BookPDF Available

Wat is een betekenisvolle ontmoeting? Een literatuurstudie voor focus en onderbouwing van de werkwijze van het Oranje Fonds.

Authors:
Laurine Blonk, MA
Dr. Femmianne Bredewold
Prof. Dr. Anja Machielse
Prof. Dr. Evelien Tonkens
Wat
is een
betekenisvolle
ontmoeting?
Een literatuurstudie voor
focus en onderbouwing
van de werkwijze van het
Oranje Fonds.
Wat is een
betekenisvolle
ontmoeting?
Laurine Blonk, MA
Dr. Femmianne Bredewold
Prof. Dr. Anja Machielse
Prof. Dr. Evelien Tonkens
Een literatuurstudie voor focus en onderbouwing
van de werkwijze van het Oranje Fonds.
4
Colofon
Auteurs Laurine Blonk, MA, Dr. Femmianne Bredewold,
Prof. Dr. Anja Machielse en Prof. Dr. Evelien Tonkens
Boekontwerp Rob Giesendorf
Met dank aan de deelnemers van de klankbordgroepen en
Lex Veldboer, Pascal van Wanrooy en Roelof Hortulanus voor
het meedenken met de tussentijdse bevindingen.
Universiteit voor Humanistiek
Utrecht, 2019
5
1. Inleiding 5
2. Een betekenisvolle ontmoeting voor het Oranje Fonds 7
2.1 Werkwijze en doelstelling van het Oranje Fonds 8
2.2 Een hoger sociaal-maatschappelijk welbevinden door ontmoetingen 8
2.3 Het Trickle Down perspectief op ontmoetingen 12
Hoe meer ontmoetingen, hoe beter 13
Hoe intensiever het contact, hoe beter 14
2.4 Conclusie 16
3. Aanpak van de literatuurstudie 18
3.1 Zoeken van literatuur 19
3.2 Analyse van de literatuur 19
3.3 Klankbordgroep, deskresearch en expertmeeting 20
3.4 Beperkingen van de studie 20
4. Betekenis van ontmoetingen volgens profijtgroepen en vrijwilligers 22
4.1 Steun 23
4.2 Van betekenis zijn voor iemand 24
4.3 Plezier en ontspanning 25
4.4 Verrijking 26
4.5 Ergens bij horen 27
4.6 Van waarde zijn 28
4.7 Conclusie 29
5. Spanningen binnen betekenisvolle ontmoetingen en manieren
om ze te beperken 30
5.1 Steun – Ongelijkwaardigheid en wederkerigheid 31
5.2 Van betekenis voor iemand zijn – Overbelasting en begrenzing 32
5.3 Plezier en ontspanning – Onzekerheid en houvast 33
5.4 Verrijking – Overvraging en gelegenheid tot terugtrekken 34
5.5 Ergens bij horen – Uitsluiting en afstemming 35
5.6 Van waarde zijn – Miskenning en elkaar serieus nemen 36
5.7 Conclusie 37
6. De beoordeling, begeleiding en evaluatie van projecten 38
7. Conclusie 42
7.1 Beantwoording onderzoeksvragen 43
7.2 Slotbeschouwing 43
Literatuur 46
Bijlage I Overzicht van studies in de literatuurstudie 53
Bijlage II Reader met aanbevolen literatuur 56
Inhoud
1.
Inleiding
6
Inleiding
7Hoofdstuk 1
Het Oranje Fonds streeft naar een samen-
leving die recht doet aan ieders verschei-
denheid, waaraan iedereen naar wens en
vermogen deel kan nemen en die onder-
linge verbondenheid tussen mensen waar-
deert (Terms of Reference, 2018). Het
fonds subsidieert projecten die verschil-
lende soorten ontmoetingen tot stand
brengen met als doel het sociaal kapitaal
in Nederland te versterken. Om het werk
beter af te bakenen en keuzes goed te
onderbouwen, heeft het Oranje Fonds de
volgende leervraag geformuleerd: Wat is
een betekenisvolle ontmoeting?” Deze leer-
vraag hebben we onderzocht aan de hand
van de volgende onderzoeksvragen:
1 Wat zijn betekenisvolle ontmoetingen,
hoe komen deze tot stand en hoe
dragen deze bij aan het versterken
van sociaal kapitaal?
2 Wat zijn de condities voor een
betekenisvolle ontmoeting?
3 Wat voor soort initiatieven dragen
het meest bij aan het bevorderen van
betekenisvolle ontmoeting?
De projecten die het Oranje Fonds
ondersteunt, bieden op verschillende
manieren gelegenheid tot ontmoe-
ting. Ontmoetingen die een vrijblijvend
kara kter hebben, bijvoorbeeld in een buurt-
huis waar mensen elkaar tegenkomen, of
ontmoetingen die bewust voor langere
tijd worden geïnitieerd, bijvoorbeeld door
het matchen van een vrijwilliger en een
hulpvrager in een maatjestraject. Om bij
de werkwijze van het Oranje Fonds aan
te sluiten, hanteren we in deze studie
een ruime definitie van ontmoeting, die
zowel luchtig contact (Blokland, 2005)
als persoonlijke kennismakingen omvat.
Wij spreken daarom van een ontmoeting
wanneer mensen gedurende een bepaalde
tijd samen met iets bezig zijn of beleven
(zie Goffman, 1961, p. 298; Fincher &
Iveson, 2008, p. 155).
Het onderzoek bestaat uit een lite-
ratuurstudie van theoretische en empi-
rische literatuur over sociaal contact en
ontmoetingen. Op basis hiervan hebben
we uitgangspunten geformuleerd voor
de beoordeling, begeleiding en evaluatie
van projecten die door het Oranje Fonds
worden gefinancierd of ondersteund.
Dit rapport is opgedeeld in drie delen.
In het eerste deel staat de conceptuele
verkenning centraal (hoofdstuk 2). Wat
is een betekenisvolle ontmoeting in het
licht van de werkwijze van het Oranje
Fonds en hoe komen deze ontmoetingen
tot stand? En wat draagt dit bij aan het
sociaal kapitaal? In het tweede deel staat
de literatuurstudie centraal (hoofdstuk 3,
4 en 5). Daarin diepen we de betekenis
van ontmoetingen en de condities daar-
voor verder uit in relatie tot sociale initi-
atieven. In hoofdstuk 6 zetten we de
implicaties op een rij die de studie heeft
voor het Oranje Fonds en voor initiatief-
nemers. In de conclusie brengen we al het
voorgaande bij elkaar in de beantwoor-
ding van de onderzoeksvragen. —
2.
Een betekenisvolle
ontmoeting voor
het Oranje Fonds
Het Oranje Fonds brengt ontmoetingen tot stand
en wil het sociaal kapitaal in Nederland versterken.
In dit hoofdstuk verkennen we de werkwijze en de
doelstelling van het Oranje Fonds en de soorten
ontmoetingen die daarmee tot stand komen (§ 2.1).
Daarna schetsen we de verschillende ideeën over
de betekenis van ontmoetingen (§ 2.2) en plaatsen
we kanttekeningen bij de gangbare opvattingen
over betekenisvolle ontmoetingen die ook door het
Oranje Fonds worden gehanteerd 2.3). Tot slot
stellen we daar een meer genuanceerde opvatting
tegenover die gebaseerd is op de literatuurverken-
ning. We eindigen het hoofdstuk met enkele conclu-
derende opmerkingen (§ 2.4).
8
9Hoofdstuk 2 Een betekenisvolle ontmoeting
voor het Oranje Fonds
2.1
Werkwijze en doelstelling van het
Oranje Fonds
Het Oranje Fonds financiert en onder-
steunt projecten die zich richten op het
versterken van sociale verbondenheid en
het vergroten van de mogelijkheden tot
deelname in de samenleving van verschil-
lende groepen mensen. Het Oranje
Fonds richt zich daarbij op mensen in
een kwetsbare positie die minder goed in
staat zijn om naar wens en vermogen deel
te nemen aan de samenleving (hierna in
navolging van het Oranje Fonds profijt-
groepen genoemd) en op vrijwilligers
die hen ondersteunen. De projecten die
het Oranje Fonds ondersteunt kunnen
gericht zijn op een of meerdere speci-
fieke thema’s en/of profijtgroepen.
Voorbeelden van thema’s zijn: schuld-
hulpverlening, informele hulp en zorg,
arbeidstoeleiding, integratie, emancipatie
en opvoedondersteuning. Voorbeelden
van profijtgroepen zijn mensen met een
lichamelijke, verstandelijke of psychiatri-
sche beperking, ouderen, vluchtelingen
en dak- en thuislozen.
De gefinancierde projecten brengen
verschillende soorten ontmoetingen
tot stand. Deze variëren in tijdsduur
(van eenmalig contact tot contact voor
onbepaalde tijd); intensiteit (luchtig
of intensief contact), karakter (verbin-
dend of overbruggend contact), en mate
van organisatie (wel of geen expliciete
doelstelling; wel of geen begeleiding).
Ontmoetingen kunnen plaatsvinden
tussen profijtgroepen onderling, tussen
vrijwilligers onderling en tussen vrij-
willigers en profijtgroepen. De scheids-
lijn tussen vrijwilligers en profijtgroepen
is niet absoluut, maar gradueel: vrijwil-
ligers kunnen ook tot een profijtgroep
behoren.
De uiteindelijke doelstelling van het
Oranje Fonds is een hoger sociaal-maat-
schappelijk welbevinden van profijt-
groepen en vrijwilligers (Theory of
Change). Een ontmoeting is voor het
Oranje Fonds dus van betekenis wanneer
deze bijdraagt aan dit hoogste doel.
2.2
Een hoger sociaal-maatschappelijk
welbevinden door ontmoetingen
In de wetenschappelijke literatuur zijn
uiteenlopende ideeën te vinden over de
betekenis van ontmoetingen voor de
samenleving en haar burgers. We presen-
teren hiervan een overzicht aan de hand
van drie zwaartepunten: betekenissen
van ontmoetingen voor respectieve-
lijk de sociale gemeenschap, de politieke
gemeenschap en het individu. Ieder
zwaartepunt laat op een andere manier
zien hoe de ontmoetingen die het Oranje
Fonds tot stand brengt in verband staan
met haar missie.
Sociale gemeenschap
Theorieën die het zwaartepunt bij de
sociale gemeenschap leggen, stellen dat
ontmoetingen bijdragen aan de kwali-
teit van deze gemeenschap in termen van
samenhang, sociale inclusie of solidariteit.
Het gaat er primair om of mensen door
een ontmoeting wenselijke attitudes, vaar-
digheden of banden ontwikkelen. Als ze
voor zichzelf ook nog iets uit de ontmoe-
ting halen, is dat mooi meegenomen.
De Amerikaanse psycholoog Allport
(1954) stelt in zijn bekende ‘contacthy-
pothese’ de bijdrage aan de gemeenschap
centraal. De ze hypothese stelt dat ontmoe-
tingen tussen verschillende groepen,
onder de juiste voorwaarden, tot meer
onderlinge sympathie leiden en stereo-
typeringen ontkrachten. Ontmoetingen
hebben dus resultaat op het gebied van
de attitudes van mensen. Allport (1954)
formuleerde zijn hypothese in het licht
van de verhoudingen tussen blanke en
zwarte Amerikanen, maar de hypothese
is ook breder toepasbaar op contact tussen
mensen met en zonder stigma, mensen
met een verschillende seksuele oriëntatie,
of mensen met en zonder ‘beperkingen’
(zie Pettigrew et al., 2011).
Andere onderzoekers benadrukken
het belang van ontmoetingen voor het
ontwikkelen van de juiste vaardigheden
om met andere mensen om te gaan, zoals
Een betekenisvolle ontmoeting
voor het Oranje Fonds
10
Hoofdstuk 2
inlevingsvermogen, reflexiviteit of open-
heid. Dit perspectief is gearticuleerd door
de stadssocioloog en activist Jane Jacobs
(1961) en de filosoof Iris Marion Young
(1990) in hun beschrijvingen van het
stadsleven, en is verder uitgewerkt door
onder meer Fincher en Iveson (2008)
en Sennett (2012), en in het debat over
‘convivial encounters’ (zie Nowicka &
Vertovec, 2014; Lapina, 2016). In dit
perspectief gaat het erom dat ontmoe-
tingen tussen verschillende groepen
ervoor zorgen dat mensen vaardigheden
ontwikkelen die van belang zijn voor
gemeenschapsvorming.
Tot slot zijn er theorieën die zich
richten op de relatie tussen ontmoe-
tingen en zorgzaamheid en veerkracht
in een buurt (Kleinhans & Bolt, 2010;
Mattessich et al., 1997; Minkler, 2012).
Informele hulp, vrijwillige inzet en bewo-
nersinitiatieven dragen volgens deze
theorieën bij aan de ontwikkeling van
veerkracht, onderling vertrouwen, weder-
kerigheid en sociale cohesie in een buurt
of gemeenschap (Van den Bos, 2014).
Politieke gemeenschap
Andere theorieën leggen het zwaarte-
punt bij de betekenis van ontmoetingen
voor de politieke gemeenschap. Gesteld
wordt dat ontmoetingen bij een democra-
tische cultuur horen waarin mensen in de
publieke ruimte met elkaar van gedachten
wisselen over de publieke zaak (Amin,
2012). Daarnaast kunnen ontmoetingen de
politieke gemeenschap versterken wanneer
mensen hierdoor relevante vaardigheden
en attitudes ontwikkelen, zoals het respec-
teren van andere opvattingen of leefwijzen.
Voor de Duitse filosoof Jürgen
Habermas (1991) zijn ontmoetingen in
de publieke ruimte onderdeel van een
democratische cultuur, die formele insti-
tuties ondersteunt, corrigeert en voedt.
Habermas doelt hierbij op overbruggende
ontmoetingen tussen mensen met uiteen-
lopende opvattingen en gezichtspunten.
De ontmoetingen zijn betekenisvol
wanneer ze op voet van gelijkheid plaats-
vinden. Dit kan door de juiste gespreks-
condities te creëren.
Andere auteurs, waaronder de
Amerikaanse filosoof en politicoloog
Nancy Fraser (1990), stellen dat voor het
versterken van de politieke gemeenschap
ook alternatieve, verbindende ontmoe-
tingssituaties nodig zijn (‘subaltern coun-
terpublics’, p. 67). Gemarginaliseerde
groepen moeten onder hun eigen voor-
waarden kunnen praten over de zaken
die voor hen van belang zijn, om zo te
leren hoe ze het beste hun stem kunnen
verheffen wanneer ze in gesprek treden
met mensen van buiten de eigen groep.
Al in de vorige eeuw wees de socio-
loog, opbouwwerker en sociaal activiste
Jane Addams (2002) op een ander verband
tussen overbruggende ontmoetingen en
een democratische cultuur. Zij stelde dat
mensen uit hun eigen sociale kring (in
hedendaagse termen: hun eigen ‘bubbel)
moeten stappen en zich moeten begeven
in situaties waarin ze met de moei-
lijke levensomstandigheden van anderen
worden geconfronteerd. Deze situa-
ties confronteren ons: we bevragen onze
aannames over hoe de wereld in elkaar
zit en wat als individu en als samenleving
goed en juist is om te doen. Deze reflexi-
viteit is volgens haar essentieel voor een
democratische cultuur. We leren inzien
hoe verschillende levenssituaties verweven
zijn met politieke besluitvorming en niet
alleen een kwestie zijn van een tragisch
lot of eigen schuld. Bovendien denken we
dan niet langer slechts vanuit onze eigen
positie na over publieke kwesties.
Volgens de Franse filosoof De
Tocqueville (1968) ontwikkelen burgers
democratische vaardigheden en attitudes
door deelname aan lokale verenigingen
en zelforganisaties (vandaag de dag wel
‘burgerinitiatieven’ genoemd). Burgers
ontwikkelen in het herhaalde contact
belangrijke democratische vaardigheden
en attitudes. Ten eerste gaan ze zichzelf
zien als politieke actor die een stem heeft,
iets te bieden heeft, en onderdeel is van
complexe ketens van wederzijdse afhan-
kelijkheid. Ten tweede leren ze vaar-
digheden, bijvoorbeeld om zichzelf te
organiseren, hun stem te verheffen, reke-
ning te houden met andermans belangen
en alternatieve opvattingen te respecteren.
11 Hoofdstuk 2 Een betekenisvolle ontmoeting
voor het Oranje Fonds
De ideeën van Addams en De Tocqueville
resoneren met wat ook wel wordt gezien
als de waarde van vrijwilligerswerk en
actief burgerschap voor de democratie.
Burgers zouden zichzelf ontwikkelen
tot meer democratische burgers door het
werken met moeilijke doelgroepen (zie
Eliasoph, 2011, 2016) en de lokale demo-
cratie daadkrachtiger, responsiever en
inclusiever maken (De Graaf et al., 2014;
Lichterman, 2005; Tonkens et al., 2015;
Van de Wijdeven et al., 2013).
Het individu
Tot slot zijn er theorieën die het zwaarte-
punt leggen bij de betekenis van ontmoe-
tingen voor het individu in de vorm van
hulpbronnen of waardevolle ervaringen.
Sociale contacten zijn in de moderne
samenleving geen gegeven (Chambers,
2006), maar moeten voortkomen uit spon-
tane of georganiseerde ontmoetingen.
Sommige auteurs beschouwen
ontmoetingen als betekenisvol, omdat
het sociale contact dat hieruit voortkomt
als hulpbron kan dienen voor het reali-
seren van persoonlijke doelen en volwaar-
dige deelname aan de samenleving. Dit is
bijvoorbeeld het geval in theorievorming
over individueel ‘sociaal kapitaal1 (Berry
& Rickwood, 2000) en in theorieën over
sociale netwerken (Weiss; 1974; Hendrix,
1997; Smit & Van Gennep, 1999;
Scheffers, 2010). Een specifieke hulpbron
is de beschikbaarheid van hulp en steun
in de wijk wanneer mensen elkaar leren
kennen (zie bv. Bulmer, 2015; House &
Kahn, 1985; Badr et al., 2001; Van der
Poel, 1993); deze hulpbron is uitgewerkt
in de bindingsladder van de sociologen
Snel en Boonstra (2006).2
Andere auteurs stellen dat ontmoe-
tingen en sociaal contact betekenisvol zijn,
wanneer ze bijdragen aan het ervaren van
welbevinden en zingeving (Baumeister,
1991). Machielse (2006a) stelt in navol-
ging van de Amerikaanse psycholoog
Weiss (1974) dat betekenisvolle sociale
contacten voorzien in fundamentele
‘sociale bestaansvoorwaarden’, name-
lijk: hechting, het gevoel van nabijheid,
veiligheid en comfort, sociale integratie,
de ontwikkeling van zelfvertrouwen en
zelfrespect, mogelijkheden om gekoes-
terd en verzorgd te worden, het gevoel van
verwantschap en het kunnen vertrouwen
op wederzijdse hulp en steun. Deze
bestaansvoorwaarden kunnen worden
samengevat in drie hoofdfuncties van
betekenisvolle verbindingen met anderen:
ze dragen bij aan zelfrespect, verbin-
ding en sociale steun (naar Machielse,
2006b).3 Deze drie functies zullen we
hieronder kort bespreken.
— Zelfrespect
Sociaal contact is ten eerste van belang
voor het ontwikkelen van eigenwaarde
en een sociale identiteit. Relaties met
significante anderen zijn van belang voor
de ontwikkeling van zelfvertrouwen en
zelfrespect, door de internalisering van
waardering en erkenning (Myers, 1999;
Thoits, 1985). Door contacten met
anderen leert men het zelf te begrijpen in
relatie tot deze anderen (Ahmed, 2000)
en wordt de bestaande identiteit beves-
tigd (Heller & Rook, 2001) of een nieuwe
identiteit bekrachtigd (Jakimow, 2018).
Ontmoetingen die prettig verlopen,
bieden de ervaring dat iemand zichzelf
kan zijn en wordt geaccepteerd zoals hij of
zij is (Sólveigar- Guðmundsdóttir, 2018).
Het werk van vrijwilligers zou op een
specifieke wijze bijdragen aan het zelf-
respect, vanwege de mogelijkheden voor
persoonlijke ontwikkeling (Verplanke,
2014; Arends & Schmeets, 2018) en de
gelegenheid om iets belangrijks voor een
ander te doen (Arends & Schmeets, 2018).
— Verbinding
Sociaal contact voorziet daarnaast in de
algemene menselijke behoefte om ‘ergens
bij te horen’ en deel uit te maken van een
groep mensen waarbij ze zich betrokken
voelen en waarmee ze zich kunnen iden-
tificeren (Baumeister & Leary, 1995).
Het gaat om verbinding met een sociale
groep waar mensen zelf graag toe willen
behoren (zie Probyn, 1996) en waar-
binnen ze ervaren dat ze op hun plek zijn
(Antonsich, 2010; Mee & Wright, 2009).
Ontmoetingen dragen op verschillende
manieren bij aan verbinding. Ze kunnen
1 Er is ook theorie-
vorming over sociaal
kapitaal die gaat
over het collectief
(buurt, gemeenschap,
samenleving). Voor een
overzicht van de ver-
schillende conceptua-
liseringen van sociaal
kapitaal, zie Bhandari
& Yasunobu (2009).
2 De bindingsladder
omvat 4 treden:
1) elkaar ontmoeten,
2) elkaar leren kennen,
3) samenwerken, en
4) wederzijdse
hulprelaties.
De ladder is opgesteld
om verschillende doel-
stellingen van over-
bruggende contactpro-
jecten te classificeren,
niet om te beschrijven
hoe contacten zich
precies van licht naar
intensief zouden ont-
wikkelen. De onderlig-
gende aanname is wel
dat intensiever contact
betrekking heeft op
(meer) hulp en zorg.
3 Machielse (2006b)
spreekt van identi-
teit en zelfrespect,
sociale integratie
en sociale steun.
Een betekenisvolle ontmoeting
voor het Oranje Fonds
12
Hoofdstuk 2
tingen, maar is ook gericht op het tegen-
gaan van stereotypen en polarisatie, en
daarmee indirect ook op de politieke
gemeenschap. De vraag is nu hoe het
Oranje Fonds de bijdrage van afzonder-
lijke projecten aan het sociaal kapitaal
kan beoordelen. Veel initiatiefnemers
stellen dat hun ontmoetingsprojecten
zowel aan de (lokale) gemeenschap als
aan de individuen ten goede komen.
Voor de beoordeling maakt het echter
uit of een ontmoeting bedoeld is om een
bijdrage aan de sociale gemeenschap
te leveren, of om het zelfrespect of de
steun voor profijtgroepen en vrijwilli-
gers te versterken. Of ontmoetingen een
bijdrage aan het sociaal kapitaal leveren,
en op welk niveau, hangt af van de
setting en de voorwaarden waaronder een
project plaatsvindt.
2.3
Het Trickle Down perspectief op
ontmoetingen
In de literatuur zien we vaak een bepaald
perspectief op de betekenis van ontmoe-
tingen, namelijk het Trickle Down
perspectief. In de economie stelt de
Trickle Down Theory dat meer welvaart
door zal sijpelen van de rijkere naar de
armere burgers. Dit is ook de impliciete
aanname als het gaat om interventies op
het gebied van ontmoeten. De gedachte
is dat ontmoetingen altijd een verster-
king van het sociaal kapitaal impliceren
en ten goede komen aan individuen
(profijtgroepen) die over weinig sociaal
kapitaal beschikken.
Het Trickle Down perspectief gaat
uit van twee veronderstellingen: 1) hoe
meer ontmoetingen, hoe beter, en 2) hoe
intensiever het contact, hoe beter. Dit
perspectief zien we duidelijk terug in de
onderbouwingen van interventies die zich
richten op ontmoeting in databanken
voor effectieve sociale interventies.4 Een
voorbeeld van zo’n onderbouwing:
Participatie in cultuur leidt volgens
Matarasso (1997 in: Bosker, 2010) onder
andere tot persoonlijke ontwikkeling,
leiden tot vertrouwdheid met de personen
van een sociale groep en uitdrukken dat
iemand onderdeel uitmaakt van het alle-
daagse leven van deze groep (Huizinga
& Van Boven, 2018). Daarnaast zorgen
ontmoetingen in een sociale groep
voor continuïteit: men komt (opnieuw)
in aanraking met een gedeeld refe-
rentiekader van de groep op het vlak
van bijvoorbeeld cultuur of interesses
(Edensor & Sumartojo, 2018). Het doen
van vrijwilligerswerk wordt gezien als een
belangrijke manier om sociale contacten
te leggen en deel uit te maken van een
groep met gelijkgestemden (Arends &
Schmeets, 2018).
— Sociale steun
Tot slot bieden sociale relaties sociale steun,
die noodzakelijk is om met moeilijke situ-
aties om te gaan (Thoits, 1985). Het kan
gaan om praktische steun, maar ook om
emotionele of affectieve steun: het kunnen
delen en bespreken van gevoelens, zorgen
en problemen en het gevoel dat anderen
luisteren en betrokken zijn. Sociale relaties
zorgen ook voor ‘gezelschapssteun’ (‘social
companionship’): de mogelijkheid om
samen activiteiten te ondernemen of tijd
met elkaar door te brengen (Fischer, 1982;
Van der Poel, 1993). Mensen kunnen steun
ontlenen aan anderen in hun persoonlijke
netwerk, maar ook aan beroepskrachten,
vrijwilligers of mensen uit hun omgeving.
Ze kunnen daarnaast steun ontlenen aan
de sfeer van een plek (Sudmann, 2018) en
aan de ervaring dat (onbekende) mensen
zich vriendelijk en behulpzaam opstellen
(Laurier & Philo, 2006; Brownline &
Anderson, 2017). Het belang van deze
vormen van sociale steun ligt niet alleen
in de daadwerkelijk ontvangen steun, maar
ook in de verwachting dat je op de steun en
betrokkenheid van anderen kunt rekenen
wanneer dat nodig is (Cohen & Wills,
1985).
Alle drie de niveaus van ontmoeten
(sociale gemeenschap, politieke gemeen-
schap en individueel) zijn relevant voor
de missie van het Oranje Fonds. Het
fonds richt zich vooral op de sociale
gemeenschap en op individuele ontmoe-
4 Wij hebben gekeken
in de databanken van
Movisie, Vilans en NJI.
13 Hoofdstuk 2 Een betekenisvolle ontmoeting
voor het Oranje Fonds
zien we ook terug in projectaanvragen
voor het Oranje Fonds: vaak bevatten
ze een opsomming van de verschillende
mogelijkheden die mensen hebben om
elkaar te ontmoeten. Hier een voorbeeld
van zo’n opsomming uit een projectaan-
vraag bij het Oranje Fonds:
Het resultaat is vooral een nieuwe start en
kans om de sociale cohesie in ons dorp te
versterken. Jong en oud vinden er een plek.
Het prachtige ontmoetingsplein, centraal
in het gebouw, biedt alle mogelijkheid voor
nieuwe initiatieven en ontmoetingen.
De samenwerking tussen basisschool en
muziekvereniging om kinderen aan het
musiceren te krijgen, kan worden geïnten-
siveerd, er kunnen dorpsmaaltijden en –
evenementen worden opgezet, er kunnen
dans-, toneel- en zangworkshops worden
gegeven, muziek-, dans- en theatervoor-
stellingen enz.
(Projectaanvraag Oranje Fonds)
Onderzoek laat echter zien dat ontmoe-
tingen niet altijd positief zijn, maar ook
kunnen zorgen voor belasting, uitsluiting
of stigmatisering.
Goed bedoelde georganiseerde
ontmoetingen tussen verschillende
groepen kunnen vooroordelen en stereo-
typen bevestigen in plaats van doorbreken
(Pettigrew et al., 2011). Zo laat het onder-
zoek van Lichterman (2005) zien dat
goed bedoelde hulp van (witte, midden-
klasse) kerkelijke organisaties aan (vooral
zwarte) bijstandsmoeders negatief uitpakt
en wederzijds onbegrip kan versterken.
Dit kan worden voorkomen door ‘sociale
reflexiviteit’: een stijl van werken waarbij
men bij misverstanden en problemen eerst
gezamenlijk reflecteert op de eígen rol
en gebreken.
Ook contact tussen verschillende
groepen dat wel soepel verloopt, is niet
altijd betekenisvol. Sommige onderzoe-
kers wijzen op de rol van sociaal wense-
lijk gedrag: mensen passen zich aan om
de situatie soepel te laten verlopen, maar
denken er stiekem het hunne over. Zo
kunnen mensen zich tolerant gedragen
zonder dat te zijn (Valentine, 2008).
Deelnemers van een maatjesproject
bevordert de sociale cohesie en versterkt
het gemeenschapsgevoel. Cultuur op
kleine schaal, zoals Kulturhuske dit
aanbiedt, heeft daarmee impact op de
participatie van bewoners, vooral voor
hen die niet vanzelfsprekend deelnemen
aan cultuur. Schnabel (2000) legt de
verbinding tussen culturele competen-
ties en ‘goed burgerschap’. Deelname aan
culturele en kunstactiviteiten bevordert
het evenwicht tussen individuele vrij-
heid en maatschappelijke betrokkenheid
van bewoners. Door dit evenwicht, ook
wel sociale cohesie genoemd, wordt goed
burgerschap vanzelfsprekender.
(Methodebeschrijving Kulturhuske, p. 7)
Ook in de databank van het Oranje Fonds
verwijzen initiatiefnemers vaak naar de
samenhang tussen het collectieve belang
van hun project en de betekenis ervan voor
profijtgroepen, bijvoorbeeld in de aanvraag
voor een buurt-ontmoetingstuin:
[Aanvrager] ziet mogelijkheden om de
deelnemers [mensen met een afstand tot de
arbeidsmarkt] in de vorm van een activi-
teit (koffie en thee serveren en meehelpen
in de tuin) en de buurt meer met elkaar in
contact te brengen, zodat jong en oud op
een veilige en groene manier met elkaar
in verbinding kan komen. De buurt en de
woonomgeving gaan erop vooruit, deel-
nemers hebben een doel, buurtbewoners
helpen als vrijwilliger mee en de buurt-
cohesie neemt toe door de totstandkoming
van een ontmoetingsplek.
(Projectaanvraag Oranje Fonds)
Op basis van onze verkenning van de
wetenschappelijke literatuur plaatsen wij
kritische kanttekeningen bij dit gangbare
perspectief. We zetten hieronder uiteen
waarom het Trickle Down perspectief
niet klopt. Vervolgens geven we aan wat
dit betekent voor het beoordelen van de
betekenisvolheid van een ontmoeting
voor het Oranje Fonds.
Hoe meer ontmoetingen, hoe beter
In het Trickle Down perspectief geldt:
hoe meer ontmoetingen, hoe beter. Dit
Een betekenisvolle ontmoeting
voor het Oranje Fonds
14
Hoofdstuk 2
project voor de beoogde profijtgroepen;
en de mogelijke spanningen of risico’s van
de ontmoetingen voor profijtgroepen en
vrijwilligers.
Hoe intensiever het contact,
hoe beter
In het Trickle Down perspectief geldt:
hoe intensiever het sociale contact (hoe
meer ‘kapitaal’), hoe beter. In ontmoe-
tingsprojecten gaat de aandacht daarom
vaak uit naar het realiseren van meer
intensieve vormen van contact: samen iets
maken, samenwerken als vrijwilligers,
of onderdeel gaan uitmaken van elkaars
persoonlijke netwerk.
Juist voor profijtgroepen zijn intensie-
vere vormen van contact niet altijd haal-
baar, terwijl andere, lichtere vormen van
contact óók van betekenis kunnen zijn.
Haarsma et al. (2018) onderzochten
buurtprojecten die ontmoeting tot stand
brengen tussen mensen met en zonder
een verstandelijke of psychiatrische
beperking. Het doel van deze projecten
is dat mensen met en zonder beper-
king intensief contact krijgen, deel gaan
uitmaken van elkaars netwerk en elkaar
hulp en zorg bieden. Haarsma en collega’s
laten zien dat deze doelstelling niet wordt
gerealiseerd en dat de ontmoetingen niet
leiden tot persoonlijk contact buiten het
buurtinitiatief. Het lichte contact dat wél
plaatsvond in de context van de buurt-
projecten bood echter betekenisvolle
ervaringen voor zowel mensen met als
zonder beperking.
Deze bevinding sluit aan bij ander
onderzoek naar de eigen waarde van licht
contact, zoals het elkaar tegenkomen
en herkennen, samen op dezelfde plek
iets meemaken of het maken van een
praatje. Jacobs (1961) en Lofland (1998)
beschrijven hoe luchtig contact het leven
verrijkt, omdat je op een prettige manier
in aanraking komt met verschil en zo
ook kunt ervaren dat je deel uitmaakt
van een groter sociaal geheel. Fincher &
Iveson (2008) beschrijven hoe mensen
erkenning ervaren in ontmoetingen in
de publieke ruimte. Andere onderzoekers
laten zien dat luchtig contact bijdraagt
kunnen ontevreden zijn over hun maatje,
maar het contact toch aanhouden uit
beleefdheid (Machielse & Bos, 2016).
Andere onderzoekers wijzen op de rol van
machtsverschillen: mensen met minder
macht kunnen veel druk voelen om zich
aan te passen en het contact goed te laten
verlopen, omdat ze willen voorkomen dat
mensen negatief over hen denken als het
contact niet goed verloopt (Wise, 2016).
Een ontmoeting kan ook positief zijn
voor de een, maar ten koste gaan van de
ander. Dit is het geval wanneer vrijwilli-
gers en kar trekkers van socia le initiatieven
overbelast raken, maar geen manier zien
om zich terug te trekken uit hun verant-
woordelijkheid (Grootegoed et al., 2018;
Blonk et al., 2018), of wanneer vrijwilli-
gers worstelen met de grenzen aan hun
bereidheid en vermogen om zich voor
een ander in te zetten (Grootegoed et al.,
2018). Dit is ook het geval als een groep
het zo gezellig heeft dat andere mensen
worden gezien als ‘bedreigend’ voor het
groepsgevoel, en daardoor worden uitge-
sloten (Amin, 2012; Wilson, 2011).
Een ontmoeting kan bovendien belas-
tend zijn door het beroep dat de situatie
doet op de vaardigheden en het zelf beeld
van de profijtgroepen en vrijwilligers.
Profijtgroepen kunnen ontmoetingen
als stressvol ervaren vanwege negatieve
ervaringen in het verleden (Valentine,
2008; Antonsich, 2018). Vrijwilligers zijn
onzeker of ze het goed doen als ze met
profijtgroepen in contact zijn (zie Sennett,
2003, p. 22). Dit kan zowel vrijwilligers
(zie Bredewold et al., 2016) als profijt-
groepen (Valentine, 2008) afschrikken.
Tot slot kunnen mensen het gevoel
hebben dat een gelegenheid om anderen
te ontmoeten, niet voor hen bedoeld of
geschikt is, hoewel dat in principe wel zo is.
Een initiatief kan op papier inclusief zijn,
maar door potentiële deelnemers worden
gezien als een initiatief voor een bepaalde
groep mensen (Hoekstra & Pinkster,
2017). Projecten met een inclusieve doel-
stelling trekken in de praktijk vaak slechts
een homogene groep deelnemers.
Concluderend is het van belang om
in projectkeuzes preciezer te kijken naar
twee dingen: de toegankelijkheid van het
15 Hoofdstuk 2 Een betekenisvolle ontmoeting
voor het Oranje Fonds
Tabel 1 biedt een overzicht van het gang-
bare perspectief op ontmoetingen (het
‘Trickle Down perspectief ’) en de kantte-
keningen daarbij, gebaseerd op de litera-
tuurverkenning, die relevant zijn voor het
Oranje Fonds.
Dit heeft gevolgen voor de werkwijze
van het Oranje Fonds. Het bieden van
de gelegenheid tot ontmoeting is niet
voldoende om betekenisvolle ontmoe-
tingen tot stand te laten komen die
bijdragen aan het welbevinden van de
profijtgroepen. Om dat te bewerkstel-
ligen moet een project keuzes maken over
de setting en de organisatie. Vaak is het
noodzakelijk een vorm van begeleiding
te bieden om contacten te initiëren en
goed te laten verlopen. Georganiseerde
ontmoetingen kunnen ingewikkeld
zijn en vereisen een goede omgang met
de spanningen die zich in het contact
kunnen voordoen. Begeleiding daarbij
maakt de drempel om het contact aan te
gaan lager en kan negatieve ervaringen
helpen voorkomen.
Op basis van het voorgaande stellen
wij dat het Oranje Fonds bij de selectie,
de begeleiding en de evaluatie van
projecten niet alleen de gelegenheid
tot ontmoeting moet beoordelen, maar
ook moet stimuleren dat projecten goed
omgaan met de spanningen die zich
in het contact kunnen voordoen door
adequate begeleiding en afstemming van
het project op de beoogde profijtgroepen
en vrijwilligers.
aan ervaringen van ‘belonging’ en sociale
inclusie (Bredewold, 2014; Hall, 2010;
Huizinga & Van Boven, 2018; Sólveigar-
Guðmundsdóttir, 2018; Bigby & Wiesel,
2019).
Licht contact kan in zichzelf bete-
kenisvol zijn. Met het oog op de belem-
meringen en mogelijkheden van de
beoogde profijtgroepen en vrijwilligers
kan het stimuleren van licht contact
een beter haalbare, en daarom een meer
passende doelstelling van projecten zijn.
Een te hoog gegrepen doelstelling kan
voor profijtgroepen een negatieve erva-
ring zijn als contact uitblijft waar dat wel
was verwacht (Bigby & Wiesel, 2019;
Bredewold, 2014). Bredewold, Tonkens
en Trappenburg (2016) stellen dat de
nadruk op intensief contact mensen kan
afschrikken. Ze zijn bang om het verkeerd
te doen, weten niet of ze het contact vol
kunnen houden en vragen zich af of ze
het contact weer kunnen af breken. Soms
willen ze juist afstand bewaren, bijvoor-
beeld om het contact met buren goed te
houden (Linders, 2010; Blokland, 2005),
of om negatieve ervaringen te voorkomen,
bijvoorbeeld in een wooncomplex voor
ouderen (Machielse et al., 2017).
Het is daarom zinvol om per project na
te gaan welke soort ontmoeting het beste
past bij de mogelijkheden en belemme-
ringen van de profijtgroep(en) en vrijwil-
ligers, en daarbij rekening te houden met
de mogelijke betekenis van zowel inten-
sievere als lichte vormen van contact.
Trickle Down perspectief
Ontmoetingen komen zowel de gemeen-
schap als profijtgroepen ten goede
Hoe meer ontmoetingen, hoe beter
Hoe intensiever het contact, hoe beter
Kanttekeningen
Het versterken van de gemeenschap en bij-
dragen aan het welbevinden van profijt-
groepen zijn twee verschillende dingen.
Een project moet toegankelijk zijn voor
de beoogde profijtgroep(en).
Er moet oog zijn voor de spanningen en risico’s van
ontmoetingen voor profijtgroepen en vrijwilligers.
Er moet oog zijn voor de waarde van zowel
lichte als intensieve vormen van contact.
De mogelijkheden en belemmeringen
van profijtgroepen en vrijwilligers moe-
ten het uitgangspunt vormen.
Tabel 1
Bijstelling van
het Trickle Down
perspectief
Een betekenisvolle ontmoeting
voor het Oranje Fonds
16
Hoofdstuk 2
2.4
Conclusie
In dit hoofdstuk is duidelijk gemaakt dat
ontmoetingen op verschillende manieren
van waarde zijn voor het Oranje Fonds.
Ze raken aan verschillende aspecten van
haar streven om het sociaal kapitaal in
Nederland te versterken: ontmoetingen
kunnen zowel van betekenis zijn voor
individuen (profijtgroepen en vrijwil-
ligers), als voor een versterking van de
sociale en politieke gemeenschap.
Daarna is het gangbare, rooskleu-
rige beeld van ontmoetingen bijge-
steld en gesteld dat het Oranje Fonds
niet moet uitgaan van een doorsij-
pel-(‘Trickle Down’)effect. Versterking
van de gemeenschap kan waardevol zijn,
maar het komt niet vanzelfsprekend ten
goede aan profijtgroepen. We conclu-
deren daarom dat een betekenisvolle
ontmoeting voor het Oranje Fonds een
ontmoeting is die primair bijdraagt aan
het welbevinden van individuen, in het
bijzonder van profijtgroepen.
Wat een betekenisvolle ontmoeting is
voor individuen – profijtgroepen en vrij-
willigers – en onder welke voorwaarden
deze ontmoetingen tot stand kunnen
komen, werken we verder uit in de
volgende hoofdstukken 3 tot en met 5. —
17 Hoofdstuk 2 Een betekenisvolle ontmoeting
voor het Oranje Fonds
Aanpak van de literatuurstudie 18
Hoofdstuk 3
3.
Aanpak van de
literatuurstudie
In de literatuurstudie hebben we verder verdiept wat
een betekenisvolle ontmoeting is voor vrijwilligers en
profijtgroepen, en wat daar de voorwaarden voor
zijn. In dit hoofdstuk beschrijven wij onze aanpak.
Aanpak van de literatuurstudie19 Hoofdstuk 3
3.1
Zoeken van literatuur
We hebben kwalitatieve studies gezocht
die betrekking hebben op de ervaringen
van profijtgroepen en/of vrijwilligers
die hebben deelgenomen of betrokken
waren bij een sociaal initiatief. We
hebben de selectie beperkt tot studies
die zijn uitgevoerd in een Westers land
(West-Europa, VS, Canada, Australië
en Nieuw-Zeeland) en zijn gepubliceerd
na 2000.
In de academische databases Web
of Science, EBSCOhost en Online
Contents hebben we gezocht met de
trefwoorden ‘Befriending’; ‘Encounter’;
‘Everyday Encounter’; ‘Community care’;
‘Neighbo(u)rhood project’; ‘Neighbo(u)
rhood projects’ en de zoekopdracht
TS=(meaning* AND contact*) OR
(meaning* AND relation*), bevattend
(initiative* OR project* OR social* OR
care* OR health*) AND (qual*).
We wilden zo volledig mogelijk zijn in
de soorten initiatieven die in de lite-
ratuurstudie zijn meegenomen en niet
onbedoeld bepaalde soorten projecten
uitsluiten. Als hulpmiddel voor de zoek-
tocht hebben we daarom een matrix
opgesteld van soorten projecten (tabel
2) waarmee we konden zien waarover
we veel en waarover we minder of geen
publicaties hebben gevonden.
Over sommige soorten projecten
vonden we in eerste instantie weinig of
geen studies. Om deze hiaten alsnog in te
vullen hebben we de sneeuwbalmethode5
toegepast om aanvullende studies te
vinden. Na het verwijderen van duplicaten
en het uitsluiten van studies die niet aan de
geformuleerde criteria voldeden, zijn we
tot een selectie van 52 studies gekomen. In
tabel 3 geven we weer wat voor studies we
hebben gevonden in termen van het soort
initiatief en de (primaire) beoogde profijt-
groep.
3.2
Analyse van de literatuur
Voor de analyse gebruikten wij een
benadering die bevindingen van meer-
dere kwalitatieve studies synthetiseert,
namelijk ‘meta-etnografie’ (Noblit &
Hare, 1988). De gevonden literatuur is
in verschillende rondes geanalyseerd. Op
basis van een eerste lezing van de arti-
kelen formuleerden we overkoepelende
thema’s die in meerdere studies naar
voren komen. Vervolgens hebben we de
bevindingen van de verschillende arti-
kelen in een schema gezet en preciezer
bestudeerd. Daarbij gingen we na waar
de bevindingen met elkaar in overeen-
stemming zijn en waar bevindingen van
elkaar afwijken of elkaar zelfs tegen-
spreken. Tot slot hebben we aan de
hand van de geformuleerde thema’s een
codeboom opgesteld met 11 codes die
betrekking hebben op de betekenis en
de mogelijkheden van ontmoetingen.
De resultaten van de artikelen zijn geco-
deerd met behulp van het kwalitatieve
softwarepakket Atlas.Ti.
Soort project
Accommodaties
en plekken
Soort project
Activiteitsprojecten
Soort project
Contactprojecten
Tabel 2
Matrix voor soorten
sociale initiatieven
als leidraad voor het
zoeken naar literatuur
Luchtig contact:
Contact met een lage
intensiteit door de
aard van het contact
of de tijdsduur.
Intensief contact:
contact met een
hogere intensiteit
door de aard van het
contact of de tijdsduur.
Accommodaties
en plekken: projecten
met een inloopfunctie
waar verschillende
activiteiten of diensten
plaatsvinden, bijvoor-
beeld een inloop-
centrum, buurthuis
of zorgboerderij.
Activiteitsprojecten:
projecten waarin een
activiteit centraal
staat, bijvoorbeeld
een cursus of een
project gericht op
lokale inspraak.
Contactprojecten:
projecten waarin het
aangaan en onder-
houden van contact
centraal staat, bijvoor-
beeld maatjesprojecten
en lotgenotengroepen.
Soort contact
Luchtig en
verbindend
Soort contact
Luchtig en
overbruggend
Soort contact
Intensief en
verbindend
Soort contact
Intensief en
overbruggend
5 Referenties uit
relevante publicaties
gericht opzoeken.
Aanpak van de literatuurstudie 20
Hoofdstuk 3
3.3
Klankbordgroep, deskresearch en
expertmeeting
Door drie tussentijdse klankbordgroepen
met medewerkers van het Oranje Fonds,
deskresearch naar de databanken van
het Oranje Fonds, Movisie, Vilans en
NJI, en een expertmeeting met drie
experts uit onderzoek en praktijk hebben
wij meer inzicht verkregen in de relatie
tussen resultaten van ons literatuuron-
derzoek en de praktijk van sociale initi-
atieven.
Wij zijn zeer dankbaar dat de volgende
experts door hun deelname aan de expert-
meeting hebben bijgedragen aan deze
studie met hun kennis, ervaring en tijd:
Profijtgroep
(primair)
Ouderen
Mensen met psychiatrische problematiek
Eenzaamheid of sociaal isolement
Burgers / de wijk
Jongeren in de jeugdzorg of in
een kwetsbare positie
Ouderen met dementie
Jongeren met een chronische of
levensbedreigende ziekte of een beperking
Moeders in een kwetsbare positie
Verslaving en/of dakloos
Asielzoekers en statushouders
Mantelzorgers
Mensen met een verstandelijke beperking
Overig
Totaa l
Onderzochte
initiatieven
Accommodaties
en plekken
Activiteitsprojecten
Contactprojecten
Aantal
studies
7
66
6
6
4
3
3
3
3
3
28
2
4
52
Aantal
studies
8
17
277
52
Tabel 3: Studies
naar profijtgroep
en type initiatief
Lex Veldboer, lector Stedelijk Sociaal
Werken, Hogeschool van Amsterdam
Pascal van Wanrooy, bestuurder en
ondernemer op het gebied van sociale
innovatie
Roelof Hortulanus, emeritus hoog-
leraar ‘Sociale interventies en lokaal
sociaal beleid’, Universiteit voor
Humanistiek
3.4
Beperkingen van de studie
In het literatuuronderzoek naar sociale
initiatieven zijn twee zaken die de
reikwijdte van de studie beperken. Ten
eerste wordt er vooral gepubliceerd over
succesvolle initiatieven. Weinig publi-
6 Twee studies gaan
over hetzelfde project.
7 Vier studies hiervan
gaan over in totaal
twee projecten.
8 Twee studies gaan
over hetzelfde project.
Aanpak van de literatuurstudie21 Hoofdstuk 3
caties beschrijven initiatieven die zijn
mislukt, of die hun doelstelling niet
hebben gerealiseerd. Ten tweede worden
in de gevonden literatuur vooral erva-
ringen onderzocht van tevreden deelne-
mers (profijtgroepen en vrijwilligers ) die
graag t ijd v rij maken voor een onderzoeker
of onderzoeksteam. Niet-deelnemers en
deelnemers die zijn afgehaakt worden
niet bereikt of niet geïncludeerd in de
onderzoeksopzet. Dit betekent dat de
studie inzicht biedt in ervaringen van
tevreden deelnemers binnen succesvolle
projecten, maar geen inzicht biedt in het
perspectief van niet-deelnemers en deel-
nemers die afhaken. —
22
4.
Betekenis van
ontmoetingen volgens
profijtgroepen en
vrijwilligers
In hoofdstuk 2 stelden we dat een betekenisvolle
ontmoeting bijdraagt aan het welbevinden van indi-
viduen. In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de
verschillende betekenissen van ontmoeting vanuit
het gezichtspunt van vrijwilligers en profijtgroepen.
Dit doen we aan de hand van zes soorten betekenis
die in de (subjectieve) ervaringen van vrijwilligers en
profijtgroepen naar voren komen:
— Steun
Van betekenis voor iemand zijn
Plezier en ontspanning
— Verrijking
Ergens bij horen
Van waarde zijn
De zes soorten betekenis zijn stuk voor stuk relevant
voor profijtgroepen en vrijwilligers, maar ze komen
in ontmoetingen op verschillende manieren naar
voren, en zijn (deels) om verschillende redenen van
betekenis.
Betekenis van ontmoetingen volgens
profijtgroepen en vrijwilligers
23 Hoofdstuk 4
vrager: ze kunnen naar de afspraak uitzien
en erop vertrouwen dat het contact wordt
voortgezet.
Sommige projecten kiezen bewust
voor de inzet van maatjes die zelf ervaring
hebben met de problematiek (ervarings-
deskundigen). Voor profijtgroepen gaat
hier een specifieke vorm van steun van
uit: niemand anders begrijpt zo goed wat
ze doormaken. Dit is vooral van betekenis
wanneer ze met veel onbegrip te maken
krijgen doordat hun probleem gevoelig
ligt of als ‘raar’ wordt gezien. Ook geven
profijtgroepen soms aan dat een maatje
met soortgelijke ervaring steun biedt in de
vorm van hoop. Een ontmoeting met een
lotgenoot die een moeilijke situatie heeft
doorstaan, laat zien dat een situatie niet
uitzichtloos is.
Voor profijtgroepen kan het ook
steunend zijn om contacten te hebben
(met lotgenoten of anderen) waarin hun
problemen juist niet centraal staan, omdat
dat al zo is in hun eigen netwerk. Dit
wordt vooral genoemd door profijtgroepen
die veel contact met hulpverleners hebben
en profijtgroepen die veel tijd alleen door-
brengen en veel piekeren. Zij ervaren juist
steun in het lichte contact dat plaatsvindt
in accommodaties en tijdens activiteiten.
I mean if you are feeling down or you’re
worried about things, just physically
getting out there and walking, particu-
larly with a group cause you’re talking to
people all the time, you know just gives
you a lift and you feel so much better at
the end.
(deelnemer vrijwilligers-gerunde wandel-
club, P30)
Mensen ontlenen hieraan concrete steun.
Ze kunnen overigens ook potentiële steun
ontlenen aan het feit dat een bepaalde
accommodatie bestaat, zoals een buurt-
huis of inloopcafé (zie Cohen & Wills,
1985): ook al gaan ze er feitelijk zelden of
nooit heen dan kan het idee dat ze daar-
heen kunnen gaan toch steun bieden. Ook
kunnen herhaalde activiteiten, zoals een
wekelijkse koffieochtend of een zang-uur,
steun bieden omdat mensen er de rest van
de week naar uitzien en naar toe leven.
4.1
Steun
Ontmoetingen kunnen leiden tot erva-
ringen van (emotionele) steun. Zowel
vrijwilligers als profijtgroepen noemen
maatjesprojecten en lotgenotencontact
(1-op-1 en in groepen) het meest als
het soort ontmoetingen waarin ze steun
ervaren. Maatjesprojecten richten zich
vaak bewust op het bieden van emotionele
steun door het ‘matchen’ van een maatje
met een hulpvrager. In dit matchings-
proces wordt gekeken naar de compe-
tenties van het maatje (zoals empathisch
vermogen) en gemeenschappelijke inte-
resses van de hulpvrager en het maatje.
Profijtgroepen
Vooral voor profijtgroepen is emotionele
steun van betekenis. Het kan bijvoorbeeld
steunend zijn om vrijuit over hun probleem
te kunnen praten wanneer dit niet binnen
hun eigen netwerk kan. Zij hebben vaak
te maken met een netwerk dat beperkt is,
of veroordelend of met onbegrip reageert.
Soms willen ze ook het eigen netwerk
ontzien. Zo vertellen sommige ouderen
hun familie niet dat het slecht met hen
gaat, omdat ze willen voorkomen dat hun
familieleden zich schuldig gaan voelen
dat ze niet méér voor hen doen (P16).
Steun wordt ervaren in ontmoetingen
waarin ze vrijuit kunnen praten over hun
problemen, niet bang hoeven te zijn dat
ze de ander met hun problemen belasten,
en erop kunnen vertrouwen dat ze niet
worden veroordeeld.
One of the reasons that I did sort of start
looking at the internet support groups
was because I tend to not cry in front of
my husband, because he would get upset.
And my friends did not really understand
because as much as they were there for me,
none of them had been through it.
(persoon met kanker over lotgenotencon-
tact online, P40)
Profijtgroepen ontlenen ook poten-
tiële steun aan de afspraken die worden
gemaakt tussen het maatje en de hulp-
Betekenis van ontmoetingen volgens
profijtgroepen en vrijwilligers
24
Hoofdstuk 4
kenis zijn voor iemand. Deze ervaring
geeft voldoening en draagt bij aan een
positief zelf beeld. Deze betekenis komt
vooral naar voren bij projecten die gericht
zijn op het bieden van hulp of steun door
vrijwilligers, maar ook bij groepsactivi-
teiten en accommodaties.
— Vrijwilligers
Van betekenis zijn is voor veel vrijwilli-
gers een belangrijke drijfveer om vrijwil-
liger te worden. In projecten waarin zij aan
anderen steun of hulp verlenen, ervaren
ze dat ze voor iemand van betekenis zijn.
Ze ervaren hun betekenis als ze veran-
deringen opmerken bij de hulpvrager(s),
bijvoorbeeld dat mensen zich weer beter
gaan verzorgen, meer plezier lijken te
hebben, of zichzelf lijken te ontwikkelen
als gevolg van hun betrokkenheid en inzet.
Of als ze een goede relatie opbouwen met
de hulpvrager en daarin iets van zichzelf
geven (hun eigenschappen of ervaring). Ze
merken dan dat ze niet inwisselbaar zijn
voor een willekeurige andere vrijwilliger.
Veel vrijwilligers geven aan dat ze moeite
hadden met het wegvallen of ontbreken
van gewaardeerde sociale rollen en blij zijn
dat ze nu weer iets te bieden hebben.
I worked all my life [. . .] Then when
you come up to a certain age [. . .] I’d be
unemployable [. . .] not because of mental
ability, but my physical ability. [. . .] You
begin to feel worthless, you begin to feel
like you’ve past it, and there’s no more for
you, that you’re worthless.
(werkloze man die deelneemt aan een
‘Men’s shed’, een mannen-zelfhulp initi-
atief, P43)
Sommige vrijwilligers (die ook onder
profijtgroepen vallen) zetten zich in als
ervaringsdeskundige, bijvoorbeeld op het
gebied van dakloosheid of verslaving. Als
ze ervaren dat ze voor iemand van bete-
kenis zijn, kijken ze niet langer naar zich-
zelf als slachtoffer of iemand met een
probleem, maar als iemand die iets voor
een ander kan doen.
You know there was a part of my life that
for years, and years I was very embar-
When you live by yourself you spend so
much time alone. (…) I manage to cook
in between times for myself. But I must
admit I look forward to Tuesdays and
Thursdays. (oudere vrouw over twee keer
per week georganiseerde lunchclub, P35)
— Vrijwilligers
Vrijwilligers kiezen doorgaans niet
voor hun rol omdat ze op zoek zijn naar
steun, maar doen soms wel waardevolle
ervaringen van steun op. Dit komt op
twee manieren naar voren. In de meeste
gevallen ervaren de vrijwilligers steun
door de wederkerigheid die na verloop
van tijd in het contact met hun hulpvrager
ontstaat. Maatjes beschrijven dat er soms
periodes zijn dat ze zelf behoefte hebben
aan een luisterend oor en dat het contact
met hun hulpvrager zo goed is geworden
dat hun hulpvrager deze behoefte opmerkt
en het luisterend oor kan bieden.
Soms hebben vrijwilligers zelf ook de
nodige problemen. Wanneer ze samen
met andere vrijwilligers training of inter-
visie volgen, bieden ze soms steun aan
elkaar. Dit is vooral het geval bij projecten
die werken met ervaringsdeskundige vrij-
willigers, bijvoorbeeld op het gebied van
dakloosheid (P50).
Voorbeeld: Netwerk lotgenotencontact voor
ouders van kinderen met een beperking (P3)
Dit netwerk (P3) maakt ervaringen van
steun mogelijk voor zowel de hulpvragers
als de maatjes. Hulpvragers ervaren steun
door het lotgenotencontact dat het netwerk
organiseert. Ouders die maatje worden
volgen een langdurige training samen
met andere potentiele maatjes. De trai-
ning wordt ervaren als intensief en als een
waardevol verwerkingsproces. Sommige
ouders vinden de training zo intensief dat
ze geen maatje meer willen worden, maar
ervaren wel steun door deel uit te blijven
maken van het netwerk.
4.2
Van betekenis zijn voor iemand
In ontmoetingen kunnen profijtgroepen
en vrijwilligers ervaren dat ze van bete-
Betekenis van ontmoetingen volgens
profijtgroepen en vrijwilligers
25 Hoofdstuk 4
4.3
Plezier en ontspanning
Ontmoetingen kunnen plezier en
ontspanning bieden, zowel aan profijt-
groepen als aan vrijwilligers. Dit kan zijn
door leuke dingen samen te doen, door
van elkaars gezelschap te genieten en
door humor. Dit komt vooral naar voren
in activiteiten en in langdurig contact
zoals maatjesprojecten.
— Vrijwilligers en profijtgroepen
Zowel voor profijtgroepen als voor vrijwil-
ligers kunnen plezier en ontspanning bete-
kenisvol zijn, omdat ze dan niet (langer)
bezig zijn met de vraag of ze het wel ‘goed
doen. Voor profijtgroepen heeft dat vooral
betrekking op hun persoon en hun kwali-
teiten: zijn ze wel in staat om het contact
gaande te houden, zijn ze wel leuk genoeg
om mee om te gaan? Voor vrijwilligers
heeft dit vooral betrekking op hun rol en
verantwoordelijkheid: weten ze wel hoe ze
goed met deze doelgroep moeten omgaan?
Schatten ze de situatie wel goed in?
Het plezier dat vrijwilligers en profijt-
groepen of profijtgroepen onderling delen,
maakt dat ze ook ervaren dat ánderen in
deze situatie niet (langer) bezig zijn met
de vraag naar ‘goed’ en fout’.
Whether we did a good job or not a good
job, that was not important ... it was just
having an opportunity to spend time with
one another, enjoying one another. (deel-
nemer cursus voor ouderen, P36).
Voorbeeld: creatieve workshops voor
mensen met dementie in het verpleegte-
huis (P41)
De projecten TimeSlips en Alzheimer’s
Poetry Project zijn creatieve werkvormen
voor mensen met dementie. Wekelijks komt
een groep bij elkaar. Een getrainde bege-
leider vraagt deelnemers om vrij te asso-
ciëren in reactie op een foto (TimeSlips) of
een gedicht (Alzheimer’s Poetry Project).
In het begin zijn deelnemers huiverig om
gekke dingen te zeggen, of het niet goed
te doen als gevolg van hun (cognitieve)
beperkingen, maar het materiaal en de
rassed about. Quite ashamed, you know
… that I had and I wasted so much of my
life. And coming here, I realised well, actu-
ally it's not a waste, its qualifications …
It's when you can stand up and say, well
that's my experience … That is something
you cannot be taught … I was out there
and instead of looking at it like a waste of
time and as a victim, actually what I was
doing was gaining my qualifications.
(ervaringsdeskundig maatje van een
dakloze, P50)
— Profijtgroepen
Profijtgroepen voor wie een rol als vrijwil-
liger niet goed past of te hoog gegrepen is,
kunnen ook ervaren dat ze van betekenis
zijn voor iemand, bijvoorbeeld wanneer
er wederkerigheid ontstaat binnen 1-op-1
contacten. Ze kunnen vanuit de eigen leven-
servaring of persoonlijke eigenschappen iets
terug doen voor de vrijwilliger en ervaren
dat ze niet inwisselbaar zijn.
Profijtgroepen kunnen ook van bete-
kenis zijn voor iemand wanneer ze voor
langere tijd bij een project betrokken zijn.
Ze kunnen dan nieuwe bezoekers of deel-
nemers verwelkomen of op weg helpen met
hun ervaring. Deelnemers van een koor
kunnen bijvoorbeeld nieuwe koorleden
helpen met het instuderen van de nummers
(P50). Deelnemers van een wandelclub
kunnen nieuwe mensen begroeten en
uitleggen hoe het werkt (P30).
Voorbeeld: Men’s Shed (P43)
In een Men’s Shed nemen mannen een plek
in zelfbeheer waar ze zichzelf ontwik-
kelen en elkaar onderwijzen in vaardig-
heden uit werk of hobby. De nadruk ligt
op kameraadschap. Deelnemers geven aan
dat mannen, anders dan vrouwen, niet
snel om steun vragen en ook onwennig
zijn in het bieden ervan. Binnen de ‘Shed
wordt gezegd dat iedereen het wel eens
moeilijk heeft en dan een beroep kan doen
op anderen. En iedereen kan als deel-
nemer een ander bijstaan, al is het maar
door samen te klussen en even afleiding te
hebben. Deelnemers vinden het een waar-
devolle ervaring dat ze toch wat bete-
kenen voor andere deelnemers, ondanks
hun twijfels of ze dat wel kunnen.
Betekenis van ontmoetingen volgens
profijtgroepen en vrijwilligers
26
Hoofdstuk 4
tieven en wordt er een beroep gedaan
op andere vaardigheden dan ze gewend
zijn, bijvoorbeeld in de omgang met een
moeilijke doelgroep. Dat is spannend
en uitdagend, en een belangrijke moti-
vatie om vrijwilligerswerk te gaan doen.
De verrijking die vrijwilligers ervaren als
gevolg van hun keuze voor vrijwilligers-
werk is betekenisvol, omdat het spoort
met hun beeld van wie ze zijn en hoe ze
zich willen ontwikkelen.
— Profijtgroepen
Voor profijtgroepen geldt dat verrijking
ook betekenisvol kan zijn, omdat ze zich-
zelf of anderen daardoor onverwachts in
een ander licht zien. Bijvoorbeeld niet als
patiënt, maar als iemand met een hobby
of interesse.
Voorbeeld: museumprogramma voor
ouderen in een sociaal isolement (P33)
Het museumprogramma van 10 weken
nodigt ouderen uit om deel te nemen op
basis van interesse voor het thema van
het museum (geschiedenis of kunst). Iedere
week vertelt een specialist iets over een
deelthema. Er is veel ruimte voor vragen
en er is ook gelegenheid om voorwerpen
aan te raken of zelf aan de slag te gaan
(schilderen). De dagboeknotities van de
deelnemers laten zien dat deelnemers
eerst negatief zijn over andere ouderen en
zichzelf, maar gedurende het programma
ervaren dat zowel de andere deelnemers
als zijzelf leuke mensen zijn in de omgang:
leergierig en enthousiast. Ze kunnen met
andere mensen kennis van vroeger delen
of ervaringen uitwisselen aan de hand
van het museumprogramma.
Voor profijtgroepen bieden ontmoetingen
ook een gelegenheid om met nieuwe
mensen of dingen in aanraking te komen
en die dingen eventueel uit te proberen.
Het verruimt hun wereld als ze horen
hoe het leven van iemand anders eruitziet
en wat hij of zij daarin meemaakt, denkt
en voelt.
I think one of the great advantages is that
someone from outside your own world
comes and sits with you and tells you all
begeleider nodigen uit tot speelsheid. Na
een aantal weken worden de associaties
vrijer, wordt er veel gelachen en proberen
deelnemers er samen voor te zorgen dat
iedereen iets in kan brengen.
— Profijtgroepen
Voor profijtgroepen kunnen plezier en
ontspanning ook betekenisvol zijn, omdat
ze verlichting bieden van de verantwoor-
delijkheden, plichten, eisen of zorgen die
ze ervaren. Ze hoeven er even niet bij stil
te staan. De betekenis overlapt hiermee
deels met de eerder beschreven steun
die kan worden ervaren door onder de
mensen te zijn (§ 4.1).
It’s actually wonderful that you don’t
just sit talking about illness all the time.
But talk about everyday life, small talk
about the weather and the like. I’m actu-
ally happy that it’s not just illness, illness,
illness, illness.
(persoon met psychiatrische problematiek
in maatjesproject waarin hij wordt gekop-
peld aan een gezin, P25)
4.4
Verrijking
Ontmoetingen kunnen van betekenis
zijn, omdat ze leiden tot een vorm van
horizonverruiming, uitdaging of ontwik-
keling. Een persoon kan in aanra-
king komen met een ander perspectief,
andere ervaringen opdoen of andere
(sociale) vaardigheden ontwikkelen in
het contact. Dit komt in uiteenlopende
soorten projecten naar voren. Zowel vrij-
willigers als profijtgroepen beschrijven
verrijking als een betekenisvolle erva-
ring. Het verschil tussen vrijwilligers en
profijtgroepen is dat vrijwilligers meestal
bewust kiezen voor verrijking door vrij-
williger te worden, maar profijtgroepen
daar vaker op stuiten als bijvangst.
— Vrijwilligers
Vrijwilligers ervaren ontmoetingen
vooral als een verrijking in relatie tot hun
rol. Als vrijwilliger komen ze in aanra-
king met mensen met andere perspec-
Betekenis van ontmoetingen volgens
profijtgroepen en vrijwilligers
27 Hoofdstuk 4
about their world. It’s so easy to get bored
with life when you’re old and all your acti-
vities are closing down and anything that
makes you think about other people is very
good for you. It makes you aware that the
world isn’t just yourself and your little
room and your own dislikes and likes.
(oudere vrouw in maatjesproject, P16)
Daarnaast kunnen profijtgroepen binnen
het sociale contact sociale vaardigheden
ontwikkelen en leren over (positieve)
sociale relaties. Dit is betekenisvol voor
profijtgroepen die te maken hebben met
veel afwijkende of negatieve ervaringen in
relaties, bijvoorbeeld omdat ze zijn opge-
groeid in een probleemgezin (P25); dit
is vooral aan de orde in contactprojecten
met een langduriger contact. Een voor-
beeld hiervan is een maatjesproject waarin
mensen met psychiatrische problema-
tiek worden gekoppeld aan een gezin. De
deelnemers ontwikkelen zich omdat ze
veel leren over alledaagse gezinssituaties,
bijvoorbeeld over het omgaan met ruzie.
Tot slot kunnen ontmoetingen een
profijtgroep de gelegenheid bieden om
een nieuwe sociale identiteit of rol uit te
proberen en te oefenen, bijvoorbeeld een
rol als deelnemer van een cursus in plaats
van patiënt. Dit komt vooral aan de orde
in accommodaties en activiteiten. Hierin
is het onderscheid tussen profijtgroep en
vrijwilliger gradueel: een profijtgroep kan
ook een nieuwe rol als vrijwilliger uitpro-
beren, om eens geen ‘hulpvrager’ te zijn
(Haarsma et al., 2018).
4.5
Ergens bij horen
Ontmoetingen kunnen bijdragen aan
het gevoel dat de vrijwilliger of profijt-
groep ergens bij hoort waar deze persoon
graag onderdeel uit van wil maken.
Ontmoetingen kunnen leiden tot meer
contacten binnen de groep, maar kunnen
ook op andere manieren deze ervaring
bieden: bijvoorbeeld omdat een persoon
ervaart dat hij of zij een referentiekader
met een bepaalde groep mensen deelt, of
binnen een groep mensen leert kennen of
zelf herkend wordt. Deze betekenis komt
aan de orde in uiteenlopende projecten.
— Vrijwilligers
Voor vrijwilligers kan het vrijwilligers-
werk de ervaring bieden dat ze onderdeel
zijn van een groter geheel en in relatie
staan tot een bepaalde groep: dat kan
de buurt of het land zijn, maar ook een
sociale groep als ‘moeders’ of ‘betrokken
burgers’. Het gaat dan om een versterking
van een verbinding die ze al voelen en die
past bij hun zelfbeeld. Het vrijwilligers-
werk versterkt dat zelf beeld, of biedt de
gelegenheid om meer met die verbinding
te doen. Dit vormt een belangrijke moti-
vatie om vrijwilligerswerk te doen.
— Profijtgroepen
Voor profijtgroepen staan ervaringen van
‘ergens bij horen’ vaak tegenover situa-
ties van uitsluiting of afzondering. Het
kan gaan om het ontbreken van sociale
contacten, maar ook om uitsluiting of
afzondering van het referentiekader van de
groep. Ze zijn niet (langer) op de hoogte
van wat er in de groep speelt of hoe ze zich
in bepaalde situaties dienen te gedragen.
Of ze worden bejegend als afwijkend, en
als ‘niet op hun plaats’.
Nieuwe contacten kunnen ervoor
zorgen dat mensen ervaren dat ze
‘erbij horen’. Sommige profijtgroepen
beschrijven bijvoorbeeld dat ze zich meer
onderdeel voelen van het gewone leven
nu ze iemand kennen met wie ze ‘gewone
dingen’ ondernemen, zoals koffiedrinken
op een terras of een bioscoop bezoeken.
Ook ontmoetingen in de vorm van luchtig
contact kunnen de ervaring bieden dat
mensen ergens bij horen. Het gaat dan
om bijvoorbeeld groeten of vriendelijke
praatjes, of het herkennen van en herkend
worden door mensen van de groep (P19).
Profijtgroepen kunnen ook gelijk-
gestemden missen in hun eigen omge-
ving op het gebied van hun levensfase,
problematiek, interesse of overtuiging.
Ontmoetingen kunnen profijtgroepen
dan in aanraking brengen met een
gemeenschap waarin ze meer van zichzelf
kunnen delen met anderen. Soms ervaren
profijtgroepen dat ze met een nieuwe
Betekenis van ontmoetingen volgens
profijtgroepen en vrijwilligers
28
Hoofdstuk 4
to people in Syria or Jordan or places in
non-Christian countries that are also
struggling for peace. That, you know, the
wider awareness, that wide belief system,
because I have it and it becomes part of the
identity of the choir.
(deelnemer ouderenkoor, P51)
— Vrijwilligers
Net als bij verrijking gaat het voor vrij-
willigers om de relatie met hun zelf-
beeld. Projecten bieden vrijwilligers een
concrete manier om bij te dragen aan een
thema dat ze aan het hart gaat en zichzelf
te zien als onderdeel van de oplossing in
plaats van als probleem.
actually the kick for me to do something
was when all of the Arab spring stuff
was happening . . . and I remember very
distinctly having a conversation with
friends about how awful the violence and
the regimes were and . . . what can we do?
. . . and you know actually there’s very little
we can do . . . and we had this conversa-
tion about how so many people are unable
to live in their own countries and actually
one of things that we can do is in Newcastle
. . . so that connection with what’s happe-
ning elsewhere and not parachuting off but
doing something here.
(maatje in maatjesproject voor vluchte-
lingen, P17)
— Profijtgroepen
Profijtgroepen ervaren dat ze van waarde
zijn, wanneer ze niet alleen onderdeel zijn
van een project of groep, maar daarbinnen
een eigen stem hebben die ze kunnen
verheffen en die serieus wordt genomen
door de andere betrokkenen.
Voorbeeld: Inloopcentrum voor asielzoe-
kers (P14)
Het inloopcentrum voor asielzoekers
wordt gerund door vrijwilligers en biedt
een ontmoetingsruimte met een gedeelte-
lijk afgescheiden keuken. De visie van het
inloopcentrum is dat er zo min mogelijk
verschil moet zijn tussen de vrijwilligers
en de bezoekers. Bezoekers (asielzoe-
kers) worden daarom aangemoedigd om
de keuken te gebruiken om koffie en thee
groep in aanraking komen waar ze beter
op hun plek zijn of meer zichzelf kunnen
zijn dan in andere omgevingen.
Voorbeeld: Vrouwencentrum (P8)
Het vrouwencentrum wil activiteiten
aanbieden voor verschillende doelgroepen,
maar zegt expliciet dat ze er in de eerste
plaats zijn voor moslimvrouwen, omdat
deze nergens anders terecht kunnen. De
voorzitter van het vrouwencentrum loopt
rond in de buurt en maakt praatjes met
Moslima’s, bijvoorbeeld op het school-
plein. Ze nodigt vrouwen dan persoonlijk
uit om een keer langs te komen en bena-
drukt dat ze altijd welkom zijn. Wanneer
vrouwen wegblijven, belt ze hen op om te
zeggen dat ze kunnen komen en niet thuis
hoeven te zitten. De vrouwen waarderen
de persoonlijke aanpak van de voorzitter
en dat ze bij sommige activiteiten zeker
weten dat er geen mannen komen.
4.6
Van waarde zijn
De laatste betekenis die naar voren komt
in de ervaringen van profijtgroepen en
vrijwilligers is de ervaring dat een persoon
van waarde is door iets bij te dragen aan
een groter geheel als individu of als groep.
Projecten staan vaak symbool voor iets dat
mensen belangrijk vinden, zoals een meer
inclusieve of solidaire samenleving. Voor
zowel vrijwilligers als profijtgroepen kan
het betekenisvol zijn om zich betrokken te
voelen bij een project dat bezig is met iets
van waarde. Door hun eigen aandeel zijn
ze zelf ook van waarde.
I think to sing multicultural songs because
we live in a multicultural city, erm, to be
aware of all the different communities in
Manchester and refer to world events to
be in touch so that you know that we are
a part of something that’s bigger. So you
know at Christmas, particularly when we
were singing, we sing a whole variety of
Christmas songs, not necessarily Christian
hymns, but even when we sing Christian
hymns like Silent Night you know we
talk about the peace process, and we refer
Betekenis van ontmoetingen volgens
profijtgroepen en vrijwilligers
29 Hoofdstuk 4
te zetten. Eén van de vaste bezoekers is
daar altijd druk bezig met het klaarleggen
van koekjes op schalen en het schoonmaken
van de keuken. Hij geeft aan dat dit ‘zijn
rol’ is en dat hij dit graag doet voor het
inloopcentrum.
4.7
Conclusie
De ervaringen van vrijwilligers en profijt-
groepen laten zien dat de ontmoetingen
die sociale initiatieven mogelijk maken op
verschillende manieren kunnen bijdragen
aan hun welbevinden. De zes gevonden
thema’s raken aan de dimensies van welbe-
vinden en zingeving in sociaal contact die
we eerder bespraken in hoofdstuk 2. In de
betekenis van ‘verrijking’, ‘voor iemand
van betekenis zijn’ en ‘van waarde zijn’
zien we het thema zelfrespect naar voren
komen (pp. 8-9). ‘Ergens bij horen’ gaat
over verbinding (p. 9) en ‘steun’ alsook
‘plezier en ontspanning’ raken beide aan
het thema sociale steun (p. 9).
Er zijn wel accentverschillen tussen
vrijwilligers en profijtgroepen. Voor vrij-
willigers voorzien sociale initiatieven
vooral in de behoefte aan zelfrespect, door
voor iemand van betekenis te zijn, van
waarde te zijn en door verrijking (zelf-
respect). Daarnaast verstevigen sociale
initiatieven het gevoel tot een groep te
behoren (verbinding). Tot slot ervaren
vrijwilligers soms ook waardevolle steun
en ontspanning (steun).
Profijtgroepen hebben vaak te maken
met een beperkt netwerk en moeilijk-
heden met hun plek in de samenleving.
Voor hen zijn projecten daarom ook van
groot belang. We zien dat profijtgroepen
steun kunnen ervaren en ontspannen
(steun). Ze kunnen door projecten
ervaren dat ze mee kunnen doen of in
aanraking komen met een groep gelijk-
gestemden (verbinding). Het realiseren
van zelfrespect is moeilijker voor profijt-
groepen. In sommige gevallen kunnen
profijtgroepen als vrijwilliger zichzelf in
een ander licht zien: door van betekenis
te zijn voor iemand, zichzelf te ontwik-
kelen en door van waarde te zijn. De
profijtgroepen voor wie een rol als vrijwil-
liger te hoog gegrepen is, hebben minder
mogelijkheden om hun ‘zelfrespect’ te
ontwikkelen en zijn daarin in hoge mate
afhankelijk van andere, vindingrijke gele-
genheden tot ontmoeting die een project
ze weet te bieden. —
30
5.
Spanningen binnen
betekenisvolle
ontmoetingen en manieren
om ze te beperken
In het voorgaande is duidelijk geworden welke
soorten ontmoetingen voor profijtgroepen en vrij-
willigers van betekenis kunnen zijn. Toch is het niet
voldoende om projectenvoorstellen die zich bij het
Oranje Fonds aandienen alleen aan deze factoren
te toetsen. Het is ook belangrijk om te weten of de
verwachtingen van betekenisvolle ontmoetingen
worden waargemaakt, en of dat ook het geval
is over een iets langere tijd. Ontmoetingen gaan
namelijk niet vanzelf goed. Het sociale contact kan
spannend of ingewikkeld zijn, zowel voor de profijt-
groepen als voor de vrijwilligers.
Spanningen binnen betekenisvolle ontmoetingen
en manieren om ze te beperken
31 Hoofdstuk 5
De zes betekenissen die in het vorige
hoofdstuk beschreven zijn, kennen ieder
hun eigen kenmerkende spanningen.
Zo kan het ervaren van steun bijvoor-
beeld omslaan in het ervaren van onge-
lijkwaardigheid. De vraag is onder welke
voorwaarden de kans daarop groter of
kleiner wordt? Het is dus noodzakelijk
om aandacht te besteden aan spanningen
binnen betekenisvolle ontmoetingen en
hoe daar mee kan worden omgegaan.
In dit hoofdstuk beschrijven we voor
alle zes betekenissen van het vorige
hoofdstuk welke spanningen zich kunnen
voordoen en formuleren we manieren om
deze spanningen te beperken. Als een
project beter voorziet in en streeft naar
een goede omgang met spanningen die
zich in het contact kunnen voordoen, is de
kans kleiner dat deze betekenisvol contact
ondermijnen.
5.1
Steun – Ongelijkwaardigheid en
wederkerigheid
Wanneer steun of hulp wordt gegeven
en ontvangen, is er sprake van een ‘hulp-
gever’ en een ‘hulpontvanger’. Mensen
kunnen dit ervaren als een ongelijkwaar-
dige situatie. Hulpontvangers kunnen
het ongemakkelijk vinden om in de
ontvangende positie te zijn, of ervaren
dat ze als ongelijkwaardig worden
bejegend in het contact. Dat laatste is
bijvoorbeeld het geval als meer reke-
ning wordt gehouden met de agenda van
de hulpgever dan die van de hulpont-
vanger als het gaat om het plannen van
een volgende afspraak (P49). Veel hulp-
gevers vrezen dat hulpontvangers onge-
lijkwaardigheid ervaren, en proberen te
voorkomen dat de hulpontvanger zich
ongemakkelijk voelt bij het ontvangen
van steun.
I think she’s somebody who doesn’t like to
feel needy, so if she knows. I’ve got child-
care and done all this to see her, it suddenly
puts her in a position of someone needing a
service. And so it’s difficult to know how
the relationship’s going to carry on being
supportive without her feeling she’s obvi-
ously being supported.
(vrijwilliger peer support project voor
zwangere vrouwen en moeders, P46)
Een manier om met deze spanningen om
te gaan is te streven naar wederkerigheid.
In één-op-één contact kan wederkerig-
heid vorm krijgen, bijvoorbeeld wanneer
hulpgevers zelf ervaren dat zij óók veel
aan het contact ontlenen. Of doordat
hulpontvangers iets terug doen, bijvoor-
beeld door te koken of ervaringen te delen.
Wederkerigheid kan ook ervaren worden
over een langere periode of in meer alge-
mene zin (gegeneraliseerde wederkerig-
heid, Sahlins, 1974). Mensen die eerst
hulp hebben ontvangen, kunnen op een
ander moment zelf weer iets voor het
maatje of een ander persoon terug doen.
In groepsprojecten kan wederkerig-
heid ontstaan door in het midden te laten
wie steun biedt of nodig heeft; deel-
nemers benadrukken dat iedereen er
voor elkaar is en dat het er niet om gaat
wie precies hulp vraagt of biedt. In een
wandelclub werd duidelijk dat deelnemers
deze gedachte belangrijk vinden toen een
welzijnsorganisatie met een pilot kwam.
Ze wilden een steunende ‘peer support’ rol
toevoegen. Een deelnemer zou gekoppeld
worden aan een nieuw lid met psychia-
trische problematiek, om deelname voor
deze doelgroep te vergemakkelijken.
De deelnemers waren echter kritisch op
deze pilot en wilden er niet graag aan
meewerken, want zij vonden dat zij onder-
ling en voor alle nieuwe leden al aan ‘peer
support’ deden; dat kenmerkte immers de
sfeer van de wandelclub (P30).
De meeste projecten houden zich niet
bewust bezig met het bieden van steun.
Bij maatjesprojecten is dat wel het geval.
Een manier waarop maatjesprojecten met
deze spanningen kunnen omgaan is door
het contact voor te stellen als een ruil:
het maatje doet waardevolle ervaring op
of ontwikkelt vaardigheden in ruil voor
de geboden steun. Dit zou een mogelijke
oplossing kunnen zijn voor het probleem
van ongelijkheid, het is dan een zakelijke
transactie geworden waar beide partijen
iets concreets uit halen.
Spanningen binnen betekenisvolle ontmoetingen
en manieren om ze te beperken
32
Hoofdstuk 5
I suppose that might be a detrimental
thing, um, how much of a reliance
[befriendee] has on us meeting for her self-
esteem and that, and whether she’s going
to take a blow after it’s finished, which
may be a realistic thing (vrijwilliger over
maatjesproject voor mensen met psychia-
trische problematiek, P37)
Mensen kunnen ook belast worden door
het uitblijven van duidelijke tekenen
van verbetering. Het roept dan onze-
kerheid op of ze wel van betekenis voor
iemand (kunnen) zijn. De betekenis
wordt vaak gekoppeld aan het zien van
concrete resultaten, maar er zijn veel
situaties waarin veranderingen niet zo
zichtbaar zijn.
[the older person with dementia in resi-
dential care who is visited has often limited
awareness and a bad mood during visits.]
During these times, it was challenging to
engage with her, particularly when I felt
that I was often the one initiating conver-
sations. Despite this, the staff stated she
was always brighter after my visits, which
made me feel that overall, I was having a
positive effect on her. (maatje van iemand
met dementie in verpleegtehuis, P29)
Deze spanningen kunnen worden beperkt
door begrenzing. Het gaat dan zowel om
begrenzing van de intensiteit van het
contact als om het realistisch houden van
verwachtingen over wat het contact tot
stand zou kunnen brengen.
She’s an important person in my life now,
but it is a very contained section of my
life. It’s a Tuesday morning, and that’s
a bit unique as well, coz your normal
friendships obviously spread into all sorts
of things, and your family spreads into
all sorts of things, but this is a Tuesday
morning relationship.
(maatje over maatjesproject mensen met
dementie, P15)
Een kanttekening bij begrenzing is dat
vrijwilligers soms denken dat ze het niet
goed doen, doordat ze zich niet aan de
begrenzing van het project houden. Ze
In meerdere projecten komen echter ook
moeilijkheden van deze benadering naar
voren. Bij een coachend of activerend
contact vraagt een hulpvrager soms wel om
steun, maar past het niet goed bij de rol die
door de organisatie wordt geschetst.
I can feel the tears coming and then Ill
have to get up and go out. You just want
to get up and give them a hug. Or tell them
it’s going to be alright. We’re not allowed to
tell them what to do. Or give them a hug.
(peer support voor zwangere vrouwen en
moeders, P46)
Wat (maatjes)projecten kunnen doen om
ervaringen van ongelijkwaardigheid te
reduceren, is benadrukken dat de uitwis-
seling van steun niet op zichzelf staat,
maar onderdeel uitmaakt van gegenera-
liseerde wederkerigheid. De vrijwilliger
heeft op andere momenten zelf steun
ontvangen van mensen die dat hem of
haar konden bieden. En de hulpontvanger
kan op een ander moment weer iets bete-
kenen voor iemand anders.
Dit alles kan overigens niet voorkomen
dat er ervaringen van ongelijkwaardigheid
blijven bestaan, die niet weg te nemen zijn.
Sommige mensen zijn nu eenmaal hulpbe-
hoevender dan anderen. In dat geval is het
vooral belangrijk het taboe op onderlinge
afhankelijkheid te doorbreken (Bredewold
et al., 2018): ongelijke verhoudingen zijn
niet noodzakelijk ongelijkwaardig.
5.2
Van betekenis voor iemand zijn –
Overbelasting en begrenzing
Mensen die in de ontmoeting ervaren dat
ze voor iemand van betekenis zijn, kunnen
te maken krijgen met (over)belasting door
de situatie. Zo kunnen vrijwilligers zich
machteloos voelen, omdat de problematiek
van de hulpvragers heel groot is en hun
eigen bijdrage maar klein. Ze kunnen zich
ook schuldig voelen, omdat ze misschien
nog meer kunnen doen, maar dat niet
willen of doen. Ook kunnen ze twijfelen of
ze wel goed bezig zijn of dat ze de andere
persoon van de regen in de drup helpen.
Spanningen binnen betekenisvolle ontmoetingen
en manieren om ze te beperken
33 Hoofdstuk 5
I had heard about this, these walks and I
came and I felt like a kiddy starting school
because not knowing anybody and I said
hello everybody” and I was amazed at
the people who turned around and said
“ hel lo”.
(wandelclub gerund door vrijwilligers,
P30)
Voor vrijwilligers geldt bovendien dat ze
onzeker kunnen zijn over hun handelen,
bijvoorbeeld in ingewikkelde of riskante
situaties.
Onzekerheid kan worden gereduceerd
door het bieden van houvast. Deelnemers
ervaren bijvoorbeeld houvast als ze al
mensen kennen binnen het project of als
ze een familielid of vriend mee kunnen
nemen. Projecten kunnen ook houvast
bieden door de beschikbaarheid van
deskundigheid (bijvoorbeeld rondom
bepaalde ziektebeelden) waar deelnemers
een beroep op kunnen doen en die de
vrijwilligers ontslaat van de verantwoor-
delijkheid om zelf ingewikkelde situaties
in te schatten. Een andere manier is het
organiseren van activiteiten die mensen
samen kunnen ondernemen en door
mensen concrete taken te bieden die ze
kunnen uitvoeren en waarmee ze zich een
houding kunnen geven.
I was a bit anxious that we wouldn’t have
much to say to each other… we might run
out of conversation. Seeing the film was a
great way to get over that.
(sociaal network project voor mensen met
psychiatrische problematiek, P13)
[the art table was considered a “constant
mixer” where children working closely
alongside each other could use personal
projects to start conversations when they
felt ready.] […] If one kid feels too shy to
say anything and the other kid feels too
awkward to ask them, it’s just sort [of] the
little things like that, just making those
conversations start, and helping them
along, and they don’t necessarily last for
more than a couple of questions, and some-
times they turn into whole friendships.
(speeltuin voor kinderen met en zonder
beperking, P44)
denken dat ze bijvoorbeeld niet ‘compe-
tent’ genoeg zijn om de grenzen die het
project voorschrijft, te kunnen bewaken.
I’m not very good at boundaries so that’s
probably why I find it hard to go in, chat to
them for an hour or maybe an hour and a
half and have a game of chess or whatever,
because I don’t think that you can really get
to know someone in that time. Am I meant
to get to know them? Well, I think it makes
their visits better if they feel they’re under-
stood or connected.
(maatje over maatjesproject voor ouderen
in sociaal isolement, P10)
Wie van betekenis is voor iemand ervaart
immers dat hij of zij een relatie heeft opge-
bouwd waarin hij of zij iets kan bieden
dat een andere persoon niet zomaar kan
bieden. Dit leidt bij vrijwilligers tot twij-
fels over de grenzen die zij aan zichzelf
stellen. Sociale initiatieven moeten deze
grenzen, en afwijkingen van de richt-
lijnen, met hun vrijwilligers bespreken
(zie ook Grootegoed et al., 2018).
Bij begrenzen van de verwachtingen
gaat het ook om acceptatie dat stabili-
sering vaak van grotere waarde is dan
vooruitgang (Tonkens, 2005). In veel
hulpsituaties is het al heel mooi als
iemands situatie enigszins stabiel blijft,
verbetering van de situatie is vaak te
hoog gegrepen.
5.3
Plezier en ontspanning –
Onzekerheid en houvast
Plezier en ontspanning staan in contrast
met onzekerheid die mensen ervaren over
hun persoon en hun kunnen. In het vorige
hoofdstuk is beschreven hoe plezier en
ontspanning ervoor kunnen zorgen dat
personen niet langer onzeker zijn of ze het
‘goed’ doen. Andersom geldt dat onzeker-
heid plezier en ontspanning ondermijnt.
Georganiseerde ontmoetingen zijn
vaak spannend en roepen bij zowel profijt-
groepen als vrijwilligers vragen op over
wat ze in het sociale contact moeten doen
en of ze dat wel kunnen.
Spanningen binnen betekenisvolle ontmoetingen
en manieren om ze te beperken
34
Hoofdstuk 5
Het bieden van houvast heeft soms echter
ook een keerzijde. De aanwezigheid van
begeleiding legt soms pijnlijk bloot dat
het contact ‘kunstmatig’ van karakter is en
zonder begeleiding misschien niet stand-
houdt (P25). Daarnaast kan het streven
naar houvast binnen een sociaal initiatief
als gevolg hebben dat ‘spannende’ situaties
worden vermeden. De deelnemers hebben
het dan wel gezellig, maar het is lastiger
voor nieuwe deelnemers om aan te sluiten.
In sommige groepen zijn er bijvoorbeeld
sterke sociale codes ontstaan over het
soort onderwerpen dat wel en niet wordt
besproken (P30; P6). Onderwerpen waar
mensen zich ongemakkelijk bij voelen,
worden dan taboeonderwerpen (P30).
In andere projecten zorgen uitgesproken
ideeën over wat een goede vrijwilliger
is ervoor dat anderen geen ruimte meer
ervaren om op een eigen manier een rol
als vrijwilliger op zich te nemen (P14).
Sociale projecten moeten zich bewust zijn
van deze mogelijke keerzijdes.
5.4
Verrijking – Overvraging en
gelegenheid tot terugtrekken
De verrijking die profijtgroepen en vrij-
willigers kunnen ervaren door ontmoe-
tingen, kan ook ontaarden in overvraging.
De situatie doet dan een te groot beroep
op de vermogens van mensen. Voor zowel
profijtgroepen als vrijwilligers kan dit aan
de orde zijn.
The idea to establish a non-hierarchical
organization did not work out and seemed
to endanger its stability, mainly because
too many of the gardeners faced difficult
life situations over the years (illness or
death of family members, foreclosure, disa-
bilities and language problems).
(buurttuin, P48)
Om deze problemen te beperken, moeten
deelnemers kunnen afzien van deelname,
of zich weer kunnen terugtrekken zonder
dat dit consequenties heeft. Daarnaast
moeten ze de gelegenheid hebben om zich
even terug te trekken wanneer ze sociaal
contact te spannend vinden. Er dient gele-
genheid te zijn om zich terug te trekken
uit een relatie of activiteit, maar ook een
fysieke ruimte om zich terug te trekken
kan dan behulpzaam zijn (Bredewold et
al., 2019). In het volgende project is er
vorm gegeven aan zo’n fysieke plek om
ruimte te creëren:
The kitchen presented a walled off sub-sec-
tion of the main hall in both drop-in
centres, connected through a serving hatch
and counter. Its position as slightly separate
from the main hall where conversations
and exchanges largely took place allowed it
to be a place of escape for some individuals;
for volunteers who needed a break and for
asylum seekers who were less comfortable
with the hectic atmosphere of the main hall.
(participerende observatie vluchtelingen
inloopcentrum, P14)
Gelegenheid creëren voor het kunnen
terugtrekken uit sociale relaties of acti-
viteiten heeft consequenties voor sociale
projecten en hoe zij denken over hun doel-
stellingen. Een voorbeeld is een participa-
tief jongeren-emancipatieproject rondom
sport (P51). Van dit project waren hoge
verwachtingen: het sportproject zou
jongeren in een kwetsbare positie verschil-
lende manieren bieden om zichzelf te
ontplooien: door een plan uit te denken en
vervolgens verantwoordelijk te zijn voor de
uitvoering ervan. De doelgroep vond het
leuk en stimulerend om samen een plan
uit te denken. Het uitvoeren daarentegen
bleek een brug te ver, volgens de jonge-
renwerkers was dit te wijten aan de zware
thuissituatie van deze jongeren. Er kwam
uiteindelijk niets van het beoogde sporti-
nitiatief tot stand, maar voor de jongeren
was het positief dat ze zich zonder conse-
quenties hebben kunnen terugtrekken.
5.5
Ergens bij horen – Uitsluiting en
afstemming
Iedere vorm van uitsluiting onder-
mijnt de ervaring van vrijwilligers en
profijtgroepen dat ze ergens bij horen.
Spanningen binnen betekenisvolle ontmoetingen
en manieren om ze te beperken
35 Hoofdstuk 5
Deelnemers kunnen ervaren dat ze uitge-
sloten worden door de manier waarop ze
door andere deelnemers worden bejegend,
of doordat het project of de activiteit niet
goed is afgestemd op hun vermogens of
situatie. Ze willen dan wel mee doen,
maar stuiten op barrières.
Uitsluiting doet zich dus niet alleen
voor als spanningen in het contact, maar
heeft ook betrekking op mensen die
wegblijven. Wanneer sociale initiatieven
zich niet bewust zijn van de drempels die
profijtgroepen ervaren om deel te nemen,
kan het lijken het alsof mensen niet wíllen
deelnemen en er zelf voor kiezen om zich
af te zonderen (P23).
Daarom is afstemming belangrijk.
Het project moet aansluiten op de situatie
en vaardigheden van de beoogde profijt-
groep(en) zonder dat (te) veel nadruk
op de aanpassingen wordt gelegd. In het
geval van een voorziening voor drugs-
gebruikers spannen de begeleiders zich
bijvoorbeeld in om te zorgen dat de doel-
groep op komt dagen (P20) door ze na te
bellen en zich flexibel op te stellen.
Staff at the centre put in extra effort to
remind the guests about the farm visits
on the Wednesday. Guests often sign up to
participate, but forget to turn up, or they
join at the last minute. Participants may
jump in or out of the minibus before it
leaves the city.
(zorgboerderij voor daklozen, P20)
In andere projecten vindt afstemming
plaats door de keuze van activiteiten,
de invulling van taken of de aard van
de begeleiding. In een speeltuin gericht
op ontmoeting tussen kinderen met en
zonder beperking zijn de activiteiten
bijvoorbeeld zo gekozen of ontworpen
dat kinderen met een beperking op gelijke
voet deel kunnen nemen en niet onbe-
doeld worden afgeschrikt of buitenge-
sloten (P44).
Afstemming staat haaks op het ‘open-
deuren beleid’ dat veel sociale initiatieven
hanteren, en waarin wordt benadrukt
dat iedereen welkom is. Een open-deur
beleid leidt vaak tot meer spanningen of
uitsluiting. Het eerste komt naar voren in
de ervaringen van de deelnemers van een
Men’s Shed (voorbeeld in hoofdstuk 4)
(P42). Er is geen overeenstemming
over wie wel en niet lid mag worden.
Sommige leden vinden dat ze er zijn voor
alle mannen. Andere leden vinden dat
sommige mannen de groep te veel zouden
belasten, bijvoorbeeld door een crimineel
verleden of verslavingsproblematiek.
Dat een open-deuren beleid juist tot
uitsluiting leidt, komt bijvoorbeeld naar
voren in de ervaringen van de voorzitter
van een vrouwencentrum (voorbeeld in
hoofdstuk 4). De voorzitter probeerde om
van het vrouwencentrum een plek voor
iedereen te maken, maar merkte dat dit
leidt tot uitsluiting van vrouwen met een
migrantenachtergrond. Het project is dan
niet goed afgestemd op hun situatie.
[the chairwomen of the women’s centre]
thinks the old neighbourhood centre was
not very inclusive as its activities were
oriented towards Dutch people, featuring
drinking, playing darts and bingo nights.
In contrast, the women of migrant back-
ground in the neighbourhood did not yet
have a place to go. Nour wants to be a
cultural ‘broker’ and offer a place where
both groups are welcome. However, she
explains that her attempts to appeal to the
working-class, ‘native’ Dutch group by
organizing bingo nights and mixed-ge-
nder activities mean that these become
inaccessible for Muslim women who do
not want to attend activities where men
are present. Indeed, one Muslim inter-
viewee of Moroccan background who used
to frequent the centre says this is one of the
reasons she stopped attending, as she did
not want to be subjected to gossip from
other (Moroccan) residents.
(voorzitter vrouwencentrum, P8)
5.6
Van waarde zijn – Miskenning en
elkaar serieus nemen
Profijtgroepen en vrijwilligers kunnen
ervaren dat hun betrokkenheid, bijdrage
of stem miskend wordt. Dit ondermijnt de
ervaring dat ze van waarde zijn.
Spanningen binnen betekenisvolle ontmoetingen
en manieren om ze te beperken
36
Hoofdstuk 5
In sommige situaties vinden profijt-
groepen zelf dat ze iets bijdragen in
de context van een sociaal initiatief,
maar ervaren ze dat hun bijdrage wordt
miskend door andere deelnemers, omdat
deze niet wordt opgemerkt of niet serieus
wordt genomen. In het inloopcentrum
voor asielzoekers (voorbeeld in hoofdstuk
4) heeft een asielzoeker bijvoorbeeld een
eigen rol uitgevonden om van waarde te
kunnen zijn, namelijk het schoonhouden
van de keuken en het schenken van koffie
en thee. Echter, van de een op de andere
dag komen er twee nieuwe vrijwilligers
die deze rol niet erkennen. Ze zien de
asielzoeker als bezoeker en zien het als
hún verantwoordelijkheid om koffie en
thee te schenken (P14). De asielzoeker
komt uiteindelijk niet meer naar het
inloopcentrum op de dagen dat deze vrij-
willigers er zijn.
Profijtgroepen kunnen deze misken-
ning ook als groep ervaren. De deelne-
mers van de Men’s Shed (voorbeeld in
hoofdstuk 4) beschrijven bijvoorbeeld hoe
ze worden aangezien als luie, bierdrin-
kende klootzakken, ondanks hun inspan-
ningen om een bijdrage aan de lokale
gemeenschap te leveren (P43).
Vrijwilligers beschrijven vooral situ-
aties waarin ze miskenning ervaren van
hun ideële motieven. Anderen denken
dat ze slechts uit zijn op najagen van
hun eigen belang of het belang van hun
eigen groep. Dit komt bijvoorbeeld naar
voren in de ervaringen van betrokkenen
bij het hiervoor besproken vrouwencen-
trum (P8). Verschillende groepen zijn
zich gaan bemoeien met de invulling van
het vrouwencentrum, dat in de plaats is
gekomen van een eerder buurtcentrum
dat vooral de lager-opgeleide, autochtone
bevolking bediende. De mensen die bij het
nieuwe vrouwencentrum zijn betrokken,
de mensen die bij het voormalig buurt-
centrum zijn betrokken en een derde
groep die zich ook met de toekomst van
het centrum bemoeit (een mannenclub),
verwijten elkaar dat ze niet in het belang
van de hele buurt opereren, maar eigenlijk
alleen aan hun eigen achterban denken.
Dit type miskenning kan ook van
instanties komen. De vrijwilligers die
waren betrokken bij het oude buurt-
centrum voelden zich miskend toen de
gemeente het buurtcentrum sloot, omdat
het niet inclusief genoeg zou zijn.
We had lots of contact with people from
the neighbourhood there. We always had
a good time. Everybody could, everyone
was welcome. It didn’t matter which
race, whether you were Turk, Moroccan
or whatever, you were always welcome
with us. (…) And now it turns out the
women’s centre moved in, an Iraqi lady,
and she manages the thing, and she gets
enough subsidies for everything (…) for
the women’s centre they do a lot. They get
everything.
(vrijwilliger buurtcentrum dat is gesloten,
P8)
Om hier goed mee om te gaan is het van
belang elkaar serieus te leren nemen: zo
goed mogelijk kijken naar wat iemand
wil zeggen of bereiken, en niet naar hoe
iemand dat precies doet of vanuit welke
motieven iemand dat zou doen.
Ten eerste vereist dit dat vrijwilligers
en initiatiefnemers gevoelig zijn voor de
bedoelingen van profijtgroepen en andere
vrijwilligers. Sommige vrijwilligers en
profijtgroepen kunnen hun bijdrage of
perspectief namelijk minder goed articu-
leren, waardoor hun bijdrage miskend of
ondergesneeuwd dreigt te worden.
Een tweede vereiste is dat partijen die
onderling van mening verschillen elkaar
serieus nemen door zich te richten op wat
ze willen zeggen of bereiken, en daarmee
ook elkaars suggesties en kritiek ter harte
nemen.
5.7
Conclusie
Ontmoetingen kunnen spannend en
ingewikkeld zijn. Projecten kunnen dit
niet altijd voorkomen, maar wel alert zijn
op de situaties waarin ze zich voordoen en
er zijn manieren om met deze spanningen
om te gaan.
De zes soorten betekenis van ontmoe-
tingen uit het vorige hoofdstuk kennen
Spanningen binnen betekenisvolle ontmoetingen
en manieren om ze te beperken
37 Hoofdstuk 5
ieder hun spanningen en manieren om
met deze spanningen om te gaan. Het
gaat hier niet om kant-en-klare recepten
voor projecten, maar om thema’s waar
een projectleider gevoeligheid voor kan
ontwikkelen. In onderstaande tabel (4)
zijn deze op een rij gezet. —
Betekenis van ontmoeting
Steun
Van betekenis zijn voor iemand
Plezier en ontspanning
Verrijking
Ergens bij horen
Van waarde zijn
Bijkomende spanningen
Ongelijkwaardigheid
Overbelasting
Onzekerheid
Overvraging
Uitsluiting
Miskenning
Manieren om de
spanningen te beperken
Wederkerigheid
Begrenzing
Houvast
Gelegenheid tot terugtrekken
Afstemming
Elkaar serieus nemen
Tabel 4. Betekenis
van ontmoetingen,
bijkomende spannin-
gen en manieren om
deze te beperken
38
6.
De beoordeling,
begeleiding en
evaluatie van projecten
In dit hoofdstuk zetten we de implicaties op een rij
die volgen uit de literatuurstudie voor de werkwijze
van het Oranje Fonds.
De beoordeling, begeleiding en
evaluatie van projecten
39 Hoofdstuk 6
Toetsing van de doelstelling in
het licht van de missie van het
Oranje Fonds
Een betekenisvolle ontmoeting is een
ontmoeting die primair bijdraagt aan
het welbevinden van individuen, in
het bijzonder van profijtgroepen.
Zowel een ‘lichte’ als een ‘intensieve’
ontmoeting kan bijdragen aan het
welbevinden van individuen, evenals
een ‘verbindende’ of ‘overbruggende’.
Een ontmoeting kan bijdragen aan
het welbevinden van profijtgroepen en
vrijwilligers op één of meerdere van de
volgende gebieden. In de doelstelling
van een project is voldoende inzich-
telijk gemaakt op welk(e) gebied(en)
het project zich richt.
Steun
— Van betekenis voor iemand zijn
— Plezier en ontspanning
Verr i j k ing
Ergens bij horen
— Van waarde zijn
Toetsing van het projectplan
De mogelijkheden en belemmeringen
van profijtgroepen en vrijwilligers
vormen het uitgangspunt voor het
soort contact dat wordt nagestreefd;
Het project is toegankelijk voor de
beoogde profijtgroep(en) en heeft oog
voor mogelijke barrières;
Er is passende begeleiding waar vrij-
willigers en profijtgroepen een beroep
op kunnen doen in de ontmoetingssi-
tuaties;
Er is oog voor de spanningen en risi-
co’s van ontmoetingen voor profijt-
groepen en vrijwilligers en daar wordt
voldoende op geanticipeerd.
Communicatie met de projectleider
In de aanvraagprocedure en de evalu-
atie van projecten wordt openheid
gewaardeerd en reflectie gestimuleerd
ten aanzien van de beperkingen en
spanningen van het georganiseerde
contact.
Het Oranje Fonds biedt voorlichting
en begeleiding aan projectleiders, om
hun gevoeligheid voor spanningen
in het georganiseerde contact te
vergroten en manieren te vinden om
daar op in te spelen.
In tabel 5 (zie volgende pagina) geven we
weer op welke manieren ontmoetingen
kunnen bijdragen aan het welbevinden,
en waar projecten op moeten letten als zij
dit nastreven. —
De beoordeling, begeleiding en
evaluatie van projecten
40
Hoofdstuk 6
Bijdrage aan welbevinden
Steun
Ontmoetingen kunnen leiden tot
ervaringen van (emotionele) steun.
Het kan steunend zijn om ervaringen
te delen, of juist afleiding te hebben.
Plekken om naartoe te gaan en (her-
haalde) activiteiten kunnen ook steun
bieden, omdat men er zo nodig te-
recht kan of naar uit kan zien.
Van betekenis zijn voor iemand
Sommige vrijwilligersrollen en som-
mige ondersteunende taken bieden
de ervaring dat mensen van bete-
kenis zijn voor iemand. Dit draagt
bij aan een positief zelfbeeld.
Plezier en ontspanning
Plezier en ontspanning door acti-
viteiten of gezelschap zorgen voor
verlichting van verantwoordelijk-
heden, zorgen of onzekerheden.
Verrijking
Ontmoetingen kunnen van betekenis zijn,
omdat ze leiden tot een vorm van hori-
zonverruiming, uitdaging of ontwikkeling.
Door het contact kan een persoon in aan-
raking komen met een ander perspectief,
andere ervaringen opdoen of andere
(sociale) vaardigheden ontwikkelen.
Ergens bij horen
Ontmoetingen kunnen bijdragen aan het
gevoel dat de persoon ergens bij hoort
waar hij of zij graag onderdeel van wil
uitmaken. Ontmoetingen kunnen leiden
tot meer contacten binnen een groep,
maar mensen kunnen deze ervaring
ook op andere manieren opdoen: bij-
voorbeeld omdat een persoon ervaart
dat hij of zij een referentiekader deelt
met een bepaalde groep mensen.
Van waarde zijn
Een persoon kan door ontmoetingen
ervaren dat hij of zij van waarde is, door
bij te dragen aan een groter geheel en
ook zo door anderen gezien te worden.
Spanningen
Ongelijkwaardigheid
Wanneer steun of hulp wordt gegeven en
ontvangen, is er sprake van een ‘hulpge-
ver’ en een ‘hulpontvanger’. Mensen kun-
nen dit ervaren als een ongelijkwaardige
situatie. Dat kan het contact ingewikkeld
maken en pijnlijke situaties opleveren.
Overbelasting
Mensen kunnen overbelast raken omdat
ze zichzelf voorbijlopen, of twijfelen of
ze goed bezig zijn wanneer duidelijke
tekenen van verbetering uitblijven.
Onzekerheid
Mensen kunnen onzeker zijn over wat ze
in het sociale contact moeten doen en
of ze dat wel goed weten of kunnen.
Overvraging
De situatie kan een te groot beroep
doen op de vermogens van mensen.
Uitsluiting
De bejegening van andere deelne-
mers of de opzet van een project
kunnen mensen het gevoel geven dat
ze uitgesloten worden. Ze voelen zich
niet welkom of stuiten op barrières.
Miskenning
Mensen kunnen ervaren dat hun
betrokkenheid, bijdrage of stem
niet gezien of miskend wordt.
Manier om hiermee om te gaan
Wederkerigheid
Door een vorm van wederkerigheid
kan met spanningen rondom onge-
lijkwaardigheid worden omgegaan.
De hulpontvanger kan iets terug doen
voor de hulpgever, of voor iemand
anders die hulp nodig heeft (gege-
neraliseerde wederkerigheid).
Begrenzing
Het begrenzen van de verwachtin-
gen en de intensiteit van het contact
is een manier om met spanningen
rondom overbelasting om te gaan.
Houvast
Een project kan houvast bieden om
onzekerheid tegen te gaan, bijvoorbeeld
door middel van concrete taken of acti-
viteiten die mensen kunnen oppakken.
Gelegenheid tot terugtrekken
Deelnemers de gelegenheid te bieden
om zich zonder consequenties terug te
trekken, is een manier om met spannin-
gen rondom overvraging om te gaan.
Dat kan een fysieke ruimte zijn, maar ook
de mogelijkheid om zich terug te trekken
uit een activiteit of sociaal contact.
Afstemming
Een project kan met spanningen
rondom uitsluiting omgaan door af te
stemmen op de situatie en de vaar-
digheden van de beoogde deelne-
mers, op een wijze die geen negatieve
aandacht vestigt op de doelgroep.
Elkaar serieus nemen
Om met spanningen rondom mis-
kenning om te gaan, is gevoeligheid
belangrijk voor bijdragen die drei-
gen onder te sneeuwen en bijdra-
gen ook te respecteren wanneer er
sprake is van meningsverschillen.
Tabel 5.
De beoordeling, begeleiding en
evaluatie van projecten
41 Hoofdstuk 6
42
7.
Conclusie
Conclusie43 Hoofdstuk 5
7.1
Beantwoording onderzoeksvragen
Het Oranje Fonds brengt ontmoetingen
tot stand. In dit rapport hebben wij
verkend hoe het Oranje Fonds het werk
richting kan geven en keuzes kan onder-
bouwen in het licht van haar missie.
1 Wat zijn betekenisvolle ontmoetingen,
hoe komen deze tot stand en hoe
dragen deze bij aan het versterken
van sociaal kapitaal?
Aan de hand van de conceptuele verken-
ning stellen we dat ontmoetingen op
verschillende manier het sociaal kapi-
taal in Nederland kunnen versterken.
Onderzoek maakt echter duidelijk dat
een versterking van de gemeenschap niet
automatisch aan profijtgroepen ten goede
komt. Er moet geen doorsijpel-(‘Trickle
Down’)effect worden verondersteld.
Daarom is een betekenisvolle ontmoeting
voor het Oranje Fonds een ontmoeting
die primair bijdraagt aan het welbe-
vinden van individuen, in het bijzonder
van profijtgroepen.
Op basis van de literatuurstudie
stellen we dat ontmoetingen op zes
gebieden van betekenis kunnen zijn voor
het welbevinden van individuen. Voor de
werkwijze van het Oranje Fonds betekent
dit dat projecten voldoende inzichtelijk
moeten maken in hoeverre betekenisvolle
ontmoeting aan de orde is, voor wie en in
welke vorm.
2 Wat zijn de condities voor een
betekenisvolle ontmoeting?
Georganiseerde ontmoetingen zijn inge-
wikkeld en kunnen niet alleen bete-
kenisvol zijn, maar ook spannend en
ingewikkeld. Spanningen in het contact
kunnen de betekenis van het contact
ondermijnen, daarom is het belangrijk
dat projecten hier alert op zijn. Er is geen
recept om spanningen te voorkomen of
uit te sluiten, maar er zijn wel manieren
om er mee om te gaan als deze zich voor-
doen. In de literatuurstudie hebben we
uitgewerkt wat voor spanningen zich voor
kunnen doen en welke manieren er zijn
om daar mee om te gaan. Voor de werk-
wijze van het Oranje Fonds betekent dit
dat projectleiders worden gestimuleerd
om hier gevoeligheid voor te ontwikkelen
en hier eerlijk over te communiceren met
de projectadviseur.
3 Wat voor soort initiatieven dragen
het meest bij aan het bevorderen van
betekenisvolle ontmoeting?
Er is geen feilloos recept voor een bete-
kenisvolle ontmoeting en ontmoe-
tingen zijn ook niet te rangschikken
in meer of minder betekenisvol. Zowel
luchtig contact als een meer inten-
sieve ontmoeting kan betekenisvol zijn,
hetzelfde geldt voor overbruggend en
verbindend contact.
Wel concluderen we dat er enkele
condities zijn die de gelegenheid tot bete-
kenisvolle ontmoeting bevorderen. Het
soort ontmoeting dat wordt nagestreefd
moet van belang zijn voor de beoogde
profijtgroep(en). Het soort contact dat
wordt nagestreefd moet rekening houden
met de mogelijkheden en beperkingen
van zowel de vrijwilligers als de profijt-
groep. Een project is toegankelijk voor
de beoogde profijtgroep(en) en heeft oog
voor mogelijke barrières. En een project
moet passende begeleiding bieden.
7.2
Slotbeschouwing
De inventarisatie van initiatieven gericht
op ontmoeting laat zien dat er voor profijt-
groepen verschillende mogelijkheden
zijn om verbinding en steun te ervaren,
twee van de drie ‘sociale bestaansvoor-
waarden’ (zie Machielse, 2006b). Er zijn
veel minder mogelijkheden om het ‘zelf-
respect’ te ontwikkelen, de derde sociale
bestaansvoorwaarde, vooral wanneer een
rol als vrijwilliger te hoog gegrepen is.
Het Oranje Fonds kan projecten
uitnodigen om extra aandacht te
besteden aan gelegenheid voor profijt-
groepen om het zelfrespect te ontwik-
Conclusie 44
Hoofdstuk 7
kelen: door van waarde te zijn, door van
betekenis te zijn voor iemand en door
zichzelf te verrijken.
Veel projecten kennen een inclusieve
doelstelling op papier, maar kennen in
de praktijk een gelijksoortige groep deel-
nemers: het zijn bijvoorbeeld allemaal
vrouwen of allemaal mensen met een
migratie-achtergrond. Om de impact van
het Oranje Fonds in kaart te brengen is
het belangrijk om alert te zijn op moge-
lijke blinde vlekken als het gaat om het
bereik van projecten en initiatiefnemers
uit te nodigen hier open over te zijn. —
Conclusie45 Hoofdstuk 5
46
Addams, J. (2002 [1901]). Demo-
cracy and Social Ethics. Urbana:
University of Illinois Press.
Ahmed, S. (2000). Strange encoun-
ters: Embodied others in post-coloni-
ality. New York: Routledge.
Allport, G. W. (1954). The nature
of prejudice. Reading, MA:
Addison-Wesley.
Amin, A. (2012) Land of Strangers.
Cambridge: Polity Press.
Andrews, G. J., Gavin, N., Begley,
S. & Brodie, D. (2003). Assisting
friendships, combating loneliness:
users' views on a ‘befriending’
scheme. Ageing & Society, 23(3),
pp. 349-362.
Annear, M. J., Elliott, K. E.
J., Tierney, L. T., Lea, E. J. &
Robinson, A. (2017). “Bringing the
outside world in”: Enriching social
connection through health student
placements in a teaching aged care
facility. Health Expectations, 20(5),
pp. 1154-1162.
Antonsich, M. (2010). Searching
for belonging: an analytical
framework. Geography Compass,
4(6), pp. 644-659.
Antonsich, M. (2018). The face of
the nation: Troubling the same-
ness–strangeness divide in the
age of migration. Transactions of
the Institute of British Geographers,
43(3), pp. 449-461.
Arends, J. & Schmeets, H. (2018).
Vrijwilligerswerk: activiteiten, duur
en motieven. Den Haag: CBS
Askins, K. (2016). Emotional citi-
zenry: Everyday geographies of
befriending, belonging and inter-
cultural encounter. Transactions of
the Institute of British Geographers,
41(4), pp. 515-527.
Literatuur
47 Literatuur
Badr, H., Acitelli, L., Duck, S.
& Carl, W. J. (2001). Weaving
social support and relationships
together. In: B. Sarason & S.
Duck (eds.), Personal relati-
onships. Implications for clinical
and community psychology (pp.
1-14). Chichester: Wiley.
Bantry-White, E., O'Sullivan, S.,
Kenny, L. & O'Connell, C. (2018).
The symbolic representation of
community in social isolation and
loneliness among older people:
Insights for intervention from a
rural Irish case study. Health &
social care in the community, 26(4),
pp. 552-559.
Barker, S. L., Maguire, N., Bishop,
F. L. & Stopa, L. (2018). Peer
support critical elements and
experiences in supporting the
homeless: A qualitative study.
Journal of Community & Applied
Social Psychology, 28(4), pp.
213-229.
Baumeister, R. F. (1991).
Meanings of life. New Yo r k /
London: Guilford Press.
Baumeister, R. F. & Leary, M.
R. (1995). The need to belong:
desire for interpersonal attach-
ments as a fundamental human
motivation. Psychological bulletin,
117(3), pp. 497-529.
Berry, H. & Rickwood, D. (2000).
Measuring Social Capital at
the Individual Level: Personal
Social Capital, Values and
Psychological Distress. Journal of
Public Mental Health, 2(3),
pp. 35-44.
Bhandari, H. & Yasunobu, K.
(2009). What is social capital?
A comprehensive review of the
concept. Asian Journal of Social
Science, 37(3), pp. 480-510.
Bigby, C. & Wiesel, I. (2019).
Using the concept of encounter
to further the social inclusion
of people with intellectual disa-
bilities: what has been learned?
Research and Practice in Intellectual
and Developmental Disabilities,
6(1), pp. 39-51.
Blokland, T. (2005). Goeie buren
houden zich op d’r eigen. Buurt,
gemeenschap en sociale relaties in
de stad. Den Haag: Dr. Gradus
Hendriks Stichting.
Blonk, L. & Van den Bosch, A.
(2018). Niet meer zomaar te
stoppen. Over duurzaamheid
van burgerinitiatieven. Utrecht:
Movisie.
Body, A. & Hogg, E. (2019).
What mattered ten years on?
Young people's reflections on
their involvement with a chari-
table youth participation project.
Journal of Youth Studies, 22(2),
pp. 171-186 .
Bonnington, O. & Harris, M.
(2017). Tensions in relation: how
peer support is experienced and
received in a hepatitis C treat-
ment intervention. International
Journal of Drug Policy, 47, pp.
221-229.
Bredewold, F.H. (2014). Lof der
oppervlakkigheid. Contact tussen
mensen met en zonder beperkingen
in de samenleving. Dissertatie
Universiteit van Amsterdam.
Amsterdam: Van Gennep.
Bredewold, F., Tonkens, E. &
Trappenburg, M. (2016).
Urban encounters limited:
The importance of built-in
boundaries in contacts between
people with intellectual or
psychiatric disabilities and their
neighbours. Urban Studies,
53(16), pp. 3371-3387.
Bredewold, F., Duyvendak, J.
W., Kampen, T., Tonkens, E. &
Verplanke, L. (2018). De verhui-
zing van de verzorgingsstaat.
Hoe de overheid nabij komt.
Amsterdam: Van Gennep.
Bredewold, F., Haarsma, A.,
Tonkens, E. & Jager-Vreugdenhil,
M. (2019). Convivial encounters:
conditions for the urban social
inclusion of people with intellec-
tual and psychiatric disabilities.
Urban Studies. (geaccepteerd voor
publicatie)
Brownlie, J. & Anderson, S.
(2017). Thinking sociologi-
cally about kindness: Puncturing
the blasé in the ordinary city.
Sociology, 51(6), pp. 1222-1238.
Bulmer, M. (2015 [1987]). The
social basis of community care
(Routledge revivals). New York:
Routledge.
Calvet-Mir, L. & March, H. (2019).
Crisis and post-crisis urban garde-
ning initiatives from a Southern
European perspective: The case
of Barcelona. European Urban and
Regional Studies, 26(1), pp. 97-112.
Cattan, M., Kime, N. & Bagnall, A.
M. (2011). The use of telephone
befriending in low level support for
socially isolated older people–an
evaluation. Health & social care in
the community, 19(2), pp. 198-206.
Chambers, D. (2006). New social
ties. Contemporary connections in
a fragmented society. Basingstoke:
Palgrave Macmillan.
Chase, L. E., & Rousseau, C.
(2018). Ethnographic case
study of a community day
center for asylum seekers as
early stage mental health inter-
vention. American Journal of
Orthopsychiatry, 88(1), pp. 48-58.
48
Literatuur
Haarsma, A., Stouten-Hanekamp,
M., Velvis, A., Bredewold, F. &
Jager-Vreugdenhil, M. (2018).
Safe h(e)aven: meedoen en
meetellen in laagdrempelige buurt-
projecten. Eindrapport project
Netwerkondersteuning in buurt
en wijk. Zwolle: Centrum voor
Samenlevingsvraagstukken.
Habermas, J. (1989 [1962]). The
structural transformation of the
public sphere: An inquiry into a
category of bourgeois society (transl.
T. Burger). Cambridge, MA:
MIT press.
Hall, E. (2010). Spaces of social
inclusion and belonging for
people with intellectual disa-
bilities. Journal of Intellectual
Disability Research, 54, 48-57.
Hall, E. (2013). Making and
gifting belonging: creative arts
and people with learning disabili-
ties. Environment and Planning A,
45(2), pp. 244-262.
Harkin, L. J., Beaver, K., Dey, P.
& Choong, K. (2017). Navigating
cancer using online communities:
a grounded theory of survivor
and family experiences. Journal
of Cancer Survivorship, 11(6), pp.
658-669.
Heller, K. & Rook, K. S. (2001).
Distinguishing the theore-
tical functions of social ties.
Implications for support interven-
tions. In: B. Sarason & S. Duck.
Personal relationships. Implications
for clinical and community psycho-
logy (pp. 119-139). New York:
John Wiley.
Hendrix, H. (1997). Bouwen aan
netwerken. Leer en werkboek voor
het bevorderen van sociale steun in
de hulpverlening. Baarn: Uitgeverij
H. Nelissen B.V.
Edensor, T. & Sumartojo, S.
(2018). Geographies of everyday
nationhood: experiencing multi-
culturalism in Melbourne.
Nations and Nationalism, 24(3),
pp. 553-578.
Eliasoph, N. (2011). Making
volunteers: Civic life after welfa-
re's end (Vol. 50). Princeton:
Princeton University Press.
Eliasoph, N. (2016). The mantra
of empowerment talk: an essay.
Journal of Civil Society 12(3), pp.
247-265.
Fincher, R. & Iveson, K. (2008).
Planning and diversity in the city:
Redistribution, recognition and
encounte r. Londen: Macmillan
International Higher Education.
Fischer, C. (1982). To dwell
among friends. Personal networks
in town and city. Chicago:
University of Chicago Press.
Fraser, N. (1990). Rethinking
the public sphere: A contribu-
tion to the critique of actually
existing democracy. Social text,
25/26, pp. 56-80.
Goman, E. (1961). Encounters:
Two studies in the sociology of
interaction. Oxford: Bobbs-
Merrill.
Greenwood, D. E., Gordon, C.,
Pavlou, C. & Bolton, J. V. (2018).
Paradoxical and powerful: volun-
teers’ experiences of befriending
people with dementia. Dementia,
17(7), pp. 821-839.
Grootegoed, E., Machielse, A.,
Tonkens, E., Blonk, L. & Wouters,
S. (2018). Aan de andere kant van
de schutting. Utrecht: Vereniging
NOV.
Cohen, S. & Wills, T. (1985).
Stress, social support and the
buffering hypothesis. Psychological
Bulletin, 98, pp. 310-356.
Darling, J. (2011). Giving space:
Care, generosity and belonging
in a UK asylum drop-in centre.
Geoforum, 42, pp. 408-417.
David, J., Yeung, M., Vu, J.,
Got, T. & Mackinnon, C. (2018).
Connecting the young and the
young at heart: an intergenera-
tional music program: Program
Profile. Journal of Intergenerational
Relationships, 16(3), pp. 330-338.
De Graaf L., Van Hulst, M. &
Michels, A. (2014). Enhancing
Participation in Disadvantaged
Neighbourhoods. Local
Government Studies, 41(1), pp.
44-62.
De Tocqueville, A. (1968 [1835]).
Democracy in America. New York:
Anchor Books.
De Wilde, M. (2013). Een gevoe-
lige kwestie of een gevoels-
kwestie? Affectief burgerschap in
de wijk in historisch perspectief.
In: Tonkens, E. & De Wilde,
M. (Eds.). Als meedoen pijn doet.
Affectief burgerschap in de wijk
(pp. 24-43). Amsterdam: Van
Gennep.
Dwyer, P. & Hardill, I. (2011).
Promoting social inclusion? The
impact of village services on the
lives of older people living in
rural England. Ageing & Society,
31(2), pp. 243-264.
Eades, M., Lord, K. & Cooper,
C. (2018). ‘Festival in a Box’:
Development and qualita-
tive evaluation of an outreach
programme to engage socially
isolated people with dementia.
Dementia, 17(7), pp. 896-908.
49 Literatuur
Lilburn, L. E., Breheny, M. &
Pond, R. (2018). ‘You're not
really a visitor, you're just a
friend’: how older volunteers
navigate home visiting. Ageing &
Society, 38(4), pp. 817-838.
Linders, L. (2010). De Betekenis
van nabijheid. Een onderzoek naar
informele zorg in een volksbuurt.
Den Haag: Sdu uitgevers.
Lofland, L. (1998). The Public
Realm: Exploring the City’s
Quintessential Social Territory.
New Jersey: Transaction
Publishers
MacDonald, K. & Greggans, A.
(2010). Cool friends : An evalua-
tion of a community befriending
programme for young people
with cystic fibrosis. Journal of
Clinical Nursing, 19(17-18), pp.
24 06 -2414.
Machielse, J. E. M. (2006a).
Theories on social contacts
and social isolation. In: R.
Hortulanus, Machielse, J. E. M.
& Meeuwesen, L. Social isola-
tion in modern society (pp.13-36).
London/New York: Routledge.
Machielse, J. E. M. (2006b).
Onkundig en onaangepast: een
theoretisch perspectief op sociaal
isolement. Utrecht: Van Arkel.
Machielse, J. E. M. & Bos, G.
(2016). Complexe verwachtingen.
Vrijwillige maatjes voor eenzame
ouderen. Utrecht: Movisie.
Machielse, J. E. M., Bos, P.
Van der Vaart, W. & Thoolen,
E. (2017). Experiment
Vitale woongemeenschappen.
Onderzoeksrapport. Den Haag:
Platform 31.
Kleinhans, R. & Bolt, G. (2010 ).
Vertrouwen houden in de buurt.
Verval, opleving en collectieve zelf-
redzaamheid in stadsbuurten. Den
Haag: NICIS.
Lamont, A., Murray, M., Hale,
R. & Wright-Bevans, K. (2018).
Singing in later life: The
anatomy of a community choir.
Psychology of Music, 46(3), pp.
424-439.
Lapiņa, L. (2016). Besides convi-
viality: Paradoxes in being
‘at ease’ with diversity in a
Copenhagen district. Nordic
Journal of Migration Research
6(1), pp. 33-41.
Lapointe, A. A. (2015). Standing
“straight” up to homophobia:
Straight allies’ involvement in
GSAs. Journal of LGBT Youth,
12(2), pp. 144-169.
Laurier, E. & Philo, C. (2006).
Cold shoulders and napkins
handed: gestures of responsibi-
lit y. Transactions of the Institute
of British Geographers, 31(2), pp.
193-207.
Lefkowich, M. & Richardson, N.
(2016). Men’s health in alter-
native spaces: exploring men’s
sheds in Ireland. Health promo-
tion international, 33(3), pp.
525-535.
Lester, H., Mead, N., Graham, C.
C., Gask, L. & Reilly, S. (2012).
An exploration of the value and
mechanisms of befriending for
older adults in England. Ageing
& Society, 32(2), pp. 307-328
Lichterman, P. (2005). Elusive
togetherness: Church groups trying
to bridge America's divisions.
Princeton: Princeton University
Press.
Hoekstra, M. S. & Pinkster, F. M.
(2017). ‘We want to be there for
everyone’: imagined spaces of
encounter and the politics of place
in a super-diverse neighbourhood.
Social & Cultural Geography, 20 (2),
pp. 222-241.
House, J. S. & Kahn, R. L. (1985).
Measures and concepts of social
support. In: S. Cohen & S.L.
Syme (Eds.), Social support and
health (pp. 83-108). San Diego:
Academic Press.
Huizinga, R. P. & van Hoven, B.
(2018). Everyday geographies
of belonging: Syrian refugee
experiences in the Northern
Netherlands. Geoforum, 96, pp.
309-317.
Jacobs, J. (1964 [1961]). The
Death and Life of Great American
Cities: The Failure of Town Plan-
ning. Harmondsworth: Penguin.
Jakimow, T. (2018). Being
harmed while doing good:
Affective injuries in a community
development programme. Journal
of Royal Anthropological Institute.
24(3), pp. 550-567.
Jensen, L. G., Lou, S., Aagaard,
J. & Væggemose, U. (2017).
Community families: A quali-
tative study of families who
volunteer to support persons
with severe mental illness.
International Journal of Social
Psychiatry, 63 (1), pp. 33-39.
Kharicha, K., Ilie, S., Manthorpe,
J., Chew-Graham, C. A., Cattan,
M., Goodman, C., ... & Walters,
K. (2017). What do older people
experiencing loneliness think
about primary care or commu-
nity based interventions to reduce
loneliness? A qualitative study in
England. Health & social care in the
community, 25(6), pp. 1733-1742.
50
Literatuur
Nowicka, M. & Vertovec, S.
(2014). Comparing convivia-
lities: Dreams and realities of
living-with-difference. European
Journal of Cultural Studies, 17(4),
pp. 341-356.
Parry, D. C., Glover, T. D.
& Mulcahy, C. M. (2013).
From “Stroller-Stalker” to
“Momancer”: Courting Friends
through a Social Networking
Site for Mothers. Journal of
Leisure Research, 45(1), pp.
23-46.
Pettigrew, T. F., Tropp, L. R.,
Wagner, U. & Christ, O. (2011).
Recent advances in intergroup
contact theory. International
journal of intercultural relations,
35(3), pp. 271-280.
Poulos, R. G., Marwood, S.,
Harkin, D., Opher, S., Clift, S.,
Cole, A. M., ... & Poulos, C. J.
(2018). Arts on prescription
for community-dwelling older
people with a range of health and
wellness needs. Health & social
care in the community, 27(2), pp.
483-492.
Probyn, E. (1996). Outside
Belongings. New York: Routledge.
Sahlins, M. D. (1974). Stone
Age Economics. New Jersey:
Transaction Publishers.
Scheers, M. (2010). Sterk met
een vitaal netwerk. Empowerment
en de sociaal netwerkmethodiek.
Bussum: Coutinho.
Sennett, R. (2003). Respect in a
World of Inequality. New York:
WW Norton & Company.
Sennett, R. (2012). Togeth e r:
The rituals, pleasures and politics
of cooperation. New Haven: Yale
University Press
Mee, K. & Wright, S. (2009).
Geographies of belonging.
Environment and Planning A
41(4), pp. 772-779.
Meir, D. & Fletcher, T. (2017).
The transformative potential of
using participatory community
sport initiatives to promote social
cohesion in divided community
contexts. International Review for
the Sociology of Sport, 54 (2), pp.
218-238.
Meltzer, L. J., Graham, D. M.,
Leija, S., Booster, G. D., Carroll,
T., Seeger, B. & Bledsoe, M.
(2018). Benefits of disease-spe-
cific summer camps: Results
from quantitative and qualitative
studies at Roundup River Ranch.
Children and Youth Services
Review, 89, pp. 272-280.
Minkler, M. (Ed.) (2012).
Community Organizing and
community building for health and
welfare. New Brunswick: Rutgers
University Press.
Mitchell, G., Absler, D. &
Humphreys, C. (2015).
“She's just like me”: The Role
of the Mentor with Vulnerable
Mothers and their Infants.
Children Australia, 40 (1),
pp. 33-42.
Mitchell, G. & Pistrang, N.
(2011). Befriending for mental
health problems: processes
of helping. Psychology and
Psychotherapy: Theory, Research
and Practice, 84(2), pp. 151-169.
Myers, D. G. (1999). Social
psychology (6th ed). New York:
McGraw-Hill College.
Noblit, G. W. & Hare, R. D.
(1988). Meta-Ethnography:
Synthesizing Qualitative Studies.
London: Sage Publications.
Martikke, S., Cumbers, H., Cox,
N., Webb, L., Gedzielewski, E.
& Duale, M. (2018). Building
Bridges into the Community:
Social Capital in a Volunteering
Project for Care Leavers. Children
& Society 33(2), pp. 111-125.
Mattessich, P. W., Monsey, B.
R. & Roy, C. (1997). Community
Building: What makes it work: A
review of factors influencing succes-
sful community building. Saint
Paul, MN: Amherst H. Wilder
Foundation.
Mayrhofer, R. (2018).
Co-Creating community gardens
on untapped terrain–lessons
from a transdisciplinary plan-
ning and participation process in
the context of municipal housing
in Vienna. Local Environment,
23(12), pp. 1207-1224.
McCorkle, B. H., Dunn, E. C.,
Wan, Y. M. & Gagne, C. (2009).
Compeer friends: a quali-
tative study of a volunteer
friendship programme for people
with serious mental illness.
International Journal of Social
Psychiatry, 55(4), pp. 291-305.
McDonough, M. H., Ullrich-
French, S. & McDavid, M. L.
(2018). Helping kids connect:
Participant and staff perspectives
on facilitating social relationships
in a physical activity-based posi-
tive youth development program
for youth from low-income
families. Sport, Exercise, and
Performance Psychology, 7(1), pp.
13-29.
McLeish, J. & Redshaw, M.
(2015). Peer support during preg-
nancy and early parenthood: a
qualitative study of models and
perceptions. BMC pregnancy and
childbirth, 15(1), pp. 257-270.
51 Literatuur
Thoits, P. A. (1985). Socia l
support and wellbeing.
Theoretical possibilities. In: I.
G. Sarason & B. R. Sarason
(Eds.), Social support. Theory,
research, and application (pp.
51-72). Berlijn: Springer
Thomas, N. & Emond, R. (2017).
Living alone but eating together:
Exploring lunch clubs as a
dining out experience. Appetite,
119, pp. 34-40.
Todd, C., Camic, P. M., Lockyer,
B., Thomson, L. J. & Chatterjee,
H. J. (2017). Museum-based
programs for socially isolated
older adults: Understanding
what works. Health & place, 48,
pp. 47-55.
Ton kens , E. (2005). ‘Onderhoud’.
Krisis, tijdschrift voor filosofie,
6(4), pp. 16-18.
Tonkens, E., Trappenburg, M.,
Hurenkamp, M. & Schmidt, J.
(2015). Montessori democratie.
Spanningen tussen burgerpar-
ticipatie en lokale democratie.
Amsterdam: Amsterdam
University Press.
Væggemose, U., Lou, S., Frumer,
M., Christiansen, N. L. S.,
Aagaard, J. & Ørtenblad, L.
(2017). Community Families:
Bridging the gap between
mental health services and civil
society–A qualitative study from
users’ perspective. International
Journal of Social Psychiatry, 63(2),
pp. 132-138.
Valentine G. (2008). Living
with difference: Reflections
on geographies of encounter.
Progress in Human Geography
32(3), pp. 323-337.
Snel, E. & Boonstra, N. (2006).
De waarde van interetnisch
contact. Een onderzoek over
initiatieven en beleidspro-
jecten om interetnisch contact
te bevorderen. In: Niet langer
met de ruggen naar elkaar. Een
advies over verbinden (pp.
87-170). Den Haag: Raad voor
Maatschappelijke Ontwikkeling.
Sólveigar-Guðmundsdóttir L.
(2018). Exclusionary moments:
Queer desires and migrants'
sense of (un)belonging. Emotion,
Space and Society, 28, pp. 32-38.
South, J., Giuntoli, G., Kinsella,
K., Carless, D., Long, J. &
McKenna, J. (2017). Walking,
connecting and befriending: A
qualitative pilot study of partici-
pation in a lay-led walking group
intervention. Journal of Transport
& Health, 5, pp. 16-26.
Stephens, J., Simpson, T.,
Holmes, O. S., Collins, R.,
Silver, M. & Bhar, S. S. (2016).
Volunteers befriending older
adults in aged care residencies:
three case studies. Australian
Psychologist, 51(2), pp. 164-170.
Sudmann, T. T. (2018).
Communitas and Friluftsliv:
equine-facilitated activities
for drug users. Community
Development Journal, 53(3), pp.
556-573.
Swinnen, A. & de Medeiros, K.
(2017). “Play” and people living
with dementia: A humani-
ties-based inquiry of TimeSlips
and the Alzheimer’s Poetry
Project. The Gerontologist, 58(2),
pp. 261-269.
Sheridan, A., O’Keee, D.,
Coughlan, B., Frazer, K.,
Drennan, J. & Kemple, M.
(2018). Friendship and money:
A qualitative study of service
users’ experiences of participa-
ting in a supported socialisation
programme. International Journal
of Social Psychiatry, 64(4), pp.
326-334.
Shilling, V., Bailey, S., Logan, S.
& Morris, C. (2015). Peer support
for parents of disabled children
part 1: perceived outcomes of a
one-to-one service, a qualita-
tive study. Child: care, health and
development, 41(4), pp. 524-536.
Smart, E., Edwards, B.,
Kingsnorth, S., Shee, S., Curran,
C. J., Pinto, M., ... & King, G.
(2018). Creating an inclusive
leisure space: strategies used to
engage children with and without
disabilities in the arts-mediated
program Spiral Garden. Disability
and rehabilitation, 40(2), pp.
19 9 -207.
Smit, B. & Van Gennep, A. T. G.
(1999). Netwerken van mensen
met een verstandelijke handicap.
Ut recht: NI Z W.
Smith, R., Drennan, V.,
Mackenzie, A. & Greenwood, N.
(2018a). Volunteer peer support
and befriending for carers of
people living with dementia:
An exploration of volunteers’
experiences. Health & social care
in the community, 26(2),
pp. 158-166.
Smith, R., Drennan, V.,
Mackenzie, A. & Greenwood, N.
(2018b). The impact of befrien-
ding and peer support on family
carers of people living with
dementia: A mixed methods
study. Archives of gerontology and
geriatrics, 76, pp. 188-195.
52
Literatuur
Wilson, H. F. (2011). Passing
propinquities in the multi-
cultural city: the everyday
encounters of bus passengering.
Environment and Planning A,
43(3), pp. 634-649.
Wise, A. (2016). Becoming
cosmopolitan: encountering diffe-
rence in a city of mobile labour.
Journal of ethnic and migration
studies, 42(14), pp. 2289-230 8.
Young, I. M. (1990). Justice and the
Politics of Difference. New Jersey:
Princeton.
Van den Bos, C. (2014). Using
volunteering infrastructure to
build civil society. Dissertatie
Erasmus Universiteit Rotterdam.
Rotterdam: Erasmus Universiteit
Rotterdam.
Van der Poel, M. (1993).
Delineating personal support
networks. Social Networks, 15,
pp. 49-70.
Van de Wijdeven, T., De Graaf,
L. & Hendriks, F. (2013). Actief
burgerschap. Lijnen in de litera-
tuur. Tilburg: Tilburgse school
voor politiek en bestuur.
Veldboer, L., Duyvendak, J. W.
& Bouw, C. (2007). Inleiding:
menging als maatstaf. In: L.
Veldboer, J. W. Duyvendak
and C. Bouw (Eds.) De
mixfactor: integratie en segre-
gatie in Nederland (pp. 11-27).
Amsterdam: Boom.
Verplanke, L. (2014). Gratis maar
niet voor niets. Motieven van
vrijwilligers in zorg en welzijn.
In: M. Bochove, E. Tonkens &
L. Verplanke (Eds.). Kunnen
we dat (niet) aan vrijwilligers
overlaten? Nieuwe verhoudingen
tussen vrijwilligers en professionals
in zorg en welzijn. Den Haag:
Platform31.
Waters, H. C. & Davidson, S.
(2018). “A unique little micro-
cosm”: Exploring a self-sustai-
ning community project which
harnessed social action in a
public space. Journal of commu-
nity psychology, 46(8), pp. 1045-
1061.
Weiss, R. S. (1974). Loneliness.
The provision of social relati-
onships. In: Z. Rubin (Ed.),
Doing unto others (pp. 17-36).
Englewood Cliffs: Prentice-
Hall.
53
Bijlage I.
Overzicht van studies
in de literatuurstudie
P
P1
P2
P3
P4
P5
P6
P7
P8
P9
P10
P11
P12
P13
P14
P15
P16
P17
Auteur(s)
Hall (2013)
Mitchell et al. (2015)
Shilling et al. (2014)
Smith et al. (2018a)
Lapointe (2015)
Smith et al. (2018b)
Waters & Davidson (2018)
Hoekstra & Pinkster (2017)
Body & Hogg (2019)
Lilburn et al. (2018)
Meltzer et al. (2018)
Thomas & Emond (2017)
Sheridan et al. (2018)
Darling (2011)
Greenwood et al. (2018)
Lester et al. (2012)
Askins (2016)
Project(en)omschrijving
Twee kunstprojecten door professionals voor mensen met een
verstandelijke beperking, een theatergroep en een creatieve
werkplaats
Een mentorproject waarbij moeders worden gekoppeld aan
kwetsbare en sociaal geïsoleerde moeders
Een peersupport maatjesproject voor en door ouders van
kinderen met een beperking
Maatjesprojecten voor mantelzorgers van iemand
met dementie
Een Gay-Straight Alliance op een middelbare school,
een empowermentinitiatief voor LHBTQ jongeren
Maatjesproject voor mantelzorgers van iemand
met dementie
Een buurthuis met activiteiten gerund door vrijwilligers in een
achtergestelde buurt (bestaat 19 jaar)
Een vrouwencentrum dat tevens fungeert als buurtcentrum in
een multiculturele, achtergestelde buurt in Amsterdam
Een jongeren-participatieproject voor jongeren in een
achtergestelde positie
Maatjesproject voor eenzame en sociaal geïsoleerde
ouderen
Zomerkamp speciaal voor jongeren met een chronische en/of
levensbedreigende ziekte
Georganiseerde lunchactiviteiten voor thuiswonende
ouderen
Verschillende maatjesprojecten voor mensen met ernstige
psychiatrische problematiek
Een inloopcentrum voor vluchtelingen, gerund door
vrijwilligers
Maatjesproject voor mensen met dementie
Maatjesprojecten voor thuiswonende ouderen en ouderen in
een instelling
Maatjesproject voor vluchtelingen
Land
Verenigd Koninkrijk
Australië
Verenigd Koninkrijk
Verenigd Koninkrijk
Canada
Verenigd Koninkrijk
Verenigd Koninkrijk
Nederland
Verenigd Koninkrijk
Nieuw-Zeeland
Verenigde Staten
Verenigd Koninkrijk
Ierland
Verenigd Koninkrijk
Verenigd Koninkrijk
Verenigd Koninkrijk
Verenigd Koninkrijk
Bijlagen
54
Bijlagen
P
P18
P19
P20
P21
P22
P23
P24
P25
P26
P27
P28
P29
P30
P31
P32
P33
P34
P35
P36
P37
P38
P39
Auteur(s)
Andrews et al. (2003)
Bredewold et al. (2016)
Sudmann (2018)
Cattan et al. (2011)
Calvet-Mir & March
(2019)
Bantry-White et al.
(2018)
Jensen et al. (2017)
Vaeggemose et al.
(2017 )
Parry et al. (2013)
Kharicha et al. (2017)
MacDonald & Greggans
(2010)
Stephens et al. (2016)
South et al. (2017)
Lapina (2016)
Bonnington & Harris
(2017 )
Todd et al. (2017)
Chase & Rousseau (2017)
Dwyer & Hardill (2011)
Poulos et al. (2018)
Mitchell & Pistrang (2011)
Martikke et al. (2018)
Annear et al. (2017)
Project(en)omschrijving
Maatjesproject voor kwetsbare en eenzame ouderen
Vier projecten gericht op ontmoetingen tussen mensen met
een verstandelijke of psychiatrische beperking en buurt-
bewoners: een buurttuin, een restaurant, een kinderboerderij
en een klussendienst
Zorgboerderij met verschillende activiteiten en mogelijkheden
tot vrijwilligerswerk voor mensen met (drugs)verslavings-
problematiek
Telefonisch maatjesproject voor sociaal geïsoleerde
thuiswonende ouderen
Drie stadstuin-initiatieven in Barcelona
Maatjesprogramma voor sociaal geïsoleerde ouderen in een
landelijke omgeving
Maatjesproject waarbij mensen met ernstige problematiek
aan een gezin i.p.v. een persoon worden gekoppeld
(zelfde project als P24)
Online platform voor peer support onder jonge moeders
Verschillende individuele en groeps-initiatieven voor sociaal
geïsoleerde ouderen
Maatjesproject voor jongeren met Cystic Fybrosis
Maatjesproject tussen psychologiestudenten en ouderen in
een verpleegtehuis
Wandelgroepen gerund door vrijwilligers; met een pilot van
een aantal samenwerkende welzijns-/vrijwilligersorganisaties
om mensen met psychiatrische problematiek te betrekken in
de bestaande wandelgroepen door middel van een maatjesrol
door een van de wandelaars
Buurtpark dat is ontstaan door een bewonersinitiatief in een
achtergestelde (maar tevens gentrificerende) stadswijk
Peer support project voor mensen met verslavingsproblema-
tiek die een Hepatitis C behandeling ondergaan
Museumcursussen als activiteit voor eenzame en sociaal
geïsoleerde thuiswonende ouderen
Inloopcentrum voor vluchtelingen, gerund door vrijwilligers
Verschillende vrijwilligersinitiatieven (1-op-1 en groepsactivi-
teiten) voor ouderen in een landelijke omgeving
Kunstzinnige cursussen voor thuiswonende ouderen met
lichamelijke of welzijnsklachten
Maatjesproject voor mensen met psychiatrische
problematiek
Een project gericht op de empowerment van jongeren in de
jeugdzorg door het uitvoeren van vrijwilligerswerk
Zorgstudenten wonen tussen ouderen in
verpleegtehuizen
Land
Verenigd Koninkrijk
Nederland
Noorwegen
Verenigd Koninkrijk
Spanje
Ierland
Denemarken
Denemarken
Canada
Verenigd Koninkrijk
Verenigd Koninkrijk
Australië
Verenigd Koninkrijk
Denemarken
Verenigd Koninkrijk
Verenigd Koninkrijk
Canada
Verenigd Koninkrijk
Australië
Verenigd Koninkrijk
Verenigd Koninkrijk
Australië
55 Bijlagen
P
P40
P41
P42
P43
P44
P45
P46
P47
P48
P49
P50
P51
P52
Auteur(s)
Harkin et al. (2017)
Swinnen & De Medeiros
(2018)
Eades et al. (2018)
Lefkowich & Richardson
(2018)
Smart et al. (2018)
David et al. (2018)
McLeish & Redshaw
(2015)
McDonough et al. (2018)
Mayrhofer (2018)
McCorkle et al. (2009)
Barker et al. (2018)
Meir & Fletcher (2017)
Lamont et al. (2018)
Project(en)omschrijving
Online communities voor mensen met kanker en/of hun
naasten
Twee creatieve activiteiten voor mensen met dementie in
verpleegtehuis: TimeSlips and Alzheimer’s Poetry Project
Kunstzinnige en herinneringsactiviteiten onder begeleiding
van een kunstenaar voor thuiswonende mensen met
dementie en hun maatje
Een mannenzelfhulpinitiatief waarbij mannen elkaar in een
‘men’s Shed’ ambachtelijke vaardigheden aanleren
Creatief dagprogramma in een speeltuin voor kinderen met
en zonder een beperking
Programma waarin ouderen en kinderen samen zingen
Peer support projecten voor kwetsbare moeders
Sportprogramma voor het empoweren van jongeren uit
lage-inkomensgezinnen
Stadsmoestuinproject in sociaal-economisch zwakkere,
multiculturele wijk
Maatjesprogramma voor mensen met ernstige
psychiatrische problematiek
Peer support project voor daklozen
Sportinitiatief gericht op overbruggend contact
onder jongeren in een etnisch gesegregeerde wijk
(beoogd, niet uitgevoerd)
Ouderenkoor
Land
Verenigd Koninkrijk
Nederland
Verenigd Koninkrijk
Ierland
Verenigd Koninkrijk
Australie
Verenigd Koninkrijk
Verenigde Staten
Oostenrijk
Verenigde Staten
Verenigd Koninkrijk
Verenigd Koninkrijk
Verenigd Koninkrijk
Bijlagen 56
Bijlage II.
Reader met
aanbevolen
literatuur
Dit rapport bouwt voort op
eerdere studies van ons onder-
zoeksteam naar spanningen in
ontmoetingen en manieren om
daarmee om te gaan.
Voor meer informatie over condities
voor overbruggende ontmoetingen
in contactprojecten, zie onder-
staande publicaties:
Bredewold, F.H. (2014 ) .
Lof der oppervlakkigheid. Contact
tussen mensen met en zonder
beperkingen in de samenleving.
Dissertatie Universiteit van
Amsterdam. Amsterdam:
Van Gen n e p.
Bredewold, F., Tonkens, E. &
Trappenburg, M. (2016). Urban
encounters limited: The impor-
tance of built-in boundaries in
contacts between people with
intellectual or psychiatric disa-
bilities and their neighbours.
Urban Studies, 53(16), pp. 3371-
33 87.
Bredewold, F., Haarsma, A.,
Tonkens, E. & Jager-Vreugdenhil,
M. (2019). Convivial encounters:
conditions for the urban social
inclusion of people with intel-
lectual and psychiatric disabili-
ties. Urban Studies. (geaccepteerd
voor publicatie)
Over de overbelasting van
vrijwilligers en begrenzing van
vrijwilligerswerk, zie:
Grootegoed, E., Machielse, A.,
Tonkens, E., Blonk, L. & Wouters,
S. (2018). Aan de andere kant
van de schutting. Utrecht:
Ve r en ig in g N OV.
Meer informatie over sociale
bestaansvoorwaarden is te vinden
in onderstaande publicaties:
Baumeister, R. F. (1991).
Meanings of life. New Yo r k /
London: Guilford Press.
Baumeister, R. F. & Leary, M.
R. (1995). The need to belong:
desire for interpersonal attach-
ments as a fundamental human
motivation. Psychological bulletin,
117(3), pp. 497-529.
Machielse, J. E. M. (2006).
Onkundig en onaangepast: een theo-
retisch perspectief op sociaal isole-
ment. Utrecht: Van Arkel.
Weiss, R. S. (1974 ) .
Loneliness. The provision of
social relationships. In: Z.
Rubin (Ed.), Doing unto others
(pp. 17-36). Englewood Cliffs:
Prentice-Hall.
De onderstaande publicaties maken
inzichtelijk dat niet alleen inten-
sief, maar ook luchtig contact bete-
kenisvol kan zijn:
Bigby, C. & Wiesel, I. (2019).
Using the concept of encounter
to further the social inclu-
sion of people with intellec-
tual disabilities: what has been
learned? Research and Practice in
Intellectual and Developmental
Disabilities, 6(1), pp. 39-51.
Brownlie, J. & Anderson, S.
(2017). Thinking sociologically
about kindness: Puncturing
the blasé in the ordinary city.
Sociology, 51(6), pp. 1222-1238.
Fincher, R. & Iveson, K.
(2008). Planning and diversity in
the city: Redistribution, recog-
nition and encounter. Londen:
Macmillan International Higher
Education.
Lofland, L. (1998). The Public
Realm: Exploring the City’s
Quintessential Social Territory.
New Jersey: Transaction
Publishers
In deze publicaties wordt
verduidelijkt waarom gevoelig-
heid voor spanningen een
essentiële voorwaarde is om te
weten in hoeverre betekenisvolle
ontmoetingen tot stand
zijn gebracht:
Eliasoph, N. (2011). Making
volunteers: Civic life after welfa-
re’s end (Vol. 50). Princeton:
Princeton University Press.
Jak imow, T. (2018). Being
harmed while doing good:
Affective injuries in a commu-
nity development programme.
Journal of Royal Anthropological
Institute. 24(3), pp. 550-567.
Lichterman, P. (2005).
Elusive togetherness: Church
groups trying to bridge America's
divisions. Princeton: Princeton
University Press.
57
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
Article
Full-text available
Social inclusion has been an enduring policy aim of intellectual disability policy since the early 1980s, which has been difficult to achieve. It has often been conceptualised as the binary between social presence or social participation. This article synthesises the findings from a program of Australian research that explored the application of “encounter” and “conviviality” – concepts from urban geography, as lenses for understanding the types of places, activities, and practices that facilitate or obstruct social inclusion of people with intellectual disabilities. Three types of convivial encounter were identified: moments of shared identification, everyday recognition, and becoming known. Most common were fleeting convivial encounters of everyday recognition in public places or commercial premises. Convivial encounters were facilitated by: places where activities were non-competitive, there was a shared purpose for being there and opportunities for spoken and other forms of communication; community members’ with experience, confidence, or comfort in interacting with people with intellectual disabilities; and skilled judgments and assistance from support workers in the moment, and their decisions about use of non-segregated mainstream places. The final part of the article reviews studies by other disability studies researchers, who using ideas about encounter have found that the presence of a dog, and places where there is clarity about rules and roles, are facilitating factors, and have begun to investigate more systematic ways of creating opportunities for convivial encounters through social enterprises, community groups, classes, and volunteering.
Article
Full-text available
Published evidence for the role of participatory art in supporting health and well‐being is growing. The Arts on Prescription model is one vehicle by which participatory art can be delivered. Much of the focus of Arts on Prescription has been on the provision of creative activities for people with mental health needs. This Arts on Prescription program, however, targeted community‐dwelling older people with a wide range of health and wellness needs. Older people were referred to the program by their healthcare practitioner. Professional artists led courses in visual arts, photography, dance and movement, drama, singing, or music. Classes were held weekly for 8–10 weeks, with six to eight participants per class, and culminated with a showing of work or a performance. Program evaluation involved pre‐ and postcourse questionnaires, and focus groups and individual interviews. Evaluation data on 127 participants aged 65 years and older were available for analysis. We found that Arts on Prescription had a positive impact on participants. Quantitative findings revealed a statistically significant improvement in the Warwick–Edinburgh Mental Well‐being Scale (WEMWBS) as well as a statistically significant increase in the level of self‐reported creativity and frequency of creative activities. Qualitative findings indicated that the program provided challenging artistic activities which created a sense of purpose and direction, enabled personal growth and achievement, and empowered participants, in a setting which fostered the development of meaningful relationships with others. This evaluation adds to the evidence base in support of Arts on Prescription by expanding the application of the model to older people with a diverse range of health and wellness needs.
Article
Full-text available
In this article, we explore the geographies of nationhood manifest in everyday life, arguing that our quotidian surroundings continually reproduce the nation as we engage with them. We show that nationhood is obvious and ubiquitous in the lives of people when they are asked to attune to it, and that even when not in the forefront of attention, it partly informs how we make sense of our daily experiences. This is not to claim that nationhood is fully formed or coherent, a separate substratum waiting to be tapped into or closely defined by an identifiable symbolic repertoire, if only we pay attention. Instead, we demonstrate that nationhood is emergent in everyday life, is reproduced continuously and intimately entangled with the sensations, routines, material environments, public encounters, everyday competencies, memories, aspirations and a range of other affective and embodied qualities that comprise how we understand and inhabit our worlds. This mundane experience involves shifting between reflexive and unreflexive states, and the method we deploy ‐ photo‐elicitation ‐ is devised to draw out these oscillations and heighten the attunement of participants to the usually unreflexively apprehended taken‐for‐granted national qualities of everyday space. Here, we aim to empirically foreground the neglected spatial dimensions that characterize the experience of banal nationalism.
Article
The Dutch government currently underemphasises the interaction between refugees and place in the context of refugee spatial dispersal policy. This paper seeks a more detailed understanding of refugee integration by looking at opportunities for, and obstacles to, belonging within the ethnically homogeneous context of the Northern Netherlands. We draw on in-depth and walking interviews to provide a rich illustration of the daily routines and activities of ten Syrian male refugees in and around their residential neighbourhoods. Our findings highlight that a sense of belonging is grounded and embodied in space and place, and emphasise the role of everyday neighbourhood places as sites where refugee (non-)belonging emerges through social (non-)encounters and (non-)interaction with others. Daily life in transitory neighbourhood spaces provides opportunities for refugees to develop and maintain social relationships, asserting their presence and belonging in neighbourhood life. However, at the same time, refugees are demarcated as others because the different time geographies of refugees and existing residents form barriers to establishing nodes of encounter. Their otherness is further accentuated as potential places of encounter are often legally or economically inaccessible. Due to these experiences, or at least in part, refugees develop ‘new places’ built around shared memories, stories and food practices from their home country. Consequently, we argue for a more constructive understanding of migrant communities and suggest allowing multiple spaces of refugee belonging. Our study shows that achieving belonging is a multifaceted, nuanced and relational process, and one that is undervalued in the context of refugee dispersal in the Netherlands.
Article
Volunteering to address poor life outcomes often experienced by care leavers is emphasised in UK policy. Although volunteering is credited with the ability to generate social capital, there is limited research on the impact of volunteering on the social capital of care leavers. This article re‐examines data from an evaluation of a volunteering project for care leavers. It explores in what ways young people's participation in the project constitutes social capital. The findings support the importance of regular face‐to‐face contact and co‐production for young people to become creators of their own social capital.
Article
en Complaints, accusations, and failures of gratitude are everyday experiences for volunteers in community‐driven development in Medan, Indonesia. In this article I develop the analytic of ‘affective injury’ to describe the force of such encounters: the sensation of having one's ethical self questioned or put at risk that manifests as an immediate force or lingering hurt. While humanitarian and development workers are all susceptible to affective injuries, I argue that they operate on a different register for developers who belong to, and have an enduring relationship with, the ‘community’. The ways local volunteers respond to, and seek to recover from, affective injuries are distinct from reflective responses to ethical dilemmas. The suppression of, or diversion from, thoughts that could derail self‐understanding is a hindrance to reflexive development practice. Abstrait fr Quand faire le bien expose au mal : blessures affectives dans un programme de développement communautaire à Medan (Indonésie) Résumé Plaines, accusations et ingratitude forment le quotidien des bénévoles du développement communautaire à Medan, en Indonésie. L'auteure développe ici l'analyse de la « blessure affective » pour décrire la force de ces rencontres, c'est‐à‐dire une sensation que le Moi éthique est remis en question ou menacé. Celle‐ci se manifeste comme une pression immédiate ou une douleur chronique. Elle avance que, bien que les travailleurs de l'humanitaire et du développement soient tous exposés à des blessures affectives, celles‐ci se situent dans un registre différent pour ceux d'entre eux qui appartiennent à « la communauté » et ont avec celle‐ci des liens durables. La manière dont ces bénévoles réagissent aux blessures affectives et tentent de s'en remettre est distincte des réponses réflectives aux dilemmes éthiques. L'inhibition ou le détournement des pensées qui dérègleraient la compréhension de soi fait obstacle à une pratique réflexive du développement.