Technical ReportPDF Available

Aanpak in kaart - Inzicht in een regionale aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen

Authors:

Abstract and Figures

Gemeenten zien al langere tijd dat het aantal online aangejaagde ordeverstoringen toeneemt en zijn zoekende in wat zij mogen en kunnen. De onderzoeksgroep Cybersafety van NHL-Stenden Hogeschool heeft in de tweede helft van 2021, in opdracht van Noord Holland Samen Veilig (NHSV), onderzoek gedaan naar online signalering en toegepaste (online) interventies van gemeenten. Het onderzoek is uitgevoerd in de eenheid Noord-Holland en maakt deel uit van de City Deal (Lokale Weerbaarheid Cybercrime). Dit onderzoek is bedoeld om ervaringen bij gemeenten met online aangejaagde ordeverstoringen in kaart te brengen en daarmee de lokale en regionale aanpak van online aangejaagde orderverstoringen te versterken.
Content may be subject to copyright.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 1
Aanpak in kaart
Inzicht in een regionale aanpak van online aangejaagde
ordeverstoringen
08-04-2022
mr. Sipke de Vries
Dr. Willem Bantema
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 2
Voorwoord
Net als iedereen gebruik ik steeds vaker het internet om te communiceren: WhatsApp, fora en sociale
media zijn voor mij en voor veel andere mensen niet meer weg te denken uit het dagelijks leven.
En dat is fijn. Het is heel makkelijk om contact te houden met familie en vrienden die verder weg wonen
en waar ter wereld je ook bent, contact lukt eigenlijk altijd. Maar helaas is er ook een keerzijde aan
deze ontwikkeling. Als burgemeester zie ik dat de online wereld wordt misbruikt om de openbare orde
en veiligheid in gemeenten te verstoren.
Online uitingen en oproepen leiden steeds vaker tot maatschappelijke onrust. In gemeenteland
noemen wij dat ‘online aangejaagde ordeverstoringen’. Het lijkt wel of de Coronacrisis hier nog een
extra impuls aan heeft gegeven. Dat gaat op verschillende manieren. De verspreiding van nepnieuws,
(gemeentelijke) dienstverlening die stil komt te liggen door een hack of mensen die online radicaliseren
en dat offline uiten in lastercampagnes, bekladdingen of brandstichtingen… het nam allemaal toe. De
online wereld blijkt onlosmakelijk verbonden met de ’fysieke’ samenleving. Het is belangrijk dat wij
hier voldoende oog voor hebben en het een belangrijke rol geven in onze veiligheidsaanpak.
Maar hoe signaleer je online orde verstoringen op tijd? Wat kan en mag je? Wat is de rol van de
verschillende betrokken overheidsorganisaties? En wat kan je doen als je zicht krijgt op een
mogelijke verstoring?
Ik ben blij dat de partners van het samenwerkingsverband NH-SV op de dossiers Cybercrime én CTER
(polarisatie, radicalisering, extremisme en terrorisme) de noodzaak voelden om te onderzoeken hoe
die verwevenheid in de veiligheidspraktijk uitvoering krijgt. En vooral: hoe we daarop kunnen
handelen. In het kader van de landelijke Citydeal Lokale Weerbaarheid Cybercrime
1
werkten zij samen
met de Thorbecke Academie (NHL Stenden) en het ministerie van Justitie en Veiligheid. Zij
onderzochten hoe gemeenten in Noord-Holland (maar ook daarbuiten) zijn omgegaan met online
aangejaagde orde verstoringen: hoe hebben zij gehandeld, waar liepen ze tegenaan en wat leren we
daarvan? Dit rapport is het resultaat daarvan.
Dit onderzoek is een mooie start, maar er is meer nodig. Wij zetten ons daarvoor in! Door het verder
ontwikkelen van handvatten en het toetsen van de juridische mogelijkheden. Maar dit onderzoek is
ook een appèl om met voorrang de juiste juridische voorwaarden te creëren. Zodat wij als overheid
anno 2022 - waarin de online wereld zo’n grote rol speelt – écht actie kunnen ondernemen bij online
aangejaagde openbare orde verstoringen.
Ronald Wortelboer
Burgemeester Stede Broec
Bestuurlijk Ambassadeur Online Orde
1
De City Deal Lokale Weerbaarheid Cybercrime heeft als doelen om burgers en bedrijven weerbaarder te maken tegen
cybercrime. De City Deal wil innovatiekracht van lokale koplopers te bundelen, een koppeling te maken van landelijke
initiatieven, kennis te ontwikkelen en zorgen voor bestuurlijke agendering van het thema lokale aanpak cybercrime.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 3
Inhoudsopgave
Samenvatting……………………………………………………………………………………………………………………………………..6
1. Inleiding ............................................................................................................................................... 6
1.1 Aanleiding ...................................................................................................................................... 6
1.2 Doelstelling en vraagstelling.......................................................................................................... 7
1.2.1 Verkennende vragenlijsten .................................................................................................... 8
1.2.2 Focusgroepen ......................................................................................................................... 9
1.2.3 Politie ...................................................................................................................................... 9
1.3 Leeswijzer .................................................................................................................................... 10
2. Voorbeelden en zicht op online verstoring ....................................................................................... 11
2.1 Gemeentelijke (online aangejaagde) ordeverstoringen ............................................................. 11
2.1.1 Politie .................................................................................................................................... 12
2.2 Zicht op verstoring ....................................................................................................................... 13
2.2.1 Gemeentetaak? .................................................................................................................... 13
2.2.2 Werkwijze ............................................................................................................................. 13
2.2.3 Politie .................................................................................................................................... 14
2.3 Knelpunten en dilemma’s bij online signalering ......................................................................... 15
2.3.1 Politie .................................................................................................................................... 16
2.4 Samenwerkingen politie en gemeente ....................................................................................... 16
3. Bestuurlijke online interventies ........................................................................................................ 18
3.1 Duiding en vertaalslag ................................................................................................................. 18
3.1.1 Werkwijze ............................................................................................................................. 18
3.1.2 Bevoegdheid ......................................................................................................................... 19
3.2 Interventies ................................................................................................................................. 20
3.2.1 Inleiding ................................................................................................................................ 20
3.2.2 Toegepaste interventies ....................................................................................................... 20
3.2.3 Politie .................................................................................................................................... 21
4. Conclusie ........................................................................................................................................... 22
4.1 Nieuw terrein............................................................................................................................... 22
4.2 Fysiek en reactief ......................................................................................................................... 23
4.3 Interventies ................................................................................................................................. 23
5. Aanbevelingen bij de aanpak online aangejaagde ordeverstoringen ............................................... 24
5.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 24
5.2 Bereid je voor op online aangejaagde ordeverstoringen ............................................................ 24
5.3 Beperk je niet tot fysieke effecten .............................................................................................. 24
5.4 Ontwikkel visie en beleid op online signalering .......................................................................... 25
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 4
5.5 Ontwikkel ook online interventies .............................................................................................. 26
5.6 Maak gebruik van bestaande (juridische) kennis ........................................................................ 27
Bronnenlijst ........................................................................................................................................... 29
Bijlage 1. Vraagstelling verkennende vragenlijsten .............................................................................. 30
Bijlage 2. Vraagstelling focusgroepen ................................................................................................... 31
Bijlage 3. Overzicht focusgroepen ......................................................................................................... 32
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 5
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 6
1. Inleiding
1.1 Aanleiding
De afgelopen jaren zijn er tal van online aangejaagde incidenten geweest die meerdere gemeenten in
verlegenheid hebben gebracht. Zo waren er in diverse steden avondklokrellen en zijn er zijn er op veel
verschillende plekken illegale feesten georganiseerd. Naast de incidenten die bekend zijn geworden
doordat zij zich hebben gemanifesteerd in het fysieke publieke domein, is te verwachten dat dit het
topje van de ijsberg is, want niet alle mogelijke orde verstorende onlineactiviteiten leiden direct tot
een zichtbaar fysiek effect. Dit verklaart ook waarom er vanuit gemeenten behoefte is aan zicht op
online aangejaagde ordeverstoringen en inzicht in interventiemogelijkheden.
Noord-Holland Samen Veilig (NHSV) speelt in op deze behoefte en vervult een voortrekkersrol in de
regio en het land. NHSV heeft aan de onderzoeksgroep Cybersafety van NHL Stenden Hogeschool
gevraagd om in kaart te brengen welke incidenten zich recentelijk
2
hebben voorgedaan en hoe de
regionale gemeentelijke aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen eruitziet. Deze aanpak
omvat ook de wijze waarop gemeenten online signaleren. De onderzoeksgroep Cybersafety heeft
diverse onderzoeken op dit terrein uitgevoerd.
3
Doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen welke interventies binnen de eenheid zijn ingezet om
online aangejaagde ordeverstoringen aan te pakken en bij te dragen aan een interventiekaart. De
interventiekaart is een grafisch overzicht van de (online) interventies uit dit onderzoek en elders
ingezette interventies.
(NHSV) is een samenwerkingsverband van 34 gemeenten,
4
politie en het Openbaar Ministerie binnen
de eenheid Noord-Holland. NHSV ziet dat criminaliteit niet bij gemeentegrenzen stopt, en dat
veiligheidsopgaven complex, divers en veranderlijk zijn. Daarom zet NHSV in op een effectieve
samenwerking om lokale problemen in een regionale context te bekijken en aan te pakken. NHSV ziet
ook het belang van het signaleren van online aangejaagde ordeverstoringen en de (online) interventies
die hiermee gepaard gaan en wil hierin de integrale partijen en in het bijzonder gemeenten
ondersteunen in dit complexe vraagstuk. Deze rapportage omvat een regionaal onderzoek waarin een
gehele cyclus wordt doorlopen vanaf het moment dat het online signaal wordt opgemerkt tot de inzet
van een daadwerkelijke interventie.
Dit onderzoek is gefinancierd vanuit de City Deal Lokale weerbaarheid en cybercrime. Bij
de City Deal zijn meerdere ministeries, verschillende veiligheidsorganisaties en kennisinstellingen
betrokken met als doel de cyberweerbaarheid onder burgers en bedrijven te vergroten met
verschillende lokale projecten. Eerder richtte deze City Deal (start 2020) zich uitsluitend op de
weerbaarheid tegen cybercrime en gedigitaliseerde criminaliteit maar onder andere door recent
onderzoek (Bantema e.a. 2020) en maatschappelijke ontwikkelingen werden ‘online aangejaagde
ordeverstoringen’ in verschillende beleidsnotities benoemd als een mogelijke vierde route waar
gemeenten mee aan de slag moeten gaan naast eigen huis op orde’ (1), ‘cybercrisis en -incidenten’ (2)
en ‘cybercrime en gedigitaliseerde criminaliteit’ (3) (zie ook cyberwegenkaart CCV). Noord-Holland
2
Het onderzoek is uitgevoerd inde tweede helft van 2021. De vermelde online aangejaagde ordeverstoringen
zijn echter ook van de jaren daarvoor.
3
Zie onder andere Bantema e.a. 2020 en Bantema e.a. 2021.
4
Per 01-01-2022 telt de provincie Noord-Holland 32 gemeenten, maar in de verwerking van deze rapportage
waren dat 34. Vandaar dat voor deze rapportage is gekozen voor 34 gemeenten.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 7
Samen Veilig vervulde een voortrekkersrol door op basis van bestuurlijk draagvlak in de regio met het
project ‘Online orde’ toe te treden tot de City Deal om onderzoek te laten doen binnen hun eigen regio.
In combinatie met de Covid-19 crisis heeft dit er vervolgens aan bijgedragen dat de nieuwe
cyberwegenkaart niet uit drie, maar uit vier routes bestaat
5
en dat bij de nieuwe project uitvraag van
het CCV die eind 2021 bekend werd gemaakt gemeenten naast projecten op het gebied van
cyberweerbaarheid gemeenten ook uitgenodigd werden om innovatieve projecten in te dienen op het
terrein van de aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen.
Het huidige onderzoek gaat vooral in op niet-juridische interventies, maar op moment van schrijven
zijn er ook op het juridische vlak interessante ontwikkelingen. Zo zijn er in de gemeente Utrecht en
gemeente Haarlem een preventieve last onder dwangsom opgelegd tegen online opruiing die in veel
media zijn vermeld als een eerste ‘digitaal gebiedsverbod’. Een andere opzienbarende zaak betrof de
situatie in Bodegraven, waarbij online verspreiders van complottheorieën zijn vervolgd en onder
andere berichten van sociale media moesten verwijderen van de rechter. Tevens zijn er ook andere
niet-juridische interventies naar voren gekomen in de media. Te denken valt aan het ‘koffiedrinken’ in
Leiden. Als reactie op deze verkapte oproep om onaangekondigd te demonstreren is de burgemeester
samen met enkele collega’s ter plekke koffie gaan uitdelen met als doel te de-escaleren, dat werkte
goed in dat specifieke geval.
1.2 Doelstelling en vraagstelling
Het belangrijkste doel van dit onderzoek is het verzamelen van (lokale) interventies en de wijze waarop
gemeenten online signalen in kaart brengen en of verzamelen binnen de politie-eenheid Noord-
Holland. Naast aandacht voor (nieuwe) gemeentelijke ervaringen op het gebied van interventies en
online signalen is er ook aandacht voor de kennis en opvattingen van gemeentelijke stakeholders op
dat gebied. Met de mede op het onderzoek gebaseerde interventiekaart kunnen gemeenten sneller
schakelen en mogelijk online aangejaagde ordeverstoringen beter aanpakken. Het onderzoek is gericht
op het vergroten van (praktisch) handelingsperspectief bij concrete incidenten. Ook online signalering
(waaronder ethische aspecten)
6
maakt deel uit van het onderzoek omdat een goede online
informatiepositie noodzakelijk is voor het kunnen plegen van interventies. Om handvatten aan dit
onderzoek te geven worden er gebruik gemaakt van de volgende hoofdvraag:
Welke interventies worden binnen (Noord-Hollandse) gemeenten ingezet om online
aangejaagde ordeverstoringen aan te kunnen pakken?
Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende deelvragen opgesteld:
1) Welke lokale voorbeelden van online aangejaagde ordeverstoringen hebben zich voorgedaan
bij de onderzochte gemeenten?
2) Hoe verkrijgen gemeenten zicht op online aangejaagde orderverstoringen en wat zijn
overwegingen/knelpunten daarbij?
3) Hoe wordt online informatie vertaald in bestuurlijke acties?
4) Met welke (online) interventies wordt opgetreden tegen online aangejaagde ordeverstoringen
en wat zijn overwegingen/knelpunten daarbij?
5
https://hetccv.nl/onderwerpen/cybercrime/cyberweerbaarheid-gemeenten/
6
Dit aspect komt beperkt aan bod in dit onderzoek en is, op verzoek, verder intern uitgewerkt door NHSV.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 8
1.2.1 Verkennende vragenlijsten
Het onderzoek is gebaseerd op een korte online vragenlijst (intake) en focusgroepen met
gemeentelijke stakeholders en politie. Het onderzoek is gestart met een verkennende online
vragenlijst. Deze vragenlijst heeft bijgedragen aan het interviewprotocol voor de focusgroepen. De
online vragenlijst is in samenwerking met NHSV naar alle aangesloten gemeenten gestuurd. Dit leidde
tot een respons van 22 ingevulde vragenlijsten. De respondenten kwamen uit verschillende
gemeenten, maar doordat de anonimiteit van de respondenten gegarandeerd is, is niet te zeggen
hoeveel unieke gemeenten er hebben gereageerd op de verkennende vragenlijst.
De online vragenlijst bestond uit twee delen:
7
1) Een aantal vragen als ‘Voor welke afdeling werkt u?’ Welke voorbeelden van mogelijke
aangejaagde ordeverstoringen hebben plaatsgevonden of vinden plaats binnen uw
gemeente?’ Weet u welke bestuurlijke interventies uw gemeente kan inzetten wanneer het
gaat om online aangejaagde ordeverstoringen?’
2) Een aantal stellingen om het een en ander op te roepen zoals: ‘Gemeenten zouden meer online
moeten interveniëren’, ‘Ik weet wat ik wel en niet mag doen bij het online signaleren van
online aangejaagde ordeverstoringen’ en ‘Ik vind dat gemeenten te weinig bestuurlijke
interventiemogelijkheden hebben als het gaat om het aanpakken van online aangejaagde
ordeverstoringen.’
De verkennende vragenlijst had als doel om een beter beeld te krijgen van de soorten online
aangejaagde ordeverstoringen (casuïstiek) die binnen de gemeenten spelen. Ook was de intentie om
scherp(er) te krijgen welke (gemeentelijke) afdelingen en partijen betrokken zijn bij online
aangejaagde ordeverstoringen en of men op de hoogte was van de bestuurlijke mogelijkheden rondom
dit thema. Aan het slot van de vragenlijst is aan respondenten gevraagd contactgegevens achter te
laten voor deelname aan een focusgroep. Voor die gemeenten was hun deelname aan de vragenlijst
niet anoniem, al zijn hun gegevens in deze rapportage volledig anoniem verwerkt.
Respons vragenlijst
Van de 22 reacties op de online vragenlijst zijn er 19 afkomstig van respondenten die werkzaam zijn
bij de afdeling Openbare Orde en Veiligheid,
8
één vertegenwoordiger vanuit de afdeling Juridische
Zaken, één vertegenwoordiger vanuit de afdeling Communicatie en één vertegenwoordiger uit het
Samenlevingsdomein.
Uit figuur 1 blijkt dat de meeste respondenten aangeven
dat hun afdeling, in dit geval dus vaak respondenten die
werkzaam zijn bij een afdeling OOV, online
ordeverstoringen in de gaten houdt.
Daarnaast is gevraagd bij welke andere afdelingen op
handen zijnde online ordeverstoringen in de gaten
worden gehouden. Uit de gegeven antwoorden blijkt dat
7
Zie voor een volledige lijst van de vragen bijlage 1: ‘Vraagstelling online vragenlijst’.
8
Niet iedere gemeente heeft een afdeling precies onder deze naam, het kan ook een net iets andere benaming
zijn. In dit onderzoek wordt gemakshalve gesproken over ‘de’ afdeling OOV.
70%
30%
Ja
Nee
Figuur 1: Houdt uw afdeling online aangejaagde
ordeverstoringen in de gaten? (N=22)
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 9
naast de afdeling OOV met name Communicatie een actieve bijdrage levert aan de online signalering.
1.2.2 Focusgroepen
In de focusgroepen is een onderscheid gemaakt in drie onderwerpen,
9
te weten:
1) Voorbeelden van incidenten
2) Weging en duiding van online signalen
3) Online interventies
In totaal zijn er dertien focusgroepen geweest, twaalf met gemeenten en een met alleen politie uit de
eenheid Noord-Holland.
10
Van de twaalf gemeenten behoren er acht tot de eenheid Noord-Holland en
daarmee tot het samenwerkingsverband van NHSV. Op basis van de hoeveelheid gevoerde
focusgroepen kunnen de resultaten daarom niet gegeneraliseerd worden voor alle bij NHSV
aangesloten gemeenten. Wel kunnen er uit de gevoerde gesprekken leerpunten voor alle gemeenten
worden gehaald.
Bij het plannen van de focusgroep is aan de contactpersonen van de gemeenten gevraagd om een zo
breed mogelijk pallet aan medewerkers, die op wat voor manier dan ook betrokken zijn bij online
aangejaagde ordeverstoringen, aan te laten sluiten. Tabel 1 geeft een overzicht van de
verscheidenheid aan functionarissen die bij de verschillende focusgroepen aanwezig waren.
Geconcludeerd kan worden dat er, naast burgemeesters, een breed scala aan verschillende
medewerkers aanwezig was bij de focusgroepen en dat hierdoor vanuit verschillende perspectieven
naar de casuïstiek is gekeken. Het verschilde per focusgroep hoeveel personen aanwezig waren. Dit
varieerde van twee tot acht gemeentelijke vertegenwoordigers. De vertegenwoordiging van de
gemeenten was overwegend ambtelijk en in enkele gevallen óók bestuurlijk.
Tabel 1 - Overzicht deelnemende functionarissen focusgroepen
Burgemeesters
Coördinatoren Boa’s
Juristen
Beleidsmedewerkers- en
adviseurs Jeugd & Veiligheid
Stafmedewerkers B&W
Programmamedewerkers
radicalisering
Informatiespecialisten
(ondermijning)
Functionarissen
Gegevensbescherming
1.2.3 Politie
In de gesprekken met de gemeenten is er ook gesproken over de samenwerking met de politie. Op de
inhoud van die samenwerking wordt in hoofdstuk 2.4 ingegaan. Naast de focusgroepen met de
gemeenten is er in overleg met NHSV een afzonderlijke focusgroep met de politie geweest. Deze
9
Zie voor een volledige lijst bijlage 2: ‘Vraagstelling focusgroepen’.
10
Voor een volledige lijst van deelnemende gemeenten wordt verwezen naar bijlage 3: ‘Overzicht
focusgroepen’. De gemeenten zijn anoniem verwerkt in de rapportage.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 10
focusgroep was met drie digitale wijkagenten en een politiecoördinator digitalisering in de politie-
eenheid Noord-Holland.
De functie ‘digitale wijkagent behoeft enige uitleg. Een digitale wijkagent heeft net als een ‘gewone’
wijkagent een wijk, maar heeft deze wijk óók digitaal. Het digitaal aanwezig zijn is een extra taak, maar
hij of zij voert ook normale taken uit in de fysieke leefwereld. De wijk omvat in het geval van de digitale
wijkagent vaak het hele basisteam. De hoofdtaak van de digitale wijkagent bestaat uit het online
aanwezig zijn, het online waarnemen en het online signaleren.
De digitale wijkagent denkt daarnaast mee over de digitalisering binnen het basisteam. Het gaat hier
bijvoorbeeld om het bevorderen van de digitale vaardigheid van de collega’s, kennis over internet,
omgaan met systemen etc. Ook neemt de digitale wijkagent het digitale deel van het onderzoek voor
zijn rekening. De digitale component is een aanvulling op het reguliere politieonderzoek. De digitale
wijkagent kijkt bijvoorbeeld online naar individuele personen en online informatie voor lopende
onderzoeken.
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk twee worden gemeentelijke voorbeelden van online aangejaagde ordeverstoringen in
beeld gebracht. Ook wordt gekeken op welke wijze en in welke mate de gemeenten zicht hebben op
de online aangejaagde ordeverstoringen. Daarnaast komen knelpunten en dilemmas bij online
signalering aan bod in hoofdstuk twee. In hoofdstuk drie wordt de werkwijze van gemeenten
besproken, alvorens de daadwerkelijke online interventies worden besproken. Daarna volgen in
hoofdstuk vier de conclusie, discussie en aanbevelingen. In hoofdstuk vijf wordt een aantal
aanbevelingen gedaan om de aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen nog verder te
versterken.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 11
2. Voorbeelden en zicht op online verstoring
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op de lokale voorbeelden van online aangejaagde ordeverstoringen
(gebaseerd op deelvraag 1) en op de wijze waarop gemeenten zicht krijgen op online aangejaagde
ordeverstoringen en overwegingen en knelpunten daarbij (gebaseerd op deelvraag 2).
2.1 Gemeentelijke (online aangejaagde) ordeverstoringen
Door de Coronacrisis en de daarmee samenhangende maatregelen is de hoeveelheid online
aangejaagde ordeverstoringen in een stroomversnelling geraakt. Nieuw zijn de online aangejaagde
ordeverstoringen echter niet. Er zijn oudere, bekende voorbeelden zoals Project X Haren en
voorbeelden van demonstraties die uit de hand liepen. Echter in Coronatijd waren en zijn
bijeenkomsten vanwege het virus vaak niet toegestaan. In de focusgroepen kwam naar voren dat als
gevolg daarvan plaatselijke evenementen als dorpskermissen die ieder jaar in een gemeente werden
gehouden niet konden doorgaan, mocht er rond de jaarwisseling geen vuurwerk door particulieren
worden afgestoken en was er ontevredenheid over het door de overheid gevoerde beleid. Deze
voorbeelden resulteerden vaak in (illegale) protestacties.
Figuur 2 geeft een totaaloverzicht van
incidenten die zijn genoemd door de
gemeenten in de vragenlijst. Daaruit
blijkt dat de meeste voorbeelden
gaan over illegale feesten en
evenementen, gerelateerd aan
hooligans of rellen en (niet
aangemelde) demonstraties.
Vrijwel iedere deelnemende
gemeente (zowel via de vragenlijst als
in de focusgroep) gaf aan ervaring te
hebben met oproepen tot (illegale)
rellen in verband met het gevoerde
overheidsbeleid, bijvoorbeeld met
betrekking tot het vuurwerkverbod of de Coronamaatregelen. Als het al niet resulteerde in een
daadwerkelijke ordeverstoring was er vaak wel de dreiging dat er iets kón gebeuren. Aanvullende
dreigingen die in de focusgroepen werden genoemd gingen bijvoorbeeld over online oproepen om
alsnog naar een afgelast evenement te gaan om te komen relschoppen.
Wat past bij die toename in incidenten is dat de gesproken gemeenten zagen dat burgers in Coronatijd
erachter kwamen dat zij zich online gemakkelijk(er) konden organiseren en dat er daardoor veel
(illegale) fysieke evenementen online werden geïnitieerd.
Andere veel genoemde online aangejaagde ordeverstoringen omvatten incidenten rondom illegale
feesten, de zwarte pietendiscussie en demonstraties van partijen als Defend, boerenorganisaties en
Black Lives Matter. Normaliter konden deze demonstraties al leiden tot onrust, maar in Coronatijd
waren deze evenementen vaak niet toegestaan. Mede daardoor leidden dergelijke demonstraties de
afgelopen twee jaren regelmatig tot situaties waar het uit de hand liep.
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
Figuur 2: Voorbeelden gemeentelijke online aangejaagde ordeverstoringen
(meerdere antwoorden per gemeente mogelijk)
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 12
Een aantal grotere gemeenten in de eenheid Noord-Holland (en daarbuiten) hebben te maken met het
fenomeen drillrap. Uit de focusgroepen kwam naar voren dat hier vaak een hele online geschiedenis
aan vooraf gaat. De YouTube-video’s die veel mensen kennen zijn vaak een resultaat van onderlinge
ruzies die al langer gaande zijn. Afkomst, stad, wijk en andere verschillen zijn aanjagers voor de video’s
waarin de (veelal) jongeren elkaar uitdagen en bedreigen. In enkele gevallen leidde dit tot
steekpartijen en andere fysieke incidenten.
Ook de komst van een religieuze schoolinstelling kan leiden tot online onrust en sentimenten. Uit een
focusgroep kwam naar voren dat dit niet leidde tot fysieke incidenten, maar dat er wel sprake was van
online dreiging. Hetzelfde doet zich voor rondom zogenaamde pedohunters die op zoek gaan naar
(vermeende) pedofielen die zich vestigen in een gemeente en bij incidenten met treitervloggers.
De verspreiding van desinformatie is een ander vaker gehoord voorbeeld van een online aangejaagde
ordeverstoring. Dit blijkt uit zowel figuur 2 als uit de focusgroepen. In Coronatijd zagen gemeenten een
toename in het verspreiden van desinformatie, zoals complottheorieën. Daarnaast hadden enkele
gemeenten uit de focusgroepen ervaringen met gemeentebestuurders die ongefundeerd werden
beschuldigd door bijvoorbeeld foto’s te faken zodat er hachelijke situaties ontstonden. Daarnaast is
het voorgekomen dat gemeentebestuurders in verband zijn gebracht met kinderporno, terwijl daar
geen enkel bewijs voor was.
Bij een aantal gesprekken met gemeenten werd duidelijk, dat men de kans dat online aangejaagde
ordeverstoringen in hun gemeenten voorkomen, heel reëel acht. Een ambtenaar in een focusgroep zei
bijvoorbeeld: De vraag voor de gemeente is niet óf, maar wanneer het gebeurt’. Enkele gemeenten
bevestigden deze uitspraak, maar niet iedere gemeente. In enkele gevallen is het tot dusverre beperkt
gebleven tot een eenmalige grote gebeurtenis.
2.1.1 Politie
In de focusgroep met de politie wordt bevestigd dat het aantal online aangejaagde ordeverstoringen
door Corona is toegenomen. Eén van de door de politie genoemde voorbeelden ontstond in een
gemeente waar bij een kleine demonstratie fysiek slechts een tiental mensen aanwezig was, maar via
een Livestream een paar duizend man meekeek. Een ander genoemd voorbeeld betrof rellen in een
aantal buurgemeenten van de betreffende gemeenten, waarbij de kans reëel werd geacht dat het ook
in de eigen gemeente kon gebeuren.
Een concreet voorbeeld van die dreiging rondom rellen en/of feesten was een online aangejaagde
ordeverstoring die door een digitale wijkagent werd gesignaleerd. Dit betrof een situatie in Coronatijd
waar verschillende WhatsAppgroepen werden opgericht van enkele honderden mensen. In die
groepen werden oproepen geplaatst om (illegaal) feest te vieren op een specifieke plek. De digitale
wijkagent is online gaan zoeken naar mogelijke aanwijzingen voor dat specifieke feest, maar werd
uiteindelijk offline door inwoners van de eigen gemeenten erop gewezen wanneer en waar het feest
zou plaatsvinden. Uiteindelijk gebeurde er deze keer niets, doordat de politie en de gemeente al op de
hoogte waren en dit communiceerden naar de personen die naar het feest wilden komen.
In deze paragraaf zijn enkele gemeentelijke voorbeelden naar voren gekomen met betrekking tot wat
deze gemeenten online zoal signaleren. In de volgende paragraaf is gekeken naar de wijze waarop
gemeenten deze signalen ontvangen en hoe zij daarmee omgaan.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 13
2.2 Zicht op verstoring
2.2.1 Gemeentetaak?
De deelnemende gemeenten zowel in de focusgroepen als in de vragenlijst - zien online signalering
in ieder geval deels als een gemeentetaak, waarbij volgens hen de discussie moet worden gevoerd
over hoe dat moet gebeuren. Het overgrote deel van de gemeenten wil dat hun gemeente meer
aandacht aan online signalering besteedt (zie figuur 3).
Dit werd in een aantal focusgroepen bevestigd. Zo
werd in een focusgroep gezegd: ‘De online en fysieke
wereld zijn tegenwoordig zo met elkaar verweven dat
de gemeente niet om het online aspect heen kan’. In
een andere focusgroep: ‘Als gemeente wil je weten
wat er speelt, dan zit er voor ons geen onderscheid
tussen de online en fysieke wereld’.
Een onderliggende vraag bij de taakstelling is de
online-informatiepositie en de vraag bij wie het
zwaartepunt zou moeten liggen: bij de politie of bij een gemeente? Iemand uit een focusgroep: ‘Indien
een gemeente online meekijkt, kan het al snel een pottenkijker-idee’ worden.’ Bij open groepen valt
het nog mee volgens de gesproken gemeenten, maar bij besloten groepen zien de gemeenten dat zij
al snel op een hellend vlak kunnen komen. Enkele deelnemende gemeenten geven aan dat er meer
legitimiteit en begrip voor online signalering vanuit de samenleving lijkt te zijn als zij vanuit een
openbare ordeperspectief acteren.
In een andere focusgroep gaf een burgemeester aan dat zijn of haar gemeente júist veel doet aan de
signaleringskant, maar dat dat minder zichtbaar is dan daadwerkelijke (fysieke) gebeurtenissen: Je
krijgt als gemeente geregeld het verwijt dat je te weinig doet op het gebied van online openbare orde,
terwijl je verschrikkelijk veel aan de voorkant doet, waardoor veel al voorkomen wordt. Dit is minder
meetbaar.’ Dit kunnen bijvoorbeeld signalen zijn waar al iets mee gedaan wordt voordat het groter
wordt, of het simpelweg kennis nemen van mogelijke ordeverstoringen.
2.2.2 Werkwijze
Iedere gemeente in dit onderzoek gebruikt een programma (of soms meerdere) om op trefwoorden
te zoeken in (open) online kanalen. Dit kan OBI4wan zijn, of Coosto, of een vergelijkbaar programma.
De leverancier van een programma levert zoektermen aan die de gemeenten (vaak de Afdelingen
Communicatie en OOV) kunnen aanvullen met eigen terminologie, maar niet iedere gemeente doet
dit. Vrijwel altijd is het de Afdeling Communicatie die het programma in beheer heeft. Uit het
programma worden rapportages gedraaid, op basis van de zoektermen. Deze rapportages komen
vervolgens bij een of meer afdelingen terecht. Welke afdelingen dit zijn, verschilt per gemeente.
Het komt ook voor dat de politie een gemeente wijst op online spanningen, of vraagt aan een
gemeente om die online spanningen in de gaten te houden. Ook ambtenaren uit de gemeente zelf
signaleren, bijvoorbeeld doordat zij in de sociale-mediagroepen van die gemeente zitten. Dit gebeurt
dan als burger, want in die hoedanigheid nemen zij ook deel aan hun ‘eigen’ gemeentelijke sociale
media.
Gemeentelijke accounts worden in enkele gemeenten gebruikt om in open kanalen te zoeken, of zijn
aangesloten bij gemeentelijke Facebookgroepen (als: Je bent ‘plaatsnaam’ als’). De gemeenten die
73%
27%
Ja
Nee
Figuur 3: Mijn gemeente zou meer aandacht moeten
besteden aan online signalering (N=22)
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 14
hiervoor kiezen doen dit mede doordat OBI4wan niet in dergelijke kanalen of groepen kan kijken. De
ondervraagde gemeenten zijn terughoudend bij het signaleren in besloten groepen en fora, ondanks
dat wordt aangegeven dat dit zo nu en dan gewenst is. Zo zei een gemeentefunctionaris: ‘We zouden
dat soms wel willen, maar dan moet er eerst een juridisch kader voor komen, of een protocol.’ De
gesproken gemeenten zijn tevens terughoudend in het gebruikmaken van nepaccounts. In één
focusgroep is aangegeven dat dit alleen in heel uitzonderlijke gevallen een optie is.
De respondenten uit de focusgroepen geven aan dat er niet specifiek wordt gevolgd op personen of
groepen. Vrijwel iedere gemeente ziet het zoeken en/of achterhalen van een specifiek persoon als een
echte politietaak. Een deel van de gesproken gemeenten zoekt wel op trefwoorden, trends en
sentimenten.
De meest concrete signalen komen in veel gevallen binnen via oplettende inwoners uit de gemeenten.
Gemeenten zien daar ook kansen: We willen actief inzetten op de inwoners van de eigen gemeente,
burgers zijn de ogen en oren van de gemeenschap.’ Voorbeelden waarbij dit gewerkt heeft zijn rellen
waar ouders aan een gemeente doorgaven dat hun kind hierover vertelde of schoolleiding die aangaf
dat het op die betreffende school over vrijwel niets anders ging dan opkomende rellen. Stelliger zeggen
enkele gemeenten: ‘Indien signalen níet opgemerkt worden, dan komt dat door een onderliggend
probleem: moeilijk contact tussen gemeente en jongeren.’
Tot slot volgen enkele aanvullende citaten uit de focusgroepen over de signalering van online
aangejaagde ordeverstoringen. Een medewerker van de afdeling OOV: Zodra er ergens landelijk
onrust over ontstaat, kijken wij of dit ook in de eigen gemeente terecht kan komen, actualiteiten
worden dus actief in de gaten gehouden.’ Deze werkwijze wordt door diverse gemeenten bevestigd.
In een andere focusgroep werd door een gemeenteambtenaar gezegd: ‘Grotere online aangejaagde
ordeverstoringen mis je als gemeente vrijwel niet, doordat er van heel veel kanten signalen kunnen
worden opgevangen. Kleinere incidenten worden echter sneller gemist, doordat er minder inwoners
uit de gemeente bij betrokken zijn.’
Niet iedere gemeente herkent dit in dezelfde mate, maar in een focusgroep gaf een ambtenaar aan:
‘Als gemeente leun je voor een groot gedeelte op de politie. De politie heeft op het gebied van online
signalering meer capaciteit en kan frequenter en stelselmatiger kijken binnen de online-wereld.’
2.2.3 Politie
In de focusgroep met de politie komt naar voren dat er geen gebruik wordt gemaakt van vaste
trefwoorden om online te signaleren. Wel wordt gekeken uit welke hoek van de samenleving een
signaal komt en wat voor reacties er onder een sociale mediaoproep geplaatst worden waardoor de
sfeer gepeild kan worden. ‘In sommige gevallen weet een digitale wijkagent al dat als een signaal uit
hoek X komt er een grote kans is dat Y gebeurt.’
Het duiden en interpreteren van een signaal gebeurt op basis van ervaring en onderling vertrouwen.
De politiecoördinator: ‘Digitale wijkagenten vertrouwen elkaar blindelings, wat het gemakkelijker
maakt om gericht te signaleren.’ Het onderlinge vertrouwen om een online signaal meteen serieus te
nemen, dat er bij de politie dus is, is er in de relatie tussen politie en gemeente nog niet altijd. Dat
komt simpelweg door een verschil in expertise en ervaring op het gebied van online aangejaagde
ordeverstoringen. Waar digitale wijkagenten gespecialiseerd zijn, is online signalering voor gemeenten
vaak een nieuwe taak die bovenop het standaardtakenpakket komt. Een door de politie opgevangen
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 15
online aangejaagde ordeverstoring wordt vrijwel altijd gedeeld met de gemeente in kwestie ter
kennisgeving. Ook wordt er soms gezamenlijk gesignaleerd.
Waar gemeenten besloten groepen mijden, gaan digitale wijkagenten daar soms wel in. Het
binnentreden van een besloten groep is iedere keer een afweging voor de politie. De agenten in de
focusgroep gaven aan in principe niet tot besloten groepen toe te treden, maar dat het in incidentele
gevallen wel wordt gedaan. Zo zei een agent: Wanneer je kennis krijgt van een groep die binnen vijf
minuten uit tweehonderd mensen bestaat, dan weet je dat er waarschijnlijk iets gaat gebeuren. De
politie lift dan mee, wanneer dat kan en als nodig wordt gezien. De politie merkt dat organisatoren
van dergelijke groepen hierop inspelen door met zeer kleine groepen te werken: ‘ In die gevallen heeft
men het gelijk door als er een onbekende in zit.’
De digitale wijkagenten uit de focusgroep zouden graag willen zien dat de gemeenten meer zouden
kunnen doen aan de signaleringskant, een agent zei: ‘Natuurlijk zou het mooi zijn als de gemeente het
online signaleren óók zelf doet, maar dat zie ik vooralsnog niet gebeuren’.
2.3 Knelpunten en dilemmas bij online signalering
Uit de focusgroepen komen diverse knelpunten en dilemmas rondom online signalering ter sprake.
Een van de aangedragen knelpunten uit de focusgroepen betreft een gebrek aan kennis, ervaring en
kunde rondom online aangejaagde ordeverstoringen. De gemeenten zien dit als een relatief nieuw
fenomeen en de mogelijkheden die de online wereld biedt is door de gemeenten (vooralsnog) niet bij
te houden. Enkele gemeenten zijn zelf aan het onderzoeken wat wel en niet mag, terwijl anderen juist
hopen dat er meer externe expertise over dit onderwerp komt. Die tweedeling in ‘opstelling’ is te
begrijpen, doordat de ene gemeente (vaak de grotere gemeenten) er al veelvuldig mee te maken heeft,
terwijl de andere gemeente (vaak de kleinere gemeenten) dat nog niet of minder heeft.
Ook de grootte van de gemeentelijke organisatie speelt een rol, die zowel positief als negatief kan zijn.
De positieve kant is dat deze gemeenten ogenschijnlijk meer expertise en capaciteit hebben rondom
de online signalering. De keerzijde is echter dat zodra er ‘teveel’ betrokkenen vanuit de gemeente zijn,
de gemeente als ondoorgrondelijk kan worden gezien. Wie wat wanneer oppakt kan een stuk
ingewikkelder zijn bij een grote dan bij een kleine gemeente waar een signaal bij slechts één afdeling
terecht komt.
De gemeenten uit de focusgroepen ervaren dat
zij slechts een klein deel van de online
aangejaagde ordeverstoringen (kunnen) zien,
wat wordt omschreven als ‘door een rietje
kijken’. Gemeenten uit de focusgroepen schatten
in dat er veelvuldig oproepen worden geplaatst
in applicaties als Telegram, waar zij als gemeente
niet inzitten. Zij geven aan dat dit mogelijk ook
aan een gebrekkige capaciteit én juridische
beperkingen ligt (zie figuur 4).
Uit de focusgroepen blijkt dat gemeenten het spannend vinden dat zij niet altijd weten wie de persoon
achter een oproep is. Daarbovenop vinden de gesproken gemeenten het lastig om in te schatten hoe
dreigend iets dat online begint in de fysieke wereld kan worden te meer als men niet weet wie achter
een oproep zit. Zo zei iemand in een focusgroep: Mensen doen zich online veel sneller gekker voor
Ja
43%
Nee
57% Ja
Nee
Figuur 4: Ik weet wat ik wel en niet mag bij het online
signaleren (N=21)
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 16
dan dat zij in het ‘echt’ zijn.’ De gemeenten vinden daarom de inschatting wanneer zij wel of niet
moeten reageren of interveniëren erg lastig. Een burgemeester zei: Indien je als gemeente niets doet,
is het niet goed. Als je wel reageert of intervenieert kan het alsnog niet goed zijn.
De ondervraagde gemeenten zien dus dat het aantal online aangejaagde ordeverstoringen stijgt, mede
doordat de oproepen geregeld gemeentegrensoverschrijdend zijn, waardoor nieuwe knelpunten
ontstaan. Zo is de hoeveelheid platforms (zoals: TikTok, Instagram, Facebook, Telegram, WhatsApp,
etc.) waar jongeren op actief zijn ook een knelpunt, te meer doordat ambtenaren die jongeren willen
bereiken vaak niet in eenzelfde leeftijdscategorie zitten en daardoor worden ingehaald door de
actualiteit. De gesproken gemeenten geven aan vooralsnog vooral fysieke gemeenten te zijn, terwijl
zij zien dat jongeren vrijwel uitsluitend online zijn.
Een ander dilemma heeft te maken met het handelen van de gemeenten en de mate van transparantie
die daarbij hoort. Zo zei een ambtenaar in een focusgroep: Je wilt een transparante overheid zijn,
maar in de online wereld kan dat niet altijd. In het verlengde daarvan is het niet kunnen deelnemen
aan besloten groepen een knelpunt voor gemeenten, ook omdat gemeenten weten dat veel incidenten
in besloten groepen geïnitieerd worden (wat zij eigenlijk ook onder ‘door een rietje kijken’ vinden
vallen).
Tot slot geeft een deel van de gesproken gemeenten aan dat de tools en technologieën die zij
gebruiken niet kunnen bijhouden wat burgers kunnen en wat er in de toekomst aan mogelijkheden is.
Een OOV’er zei in een focusgroep: Het is een eng idee dat een signaal bij de gemeente bekend zou
móeten zijn, maar dat dit niet lukt met de huidige technologieën.’ Eén gemeente geeft aan hier
ervaring mee te hebben: een signaal werd fysiek opgevangen, de gemeente wist dat er iets ophanden
was, maar het kwam niet terug in een van de online kanalen. Achteraf hoorde deze gemeente dat dit
massaal via WhatsAppgroepen werd gedeeld.
2.3.1 Politie
In de focusgroep met politie gaf een digitale wijkagent aan dat het (online) communiceren over het op
de hoogte zijn van ophanden zijnde ordeverstoringen kan werken als een rode lap op een stier en dus
als knelpunt kan worden gezien. Waar politie ter plaatse (fysiek) een gevolg kan hebben voor de sfeer,
geldt dat bij online communicatie door de politie soms ook. Ook merkt de politie dat burgers slimmer
worden, waar er voorheen werd gekozen voor grote open groepen kiest men nu voor besloten en
klein. Daardoor wordt het voor de politie een stuk moeilijker om de groepen te vinden en in te schatten
wat er kan gebeuren.
2.4 Samenwerkingen politie en gemeente
Hoe de samenwerking op gebied van online orde tussen politie en gemeente vormgegeven is, is per
gemeente verschillend. Waar de ene gemeente nauw samenwerkt en er signalen over en weer worden
gedeeld, loopt bij een andere gemeente de samenwerking minder soepel. De ondervraagde
gemeenten geven wel aan dat zodra een online aangejaagde ordeverstoring in de opsporingssfeer
terecht komt zij dat als een taak van de politie zien.
De samenwerking komt nog niet bij iedere gesproken gemeente even goed uit de verf. Incidenten
kunnen tussen wal en schip geraken, onduidelijkheden over wie welke bevoegdheden precies heeft en
‘we weten niet goed waar de politie precies mee bezig is op dit gebied’ zijn redenen die genoemd
worden. De kanttekening hierbij is dat dit per gemeente verschilt. De doorslaggevende factor is
volgens gemeenten de (persoonlijke) relatie tussen politie en gemeente. De gemeenten die de
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 17
samenwerking als succesvol zien hebben vaak oud-politiemedewerkers in dienst, of ex-ambtenaren
die naar de politie zijn gegaan. De lijntjes kunnen daardoor korter zijn en dat wordt door de gemeenten
als zeer prettig ervaren.
De gesproken gemeenten vinden dat een goede samenwerking met politie noodzakelijk is. Zij vinden
dat gemeenten en politie elkaar kunnen versterken en elkaars expertise kunnen gebruiken. Daarnaast
kunnen gemeenten interventies en instrumenten inzetten die de politie niet kan en andersom. Dat die
samenwerking nog niet altijd lukt, komt veelal door capaciteitsproblemen bij de politie, of de
gemeente, of bij beide. Ook ervaren sommige gemeenten dat er terugtrekkende bewegingen zijn bij
de politie (mede door een gebrek aan capaciteit). Daarnaast merken enkele gemeenten dat er niet
altijd duidelijke afspraken zijn gemaakt over wie wat wanneer doet bij de signalering en de duiding.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 18
3. Bestuurlijke online interventies
De kern van het onderzoek zijn de online aangejaagde ordeverstoringen en de interventies die
gemeenten inzetten. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de vertaling van online
gesignaleerde informatie in (eventuele) bestuurlijke acties (kern deelvraag 3) en aandacht voor de
interventies die worden ingezet om online aangejaagde ordeverstoringen aan te pakken (kern
deelvraag 4). De ervaring bij veel gemeenten is dat de ‘klassieke’ fysieke instrumenten tot dusverre
ook worden ingezet bij online aangejaagde ordeverstoringen. Wel zijn er enkele online interventies
ingezet. Ook wordt er door een aantal gemeenten geëxperimenteerd met mogelijke interventies, waar
in de aanbevelingen kort bij wordt stilgestaan.
3.1 Duiding en vertaalslag
Duiding doelt op de (interne) weging van het binnengekomen signaal, of van het daadwerkelijke
incident door de gemeente. De ene dreiging kan als groter worden gezien dan een andere dreiging,
waardoor er een andere vertaalslag plaatsvindt. De vertaalslag is het vervolg dat er door de gemeente
aan een dreiging of incident wordt gegeven, voordat er een daadwerkelijke interventie plaatsvindt.
3.1.1 Werkwijze
Er is niet één uniforme werkwijze die gemeenten hanteren wanneer een online aangejaagde
ordeverstoring binnenkomt. Zo verschillen gemeenten qua grootte, organisatie,
of zijn er verschillen in capaciteit en kennis. Ook de relatie met politie verschilt
per gemeente. Veelal is het begin echter hetzelfde: het signaal wordt
opgevangen via het programma OBI4wan bij de Afdeling Communicatie.
OBI4wan en soortgelijke programma’s kijken naar zoektermen die op open
kanalen staan. Het programma beperkt zich tot open bronnen en kan niet in
besloten groepen kijken. De leverancier van het programma levert
standaardtermen aan die gemeenten kunnen aanvullen met eigen zoektermen.
Een OOV’er zei: ‘er wordt niet gezocht op individuele personen, dan zit je echt
in de opsporingssfeer en dan is het een politietaak’. Uit het programma OBI4wan
kan een rapportage worden uitgedraaid met daarin óók een onderdeel
openbare orde.
De duiding gebeurt op meerdere plaatsen binnen de gemeente. De eerste
duiding vindt vaak plaats bij een Afdeling Communicatie, mits de rapportage
vanuit OBI4wan niet direct naar de betreffende afdeling die met Openbare Orde
belast is wordt gestuurd. De Afdeling Communicatie schat in veel gemeenten
vaak in welke andere afdelingen betrokken moeten worden. Vaak is de Afdeling Openbare Orde en
Veiligheid de eerste afdeling die door Communicatie betrokken wordt. De Afdeling OOV analyseert de
signalen en maakt over het algemeen een inschatting op basis van een aantal criteria, onder andere
op taalgebruik, van wie het afkomstig is, het omgevingsbeeld, of het al bij andere (buur)gemeenten is
voorgevallen, een sentimentenanalyse en informatie vanuit de politie. Kortom, gemeenten zien de
eerste stap overwegend als het verzamelen van zoveel mogelijk informatie om tot een goede duiding
te komen.
Andere afdelingen die betrokken kunnen worden bij de duiding van de signalen zijn de afdelingen
Jeugdzorg, Wijkteams, Jongerenwerkers, maar ook buitengewoon opsporingsambtenaren. Een
OOV’er: Gemeenteafdelingen werken samen om beter te categoriseren en te definiëren met wie de
Signaal wordt opgevangen
door de gemeente
Communicatie schat in
welke andere partijen
betrokken moeten worden
OOV schetst een beeld van
de dreiging door te kijken
naar verschillende criteria
Crisisoverleg met de
burgemeester en andere
partijen/afdelingen
Mogelijke interventie
Figuur 5: Werkwijze
gemeenten
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 19
gemeente te maken heeft en wat voor vervolg eraan gegeven kan worden.’ Enkele gesproken
gemeenten delen signalen vaak met de politie; een OOV’er zei: Zij kunnen door hun
opsporingsbevoegdheden al meer op de hoogte zijn dan wij. Daardoor kunnen zij eveneens inschatten
hoe dreigend een online aangejaagde ordeverstoring is’. Andere gemeenten geven aan dat ‘Vrijwel
altijd het advies van de politie wordt opgevolgd.’
Wanneer het een groter signaal betreft enkele gemeenten uit de focusgroepen hebben geen definitie
wat een groter signaal precies is wordt het opgeschaald naar de burgemeester, of in sommige
gevallen naar een wethouder. De belangrijkste vraag voor de afdeling OOV rondom opschaling naar
de burgemeester is: leidt de online oproep daadwerkelijk tot een fysiek voorval? De onderliggende
vraag, die aansluit bij het zoveel mogelijk informatie vergaren is, of de persoon die de oproepen plaatst
(als dat tenminste gesignaleerd is) al vaker met dergelijke zaken in beeld geweest?
Een groot deel van de gesproken gemeenten geeft aan moeite te hebben met de duiding van online
signalen. In de onderstaande alinea’s worden nog enkele citaten uit de focusgroepen besproken die
dit beeld bevestigen.
In sommige gemeenten geeft de politie bij online aangejaagde ordeverstoringen al een vorm van
duiding aan het opgevangen signaal: ‘Het wordt iets, of het wordt juist niets.’ Deze gemeenten vinden
dat over het algemeen prettig en leunen voor een groot deel op deze informatie van de politie.
n gesproken gemeente leunt voor wat de betreft de duiding volledig op de inschatting van de politie.
In die focusgroep werd gezegd: ‘Er kan door onze gemeente wél gesignaleerd worden, maar voor de
duiding heeft de politie capaciteit en expertise die wij niet hebben. Je kunt niet buiten de inschatting
van de politie’. Deze gemeente kijkt aanvullend wel binnen de eigen kanalen naar de signalen die via
de politie binnenkomen, vaak is dat ook een vraag vanuit de politie.
Een andere gemeente ziet iedere weging als maatwerk. De ambtenaren in die focusgroep zeiden: ‘Er
is nog geen vastomlijnd kader voor de weging van een online signaal, het wordt vooralsnog gedaan op
basis van gezond verstand en veel discussies tussen de verschillende betrokken afdelingen.
In een derde focusgroep: Als een signaal vanuit de politie bij ons binnenkomt geeft de politie in onze
gemeente er al een soort weging aan. De gemeente in kwestie komt, nadat zij horen van de politie
dat een online signaal iets kan worden, als een crisisteam bijeen. In het standaardcrisisteam zitten
onder andere de burgemeester en de politie. Daarnaast sluiten andere partijen en/of interne
afdelingen aan die voor dat specifieke signaal van belang kunnen zijn.
Tot slot, over de evaluatie van de werkwijze, zei een gemeentemedewerker: ‘Door Covid leven we in
de waan van de dagen, waardoor er vrijwel geen tijd is voor evaluaties.’ Een uitspraak die in meer
focusgroepen naar voren is gekomen. Het reproduceren van maatregelen lukt de gemeenten wél,
maar de wijze waarop de besluitvorming heeft plaatsgevonden wordt door veel gemeenten niet altijd
geëvalueerd.
3.1.2 Bevoegdheid
Iedere gemeente is het erover eens dat, zodra een online aangejaagde ordeverstoring tot een
daadwerkelijke interventie leidt, de burgemeester een doorslaggevende stem heeft bij de
besluitvorming. De ene burgemeester heeft een erg duidelijke visie rondom online openbare orde,
terwijl de andere burgemeester dat minder heeft. Vrijwel alle gemeenten geven aan dat ‘De beslissing
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 20
vaak gezamenlijk door alle partijen is bepaald.’ Vaak zijn die partijen interne afdelingen als Juridische
Zaken en OOV, maar ook partners vanuit de driehoek: politie en het Openbaar Ministerie.
3.2 Interventies
3.2.1 Inleiding
In de verkennende vragenlijst is de respondenten een stelling voorgehouden waarin zij konden
aangeven of zij vinden dat gemeenten genoeg bestuurlijke interventiemogelijkheden hebben. Zoals
figuur 6 laat zien kan het gros van de respondenten hier geen antwoord op geven, en geeft een kwart
dat er te weinig bestuurlijke interventies zijn. Dezelfde respondenten vinden echter wél dat
gemeenten meer online moeten interveniëren (figuur 7), waardoor er dus een lacune is tussen wens
en realiteit.
3.2.2 Toegepaste interventies
Allereerst zetten de gemeenten uit de focusgroepen een aantal communicatieve interventies in. Dit
gebeurt zowel preventief als reactief en zowel online als fysiek. Zo nemen verschillende
burgemeesters, wethouders en ambtenaren deel aan online-wijkbijeenkomsten in hun gemeente via
bijvoorbeeld de vergaderapplicatie Teams. Zij merken dat hier positief op gereageerd wordt en maken
geregeld (fysieke) vervolgafspraken naar aanleiding van wat daar door bewoners wordt verteld.
Eén van de gesproken gemeenten geeft aan dat zij, naar aanleiding van oproepen tot rellen door
jongeren, de jongeren én ouders van die jongeren in kwestie, hebben aangeschreven. Dit gebeurde in
samenwerking met de politie via het gemeentelijke adressenbestand. Zij ervoeren dit als tijdrovend,
maar ook als een gerichte actie op specifiek de aanjagers.
Jongerenwerkers die naast hun fysieke werkzaamheden actief inzetten op sociale media en zich laten
toevoegen door inwoners, zien dat dit positieve effecten met zich meebrengt. De jongerenwerkers
gaan online het gesprek aan, of plaatsen online oproepen voor bijeenkomsten in de buurt, of houden
bijvoorbeeld prijsvragen over de wijk. De insteek is laagdrempelig en puur bedoeld om contact te
krijgen met bewoners. De jongerenwerkers uit de focusgroepen zijn via sociale media ook geregeld op
de hoogte geraakt van ophanden zijnde ordeverstoringen. Een negatieve connotatie van deze online
aanwezigheid op sociale media is dat de ‘zwaardere’ jongens (‘echte criminelen) hen gemakkelijker
kunnen vinden.
Een andere veelgehoorde interventie is dat een burgemeester langs inwoners gaat. Wanneer er fysiek
(of online) iets gebeurt, gaat de burgemeester naar de personen in kwestie toe. Dit kan uit medeleven
zijn (slachtoffers), te sussen of om gewoonweg aanwezig te zijn. Ook zijn er in de focusgroepen
voorbeelden genoemd dat aanjagers van de online aangejaagde ordeverstoringen fysiek door een
burgemeester bezocht zijn. Een concreet voorbeeld van een online signaal dat uiteindelijk tot een
64%
36%
Eens
Oneens
Figuur 7: Gemeenten zouden meer online moeten
interveniëren (N=22)
26%
13%
61%
Ja
Nee
Weet niet
Figuur 6: Gemeenten hebben te weinig bestuurlijke
interventies voor de aanpak van online aangejaagde
ordeverstoringen (N=22)
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 21
fysieke interventie leidde betrof een inwoner die online opriep om te gaan rellen. De gemeente in
kwestie heeft toen allerlei middelen (onder andere wegafsluitingen, verkeersregelaars, politie-inzet)
ingezet om te voorkomen dat deze rellen daadwerkelijk plaatsvonden, waardoor het in de kiem
gesmoord kon worden. De gemeente had het zekere voor het onzekere genomen en daardoor al veel
kosten gemaakt. De online-aanspoorder is opgespoord en uitgenodigd op het gemeentehuis om te
laten zien wat zijn oproepen teweeg hadden gebracht. De gemeente in kwestie gaf aan dat zij in dit
geval de menselijke kant kozen en het bij een waarschuwing lieten, echter had de gemeente ook
overwogen om de schade volledig op die persoon te verhalen. Tot zover de fysieke interventies. Enkele
gemeenten hebben ook online interventies ingezet.
Een voorbeeld van een concrete online interventie was een tegenreactie van een gesproken gemeente
op een serie oproepen op sociale media om te komen rellen. De gemeente had met verschillende
partijen online posters gemaakt die een boodschap bevatte om vooral niet te komen rellen. De posters
waren op de jongeren gericht en ook in die taal geschreven. De posters werden veelvuldig gedeeld en
bekeken, maar hadden ook als gevolg dat de jongeren meer in besloten groepen gingen opereren.
Deze gemeente ervoer de actie desalniettemin als positief en is voornemens om vaker deze interventie
in te zetten. De tijd die deze interventie kostte werd als nadeel gezien.
Daarnaast kunnen gemeenteambtenaren en/of de burgemeester deelnemen aan gemeentelijke
WhatsAppgroepen wanneer er bijvoorbeeld gesignaleerd is (dat er een kans bestaat) dat er rellen bij
een plaatselijk winkelcentrum gaan plaatsvinden. Het tijdelijke deelnemen gebeurt in overleg tussen
de belanghebbenden in kwestie en de gemeente. De burgemeester en/of ambtenaren nemen tijdelijk
plaats in de winkeliersgroep om de sfeer te peilen en om de lijntjes kort te houden. Daardoor kan
sneller worden geacteerd om eventuele escalaties te voorkomen.
Enkele gemeenten communiceren actief via eigen sociale mediakanalen over wat er in de gemeente
aan de hand is, zo laat een gemeente weten dat bij een demonstratie via sociale media is
gecommuniceerd: ‘We weten dat dit op touw is, kom dus niet naar plek X.’ Tegelijkertijd zien
gemeenten dat actieve communicatie als een rode lap op een stier kan werken iets wat de politie in
de focusgroep herkent en beaamt, zoals vermeld staat in hoofdstuk 2.3.1. Dat betekent dat
aanwezigheid van politie en/of gemeente ook juist escalerend kan werken, er kunnen dan júist
relschoppers aansluiten.
3.2.3 Politie
De genoemde interventies van de politie ten aanzien van de online aangejaagde ordeverstoringen zijn
grofweg op te delen in drie categorieën: opsporen of - als er geen strafrechtelijke titel is om op treden
- het gesprek aangaan als diegene te achterhalen is, of puur signaleren. Eventueel gevolgd door een
bestuurlijke maatregel door de burgemeester in het kader van openbare orde handhaving. De politie
zoekt vrijwel niet op een afzonderlijk persoon, pas wanneer iemand opruiende berichten online plaatst
wordt deze persoon aangelopen of aangehouden. Dit is alleen als iemand te identificeren is. Wanneer
iemand niet te identificeren is, probeert de politie de sfeer te peilen door bijvoorbeeld te kijken naar
reacties onder de online groepen en uit welke hoek het bericht komt. Wanneer het strafbare
opruiende uitspraken zijn, wordt het voorgelegd aan het OM en wordt al dan niet besloten om
bijzondere opsporingsmiddelen in te zetten.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 22
4. Conclusie
Met dit onderzoek is de aanpak van online aangejaagde orderverstoringen binnen veiligheidsalliantie
Noord-Holland Samen Veilig in kaart gebracht. De voorgaande hoofdstukken bevatten een
uiteenzetting van de signalering van een incident tot de daadwerkelijke interventie en de stappen
daartussen. Tevens zijn de gemeentelijke knelpunten en dilemma’s beschreven en is in beeld gebracht
hoe politie tegen deze onderwerpen aankijkt. De resultaten van dit onderzoek zijn gebaseerd op
dertien focusgroepen en een verkennende vragenlijst die naar iedere aangesloten gemeente van NHSV
is gestuurd, waar 22 reacties op volgden.
De eerste concrete bevinding is dat de lijst met online incidenten groter is dan de lijst met toegepaste
interventies. De aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen staat vrijwel overal in de
kinderschoenen, terwijl gemeenten zien dat online aangejaagde ordeverstoringen steeds meer
volwassen vormen aannemen. Dit betreft zowel de daadwerkelijke incidenten, als de organisatie
‘achter’ de incidenten, waar burgers elkaar steeds gemakkelijker kunnen vinden en sneller online
organiseren, terwijl gemeenten, door praktische en juridische belemmeringen, achter de feiten aan
lijken te lopen.
Gemeenten zijn niet alleen zoekende in de interventies die toegepast kunnen worden, maar ook naar
de wijze waarop de organisatie moet worden ingericht en hoe de samenwerking met vooral de politie
kan worden vormgegeven. Die relatie is op dit moment veelal niet geformaliseerd en ad hoc
georganiseerd. Het verschilt per gemeente hoe de samenwerking is vormgegeven, maar in vrijwel alle
gemeenten is nog winst te behalen bij vooral het signaleren van online interventies en het verder
vormgeven van de samenwerking binnen de driehoek.
Wanneer wordt gekeken naar de online signalering blijkt dat gemeenten zich bewust zijn van de
juridische kaders die van toepassing zijn op de online signalering. Dat is een duidelijk verschil met
eerder onderzoek van bijvoorbeeld Bantema e.a. waar onder andere gebruik van nepaccounts het
betreden van besloten groepen en fora naar voren kwamen.
11
De gemeenten die in de focusgroepen
zijn gesproken lijken voorzichtig te zijn en proberen meer op de politie te leunen die in hun ogen meer
online bevoegdheden heeft. Naast de algemene tendens die uit het onderzoek naar voren komt,
worden onderstaand nog enkele relevante uitkomsten naar voren gebracht.
4.1 Nieuw terrein
Online aangejaagde ordeverstoringen zijn voor veel gemeenten een nieuw terrein. Vooral kleinere
gemeenten hebben weinig (tot geen) ervaring met online aangejaagde ordeverstoringen. Als er al
ervaringen zijn, zijn dit vaak eerste ervaringen. De online aangejaagde ordeverstoringen die er zijn, zijn
in veel gevallen gekoppeld aan één grote fysieke gebeurtenis die vanwege Corona niet door kon gaan,
maar waarbij er online oproepen werden gedaan om alsnog te komen (denk aan: kermissen,
avondklokrellen en jaarwisseling). In grotere gemeenten vinden er meer incidenten plaats. Naarmate
gemeenten meer te maken krijgen met online aangejaagde ordeverstoringen, krijgen gemeenten ook
beter zicht op welke mogelijkheden zij hebben en worden de ingezette instrumenten uitgebreider.
Tegelijkertijd geven gemeenten dus aan dat dit vooralsnog vrijwel uitsluitend bestaande en vaak al
eerder verkende (voor de fysieke wereld geschreven) maatregelen zijn.
11
Bantema e.a. 2020, p. 72-73.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 23
4.2 Fysiek en reactief
Uit het onderzoek blijkt dat gemeenten online signalering moeilijk vinden, waardoor gemeenten
reactief en fysiek moeten optreden. Dit heeft een aantal oorzaken. Zo geven vrijwel alle gemeenten
aan dat zij te weinig kennis hebben over online aangejaagde ordeverstoringen. Ook wordt aangegeven
dat men niet goed weet wat wel en niet mag bij zowel het signaleren van de online aangejaagde
ordeverstoringen als bij het toepassen van (online) interventies.
Daarnaast geven gemeenten aan dat er capaciteitsproblemen zijn om de online aangejaagde
ordeverstoringen effectief tegen te gaan. Dit kan volgens hen bij zowel de gemeente als bij de politie
het geval zijn. Gemeenten ervaren online aangejaagde ordeverstoringen vaak als een taak die boven
op het reguliere werk komt, welke bovendien in een stroomversnelling is geraakt door Corona.
Daardoor is het voor gemeenten simpelweg niet bij te houden. Gemeenten zitten nog in de
oriëntatiefase, terwijl er al tal van incidenten zijn geweest.
Gemeenten maken dus vooralsnog vrijwel uitsluitend gebruik van interventies die zij al langer inzetten
in het fysieke domein en werken daardoor vaak reactief en incidentgericht. Iedere gemeente spreekt
de wens uit om meer te weten te komen over het onderwerp online aangejaagde ordeverstoringen en
wil graag informatie ontvangen over wat hun mogelijkheden zijn bij de aanpak hiervan. Gemeenten
zijn bereid waar nodig nieuwe samenwerkingen aan te gaan om meer kennis te krijgen én te delen, zij
zijn geïnteresseerd in incidenten die zich bij andere gemeenten voordoen en willen kennis opdoen en
delen over (de afwegingen bij) mogelijke interventies.
4.3 Interventies
Uit de focusgroepen kwamen minder (online, vernieuwende) interventies naar voren dan was
verwacht. Gemeenten zijn, zoals gezegd, zoekende en lopen vooralsnog vaak achter de feiten aan, al
is men zich meer en meer bewust van de noodzaak om goed voorbereid te zijn op online aangejaagde
ordeverstoringen. Gemeenten proberen van alles en de bij dit onderzoek betrokken gemeenten doen
hun best om op een deugdelijke en verantwoorde wijze te werk te gaan. Dit betreft zowel de
signalering van online aangejaagde ordeverstoringen, alsook voor de interventies die zij toepassen. Op
dit gebied kan NHSV een actieve rol op zich nemen. Zij kan een coördinerende rol oppakken voor alle
aangesloten gemeenten, met als doel om criteria te ontwikkelen die gemeenten kunnen hanteren om
af te wegen welke aanpak bij een ordeverstoring past.
De Coronacrisis heeft ervoor gezorgd dat gemeenten ervaren dat het aantal online aangejaagde
ordeverstoringen sterk is toegenomen, terwijl de gemeentelijke organisaties dat in veel gevallen niet
bij konden houden. Voor een aantal gemeenten was het de eerste keer dat zij interventies moesten
inzetten tegen online aangejaagde ordeverstoringen, terwijl andere gemeenten al meerdere en
verschillende interventies hebben ingezet.
Dit onderzoek heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van een interventiekaart. Deze interventiekaart
is mede gebaseerd op de interventies die uit de focusgroepen kwamen, maar bevat ook interventies
die door NHSV zijn verzameld. Dit omvat onder andere ook aandacht voor actuele nieuwe juridische
mogelijkheden die momenteel ontwikkeld worden en waar we bij de aanbevelingen verder op in zullen
gaan. De interventiekaart kan voor gemeenten een nuttig hulpmiddel zijn om de nu bekende en
beproefde interventies snel in te kunnen zetten wanneer een concrete ordeverstoring zich voordoet.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 24
5. Aanbevelingen bij de aanpak online aangejaagde ordeverstoringen
5.1 Inleiding
Dit onderzoek schetst een ‘beeld’ van de bestaande aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen
(zowel signalering van als interventies in Noord-Hollandse en enkele elders gelegen gemeenten). Het
resultaat van het onderzoek kan als een eerste regionale nulmeting op dit gebied gezien worden.
Vanuit die nulmeting kunnen gemeenten afhankelijk van het doel wat ze voor ogen hebben verder
werken aan concrete werkwijzen en beleid op dit terrein. Uit dit onderzoek blijkt dat de gemeentelijke
aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen in de kinderschoenen staat. Dit blijkt onder andere
uit het feit dat veel gemeenten pas voor het eerst ervaring hebben met dit type ordeverstoringen, dat
per gemeente de integrale samenwerking sterk verschilt, dat evaluaties beperkt plaatsvinden en dat
gemeenten vaak niet weten wat kan en mag bij de aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen.
De beperkte capaciteit die gemeenten hebben speelt daarbij ook een rol. Daarnaast zien we ook
enthousiasme en betrokkenheid van gemeenten en politie bij het onderwerp en de wens om ermee
aan de slag te gaan. Onderstaande aanbevelingen dragen daar hopelijk aan bij.
5.2 Bereid je voor op online aangejaagde ordeverstoringen
In dit onderzoek is een aantal gemeentelijke ervaringen met online aangejaagde ordeverstoringen naar
voren gekomen. Voor veel gemeenten betrof dit een eerste (bewuste) ervaring met de effecten die
sociale media kunnen hebben op de openbare orde. Online aangejaagde ordeverstoringen zijn niet
nieuw. Voor gemeenten is het bekendste voorbeeld vermoedelijk ‘project X’ uit 2012 dat eerder al is
genoemd. Wanneer verder wordt teruggegaan in de tijd blijken er nog (veel) oudere voorbeelden te
zijn. Al in 1997 organiseerden hooligans per SMS een vechtpartij in een weiland bij Beverwijk, waarbij
een dode viel. Dit kan beschouwd worden als één van de eerste gedocumenteerde online aangejaagde
ordeverstoring in Nederland, waarbij gebruik is gemaakt van digitale hulpmiddelen.
Digitale hulpmiddelen geven burgers mogelijkheden om zich eenvoudig en snel te organiseren. Zij
maken daarvan volop gebruik en dat heeft in sommige gevallen een duidelijk effect op openbare orde
en veiligheid. Vandaag de dag speelt digitale communicatie een rol bij veel ordeverstoringen en
demonstraties. Als we ‘Beverwijk’ beschouwen als een illustratie van digitaal organisatievermogen,
dan kunnen we stellen dat deze ontwikkeling al bijna vijfentwintig jaar gaande is. Na de lange aanloop
waarin het fenomeen is gegroeid, zijn online aangejaagde ordeverstoringen tegenwoordig geen
bijzonderheid meer. Eerder lijken ordeverstoringen die niet online of digitaal worden aangejaagd de
uitzondering.
5.3 Beperk je niet tot fysieke effecten
Uit eerder onderzoek blijkt dat bevoegdheden van burgemeesters tot stand zijn gekomen in een tijd
waarin het internet nog niet bestond. Dat is allicht een van de redenen dat openbare orde gezien wordt
als de fysieke openbare orde op straat binnen de gemeentegrenzen.
12
Dat er een relatie is tussen
online gedragingen en fysieke effecten is voor de meeste mensen inmiddels volkomen duidelijk. Het
nadenken over een ‘online orde’ blijkt lastiger te zijn. Wanneer er discussie plaatsvindt over dit
vraagstuk komt men vaak alsnog uit bij fysieke effecten als het gaat om een rol voor de openbare orde
en veiligheid.
13
Recent onderzoek van het Rathenau Instituut laat zien dat er een grote waaier aan
12
Bantema e.a. 2018, p. 34-42.
13
Rathenau Instituut 2021.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 25
onveilige en risicovolle gedragingen online plaatsvinden die schadelijk (kunnen zijn) voor inwoners.
14
Sommige gedragingen zijn strafbaar, maar veel ervan ook niet. Sommige leiden vrijwel direct tot
fysieke effecten, terwijl andere gedragingen en online onveiligheid lang kunnen voortduren en
slachtoffers kunnen maken zonder dat het direct zichtbaar is. Het risico van de focus op fysieke
effecten is dat gemeenten en burgemeesters heel reactief bezig zijn terwijl bij een groter begrip van
online onveiligheid de focus meer verlegd kan worden naar preventie en verminderen van online
onveiligheid. Zo bezien is het denken over dergelijke vraagstukken ondanks de toegenomen aandacht
voor online aangejaagde ordeverstoringen nog steeds ouderwets. Dat belemmert in zekere zin,
actiever ingrijpen aan de ‘voorkant’. Want de aanleiding van ordeverstoringen is steeds vaker online
en effecten voor de openbare orde op straat zijn niet altijd direct zichtbaar. Dit betekent dat een online
informatiepositie noodzakelijk is. Online en offline zijn conceptueel te scheiden, maar in de praktijk te
sterk met elkaar verweven en niet te onderscheiden. Wanneer gemeenten en politie niet preventief
en online ingrijpen zullen ze achter de feiten aan blijven lopen en zal hun rol in veiligheidsbeleid
beperkter worden.
5.4 Ontwikkel visie en beleid op online signalering
Het is duidelijk geworden dat gemeenten in Noord-Holland voor zichzelf een rol zien weggelegd bij de
online signalering, maar niet in besloten groepen. Dat is een verschil met eerder onderzoek
15
waaruit
bleek dat Nederlandse gemeenten in een aantal gevallen gebruikmaken van privéaccounts en
nepaccounts om toegang te krijgen tot besloten groepen. Voor de uitvoering van de online signalering
blijft het wel van belang dat gemeenten vast blijven stellen waarom (met welk doel) ze online willen
signaleren en wat de verhouding en de toegevoegde waarde ten opzichte van de politie is. Uit het
onderzoek blijkt dat de mate van samenwerking met de politie verschilt per gemeente. Enkele
gemeenten vertrouwen volledig op de informatie van de politie terwijl andere gemeenten ook zelf
actief bijdragen aan de online signalering van online aangejaagde ordeverstoringen. In vrijwel alle
gevallen is er geen beleid of zijn er geen afspraken waarin deze samenwerking en rol is vastgelegd. Dat
maakt de samenwerking kwetsbaar bij eventuele personele wisselingen aan een van beide kanten. Het
zou goed zijn om dat vast te leggen en te onderzoeken hoe beide partijen elkaar het beste kunnen
versterken bij het online signaleren en de samenwerking verder te formaliseren.
Wanneer de gemeente zelf een actieve rol wil vervullen bij de online signalering vereist dat specifieke
kennis op dat gebied. Niet alleen kennis over wat mag, maar ook kennis over wat kan en ook de duiding
van online signalen. Denk bijvoorbeeld aan kennis over de werking van monitoringstools, kennis over
de relatie tussen online signalen en offline-effecten (duiding) en juridische kennis over wat kan en mag.
Als de gemeente dit zelfstandig wil organiseren is de vraag welke kennis al in de organisatie aanwezig
is en of/waar lacunes zijn op het gebied van online signalering. Er zijn instrumenten ontwikkeld die
inzicht bieden in juridische kaders en ethische overwegingen bij de online signalering.
16
Als blijkt dat het huidige personeel binnen de gemeentelijke organisatie niet in staat is de online
signalering op een duurzame en effectieve manier in te vullen kan de gemeente drie dingen doen.
Allereerst kan de gemeente investeren in trainingen voor het personeel op het gebied van de werking
van monitoringstools, het juridische kader en de duiding van online signalen. Een tweede mogelijkheid
is dat gemeenten investeren in analisten of specialisten om hier invulling aan te geven. Een derde en
14
Rathenau Instituut 2021.
15
Bantema e.a. 2021, p.72-73.
16
Zie bijvoorbeeld: https://www.nh-sv.nl/kennisbank/cyber/project-online-orde
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 26
mogelijk goedkoper alternatief is dat gemeenten meer investeren in de afstemming en meer
intergemeentelijke samenwerking met andere partijen die een bijdrage kunnen leveren aan de online
signalering. Dat laatste is niet onverstandig gezien de capaciteit die online signalering kan vragen van
de gemeentelijke organisatie. Natuurlijk zijn er ook combinaties van bovenstaande mogelijkheden
mogelijk.
5.5 Ontwikkel ook online interventies
Uit het onderzoek blijkt dat gemeenten vooral fysieke (achteraf) interventies inzetten. In veel gevallen
blijkt dat, afgaande op de gesprekken in de focusgroepen, effectief. Toch hoort er een gepaste
winstwaarschuwing bij de huidige werkwijze. Gemeenten lijken sterk te leunen op het ‘uit de
anonimiteit’ halen van online aanjagers en het voeren van een fysiek gesprek, maar wat als men niet
weet wie erachter zit? Het is niet ondenkbaar dat het steeds moeilijker wordt om te achterhalen wie
er achter berichten op sociale media zitten. Het kan ook voor komen dat in de toekomst berichten
vaker door technologie aangedreven worden en de mensgerichte fysieke aanpak buitenspel staat. Ook
de huidige ontwikkeling van juridische interventies die mogelijk online ingezet kunnen worden en die
op zijn minst waarde hebben als normerende interventies, zijn kwetsbaar voor de geschetste
ontwikkelingen. Gemeenten zouden er daarom, met het oog op de toekomst, goed aan doen meer
aandacht te besteden aan online interventies en te investeren in hun online communicatiestrategie.
Onder andere de burgemeesters zouden daarin een rol kunnen spelen. Hoe dan?
Uit het onderzoek ‘Niet bevoegd, wel verantwoordelijk’ blijkt dat burgemeesters terughoudend zijn
met online reageren op gepolariseerde discussies online.
17
Destijds waren er maar weinig
burgemeesters die aangaven dat ooit te hebben gedaan (32%) en ook weinig burgemeesters gaven
aan dat in de toekomst te willen doen (26%).
18
Het grootste bezwaar van burgemeesters was de vrees
om onderdeel van een online discussie te worden en zo niet boven de partijen te kunnen staan. Een
andere mogelijkheid, waarvan we inmiddels meerdere voorbeelden hebben gezien, is het in algemene
bewoordingen online reageren. Een groter deel van de burgemeesters vond dat destijds wel een goed
idee (54%), maar in de praktijk gaf een kleiner deel aan het ook ooit te hebben gedaan (35%).
19
Inmiddels zou dat percentage hoger kunnen liggen omdat in de Coronacrisis het gebruik van
onlinecommunicatie bijna onvermijdelijk is geweest. Een concreet voorbeeld van effectieve online-
communicatie (in de zin dat er positief of gereageerd werd) is de wijze waarop burgemeester
Aboutaleb (Rotterdam) met een online videoboodschap reageerde op de avondklokrellen ‘zijn jullie nu
trots’. Dit is een duidelijk voorbeeld van een online burgervader die een moreel appel doet op zijn
inwoners of in ieder geval een deel ervan. Een ander voorbeeld dat in de regio speelde betrof een
oproep om te gaan rellen in gemeente Velsen. De burgemeester van Velsen riep via een filmpje op
sociale media op om de rust te bewaren en niet te laten escaleren en kreeg ook veel bijval online.
Datzelfde onderzoek (Niet bevoegd, wel verantwoordelijk) leidde ook tot een aantal aanbevelingen
van crisiscommunicatie-experts aan burgemeesters.
20
Een eerste tip betreft de duiding: grijp alleen in
wanneer er een duidelijke relatie is met openbare orde en veiligheid. Door online te reageren op
incidenten zorg je volgens de experts in sommige gevallen voor een grotere escalatie. Maar er zijn ook
andere manieren om de kracht van sociale media te benutten zonder online te reageren.
17
Bantema e.a. 2020, p. 102.
18
Idem.
19
Bantema e.a. 2020, p.102-103.
20
Dit zijn o.a. Wouter Jong en Marco Zanoni.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 27
Burgemeesters kunnen dat bijvoorbeeld doen door fysieke bezoeken in de gemeente te combineren
met online zichtbaarheid (laten zien dat de burgemeester ter plekke was). Door de experts wordt ook
verwezen naar de kracht van sociale media Onder andere Twitter is volgens hen functioneel voor het
snel bereiken van alle klassieke media. Een andere waardevolle tip betreft het online reageren. Experts
geven aan dat het niet reageren op online onrust ook een interventie is en in veel gevallen in hun ogen
een verstandige interventie. Een risico van onlinecommunicatie is dat wanneer burgemeesters
beginnen met online reageren er geen weg terug meer is en de opschaalmogelijkheden weg zijn. Als
algemene tip wordt nog aan bestuurders meegegeven dat online communicatie wel bij je moet passen.
Wanneer het niet bij bestuurders past zal dat invloed hebben op de geloofwaardigheid en de
effectiviteit van die communicatie.
Recentelijk kwam ook BZK met een handreiking waarin bestuurders handvaten krijgen aangereikt die
ze kunnen gebruiken bij het herkennen en ontkrachten van desinformatie.
21
Desinformatie kan leiden
tot ordeverstoringen. Voor dit rapport wordt alleen ingegaan op de tips die gaan over hoe je
desinformatie als bestuurder kunt ontkrachten en waar je op moet letten als je reageert. Terecht wordt
gesteld dat een eventuele reactie soms niet het gewenste effect heeft en de effecten van
desinformatie groter maakt. Zeker als het gaat om content die juist bedoeld is om aandacht te
genereren. Reageren op desinformatie is vaak het ontkrachten of tegenspreken van een bericht, maar
hoe doe je dat?
Volgens de handreiking is een van de mogelijkheden om het bericht te ontkrachten via drie stappen.
Kern van die stappen is dat het herhalen en tegenspreken van desinformatie het waarheidsgevoel van
mensen versterkt. Hoe dan? Allereerst door de juiste feiten te presenteren, maar de desinformatie
niet te ontkennen. Een tweede stap is dat het desinformatiebericht eenmaal wordt herhaald om aan
te geven dat het bericht desinformatie is en wat er onjuist aan is met een zo goed mogelijke
onderbouwing. Bij de derde en laatste stap kan de juist informatie nogmaals herhaald worden. Omdat
desinformatie hardnekkig kan zijn wordt aanbevolen om de desinformatie op meerdere kanalen te
ontkrachten en deelbaar te maken.
5.6 Maak gebruik van bestaande (juridische) kennis
Uit het onderzoek kwam naar voren dat gemeenten niet altijd op de hoogte zijn van relevante
jurisprudentie. Naast juridische mogelijkheden biedt jurisprudentie soms ook
communicatiemogelijkheden aan de voorkant. Naast het verkennen van de grenzen van de
bevoegdheden door te proberen bevoegdheden online toe te passen zouden gemeenten en
burgemeesters er ook goed aan doen om kennis te nemen van de aanwezige jurisprudentie over het
tegengaan of aanpakken van openbare ordeverstoringen, waarbij internet een aanjagende rol speelt.
Uit Nederlandse rechtszaken rondom de Blokkeerfriezen
22
(Sinterklaasfeest Dokkum) en Project X2
Enschede
23
blijkt dat online oproepen tot verstoringen, hetzij duidelijk opruiend en met concreet te
verwachten of daadwerkelijk vastgestelde schade, niet onbestraft blijven. In beide zaken heeft er
strafrechtelijke vervolging plaatsgevonden voor onder andere de personen die online opriepen tot een
verstoring. Met deze gerechtelijke uitspraken kunnen burgemeesters en gemeenten hun voordeel
doen, door eventueel, indien nodig, inwoners die online aan opruiende of daaraan grenzende uitingen
21
Rijksoverheid 2022.
22
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 31 oktober 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9290, NJFS 2020/165. Zie ook HR
15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2020, NJ 2021/23.
23
Rechtbank Overijssel 4 oktober 2018, ECLI: NL:RBOVE:2018:3656.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 28
doen, daarop aan te spreken. Recentelijk kwam daar nog de casus Bodegraven bij, waarbij verspreiders
van complottheorieën zijn vervolgd en onder andere berichten via sociale media moesten verwijderen
van de rechter.
24
Momenteel zijn er ook gemeenten die een dwangsom hebben opgelegd voor online
opruiing en waar in de media is gesproken van een ‘digitaal gebiedsverbod’. Het is wachten op een
gerechtelijke uitspraak om te zien of de toegepaste juridische constructies standhouden. Momenteel
doet NHL Stenden Hogeschool in het onderzoek ‘APV 2.0’ een studie naar de mogelijkheden die de
APV biedt voor de bestuursrechtelijke aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen.
25
24
Rechtbank Den Haag 2 juli 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:6769.
25
Cyber Science Center 2021.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 29
Bronnenlijst
Bantema e.a. 2018
Bantema, W., S.M.A. Twickler, S.A.J. Munneke, M. Duchateau en Stol, W. Handhaving van de openbare
orde door bestuurlijke maatregelen in een digitale wereld. Den Haag: Sdu (reeks Politie en Wetenschap,
nr. 103) 2018.
Bantema e.a. 2020
Bantema, W., Westers, S. en Munneke, S. Niet bevoegd, wel verantwoordelijk? Handhavings-
mogelijkheden bij online aangejaagde ordeverstoringen. Den Haag: Boom bestuurskunde 2020.
Bantema e.a. 2021
Bantema, W., Westers, S., Hoekstra, M., Herregodts, R., en Munneke, S. Black box van gemeentelijke
online monitoring. Een wankel fundament onder een stevige praktijk. Den Haag: Sdu (reeks Politie en
Wetenschap) 2021.
Cyber Science Center 2021
APV 2.0 Geraadpleegd via: https://cybersciencecenter.nl/onderzoek/apv-20/
Rathenau Instituut 2021
Huijstee, M., van Nieuwenhuizen W., Sanders, M., Masson, E., van Boheemen. Online ontspoord
Een verkenning van schadelijk en immoreel gedrag op het internet in Nederland. Den Haag: 2021.
Rijksoverheid 2022
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Handreiking omgaan met desinformatie.
Den Haag: 2022.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 30
Bijlage 1. Vraagstelling verkennende vragenlijsten
1. Welke voorbeelden van mogelijke online aangejaagde ordeverstoringen hebben
plaatsgevonden of vinden plaats binnen uw gemeente? Online aankondiging of onrust
rondom: (Meerdere antwoorden mogelijk)
2. Houdt uw afdeling op handen zijnde online ordeverstoringen online in de gaten?
3. Voor welke afdeling werkt u?
4. Bij welke andere afdeling(en) worden online aangejaagde ordeverstoringen binnen uw
gemeente gesignaleerd? (Meerdere antwoorden mogelijk)
5. Op welke wijze houdt uw gemeente deze (mogelijke) online aangejaagde ordeverstoringen in
de gaten? Denk aan: tools, zoeken op trefwoorden, privéaccounts, etc. Geef een korte
omschrijving.
6. Heeft uw gemeente een Functionaris Gegevensbescherming in dienst die betrokken is bij het
signaleren van online signalen?
7. Zijn er actuele voorbeelden waarbij uw burgemeester of gemeente heeft ingegrepen bij
online aangejaagde ordeverstoringen? Kunt u een succesvolle interventie beschrijven? En
een minder succesvolle?
8. Weet u welke bestuurlijke interventies uw gemeente kan inzetten wanneer het gaat om
online aangejaagde ordeverstoringen?
9. Welke uitdagingen komt u tegen bij de aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen?
10. Ik bezoek voor mijn gemeentelijke werkzaamheden wel eens de sociale media van
individuele inwoners of groepen inwoners;
11. Als gemeente moet je ook in online besloten groepen (sociale media/fora) kunnen;
12. Ik weet wat ik wel en niet mag doen bij het online signaleren van online aangejaagde
ordeverstoringen;
13. Mijn gemeente zou meer aandacht moeten besteden aan de signalering van online
aangejaagde ordeverstoringen;
14. Gemeenten zouden meer online moeten interveniëren;
15. Ik vind dat gemeenten te weinig bestuurlijke interventiemogelijkheden hebben als het gaat
om het aanpakken van online aangejaagde ordeverstoringen;
16. Mijn gemeente is transparant over de wijze waarop wordt omgegaan met online signalen
17. Als we u uit willen nodigen voor een focusgroep, wat is dan uw e-mailadres?
18. Als wij over deze onderwerpen met uw gemeente verder willen spreken, wie zouden wij in
ieder geval moeten spreken of interviewen?
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 31
Bijlage 2. Vraagstelling focusgroepen
1. Introductie over onderzoek
Doel van het onderzoek
Opbouw van het interview
Verwerking gegevens en anonimiteit
2. Zicht op online aangejaagde ordeverstoringen 
Zijn er gemeentelijke voorbeelden?
Is het kennis nemen van online signalen een gemeentetaak? 
Kijkt uw gemeente (actief?) naar online signalen van ordeverstoringen?
Hoe vangt uw gemeente die online signalen op? 
Welke gemeentelijke afdelingen/medewerkers/externe partijen zijn betrokken bij het
opvangen van de signalen?
Welke uitdagingen/dilemma’s ervaart de gemeente bij de taakuitvoering? 
3. Hoe wegen gemeenten online informatie? (Bestuurlijke acties)
Wie bepaalt in uw gemeente wat er met een opgevangen online signaal gebeurt?
Welke stappen onderneemt uw gemeente na waarneming van een online signaal? Verschilt
dit per signaal?
Welke partijen (intern/extern) zijn betrokken in de transitie van het opvangen van signalen
naar een eventuele bestuurlijke actie? 
Zijn er voorbeelden van acties die uw gemeente zoal onderneemt?
Wie bepaalt welke actie wordt ingezet?
4. Welke (online) interventies worden ingezet 
Welke interventies zijn ingezet naar aanleiding van online signalen? 
Heeft de gemeente ook ervaring met online interventies? 
Welke interventies zijn succesvol en welke minder succesvol? Wat zijn de werkzame
elementen? 
Welke partijen zijn betrokken? 
Worden interventies afgestemd op het soort casus of soort doelgroep? 
Worden casussen achteraf geëvalueerd?
Zijn jullie bekend met Project X2 Enschede en casus Bodegraven? (leren van
jurisprudentie/toepassen in communicatie-strategie).
5. Enkele algemene stellingen (over positie gemeente)
Het is goed dat gemeentelijke medewerkers gebruik maken van hun eigen sociale media om
te kijken wat er online speelt.
Gemeenten moeten ook in besloten groepen/forums kunnen kijken wat er online speelt. 
Gemeentelijke medewerkers hoeven niet altijd online herkenbaar te zijn wanneer zij in
online groepen/sociale media voor de5. openbare orde kijken wat er speelt.
Gemeenten moeten niet teveel openheid geven over hoe zij online informatie verzamelen
over (dreigende) ordeverstoringen.
Gemeenten moeten meer/vaker online interventies inzetten om online aangejaagde
ordeverstoringen te voorkomen (wat dan/hoe dan).
Burgemeesters moeten ook vaker online stelling nemen als er online signalen zijn van een
dreigende ordeverstoring.
Rapportage Noord-Holland Samen Veilig 32
Bijlage 3. Overzicht focusgroepen
Tabel 2: Focusgroepen binnen de regio NHSV
Datum
Gemeente
9 september
Schagen
13 september
Den Helder
15 september
Koggenland
16 september
Purmerend
22 september
Heemskerk
23 september
Heemstede
6 oktober
Zaanstad
19 oktober
Alkmaar
10 november
SED
14 december
Politie (digitale wijkagenten uit diverse basisteams)
Tabel 3: Focusgroepen buiten de regio NHSV
Datum
Gemeente
11 oktober
Leiden
28 oktober
Asten/Someren
4 november
Amsterdam
9 december
Rotterdam
... Daarna hebben (sociale) media een aanzuigende werking, die vrijwel oncontroleerbaar is en waar geen kruid meer tegen gewassen is. Tot die tijd is er wel ruimte om in te grijpen (Bantema et al., 2021;Vries & Bantema, 2022;Bantema, 2022). ...
Article
Full-text available
Ongeloof en onbegrip overheersen als in de zomer van 2020 in de Haagse Schilderswijk en het Utrechtse Kanaleneiland rellen uitbreken. Net als in de dagen na de 'avondklokrellen', als het tussen 23 en 27 januari 2021 onrustig is in 21 Nederlandse steden. Of toen in Rotterdam op 19 november 2021 een kleine demonstratie omsloeg in een grootschalige 'orgie van geweld'. Op de ene plek gaat het er harder aan toe dan op de andere: scherper geweld, vernielingen en soms plunderingen, confrontaties met de politie. In het nieuws domineert die rauwe kant. Nederland reageert afkeurend. Zien wat er achter maatschappelijke onrust, ordeverstoringen en rellen zit, is niet zo simpel. Hoe reconstrueer je dat gelaagde verhaal? En hoe vertel je 't vervolgens op een samenhangende manier? Er bestaat verschil tussen wat iemand in een bepaalde situatie waarneemt ('feiten') en hoe iemand die situatie ervaart ('perceptie'). Bij het onderzoeken van een subjectief beleefd, situationeel gekleurd fenomeen als onrust (die escaleert in ordeverstoringen) is dat onderscheid belangrijk. Wat voor de een bedreigend en gewelddadig is, ervaart de ander als een noodzakelijke demonstratie van ongenoegen, en weer een ander als sensatie in de stad. Maatschappelijke onrust is een gelaagd fenomeen. Soms is er scherpte, duiken complotten op die met een dwingende maar zeker niet altijd onbegrijpelijke logica van argumenten mensen onrustig maken. Soms is het meer een moeilijk te ontwarren kluwen van allerlei observaties die mensen kennelijk bang en boos maken. Wie die gelaagdheid niet ziet, mist de bronnen van onrust in de samenleving en loopt daarmee het risico de plank mis te slaan in een zoektocht naar oplossingen voor conflicten.
... Als de ongeregeldheden echt begonnen zijn en mensen online 'live gaan' en verslag doen (ook in combinatie met de liveblogs van traditionele media, zoals de NOS en Omroep Brabant tijdens de 'avondklokrellen' in de vier gemeenten), dan hebben (sociale) media een aanzuigende werking, die vrijwel oncontroleerbaar is en waar geen kruid meer tegen gewassen is. Tot die tijd is er wel ruimte om in te grijpen (Bantema et al., 2021;Vries & Bantema, 2022;Bantema, 2022). Zolang professionalsvanuit politie, handhaving, jeugd-en jongerenwerk c.a. -aan de online voorkant kunnen blijven, is het dikwijls mogelijk om de angel eruit te halen. ...
Technical Report
Full-text available
This research describes the backgrounds of the disturbances in four North Brabant cities when the covid19-curfew was introduced on January 23rd, 2021. The aim of this research is to develop knowledge about starting points for preventing, or tackling (online-driven) public disorder. What factors caused things to get out of hand in the covid19 context? Where does this dissatisfaction with national and local government policies come from? What explaines that dissatisfaction turns into public disorder in some cases (and not in others)? What are the early warning signals? What was the role of social media? Were many young people involved in the public disorder? Did we see 'unruly politics' in practice, political claim-making of new groups? Were the 'curfew riots' a new chapter in the evolution of public protest?
ResearchGate has not been able to resolve any references for this publication.