoort te bevatten:
a. veiligheidssituatie van cliënten en cliëntsysteem;
b. geweldsproblematiek;
c. onderliggende problematiek;
d. hulpvraag op alle levensgebieden (o.a. onderwijs, schulden);
e. situatie rond de kinderen;
f. ouderschap en opvoeding/gezagsverhouding
g. traumascreening
Voor kinderen omvat de intake de volgende elementen:
a. veiligheidssituatie van het kind en het gezin;
b. geweldsproblematiek;
c. onderliggende problematiek;
d. jeugdbeschermingsmaatregelen;
e. hulpvraag op alle levensgebieden van het kind;
f. (contact met) netwerk rond de kinderen (opa’s en oma’s, vrienden, buren);
g. rol van thuisgebleven ouder (vaak de vader) in het leven van het kind;
h. ouderschap en opvoeding;
i. screening op trauma’s en negatieve hechtingservaring bij het kind;
j. traumascreening bij het kind;
k. de beleving van het kind op de situatie (bijv. zorg voor achtergebleven huisdieren, enz.).
Uitgangspunt is hierbij dat het kind vanaf aankomst in de opvangorganisatie actief wordt
betrokken bij het hulpverleningstraject;
l. eventuele veiligheidsrisicos vanuit de ouders richting het kind;
m. eventuele veiligheidsrisico’s vanuit andere ouders en kinderen in de opvangsituatie
waar het kind contact mee heeft;
n. de ontwikkeling van het kind en de mate waarin dit leeftijdsadequaat verloopt;
o. kindcheck.
Bij de kindcheck toetst de professional de volgende zaken:
a. gezagsverhoudingen binnen het gezin;
b. of er kinderen meekomen en of er kinderen niet meekomen;
c. de veiligheidssituatie van kinderen die niet meekomen.
Niet alle gewelddadige fenomenen komen in beeld
Voor diverse geweldsfenomenen is geen aandacht in het instrument. In de interviews werden
de volgende fenomenen genoemd:
Eergerelateerd geweld
Wederkerig geweld, het gaat uit van een duidelijke slachtoffer-pleger rol
Geweld van moeder naar kind of andersom
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
14 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Stalking
Femicide
Mensenhandel
Veel geweld kent tegenwoordig ook een onlinecomponent (Janssen, 2021). Een digitale
veiligheidscheck zou dan ook een welkome aanvulling zijn.
Safetyned
SafetyNed is een initiatief van vier organisaties in de vrouwenopvang: Arosa, Blijf Groep,
Moviera en Perspektief. SafetyNed is de Nederlandse versie van het succesvolle
Amerikaanse Safety Net. SafetyNed biedt slachtoffers en hulpverleners kennis en tools om
veilig online te kunnen zijn. SafetyNed ondersteunt slachtoffers, hulpverleners, politie en
justitie en geeft voorlichting over hoe technologie wordt misbruikt; wat je kunt doen om
digitale gegevens van slachtoffers veilig en vertrouwelijk te houden en te beschermen; hoe
je technologie veilig kunt gebruiken; hoe technologie op een positieve manier kan worden
ingezet bij het stoppen van geweld in relaties. SafetyNed werkt samen met
technologiebedrijven en experts om betrokken te zijn bij ontwikkelingen op technologisch
vlak en op het gebied van wetgeving, zodat de digitale veiligheid en privacy ook vooraf
zoveel mogelijk worden geborgd. SafetyNed bundelt kennis op het gebied van digitaal
huiselijk geweld en is daarmee hét platform op het gebied van digitale veiligheid en privacy
van slachtoffers van huiselijk geweld (Bron: https://safetyned.org/over-
safetyned/waarom-safetyned/)
Vragen ten aanzien van individuen en hun sociale systemen
De respondenten missen vragen over specifieke persoonskenmerken:
Een versie van de risicoscreening voor (ex-)partners. Er wordt wel systemisch
gewerkt, maar die screening wordt nu alleen gedaan met de persoon die het geweld
ondergaat. Misschien moet ook gepraat worden met de andere partij, die wellicht ook
geweld ondergaat, en die de andere kant van het verhaal heeft.
Sommige vragen zijn lastig te stellen, bijvoorbeeld over drugs- en
alcoholgebruik. Daar wordt ook te weinig naar doorgevraagd. Ze roepen meer
vervolgvragen op over bijvoorbeeld diagnose, behandeling, etc. De context ontbreekt
ook hier.
In het instrument wordt geen rekening gehouden met risico’s die bij de cliënt zelf
liggen, zoals persoonlijkheidskenmerken, psychische stoornissen of een licht
verstandelijke beperking.
De risicoscreening zou ook inzicht moeten geven aan de cliënt zelf over de ernst van
de situatie waarin zij zich bevindt, die heeft daar zelf vaak geen idee van. Overigens
verschillen de meningen hierover onder de deelnemers, een deelnemer geeft expliciet
aan dat het instrument wel geschikt is om inzicht in de eigen situatie te verschaffen
aan de cliënt.
Naast het bovenstaande geven de deelnemers aan dat in het huidige instrument veel
vragen dubbelop zijn, dat zou overzichtelijker en beknopter kunnen. Op de GARS worden
nu persoonsgegevens ingevuld (naam, achtergrondinformatie) die vervolgens op het
risicoscreeningsinstrument weer moeten worden ingevuld.
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
15 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Vragen ten aanzien van sociale systemen zoals gezin en familie
De gezinssituatie, met daarin belangrijke keerpunten in het leven, komt niet aan de
orde (denk bijvoorbeeld aan een complexe scheiding).
geen aandacht voor de veiligheid van de kinderen
De context waarin het geweld plaatsvindt, is niet opgenomen. Daarmee wordt het
volgende bedoeld: het gaat in het algemeen om de gehele situatie in kaart te
brengen waarin het geweld plaatsvond: hoe ziet het gezin er uit, was er sprake van
een scheiding, was er sprake van drugsgebruik, etc. Door daar goed over door te
vragen, kan een completer en meer objectief beeld worden gevormd.
Vragen ten aanzien van het instrument en de gebruiker
De volgorde van de vragen is niet logisch. De vragen over het waarom van
aanmelding en de vragen over de geschiedenis van het geweld, moeten dichter bij
elkaar gesteld worden. Stroomlijnen van de volgorde van de vragen. Van belang blijft
dat het makkelijk in te vullen is, zonder heel veel te moeten scrollen door de lijst, dat
leidt de aandacht af van het eigenlijke verhaal.
Opmerkelijk is dat sommige respondenten aangeven dat het instrument geen inzicht
geeft in ontwikkelingen in de tijd, dat het niet opnieuw, later in het proces, nogmaals
gebruikt kan worden, om te kunnen bepalen of er wijzigingen in de situatie hebben
plaatsgevonden. In de handleiding staat nota bene dat het belangrijk is om deze
screening te blijven herhalen. Is sprake van groen, oranje en rood dan moet een
herhaling van de risicoscreening plaatsvinden als de cliënt vertrekt uit de opvang en
bij overplaatsen naar een andere instelling of andere (woon)vorm van zelfde instelling
(interne en externe doorstroom). Als sprake is van oranje of rood moet die screening
periodiek worden herhaald. De instelling moet zelf een afspraak omtrent herhaling
vaststellen, passend bij het werkproces van deze instelling.
Er wordt een spanning ervaren tussen de alom gewenste inbreng van het
professionele oordeel en de constatering dat uitkomsten sterk afhangen van wie het
instrument hanteert De respondenten willen graag dat het professionele oordeel
leidend blijft. Duidelijk naar voren komt dat instrumenten die volledig gestructureerd
zijn niet de voorkeur hebben. Tegelijkertijd wordt handelingsverlegenheid ervaren
met betrekking tot het geven van dit professionele oordeel. Zo wordt in de
groepsinterviews gezegd dat men vindt dat de ene persoon de screening beter
afneemt dan de ander en dat onervaren screeners casussen vaak te risicovol
inschatten. Dit verschil zou er volgens de respondenten niet mogen zijn. Opvallend is
dat de respondenten veel verwachten van intervisie en het onderling bespreken van
casuïstiek om met deze spanning om te gaan. In een van de groepsgesprekken werd
ook te berde gebracht dat er aandacht moet zijn voor het kennisniveau en het
competentieprofiel van medewerkers. Wat moeten deze professionals die met
screening belast zijn, minimaal in huis hebben om tijdig geweld te kunnen
herkennen?
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
16 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
3 Conclusies en aanbevelingen
3.1 De gebruiker
Conclusie
Bij de gebruikers leven hooggespannen verwachtingen van in de opvang te gebruiken
instrumenten. De vraag is of dit helemaal reëel is. Er is niet één instrument dat zowel snel
gebruikt kan worden, als zeer veel informatie opbrengt, met een concreet handelingskader
voor de professional.
Aanbeveling
Onderzoek aan de hand van intervisie waaraan professionals concreet in de praktijk behoefte
hebben. Besteed daarbij ook aandacht aan:
onzekerheid, twijfel, angst om fouten te maken en verwachtingen van in te zetten
instrumenten’
de wijze van het (herhaalde) gebruik van het instrument en verschil in uitkomst per
gebruiker
vereiste kennis en een competentieprofiel voor met screening belaste professionals
Daarnaast verdient het aanbeveling ook nog eens kritisch te kijken naar de tekst in het
normenkader voor de vrouwenopvang: kan wat daarin wordt gesteld aan eisen aan
risicoscreening daadwerkelijk van één instrument worden verwacht? Is risicoscreening
hetzelfde als analyse? Is het niet nodig om een onderscheid te maken tussen
instrumentarium dat in acute situaties wordt ingezet en instrumentarium dat helpt om
informatie te verzamelen op basis waarvan iets gedaan kan worden aan structurele
onveiligheid?
3.2 Het gereedschap
Conclusie
Niet alleen de gebruiker verdient aandacht. Ook het instrument zelf moet periodiek tegen het
licht worden gehouden. In de vorige paragraaf zijn enkele conclusies getrokken en
aanbevelingen gedaan over de wijze van gebruik en verwachtingen van het instrument. Als
dit hier verder buiten beschouwing wordt gelaten en het instrument an sich onder de loep
wordt genomen, dan kan geconcludeerd worden dat een aantal onderwerpen in het
instrument gemist wordt: in dit verband kan onder meer gedacht worden aan de kindcheck
en digitale en multiculturele aspecten. Daarnaast is het instrument niet geschikt voor inzet bij
ambulante hulpverlening en voor inzet in instellingen voor mannenopvang.
Aanbeveling
De hiervoor genoemde punten zijn relatief eenvoudig te wijzigingen in het bestaande
instrument. Maar voordat het instrument ingrijpend veranderd wordt, is het zaak dat de
gebruikers zich op basis van kritisch zelfonderzoek uitspreken over hun concrete
verwachtingen van in te zetten instrumentarium. Daarbij verdient het aanbeveling dat er een
onderscheid wordt gemaakt tussen instrumenten die helpen op korte termijn (acute) risico’s
in te schatten en instrumenten die gericht zijn op het verzamelen van informatie om een
meer diepgaande analyse van de actuele situatie en/of levensloop van betrokkenen in een
familie of ander systeem te maken.
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
17 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
4 Literatuur
Augeo (2013). Handleiding kindcheck. Driebergen: Augeo.
Berge, I. ten & Eijgenraam, K. (2009). Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling
(LIRIK). Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
Eijgenraam, K., Bartelink, C., Daru, S., Kooijman, K., van Gastel, W., Visser, A., & van
Bokhoven, I. (2016). Toelichting en handreiking bij het Risicotaxatie-instrument Seksueel
grensoverschrijdend gedrag (RiS), versie 2.0. Aangevuld met signalen en risico’s
meisjesslachtoffers loverboys (RiS-L). Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
Fink, L.A., Bernstein, D., Handelsman, L., Foote, J., Lovejoy, M. (1995). Initial reliability and
validity of the childhood trauma interview: a new multidimensional measure of childhood
interpersonal trauma. American Journal of Psychiatry, 152, 1329-1335.
Graaf, R. de, Bijl, R.V., Ten Have, M., Beekman, A. T. F., & Vollebergh, W.A.M. (2004). Rapid
onset of comorbidity of common mental disorders: findings from the Netherlands Mental
Health Survey and Incidence Study (NEMESIS). Acta Psychiatrica Scandinavica, 109(1), 55-
63.
HoltzworthMunroe, A., Beck, C.J., & Applegate, A.G. (2010). The mediator's assessment of
safety issues and concerns (MASIC): A screening interview for intimate partner violence and
abuse available in the public domain. Family Court Review, 48(4), 646-662.
Horn, J.E. van, Eisenberg, M.J., Bouman, Y.H.A., Hanenberg, F.J.A.C. van den, Put, C.E., van
der, Bogaerts, S. (2016). Handleiding. Forensisch Ambulante Risico Evaluatie. Volwassen
cliënten vanaf 18 jaar, versie 1.0. Programma Kwaliteit Forensische Zorg.
Janssen, J. (2017). Focus op eer. Een verkenning van eerzaken voor politieambtenaren en
andere professionals, Den Haag: Boom Criminologie.
Janssen, J. (2021). Online en offline eergerelateerd geweld. Over niet zulke nieuwe
problemen’, in: Meershoek, G., Nap, J. & Spijk, L. van (red.), In naam der wat? Reflecties op
politie en politiewerk, Den Haag: Boom Criminologie: 49-62.
Kropp, P.R., Hart, S.D., & Belfrage, H. (2005). Brief spousal assault form for the evaluation of
risk (B-SAFER). User manual. Vancouver, Canada: ProActive ReSolutions Inc.
Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld (2020). Checklist Eer Gerelateerd Geweld.
Den Haag: Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld.
Lubbers, S., Deelen, K., Velu, J., Oostenbrugge, L. van & Gool, I. van (2020). Normenkader
‘Veiligheid in de Vrouwenopvang’: Een veilige toekomst voor mannen, vrouwen en kinderen.
Utrecht: Q-Consultzorg
Maryland Network Against Domestic Violence (MNADV) (2005). The Lethality Screen (LS).
Maryland, VS: MNADV.
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
18 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
McEwan, T. E., Strand, S., MacKenzie, R.D., & James, D.V. (2017). Screening Assessment for
Stalking and Harassment (SASH): Guidelines for application and interpretation. Melbourne,
AU: StalkInc.
Messing, J.T., Campbell, J., Sullivan Wilson, J., Brown, S., & Patchell, B. (2017). The lethality
screen: The predictive validity of an intimate partner violence risk assessment for use by first
responders. Journal of interpersonal violence, 32(2), 205-226.
Put, C. van der, Assink, M., & Stams, G. J. (2015). Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor
Jeugdbescherming (ARIJ): eindrapport. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.
Stichting Civil Care (2020). Basisformat TOP-3 methodiek. Utrecht: Stichting Civil Care.
Tan, S., Verwijs, R., Lünnemann, K. & Goderie, M. (2012). Handleiding bij het instrument
voor Risicoscreening in de opvang 2012. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.
Vogtländer, L. & Arum, S. van (2016). Eerst samenwerken voor veiligheid, dan samenwerken
voor risicogestuurde zorg. Een duurzame visie op ketenzorg bij kindermishandeling, huiselijk
geweld en seksueel misbruik en de centrale rol hierbij van het triage-instrument Veilig Thuis.
Utrecht: GGD GHOR Nederland.
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
19 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Bijlage 1: Deelnemers groepsinterviews
Ebru Arslan, afdeling klantenbureau, Sterk Huis
Asha van der Duinen, maatschappelijk werkster, Vrouwenopvang Kop van Noord-
Holland
Anne Duis, teamcoördinator, Sterk Huis
Kristine Everts, projectmanager innovatie en ontwikkeling, Blijfgroep
Bert Groen, manager, Fier
Judith van der Heijden, trajectbegeleider, Neos
Daniëlle van de Heuvel, gedragswetenschapper, Sterk Huis
Margreet Knop, beleidsmedewerker, Kadera
Marjolein Matias, ambulant hulpverlener, medewerker intake, vrouwenopvang Enver
Sanne Moussa, adviseur innovatie en ontwikkeling, Blijfgroep
Rowan Traas, teamleider Fier
Kari Ruitenberg, maatschappelijk werker, vrouwenopvang Kwintes
Michelle Wismans, gedragswetenschapper, Moviera
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
20 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Bijlage 2: Gestandaardiseerde aanmelding en
risicoscreening(GARS)
Formulieren Gestandaardiseerde Aanmelding en Risicoscreening (GARS)
NB: dit nieuwe format zal door alle VO instellingen met ingang van 18 mei 2009 worden
gebruikt. Let op: er wordt bij de aanmelding een verkorte veiligheidscheck toegepast
ipv. de risicoscreening.
Item
gestandaardiseerde aanmelding
Datum aanmelding / intake
Naam intaker
Verwijzer/instantie + contactpersoon
Algemeen
Naam cliënt
Straat, PC, Woonplaats
Telefoonnummer
Geslacht
Geb. datum /leeftijd 1
Geb. plaats
Burgerlijke staat
Burgerservicenummer / ziektekostenpolisnr.
Kinderen (naam, geslacht, geb. datum)
Komen kinderen mee ? zo ja : welke : aankruisen
Bent u in zwanger ?
Ja/nee
Achtergrond
Psychische problemen/psychiatrie
tekst
Opnames: psychiatrie / verslavingszorg /
ziekenhuis / detentie
Ja / nee
Medicijn gebruik / Drugs
Ja / nee
Veiligheid
1. Wie weet er dat U naar de
vrouwenopvang gaat ?
2. Hoe zal uw familie of die van uw partner
daarop reageren?
3. Gaan er mensen actief op zoek naar u,
denkt u?
4. Bent u bedreigd ? Zo ja, waarmee?
5. Bent u ergens bang voor? Zo, ja wat
denkt u dat er gaat gebeuren?
NB: wanneer je het ook maar enigszins niet
vertrouwt neem dan de hele risicoscreening
af!
1
Indien cliënt jonger is dan 18 stem dan goed af : ouders / voogd, jeugdzorg en evt. andere partners.
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
21 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Mogelijk sprake van eergerelateerd geweld ?
Ja / nee : Indien ja , volg dan de
gebruikelijke werkwijze.
Huidige stand van zaken
Inkomen / uitkering
-Inkomen
-Uitkering
Verblijfsstatus
-Geregeld
-Problematisch/geen
Problematiek
Reden van aanmelding op dit moment
tekst
Welke hulpvraag / wat is er nodig
tekst
Visie intaker
Opname:
ja / nee
Doorverwijzing:
reden
naar welke instelling
hoeveel instellingen zijn benaderd voor
plaatsing mogelijk was?
Geen plaats / veiligheid
Naam instelling
1-3/3-5/meer dan 5
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
22 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Instrument voor Risicoscreening in Opvanginstellingen 2012
Datum afname
Naam intaker
Naam cliënt
Uitslag
risicoscreening
Code: groen oranje rood* (omcirkel)
*Indien code rood geef kort aan voor welke situatie code rood geldt
(bijvoorbeeld code rood geldt voor bepaald gebied/stad):
………………………………………………………………………………………………..
A. Achtergrondinformatie
1. Wie weet er (vermoedelijk) dat u bij deze opvanginstelling aanklopt?
Niemand
Buurvrouw
Kennis
Vriendin
Vriend
(Ex-)Partner
Familielid, namelijk:
Andere opvanginstelling
Anders, namelijk:
2. Hoeveel mensen (ongeveer) weten dat u bij deze opvanginstelling aanklopt?
……… Professionals
…….. Mensen uit eigen netwerk
3. Bent u bang voor iemand of voor iemand op de vlucht?
Nee
(Ex-)Partner
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
23 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Vader
Moeder
Ander familielid, namelijk:
Schoonfamilie, namelijk:
Persoon die me in de prostitutie brengt of houdt
Persoon uit crimineel circuit
Anders, namelijk:
Vervolg de risicoscreening met vraag 4A.
Let op!
-> Als cliënt bang is voor familie of schoonfamilie, vul dan ook vraag 4B in
-> Als cliënt bang is voor iemand anders, vul dan ook vraag 4C in
4A. De volgende vragen gaan over uw relatie en uw kinderen
Heeft u een relatie?
Ja, partner
Nee, relatie is verbroken (ex-partner)
Nee, er is helemaal geen sprake van een relatie
Heeft u zelf kunnen kiezen voor de relatie?
Ja
Nee (licht toe)
Bent u van uw (ex-) partner afhankelijk?
Nee
Ja, vanwege verblijfsvergunning
Ja, vanwege inkomen
Ja, vanwege woning
Ja, om andere redenen, namelijk:
Heeft u kinderen?
Ja
Nee
Zwanger
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
24 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Zo ja, vul per kind onderstaande gegevens in:
Naam kind
Meisje of jongen en leeftijd
Huidige verblijfplaats
Bij wie ligt gezag?
4B. U geeft aan bang te zijn voor iemand uit uw familie of schoonfamilie.
Wat is daarvoor de reden?
Situatie van mishandeling, huiselijk geweld
Is ongehuwd zwanger
Houdt zich niet aan opgelegde inperking van (seksuele) vrijheden (bijvoorbeeld partner
keuze, relatie zonder huwelijk, niet meewerken aan gearrangeerd huwelijk)
Wil scheiden
Anders, namelijk:
Bent u bang voor uzelf, voor uw kinderen of voor allebei?
Mijzelf
Mijn kinderen
Allebei
Bij ongehuwd zwangerschap, relatie buiten huwelijk en scheiding:
Is uw (schoon)familie op de hoogte van uw situatie? Zo nee, gaat dit wel
gebeuren denkt u?
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
25 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
4C. Wat is de reden dat u bang bent voor deze perso(o)n(en)?
Wil uit prostitutie (loverboys, vrouwenhandel)
Wil contact met crimineel circuit verbreken
Anders, namelijk:
Omschrijf de situatie:
5. 5. Wat is uw culturele achtergrond?
Waar bent u opgegroeid?
Waar komt uw vader vandaan?
Waar komt uw moeder vandaan?
6. Wat is de culturele achtergrond van degene waar u bang voor bent?
Waar is deze persoon opgegroeid?
Waar komt zijn/haar vader vandaan?
Waar komt zijn/haar moeder vandaan?
B. Aard en omvang van de dreiging
7. Zijn of gaan er mensen actief op zoek naar u, denkt u?
Ja, namelijk:
Nee
Weet niet
8. Bent u bedreigd?
Ja
Nee
Indien ja, waarmee wordt of werd u bedreigd? (Omschrijf de situatie)
Indien nee, bent u ergens bang voor? Zo ja, waarvoor? (Omschrijf de situatie)
Denkt u dat dit echt kan gebeuren?
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
26 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Ja
Nee
Weet niet
9. Welke van de volgende risicofactoren zijn of waren aanwezig?
(Alle factoren langslopen, meerdere antwoorden mogelijk)
Aanwezigheid (vuur)wapen(s)
Opsluiting/isolatie
Escalerend geweld
Kinderen die slachtoffer waren van geweld
Ernstig bedreigde familieleden
Eerdere geweldsdelicten van pleger
Iemand is mishandeld door pleger
Pleger is bekend bij de politie
Iemand gedood door pleger/familie/gemeenschap
Iemand in de familie is ooit verdwenen
Emotionele en extreme uitspraken over eer of eerwraak
Een seksuele relatie buiten het huwelijk van cliënt
Betrokkenheid van pleger bij crimineel milieu
Betrokkenheid van cliënt bij crimineel milieu
Gedwongen prostitutie
Vrouwenhandel
Problematisch druggebruik of verslaving pleger
Problematisch alcoholgebruik of verslaving pleger
Psychische stoornis pleger
Aangifte van cliënt tegen pleger
Pleger of familie of vrienden van pleger hebben toegang tot adresbestanden
Anders, namelijk:
10. Wat denkt u dat er kan gebeuren?
Pleger gaat op zoek naar me
Pleger vindt me op opvangadres
Geweld tegen mezelf
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
27 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Geweld tegen mijn kinderen
Ontvoering/schaking/opsluiting van mijzelf
Ontvoering of afnemen van mijn kinderen
Achterlaten in land van herkomst
Gedwongen abortus of hersteloperatie
Verstoting
Moord/doodslag
Anders, namelijk:
11. Kunt u op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoeveel gevaar u loopt? Score
1 betekent dat u helemaal geen gevaar loopt en score 10 dat u heel veel gevaar
loopt.
Inschatting eigen veiligheid door cliënt:
Er is geen gevaar 1------2------3------4------5------6------7------8------9-----10 Het
is heel gevaarlijk
Ik voel mij veilig Ik voel
mij heel onveilig
12. De volgende vragen gaan over uw veiligheid in de opvanginstelling.
Denkt u dat u hier, bij deze opvanginstelling veilig bent?
Zijn er bepaalde maatregelen nodig voor uw veiligheid hier, zo ja welke?
Zijn er plaatsen waar u niet veilig bent? Waarom niet?
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
28 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
C. Blad voor de hulpverlener
Onderstaande vragen moeten worden ingevuld door de hulpverlener die de
risicoscreening heeft verricht.
13. Welke risicofactoren komen voor deze cliënt uit de risicoscreening naar voren?
14. Zijn er nog andere belangrijke factoren die van invloed zijn op de veiligheid
van de
cliënt, en die niet of onvoldoende uit de screening blijken?
15. Hoe schat u zelf het gevaar in dat de cliënt loopt, op een schaal van 1 tot 10?
Inschatting veiligheid door hulpverlener:
Geen gevaar 1------2------3------4------5------6------7------8------9-----10 Zeer veel
gevaar
16. Komt dit overeen met de perceptie van de cliënt? Zo nee, beschrijf wat er naar
uw
mening aan de hand is waardoor de cliënt zijn of haar veiligheid anders
inschat dan uzelf.
17. Heeft u het gevoel voldoende en de juiste informatie gekregen te hebben om
tot een
uitslag te komen? Zo nee, wat gaat u ondernemen om wel tot een uitslag te
kunnen
komen?
Co D. Codering Risicoscreening Opvang
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
29 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Naarmate er meer risicofactoren aanwezig zijn, zijn er meer veiligheidsmaatregelen nodig.
De alarmindicatie die uit het instrument naar voren komt is vergelijkbaar met die van een
stoplicht: groen, oranje of rood. Bij elke code horen vervolgstappen op het gebied van
plaatsing, informatie en veiligheidsmaatregelen.
Uitkomst risicoscreening
Vervolgstappen
GROEN
Er zijn geen bijzonderheden wat betreft de
veiligheid van de cliënt, er zijn niet of
nauwelijks risicofactoren aanwezig.
> Cliënt is veilig in deze opvang en geen
specifieke vervolgstappen zijn nodig
Plaatsing
Cliënt kan in opvang worden opgenomen
Informatie
Inwinnen van aanvullende informatie omtrent
de veiligheid is niet nodig
Veiligheidsmaatregelen
Aanvullende veiligheidsmaatregelen zijn niet
nodig
ORANJE
Er zijn risicofactoren aanwezig, maar er is
geen sprake van acute en ernstige dreiging.
De veiligheid van de cliënt behoeft wel
aandacht: de situatie kan veranderen, of er
is aanvullende informatie nodig om de ernst
van de situatie beter in te kunnen schatten.
> Er zijn vervolgstappen nodig voordat cliënt
veilig is in de opvang
Plaatsing
Cliënt blijft in principe in opvang. Als nader
onderzoek op grote onveiligheid wijst, dan
heroverwegen in overleg met cliënt.
Informatie
- Contact opnemen met politie voor
informatie over pleger
- Contact opnemen met ketenpartners voor
aanvullende informatie
- Intern overleg met collega’s
- Vervolgvragenlijsten afnemen indien
beschikbaar
Veiligheidsmaatregelen
Individuele veiligheidsmaatregelen cliënt
naast algemene maatregelen van opvang
(bijv. geen telefonisch contact)
ROOD
De veiligheidssituatie van de cliënt is ernstig.
Er zijn meerdere en/of zeer pregnante
risicofactor(en) aanwezig.
De cliënt heeft beslist een veilige en
geheime plek nodig
> Cliënt is niet veilig in opvang zonder
aanvullende veiligheidsmaatregelen. Indien
niet mogelijk om cliënt op te vangen, altijd
hulp bieden bij zoeken van passende
opvang. Bij nieuwe opvang kleurcode
opnieuw bepalen.
Plaatsing
Cliënt blijft alleen in de opvang als deze
opvang voor deze cliënt een veilige en
geheime plek is, evt. na het nemen van
aanvullende veiligheidsmaatregelen. Is dit
niet het geval, dan cliënt doorplaatsen naar
ander type opvang, andere regio of naar safe
house.
Informatie
- Contact opnemen met politie voor
informatie over pleger
- Contact opnemen met ketenpartners voor
aanvullende informatie
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
30 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
- Intern overleg met collega’s
- Vervolgvragenlijsten afnemen indien
beschikbaar
Veiligheidsmaatregelen
- Aware
- Individuele veiligheidsmaatregelen cliënt
- Contact opnemen met politie voor
bescherming
Colofon
Opdrachtgever/financier Federatie Opvang
Auteurs Drs. S. Tan
Drs. L.M. Verwijs MSc.
M.m.v. Mr. Dr. K. D. Lünnemann
M.m.v. M. Goderie
Uitgave Verwey-Jonker Instituut
Kromme Nieuwegracht 6
3512 HG Utrecht
Telefoon 030-2300799
E-mail secr@verwey-jonker.nl
Website www.verwey-jonker.nl
Deze risicoscreening is verkrijgbaar via de Federatie Opvang. Zie de website:
http://www.opvang.nl.
© Verwey-Jonker Instituut, Utrecht 2012
Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het Verwey-Jonker Instituut.
Gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld.
The copyright of this publication rests with the Verwey-Jonker Institute.
Partial reproduction is allowed, on condition that the source is mentioned.
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
31 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Bijlage 3: Overzicht door de respondenten gebruikte
risicoscreeningsinstrumenten
Naam instrument
Waarvoor
Wat is het?
Checklist
Eergerelateerd
geweld
(Landelijk
Expertisecentrum
Eergerelateerd
Geweld, 2020; zie
ook: Janssen, 2017)
Eergerelateerd
geweld
De checklist is ontwikkeld om informatie te
vergaren bij betrokkenen, om daarna te
onderzoeken of een geschonden eer een motief
kan zijn voor (dreigend) geweld. De vergaarde
informatis van belang voor nadere analyse van de
casuïstiek en essentieel voor het opstellen van
een plan van aanpak.
Is ontwikkeld voor en door de politie, maar ook
voor andere partners in de veiligheidszorg
bruikbaar.
De checklist bestaat uit vier blokken (AIDA) met
vragen en tips:
A) Aannemen van een casus (wie brengt het
probleem onder de aandacht, korte
samenvatting); I) Identificeren van het probleem;
D) diepteanalyse en A) aanpak van het probleem
Kindcheck
(Augeo, 2013)
Kindermishandeling
Het doel van de Kindcheck is om meer kinderen in
beeld te brengen die ernstig risico lopen
mishandeld of verwaarloosd te worden.
De Kindcheck is bedoeld voor mensen die werken
met volwassen cliënten/patiënten, zoals
(huis)artsen, verpleegkundigen, maatschappelijk
werkers, psychiaters en psychologen en wordt
bijvoorbeeld afgenomen als er sprake is van
ernstige psychische problemen, een
suïcidepoging, drugs- en/of alcoholverslaving of
huiselijk geweld.
De Kindcheck houdt in dat de professional in
gesprek met de cliënt nagaat of er minderjarige
kinderen in het gezin zijn en inschat of zij veilig
zijn (stap 1 van de meldcode). Als er na het
gesprek zorgen blijven dan zet de professional de
stappen van de Meldcode.
Lethality Screen
(LS)
(ook wel: Domestic
Violence Lethality
Geweld met
dodelijke afloop
De Lethality Screen is een risicotaxatie voor
mannelijke of vrouwelijke slachtoffers van intiem
partnergeweld. Het instrument is bedoeld om de
kans op geweld met een dodelijke afloop in te
schatten.
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
32 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Screen For First
Responders)
(Maryland Network
Against Domestic
Violence (MNADV),
2005; Messing et
al., 2017).
De vragenlijst heeft 11 items (enkele
voorbeeldvragen zijn: heeft hij/zij ooit een wapen
tegen je gebruikt of je daarmee bedreigd?; heeft
hij/zij gedreigd jou of je kinderen te
vermoorden?; heeft hij/zij een wapen of makkelijk
toegang tot een wapen?)
Het instrument is een verkorte versie van de
Danger Assessment (DA) en hoort volgens de
studie van Messing et al (2017) gebruikt te
worden met het Lethality Assessment Protocol
(mnadv.org/lethality.html).
Licht Instrument
Risicotaxatie
Kindveiligheid
(LIRIK)
(Ten Berge en
Eijgenraam, 2009)
Kindermishandeling
De LIRIK is bedoeld om een vermoeden van
kindermishandeling of anderszins onveilige
opvoedingssituatie te onderkennen en het risico
op kindermishandeling in de nabije toekomst in te
schatten. Het instrument is bedoeld ter
ondersteuning van het besluitvormingsproces van
hulpverleners en kan ingezet worden bij kinderen
en jongeren van alle leeftijden.
Stap 1 van de checklist bestaat uit vragen rondom
de directe veiligheid (zoals feiten die wijzen op
recent lichamelijk/psychisch geweld,
verwaarlozing of seksueel misbruik), gevolgd door
vragen naar uit onderzoek bekende risico- en
beschermende factoren (zoals geschiedenis van
mishandeling, psychiatrische problematiek bij
ouder, gedragsproblemen bij kind, huiselijk
geweld, sociaal isolement). In stap 2 volgt een
risicotaxatie.
Mediator’s
Assessment of
Safety Issues and
Concerns (MASIC)
(Holtzworth-Munroe
et al., 2010)
Partnergeweld bij
conflictscheidingen
De MASIC biedt een gestructureerde beoordeling
van partnergeweld bij ouderparen die in een
(conflict)scheiding verwikkeld zijn.
Het gestructureerde interview wordt bij elke ouder
apart afgenomen en vraagt gedetailleerd naar
verschillende vormen van partnergeweld, zoals
emotionele mishandeling, dwingende controle,
lichamelijk geweld, seksueel geweld en stalking.
De informatie uit de interviews wordt aangevuld
met informatie uit andere bronnen (zoals
politiegegevens, medische gegevens, gesprekken
met andere betrokkenen) en vervolgens wordt
een beoordeling gemaakt over de aan/afwezigheid
van partnergeweld. Als er sprake is van geweld,
wordt ook een beoordeling gemaakt van het type
geweld (waarbij dwingende controle vooral een
veiligheidsrisico vormt).
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
33 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
Screening
Assessment for
Stalking and
Harassment (SASH)
(McEwan et al.,
2017)
Stalking
De SASH is een triage-instrument (eerste
beoordeling van de urgentie van de hulpvraag).
Het instrument is ontworpen om professionals die
geen experts zijn op dit gebied (GGZ,
reclassering, maatschappelijke opvang,
jeugdzorg) te ondersteunen bij het inschatten van
de ernst van de zaak. Het helpt bepalen bij welke
zaken er meer kans is op fysiek geweld of
langdurige stalking. Zaken met een hogere score
op de SASH behoeven intensievere maatregelen.
De SASH kan alleen worden gebruikt als er op dit
moment sprake is van een patroon van stalken of
lastigvallen.
Het instrument bestaat uit 16 items, waarvan er
13 worden gescoord in alle gevallen en 3 alleen
als de stalker een voormalige partner, verkering
of iemand met wie het slachtoffer een seksuele
relatie heeft gehad, is. De items geven onder
andere inzicht in de aard van het stalken, de
geestelijke toestand van de dader en
bijzonderheden in de geschiedenis en huidige
omstandigheden van de dader. De totaalscore
leidt tot een niveau van ongerustheid (hoog,
gemiddeld, laag), gekoppeld aan vervolgstappen.
Childhood Trauma
Interview (CTI)
(Fink et al., 1995;
de Graaf et al.,
2004)
Jeugdtrauma
De CTI is een gestructureerd interview dat vraagt
naar vier typen jeugdtrauma’s: emotionele
verwaarlozing, emotionele mishandeling, fysieke
mishandeling en seksueel misbruik. Bij elk type
kan ‘ja’ of ‘nee’ geantwoord worden en kan de
frequentie aangegeven worden (nooit, 1 keer of
soms, regelmatig, vaak of erg vaak). Aan de hand
van het aantal typen mishandeling en de
frequentie wordt een cumulatieve score berekend
voor de ernst van het jeugdtrauma.
Risicotaxatie-
instrument Seksueel
Grensoverschrijdend
Gedrag (RIS en RIS-
L)
(Eijgenraam et al.,
2016)
Seksueel
grensoverschrijdend
gedrag jeugdigen
Het Risico-taxatie-instrument Seksueel
grensoverschrijdend gedrag (RIS) aangevuld met
signalen voor loverboy-problematiek (RIS-L) is
een hulpmiddel om het risico in te schatten van
seksueel grensoverschrijdend gedrag bij
jeugdigen. Het gaat zowel om het risico dat een
jeugdige slachtoffer wordt van seksueel
grensoverschrijdend gedrag als het risico dat een
jeugdige dit gedrag gaat vertonen ten opzichte
van andere jeugdigen of volwassenen.
Het instrument kan ingezet worden bij jeugdigen
die in een pleeggezin of residentiële zorg
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
34 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
verblijven of bij jeugdigen die nog thuis wonen en
bijvoorbeeld onder toezicht staan en ambulante
zorg ontvangen.
De vragenlijst bestaat uit twee onderdelen
(seksueel grensoverschrijdend gedrag meemaken
en seksueel grensoverschrijdend gedrag
vertonen) en 50 hoofdvragen met bijbehorende
subvragen. Een voorbeeldvraag is: Eerder
seksueel grensoverschrijdend gedrag
meegemaakt? Wanneer de hoofdvragen met ‘Ja’,
‘Vermoeden’ of ‘Weet niet’ beantwoord worden,
worden de bijbehorende subvragen ingevuld.
Actuarieel
Risicotaxatie
Instrument voor
Jeugdbescherming
(ARIJ).
(Put, Assink en
Stams, 2015)
Acute en
toekomstige
onveiligheid
kinderen en
jongeren
De ARIJ is een actuarieel instrument dat is
ontwikkeld om onveilige opvoedingssituaties in te
schatten. Het verzamelt informatie over
opvoeders en kinderen die betrokken zijn bij een
onderzoek naar kindermishandeling en/of
verwaarlozing en kan door verschillende
organisaties in de jeugdzorgketen gebruikt
worden.
De ARIJ bestaat uit twee onderdelen: een
veiligheidstaxatie en een risicotaxatie. De
veiligheidstaxatie wordt bij aanvang van een
nieuw gezin direct ingevuld en beoordeelt de
directe onveiligheid van het kind. Hierbij
gaat het om de vraag of onmiddellijk moet
worden ingegrepen om het kind veilig te stellen.
De risicotaxatie wordt gedurende de eerste fase
steeds verder aangevuld schat het risico in op
toekomstige onveiligheid (op basis van 28
statische en dynamische risicofactoren). Het
dynamisch risicoprofiel geeft een inschatting van
de mate waarin het risico te beïnvloeden is, op
basis van de 12 dynamische factoren.
De ARIJ is deels gebaseerd op LIRIK.
Forensisch
Ambulante Risico
Evaluatie (FARE)
(Horn et al., 2016)
Recidiverisico
De FARE is een risicotaxatie- en
behandelevaluatie-instrument voor cliënten van
18 jaar en ouder die vanwege (dreigend)
delictgevaar, vrijwillig of gedwongen, in
forensische ambulante zorg zijn. De FARE is zowel
gericht op het inschatten van een actuarieel en
klinisch recidiverisico als op het monitoren van
veranderingen in de dynamische risicofactoren en
het recidiverisico gedurende de behandeling.
1 december 2021
Janine Janssen, Karen van Rooijen, Karlijn Juncker
35 van 35
Goed gereedschap is het halve werk
De FARE doet navraag naar 6 statische en 11
dynamische risicofactoren. Op basis van de zes
statische factoren wordt er een actuariële
inschatting gemaakt van het recidiverisico. De
scores op deze factoren worden gesommeerd en
daarbij wordt een recidive-inschatting gegeven
(zeer laag-zeer hoog) en een bovengrens voor de
kans op algemene recidive binnen twee jaar (in
procenten). Op basis van de scores op de
dynamische risicofactoren kan de behandelaar een
klinisch oordeel geven over zijn/haar inschatting
van het risico.
The Brief Spousal
Assault Form for the
Evaluation of Risk
(B-SAFER)
(Kropp et al., 2005)
Recidive relationeel
geweld
De B-SAFER is een gestructureerd risicotaxatie-
instrument waarbij de beoordelaar een inschatting
maakt van het onmiddellijke risico op
partnergeweld (binnen twee maanden), het lange
termijn risico (meer dan twee maanden), en het
risico op zeer ernstig of fataal geweld.
Het instrument bevat 10 risicofactoren die
onderverdeeld zijn in twee secties. Sectie I bevat
vijf risicofactoren die gerelateerd zijn aan het
verleden van de dader wat betreft relationeel
geweld en sectie II bevat vijf risicofactoren die
gerelateerd zijn aan de daders geschiedenis van
psychologisch en sociaal functioneren.
Het instrument is een verkorte versie van de
SARA (The Spousal Assault Risk Assessment).
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
ResearchGate has not been able to resolve any references for this publication.