Content uploaded by Simon Aerts
Author content
All content in this area was uploaded by Simon Aerts on Jun 14, 2023
Content may be subject to copyright.
Didactica Classica Gandensia 2021 54 [ 75 ]
HOOFDSTUK 4
Per varia ad classica.
Klassieke grammatica herhalen en
remediëren met niet-klassieke teksten
Simon AERTS
4.1. Inleiding
Een vraag die men zich bij de nieuwe eindtermen voor het klassieke talenonderwijs in de
tweede graad zou kunnen stellen, is hoe we onze leerlingen niet-klassieke teksten kun-
nen voorschotelen op een moment waarop velen van hen zelfs de klassieke grammatica-
regels nog onvoldoende beheersen. De voornaamste doelstelling van dit hoofdstuk is
dan ook enerzijds om leerkrachten gerust te stellen dat het lezen van zulke teksten haal-
baar is voor leerlingen en anderzijds om hen te overtuigen van de meerwaarde van taal-
variatie bij het afbakenen van de norm. Een centraal uitgangspunt daarbij in onze uit-
eenzetting is het feit dat taal altijd een natuurlijk gegeven is, of tenminste ooit geweest
is voor haar sprekers: het Latijn werd net als het Nederlands ooit gebruikt om op een
eenvoudige en effectieve manier communicatie in alle domeinen van het menselijke
bestaan tot stand te brengen. Dat Marcus-met-de-pet in de 1ste eeuw v.C. geen brood
bestelde met Ciceroniaanse volzinnen is tegenwoordig gelukkig een evidentie, maar we
moeten ook beseffen dat het Latijn net als alle talen mee-evolueerde met zijn tijd en met
de veranderende noden van haar sprekers. We kunnen dus net zomin de geschoolde
6de-eeuwse Gregorius van Tours verwijten dat hij ‘zijn Latijn niet kent’ als we onszelf
kunnen verwijten dat we niet meer zoals Joost van den Vondel schrijven.
Als dode taal heeft het Latijn zijn norm toegewezen gekregen in de ‘klassieke’ variant
van Cicero, Caesar, Vergilius en hun tijdgenoten. In het vak Grieks krijgen onze leerlin-
gen ook enkel de grammatica onderwezen van het Klassieke Attisch dat we kennen van
Xenophon, de tragedies en Thucydides. Nochtans vinden we het op taalkundig vlak
geen probleem om de Grieken al in het vierde jaar het Nieuwe Testament en Herodotus
te laten lezen. Akkoord, we geven hen bijvoorbeeld voor die laatste een lijstje met
latijn.anders.book Page 75 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Simon AERTS
Didactica Classica Gandensia 2021 54[76]
‘Ionisch Taaleigen’ zodat ze niet zouden struikelen over zijn talige eigenaardigheden.
We vinden het tijdens de eerste lectuurlessen vaak een goede oefening wanneer ze voor
een Ionische vorm de Attische variant moeten geven. Na enkele lessen is zelfs dat niet
meer nodig. Waarom zijn we dan minder geneigd om in het vak Latijn iets te lezen dat
geen Klassiek Latijn is? Vaak zijn die teksten en hun zinnen syntactisch veel minder
complex dan het sterk gestileerde Latijn van Cicero en Caesar. Na een halve les ‘Laatla-
tijns taaleigen’ kunnen onze leerlingen klaar zijn om allerlei spannende en leerrijke ver-
halen te lezen die ze misschien al kennen uit de lessen godsdienst (bv. heiligenlevens), de
lessen geschiedenis (bv. Clovis), of hun eigen culturele achtergrond (bv. Sint-Maarten).1
In dit hoofdstuk gaan we het vooral hebben over de meerwaarde van zulke teksten voor
de taalstudie. In vier onderdelen geven we een aanzet met bijhorende illustratie mee
voor vier verschillende benaderingswijzen van ons centrale thema: hoe kunnen we in het
vak Latijn vanaf de tweede graad niet-klassieke teksten gebruiken om, aan de hand van
expliciete oppositie van hun taalgebruik met de klassieke norm, de taalkennis van onze
leerlingen bij te schaven en ook hun gevoel voor taalvariatie en register aan te zwenge-
len? Eerder dan uitvoerig uitgewerkte voorbeelden en lespakketten bieden we leerkrach-
ten klassieke talen denkpistes aan om op zoek te gaan naar teksten die alvast taalkundig
interessant kunnen zijn.
4.2. Verenigd in hun strijd: leerlingen Latijn door de eeuwen
heen
Dat onze leerlingen het al eens moeilijk hebben met het verwerven van de klassieke
grammaticaregels, is herkenbaar en ook wel begrijpelijk. Wanneer we hen de gekende
canonieke teksten laten lezen, die net door hun complexiteit en kunstige stilering
terecht die status verworven hebben, moeten we accepteren dat ze in zekere zin de strijd
moeten aangaan met het Latijn om het te kunnen doorgronden. Onze leerlingen staan
daarin ook helemaal niet alleen: al sinds de postklassieke periode vinden we bronnen
terug waaruit blijkt dat studenten Latijn uit die tijd problemen hadden met het begrij-
pen van de klassieke teksten. Denk maar aan de grammaticale tractaten waarin wordt
voorgeschreven hoe men de Latijnse taal correct moest gebruiken, alsook de commen-
taren op klassieke auteurs als Vergilius. Dankzij bijvoorbeeld de In Vergilii Aeneidem
commentarii van de grammaticus Servius, die we rond het jaar 400 moeten situeren,
konden de op dat moment 400 jaar oude teksten van Vergilius opnieuw ten volle begre-
1Over Sint-Martinus is trouwens een lessenreeks te vinden op het Nederlandse, vakdidactische portaal
Quamlibet: https://www.quamlibet.nl/lessenreeksen/martinus-van-tours/. Na gratis registratie kan
je het pakket downloaden.
latijn.anders.book Page 76 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Hoofdstuk 4. Klassieke grammatica herhalen en remediëren met niet-klassieke teksten
Didactica Classica Gandensia 2021 54 [ 77 ]
pen worden. Zonder dergelijke begeleiding kunnen Britse scholieren vandaag de dag
trouwens ook niet zomaar de gedichten van Shakespeare begrijpen.
Anderzijds was het Latijn niet de enige, en ook niet de meest verspreide taal in de antie-
ke wereld. Jonge mannen uit Griekstalig gebied die zich wilden opwerken in de Romein-
se samenleving, moesten zich wel het Latijn eigen maken. In die context kunnen we ook
verschillende bronnen plaatsen waaruit duidelijk wordt hoe Griekstaligen Latijn stu-
deerden in de oudheid zelf. Ik verwijs daarbij graag naar het boek van Eleanor Dickey,
Learning Latin the Ancient Way (2016); de passage hieronder heb ik overgenomen uit
haar voorbeelden van colloquia. Dat zijn, naar haar woorden, tweetalige dialogen
(Grieks-Latijn) en vertellingen die bedoeld waren om jonge kinderen Latijn te leren als
tweede taal. Om de authenticiteit van deze schooloefeningen te ‘vertalen’ naar de 21ste
eeuw, heeft zij de Griekse vertaling vervangen door een Engelse versie, die ik hier over-
neem. Zoals mag blijken uit het fragment, vindt ook de inhoud van dergelijke teksten
gemakkelijk aansluiting bij de leefwereld van leerlingen in de tweede graad.2
2Dit fragment komt uit het Colloquium Harleianum. Voor meer informatie over deze tekst, zie Dickey
(2012-15: II. 3-80).
4a ‘Ave, domine
praeceptor; bene tibi sit.
‘Hello, sir
teacher; may it be well for you.
4b ab hodie studere
volo.
From today
I want to work hard.
4c rogo te ergo,
doce me Latine
loqui.’
So please
teach me to speak Latin.’
4d ‘Doceo te,
si me attendas.’
‘Ecce, attendo.’
‘I (shall) teach you,
if you pay attention to me.’
‘Look, I’m paying attention.’
4e ‘Bene dixisti,
ut decet
ingenuitatem tuam.
‘You have spoken well,
as befits
your free birth.
5a porrige mihi, puer,
manuale.
Hand me, boy,
the book-stand.
5b cito ergo
porrige librum, revolve,
So, quickly
hand (me) the book, turn (to the right place),
5c lege
cum voce,
aperi
os, computa.
read
aloud,
open
your mouth, count.
5d modo bene fac
locum,
ut scribas dictatum.’
Now mark well
the place,
so that you may write an exercise.’
latijn.anders.book Page 77 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Simon AERTS
Didactica Classica Gandensia 2021 54[78]
Het gaat immers om taalgebruik dat voor de leerlingen praktisch kon zijn, zoals
opdrachten krijgen en uitvoeren in een klascontext, maar ook naar de markt of de ther-
men gaan, ruziemaken met leeftijdsgenoten, of een zieke vriend bezoeken. Zoals je kan
zien, bevat elke context zijn typische grammaticale fenomenen: hier zijn het bijvoor-
beeld imperatieven maar ook de conjunctief in de bijzin, andere fragmenten bevatten
veel verschillende perfectumvormen in allerlei vormen. In de verzameling teksten van
Dickey (2016) kan ieder van ons dus wel iets vinden om bepaalde onderwerpen in de
taalstudie ‘in context’ te laten oefenen of herhalen. De eenvoud op syntactisch niveau en
de ontspannen alledaagsheid maken het voor de leerlingen alleen maar extra aangenaam.
Voor een wat ouder publiek bestonden er in de oudheid zoals reeds gezegd ook gramma-
ticale tractaten, waarbij sprekers van het Latijn gewaarschuwd werden voor onbehoor-
lijk taalgebruik. Behalve de inhoud, die natuurlijk in het geval van bepaalde grammati-
cale items relevant kan zijn, kan ook de taal waarmee de grammaticus zijn lezers onder-
richt interessant zijn als lectuur voor onze leerlingen. Het didactische register is
opnieuw relatief toegankelijk en bevat tal van vormen die in canonieke verhalen over
grootse gebeurtenissen zelden voorkomen. Grappig wordt het bovendien wel eens wan-
neer de grammatici er zelf niet in slagen om de theorie die ze op dat moment aan het uit-
leggen zijn, correct toe te passen. In de volgende passage uit het werk van de 5de-eeuwse,
Noord-Afrikaanse grammaticus Pompeius, opgenomen in James Adams’ Social Varia-
tion and the Latin Language (2013: 365), blijkt het publiek van de auteur nood te heb-
be n aan d uidel ijk e rege ls voo r de vorm w aarin het vo orw erp me t rol v ergel ijk ing bi j com-
paratieven kan voorkomen.
conparatiuus gradus iungitur tribus casibus […] tu scire debes
quoniam uere tribus iungitur casibus, ablatiuo, septimo et nomi-
natiuo interposita particula ‘quam’. ablatiuo iungitur, <‘doctior
ab illo’; septimo> ‘doctior illo’; nominatiuo, ‘doctior hic quam
ille’, sed scire debes quod hodie in usu habemus septimo uti; non
debemus aut ablatiuo aut nominatiuo. ‘doctior illo’ debeo dicere,
non aut ‘doctior ab illo’ aut ‘doctior quam ille’. si uis iterum adsu-
mere aliquid, ad licentiam potes uti et nominatiuo, ‘doctior hic
quam ille’. frequenter debes uti septimo ad usum. (GL V. 157.20-
8).
De vergrotende trap wordt verbonden aan drie naamvallen […]
Je moet weten dat hij werkelijk verbonden wordt aan drie naam-
vallen, de ablatief, de zevende, en de nominatief met het tussen-
gevoegde partikel quam. Aan de ablatief wordt hij verbonden in
doctior ab illo, aan de zevende naamval in doctior illo, en aan de
nominatief in doctior hic quam ille. Maar je moet weten dat we
vandaag in gebruik hebben om de zevende naamval te gebruiken.
latijn.anders.book Page 78 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Hoofdstuk 4. Klassieke grammatica herhalen en remediëren met niet-klassieke teksten
Didactica Classica Gandensia 2021 54 [ 79 ]
We mogen noch de ablatief of de nominatief gebruiken. Ik moet
doctior illo zeggen, niet doctior ab illo of doctior quam ille. Als je iets
opnieuw wil opnemen, kan je bij uitzondering ook de nominatief
gebruiken, doctior hic quam ille. Je moet regelmatig de zevende
naamval gebruiken volgens het gebruik.
Dat er nood is aan zijn eigen regel – als hij tenminste gelijk heeft – blijkt uit zijn eigen
gebruik van de ablatief met het voorzetsel ab, nochtans de enige vorm die onder geen
geval mocht gebruikt worden, in 155.5-6: utique quo modo positiuus paululum significat,
conparatiuus plus a positiuo, superlatiuus plus a conparatiuuo, ita […]. Hij laat in zijn
beschrijving van het voorwerp van vergelijking immers wel de mogelijkheid open om, in
bepaalde omstandigheden, de vorm met quam te gebruiken. Dat was dan ook de meest
gangbare constructie in de spreektaal van zijn tijd, zoals blijkt uit de doorwerking ervan
in de verschillende Romaanse talen (bv. Fr. plus grand que, It. più grande che …). Dat hij
desondanks de literaire versie met de ablatief aanbeveelt, getuigt van het gangbare con-
servatisme bij dergelijke laatantieke grammatici. Logisch, natuurlijk, als je bedenkt dat
het deels hun doel was om hun lezers klaar te stomen om de klassieke auteurs te lezen.
In elk geval kunnen we met zulke illustraties ook wel met onze leerlingen werken aan de
eindtermen rond (reflectie over) taalsystemen en taalverandering. Ik geef grif toe dat de
inhoud van fragmenten als deze betrekkelijk droge kost zijn voor tieners, en meer dan
een plek in een kleine bloemlezing hoeven grammaticale traktaten niet meteen in te
nemen. Toch kan het voor hen ook wel motiverend werken om hun eigen leerproble-
men gereflecteerd te zien in historische teksten. Bovendien bieden zulke (authentieke)
fragmenten een focus op concrete struikelblokken in de taalstudie waarvoor wij in de
21ste eeuw denken canonieke teksten te moeten herschrijven. Dat blijkt dus vaak een
onnodige kunstmatigheid als we gebruik maken van de bestaande historische vaklitera-
tuur.
4.3. Inscripties uit vervlogen tijden: herhaling van
morfologie
De laatantieke schooloefeningen en grammaticale tractaten uit het vorige onderdeel
bevatten weinig afwijkingen van het Klassieke Latijn waarmee onze leerlingen ver-
trouwd zijn. Anders is het bij inscripties uit de archaïsche periode, waarin het Latijn nog
niet gestandaardiseerd was maar toch in vele gevallen herkenbaar overkomt. Zulke tek-
sten komen in de huidige lespraktijk en handboeken Latijn wel degelijk al vaak aan bod,
maar ook dat is dus diachronie: terugkeren naar een vroeg stadium van het Latijn om zo
inzichten mee te geven over taalontwikkeling. Opnieuw betreft het zelden teksten met
latijn.anders.book Page 79 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Simon AERTS
Didactica Classica Gandensia 2021 54[80]
ingewikkelde syntaxis, dus kunnen onze leerlingen hun aandacht volledig schenken aan
de afwijkende woordvormen. Als voorbeeld kunnen we de Elogia Scipionum aanhalen,
twee grafinscripties over leden van de familie Scipio. We beperken ons hier even tot het
grafschrift voor Scipio Barbatus, voorzien van een transcriptie in Klassiek Latijn waarin
de woorden vetgedrukt staan die afwijkingen vertonen in de 3de-eeuwse, archaïsche
tekst.
CORNELIVS·LVCIVS SCIPIO·BARBATVS
GNAIVOD·PATRE·PROGNATVS FORTIS·VIR·SAPIENSQVE
QVOIVS·FORMA·VIRTVTEI PARISVMA·FVIT
CONSOL CENSOR·AIDILIS QVEI·FVIT·APVD·VOS
TAVRASIA·CISAVNA SAMNIO·CEPIT
SVBIGIT·OMNE·LOVCANAM OPSIDESQVE·ABDOVCIT
Cornelius Lucius Scipio Barbatus,
Gnaeo patre prognatus, fortis vir sapiensque,
cuius forma virtuti parissima fuit,
Consul, Censor, Aedilis, qui fuit apud vos;
Taurasiam Cisaunam Samnio cepit,
subigit omnem Lucaniam, obsidesque abducit.
Zoals de afwijkende vormen in deze zes verzen illustreren, kunnen dergelijke archaïsche
teksten gebruikt worden om de leerlingen te laten oefenen op morfologie en naamval-
len. Zo verwachten ze bij een vorm van par terecht een datief, maar moeten ze daarvoor
de vorm virtutei herschrijven naar de klassieke versie virtuti. Anderzijds kunnen ze met
deze verzen ook oefenen op de syntaxis van de naamvallen: de veroverde stad Taurasia
Cisauna heeft de functie van lijdend voorwerp, wat hen tot de correcte vorm Taurasiam
Cisaunam zou moeten leiden. We kunnen met andere woorden onze leerlingen actief
laten nadenken over de ‘correcte’ – en dan bedoelen we nu eenmaal ‘klassieke’ – schrijf-
wijze en syntaxis door hen in aanraking te laten komen met vormen die die regels niét
volgen. Verschillende leerkrachten vinden de Latijnse tekst op het Tapijt van Bayeux
hiervoor een dankbare bron: die bevat niet alleen heel wat taalkundig interessante afwij-
kende vormen, maar is ook omwille van de visuele aantrekkelijkheid populair bij onze
leerlingen.3
3In een andere bijdrage in deze bundel gaat Bert Gevaert dieper in op het gebruik van het Tapijt van
Bayeux in de klas.
latijn.anders.book Page 80 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Hoofdstuk 4. Klassieke grammatica herhalen en remediëren met niet-klassieke teksten
Didactica Classica Gandensia 2021 54 [ 81 ]
4.4. ‘Laatlatijns Taaleigen’: tips & tricks voor het lezen van
laatantieke teksten
In het voorgaande onderdeel kwam omwille van de teksttypes vooral morfologische
leerstof aan bod. Als we daar ook syntactische leerstof zoals de leer van bijzinnen, werk-
woordstijden en wijzen bij willen betrekken, moeten we uitwijken naar meer verhalende
teksten zoals geschiedschrijving. Een veel gelezen auteur in dat verband is Gregorius van
Tours, een 6de-eeuwse bisschop die leefde in het geromaniseerde rijk van de Franken,
onder de Merovingische nazaten van Clovis. De verhalen in zijn Tien boeken geschiede-
nis werden door latere uitgevers vooral gezien als een Geschiedenis van de Franken, maar
zelf had hij een geschiedenis voor ogen van zijn – christelijke – wereld. Hij beschrijft
(burger)oorlogen, maar ook rampen, natuurverschijnselen, heiligenlevens en verhalen
rond kloosters.
Taalkundig gezien is het interessant dat Gregorius een kind van zijn context was: als
Gallo-Romeinse aristocraat had hij een klassieke opvoeding genoten, maar zijn taal
bevat ook veel van de typische kenmerken van (de Gallische variant van) het Laatlatijn.
Ondanks de afwijkingen van het Klassiek Latijn zijn zijn verhalen door zijn eenvoudige
vertelstijl – of sermo rusticus, zoals hij het zelf noemt – bijzonder goed leesbaar. Om
dezelfde reden wordt ook in het vak Grieks Herodotus reeds in het vierde jaar gelezen,
ondanks dezelfde soort afwijkingen van het gekende Attisch. Als onze leerlingen Grieks
voldoende hebben aan een blaadje ‘Ionisch Taaleigen’ voor de lectuur van Herodotus,
moet de lectuur van Laatlatijnse teksten ook wel lukken met een eenvoudig lijstje van
typische veranderingen ten opzichte van het Klassiek Latijn. De lijst die als bijlage na dit
hoofdstuk wordt meegegeven omvat enkele van de belangrijkste kenmerken van Volks-
en Laatlatijn samengevat door James Adams in Late Latin (2011: 263-281) en door
James Clackson in The Social Dialects of Latin (2011: 519-525). We geven ook even
mee dat wie graag middeleeuwse teksten wil lezen in de les Latijn, dergelijke informatie
kan vinden in Keith Sidwells Reading Medieval Latin (1995) of in Medieval Latin: An
Introduction and Bibliographical Guide van Mantello en Rigg (1996). Voor Neolatijnse
teksten geldt dan weer vaak dat de spelling in sterke mate opnieuw de norm van het
Klassiek Latijn volgt. Zoals we echter in het volgende onderdeel zullen zien, is het vooral
de syntaxis die afwijkt van de klassieke norm, maar net daardoor wel heel dicht in de
buurt komt van wat onze leerlingen gewoon zijn vanuit de moderne talen.
Met zo’n hulpmiddel in de aanslag wordt het begrip van de taal van een auteur als
Gregorius van Tours perfect haalbaar voor leerlingen. Na enige gewenning zullen ze
bovendien de relatief eenvoudige syntaxis en grote leesbaarheid kunnen appreciëren in
deze vorm van het Latijn, die veel dichter bij de moderne talen staat wat zaken zoals
latijn.anders.book Page 81 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Simon AERTS
Didactica Classica Gandensia 2021 54[82]
woordvolgorde en onderschikking betreft. Bovendien moeten we ons misschien ook
afvragen of ‘afwijkingen’ inzake spelling en morfologie wel zo’n groot struikelblok vor-
men voor onze leerlingen, die vaak de klassieke vorm ook niet meteen zouden weten.
Leerkrachten Grieks herkennen zulke situaties misschien wel, waarin bv. een leerling
perfect weet welke soort bijzin ὅκως bij Herodotos kan inleiden zonder helemaal correct
te kunnen antwoorden op de vraag wat de Attische vorm van dat voegwoord is. We hoe-
ven met andere woorden niet altijd alles als een probleem te benoemen in de klas; tekst-
begrip is uiteindelijk het doel.
Samen met de vaak meer herkenbare inhouden kan deze leesbaarheid ongetwijfeld
zorgen voor een aangenamere leeservaring. Heel wat van onze leerlingen Grieks voelen
zich comfortabeler bij de verhalen van Herodotus dan bij de ingewikkelde volzinnen in
Thucydides’ grafrede van Pericles. Om even te illustreren wat voor verhalen en anekdo-
tes het werk van Gregorius van Tours omvat, heb ik hieronder een fragment geciteerd
waarin Gregorius vertelt over de ruzie tussen de inwoners van Tours en Poitiers over het
recht om Sint-Maarten in de eigen stad te mogen begraven.4 Behalve een ietwat (k)luch-
tige sfeer bevat de tekst ook enkele (vetgedrukte) vormen die afwijken van het Klassiek
Latijn.
4De Latijnse tekst (Greg. Tur. Hist. 1, 48) is overgenomen uit de editie van Krusch & Levison (1951),
de vertaling is die van Fik Meijer (1994).
Arcadi vero et Honori secundo
imperii anno sanctus Martinus
Turonorum episcopus, plenus
virtutibus et sanctitate, prae-
bens infirmis multa beneficia,
octuaginsimo et primo aetatis
suae anno, episcopatum autem
vicissimo sexto, apud Condat-
insem diocisis suae vicum exce-
dens a saeculo, filiciter migravit
ad Christum. Transiit autem
media nocte, quae dominica
habebatur, Attico Caesarioque
consolibus. Multi enim in eius
transitum psallentium audie-
runt in caelum, quod in libro
virtutum eius primo plenius
exposuemus.
[48] In het tweede jaar van de regering
van Arcadius en Honorius verliet de
heilige Martinus, bisschop van Tours,
die talrijke wonderen had verricht, vol
was van heiligheid en veel goeds had
gedaan voor de zieken, op eenentach-
tigjarige leeftijd in het zesentwintigste
jaar van zijn episcopaat in Candes, een
dorp van zijn diocees, de wereld en
keerde gelukzalig naar Christus terug.
Hij stierf op een zondag, midden in de
nacht, tijdens het consulaat van Atti-
cus en Caesarius. Toen hij overleed,
hoorden velen in de hemel psalmge-
zang, zoals ik in het eerste boek over
zijn wonderen uitvoerig heb beschre-
ven.
latijn.anders.book Page 82 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Hoofdstuk 4. Klassieke grammatica herhalen en remediëren met niet-klassieke teksten
Didactica Classica Gandensia 2021 54 [ 83 ]
Nam cum primitus sanctus Dei
apud Condatinsem, ut dixe-
mus, vicum aegrotare coepisset,
Pectavi populi ad eius transitum
sicut Toronici convenerunt.
Quo migrante, grandis alterca-
tio in utrumque surrexit popu-
lum. Dicebant enim Pectavi:
‘Noster est monachus, nobis
abba extetit, nos requiremus
commendatum. Sufficiat vobis,
quod, dum esset in mundo epis-
copus, usi fuistis eius conlo-
quium, participastis convivio,
firmati fuistis benedictione-
bus, insuper et virtutibus iocun-
dati. Sufficiant ergo vobis ista
omnia, nobis liciat auferre vel
cadaver exanimum’. Ad haec
Toronici respondebant: ‘Si vir-
tutum nobis facta sufficere dici-
tis, scitote, quia vobiscum posi-
tus amplius est quam hic opera-
tus. Nam, ut praetermittamus
plurimum, vobis suscitavit duos
mortuos, nobis unum; et, ut
ipse saepe dicebat, maior ei vir-
tus ante episcopatum fuit, quam
post episcopatum. Ergo necesse
est, ut, quod nobiscum non in-
plevit vivens, expleat vel defunc-
tus. Vobis est enim ablatus, no-
bis a Deo donatus. Virum si
mus antiquitus institutus serva-
tur, in urbe qua ordenatus est
habebit Deo iubente sepul-
chrum. Certe si pro monasthi-
rio privilegio cupitis vindecare,
scetote, quia primum ei mo-
nasthirium cum Mediolaninsi-
bus fuit’. His ergo litigantibus,
sol ruente nox clauditur, cor-
pusque in medio positum, fir-
matis serra usteis, ab utroque
populo costoditur, futurum ut
mane facto a Pectavensibus
per violentiam aufereretur.
Op het moment dat deze heilige van
God ziek werd in Candes, zoals ik al
zei, stroomde het volk van Poitiers en
van Tours samen rond zijn sterfbed.
Na zijn dood ontstond er een grote
twist tussen beide steden. De inwo-
ners van Poitiers zeiden: ‘Hij was bij
ons als monnik, hij leefde bij ons als
abt, wij hebben hem alleen maar aan
jullie uitgeleend en nu willen wij hem
terughebben. Jullie moeten er tevre-
den mee zijn dat jullie, zolang hij als
bisschop in deze wereld leefde, heb-
ben genoten van zijn gezelschap, de
tafel met hem hebben gedeeld, door
zijn zegeningen zijn gesterkt en door
zijn wonderen zijn opgemonterd. Dat
moet voor jullie genoeg zijn, laat het
ons vergund zijn zijn ontzielde
lichaam mee te nemen.’ Hierop ant-
woordden de mensen van Tours: ‘Als
jullie beweren dat wij tevreden moe-
ten zijn met de wonderen die hij bij
ons verrichtte, moeten jullie goed
weten dat hij er bij jullie meer heeft
gedaan dan hier. Als we al zijn andere
wonderen buiten beschouwing laten,
heeft hij bij jullie twee doden tot leven
gewekt en bij ons slechts één. En zelf
placht hij altijd te zeggen dat voordat
hij bisschop was zijn wonderkracht
groter was dan daarna. Daarom moet
hij, nu hij is gestorven, voltooien wat
hij tijdens zijn leven bij ons niet heeft
afgemaakt. Hij is jullie door God afge-
nomen, ons is hij door God gegeven.
Als de gewoonte die lang geleden is
ingeburgerd gevolgd wordt, moet hij
volgens Gods wil daar worden begra-
ven waar hij was gewijd. Als jullie zijn
lichaam willen hebben op grond van
het feit dat zijn klooster in jullie stad
staat, weet dan dat zijn eerste klooster
in Milaan stond.’ Zo bleven zij met
elkaar twisten totdat de zon onder
ging en de nacht viel. Het lichaam
van Martinus werd midden tussen
latijn.anders.book Page 83 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Simon AERTS
Didactica Classica Gandensia 2021 54[84]
De lectuur van deze anekdote verloopt op taalkundig vlak over het algemeen zonder
grote problemen; enkele bijzonderheden zijn hier vetgedrukt weergegeven. Het gaat
vooral over klinkerverwarring (bv. filiciter i.p.v. feliciter, dixemus i.p.v. diximus, mus in
plaats van mos, costodiunt i.p.v. custodiunt, usteis i.p.v. ostiis, adpraehensam i.p.v. adpre-
hensam, enz.), maar we zien ook enkele voorbeelden van de constructie quod/quia + ind.
voor de mededelende onderwerps- of voorwerpszin en van het toegenomen gebruik van
participia (bv. expergefacti… habentes… sunt reversi). Quo migrante toont hoe het parti-
cipium praesens ook gebruikt wordt om voortijdigheid uit te drukken. Verder kunnen
we ook het gebruik van fuistis i.p.v. estis opmerken bij de deponente en passieve vormen
in het perfectum (bv. usi fuistis, firmati fuistis) en het toegenomen gebruik van verkorte
vormen (bv. participastis). Ten slotte zien we ook enkele voorbeelden van de verwarrin-
gen in het naamvalsysteem (bv. in caelum i.p.v. in caelo, (usi fuistis) conloquium i.p.v. con-
loquio). Ondanks al deze afwijkende vormen – ten opzichte van de klassieke norm
althans – is de tekst bijzonder goed leesbaar. Enkele woorden die verre van klassiek zijn,
kunnen toch vrij goed geplaatst worden door de verbanden met moderne talen: monas-
hen in geplaatst en de deuren werden
vergrendeld. De inwoners van Poitiers
waren van plan het lichaam bij zons-
opgang met geweld mee te nemen.
Sed Deus omnipotens noluit
urbem Toronicam a proprio
frustrari patrono. Denique
nocte media omnes Pectava
somno falanga conpraemitur,
nec ullus superfuit, qui ex hac
multitudine vigilaret. Igitur ubi
Toronici eos conspiciunt ob-
dormisse, adpraehensam sanc-
tissimi corporis glebam, alii per
fenestram eiciunt, alii a foris
suscipiunt, positumque in na-
vi, cum omni populo per
Vingennam fluvium discen-
dunt, ingressique Legeris al-
veum, ad urbem Toronicam
cum magnis laudibus psallen-
tioque dirigunt copioso. De
quorum vocibus Pectavi ex-
pergefacti, nihil de thesauro
quem costodiebant habentes,
cum magna confusione ad pro-
pria sunt reversi.
Maar de almachtige God wilde niet
dat de stad Tours haar beschermheili-
ge verloor. Midden in de nacht wer-
den alle mensen uit Poitiers door slaap
overmand en er was niemand die op
zijn post bleef. Zodra de inwoners van
Tours zagen dat hun tegenspelers in
diepe slaap waren verzonken, pakten
zij snel het aardse omhulsel van het
zeer heilige lichaam op. Enkelen van
hen wierpen het lichaam door het
venster naar buiten, waar anderen het
opvingen en aan boord van een schip
brachten. Met zijn allen roeiden zij de
rivier de Vienne af, voeren de Loire op
en zetten koers naar de stad Tours,
terwijl zij God loofden en psalmen
zongen. Door hun gezang werden de
mensen uit Poitiers wakker. Toen zij
bemerkten dat de schat die zij bewaak-
ten was verdwenen, keerden ze in gro-
te verwarring naar huis terug.
latijn.anders.book Page 84 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Hoofdstuk 4. Klassieke grammatica herhalen en remediëren met niet-klassieke teksten
Didactica Classica Gandensia 2021 54 [ 85 ]
thirio (Eng. monastery), adpraehensam (Eng. apprehended), ordenatus (Eng. ordained).
Als illustratie van het woord defenestratie, dat we als classici zonder twijfel kunnen
appreciëren in de Nederlandse taal, kan dit verhaal ook wel tellen.
De lectuur van Laatlatijnse verhalen hoeft dus niet altijd problematisch te zijn. Belang-
rijk daarbij is het verschil op te merken tussen de baggage die wij als leerkracht met onze
opleiding klassieke talen hebben, en de baggage van onze leerlingen. Waar wij eerder
geneigd zouden zijn om de verschillen op te merken met het Klassiek Latijn, zien onze
leerlingen misschien vaker en sneller de gelijkenissen met moderne talen zoals het Frans
en het Engels. Relevant is ook de inhoud van de teksten voor het begrip van de taal: ter-
wijl concepten uit de canonieke literatuur zoals de pietas van Aeneas vaak extra (cultu-
rele) uitleg vragen, begrijpen onze leerlingen meteen het probleem wanneer bisschop
Brictius beschuldigd wordt van het vaderschap van het pasgeboren kind van zijn dienst-
meid.
4.5. Neolatijn: moderne talen in een Latijns jasje
In dit laatste onderdeel hebben we het over een fase van de Latijnse literatuurgeschiede-
nis waarin (een bepaalde variant van) het Latijn niet meer de moedertaal is van de schrij-
ver. Na de periode van het middeleeuws Latijn werden zoals eerder aangestipt teksten
geschreven in een Latijn dat sterk classicistisch was, in de zin dat schrijvers onderwezen
werden in het Klassiek Latijn en dat hun taal opnieuw de spelling en morfologie van
Cicero benaderden. Op het niveau van zinsbouw en woordvolgorde merken we echter
sterke gelijkenissen op met de moderne talen, zodat enkel zaken als morfologie en woor-
denschat nog ‘opgelost’ moeten worden door onze leerlingen. Uit de massa teksten die
aan deze criteria voldoen, tonen we hier twee losse fragmenten uit de autobiografische
brieven (Epistolae ad virum perillustrem) van de Deens-Noorse auteur Ludvig Holberg
(1684-1754), beter bekend van zijn Onderaardse reis van Niels Klim (1741).5 In deze
passages vertelt de auteur op luchtige wijze over de rol van het Latijn in de moderne
wereld. Gedeelde verzuchtigen over het curriculum Latijn maken teksten als deze aan-
genaam en herkenbaar.
5De Latijnse tekst van Holberg (Ad virum perillustrem *** epistola I.35 en I.126) is overgenomen uit de
online digitale editie (http://holbergsskrifter.dk/); de vertaling is van mijn hand.
Hæsitanter & impeditè mihi
ipse visus sum latinè loqvi,
Anglis verò promptè &
facundè. Qvippe negligitur ibi
adeò istud exercitium, ut nemi-
Volgens mij heb ik Latijn altijd aarze-
lend en met moeite gesproken, maar
volgens de Engelsen deed ik dat spon-
taan en vlot. Deze oefening wordt
ginds immers zodanig verwaarloosd,
latijn.anders.book Page 85 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Simon AERTS
Didactica Classica Gandensia 2021 54[86]
Inhoudelijk kan het eerste fragment alvast gebruikt worden in een cultuurles over het
blijvende gebruik van het (gesproken) Latijn in bepaalde kringen van de maatschappij.
Denk maar aan heel wat wetenschappelijke literatuur (bv. Galileo, Newton, Linnaeus),
de bekende Nuntii Latini maar ook 21ste-eeuwse virtuozen als Daniel Petterson (Uni-
versiteit van Stockholm; https://www.latinitium.com). Op taalkundig vlak toont de
taal van Holberg ook hoe namen en concepten uit de moderne wereld een Latijns jasje
aangemeten werden. De namen van personen krijgen een Latijnse uitgang (bv. Hudso-
nius, Smalrichius), en voor eerder moderne concepten blijkt ook een Latijns woord te
bestaan dat herkenbaar is zonder in het basisvocabularium voor te komen (bv. bibliothe-
nem præter Doct: Smalrichium
eâ tempestate offenderem, tole-
rabiliter latinè loqventem, nè
ipsum qvidem Bibliothecarium
Hudsonium excipio, qvi tamen
inter illustres sui temporis Phi-
lologos habitus est. Disputant
qvidem publicè studiosi Oxo-
nienses, sed miserè ac hæsitan-
ter adeò, ut ad visum ignotæ &
peregrinæ faciej trepident,
sudent, obmutescant, filumqve
prorsus abrumpant, ne ludibrio
sint illis, qvos non tanqvam
auditores, sed tanqvam iniqvos
intuentur Censores.
dat ik niemand behalve Dr Smalridge
ontmoette in die tijd die verdraagbaar
Latijn sprak. Ik sluit zelfs de bibliothe-
caris, Hudson, niet uit, die toch gere-
kend werd onder de vooraanstaande
filologen van zijn tijd. In Oxford hou-
den de studenten hun openbare dis-
cussies weliswaar in het Latijn, maar
in een zodanig ellendig en klungelig
Latijn, dat ze trillen, zweten, stamelen
of de draad van hun betoog volledig
kwijtraken bij de aanblik van een
onbekend en buitenlands gezicht,
bang dat ze het voorwerp van spot zijn
voor hen, die ze niet als luisteraars,
maar als oneerlijke critici zien.
Huc usqve jurisprudentiæ, his-
toriæ ac lingvarum cognitioni
tempora mea insumpseram,
posthabitô omni aliô studiô,
imprimis poëtico, qvod adeò
fastidiveram, ut ad recitationem
vel elegantissimi poëmatis osci-
tarem. Colueram eqvidem poë-
sin latinam, sed tanqvam neces-
sarium malum, legeram poëtas,
non ut voluptatem ex eorum
lectione haurirem, sed ut in
lingva latina proficerem: Haud
secus ac ægroti, qvi acerbas poti-
ones qvôvis die hauriunt, non
qvia ad palatum sunt, sed qvia
salubres a medicis dicuntur.
Tot nu toe had ik mijn tijd besteed
aan het leren kennen van de rechts-
leer, de geschiedenis en talen, nadat ik
elke andere studie achtergesteld had,
en dan vooral die van de poëzie, die ik
zodanig veracht had, dat ik geeuwde
bij de voordracht van de meest elegan-
te gedichten. Ik had inderdaad de
Latijnse poëzie gecultiveerd als een
noodzakelijk kwaad, ik had de dich-
ters gelezen, niet om genoegen te
scheppen uit de lectuur van hen, maar
om beter te worden in de Latijnse taal:
helemaal niet anders dan zieke men-
sen, die op gelijk welke dag bittere
drankjes drinken, niet omdat ze lek-
ker zijn, maar omdat ze heilzaam
genoemd worden door artsen.
latijn.anders.book Page 86 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Hoofdstuk 4. Klassieke grammatica herhalen en remediëren met niet-klassieke teksten
Didactica Classica Gandensia 2021 54 [ 87 ]
carius). Tweemaal wordt met haesitanter ook blijkbaar een bijwoord gemaakt van een
participium praesens, maar dat verhindert ons niet om via het Engels vlotjes tot de inter-
pretatie van ‘aarzelend’ te komen. Tot slot bevat het eerste fragment ook enkele voor-
beelden van de bijwoordelijke bijzin van gevolg met bijhorende conjunctiefvormen,
waarbij de klassieke regels netjes gevolgd worden. Gelet op de inhoud lijkt dit fragment
dan ook wel te passen bij het motto Practice what you preach.
Het tweede fragment uit de autobiografie van Holberg zou in de smaak kunnen vallen
bij leerlingen die even genoeg hebben van al die hoogdravende Latijnse poëzie. Ook een
virtuoos als Holberg kon het geeuwen daarbij niet onderdrukken, en toch bleef hij vol-
harden omdat hij wist dat het zou leiden tot een betere kennis van het Latijn. Het kan
voor de leerlingen een les zijn in doorbijten om u itei ndelijk de vr ucht en te kunn en pl uk-
ken van je inspanningen. Ook dit fragment bevat enkele interessante ontwikkelingen in
woordenschat: cognitio is netjes afgeleid van cognoscere, en voor het concept ‘een nood-
zakelijk kwaad’ wordt een Latijnse versie gevonden in necessarium malum. Daarnaast
bevat het Latijn ook woorden waarvan zeer duidelijk is dat ze aan de basis liggen van
moderne woorden en die zodoende eerder via die link dan via de link met het Klassiek
Latijn herkenbaar zijn: bv. jurisprudentia (Eng. jurisprudence), recitatio (Nl. reciteren,
Eng. recital), elegans (Nl. elegant), en potio (Eng. potion).
4.6. Ter conclusie
De bespreking van de vier pijlers was gericht op de inclusie van niet-canonieke of niet-
klassieke teksten in de (taal)lessen Latijn. Idealiter wordt er gestreefd naar een combina-
tie van de vier in de samenstelling van een lespakket diachroon Latijn. Natuurlijk spelen
bij zo’n bloemlezing ook, en misschien vooral, inhoudelijke elementen een rol. In andere
bijdragen in dit boek komen veel voorbeelden langs, maar ook in dit hoofdstuk zijn
enkele suggesties gepasseerd voor aangename teksten en fragmenten waarin leerlingen
zich vaak zullen kunnen herkennen. Wat echter de talige kant van de studie van niet-
klassieke teksten betreft, heeft deze uiteenzetting geleid tot twee centrale besluiten.
Enerzijds is het mogelijk om de klassieke grammatica, die natuurlijk de kern vormt van
de taalstudie in de eerste en tweede graad, extra in de verf te zetten door de leerlingen in
aanraking te laten komen met variatie, met afwijkingen van die klassieke norm. Door de
eeuwen heen hebben studenten Latijn geworsteld met de klassieke grammatica, en uit
hun strijd valt heel wat kennis maar ook steun te halen. Anderzijds werd hopelijk dui-
delijk dat niet-klassieke teksten niet noodzakelijk moeilijker hoeven te zijn door hun
afwijkingen ten opzichte van de klassieke norm. Vaak zijn die afwijkingen door de gelij-
kenissen met de moderne talen voor onze leerlingen minder een probleem dan wij met
latijn.anders.book Page 87 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Simon AERTS
Didactica Classica Gandensia 2021 54[88]
onze klassieke scholing geneigd zijn te denken. Hopelijk zijn de suggesties in dit hoofd-
stuk voldoende om de interesse in niet-klassieke teksten en hun Latijn aan te wakkeren,
en kunnen ze heel wat leerkrachten een aanzet geven om zelf de vier pijlers verder vorm
te geven in de lespraktijk. De werken in de bijgevoegde bibliografie kunnen daarbij mis-
schien alvast een hulp zijn.
Bibliografie
Adams, J.N. 2011. “Late Latin”. J. Clackson (ed.), A Companion to the Latin Language. Chiches-
ter, West Sussex; Malden, MA: Wiley-Blackwell, 257-83.
Adams, J.N. 2013. Social Variation and the Latin Language. Cambridge: Cambridge University
Press.
Archibald, E.P., W. Brockliss, & J. Gnoza (eds.). 2015. Learning Latin and Greek from Antiquity
to the Present. Cambridge: Cambridge University Press.
Clackson, J. 2011. “The Social Dialects of Latin”. J. Clackson (ed.), A Companion to the Latin
Language. Chichester, West Sussex; Malden, MA: Wiley-Blackwell, 505-26.
Dickey, E. (ed.). 2012. The Colloquia of the Hermeneumata Pseudodositheana. Cambridge: Cam-
bridge University Press.
Krusch, B. & W. Levison (eds.). 1951. Gregorii episcopi Turonensis. Libri historiarum X. Hanno-
ver: Impensis Bibliopolii Hahniani.
Mantello, F.A.C. & A. G. Rigg (eds.). 1996. Medieval Latin: An Introduction and Bibliographical
Guide. Washington, D.C: Catholic University of America Press.
Sidwell, K.C. 1995. Reading Medieval Latin. Cambridge: Cambridge University Press.
Turonensis, Gregorius. 1994. Historiën. Vertaald door Fik Meijer. Baarn: Ambo.
Websites
http://holbergsskrifter.dk/Digitale kritische edities van de teksten van Ludvig Holberg.
https://www.latinitium.com/Website van Daniel Petterson met verschillende filmpjes in het
Latijn, ook over klassieke cultuur en literatuur.
https://en.wikipedia.org/wiki/Bayeux_Tapestry_tituli Het Latijn op het Tapijt van Bayeux.
latijn.anders.book Page 88 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Hoofdstuk 4. Klassieke grammatica herhalen en remediëren met niet-klassieke teksten
Didactica Classica Gandensia 2021 54 [ 89 ]
Bijlage: Kenmerken van het Volks- en Laatlatijn
1. Fonologie
Klinkers Verwarring tussen i en ē en tussen u en ō
De tweeklank ae wordt vaak geschreven als e, en de tweeklank oe
wordt vaak geschreven als ae of e.
Twee opeenvolgende gelijkaardige klinkers worden vaak als één klin-
ker geschreven: mi ipv. mihi, dese i.p.v. deesse maar ook quator i.p.v.
quattuor.
e wordt soms een a wanneer er een r volgt: bv. itarum i.p.v. iterum
Niet-beklemtoonde klinkers vallen soms weg: uirdis i.p.v. uiridis
Klinkers worden soms toegevoegd (bv. tussen ct, mn of br): ominis
i.p.v. omnis
y in oorspronkelijk Griekse woorden wordt vervangen door i of u:
amilum/amulum i.p.v. amylum ‘goede maaltijd’
Medeklinkers h valt in elke positie vaak weg
m op het einde van het woord valt vaak weg
n wordt soms weggelaten vóór andere medeklinkers (vaak voor s)
Verwarring tussen b en v (= w)
Stemloze t, k, p worden soms stemhebbend: d, g, b
De combinaties ci en ti worden vaak verward: nacione i.p.v. natione
Dubbele medeklinkers worden soms als één medeklinker geschreven:
redere i.p.v. reddere
Bij gecombineerde medeklinkers blijft soms slechts eentje over, die
dan verdubbeld wordt: isse i.p.v. ipse
2. Morfologie
Substantieven Onzijdige substantieven werden vaak mannelijk (vinus i.p.v. vinum)
en in het meervoud vrouwelijk (castra, -ae i.p.v. castra, -orum).
Gebruik van acc. v. mv. als nom. v. mv. (rosas)
Vaak e, es, ium als uitgang van de abl. enk., acc. mv. en gen. mv. in de
tweede klasse waar dat in Klassiek Latijn niet zo is (felice, ducium).
Adjectieven Verwarring tussen klassen, bv. pauper verbogen als miser.
Comparatieven vaak versterkt of vervangen door magis of plus ‘meer’,
zoals bv. in het Engels.
Superlatieven op -errimus en -illimus komen ook met -issimus voor
(miserissimus i.p.v. miserrimus). Ook constructies met bene komen
voor (bene magna i.p.v. maxima).
latijn.anders.book Page 89 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Simon AERTS
Didactica Classica Gandensia 2021 54[90]
Voornaam-
woorden
Is wordt vaak vervangen door ille om terug te verwijzen naar iets of
iemand.
Nieuwe vormen: illaei/illei i.p.v. illi
Werkwoorden Verwarring in de ind. praes. tussen tweede en derde vervoeging:
debunt i.p.v. debent, mittes i.p.v. mittis
-erunt in de ind. perf. 3MV wordt vaker verkort
Verwarring over de ind. fut. s.: we zien vaak vormen als habituri sumus
i.p.v. habebimus of persuadeam i.p.v. persuadebo.
Sommige deponente werkwoorden worden weergegeven als actieve
werkwoorden, bv. obliviscere i.p.v. oblivisci.
De passieve ind. praes. deletur wordt vaak weergegeven als deletus est.
Het verhalende perfectum in het passief (deletus est) wordt vaak weer-
gegeven als deletus fuit. Zo ook in de conjunctief (deletus fuerit).
Verleden voortijdigheid in het passief (deletus erat) wordt vaak weer-
gegeven als deletus fuerat. Zo ook in de conjunctief (deletus fuisset).
3. Syntax
Naamvallen Vereenvoudiging van het naamvallensysteem:
in het algemeen: uitbreiding van het gebruik van de acc. ten nade-
le van alle andere naamvallen
alle voorzetsels komen zowel met de abl. als met de acc. voor
verwarring tussen welke naamval nu precies de vaste aanvulling is
bij bepaalde werkwoorden: adiuvare komt, net zoals adesse en suc-
currere, met de dat. voor; oblivisci komt ook met de acc. voor naast
de gen.
overlapping tussen de genitivus locativus en de acc. als BWB rich-
ting: redeo domi komt naast redeo domum voor.
het MV wordt vaak uitgedrukt met ad + acc. i.p.v. de datief
de BVB wordt vaak uitgedrukt met de + abl. i.p.v. de genitief
Zinsbouw Lange zinnen met veel bijzinnen volgens de klassieke regels komen
minder vaak voor. Men kiest vaker voor eenvoudigere, kortere zinnen
met asyndeton en eventueel nevenschikking. Nevenschikking
gebeurt met verbindende partikels die vaak niet veel inhoud hebben:
et (en), enim (immers), autem (dan).
In mededelende hoofdzinnen breidt het gebruik van de woordvolg-
orde SVO uit ten nadele van de volgorde SOV. Het werkwoord staat
dus minder vaak achteraan in de zin.
latijn.anders.book Page 90 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM
Hoofdstuk 4. Klassieke grammatica herhalen en remediëren met niet-klassieke teksten
Didactica Classica Gandensia 2021 54 [ 91 ]
Mededelende voorwerpszinnen komen soms voor met quod, quia of
quoniam + ind. (cf. Frans que) i.p.v. de a+i. In die gevallen leiden deze
voegwoorden dus géén BWBzin van reden in.
Het participium praesens wordt vaak gebruikt met de tijdswaarde van
een participium perfectum.
Opeenvolgingen van participia komen soms voor als eenvoudig alter-
natief voor nevenschikking met asyndeton. Ze zijn dan vaak verbon-
den met het onderwerp van het regerend gezegde.
Naast losse ablatieven komen ook losse accusatieven en losse nomina-
tieven voor. Het principe is hetzelfde: het naamwoord dat het onder-
werp is van de ‘losse’ constructie, heeft verder geen rol in de rompzin.
latijn.anders.book Page 91 Thursday, June 10, 2021 11:03 AM