ArticlePDF Available

Aanvullend onderwijs in Nederland

Authors:
  • University of Amsterdam & Amsterdam University of Applied Sciences
Aanvuend onderwijs
in Nederland
Een verkennend beeld uit onderzoek
en handvatten van en voor de praktijk
Consortium Aanvullend onderwijs
Nationale Wetenschapsagenda - route Jeugd - startimpuls Gelijke kansen voor een diverse jeugd
2
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Consortium Aanvullend onderwijs
Ondersteunend onderwijs
Louise Elffers en Daury Jansen Universiteit van Amsterdam
Willemijn Kienhuis & Laura van Leeuwen Lyceo
Verrijkend onderwijs
Ruben Fukkink en Rochelle Helms Hogeschool van Amsterdam
Kees van Driel Stichting IMC Weekendschool
Vervangend onderwijs
Greetje Timmerman en Marieke Fix Rijksuniversiteit Groningen
Nathalie Lecina Studio Moio
Brede veldraadpleging en redactie van
deze publicatie
Mariëtte Lusse Hogeschool Rotterdam
Fotobronnen
Studio Moio (eigen collectie) 1
AFTER’S COOL (eigen collectie, fotograaf Gunhild Ang) 6
De BijlesAcademie (eigen collectie) 1 / 9 / 25 / 28/
Stichting IMC Weekendschool (eigen collectie) 1 / 29 / 40 / 43 / 66
SchoolAcademy (eigen collectie) 44 / 62 / 65
Playing for Success (eigen collectie) 65
Graafschap Helpt Scoren (eigen collectie) 65
Beeldbronnen
Lea Sormani Graphic Design + Illustration 4
Productie
Vormgeving     GrascheRepubliek
Communicatie Miranda Florussen (NWA Route Jeugd)
Colofon
3
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Inleiding
In Nederland is de afgelopen decennia zowel het aanbod als het gebruik van diverse
vormen van aanvullend onderwijs toegenomen. Die groei vormt een belangrijke
verandering in het onderwijslandschap: het leren en ontwikkelen vindt in toenemende
mate ook naast het reguliere onderwijs plaats. Dat roept tal van vragen op, die een
consortium van onderzoekers en praktijkpartners in het kader van de Nationale
Wetenschapsagenda in de periode 2018 – 2020 nader heeft verkend (zie kader).
Die vragen hadden betrekking op het wat, hoe en waarom van aanvullend onderwijs:
wat is aanvullend onderwijs precies, hoe ziet het er in de praktijk uit, welke taken
kan en mag het op zich nemen en welke doeleinden worden ermee nagestreefd? Ook
waren er vragen over de gevolgen van het gebruik van aanvullend onderwijs voor de
kansengelijkheid in het onderwijs. Waar enerzijds zorgen worden geuit over de mogelijke
negatieve gevolgen van het gebruik van aanvullend onderwijs voor kansengelijkheid,
worden anderzijds vormen van aanvullend onderwijs juist toegejuicht als middel om
kansengelijkheid te bevorderen.
Het onderzoeksprogramma voor de Nationale Wetenschapsagenda (in deze tekst
steeds aangeduid als NWA-onderzoek) bestond uit een reeks studies langs drie
onderzoekslijnen, die elk verschillende vormen en aspecten van aanvullend onderwijs
onderzochten: ondersteunend, verrijkend en vervangend. In deze publicatie worden
opbasisvandeonderzoeksbevindingenendereectiesvandevelebetrokkenen
die gedurende de onderzoeksperiode zijn gesproken, enkele praktische handvatten
beschreven ten behoeve van praktijk, beleid en onderzoek op het gebied van aanvullend
onderwijs. Aanvullend op de studies binnen de drie onderzoekslijnen is -ten behoeve
van deze publicatie- een brede veldraadpleging uitgevoerd. In deze veldraadpleging
is in een drietal online sessies aanbieders van aanvullend onderwijs en scholen die
hiervan gebruikmaken gevraagd wat zij in hun praktijk het beste vinden werken in de
samenwerking. De bevindingen uit de brede veldraadpleging zijn als citaten verwerkt in
het rapport.
Wat is aanvullend onderwijs?
Het aanvullend onderwijs omvat intentionele, georganiseerde vormen van leren en
ontwikkelen die aanvullend zijn op het reguliere onderwijsprogramma. Aanvullend
onderwijs kan verschillende functies vervullen ten aanzien van het reguliere onderwijs:
- een ondersteunende functie. Voorbeelden zijn programma’s voor
huiswerkbegeleiding, bijles en examentraining.
- een verrijkende functie. Voorbeelden zijn programma’s die gericht zijn op
talentontwikkeling en loopbaanoriëntatie.
- een vervangende functie. Voorbeelden zijn programma’s die jongeren
begeleiden die uitvallen of dreigen uit te vallen in het reguliere onderwijs.
In het onderzoeksprogramma voor de Nationale Wetenschapsagenda is deze driedeling
gehanteerd, en deze vormt ook de basis voor dit rapport. Afsluitend worden enkele
overstijgende lessen van en voor de praktijk gedeeld met betrekking tot het realiseren
van kansrijke verbindingen en het bevorderen van kansengelijkheid.
4
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Meer over het onderzoeksprogramma
In het kader van de startimpuls ‘gelijke kansen voor een diverse jeugd’ van de
Nationale Wetenschapsagenda is een onderzoeksprogramma opgezet naar
aanvullend onderwijs 1. De aanvankelijke titel van het onderzoeksprogramma
was ‘buitenschools leren’. Omdat het aanbod echter soms in het schoolgebouw
of onder schooltijd plaatsvindt en dus in die zin niet buitenschools is, bleek
aanvullend onderwijs een passender term. In de periode 2018 t/m 2020
zijn drie onderzoekstrajecten uitgevoerd naar ondersteunend, verrijkend
en vervangend aanvullend onderwijs. Bij de start van het programma is
een actuele beschrijving van het landschap van aanvullend onderwijs
opgeleverd 2, waarin de verschillende verschijningsvormen zijn beschreven
engeclassiceerd,metverwijzingnaareengrootaantalcasussenin
Nederland. Daarnaast zijn verschillende studies uitgevoerd binnen de drie
onderzoekslijnen naar aanvullend onderwijs met een ondersteunende,
verrijkende en vervangende functie. Op de website is meer informatie
te vinden over de verschillende (deel)studies die in het kader van het
onderzoeksprogramma zijn uitgevoerd.
Bronnen
1 Volman, M. & Mesman, J. (2017). Startimpuls ‘Gelijke kansen voor een diverse
jeugd’. Nationale Wetenschaps Agenda.
2 Elffers, L., Fukkink, R., Jansen, D., Helms, R., Timmerman, G., Fix, M. & Lusse,
M. (2018). Aanvullend onderwijs: leren en ontwikkelen naast de school. Een
verkennende schets van het landschap van aanvullend onderwijs in Nederland.
Amsterdam: NWA.
Illustratie: Lea Sormani
5
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Inleiding 3
Aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie 6
Aanvullend onderwijs met een verrijkende functie 29
Aanvullend onderwijs met een vervangende functie 43
Aanvullend onderwijs: overkoepelende lessen van en voor de praktijk 64
6
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Daury Jansen en Louise Elffers, Universiteit van Amsterdam
Aanvuend onderwijs met een
ondersteunende functie
“In alle eerlijkheid, ik dacht eerst: wat doet een commercieel bedrijf in mijn
school?’ maar nu hebben we nogal wat contact gehad en ik zie echt de toegevoegde
waarde ervan voor sommige leerlingen. Ik zie dat we dat zelf niet hadden kunnen
doen. Nu ben ik veel positiever over aanvullend onderwijs. Natuurlijk, er hangt een
prijskaartje aan, dat zal altijd een ding zijn, maar ik zie wel dat veel leerlingen er
heel positief over zijn.”
Leraar VO-school, focusgroepstudie
7
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie
1. Wat is aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie? 8
2. Ondersteunend onderwijs in de praktijk 10
3. Positionering ten opzichte van school en thuis 12
4. Taakverdeling en afstemming met school en thuis 16
5. Opbrengsten van ondersteunend onderwijs 20
6. Ondersteunend onderwijs en kansen(on)gelijkheid 22
Verantwoording 26
8
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
1. Wat is aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie?
Aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie (of kortweg: ondersteunend
onderwijs) biedt ondersteuning bij het behalen van leerdoelen die deel uitmaken
van het reguliere onderwijsprogramma, en bij het verbeteren van schoolprestaties in
algemene zin. Daarmee draagt deze vorm van aanvullend onderwijs primair bij aan
dekwalicatievanleerlingen.Hetgaatomintentioneelgeorganiseerdevormenvan
onderwijs, gericht op het verbeteren van het schoolse leren en presteren, die aanvullend
zijn op het reguliere onderwijsprogramma op school. Denk bijvoorbeeld aan bijles,
huiswerkbegeleiding of examentraining. Het aanbod kan op een brede groep leerlingen
zijn gericht, bijvoorbeeld op leerlingen in het primair, voortgezet of middelbaar
beroepsonderwijs in het algemeen. Soms richten aanbieders van ondersteunend
onderwijszichopeenspeciekedoelgroep,zoalsleerlingenmetfaalangst,dyslexieof
kinderen uit minder bevoorrechte gezinnen.
Schaduwonderwijs: een beladen term?
“De term shadow education wordt in de internationale onderzoeksliteratuur al
tientallen jaren gebruikt om aanvullend onderwijs met een ondersteunende
functie te beschrijven. De term ‘schaduwonderwijs’ benadrukt dat het
ondersteunend onderwijs als een schaduw meebeweegt met het reguliere
onderwijs: bij een aanpassing in het curriculum of verandering van de
timing of de inhoud van de examens, beweegt het ondersteunend onderwijs
mee door het aanbod hierop aan te passen. Toen er in Nederland meer
aandacht kwam voor het groeiende gebruik van bijlessen, kwam ook hier
de term schaduwonderwijs in zwang. Algauw bleek echter dat die term
negatieve associaties opriep, alsof het zou gaan om schimmige activiteiten
die het daglicht niet kunnen verdragen, te vergelijken met een term als
‘schaduwboekhouding’. De minister van Onderwijs geeft er tegenwoordig de
voorkeur aan te spreken over ‘aanvullend onderwijs’, en hetzelfde geldt voor
de meeste aanbieders, zoals bijles- en huiswerkinstituten. Als onderzoekers
gebruiken we tegenwoordig beide termen. Wanneer we internationaal
publiceren, is shadow education nog altijd de gebruikelijke term. In
Nederlandstalige publicaties houden we nu meestal aanvullend onderwijs
aan, waar nodig met de toevoeging ‘met een ondersteunende functie’ om het te
onderscheiden van aanvullend onderwijs met een verrijkende of vervangende
functie.
Louise Elffers, onderzoeker en projectleider consortium NWA
9
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Erbestaatgeenvastedenitiediebepaaltwaterwelennietgeschaard
kan of moet worden onder het begrip ‘aanvullend onderwijs met een
ondersteunendefunctie’.Zo’ndenitieisaltijdeenkeuzedietendienste
moet staan van het vraagstuk dat voorligt. Wie bijvoorbeeld nadenkt over
het waarborgen van de toegankelijkheid van aanvullend onderwijs met een
ondersteunende functie, zal vermoedelijk niet alle vormen van ondersteunend
onderwijs op één hoop willen gooien, maar een onderscheid willen maken
naar (o.a.) bijlessen en trainingen betaald door de ouder, huiswerkklassen die
gratis in een buurthuis worden georganiseerd, en externe begeleiding die een
school vanuit het eigen budget inschakelt voor het bieden van aanvullende
ondersteuningbijspeciekeleerbehoeften.Voorelkvraagstukishetvan
belang goed te bedenken welke afbakening nuttig of noodzakelijk is, en deze
ook expliciet te maken, zodat iedereen weet waarop gedoeld wordt.
10
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
2. Ondersteunend onderwijs in de praktijk
Aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie kan tal van vormen aannemen.
Hieronder beschrijven we enkele centrale kenmerken.
Wat: aard van de ondersteuning
Veel voorkomende vormen van aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie
zijnbijles,examentraining,huiswerkbegeleidingenondersteuningbijspecieke
leerbehoeften zoals dyslexie. Daarnaast komen we ook andere vormen van training
en coaching tegen die kunnen bijdragen aan het verbeteren van schoolprestaties,
zoals faalangsttraining of brugklascoaching. In dit NWA-onderzoek zijn voornamelijk
organisaties bestudeerd die zich bezighouden met bijles en huiswerkbegeleiding, met
name gericht op het voortgezet onderwijs. Veel voorkomende activiteiten die we hierbij
tegenkwamen, zijn het overhoren en herhalen van de lesstof en het beantwoorden
van vragen over de lesstof van leerlingen. Veel activiteiten leken daarbij op het eerste
gezicht duidelijk afgebakend tot bijles en/of huiswerkbegeleiding, maar in de praktijk
bleken aanbieders vaak ook een sociale en meer verrijkende functie te vervullen. Een
voorbeeld daarvan is dat leerlingen na de les vaak nog een tijdje blijven hangen en
kletsen met hun begeleiders, of wanneer er naast huiswerkbegeleiding ook aandacht is
voor het ondersteunen van leerlingen bij (keuzes in) hun loopbaan en ontwikkeling in
algemene zin.
Hoe: vorm van de activiteiten
Fysieke bijeenkomsten, individueel of in kleine groepjes, zijn veelal de basis van de
activiteiten. In alle praktijken van huiswerkbegeleiding die we voor ons onderzoek
hebben bezocht, wordt de begeleiding aangeboden aan meerdere leerlingen tegelijk.
Ditgebeurtineenrelatiefrustigeruimtemetweinigaeiding.Alsderuimtehettoelaat,
zitten leerlingen in aparte kamers waar de begeleider langskomt om te vragen hoe het
gaat. Waar maar één ruimte beschikbaar is, worden de tafels meestal in toetsopstelling
gepositioneerd. In het geval van bijles is vaak ruimte gemaakt voor een-op-een-
begeleiding, al zijn we ook bijlesvormen tegengekomen in groepsverband.
Sommige aanbieders bieden ook online diensten aan ter ondersteuning van de fysieke
activiteiten, bijvoorbeeld digitale oefenprogramma’s die online of als app worden
aangeboden, zodat leerlingen zowel binnen als buiten schooltijd (extra) kunnen oefenen.
Wie: aanbieders van de activiteiten
Aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie wordt zowel door private als
publiekeorganisatiesaangeboden.Ookzijnerveelnon-prot-organisatiesactiefdie
bijlessen en huiswerkbegeleiding verzorgen, waaronder buurthuizen, bibliotheken,
stichtingen en vrijwilligersorganisaties. Begeleiders zijn doorgaans getraind of
geïnstrueerd, bijvoorbeeld in het herkennen van faalangst bij leerlingen of in het werken
volgens een bepaalde methode. Wie de begeleiders zijn, verschilt per organisatie. In veel
gevallen gaat het om studenten of vrijwilligers. Soms wordt aanbod gerealiseerd door
bevoegde docenten, bijvoorbeeld door docenten die het reguliere onderwijs hebben
verlaten en nu als zelfstandig aanbieder van ondersteunend onderwijs werken.
11
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Peer to peer tutoring
“Wij werken vanuit wetenschappelijk onderbouwde methodieken. Zo sluit
de methodiek van Lyceo aan bij de evidence-informed’ uitgangspunten van
de Education Endowment Foundation (EEF). Eén van deze uitgangspunten is
het werken met studentbegeleiders (‘peer-to-peer tutoring’), wat een positief
effect heeft op het leren.
Willemijn Kienhuis, praktijkpartner consortium NWA
Training van begeleiders
Al onze begeleiders worden getraind, bijvoorbeeld in het geven van
huiswerkbegeleiding. We gaan dan dieper in op de theorie en de methode die
we gebruiken. Daarnaast bereiden we ze voor op de dagelijkse schoolpraktijk
en natuurlijk de omgang met leerlingen.
Willemijn Kienhuis, praktijkpartner consortium NWA
In het NWA-onderzoek gaven leerlingen aan wat zij belangrijk vinden in de begeleiding.
Daarbij refereerden zij vaak aan het belang van de betrokkenheid en beschikbaarheid
van begeleiders. Ze ervaren dat hun begeleiders anders zijn dan hun leraren op school:
op school zijn leraren er om de leerlingen te helpen, maar ook om ze te beoordelen. Een
begeleider in het ondersteunend onderwijs be- of veroordeelt een leerling niet, en staat
in de ervaring van leerlingen daardoor meer ‘aan hun kant’.
Meer meeleven
“Het is meer aandacht geven en meer met je meeleven dan een normale docent die ik op school
heb. Op het moment dat jij vertelt over wat er aan de hand is in jouw leven, dan weten zij: ‘oké,’
van: ‘zo moeten we met hem omgaan. Misschien is het een gevoelige jongen, misschien is er thuis
wat gaande.’ Op het moment dat je dat met je begeleider bespreekt, weet hij of zij ook van: ‘oké,
we moeten het zo aanpakken.’ En dat is wat ik dan ook weer jn vind. Op school kun je dat niet
doen, op mijn school in ieder geval.”
Leerling (havo-5) die deelneemt aan huiswerkbegeleiding, interviewstudie
In sommige gevallen zijn begeleiders (bijna-)leeftijdgenoten van de leerlingen. Het
idee van peer-to-peer tutoring is dat begeleiders aansluiting zoeken en vinden bij de
belevingswereld van de leerlingen.
Kosten van deelname
In het NWA-onderzoek zijn we een breed spectrum aan kosten tegengekomen: van
reguliere markttarieven per uur, week of maand, tot een volledig gratis aanbod. Soms
bieden aanbieders abonnementen aan, of een strippenkaart waarmee lessen kunnen
worden afgenomen. Naast het aanbod waarvoor gezinnen zelf betalen, bieden private en
ideële aanbieders gratis ondersteuning of door de overheid gesubsidieerde activiteiten
aan, bijvoorbeeld voor geselecteerde leerlingen die in aanmerking komen op basis van
gezinsinkomen of schoolprestaties.
12
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie neemt in de praktijk
talrijke vormen aan: individuele begeleiding en groepsactiviteiten, fysieke
en online ondersteuning, uitgevoerd door bevoegde leraren of door meer
of minder getrainde professionals of vrijwilligers. Door deze veelheid aan
verschijningsvormen is het lastig om algemene uitspraken te doen over
de toegankelijkheid, kwaliteit, effectiviteit of de werkzame elementen van
ondersteunende vormen van aanvullend onderwijs. Daarvoor is het nodig
devormnadertespeciceren:welkaanbodwordtdoorwietegenwelke
kosten gerealiseerd? Hierbij kan de landschapsbeschrijving van aanvullend
onderwijs behulpzaam zijn.
3. Positionering ten opzichte van school en thuis
Aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie vervult een rol in de
schoolloopbaan van leerlingen, naast de school en naast de thuisomgeving. Een
belangrijke vraag is hoe aanvullend onderwijs, school en thuis zich tot elkaar verhouden.
Positie ten opzichte van school
Aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie is gericht op het verbeteren
van schoolse prestaties op leerdomeinen binnen het reguliere curriculum. Hierdoor
staathetininhoudelijkopzichtperdenitiedichtbijhetreguliereonderwijs.Daarmee
is echter niet automatisch ook sprake van fysieke of organisatorische nabijheid. Er
zijn vormen van ondersteunend onderwijsaanbod die zowel fysiek als organisatorisch
volledig losstaan van het reguliere onderwijs. Een externe partij biedt in zulke gevallen
ondersteunend onderwijs aan leerlingen op een eigen locatie, zonder samenwerking of
afstemming met de school van deze leerlingen. In andere gevallen wordt het aanbod wel
gerealiseerd op de schoollocatie zelf, maar vindt er verder geen inhoudelijke afstemming
met de school plaats. Aan het andere kant van het spectrum komen we juist zeer nauwe
organisatorische en fysieke samenwerking tegen. Bijvoorbeeld wanneer de school
en aanbieder de vorderingen van de leerlingen en de inhoud van het ondersteunend
onderwijsaanbod met elkaar afstemmen.
13
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Binnen en buiten de school
“In de meeste gevallen bieden wij aanvullend onderwijs binnen de school
aan. Altijd werken wij dan nauw samen, als partner van de school. We sluiten
aan bij de structuur en cultuur van de school en stemmen inhoudelijk ook
af over aanpak en vorderingen. Wij zien dat dit de kwaliteit en de resultaten
ten goede komt. Ook zorgt het ervoor dat de school bewust kiest voor ons
als partner, en dat we samen actief werken aan het beste aanbod voor de
leerlingen. Wij hebben tevens vestigingen die losstaan van het reguliere
onderwijs. Dit kan voor ouders en leerlingen om diverse redenen prettig zijn,
bijvoorbeeld praktisch vanwege de locatie, of omdat de school geen aanbieder
in huis heeft. Ook kunnen ouders en/of leerlingen het prettig vinden dat er ’s
middags in een andere omgeving gewerkt wordt, een andere plek kan weer
nieuwe motivatie oproepen.
Willemijn Kienhuis, praktijkpartner consortium NWA
Binnenschoolse begeleiding
“Het [is] jn […] dat aanvullend onderwijs binnen het gebouw plaatsvindt. Dat maakt het
eigenlijk een soort verlengstuk van school. Leerlingen hebben de laatste les gehad, gaan dan
samen naar huis, samen de deur uit. Nu houd je leerlingen in de school. Als ze ergens anders
huiswerkondersteuning krijgen, zijn ze eerst de school uit, gaan ze eerst met vriendinnen langs
de stad enzovoorts.”
Leraar VO-school, focusgroepstudie
Waar sommige scholen in het NWA-onderzoek nog niet zo’n beeld leken te hebben
van ondersteunend onderwijs en hun visie daarop, bleken andere scholen gericht na
te denken over de functie van ondersteunend onderwijs ten opzichte van hun eigen
onderwijs. Zij kiezen er bijvoorbeeld bewust voor om leerlingen wel of niet naar
ondersteunend onderwijs door te verwijzen.
Liever geen connectie
“Wij wilden die connectie niet, dat je ruimte biedt aan een commerciële partij en automatisch
klanten voor ze gaat werven: Oh je hebt bijles nodig? Nou die zitten hier. Dus hebben we op een
gegeven moment bewust gezegd: dat doen we niet meer.”
Coördinator VO-school, focusgroepstudie
14
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Positie ten opzichte van thuis
Aanvullend onderwijs zoals bijles en huiswerkbegeleiding heeft een ondersteunende
functie ten opzichte van school, maar evenzeer ten opzichte van thuis. Zeker
huiswerkbegeleiding wordt wel gezien als een naschoolse aanvulling op - of zelfs
vervanging van - de thuisomgeving. Ondersteunend onderwijs wordt in dat geval ook
wel als een vorm van naschoolse opvang gezien, die met name wordt ingezet door
gezinnen waarin beide ouders werken. Maar het kan ook een plek zijn voor leerlingen om
rustig te kunnen werken wanneer dat thuis niet goed lukt, of een faciliteit die ouders de
huiswerkbegeleiding van kinderen uit handen neemt wanneer zij daar zelf niet de tijd,
competentie of energie voor hebben, zo laat het NWA-onderzoek zien.
Rust voor ouders
“Het is jn als mijn dochter thuiskomt en het werk is af, dat geeft veel rust.
Ouder van leerling (brugklas) die deelneemt aan huiswerkbegeleiding, focusgroepstudie
Gezinnen ontzorgen
“Wij proberen de gezinnen te ontzorgen en nemen die thuisvraag over. Het doel van huiswerk is
om in een mate van zelfstandigheid het schoolwerk te verwerken. Daar is in veel gevallen thuis
helemaal niet de beste plek voor. Wij zijn daarom in eerste instantie ontzorgend voor ouders. Als
het kind ’s avonds thuiskomt heeft hij of zij het meeste al gedaan.
Aanbieder ondersteunend onderwijs, brede veldraadpleging
Waar nog weleens de zorg bestaat dat leerlingen te weinig vrije tijd hebben als ze na
school ook nog een huiswerkinstituut bezoeken, geven de ondervraagde leerlingen in het
NWA-onderzoek juist aan dat ze hierdoor meer vrijheid en vrije tijd ervaren.
Juist méér vrije tijd
“Er is thuis net iets meer aeiding, waardoor het allemaal wat langer duurt, dan heb ik net iets
minder vrije tijd. Ik hoor vaak van vrienden: ‘Waar is je sociale leven dan?’ Maar volgens mij
krijg je (…) juist meer vrije tijd van huiswerkbegeleiding, in plaats van dat je juist nooit vrije tijd
hebt.”
Leerling (vwo-3) die deelneemt aan huiswerkbegeleiding, interviewstudie
Ookgevendeleerlingenaanhetjntevindendatdenaschoolsebegeleidingdoor
iemand anders dan de eigen ouders of een leraar van school gebeurt. De betrokkenheid
en hulp van ouders wordt door leerlingen nog weleens als vervelende bemoeienis of
gezeur ervaren, en ook ouders ervaren dat deze nogal eens tot spanningen en ruzies
kunnen leiden.
Minder gezeur
“Mijn moeder praat veel te veel over mijn schoolwerk; zodra je wakker wordt, begint ze over
mijn schoolcijfers. Het is ook best jn dat ik hier elke dag tot zes uur kan blijven, zodat ze niet de
hele tijd aan mijn hoofd kan zeuren.”
Leerling (vwo-2) die deelneemt aan huiswerkbegeleiding, interviewstudie
15
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Vreemde ogen dwingen
“Op een gegeven moment had mijn zoon de gedachte: “Ik ben klaar met jullie. Ik zie mijn ouders
bijna elke dag om mij heen. Ik neem van jullie niets meer aan. Ik zit achter mijn Playstation en
jullie kunnen wel van alles roepen, maar ik doe het toch lekker niet.” Als een vreemde dan iets
zegt… ja, dat is wel een kwestie van “vreemde ogen dwingen”. Dan dring je vaak wel makkelijker
tot hem door dan dat een ouder dat doet.”
Ouder van leerling (vwo-2) die deelneemt aan bijles, focusgroepstudie
Een ‘derde plek’ naast school en thuis
InhetNWA-onderzoekisleerlingengevraagdtereecterenopdepositievan
ondersteunend onderwijs ten opzichte van thuis en school. De ondervraagde leerlingen
kennen het ondersteunend onderwijs een duidelijke eigen plek toe in hun schoolleven,
dienadrukkelijkgescheidenisvanschoolenthuis.Zevindenhetjndatzeeenaparte
plek hebben die helemaal is gericht op het werken aan hun schoolwerk, zodat ze thuis
ook echt kunnen ontspannen.
Een plek waar je echt kunt leren
“Het is gewoon jn om een plek te hebben waar je echt kunt leren. (….) Als ik hier binnenkom,
dan weet ik gewoon: ik moet aan het werk. Als ik mijn kamer binnenkom, dan denk ik: o,
misschien moet ik opruimen of slapen. Dus dat vind ik wel jn.”
Leerling (vwo-3) die deelneemt aan huiswerkbegeleiding, interviewstudie
De derde plek
“In interviews met leerlingen is het beeld ontstaan dat ondersteunend
onderwijs kan fungeren als een ‘derde plek’ die -naast de thuis- en de
schoolomgeving- een eigenstandige positie in-neemt in het schoolleven
van leerlingen. Waar wij als onderzoekers bezig waren met allerhande
classicatiesvanverschillendevormenvanaanvullendonderwijsmet
een ondersteunende functie, lieten de leerlingen zien dat ondersteunend
onderwijs voor hen vooral gewoon een plek is waar zij naartoe kunnen gaan
om te leren. Dat kon thuis of op school niet op dezelfde manier, maar dat
hoefde van hen ook niet; thuis is thuis en school is school. Daardoor moest
ik aan het werk van socioloog Ray Oldenburg denken, die in zijn onderzoek
opmerkte dat mensen behoefte hebben aan plekken die gesepareerd zijn van
de thuissfeer (de eerste plek) en de werksfeer (de tweede plek). We zagen
gaandeweg in onze data steeds meer parallellen tussen de derde plek die
Oldenburg beschreef en de plek die leerlingen toekennen aan aanvullend
onderwijs . We zien dat ook aanbieders zich herkennen in het beeld van de
‘derde plek1 tussen de (meer formele) schoolomgeving en de thuisomgeving
in.
Daury Jansen, onderzoeker consortium NWA
16
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Het gebruik van aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie
kan gerelateerd worden aan (ontwikkelingen in) zowel het reguliere
onderwijs als de thuisomgeving. Het valt op dat in het publieke debat
het toegenomen gebruik van aanvullend onderwijs nog weleens
eenzijdig wordt verklaard vanuit het tekortschieten van een van beide.
Het NWA-onderzoek toont dat dit beeld nuance behoeft. Vaak maken
ouders, scholen en leerlingen een weloverwogen keuze om aanvullend
onderwijs in te zetten, ook zonder dat daaraan een ervaring van een
tekortschietende school- dan wel thuisomgeving ten grondslag ligt.
Het is dus zaak om de positie van aanvullend onderwijs met een
ondersteunende functie ten opzichte van zowel thuis als school te bezien
én te bevragen.
In het NWA-onderzoek viel echter ook op dat waar sommige scholen
welbewuste overwegingen hebben gemaakt om wel of geen
samenwerking te zoeken met ondersteunend onderwijs, andere scholen
daar nog niet zo over hebben nagedacht. Het is raadzaam om hierin als
school een bewuste visie te ontwikkelen. Niet alleen omdat dit helderheid
verschaft voor alle betrokkenen in en om de school, maar ook omdat zo’n
visie de basis vormt voor de vragen die in de volgende paragraaf aan
de orde komen: welke taken kan of mag aanvullend onderwijs met een
ondersteunende functie wel of niet vervullen, en hoe zorg je daarbij voor
een goede afstemming en samenwerking?
4. Taakverdeling en afstemming met school en thuis
De positionering van aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie heeft
gevolgen voor de verdeling van taken tussen aanvullend onderwijs, regulier onderwijs en
thuis: welke taken kan en mag het aanvullend onderwijs vervullen en welke niet? En als
het aanvullend onderwijs bepaalde taken vervult, hoe wordt de afstemming met school
en thuis geborgd?
In de gesprekken tussen aanbieders, leraren, schoolleiders en ouders die we in het
kader van het NWA-onderzoek organiseerden - en overigens ook in het publieke debat
- is sprake van zeer uiteenlopende opvattingen over welke taken aanvullend onderwijs
met een ondersteunende functie wel en niet kan, mag of moet vervullen in relatie
tot het reguliere onderwijs en het gezin. In de gesprekken bleek vaak sprake van een
kloof tussen wat betrokkenen als een ideale taakverdeling tussen school, aanvullend
onderwijs en thuis zagen en de werkelijke verdeling in de praktijk. Gedurende de
gesprekken kwam deze kloof steeds scherper in beeld, waardoor de aanvankelijk
geuite opvattingen soms ook wat gingen schuiven. Zo leek in één van de gesprekken
aanvankelijk sprake van breed gedeelde opvatting dat de taak om leerlingen te
kwalicerenvooreenvervolgopleidingofwerkvolledigbijdeschoolligt,enaanvullend
onderwijs hierin geen taak zou moeten vervullen. Naarmate er verder werd doorgepraat
over de noodzaak tot het bieden van maatwerk om deze taak goed te kunnen vervullen,
spraken leraren echter steeds meer over de grenzen aan de mogelijkheden van het
reguliereonderwijsomhierintevoorzien.Reecterendopdiegrenzenwerddansoms
alsnog geconcludeerd dat hier weldegelijk een taak voor aanvullend onderwijs met een
ondersteunende functie kan liggen.
17
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Wij kunnen een hele hoop, maar …
“Wij kunnen als school wel veel dingen zeggen, maar we hebben denk ik minder tijd om met
individuele leerlingen dat soort dingen heel vaak te doen, dat is in een kleine groep denk ik veel
makkelijker. Wat ik nu ook terugkrijg naar aanleiding van de evaluatie van de zomer-school: het
leren plannen, daarin heeft aanvullend onderwijs echt goede dingen gedaan.”
Leraar VO-school, focusgroepstudie
De aanbieders die we spraken in het NWA-onderzoek zagen het vooral als hun taak om
leerlingen - in aanvulling op wat de school biedt - te ondersteunen bij hun schoolwerk en
hen naar zelfstandigheid te leiden.
Iedereen op zijn eigen stoel
“Het allerbelangrijkste is dat iedereen op zijn eigen stoel blijft zitten. Als -even plat gezegd - de
school zijn onderwijstaak goed oppakt en wij pakken echt het aanvullende stuk, dan loopt de
samenwerking goed en is het echt beter voor leerlingen.”
Aanbieder ondersteunend onderwijs, brede veldraadpleging
Aansluiten op wat er in de klas gebeurt
“Het is veelal herhalen en overhoren. Kijken wat de leerling in de klas doet. Hoe kun je daar-op
aansluiten? Veel inzicht hebben in die ontwikkeling, want in de klas gebeurt het en dat is wat je
uiteindelijk wilt ondersteunen.”
Aanbieder ondersteunend onderwijs, focusgroepstudie
De ouders die we spraken in het NWA-onderzoek waren meer dan leraren en
schooldirecteuren geneigd om bepaalde taken expliciet toe te bedelen aan het
aanvullend onderwijs. Zij erkennen dat zij sommige taken ook zelf zouden kunnen doen,
maar ervaren daarvoor niet de tijd of energie, of hun kind biedt hen daartoe niet de kans.
Ze kiezen er daarom bewust voor deze taak bij het aanvullend onderwijs te beleggen.
Ja papa, tot ziens!
“Je probeert om het een beetje de goede kant op te drukken, te motiveren. Maar een gesprek over
ontwikkeling, dat ga ik met mijn dochter niet voor mekaar krijgen. Ja, papa... het gaat goed op
school, tot ziens. Daar heb ik geen zin in.
Ouder van leerling (havo-3) die deelneemt aan huiswerkbegeleiding, focusgroepstudie
Structuur en regelmaat
“Dat aanvullend onderwijs biedt toch een soort structuur en regelmaat, waar wij zelf weinig tijd
voor hebben. Het is jn als dat uit handen wordt genomen.”
Ouder van leerling (havo/vwo-2) die deelneemt aan bijles, focusgroepstudie
Afstemming tussen aanbieders, scholen en thuis
Scholen en aanbieders van aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie
maken verschillende afwegingen over de wijze waarop zij met elkaar en met ouders
overleggen over de begeleiding van leerlingen. Sommige aanbieders opereren
zelfstandig, zonder samenwerking of afstemming met het reguliere onderwijs. In de
raadpleging gaven aanbieders aan dat zij in zulke gevallen de ouder als hun primaire
klant ervaren en dus met de ouders afstemmen.
18
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Contact met ouders
“Het grootste deel van de leerlingen komt via de ouders. Wij koppelen na elke dag dat een
leerling is geweest voor bijles of huiswerkbegeleiding terug naar ouders. Ze krijgen een verslag
wat er die dag is gebeurd.”
Aanbieder ondersteunend onderwijs, brede veldraadpleging
In het NWA-onderzoek zijn we ook aanbod tegengekomen dat volledig door scholen
zelf wordt georganiseerd, zonder samenwerking met een externe aanbieder. In de
meeste gevallen was in het onderzoek echter sprake van aanbod dat tot stand komt
door een samenwerking tussen het reguliere en het ondersteunend onderwijs. Soms
werkt een externe aanbieder van aanvullend onderwijs in het schoolgebouw. Een
vestigingscoördinator, werkzaam bij de aanbieder, is dan verantwoordelijk voor de
uitvoering van het aanbod binnen die school. Deze vestigingscoördinator stemt
regelmatig af met leraren of zoekt persoonlijk contact met ouders om zicht te houden op
de vorderingen op school en thuis. De school is in zulke gevallen verantwoordelijk voor
de kwaliteit en doelmatigheid van het aanbod.
In het NWA-onderzoek werd door respondenten vaak verwezen naar het belang van het
uitwisselen van kennis en afstemming tussen de school en het ondersteunend onderwijs.
Aanbieders en scholen adviseren en informeren elkaar over de beste aanpak, ook om
eventuele overlap in de ondersteuning te voorkomen. Wanneer leraren, aanbieders en
ouders de inhoud en benadering van de begeleiding van individuele leerlingen met
elkaar afstemmen, zijn deze partijen ook vaker positief over het resultaat.
Afstemming met bijlesjuf
“Ik waardeer de manier waarop de school en het aanvullend onderwijs afstemming zoeken. Bij
de vorige school kreeg ik gewoon de mededeling dat mijn kind ondersteuning nodig had, maar
bij de huidige school zie ik veel afstemming tussen de bijlesjuf en de leraar.”
Ouder van leerling (havo-3) die deelneemt aan huiswerkbegeleiding, focusgroepstudie
Afstemming concreet maken
“Voor ons is het heel belangrijk om goed contact te hebben met de intern begeleider, jaarco-
ordinator en de mentor, dat is voor ons werk onontbeerlijk. Dat is eigenlijk heel concreet over de
individuele leerling praten: ‘dit doen we, wat willen jullie nog meer zien?”
Aanbieder ondersteunend onderwijs, brede veldraadpleging
EenrespondentinhetNWA-onderzoekwijsteropdatfysiekenabijheidnietperdenitie
leidt tot goede afstemming tussen regulier en aanvullend onderwijs: dat vergt actieve
inzet om kennis en informatie uit te wisselen.
Op de hoogte zijn van elkaars werk
“Het is natuurlijk heel jn dat het huiswerkinstituut hier binnen de school zit, maar het zou nog
veel jner zijn als wij kennis uitwisselen en dat die kennis terugkomt bij docenten, het liefst met
handvatten waardoor een leerling niet zes jaar bij het huiswerkinstituut hoeft te zitten. Het is
de bedoeling dat zo'n kind straks, bij zijn of haar vervolgopleiding, een stuk zelfstandiger verder
kan. Dat is altijd een belangrijk punt geweest voor ons, dat we wel op de hoogte zijn van wat er
bij het huiswerkinstituut gebeurt. En dat je elkaar daarin kunt aanvullen.
Leraar VO-school, focusgroepstudie
19
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Sommige ouders in het onderzoek gaven aan dat zij en het ondersteunend onderwijs
bepaalde taken delen en onderling afstemmen, bijvoorbeeld aan de hand van een
(digitaal) plansysteem waarmee zowel begeleiders als ouders inzicht hebben in de
ontwikkeling van de leerlingen. Andere ouders willen zich er juist niet teveel mee
bemoeien. Zowel ouders als scholen gaven aan er belang aan te hechten dat allebei
de partijen bijdragen aan het zoeken en vinden van een oplossing wanneer er
leerproblemenofspeciekeondersteuningsbehoefteswordengesignaleerd,waarbij
desgewenst aanvullend onderwijs kan worden ingeschakeld.
Docenten, mentor, ouders….aanvullend onderwijs
“Meerdere docenten signaleren een leerprobleem of -behoefte. Het komt bij een mentor en die
pakt dat op. Aan de hand daarvan ga je in gesprek met de ouder, die vult -als het goed is- aan.
En dan komt aanvullend onderwijs wellicht om de hoek kijken.”
Leraar VO-school, focusgroepstudie
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Er lijkt soms sprake van een kloof tussen het beeld van wat de taakver-
deling tussen het regulier en aanvullend onderwijs idealiter zou moeten
zijn, en de taakverdeling in de praktijk. Het aanvullend onderwijs vervult
in de praktijk meer taken dan met name scholen, maar ook ouders het
idealiter lijken toe te bedelen. Met name in het bieden van maatwerk bij
individuele begeleidingsbehoeften van leerlingen worden grenzen erva-
ren aan wat een school kan doen. Juist de taakverdeling in de praktijk is
informatief om te bepalen wat (de grenzen aan) de mogelijkheden van de
school en van ouders zijn en waar aanvullend onderwijs met een onder-
steunende functie dus een taak vervult.
Op basis van die informatie kan verder worden nagedacht over de
gewenste taakverdeling: welke taken zouden deels of volledig bij het
regulier onderwijs moeten liggen en voor welke taken is doorverwijzing
naar of samenwerking met aanvullend onderwijs passend?
Het expliciteren van de gekozen taakverdeling aan alle betrokkenen helpt
om eventuele spanning tussen ideaal en realiteit te vermijden. Dit vergt
een gesprek tussen betrokkenen over wat zij met elkaar verwachten van
de school, van ouders en van het ondersteunend onderwijs.
Afstemming tussen alle betrokken partijen vormt de sleutel tot tevreden-
heid over de samenwerking. Die afstemming komt niet vanzelf tot stand,
maar vergt actieve inzet van alle betrokkenen.
20
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
5. Opbrengsten van ondersteunend onderwijs
Aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie kan gericht zijn op het realiseren
van verschillende uitkomsten, die alle tot doel hebben om het schoolse presteren
te verbeteren op leerdomeinen die deel uitmaken van het reguliere curriculum. Het
verbeteren van schoolprestaties is doorgaans het voornaamste doel, maar dat kan zowel
direct als indirect worden nagestreefd.
Schoolprestaties
De vraag of schoolprestaties daadwerkelijk verbeteren door de inzet van aanvullend
onderwijs met een ondersteunende functie, zou kunnen worden afgemeten aan cijfers
op toetsen en examens, op het succesvol voorkomen van zittenblijven of afstroom naar
een lager niveau, of op het realiseren van toegang tot een gewenst onderwijsniveau
of een vervolgopleiding. Het aanbod aan ondersteunend onderwijs is echter te divers
om algemene uitspraken te kunnen doen over de mate waarin het kan bijdragen aan
het realiseren van deze doelen, zo laat ook het NWA-onderzoek zien. Om de effecten
van aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie te kunnen evalueren zijn
gerichte studies nodig die de ontwikkeling volgen van leerlingen die deelnemen aan een
bepaalde vorm van aanvullend onderwijs, en die te vergelijken met de ontwikkeling van
soortgelijke leerlingen die niet deelnemen aan het aanvullend onderwijs.
Werk aan de winkel
“We hebben 62 internationale studies naar aanvullend onderwijs met een
ondersteunende functie geanalyseerd. Veel van die studies beschrijven en
toetsen een mogelijke relatie tussen het gebruik van aanvullend onderwijs
en schoolprestaties, maar de beschreven praktijken en onderzoeksmethodes
zijn te divers om een overkoepelende conclusie te kunnen trekken over de
effecten van deelname aan aanvullend onderwijs. Daarnaast zijn er weinig tot
geen onderzoeken gedaan die andere uitkomsten, zoals burgerschap, sociaal-
emotioneel welzijn of zelfvertrouwen als uitkomstmaat hanteren. We kunnen
daardoor nog weinig harde uitspraken doen over de effecten van aanvullend
onderwijs met een ondersteunende functie op schoolse en niet-schoolse
uitkomsten. Er is dus nog veel werk aan de winkel!”
Daury Jansen, onderzoeker consortium NWA
Wel zijn er enkele gerichte effectstudies gedaan naar het aanbod van individuele
aanbieders, die positieve effecten laten zien.
Effectstudies examentraining
“Onafhankelijk onderzoek door SEO4 naar het effect van onze
examentrainingen laat positieve resultaten zien. Bijvoorbeeld een gemiddelde
verbetering van 0,9 punt op het Centraal Examen, voor het vak waarin training
is gevolgd.
Willemijn Kienhuis, praktijkpartner consortium NWA
21
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Andere opbrengsten
Veel vormen van aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie richten zich
primair op het realiseren van uitkomsten die bij kunnen dragen aan het verbeteren
van de schoolprestaties. Het verbeteren van het begrip van bepaalde lesstof, leren
plannen en zelfstandig werken, het feedback krijgen op het leerproces, het vergroten
van het zelfvertrouwen en tegengaan van faalangst, of simpelweg het bieden van een
rustige plek om te werken: het zijn allemaal doelen die op hun beurt kunnen bijdragen
aan het verbeteren van schoolprestaties. Zo gaven leraren in ons onderzoek aan dat
ondersteunend onderwijs de inzet van leerlingen in de les verbetert.
Wereld van verschil
“Ik kreeg de evaluatie van een leerling van mij terug. Het is een wereld van verschil. Hoe die
jongen nu in de les zit en meedoet, serieus bezig is met zijn schoolwerk. Ik denk dat ik dat ook
terug moet koppelen naar jullie als aanvullend onderwijs, daar waar jullie misschien denken
van: hier hebben we weinig of niets bereikt, zien wij wel degelijk vooruitgang.
Leraar VO-school, focusgroepstudie
Aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie kan dus niet alleen in directe zin
bijdragen aan schoolprestaties, maar bijvoorbeeld ook aan de inzet of het zelfvertrouwen
van leerlingen, wat vervolgens positief kan bijdragen aan schoolprestaties. Het is daarom
nuttig om de uitkomsten van aanvullend onderwijs niet alleen in termen van cijfers te
evalueren, maar ook in termen van de ontwikkelde leerstrategieën die bijdragen aan het
behalen van goede resultaten.
Andere uitkomsten dan gedacht
“We hebben in ons onderzoek aan leerlingen gevraagd wat hun deelname aan
ondersteunend onderwijs opleverde. Dat was natuurlijk geen makkelijke vraag.
Of hun prestaties op school verbeterden dankzij de ondersteuning is immers
lastig te bepalen: het is onbekend hoe het was gegaan als er geen aanvullend
onderwijs was gevolgd. Wat opviel was dat alle bevraagde leerlingen positief
waren over hun ervaringen. Daarbij spraken ze vaak over andere positieve
opbrengsten van hun deelname aan aanvullend onderwijs dan goede cijfers.
Zo noemden ze onder meer dat ze meer vragen durfden te stellen in de klas.
Dat vond ik een mooie en belangrijke uitkomst, die we niet van tevoren zo
hadden bedacht of bevraagd.
Daury Jansen, onderzoeker consortium NWA
22
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Het evalueren van uitkomsten van aanvullend onderwijs met een
ondersteunende functie kan het beste gericht voor een bepaald
programma worden gedaan. Het aanbod is te divers in onder meer
doelstelling, vorm, intensiteit en kwaliteit om algemene uitspraken te
kunnen doen over de uitkomsten van aanvullend onderwijs met een
ondersteunende functie.
De uitkomsten van aanvullend onderwijs met een ondersteunende
functie kunnen worden geëvalueerd in termen van schoolprestaties.
Daarnaast is het zinvol te kijken naar meer directe uitkomsten van de
ondersteuning, zoals (onder meer) begrip van de leerstof, beheersing van
bepaaldestudievaardigheden,zelfvertrouwen.Depersoonlijkereecties
en ervaringen van leerlingen zijn hierin heel informatief.
6. Ondersteunend onderwijs en kansen(on)gelijkheid
Een belangrijke vraag in relatie tot de groeiende deelname aan aanvullend
onderwijs met een ondersteunende functie, is wat de gevolgen hiervan zijn voor de
kansengelijkheid in het onderwijs5. De zorg is dat als een deel van de leerlingen de
schoolprestaties weet te verbeteren met behulp van aanvullend onderwijs, de leerlingen
die hieraan niet kunnen deelnemen een relatieve achterstand oplopen ten opzichte
van de deelnemers aan aanvullend onderwijs. Om die reden is het niet alleen van
belang om te kijken naar de effecten van deelname aan aanvullend onderwijs met een
ondersteunende functie op de ontwikkeling van deelnemende leerlingen, maar ook op
de effecten voor leerlingen die hieraan niet deelnemen. Een dergelijk onderzoek bestaat
vooralsnog niet in Nederland, mede vanwege de lastige eisen die dit stelt aan het
onderzoeksdesign.
Verschil in deelname
In het NWA-onderzoek vinden we duidelijke aanwijzingen dat leerlingen van hoger
opgeleide ouders en van ouders met hogere inkomens vaker deelnemen aan aanvullend
onderwijs met een ondersteunende functie. Zij kunnen daarmee een relatief voordeel ten
opzichte van andere leerlingen realiseren6.
23
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Aanvullend onderwijs: vooral voor hogeropgeleide ouders?
“In onze analyse van de uitkomsten van 62 onderzoeken vonden we een
duidelijke relatie tussen de sociale achtergrond van de ouders en het gebruik
van betaalde vormen van ondersteunend aanvullend onderwijs. Dat lijkt
logisch: ouders met een hoger inkomen kunnen het zich eerder verloven om
de portemonnee te trekken voor bijles en huiswerkbegeleiding. Maar het
bleek niet alleen om geld te gaan: ook het opleidingsniveau van ouders hangt
samen met het gebruik van betaalde vormen van ondersteunend onderwijs.
Sociologen herkennen daarin het patroon dat hoogopgeleide ouders door
middel van onderwijs hun bevoorrechte positie proberen door te geven
aan hun kinderen. Ouders doen er alles aan om de schoolloopbaan van hun
kinderen zo gunstig mogelijk te laten verlopen. Voor wie het kan betalen, is
aanvullend onderwijs een van de strategieën om dat te proberen realiseren.
Daury Jansen, onderzoeker consortium NWA
Een belangrijke verklaring voor ongelijke deelname aan aanvullend onderwijs met een
ondersteunendefunctieligtuiteraardinhetverschilinnanciëlemiddelenvangezinnen
omaanvullendonderwijsintekopen.Maarhetzijnnietalleendenanciëndieeenrol
spelen bij de toegankelijkheid van aanvullend onderwijs, stelt een ouder in het NWA-
onderzoek. Een verschil in informatie en communicatie kan ook een rol spelen.
Niet weten wat de mogelijkheden zijn
“Op het moment dat er zich een probleem voordoet, waar moet ik dan heen? Ik zou het niet
weten. Eigenlijk zou er dan een soort ouderavond (…) moeten zijn. Om te weten waar ze hun
zorgen kwijt kunnen, om ondersteund te worden en wegwijs te worden gemaakt, want er is
linksom of rechtsom van alles mogelijk. En er zijn veel ouders die dat niet weten. Ik zou de weg
ook niet weten. Ik weet toevallig dat jullie [aanbieder] er zitten, maar ik zou de weg echt niet
weten”.
Ouder van leerling (havo-3) die deelneemt aan huiswerkbegeleiding, focusgroepstudie
Gratis aanbod
Er lijkt in Nederland sprake van een groeiend aanbod van onbetaalde vormen van
aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie7. Er is onder meer gratis
aanbod dat wordt georganiseerd door buurthuizen, bibliotheken, stichtingen,
gemeenten, universiteiten en hogescholen. Ook maatschappelijke, religieuze en
vrijwilligersorganisaties passen in dit rijtje. Of gratis vormen van aanvullend onderwijs
met een ondersteunende functie dezelfde resultaten behalen als de onbetaalde vormen,
en daarmee dus een buffer kunnen vormen tegen kansenongelijkheid die kan ontstaan
als gevolg van deelname aan betaald aanbod, is vooralsnog onbekend.
Daarnaast bestaat er (t)huiswerkvrij onderwijs dat scholen zelf organiseren, en er zijn
vergoedingen mogelijk voor aanvullend onderwijs door armoedefondsen voor leerlingen
met een inkomen op of iets boven het sociaal minimum. Zulk aanbod is niet alleen
toegankelijker voor leerlingen uit minder vermogende gezinnen, maar is ook vaak
speciaal gericht op deze doelgroep. Er zijn ook commerciële organisaties die scholen
de mogelijkheid bieden om een deel van hun leerlingen goedkoper of gratis gebruik te
laten maken van hun aanbod. In zulke gevallen is er geen verschil tussen het betaalde en
gratis aanbod.
24
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Eén op de tien gratis
Als aanbieder dragen wij bij aan de ondersteuning van leerlingen voor wie
toegang tot reguliere ondersteuning om diverse redenen moeilijk is terwijl
zijdaarwelbehoefteaanhebben.Bijvoorbeeldomnanciëleredenen,een
complexe thuissituatie of ziekte. Per tien deelnemers bieden we één leerling
gratis examentraining of huiswerkbegeleiding aan. De school geeft bij ons aan
wie hiervoor in aanmerking komt. Uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat deze
leerlingen extra gebaat zijn bij het volgen van begeleiding: zij gaan er nog
meer op vooruit dan onze andere leerlingen.
Willemijn Kienhuis, praktijkpartner consortium NWA
Leraren in het NWA-onderzoek gaven aan dat het gebruik van aanvullend onderwijs met
een ondersteunende functie steeds zichtbaarder wordt, en dat ze vaak nog wel zoekende
zijn naar een antwoord op de vraag wat dat betekent voor de kansengelijkheid in het
onderwijs. Lukt het om die ongelijkheid voldoende tegen te gaan met behulp van gratis
aanbod?
Ik blijf mijn bedenkingen hebben
“Het is blijkbaar nu heel geaccepteerd dat je extra betaalt voor hulp bij eindexamen of Cito-
toets. Dat beeld is zo verschoven, dat is in tien, vijftien jaar echt helemaal een andere kant op-
gegaan. Een van de redenen waarom ik – hoe goed het aanvullend onderwijs vaak ook is – wel
mijn bedenkingen ertegen heb, is dat, hoewel er altijd wel een aantal plaatsen is voor kinderen
die het niet kunnen betalen, als je echt kijkt naar de ongelijkheid binnen onderwijsland, dan is
datzelfde aanvullend onderwijs ook een van de redenen waarom die ongelijkheid er is, en blijft
bestaan.”
Leraar VO-school, focusgroepstudie
25
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Voor de evaluatie van de gevolgen van de (groeiende) deelname aan
aanvullend onderwijs voor de kansengelijkheid, is het noodzakelijk ook
de effecten van deelname voor leerlingen die zelf niet deelnemen in
ogenschouw te nemen. Zij kunnen door deelname van medeleerlingen
een relatieve achterstand oplopen die gevolgen heeft voor het verloop
van hun schoolloopbaan.
Om de bijdrage van onbetaalde vormen van ondersteunend onderwijs
aan het tegengaan van kansenongelijkheid te kunnen vaststellen, is
het noodzakelijk beter zicht te krijgen op de effecten van deelname op
schoolprestaties.
Voor het waarborgen van de toegankelijkheid van aanvullend onderwijs
met een ondersteunende functie, is het noodzakelijk niet alleen naar
de kosten, maar ook naar de toegankelijkheid van informatie over het
beschikbare aanbod te kijken.
De leerlingen die gratis mogen deelnemen aan betaald aanbod lijken de
meeste baat te hebben bij deelname. Dit pleit voor het versterken van
toegankelijkheid van aanvullend onderwijs met een ondersteunende
functie.
26
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Onderzoeksactiviteiten
- een brede verkenning van het domein van aanvullend onderwijs met
een ondersteunende functie in Nederland aan de hand van een
 classicatievan139programma’sdieopditmomentinNederland 
worden aangeboden;
- een overzichtsstudie8 naar de huidige stand van kennis over (het gebruik
van) aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie in Nederland
- een internationale meta-analyse naar voorspellers en uitkomsten van
het gebruik van schaduwonderwijs;
- een kwalitatieve interviewstudie met 37 leerlingen van acht
verschillende aanbieders van ondersteunend aanvullend onderwijs;
- een kwalitatieve focusgroepstudie op vijf VO-scholen waarin aan 43
betrokkenen in de driehoek school, ondersteunend onderwijs en ouders
is gevraagd welke taken zij idealiter en in de praktijk beleggen bij
de school, bij het gezin en bij het ondersteunend onderwijs.
- aanvullend een brede veldraadpleging met aanbieders van
ondersteunend onderwijs in basis- en voortgezet onderwijs en met
vertegenwoordigers van scholen.
Verantwoording bij hoofdstuk 1
Onderzoekers en praktijkpartners
Onderzoekers
- Daury Janssen en Louise Elffers Universiteit van Amsterdam
Praktijkpartners
- Willemijn Kienhuis en Laura van Leeuwen Lyceo
Deelnemers brede veldraadpleging
Aanbieders ondersteunend onderwijs
- Oguz Dulkadir WeekendAcademie
- Willemijn Kienhuis Lyceo
- Emmy van Rooyen AFTER’S COOL
- Olivier Wijnen BijlesAcademie
Regulier onderwijs
- Arnold van Gessel Stedelijk Lyceum en
Eligant Lyceum Zutphen
- Ad Goenee OBS ‘t Spectrum en OBS
de Magneet Amersfoort
- Marcel Huijgens OBS de Fonkel Tilburg
Onderzoeker
- Mariëtte Lusse Hogeschool Rotterdam
27
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Bronnen
3 Jansen, D., Elffers, L., & Volman, M. L. L. (2020). A Place Between School and Home: Exploring the
Place of Shadow Education in Students’ Academic Lives in the Netherlands. Orbis scholae, 14(2),
39-58.
4 Bisschop, P. , & Heyma, A. (2016, september). Examentrainingen van Lyceo in 2016. SEO Econo-
misch Onderzoek.
5 CBS (2020). Uitgaven van huishoudens aan onderwijsondersteuning. https://www.cbs.nl/nl-nl/
maatwerk/2020/04/uitgaven-van-huishoudens-aan-onderwijsondersteuning
6 Jansen, D., Elffers, L. & Jak, S. (2021). A cross-national exploration of shadow education
use by high and low SES families. International Studies in Sociology of Education DOI
10.1080/09620214.2021.1880332.
7 Bisschop, P. , Berg, E. van den, Ven, K. van der, Geus, W. de, Kooij, D. (2019). Aanvullend en particulier
onderwijs. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek; Utrecht: Oberon.
8 Elffers, L., & Jansen, D. (2019). De opkomst van schaduwonderwijs in Nederland: wat weten we en
welke vragen liggen nog open? Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.
28
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
29
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
3. Positionering
Aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie vervult een rol in de
schoolloopbaan van leerlingen, naast de school en naast de thuisomgeving. Een
belangrijke vraag is hoe deze drie zich tot elkaar verhouden.
Rochelle Helms en Ruben Fukkink, Hogeschool van Amsterdam
Aanvuend onderwijs met een
verrijkende functie
“Vanuit de Weekend Academie probeer ik de kinderen mee te geven: misschien heb
je een taalachterstand, misschien groei je op in sociaaleconomische achterstand,
maar je hebt een talent, geloof in jezelf. Hoe doen we dat? We bieden perspectief,
verbreden de horizon en laten kinderen in aanraking komen met verschillende
achtergronden.”
Leraar VO-school, focusgroepstudie
30
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
1. Wat is aanvullend onderwijs met een verrijkende functie? 31
2. Verrijkend onderwijs in de praktijk 32
3. Positionering ten opzichte van school en thuis 34
4. Taakverdeling en afstemming met school en thuis 36
5. Opbrengsten van verrijkend onderwijs 37
5. Opbrengsten van verrijkend onderwijs 38
Verantwoording 41
Aanvullend onderwijs met een verrijkende functie
31
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
1. Wat is aanvullend onderwijs met een verrijkende functie?
Aanvullend onderwijs met een verrijkende functie vult het reguliere
onderwijsprogramma aan met extra leer- en ontwikkeldoelen die gerelateerd zijn
aan de (school)loopbaan- en/of de bredere talentontwikkeling van leerlingen. Het
aanbod aan onderwijsverrijkende programma’s groeit. Deze programma’s willen de
bredere ontwikkeling van leerlingen stimuleren door een bijdrage te leveren aan de
talentontwikkeling, het toekomstperspectief, netwerkverbreding, het sociaal-emotioneel
welzijn en/of de sociale vaardigheden van kinderen. Om dit te realiseren vormt de relatie
tussen participanten en begeleiders een belangrijk onderdeel van de programma’s.
De programma’s richten zich vooral op leerlingen van wie de ouders, vanuit hun
sociaaleconomische en/of culturele achtergrond, minder zicht hebben op opleidings- en
beroepsperspectieven. Er zijn programma’s die zich wat inhoud betreft laten leiden door
de wensen van de jeugd (youth-centered), of door ouders (parent-centered), of door staf
(staff-centered) of door een combinatie daarvan.
Onderwijsverrijkende programma’s richten zich meer op de functies persoonsvorming
ensocialisatie,indeveronderstellingdatdezefocusookdekwalicatievanleerlingen
positief beinvloedt.
Naschoolse activiteiten in de vorm van hobby’s (zoals voetbal of toneel) of culturele of
religieuze vorming (zoals koranles of Chinese taal- en cultuurlessen) vallen niet onder
dehiergehanteerdedenitievanaanvullendonderwijsmeteenverrijkendefunctie.Ook
activiteiten die in het kader van buitenschoolse opvang worden aangeboden, rekenen we
niet onder het verrijkend aanvullend onderwijs.
Een toevoeging aan het reguliere curriculum
In de internationale onderzoeksliteratuur worden verschillende termen
gebruikt voor verrijkend onderwijs zoals extra-curricular-activities, out-of-
school-time programs of after-school time programs . Deze omschrijvingen
geven aan dat onderwijsverrijkende programma’s iets toevoegen aan het
reguliere curriculum en ook buiten schooltijd kunnen plaatsvinden. In het
verleden waren onderwijsverrijkende programma’s meer curatief gericht om
kinderen met risicovol gedrag bij te sturen. Maar gaandeweg veranderde
de focus van curatief naar preventief en zijn programma’s nu meer gericht
op empowerment en positieve bekrachtiging. Internationaal zien we dat
veel onderwijsverrijkende programma’s kosteloos worden aangeboden aan
kwetsbare jongeren met een lage sociaaleconomische status. De doelstelling
van het programma bepaalt de doelgroep. Een kenmerk dat de programma’s
verbindt is dat ze gericht zijn op een brede doelgroep van jongeren die baat
hebben bij volwassen rolmodellen in aanvulling op de leefomgeving van
thuis en school.
Rochelle Helms, onderzoeker consortium NWA
32
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Onderwijsverrijkend onderwijs is een verzamelbegrip voor programma’s
dieverschilleninhunspeciekeopzetenaanpak.Deprogramma’s
richten zich veelal op doelstellingen als bijdragen aan talent- en
schoolloopbaanontwikkeling, netwerkverbreding en sociaal-emotionele
vaardigheden. Er zijn echter ook programma’s die onderwijsverrijkende
en onderwijsondersteunende functies integreren. Denk bijvoorbeeld aan
programma’s die talentontwikkeling combineren met huiswerkbegeleiding,
taalondersteuning of het aanleren van digitale vaardigheden of begeleiding
bieden bij de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs.
2. Verrijkend onderwijs in de praktijk
Aanvullend onderwijs met een verrijkende functie kan verschillende vormen aannemen.
Hieronder beschrijven we de belangrijkste kenmerken.
Wat: aard van de ondersteuning
Aanvullend onderwijs met een verrijkende functie kent een grote diversiteit aan vormen.
Sommige organisaties richten zich op de brede talentontwikkeling van kinderen, al dan
niet in combinatie met het ontwikkelen van sociale vaardigheden. Andere richten zich
explicieter op de schoolloopbaanontwikkeling en de verkenning van beroepen. In ons
onderzoek hebben we ons vooral gericht op deze laatste categorie.
Organisaties voor verrijkend aanvullend onderwijs richten zich veelal op een
leeftijdscategorie van leerlingen halverwege het basisonderwijs tot eind voortgezet
onderwijs (tussen 8 en 16 jaar oud). De duur van programma’s varieert van enkele weken
tot aan drie jaar, soms met follow-up in de vorm van een alumni-programma.
Programma’s die zich richten op het versterken van de schoolloopbaanontwikkeling van
leerlingen, werken meestal met thema’s en bij langdurige programma’s zijn leerlijnen
geformuleerd. De programma’s bieden activiteiten aan als gastlessen van professionals
met verschillende beroepen aan en/of verzorgen excursies. Men brengt bijvoorbeeld een
bezoekaaneenrechtbank,waarleerlingenincontactkomenmetdeofciervanjustitie,
advocaten en rechters en waar ze ook een rechtszaak naspelen in een rollenspel. Ook
worden mini-stages aangeboden waarbij leerlingen korte tijd meelopen in een bedrijf
of organisatie om kennis te maken met beroepen. Ook activiteiten waarbij leerlingen
kennis maken met solliciteren, versterken de schoolloopbaanontwikkeling. Ook zijn
er activiteiten, zoals ‘taaltrips’, die bijdragen aan zowel beroepenkennis als aan de
woordenschat met betrekking tot het betreffende beroep of werkveld. Tot slot zijn er
programma’sgerichtopeenspeciekthema,waarbijkindereninaanrakingkomenmet
technologie en waar zij hun digitale vaardigheden kunnen ontwikkelen, om via die weg
hun toekomstperspectief en talentontwikkeling te versterken.
33
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Het belang van toekomstperspectief
“De bedoeling is dat je leerlingen laat kennismaken met een nieuwe wereld die ze zelf niet zo snel
zouden betreden. Hun ouders zijn vaak laagopgeleid, de kinderen hebben weinig rolmodellen en
dit programma maakt het mogelijk dat zij nieuwe werelden en hun eigen talenten ontdekken.
Ze leren thematisch over verschillende beroepen, wat ze wel en niet interessant vinden, en
hoe verschillende gastsprekers hun loopbaan hebben vormgegeven. Welke keuzes hebben zij
gemaakt, welke opleidingen hebben zij gevolgd.
Coördinator IMC Weekendschool, kwalitatieve studie
Hoe: de vorm van de activiteiten
Fysieke bijeenkomsten vormen de basis van de activiteiten die zowel onder als buiten
lestijd (aansluitend op de reguliere schooltijd of in het weekend) en zowel binnen als
buiten het schoolgebouw worden aangeboden. Deze keuze heeft zowel te maken met
logistieke afwegingen als met de mogelijkheid de doelgroep sneller en effectiever te
bereiken. Excursies en bliksemstages vinden plaats in het beroepenveld.
Waar het verrijkende aanbod eerder vooral buitenschools was, ontstaat nu ook aanbod
onder schooltijd. Zo bood Stichting IMC Weekendschool, in 1998 opgericht door Heleen
Terwijn, haar programma oorspronkelijk alleen aan op zondagen voor leerlingen in groep
7 en 8 en de eerste klas die zich daarvoor aanmelden. Maar deze activiteit vindt sinds
enkele jaren ook plaats op basisscholen en tijdens reguliere onderwijstijden. De hele
klas ontvangt tijdens één dagdeel per week hetzelfde programma als de oorspronkelijke
Weekendschool-variant. Op deze manier worden ook leerlingen bereikt die uit zichzelf
niet in staat zijn op zondag twee jaar lang het programma bij te wonen. Inhoudelijk
ontstaan hybride vormen waarbij het programma in de regel onderwijsverrijkend is, maar
waarbij kinderen soms een deel van de tijd besteden aan taallessen. Zo combineren de
weekendklas van Jes Rijnland en de taaltrips van JINC het kennismaken met beroepen
met het verbreden van de woordenschat. Soms stimuleert de gemeente deze hybride
vormen met een gericht subsidiebeleid. Ten slotte zijn er activiteiten, zoals IMC
Weekendschool On Tour, waar vluchtelingenkinderen en kinderen van arbeidsmigranten
die een IMC-programma van één jaar volgen met gastlessen buiten schooltijden en in
vakanties – om kennis te maken met de Nederlandse samenleving, met beroepen en met
zichzelf in hun nieuwe setting.
Terugblik op poëzie-activiteit
“Het was erg prettig om op een ongedwongen en plezierige manier zinnige uurtjes rond taal te
bieden. Aan de hand van invalshoeken en onderwerpen, met korte theateroefeningen, tekenen,
woorden en regels. De mede-begeleiders pikten dat ook altijd soepel op en zorgden ervoor dat
iedereen goed mee kon doen. Ook de niveauverschillen tussen de deelnemers vielen altijd wel op
te vangen en op te lossen. Soms hielpen ze elkaar, dat was mooi om te zien.”
Leerkracht op basisschool met IMC on Tour kwalitatieve studie
Wie: aanbieders van de activiteiten
Sommige aanbieders werken lokaal, anderen op landelijke schaal. De meeste
programma’s zijn ideëel van aard en niet commercieel. Ze komen tot stand met behulp
van meerdere met elkaar samenwerkende uitvoerders, zoals pedagogische professionals,
vrijwilligers, gastdocenten uit het beroepenveld, studenten, ouders en maatschappelijk
werkers. Programma’s zoals IMC Weekendschool, maar ook JINC, werken met zowel het
reguliere onderwijs als met de lokale gemeenschap, bijvoorbeeld voor het organiseren
van gastlessen, excursies, bliksemstages et cetera. In zulke gevallen kent het programma
een nauwe verbinding met het reguliere onderwijs en/of andere bronnen in de omgeving
(bijvoorbeeld: een universiteit die een gastdocent levert, een succesvolle ondernemer
uit een lokaal netwerk). Andere aanbieders kennen een nauwere samenwerking met
34
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
bijvoorbeeld buurthuizen en/of zijn gericht op de ondersteuning van kwetsbare jeugd.
Kosten van deelname
De onderwijsverrijkende programma’s die wij tegenkwamen in ons onderzoek worden
bekostigd uit subsidies van overheden en/of donaties van particulieren en bedrijven.
Hierdoor kunnen leerlingen kosteloos deelnemen.
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Verrijkende programma’s zijn erg divers wat betreft de aard, vormgeving en
aanbieder. Dit maakt het lastig om over álle verrijkende programma’s te spre-
ken. Het is duidelijk dat veel aanbieders het belang inzien van verrijking voor
leerlingen met diverse achtergronden en dat de invulling van deze program-
ma’safhangtvandevisie,overtuigingen,creativiteitendenanciëlemoge-
lijkheden van de aanbieders. De programma’s zijn ideëel, en streven doelen na
die soms lastig te toetsen zijn.
3. Positionering ten opzichte van school en thuis
Aanvullend onderwijs met een verrijkende functie vervult, naast school en de
thuisomgeving, een rol in de schoolloopbaan van leerlingen. Een belangrijke vraag is
hoe het verrijkende aanvullende onderwijs gepositioneerd is ten opzichte van school en
thuis.
Positie ten opzichte van school
We vinden uiteenlopende vormen van positionering tussen onderwijsverrijkende
programma’s en het reguliere onderwijs. Aan de ene kant van het spectrum zijn
programma’s volledig naast het reguliere onderwijs gepositioneerd. Bij andere
programma’s vindt samenwerking met het onderwijs plaats bij het werven van
deelnemende leerlingen. Aan de andere kant van het spectrum vindt inbedding van het
verrijkende programma in het reguliere curriculum plaats.
Sommige onderwijsverrijkende programma’s vinden plaats buiten het schoolgebouw en
buiten reguliere lestijden. Denk bijvoorbeeld aan programma’s in buurthuizen of (zoals
bij Jes Rijnland) in een museum. Omdat deze vormen minder vaak samenwerken met het
reguliere onderwijs, vindt hier minder afstemming plaats. Soms worden schoolgebouwen
wel gebruikt buiten reguliere lestijden, maar wordt het aanbod wel volledig door de
externe partner verzorgd. In andere gevallen vindt het verrijkende programma plaats
binnen het schoolgebouw maar buiten reguliere schooltijden, zoals bij Combiwel dat een
programma aanbiedt in het naschoolse programma. Onderwijsverrijkende programma’s
zoals aangeboden door JINC vinden soms plaats op locatie bij bedrijven in de vorm van
bliksemstages of werkbezoeken. Deze programma’s werken in nauwe samenwerking met
scholen voor werving. De programma’s vinden wel plaats tijdens schooltijd, maar hebben
niet noodzakelijkerwijs een directe link met het reguliere onderwijsprogramma.
35
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Sommige onderwijsverrijkende programma’s vinden plaats binnen de school én binnen
de reguliere schooltijd. Deze programma’s worden meestal uitgevoerd door of in
nauwe samenwerking met externen. Bovendien richten deze programma’s zich veelal
op hele klassen of groepen, in plaats van alleen aan leerlingen die zich aanmelden
voor deelname. Een voorbeeld hiervan is het programma IMC Basis, die twee jaar lang
in groep 7 en 8, wekelijkse gastlessen aanbiedt, uitgevoerd door gastdocenten vanuit
verschillende beroepen, in aanwezigheid van de leerkracht. Een coördinator vanuit IMC
Basis is verantwoordelijk voor de organisatie van het programma. De keuzes voor deze
vorm van onderwijsverrijking binnen het schoolgebouw en onder schooltijd heeft te
maken met het bereik. Door het onderwijsverrijkende programma op deze manier aan
te bieden neemt ieder kind uit de klas automatisch deel en is sprake van een inclusieve
aanpak. Bij aanbod buiten het schoolgebouw en schooltijd melden alleen de meest
gemotiveerde leerlingen zich aan. Een nauwere samenwerking met de (basis)school
is voorwaardelijk voor deze vorm, want er is afstemming nodig tussen het reguliere
curriculum en dit verrijkende programma. In het reguliere curriculum zal bovendien
ook plaats gemaakt moeten worden voor het extra programma. In gesprekken met
leerkrachten wordt duidelijk dat zij soms twijfelen of het wel verantwoord is om een
deel van het reguliere curriculum te laten vervallen om ruimte te maken voor een
verrijkend programma onder reguliere onderwijstijd. Aan de andere kant zijn er ook
scholen die bewust kiezen voor deze verbreding van het programma.
Verrijking van het curriculum
“We merkten als team dat we ons curriculum steeds meer aan het verengen waren en steeds
meer ballast over boord gooiden omdat we heel veel tijd kwijtraakten aan lees- en taalonderwijs,
omdat dat bij de kinderen van zo laag niveau is. Uiteindelijk heeft IMC basis daar weer een mooi
tegenwicht in geboden. Zij bieden een verrijking die we nooit zelf hadden kunnen organiseren,
dat krijgen we er nu bij.”
Directeur basisschool, brede veldraadpleging
Afstemmen van leefwerelden
Aanvullend onderwijs met een onderwijsverrijkende functie hoeft niet
perdenitieindirectcontacttestaanmethetreguliereonderwijs.Het
organiseren van een programma binnen de schoolmuren betekent niet dat er
daardoor automatisch een afstemming plaatsvindt op inhoudelijk vlak. Wat
opvalt is dat steeds meer verrijkende programma’s zoeken naar een nauwere
samenwerking met het reguliere onderwijs. Dat heeft zowel te maken met
bereik van leerlingen als met de taakopvatting van het reguliere onderwijs
en het toenemende inzicht uit onderzoek dat het effect groter is wanneer
verrijkende programma’s afgestemd zijn op het curriculum.
Uit onderzoek blijkt dat het van belang is om continuïteit en afstemming te
borgen tussen de verschillende leefwerelden van kinderen. Hiermee wordt
bijgedragen aan de schoolbetrokkenheid, interesseontwikkeling en motivatie
van leerlingen.
Rochelle Helms, onderzoeker consortium NWA
36
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Positie ten opzichte van thuis
De samenwerking met de ouders van leerlingen vindt binnen de meeste
onderwijsverrijkende programma’s plaats in incidentele activiteiten met ouders binnen
het programma, zoals bij kijkmiddagen en participatiemiddagen waar ouders gevraagd
wordt om mee te doen aan of te observeren bij bepaalde activiteiten.
Ouders verbinden aan het programma
Voor alle projecten in onze school geldt dat leerlingen samen met hun ouders een handtekening
zetten dat ze mee gaan doen. Ze verbinden zich samen aan het project. Bij Petje Af is vooraf
getekend door de ouders dat de kinderen mee gaan doen en er 28 zondagen zullen zijn. Tijdens
het project wonen ouders na elk blok van vier weken een presentatie bij. Dat is heel handig,
want dan krijgen ook de ouders een breder idee van wat er allemaal mogelijk is.
Directeur basisschool, brede veldraadpleging
Sommige programma’s gaan een verdere verbinding aan door bijvoorbeeld leerlingen
thuis met hun ouders opdrachten te laten uitvoeren, of door ondersteuning te bieden
aan gezinnen van deelnemende leerlingen zoals opvoedondersteuning.
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Kinderen zijn erbij gebaat als het contact tussen hun verschillende
leefwerelden wordt versterkt. Toch merken vooral medewerkers vanuit
verrijkende programma’s die plaatsvinden buiten reguliere schooltijden om
dat het een uitdaging is om meer contact te hebben over de ontwikkeling van
kinderen en de inhoud die geboden wordt. Medewerkers vanuit de verrij-
kende programma’s bouwen in sommige gevallen een nauwe band op met
leerlingen, signaleren bepaalde ontwikkelingen en hebben behoefte aan
contact maar missen hierin betrokkenheid vanuit het onderwijs. Dit blijft een
aandachtspunt.
4. Taakverdeling en afstemming met school en thuis
De taakverdeling tussen vertegenwoordigers van scholen en de aanbieders van
verrijkend aanvullend onderwijs is afhankelijk van de manier waarop zij ten opzichte van
elkaar gepositioneerd zijn. Hoe meer het programma een onderdeel uitmaakt van het
reguliere curriculum, des te nauwer ook de samenwerking met leraren van de school kan
zijn.
De verantwoordelijkheid voor de werving van leerlingen voor een onderwijsverrijkend
programma ligt in de regel bij de organisatie die het programma ook verzorgt. Deze
organisaties hebben veelal afspraken met verschillende basisscholen waar enkele keren
per jaar presentaties en gesprekken worden gehouden. Hoe beter het contact tussen
school en organisatie, des te korter de lijntjes tussen bijvoorbeeld leerkrachten en
coördinatoren. De kwaliteit van de relatie tussen school en/of buurthuis en uitvoerende
organisatie is van groot belang.
Wanneer een programma onder reguliere lestijd valt, is de taakverdeling anders. Werving
van leerlingen vindt dan niet plaats op individueel, maar op lokaal en/of regionaal
niveau. Organisaties zoeken dan op bestuurlijk niveau samenwerking om op scholen hun
37
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
programma’s te kunnen uitvoeren. Ook de gemeente heeft dan soms een actieve rol bij
hetfaciliterenensomsnancierenvanhetprogramma.
De rollen van coördinatoren verschillen per organisatie en programma, afhankelijk van
de samenwerking met het onderwijs. Hoe meer geïntegreerd het programma is, des te
meer verantwoordelijkheid bij de school komt te liggen.
Een absolute vereiste
“Samenwerken is een absolute vereiste en begint aan de voordeur. We gaan met geen enkele
school aan de slag als niet heel helder is dat de school dit wil, durft en bereid is om met elkaar
te vallen en opstaan. Want we zijn met IMC Basis iets aan het proberen met elkaar wat nog niet
eerder gedaan is en dat maakt het ook spannend.”
Aanbieder IMC Basis, brede veldraadpleging
Integreren in het programma
“Je merkt dat wanneer JINC goed ingebed is in het schoolprogramma en LOB-programma
(loopbaanontwikkeling en -begeleiding, red.), dan lopen die projecten ook goed en dan zijn ze
ook effectief. Als we gesprekken aangaan met scholen zeggen we ook: probeer dit te verwerken
in je LOB-traject. Dus niet dat het erbovenop komt, maar dat je het echt gebruikt als handvat
om aan leerlingen te laten zien: kijk dit is wat je kunt doen, dit is hoe je kunt nadenken over
je toekomst. Je hebt een leuk bedrijf bezocht, wat denk je dat je moet doen om daar terecht te
komen. Welke opleiding zou je dan moeten doen? Je ziet dat bij de scholen die echt het JINC
lesmateriaal en projecten gebruiken als onderdeel van het traject, dat ook goed werkt. Op
scholen waarbij dat niet is ingebed, merk je ook dat er weerstand is bij de contactpersonen bij
zo’n school. Dan moet je echt weer bij het begin beginnen en om tafel gaan met de directie en
uitleggen wat je komt doen. Dat je niet een rol van de decaan of wie ook wilt overnemen, maar
dat je wilt ondersteunen en aanvullen.”
Aanbieder JINC, brede veldraadpleging
5. Opbrengsten van verrijkend onderwijs
Veel internationaal onderzoek is gericht op de effecten van onderwijsverrijkende
programma’s. Afhankelijk van het doel van deze programma’s, zijn de uitkomstmaten van
deze effectonderzoeken vaak sociaal-emotioneel welzijn en cognitieve ontwikkeling.
Onderzoekers meten de cognitieve ontwikkeling veelal aan de hand van eindcijfers en
diploma’s en sociaal-emotioneel welzijn met behulp van vragenlijsten voor leerlingen en
leerkrachten. Het begrip Social-Emotional Learning (SEL) beschrijft sociaal-emotioneel
welzijn als het proces waarbij kinderen en volwassenen succesvol kennis, houding en
vaardigheden toepassen die noodzakelijk zijn om emoties te begrijpen en reguleren.
Denk daarbij aan het stellen van positieve doelen, het hebben van empathisch vermogen,
het kunnen ontwikkelen en onderhouden van positieve relaties en verantwoordelijk
kunnen beslissen.
Internationale meta-analyses tonen aan dat onderwijsverrijkende programma’s zowel
een positief effect hebben op cognitief als sociaal-emotioneel vlak, op zowel de korte als
de lange termijn . Ons eigen effectonderzoek loopt momenteel nog en meet in hoeverre
het sociaal-emotioneel leren (SEL) alsook het toekomstperspectief van deelnemers
toeneemt. Dit zal het eerste Nederlandse effectonderzoek zijn naar aanvullend onderwijs
met een verrijkende functie. In een kwantitatieve retrospectieve analyse geven alumni
van de Stichting IMC Weekendschool aan erg positief terug te kijken op hun ervaringen
en hier veel aan hebben gehad wat betreft hun (sociaal-emotioneel) welzijn. Deelnemers
38
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
aan het onderzoek die na het volgen van het tweejarige programma actief waren in
een alumni-programma, waren positiever dan alumni die daarna niet actief waren in
het alumni programma. Aangezien wij in het NWA-onderzoek slechts één programma
in twee varianten onderzoeken (namelijk de IMC-aanpak met de Weekendschool en
IMC Basis), is het van belang in de toekomst ook andere de programma’s te evalueren
in experimenteel onderzoek. Dit effectonderzoek idealiter met een degelijke
controlegroep – kan worden aangevuld met kwalitatief onderzoek dat zich richt op
de ervaringen en processen binnen programma’s kunnen ook inzicht bieden in welke
werkzame factoren bijdragen aan het welzijn van jongeren.
Effectonderzoek naar verrijkende programma’s is schaars, ook in Nederland. De aanpak
vraagt om een breed perspectief met aandacht voor de deelnemers en de ontwikkeling
van jeugdigen op de langere termijn. Ook is aandacht voor het perspectief van de
jeugdigen (‘youth voice’) essentieel voor een goed inzicht in de werking en effecten van
deze ambitieuze interventies. Dit onderzoek staat in Nederland nog in de kinderschoenen
en behoeft aandacht. Hierdoor is nu nog onvoldoende helder welke uitkomsten de
verschillende aanpakken opleveren. Uit het beperkte onderzoek dat er is, kunnen we
voorzichtig concluderen dat vooral leerlingen met een lager opleidingsniveau, leerlingen
uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status uit een grootstedelijke context
baat hebben bij de programma’s. De nog lopende effectstudies kunnen straks nieuwe
inzichten opleveren in de effecten van het programma van Stichting IMC weekendschool.
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Onderzoek toont aan dat langdurige verrijkende programma’s gericht op
de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen bijdragen aan hun
toekomstperspectief en talent-ontwikkeling. Dat vroege interventies van
belang zijn is bewezen in internationaal onderzoek. Waar minder onderzoek
naar is gedaan, is naar de opbrengsten van alumni-programma’s, terwijl
onderzoek aantoont dat juist op dit vlak jongeren veel baat kunnen hebben
bij een breder sociaal netwerk dat bijdraagt aan hun sociaal kapitaal. Ook
bestaan er in Nederland nog maar weinig alumni-programma’s, en is het
van belang hier meer aandacht aan te besteden in praktijk en onderzoek.
Ten slotte lijkt er nog een kloof te bestaan tussen de kennis van het huidige
onderzoek naar verrijkende programma’s, en de praktijk.
5. Opbrengsten van verrijkend onderwijs
Gemeentelijk beleid
“Op steeds meer basisscholen in onze gemeente gaan we met IMC Basis de strijd aan met kan-
senongelijkheid. Met IMC Basis investeren we als gemeente en bedrijfsleven in de toekomst van
onze jeugd.”
Emile Roemer, burgemeester van Heerlen
In James Heckman’s boek “Giving kids a fair chance” spreekt hij van “het toeval van
geboorte als primaire bron van ongelijkheid’: waar kinderen uit de meer bevoorrechte
milieus van huis uit meer sociaal en cultureel kapitaal opbouwen, en daardoor vaak ook
meer kansen hebben later in hun leven, hebben andere kinderen (veel) minder kansen.
39
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Morele opdracht
Het is onze morele opdracht om elk puzzelstukje dat bijdraagt aan het opheffen van kansen
ongelijkheid aan te grijpen en die puzzel met elkaar te leggen. Dat geeft ons heel veel houvast,
want focussing direction is heel belangrijk. In de omgeving van school gebeurt zoveel. Als je
afwacht wat er gebeurt, word je speelbal en geen spelbepaler.
Directeur basisschool, brede veldraadpleging
Onderwijsverrijkende programma’s streven naar talentontwikkeling en het verrijken
van het sociaal en cultureel kapitaal van leerlingen en dragen zo bij aan een grotere
kansengelijkheid. Door zich te richten op talentontwikkeling, het ontwikkelen van ‘soft
skills’ en/of het verbreden van het toekomstperspectief beogen verrijkende programma’s
de onderwijskansen van kinderen met een minder bevoorrechte start te verbeteren. Door
de programma’s met behulp van subsidies en donaties kosteloos aan te bieden, vormen
de kosten geen drempel voor ouders om hun kind deel te laten nemen.
Hoge verwachtingen en positieve bekrachtiging
Kenmerkend voor onderwijsverrijkende programma’s is de expliciet positieve benadering
van alle leerlingen, oftewel ‘positive reinforcement’. Veel programma’s gaan uit van
positieve psychologie die verweven is in hun aanpak en benadering van leerlingen. Ze
hebben hoge verwachtingen van alle leerlingen die participeren, richten zich op hun
unieke talenten en het faciliteren van het ontwikkelen van zelfvertrouwen en andere
sociaal-emotionele competenties. Juist kinderen uit een kansarme context zouden hier
extra baat bij kunnen hebben. Het creëren van verrijkende leeromgevingen en het
bieden van rolmodellen wordt een hoger zelfvertrouwen en welzijn beoogd, waardoor
leerlingen een gerichter toekomstperspectief kunnen ontwikkelen. Dit draagt direct
bij aan hun kansen in het onderwijs, omdat ze met behulp van deze bekrachtigende
omgevingen, net als hun meer bevoorrechte peers, meer vertrouwen kunnen ontwikkelen
in hun eigen mogelijkheden.
Je kunt gewoon architect worden
Als het lukt, is het van een enorme meerwaarde als de rolmodellen de beroepen presenteren.
Dit is ook een eyeopener voor de kinderen: ‘O, kun je dus ook architect worden, met een
migrantenarchtergrond’.”
Directeur basisschool, brede veldraadpleging
Een inspiratiebron
“Wat je ook ziet bij JINC is dat mensen zich vaak als vrijwilliger opgeven omdat ze zeggen ‘ik
kom ook uit zo’n wijk met sociaaleconomische achterstanden, ik ben heel erg gaan klimmen, ik
wilde ook graag iets van mijn leven maken en wil graag een inspiratiebron zijn voor leerlingen’.
Je merkt dat dat echt de mooiste momenten zijn, dat je daar heel veel energie van krijgt en dat
dat erg aanslaat bij leerlingen.”
Aanbieder JINC, brede veldraadpleging
Van verrijkend naar regulier onderwijs
De bijdrage aan gelijkere kansen vindt op twee niveaus plaats. Op individueel niveau
omdat de intentie van de programma’s is om bij te dragen aan het zelfvertrouwen,
sociaal-emotioneel welzijn en betere keuzes van leerlingen, wat bijdraagt aan hun
toekomstperspectief. We zien dat verrijkend onderwijs – vaak in regio’s waar leerlingen
opgroeien met een (risico op) achterstanden – wordt verbonden met het reguliere
onderwijs. Deze impuls draagt bij aan vernieuwing van het onderwijs voor een grote
groep leerlingen. Dit kun je ook zien als een structurele systeemverandering: verrijkend
onderwijs en regulier onderwijs stonden aanvankelijk naast elkaar als twee verschillende
werelden en groeien nu naar elkaar toe. Maatschappelijk gezien betekent dit dat deze
40
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
programma’s voor meer leerlingen beschikbaar worden. Wetenschappelijk, praktijkgericht
onderzoek naar werkzame factoren op dit relatief nieuwe terrein kan bijdragen aan de
kwaliteit en doelmatigheid van deze programma’s.
Verlengen, verbreden en verdiepen
“Ik zie drie pijlers bij aanvullend onderwijs: verlengen van leertijd, blik verbreden en verdieping
van gerichte vaardigheden. En dat alles in samenhang met wat onder lestijd gebeurt en in
verbinding met ouders dat is echt een succesfactor.”
Directeur basisschool, brede veldraadpleging
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Om gelijke kansen te bevorderen is het bieden van onderwijsverrijkende
programma’s op zichzelf mogelijk al effectief, maar voor opbrengsten
op de langere termijn is het van belang zicht te houden op het belang
van verschillende activiteiten, programma’s én de nodige samenwerking
daartussen om duurzaam bij te dragen aan een breder toekomstperspectief.
Als het gaat om verrijkende programma’s, dan is het verkennen van beroepen
en de eigen talenten heel waardevol, maar zijn er daarnaast ook andere
activiteiten die een positieve invloed hebben, zoals projectmatig werken,
bijdragen aan maatschappelijke projecten, korte stages faciliteren, mentoring
of coaching en aanvullende ondersteuning bij studiekeuzes, voor kinderen
die bijvoorbeeld van huis uit hierin onvoldoende worden ondersteunend en
waar de school hierin ook beperkt kan bijdragen (denk bijvoorbeeld aan het
bezoeken van open dagen).
41
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Onderzoeksactiviteiten
- een brede verkenning van het domein van verrijkend aanvullend onderwijs in
Nederland;
- een kwalitatieve studie met leerlingen en gastdocenten gericht op de uitvoering van het
programma en kansrijke verbindingen, en de ervaringen van deelnemers met special
aandacht voor de jongeren (‘youth voice’);
- een kwantitatieve studie met zo’n 1000 leerlingen in groep 7 en 8 en 200 alumni van 25
MC basisscholen door het hele land;
- een retrospectieve studie van bijna 200 alumni (15-30 jaar) van IMC Weekendschool;
- aanvullend een brede veldraadpleging met aanbieders van ondersteunend onderwijs en
met vertegenwoordigers van scholen (basis- en voortgezet onderwijs).
Verantwoording bij hoofdstuk 2
Onderzoekers en praktijkpartners
Onderzoekers
- Rochelle Helms en Ruben Fukkink Hogeschool van Amsterdam
Praktijkpartner
- Kees van Driel Stichting IMC Weekendschool
Deelnemers brede veldraadpleging
Aanbieders ondersteunend onderwijs
- Oguz Dulkadir WeekendAcademie
- Esther Lunshof Programma IMC Weekendschool
- Jesje Schalm Programma IMC Basis
- Arjwan al Fayle JINC
Regulier onderwijs
- Ad Goenee OBS ‘t Spectrum en OBS de Magneet
Amersfoort
- Marcel Huijgens OBS de Fonkel Tilburg
Onderzoeker
- Mariëtte Lusse Hogeschool Rotterdam
42
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Bronnen
9 Fukkink, R. , & Boogaard, M. (2020). Pedagogical quality of after-school care: Relaxation and/
or enrichment? Children and Youth Services Review, 112(March), 104903. http://doi.org/10.1016/j.
childyouth.2020.104903
10 Durlak, J. A., Weissberg, R. P., & Pachan, M. (2010). A Meta-Analysis of After-School Programs
That Seek to Promote Personal and Social Skills in Children and Adolescents. American Journal of
Community Psychology, 45(3–4), 294–309. doi.org/10.1007/s10464-010-9300-6;
Lauer, P. A., Akiba, M., Wilkerson, S. B. , Apthorp, H. S., Billings, D. S., Martin-Glenn, M. L. (2006). Out-
of-School-Time Programs: A Meta-Analysis of Effects for At-Risk Students. American Educational
Research Association, 76(2), 275–313.
11 Durlak, J. A., Weissberg, R. P., & Pachan, M. (2010). A Meta-Analysis of After-School Programs
That Seek to Promote Personal and Social Skills in Children and Adolescents. American Journal of
Community Psychology, 45(3–4), 294–309. doi.org/10.1007/s10464-010-9300-6
12 Heckman, J. J. (2013). Giving kids a fair chance. Mit Press.
13 Frazier, S. L. , Dinizulu, S. M., Rusch, D., Boustani, M. M., Mehta, T. G., & Reitz, K. (2015). Building
Resilience After School for Early Adolescents in Urban Poverty: Open Trial of Leaders @ Play.
Administration and Policy in Mental Health and Mental Health Services Research, 42(6), 723–736.
doi.org/10.1007/s10488-014-0608-
43
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
44
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Greetje Timmerman en Marieke Fix, Rijksuniversiteit Groningen
Aanvuend onderwijs met een
vervangende functie
“Dat is eigenlijk ons doel, dat jij je van waarde voelt en ook weet waar je van
toegevoegde waarde kan zijn voor de maatschappij … dat niemand het gevoel moet
hebben waardeloos te zijn of minder waard.”
Oud-deelnemer en medewerker, casestudy
45
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
1. Wat is aanvullend onderwijs met een vervangende functie? 46
2. Vervangend onderwijs in de praktijk 46
3. Positionering ten opzichte van school en thuis 48
4. Vervangende programma’s nader verkend 50
5. Opbrengsten van vervangend onderwijs 58
6. Vervangend onderwijs en kansengelijkheid 60
Verantwoording 63
Aanvullend onderwijs met een vervangende functie
46
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Aanvullend onderwijs met een vervangende functie biedt een programma aan dat in
meer of in mindere mate een vervangend curriculum biedt voor het reguliere onderwijs.
Dit onderwijs biedt daarmee een alternatief, of een nieuwe kans, en is bedoeld voor
jongeren die knelpunten ervaren in hun schoolloopbaan en/of in hun persoonlijk
leven.Dezeproblemenkunnenkwalicatieingevaarbrengenendeontwikkelingvan
de jongere in de weg staan en variëren van sociaal-emotionele problemen, spijbelen
of geen stage kunnen vinden tot onveilig thuissituaties, huisvestingsproblemen of
verslaving. Soms is het aanbod voor vervangend onderwijs gericht op jongeren uit
een bepaalde regio of met een bepaalde interesse (zoals techniek, zorg). In de meeste
gevallen gaat het om programma’s waarbij de deelnemers (deels) niet meer naar het
reguliereonderwijsgaan.Hoewelinsommigeinitiatievendefocusligtopkwalicatie,
werkendemeesteaanelkvandedrieonderwijsdoelen:kwalicatie,socialisatieen
persoonsvorming.
1. Wat is aanvullend onderwijs met een vervangende functie?
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Hoewel we de term ‘vervangend’ gebruiken om deze alternatieve programma’s
mee aan te duiden, kennen de meeste programma’s mengvormen van
ondersteunende, verrijkende en vervangende onderwijsinhouden. Sommige
vervangende programma’s bieden een geheel ander curriculum aan, andere
sluiten nauwer aan bij wat het reguliere mbo-onderwijs aanbiedt.
2. Vervangend onderwijs in de praktijk
Om zicht te krijgen op het aanbod van vervangend onderwijs is in 2018-2019 een
verkenning uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen. Deze inventarisatie leverde
een overzicht op van 204 programma’s verspreid over heel Nederland. De programma’s
zijn afkomstig uit alle 12 provincies (in totaal 186), aangevuld met een overzicht van
landelijk opererende aanbieders.
Wat: aard van de ondersteuning
De verschijningsvormen van de vervangende programma’s zijn zeer divers en in allerlei
opzichten hybride te noemen. De doelgroep varieert van ‘mbo studenten die dreigen uit
te vallen’ tot ‘jongeren zonder opleiding of werk’ of ‘jongeren tussen de 17 en 27 jaar die
vastlopen in het onderwijs’ en andere groepen jongeren (‘overbelaste jongeren’, ‘jonge
statushouders’, ‘jonge moeders en vaders’, etc.). Sommige programma’s zijn expliciet
gerichtophetbehalenvaneenstartkwalicatieenterugleidenvanleerlingennaar
school, andere laten jongeren zich heroriënteren op een andere opleiding, helpen hen
hun CV en netwerk te versterken, leren hen te budgetteren, bieden een breed programma
aan met een mix van schoolse vakken en persoonsvorming of richten zich op het
ontwikkelen van ondernemerschap. Hoewel voor bijna alle vervangende initiatieven het
uitgangspunt is dat de jongere en diens ontwikkeling centraal staat, variëren ze wel in
de mate waarin de tijd genomen wordt om de jongere de rust en de kans te geven weer
regie op te bouwen over zijn of haar eigen toekomst.
47
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Hoe: vorm van de activiteiten
De vorm van het aanbod is verschillend. Er zijn bijvoorbeeld fysieke bijeenkomsten met
een bepaald curriculum, stages, workshopseries over een bepaald onderwerp, coaching
trajecten, bijles en excellentieprogramma’s. Een enkele keer is er sprake van (deels)
online aanbod. De diversiteit is ook groot in de duur van het programma, van minder
dan een (paar uur per) week tot meer dan een jaar. Sommige aanbieders stemmen hun
aanbod af op het ritme van een schooljaar, maar er is ook aanbod dat onafhankelijk
van het onderwijs is opgezet en gestructureerd. Het aanbod wordt op verschillende
manieren georganiseerd. Soms is er sprake van een volledig individueel programma,
maar er zijn ook activiteiten die juist met een groep worden gedaan of is er sprake van
een combinatie van individuele activiteiten afgewisseld met groepsactiviteiten. Sommige
programma’s stemmen hun aanbod aan leeractiviteiten af op datgene wat de jongere wil
leren, andere bieden meer een aantal vaste activiteiten aan.
Het aanbod is soms in een schoolgebouw ondergebracht, maar omdat sommige
jongeren juist beter functioneren wanneer ze even niet op school zijn, kiezen sommige
programma’s een locatie buiten de school. Kenmerkend voor deze locaties is dat zij een
niet-schoolse uitstraling hebben, bijvoorbeeld een voetbalstadion, een verzorgingstehuis,
een buurthuis, theater of atelier, waardoor jongeren in een andere omgeving tot leren
worden uitgedaagd.
Locatie
“Het is een aansprekende locatie en de meeste jongeren die wij daar krijgen die hebben helemaal
niks met voetbal, die kwamen nooit bij De Graafschap. Het bleek toch later wel een goede zet.
Als ze eenmaal bij ons kwamen dan zijn ze thuis trots want ze waren bij De Graafschap geweest
en ja dat is toch wel een dingetje.”
Medewerker de Graafschap, casestudy
Wie: aanbieders van de activiteiten
Aanbieders van vervangend onderwijs zijn er in allerlei soorten en maten. Soms is het
aanbod ontwikkeld door een onderwijsinstelling, bijvoorbeeld als voorziening voor
een bepaalde groep studenten. Andere aanbieders zijn zelfstandige stichtingen of
sociale ondernemers. In sommige regio’s heeft ook de overheid aanbod van vervangend
onderwijs georganiseerd. Enkele aanbieders maken deel uit van een landelijke keten,
terwijl anderen in de regio werken. Regelmatig is er sprake van een samenwerking
tussen organisaties die gezamenlijk het aanbod ontwikkelen en/of uitvoeren.
De professionals die het aanbod uitvoeren, hebben diverse achtergronden, bijvoorbeeld
(oud) docenten, maatschappelijk werkers en loopbaanbegeleiders. Er zijn ook
professionals die geen sociale of onderwijskundige achtergrond hebben, maar vanuit
interesse of maatschappelijke idealen betrokken zijn geraakt. Daarnaast worden
vrijwilligers ingezet bij de uitvoering van het aanbod en wordt gebruik gemaakt van
ervaringsdeskundigen of peer-to-peer coaching. In enkele initiatieven worden oud-
deelnemers ingezet als begeleiders.
Professioneel in uitvallen en opstaan
“Bij ons werken ook veel oud-deelnemers. Die zijn professioneel in uitvallen, opstaan, geniale
dingen doen en begeleiden. Ik heb geleerd dat ik als ik mensen aannam die niet de ervaring
hebben, ze minder goed door hadden om de ander ook echt te zien, dus er wordt te vaak te
makkelijk overheen gedacht.”
Initiatiefnemer Studio Moio, brede veldraadpleging
48
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Kosten van deelname
Hetaanbodwordtopverschillendemanierengenancierd.Inenkelegevalleniser
sprake van een commercieel bedrijf waarbij de jongeren (of hun ouders) zelf voor het
aanbod betalen. Veel vaker is echter sprake van ‘gratis’ aanbod voor de jongeren. De
nancieringwordtdanopeenanderemanieropgebracht.Insommigegevallenbetaalt
de gemeenschap in de vorm van regionale subsidies of overheidsgeld vrijgekomen
uit beleid, bijvoorbeeld voor ‘aanpak voortijdig schoolverlaten’ of ondersteuning van
‘kwetsbarejongeren’.Inanderegevallencreërendeinitiatievennancieringdoorhet
principe ‘geld volgt de jongere’, daarmee kopen partijen (zoals scholen, jeugdzorg of
leerplicht) een plek in en de aanmelders betalen voor de deelname. In enkele gevallen
proberen initiatiefnemers van vervangende programma’s op eigen kracht hun bestaan
tenancierendoorbijvoorbeeldopdrachtenbinnentehalenvanexterneorganisaties
of bedrijven. Enkele programma’s bieden producten of diensten aan tegen betaling
waardoorhetprogrammawordtgenancierd,bijvoorbeeldinhetgevalvansociaal
ondernemen met jongeren. Soms is er sprake van een combinatie van manieren om het
aanbodtenancieren.
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Opdevraagwatdeidealeaard,vorm,aanbiederofnancieringsvorm
van vervangend onderwijs is kan geen eenduidige antwoord worden
geformuleerd. Wie aanbod wil ontwikkelen, zal dit onder andere moeten
afstemmen op de (maatschappelijke) vraag, de groep jongeren voor wie
hetbedoeldis,de(regionale)context,mogelijkenancieringsbronnenen
eventuele samenwerkingspartners.
3. Positionering ten opzichte van school en thuis
De initiatieven voor vervangend onderwijs zijn op verschillend plaatsen gepositioneerd
indeschoolloopbaanroutesvanmbo-jongeren(zieguur1).Heteerstetype(A)richtzich
op de jongeren die zich willen inschrijven op het mbo. Deze initiatieven hebben meestal
als doel om de instroom op een mbo-opleiding te verbeteren en te vergemakkelijken,
bijvoorbeeld voor jongeren die problemen hebben met het kiezen van een opleiding
of fysieke of mentale beperkingen hebben. Een deel van deze initiatieven richt zich
op jongeren die niet van het reguliere vmbo komen, zoals statushouders, jongeren
met een Wajong uitkering of jongeren uit detentie. Andere interventies richten zich op
jongeren die al op het mbo ingeschreven staan, bijvoorbeeld voor jongeren die meer
uitdaging zoeken (B) of belemmeringen ervaren en ondersteuning nodig hebben (C).
Weer een ander type aanbod is gepositioneerd bij de transitie naar de arbeidsmarkt
(D) en richt zich op jongeren die de overstap maken van opleiding naar werk. Tenslotte
kwamen bij de verkenning ook initiatieven naar voren die bedoeld waren om mbo-
werknemers te ondersteunen (E) met als doel behoud en verbetering van hun positie
op de arbeidsmarkt. Er zijn initiatieven die in de praktijk het aanbod uitvoeren met
groepen jongeren die zich op verschillende posities in de loopbaan bevinden: de één is
ingeschreven op een ROC, een ander zoekt een baan en weer iemand anders zoekt een
passende opleiding.
49
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Figuur 1. Positionering vervangend onderwijs (weergegeven met A, B, C, D en E) in de middelbare beroepskolom
Positie ten opzichte van school
Positionering van de vervangende programma’s ten opzichte van het reguliere mbo-
onderwijs heeft onder andere te maken met de doelstellingen en uitgangspunten
van het initiatief. Vervangend onderwijs dat tot doel heeft dat de jongere weer terug
gaatnaarhetmboeneenstartkwalicatiehaalt,werktnauwsamenmethetreguliere
onderwijs. Docenten van het mbo zijn bijvoorbeeld in nauw contact met het vervangende
onderwijs en stimuleren mbo-studenten om een vervangend programma te gaan
volgen, zij geven soms ook lessen, workshops of trainingen op de locatie van het
vervangende programma. Soms worden de programma’s ontwikkeld in samenwerking
met mbo-scholen om als vangnet te dienen voor de jongeren van die instellingen. In
de praktijk is er ook afstemming met de lokale overheid met name als de jongeren
leerplichtig zijn. Omdat er vaak sprake is van meervoudige problematiek wordt er waar
nodig samengewerkt met partners uit de gezondheids- en welzijnssectoren, lokale
jeugdwerkers, de verslavingszorg, de GGZ schuldhulpverlening, vluchtelingenwerk,
reclassering, maatschappelijk werk et cetera.
Figuur 2: Vervangend onderwijs in de context van het mbo en mogelijke betrokken partijen
50
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Positie ten opzichte van thuis
Initiatieven voor vervangend onderwijs proberen meestal ook de ouders te betrekken,
bijvoorbeeld door ze uit te nodigen voor intake- en evaluatiegesprekken, toe te voegen
op sociale media en/of regelmatig te informeren. In enkele gevallen worden de ouders
betrokken bij het onderwijs- en leerproces (thuis oefenen). Soms kan betrokkenheid van
de ouders niet gewenst zijn, bijvoorbeeld wanneer jongeren worstelen met persoonlijke
problemen,problemen(mede)veroorzaaktzijndoorconictenmetouders,onveiligheid,
een moeilijke scheiding van de ouders, alcoholmisbruik en dergelijke. In andere gevallen
is de problematiek van dien aard dat jongeren hun ouders niet willen of durven vertellen
wat er aan de hand is, bijvoorbeeld in het geval van drugsgebruik, betrokkenheid in het
criminele circuit, schulden of problemen van psychische aard. Voor deze jongeren kan het
soms tijdelijk - wenselijk zijn om de ouders wat meer op afstand te houden. De ouders
kunnen mogelijk in een later stadium betrokken worden. Overigens blijkt uit de praktijk
ook dat de ouders soms zelf niet betrokken willen of kunnen worden, bijvoorbeeld omdat
er weinig belangstelling of tijd is of omdat zij zelf (psychische) problemen hebben.
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
Vervangend onderwijs kan op elk moment ingezet worden in de
schoolloopbaan van jongeren en heeft afhankelijk daarvan verschillende
doelen zoals instroom vergemakkelijken, een stage vinden, motivatie voor
school vergroten of een baan zoeken. Afhankelijk van de positionering zijn
bepaalde vormen van samenwerkingen kansrijk, bijvoorbeeld met mbo
instellingen, zorginstellingen, de regionale overheid of (regionale) werkgevers
en ondernemers. Ouders/verzorgers kunnen een belangrijke rol spelen om
de jongeren te ondersteunen tijdens deelname aan het programma, maar niet
in elke situatie is dat even wenselijk. Het is van belang om steeds door de
ogen van de jongere te blijven kijken. Wat is in zijn/haar ogen een ‘steun en
toeverlaat’? Dat kunnen ouders zijn, maar wellicht ook iemand anders.
4. Vervangende programma’s nader verkend
De inventarisatie van ruim 200 vervangende programma’s laat zien dat er, verspreid over
heel Nederland, veel initiatieven zijn om een nieuwe kans te bieden aan jongeren die
uitvallen uit het mbo, of dreigen uit te vallen. Maar wat is nu precies het ‘vervangende’ in
dit aanbod, en vooral – slagen deze programma’s er wél in om deze jongeren perspectief
te bieden? Vijf programma’s, die al enkele jaren bestaan en een duidelijk eigen
programmaenproelhebben,zijnnaderuitgedieptincasestudies14. Deze programma’s,
aangevuld met nog een zesde praktijk, kwamen bovendien aan het woord in de brede
veldraadpleging (zie verantwoording).
Studio Moio en ’t Stationnetje
Studio Moio (Maatschappelijk Ondernemen in Opleiding, Leiden) en ’t Stationnetje
(Hardegarijp) zijn programma’s, die een duidelijk eigen programma bieden ter vervanging
van het reguliere (mbo-)onderwijs. De jongere staat centraal staat en het programma
wordt afgestemd op de ontwikkelings- en leerbehoeften van elke jongere. Dat kan door
een mbo-stage af te ronden, een nieuwe opleiding te kiezen, of werk te vinden15.
51
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Uitgangspunten en doelen
De initiatiefnemers zien dat de jongeren die bij deze vervangende programma’s
binnenkomen, op allerlei manieren nadeel hebben ondervonden van de beeldvorming
over (v)mbo-jongeren als falende jongeren, probleemgevallen of ook als ‘de handjes van
de maatschappij’. Deze vervangende programma’s gaan ervan uit dat deze jongeren ook
met hun hoofd zouden willen of kunnen leren. Het uitgangspunt voor deze programma’s
is dat elke jongere zichzelf gaat zien als van waarde. Jongeren leren ook dat zij zelf van
waarde zijn door iets te doen dat voor anderen, de stad of de samenleving van waarde is.
Veel projecten hebben daarom een maatschappelijke doelstelling.
Iedereen is van waarde
“Bij Studio Moio is het zo dat iedereen die binnen komt van waarde is. We weten alleen nog niet
precies waar zijn waarde zit, dat is een zoektocht voor ons, wij moeten ervoor zorgen dat die
ander op de goede plek komt.”
Initiatiefneemster Studio Moio, casestudy
De jongeren stellen zich uiteenlopende doelen, zoals een stage vervullen om daarmee
uiteindelijktochhunstartkwalicatietehalen,oriëntatieopeenandereopleiding,
talentontwikkeling, op een andere manier hun toekomst richting geven. Bij ’t
Stationnetje’ wordt dit uitgangspunt al bij de aanmelding gehanteerd: de jongere meldt
zichzelf aan.
Zelf doelen stellen
“Wij gaan ervan uit dat de jongere ‘de expert is van zijn eigen levensweg’, alleen soms zie je je
eigen levensweg nog niet helemaal en daar sluiten we op aan.”
Initiatiefneemster ‘t Stationnetje, brede veldraadpleging
Het aanbod
Het aanbod is vervangend op verschillende manieren. Een groot deel van de jongeren
komt bij Studio Moio terecht voor een mbo-stage. Sommigen hebben na vele pogingen
geen stage kunnen vinden. Anderen hebben een stage afgebroken omdat ze er niets
leerden dat voor hun opleiding relevant was, of werden weggestuurd. Bij de Studio
werken ze gemiddeld 3 dagen per week en gedurende een half jaar aan hun stage-
opdrachten en voldoen daarmee aan de eisen van de opleiding. Daarnaast, of in
samenhang met de stage, is er ruimte voor een eigen project waarvan persoonlijke
ontwikkeling, groei, ondernemerschap belangrijke doelstellingen zijn. Deze leer en
ontwikkelingsactiviteiten zijn - in afstemming met de begeleiders - volledig afgestemd
op datgene wat de jongere zelf belangrijk vindt om te leren.
Omdat de jongeren die zich aanmelden bij ‘t Stationnetje vaak niet terug willen naar
school of bezig zijn met hun problemen, moet het ‘aanbod’ anders zijn dan op school.
Bij beide projecten lijkt het aanbod nog het meest op projectmatig ‘onderwijs’, waarbij
jongeren aan de slag gaan met hun eigen onderneming of innovatieve oplossing voor
een maatschappelijk probleem: leren door te innoveren en te doen. Daarnaast is het
ondernemerschap voor uitgevallen jongeren een alternatief, een nieuwe kans om weer
perspectief te hebben op hun toekomst.
52
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Ondernemerschap
“Terug naar school of een startkwalicatie halen is vaak niet wat deze jongeren willen,
omdat ze niet (meer) passen in dat systeem en ze daar heel onzeker van worden. … Voor
ondernemerschap was op school vaak geen plaats en wij zeggen dan: nou prima, ga aan de slag
met je ondernemerschap.”
Initiatiefneemster Het Stationnetje, brede veldraadpleging
Om een passend programma voor de jongeren te vinden begint elke jongere met een
intake:
De intake en de 24uurs challenge
“De intake is het belangrijkste moment van alles. Ik wil weten wie je bent, waar je tegen
aanloopt, waar je van droomt, hoe je als klein kind speelde. Heel veel jongeren die hier starten
weten vaak trouwens niet waar ze goed in zijn, die feedback hebben ze niet gehad, wel ‘ik kan
dat niet en ik ben een autist’, en ‘ik kan ook niet op tijd komen’. Dan moet ik op zoek waar jij
van waarde kan zijn, voor de samenleving, voor een ander. Aan het eind van de intake krijgt
elke jongere een 24-uurs challenge, waarbij we een beetje een oncomfortabele zone opzoeken. De
vorm mag alles zijn, een fotocollage, een lied, een gedicht of tekening, een papier met tekst of een
schoenzool. Die 24 uur is ook nodig voor de jongere zelf om te bedenken, wil ik hier wel aan de
slag. Vrijwilligheid is heel erg belangrijk.”
Initiatiefneemster studio Moio, casestudy
Pedagogische benadering
Omdat de jongeren tijdens hun schoolloopbaan vooral gelabeld zijn als jongeren die iets
niét kunnen en vooral niét willen leren, sluiten begeleiders aan bij wat de jongere wél
kan. Begeleiders gaan samen met de jongere op zoek naar gebieden die hen motiveren
en waarin ze zich kunnen ontwikkelen:
Wat kunnen jongeren wél?
“Dat betekent dat wij in eerste instantie niet op zoek zijn naar problemen, sterker nog nee. Van
school krijgen we soms jongeren aangeleverd met lijstjes vol problemen, zo van hij kan niet dit
en niet dat. …ik probeer die lijstjes naast me te leggen. Ik wil eerst weten wie iemand is …”
Initiatiefneemster Studio Moio, brede veldraadpleging
Er is niet echt sprake van een vastomlijnde methodische aanpak, behalve dat er
voor elke jongere individueel en samen met de jongere zelf wordt gekozen voor de
leeractiviteiten die het beste passen. De aanpak is daarmee leerlinggericht, individueel
en gedifferentieerd. De benadering van de studenten heeft daarnaast raakvlakken met de
Triple p methode: play, passion and purpose. Veel jongeren die uit het mbo (dreigen te)
vallen weten aanvankelijk nog niet zo goed wat hij of zij wil leren. De initiatiefnemers
geven aan dat er eerst tijd voor ‘spelen’ moet zijn.
Leren van fouten maken
“Het is een beetje spelen ook in de zin van fouten mogen maken, jezelf de ruimte geven om iets
te doen wat je leuk vindt…. om te mogen falen, maar daar weer van te leren. En het dan nog een
keer te doen. En dingen die je echt blij maken …”
Medewerkster Studio Moio, casestudy
De begeleiders gaan ervan uit dat iedere jongere wil leren, maar alleen op het
moment dat er nieuwsgierigheid is, de wil er is om iets te leren: ‘leren in het moment’.
Kenmerkend voor de pedagogische benadering van de jongeren in deze vervangende
programma’s is ook dat uitdagingen worden opgezocht. Jongeren hebben geleerd om
te vermijden waar ze niet goed in zijn, of een hekel aan hebben. Begeleiders zien het
53
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
overwinnen van deze obstakels als een belangrijk onderdeel van het leerproces van
persoonlijke ontwikkeling en groei:
Leren hoeft niet altijd leuk te zijn
“… leren hoeft niet altijd leuk te zijn, soms is leren pijnlijk, soms is leren eng. Je moet ze wel ook
uitdagen om … om versteld te kunnen staan van zichzelf. Dat vraagt wel continu zien wat er
nodig is bij elke jongere.”
Oud-stagiair en medewerkster, casestudy
Begeleiding
Elke jongere krijgt een begeleider, veelal is dat een medewerker die ook als jongere
heeft deelgenomen aan het programma. Zij kennen de wereld van de jongeren uit eigen
ervaring goed. Jongeren ervaren gelijkwaardigheid in de manier waarop de medewerkers
hen begeleiden en in het algemeen met hen omgaan. Ze voelen zich ‘gezien’ en
gewaardeerd’.
Belangrijk onderdeel van de begeleiding is de groep. Elke ochtend begint gezamenlijk
met alle jongeren en de begeleiding. De groep is een community waarin van jongeren
verwacht wordt dat ze respectvol en gelijkwaardig met elkaar omgaan. De groep werkt
ook als een sociale omgeving waarin jongeren elkaar helpen en van elkaar leren, en
soms is het tijdelijk een ‘thuis’.
Playing for Success en Graafschap Helpt Scoren
De programma’s Playing for Succes uit Groningen en Graafschap Helpt Scoren uit
Doetinchem stellen sport en beweging centraal in hun programma. Het programma vindt
plaats in het plaatselijke voetbalstadion .
Uitgangspunten en doelen
Sportisindezeprogramma’sdemotoromdejongerenletterlijkenguurlijkweer
in beweging te krijgen. Sport geeft ruimte om te ontspannen en plezier te maken en
jongeren komen bij het sporten op een positieve, laagdrempelige manier in contact met
elkaar en hun begeleiders. Daarnaast is sport een middel om succes zichtbaar te maken
en complimenten te geven, bijvoorbeeld als een opdracht succesvol is volbracht of als
het goed lukt om samen te werken.
De initiatieven zijn bedoeld voor jongeren die problemen ervaren op school of gestopt
zijn met hun opleiding. Doel is om jongeren te ondersteunen door te zoeken naar
een passende opleiding, te helpen bij het solliciteren naar een (bij)baan, het vinden
van woonruimte, oplossen van schulden of bijvoorbeeld te helpen met problemen
van sociaal-emotionele aard. Door het oplossen van problemen en het versterken van
de positieve kracht van de jongere beogen deze programma’s bij te dragen aan het
vergroten van succes op school en het behalen van een diploma.
Aanbod
Het programma combineert sport en onderwijs en besteedt daarnaast aandacht aan
vaardigheden die jongeren helpen inzicht te krijgen in hun persoonlijke situatie
en vaardigheden gericht op het oplossen van problemen, o.a. op relationeel of
sociaalemotioneel vlak. De jongeren bezoeken de programma’s gedurende 10-12
weken, 3 á 4 dagen per week. Er zijn dagdelen die vooral gericht zijn op leeractiviteiten,
beroepsoriëntatie, stages, sport en spel, maar ook wordt aandacht besteed aan de
persoonlijke situatie, problemen en de persoonlijke ontwikkeling van elke jongere. Er
worden veel gesprekken gevoerd, in de groep, maar ook individueel met de begeleiding.
54
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Leren op een lege maag kan niet
“We starten met een ontbijt, omdat jongeren slecht ontbeten waardoor de concentratie laag
was. Dat hebben we dus verplicht gesteld, we zorgen daar zelf voor, ze hoeven er niets voor bij te
dragen. En we hebben gemerkt dat ze dan beter bij de les blijven en meedoen bij de activiteiten.”
Oprichtster Graafschap Helpt Scoren, brede veldraadpleging
Het aanbod biedt ook een oriëntatie op de toekomst door jongeren te laten meelopen
op mbo opleidingen, bedrijfsbezoeken, presentaties van gastdocenten, lessen over
ondernemerschap of stages als mogelijkheid tot oriëntatie op een bepaalde sector.
Sport clinics
“Wat er uitspringt zijn eigenlijk de sportclinics. We proberen toch wel twee of drie keer
een sportclinic te organiseren in de tijd dat ze bij ons zijn (…). Zo is er een Amerikaanse
basketbalspeler geweest die vertelde over zijn broer die vastzat in New York, een heel verhaal
over hoe hij zich uit het ghetto onttrokken heeft.”
Projectmanager Playing for Success, brede veldraadpleging
Pedagogische benadering
Een positieve benadering is een essentieel onderdeel van de pedagogische benadering
die de medewerkers hanteren. Om een positieve sfeer te creëren is het belangrijk dat
er respect is voor elkaar, dat er niet gepest wordt, dat de jongeren elkaar niet uitlachen,
zodat iedereen open kan praten zonder zich te schamen. En sport is een belangrijk
element in de benadering: sport is enerzijds leuk en motiverend voor de jongeren,
maar anderzijds plaatst het de jongeren voor uitdagingen waardoor ze geconfronteerd
met waar hun grenzen liggen. Hierdoor kunnen de jongeren iets leren over onder
andere doorzettingsvermogen, leiderschap, discipline, incasseringsvermogen en
stressbestendigheid.
Lef
“De één kan vijftig keer opdrukken en de ander twee keer. Dat maakt ons niet uit, maar je moet
tegen de grenzen aanlopen van je kunnen. Dat doen we in het begin ergens… Is dit wat je wilt,
want dit is wat je aan moet gaan met jezelf. Durf je dat en wil je dat?”
Medewerker Graafschap helpt Scoren, casestudy
De buitenschoolse locatie, het voetbalstadion, is belangrijk omdat de jongeren in
de schoolse omgeving vaak te maken hebben gehad met teleurstellingen. Deze
aansprekende locatie helpt jongeren om ruimte te voelen voor persoonlijke
ontwikkeling los van een opleiding.
Buiten school
“Je bent uit het schoolsysteem. Dat doet heel veel denk ik. Dat voelt wel zo, ik denk dat als je ze
op school zou neerzetten, dat ze meteen weer die nare druk voelen van dit is een ruimte waar het
eerder is misgegaan.”
Medewerker Playing for Success, casestudy
Begeleiding
Rond de activiteiten vinden coaching en gesprekken plaats in de groep en individueel.
De begeleiding in deze programma’s is gefundeerd in een persoonlijke, gelijkwaardige
vertrouwensrelatie tussen de begeleider(s) en de individuele jongere. Waarbij de
jongere uiteindelijk bepaalt en beslist wat hij of zij wil. De begeleider, die veelal een
ervaringsdeskundige is en de situatie waarin jongeren terecht gekomen zijn, goed
55
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
kent, heeft een rol als coach en ondersteuner. De begeleiding wordt afgestemd op de
individuele jongere en het is maatwerk. Voor de medewerkers betekent dit dat zij veel
intuïtiefhandelen,inspringenopeenleersituatie,exibelzijnenheelbetrouwbaarin
afspraken (doen wat je zegt).
SchoolAcademy
SchoolAcademy is een heroriëntatieprogramma voor leerplichtige jongeren zonder
startkwalicatiediehet(mbo-)onderwijshebbenverlaten.
Uitgangspunten en doelen
Het programma biedt jongeren de mogelijkheid om zich te heroriënteren op hun
toekomst. Met de oriëntatie en een passende opleiding ondersteunt het initiatief
de jongeren om een passende opleiding te vinden en de kans op een diploma te
vergroten en daarmee de kans op een baan. Behalve kennis hebben van de beroeps-
en opleidingsmogelijkheden, zijn zelfkennis en zelfontplooiing ook doelen van de
SchoolAcademy. Het kan voorkomen dat door persoonlijke problemen een jongere (nog)
niet terug kan naar het onderwijs, dan wordt gekeken naar passende hulpverlening of
een leerwerkplek.
Reddingsboei
“Ik heb alles geprobeerd om vooruit te gaan en niet vast te lopen. Maar ja het voelt wel alsof je
verdrinkt soms. En daarvoor zijn deze mensen nodig.
Oud-deelnemer SchoolAcademy, casestudy
Aanbod
De SchoolAcademy biedt een vierdaags lesprogramma van acht weken in de vorm van
fysieke groepsbijeenkomsten, een dagbestedingsprogramma van 4 dagen per week.
De jongeren krijgen schoolse vakken -Nederlands, rekenen, burgerschap, sport- en
daarnaast een curriculum gericht op talentontwikkeling, persoonlijke ontwikkeling,
en op studiekeuze met excursies naar bedrijven of meeloopdagen bij een opleiding.
Ondernemerschap is een belangrijk onderdeel van het aanbod, omdat aan de
SchoolAcademy relatief veel jongeren deelnemen die een eigen bedrijf willen opstarten.
Het aanbod is afgestemd op de behoefte van elke individuele jongere, zodat zonder
achterstanden kunnen beginnen aan hun nieuwe opleiding. Daarnaast kan groepsaanbod
worden ontwikkeld wanneer er in een groep behoefte is aan kennis op een bepaald
gebied, bijvoorbeeld een money-school.
Pedagogische benadering
De jongere staat centraal, zij krijgen een sleutelrol in hun ontwikkeling en hebben
grote invloed op hun leerdoelen en de leeractiviteiten. Er wordt niet voor, maar met de
jongeren bepaald. Daarnaast wordt er gewerkt in een ontspannen en positieve sfeer
waarbij de jongeren worden gezien als individuen met unieke talenten.
Relatie
“Weet je, het is niet zo een leerling en juf-relatie. Het is meer van, je kan gewoon open zijn,
lachen, maar het kan ook serieus zijn als het moet. Het is best wel open. Je kan zo het kantoor
in lopen, in sommige scholen mogen we er niet eens in. Ze geven gewoon het gevoel van we zijn
hier om te helpen en we willen het beste voor je. Ja ik heb dat vaker gezien, maar bij hen lijkt het
gewoon oprecht.”
Deelnemer SchoolAcademy, casestudy
56
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
De groep heeft bij de SchoolAcademy een belangrijke functie. De meeste jongeren
hebben een negatieve ervaring meegemaakt in het leven of op school. Tijdens de
groepsbijeenkomsten kunnen jongeren elkaar steunen. Zij kunnen van elkaar leren,
elkaar corrigeren en motiveren of aanmoedigen.
Begeleiding
Rond de activiteiten vinden coaching en gesprekken plaats in de groep en individueel.
De begeleiding in deze programma’s is gefundeerd in een persoonlijke, gelijkwaardige
vertrouwens-relatie tussen de begeleider(s) en de individuele jongere. Waarbij de
jongere uiteindelijk bepaalt en beslist wat hij of zij wil. De begeleider, die veelal een
ervaringsdeskundige is en de situatie waarin jongeren terecht gekomen zijn, goed
kent, heeft een rol als coach en ondersteuner. De begeleiding wordt afgestemd op de
individuele jongere en het is maatwerk. Voor de medewerkers betekent dit dat zij veel
intuïtiefhandelen,inspringenopeenleersituatie,exibelzijnenheelbetrouwbaarin
afspraken (doen wat je zegt).
Tijdens en na de activiteiten vindt voortdurend coaching plaats. Omdat de situatie van
elke jongere anders is, is er geen standaardmethode voor coaching, het is echt maatwerk
afgestemd op het individu. Coach en jongere zijn daarbij gelijkwaardig.
Coaching op maat
“De coaches kijken samen met de jongeren waar de hiaten zitten, waar het mis is gegaan op de
vorige school, waar ze aan moeten werken om het vervolgens wel te laten lukken op de nieuwe
school en er wordt heel veel in gezet op het zoeken naar een passende opleiding op het mbo. De
juiste keuze is het halve werk.”
Medewerker School Academy, brede veldraadpleging
Een belangrijk strategie om de ondersteuning tot stand te brengen is door het netwerk
actief te betrekken, met ouders, hulpverleners, jeugdzorg, mentoren, leerplicht en/of
reclassering. De SchoolAcademy ervaart dat er soms (te) veel mensen en organisaties
betrokken zijn, waardoor de stem jongere nauwelijks nog hoorbaar is.
Netwerkgedachte
“Zij zijn hun toekomst aan het bouwen. Er is een methodiek voor met houtjes. Die houtjes staan
voor personen: ik ben een houtje, de ouders zijn een houtje, de maatschappelijk werker is een
houtje. Zet die drie naast elkaar en je kan er een plank opleggen. Dan zit je een treetje hoger
in je ontwikkeling. Dan ga je naar school, heb je je mentor, je zorgcoördinator, dan kun je nog
een treetje leggen, dan heb je meer kans. En zo probeer ik een toren te bouwen voor de jongere,
hoe hoger hoe meer kans van slagen en daar heb je het netwerk voor nodig. Je kunt niet met één
houtje een toren bouwen en jongeren kunnen ook zelf houtjes creëren.”
Medewerker SchoolAcademy, casestudy
Wijkgilde De Es
Het Gilde De Es is een programma waar deelnemers de eenjarige mbo-opleiding
Assistent Dienstverlening en Zorg volgen en een diploma kunnen halen. Dit mbo-
programma vindt plaats in een woon- en zorgcentrum.
Uitgangspunten en doelen
Het uitgangspunt is het Gildeleren, waarbij de jongere - in de rol van leerling - het vak
leertvandemeester,demensendieindepraktijkhetwerkdoenendiehendejne
kneepjes van het vak leren. De inbedding van de opleiding in de praktijk zorgt ervoor dat
de onderwijsinstelling en de zorginstelling echt samen de jongeren opleiden. Doelgroep
57
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
zijn jongeren die een mbo-opleiding willen kiezen in de zorg en (jong)volwassenen die
nooit hun opleiding hebben afgemaakt of een niet-Nederlandse achtergrond hebben en
geen erkend diploma bezitten.
Aanbod
Het Gilde de Es is een erkende mbo entréé-opleiding dat met vernieuwend
onderwijsconcept in de praktijk wordt uitgevoerd. Twee verschillende organisaties
hebben hiertoe initiatief genomen: zorgorganisatie ZINN die meer jongeren enthousiast
wilde maken voor een baan in de zorg en het Alfa-College dat graag een mogelijkheid
wilde hebben om jongeren praktisch op te kunnen leiden. Op een later moment is ook de
gemeente Groningen ingestapt vanwege de kansen voor het opleiden van jongeren die
een uitkering krijgen.
De deelnemers volgen gedurende één jaar groepsbijeenkomsten en lopen daarnaast
stage. In het programma wordt gewerkt aan de vakinhoudelijke eisen die bij het
mbo-diploma horen en er is veel aandacht voor persoonlijke ontwikkeling en voor de
beroepshouding. Het programma is structureel en nauw verbonden met het reguliere
onderwijs, zowel wat betreft de lessen als de examens. De jongeren krijgen elke dag
les in het praktijk lokaal in het woon-zorgcentrum en één van de uitgangspunten bij
dit onderwijs is de samenwerking van de praktijkprofessional, de experts uit de praktijk
worden actief betrokken bij het onderwijs. Daarnaast lopen de jongeren stage in het
woon- en zorgcentrum waarbij de deelnemers verschillende taken doen o.a. helpen in de
huiskamer, facilitaire dienstverlening of in het restaurant.
Pedagogische benadering
Hoewel de studenten het reguliere mbo-programma volgen, is er ook afstemming op de
wensen en leervragen van de jongere. Sommigen hebben al veel les in schoonmaken
gehad, maar kunnen nog leren op het gebied van werknemersvaardigheden, terwijl
anderen meer werkervaring hebben, maar nog niet zo goed Nederlands spreken.
De verbindende rol van de locatie
“We bouwen aan de connectie jong-oud. Het feit dat een 17-jarige leerling vanaf dag één bij
80-jarige bewoners over de vloer komt, dat geeft die bewoners reuring en die leerling enorm veel
input. En begrip voor de ander; want als een leerling op een dag niet komt opdagen, heeft dat
onmiddellijk effect op iemand in de organisatie die hij/zij goed kent, dus daar kunnen wij meteen
aan appelleren.”
Projectleider Wijkgilde De Es, brede veldraadpleging
Aanvullend worden er stageplekken geworven bij in de wijk rondom het woon- en
zorgcentrum. Het Gilde heeft hiermee in de wijk ook een verbindende rol. Door de
stageplekken in de wijk komen de jongeren bij mensen thuis, bijvoorbeeld om te
ondersteunen in de huishouding, een wandeling te maken, boodschappen te doen
of gewoon voor de gezelligheid. De jongeren leren doordat de bewoners een andere
achtergrond hebben dan zijzelf. En de bewoners leren het Gilde kennen als optie om
ondersteund te worden of zelf een opleiding te doen of nemen deel aan activiteiten in
het woon-zorgcentrum georganiseerd door de jongeren.
In dit programma is gekozen voor groepsbijeenkomsten en de deelnemers hebben heel
verschillende achtergronden en leeftijden. Dat is het soms even wennen, maar levert dat
ook situaties op waarin de deelnemers van elkaar kunnen leren, elkaar steunen en elkaar
vragen stellen.
58
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Van elkaar leren
“Ze vroegen wel sommige dingen aan mij, wat kan ik hiermee doen, wat moet ik doen? Ja dat
vond ik wel leuk. Maar ik vroeg het ook aan hen hoor. Ja.. zij weten wel dat ik een buitenlander
ben en dat ik sommige dingen niet goed kan. Ze helpen mij ook wel.. Ik vond het echt prachtige
mensen.”
Deelnemer Wijkgilde De Es, casestudy
Begeleiding
De begeleiding bij Gilde De Es is gefundeerd in de samenwerking tussen
werkbegeleiders uit de praktijk en docenten van het Alfa College. Deze docenten
zijn, naast de lessen, de hele dag aanwezig op de woon-zorglocatie en lopen mee
in de praktijk. Zij kunnen tijdens de stage extra begeleiding bieden bijvoorbeeld
als er frictie ontstaat of als er leervragen naar voren komen. Dat gaat vaak verder
dan alleen vakinhoudelijke kennis en vaardigheden, maar richt zich ook op
werknemersvaardigheden, communicatie en omgang met anderen.
Samen
“Een leerling kan zo vanuit zijn eigen problematiek of trauma’s die onverwacht getriggerd
worden, ineens knel komen te zitten. Dan is een docent zo nauw betrokken bij de vakmensen op
de werkvloer, dat ze heel snel kunnen schakelen en kunnen zeggen ‘joh, kunnen we het schema
zo aanpassen dat deze leerling eventjes wat lucht krijgt?’ Dat ‘samen gaan’ illustreert het ‘gilde-
karakter’: de meester in dit gilde is in feite een twee-eenheid van docent en werkbegeleider.”
Projectleider Wijkgilde De Es, brede veldraadpleging
De docenten en werkbegeleiders staan heel dichtbij de jongeren, zij lopen met hen mee
en ondersteunen hen op een persoonlijke manier. De jongeren worden benaderd als
individu met eigen kwaliteiten en leervragen, hierop wordt de begeleiding aangepast.
5. Opbrengsten van vervangend onderwijs
De programma’s voor aanvullend onderwijs met een vervangende functie bieden een
nieuwe kans. De opbrengsten van de programma’s liggen zowel op het terrein van
kwalicatie,opdatvanpersoonlijkeontwikkelingenpersoonlijkegroeienmeerinhet
algemeen op het hervinden van een perspectief op de toekomst of een levensdoel.
Kwalicatie, diploma of werk
Jaarlijks doorloopt het merendeel van de deelnemende jongeren het vervangende
programma met succes. Velen ronden hun stage (alsnog) af en behalen hun
startkwalicatie,anderengaannahetprogrammaweerterugnaarschool.Jongerendie
na het afronden van het programma niet meer terug willen of kunnen naar hun oude
school, vinden werk of een andere passende opleiding, of oriënteren zich verder op hun
toekomst.
Nieuwe start
“.. ik wist eerst echt totaal niet wat ik wou en, nou ja, Playing for Success heeft mij dus wel echt
een nieuwe opleiding gebracht.”
Deelnemer Playing for Success, casestudy
Hoewel het alsnog behalen van een diploma een belangrijke opbrengst is van deze
vervangende programma’s, lukt dit niet voor alle jongeren. Een alternatieve manier om
de ontwikkeling en producten van de jongeren zichtbaar te maken is het portfolio. Een
59
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
portfolio geeft jongeren de mogelijkheid zichtbaar te maken dat zij ook andere, maar
niet minder belangrijke, vaardigheden en competenties hebben ontwikkeld dan die in
het reguliere onderwijs centraal staan, zoals werknemersvaardigheden.
Werknemersvaardigheden
“Een diploma halen, dat gaat heel erg over aanwezigheid. Bijvoorbeeld, op tijd komen,
überhaupt er zijn. Want nogmaals, qua opdrachten en prestaties wat er uiteindelijk afgeleverd
moet worden, dat kan uiteindelijk iedereen wel. Maar het gaat veel meer over: kun je er zijn, kun
je communiceren als je er een keer niet kunt zijn, die dingen.
Medewerker Wijkgilde De Es, casestudy
Vertrouwen, eigenwaarde en persoonlijke groei
Jongeren die uit het mbo zijn gevallen, of op het punt staan van uitvallen, hebben
veelal ook het vertrouwen in eigen kunnen en de motivatie om te leren en zich te
ontwikkelen verloren. De vervangende programma’s richten zich daarom ook en vooral
op uitkomsten als persoonlijke groei en ontwikkeling, zelfwaardering en het gevoel
maatschappelijk van waarde te zijn. Ook het werken in groepsverband, waar de groep
een veilige plek is waar veel jongeren zich gezien en gewaardeerd voelen, draagt daar
aan bij. Alleen al de ervaring van jongeren dat ze gezien worden en gewaardeerd, is voor
hen essentieel geweest in het weer zien van een toekomstperspectief. Daarnaast ervaren
de jongeren dat ze beter met hun emoties kunnen omgaan en op een andere manier
naar zichzelf kijken. Hoe dit precies kan, vinden de jongeren moeilijk uit te leggen. Maar
dat de positieve sfeer in de groep, het vele sporten en de intensieve gesprekken met de
begeleiders eraan bijdragen, staat voor hen als een paal boven water.
Genoeg goede dingen
“Nou toch ook een stukje positief naar jezelf kijken, ik had een heel negatief zelfbeeld. Heel
erg het gevoel dat ik er niet mocht zijn, onzeker over mezelf. En hier heb ik wel echt mijn eigen
kwaliteiten leren kennen, zo van: er zijn genoeg goede dingen.”
Oud-deelnemer Graafschap helpt Scoren, casestudy
Een nieuw perspectief in het leven
De opbrengsten van de vervangende programma’s variëren van heel klein tot heel groot.
Voor sommige jongeren is het programma een tijdelijk intermezzo geweest waarin ze
zich hebben kunnen heroriënteren op de opleiding, een stage hebben kunnen volgen, of
even tot rust zijn gekomen.
Keihard werken
“Ik denk dat ik het meest trots erop ben dat ik gewoon elke keer dat ik dat gebouw binnenloop
we zitten in een heel klein aftands stationsgebouwtje in een of ander gehucht dat ik daar
jongeren keihard zie werken aan hun doel.”
Initiatiefneemster Het Stationnetje, brede veldraadpleging
Voor enkele oud-deelnemers blijkt deelname een diepgaande betekenis te hebben
gehad en in sommige gevallen te hebben geleid tot een totale ommezwaai in hun leven.
Alleen al de ervaring van jongeren dat ze gezien worden en gewaardeerd, is voor hen
essentieel geweest in het weer zien van een toekomstperspectief.
60
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Verbrede horizon
“Wat ik hier allemaal geleerd heb en hoe ik me verhoud tot de buitenwereld, dat neem ik
straks mee als ik naar huis ga of als ik op straat in contact kom met iemand. Het is gewoon een
bepaalde manier hoe je met de externe wereld om gaat en hoe je je daartoe verhoudt (...) dat je
die steeds opnieuw bevraagt.”
Oud-student en begeleider Studio Moio, casestudy
HANDVATTEN vanuit onderzoek en praktijk
De beoogde opbrengsten van vervangend onderwijs zijn dikwijls gekoppeld
aan grote en ingewikkelde maatschappelijke vraagstukken zoals bijvoorbeeld
terugbrengen van schooluitval, reactivering of re-integratie van jongeren.
Hoewel de programma’s vaak bijdragen aan nieuwe kansen en betere
toekomst perspectieven van jongeren is de positieve bijdrage aan het
oplossen van deze maatschappelijke problemen veel moeilijker aan te tonen.
Uit dit NWA-onderzoek blijkt echter dat de waarde van de programma’s voor
sommige jongeren nauwelijks kan worden overschat. Zij spreken van een
ommezwaai, een reddingsboei een andere mindset en hun laatste hoop. Op
individueel niveau kunnen de programma’s grote effecten hebben op het
leven en de toekomst van jongeren.
6. Vervangend onderwijs en kansengelijkheid
De aanvullende programma’s met een vervangend aanbod bieden jongeren die uit het
mbo zijn gevallen of dat dreigen te doen, een kans om – via een alternatieve route –
alsnoghunstartkwalicatietehalen,zichteheroriënterenopeenandereopleiding,
werk te vinden, of competenties en talenten te ontwikkelen waarvoor in het reguliere
onderwijs geen ruimte was.
Op verschillende manieren dragen deze programma’s bij aan het vergroten van kansen
van jongeren die in het reguliere onderwijs geen kans (meer) hadden. Voor deze
vervangende projecten is het bieden van kansen aan deze jongeren dan ook inherent
aan het programma. Dat is de reden van hun bestaan.
Bestaansreden
Als ik kijk naar kansengelijkheid dan denk ik in eerste instantie zo van, ja waarom hebben we
dit project opgezet? Eigenlijk voor dat doel, dat mensen, leerlingen, studenten betere kansen
krijgen. Iedereen die bij ons zit die krijgt echt een kans om leuke dingen te doen.”
Aanbieder vervangend onderwijs, brede veldraadpleging
Nieuwe kansen
De programma’s dragen bij aan het vergroten van kansen voor alle jongeren die
eraan deelnemen en het programma afronden, omdat deze jongeren anders uit het
reguliere onderwijs waren verdwenen. Hoewel alle programma’s een laagdrempelige
instroom kennen en eigenlijk alleen niet toegankelijk zijn voor jongeren met een zware
meervoudige problematiek, een zeer ernstige verslaving of soms ook het niet beheersen
van de Nederlandse taal, is er bij aanvang van het programma wel verschil in kansen
tussen de jongeren.
61
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Kansen, maar niet gelijk
“Het Gilde, het is Entree-onderwijs, geeft gelijke kansen omdat iedereen zich kan inschrijven
voor een entreeopleiding. Toch zijn de kansen bij instap ook hier niet gelijk. Een deel van de
groep weet al dat zij of hij in de zorg willen gaan werken later, dus die hebben al een pad voor
ogen en zijn intrinsiek gemotiveerd. Een ander deel weet nog niet wat ze willen gaan doen en
voor hen is dit jaar meer een oriëntatie-zoekjaar. En weer een ander deel is ook daar niet mee
bezig en worstelt nog met ‘hoe kom ik deze dag of deze week gezond door’. Voor hen is zo’n jaar
een kans op basale vorming en werken aan jezelf.
Aanbieder vervangend onderwijs, brede veldraadpleging
De programma’s dragen bij aan kansengelijkheid doordat zij vele jongeren in staat
stellen alsnog hun stage af te ronden en daarmee hun mbo-diploma kunnen behalen.
Kansen worden eveneens gecreëerd door de jongeren te helpen hun weg te vinden in
het opzetten en onderhouden van netwerken. Jongeren die zich heroriënteren op een
andere opleiding missen vaak de benodigde netwerken die hen kunnen steunen bij het
zoeken en vinden van een opleiding.
Netwerk en nazorg
“De groep die bij ons zit heeft vaak niet zo’n groot netwerk. We helpen ze met het inzetten en
vergroten van dit netwerk. Als ze dan verder doorstromen dan is dat netwerk een aanvulling op
de nazorg die wij bieden. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de jongeren weten waar ze hulp
kunnen v ra ge n … die ken ni s missen ze vaak.”
Aanbieder vervangend onderwijs, brede veldraadpleging
Individuele kansen en het systeem
Hoewel alle projecten met een vervangend aanbod gericht zijn op het bieden van
een nieuwe kans voor de jongeren die zonder deze kans gestrand (zouden) zijn in het
reguliere onderwijs, zijn er ook grenzen aan de mogelijkheid gelijkere kansen te creëren.
Sommigejongerenbehalenhunstartkwalicatie,vindenwerk,beginnengemotiveerd
aan een nieuwe opleiding, krijgen hun leven weer op de rails, dankzij het project.
Maar er is meer nodig om echt meer kansengelijkheid tot stand te brengen, want de
kansenongelijkheid zit in de vezels van de samenleving.
Het ligt niet aan mij
“Ik wil wel meegeven dat hoe hard je ook werkt aan kansengelijkheid, er is een bepaalde vorm
van kansenongelijkheid waar je weinig impact op kan hebben (…) want die zit nu juist in het
systeem wat we moeilijk kunnen beïnvloeden….. Voor sommige jongeren is het zo’n opluchting
dat het niet aan hun ligt en dat zij het niet altijd kunnen veranderen, of dat hun ouders het
hadden kunnen veranderen, maar dat het ook in een groter systemisch geheel zit.”
Aanbieder vervangend onderwijs, brede veldraadpleging
De aanbieders van vervangend onderwijs zien het niet helemaal als kansloos om
toch te blijven proberen het systeem te beïnvloeden. Bij Studio Moio dragen de
studenten bovendien zelf ook bij aan kansengelijkheid door te werken aan projecten
die oplossingen zoeken voor de bestaande kansenongelijkheid in een bepaald domein
van de samenleving, bijvoorbeeld het onderwijs. Zo hebben jongeren bij Studio Moio
een groot onderzoek gedaan naar de kansenongelijkheid in het mbo, en is een groep
jongeren nu bezig om te onderzoeken hoe het kan dat aan de Museumjeugduniversiteit
vooral kinderen deelnemen uit gezinnen waarvan de ouders hoogopgeleid zijn.
62
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Een olievlek van kansen
“We zijn nu bezig om de rechtspositie van de jongeren in het mbo te versterken, omdat (…) zij
zeiden: we hebben geen enkel recht van spreken tegenover die grote school. Dus we zijn met
een aantal juristen en advocaten gaan kijken hoe kunnen we de rechtspositie van die jongeren
versterken (…) kansrijker make. Maar we willen met die groep jongeren ook zorgen dat er een
veel grotere olievlek is, een veel grotere impact is van wat deze jongeren vertellen en laten zien in
wat er moet veranderen als we de kansengelijkheid serieus willen nemen”.
Aanbieder vervangend onderwijs, brede veldraadpleging
63
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Onderzoeksactiviteiten
Dit hoofdstuk is gebaseerd op een postdoc onderzoek bestaande uit:
- een kwantitatieve inventarisatie van vervangende programma’s in Nederland;
- een casestudy met vijf vervangende programma’s (Studio Moio, Playing for Success,
SchoolAcademy, Graafschap Helpt Scoren en Wijkgilde De Es);
- aanvullend een brede veldraadpleging met zes aanbieders van vervangend onderwijs .
Verantwoording bij hoofdstuk 3
Onderzoekers en onderzoekspraktijken
Onderzoekers
- Greetje Timmerman en Marieke Fix Rijksuniversiteit Groningen
Praktijkpartner
- Nathalie Lecina Studio Moio
Deelnemers brede veldraadpleging
Aanbieders vervangend onderwijs
- Melanie Berends ‘t Stationnetje
- Nathalie Lecina Studio Moio
- Marieke Pol Graafschap Helpt Scoren
- Mikkie Sinnige SchoolAcademy
- Koos Weerts Playing for Success
- Hanneke Wierenga Wijkgilde de Es
Onderzoeker
- Mariëtte Lusse Hogeschool Rotterdam
64
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Bronnen
14
Timmerman, G. & Fix, M. (te verschijnen in 2021). Nieuwe kansen voor mbo-jongeren. Casestudies
van vervangende onderwijsprogramma’s. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.
15
Schouwernburg, F. (2016). Dat kan bij ons wel. Mbo-scholen om van te leren. Rapportage.
Uitgeverij Kennisnet, Zoetermeer; Goldring, I. (2015). On Track. Different youth work approaches for
different NEET situations.
Rapportage SALTO verkregen via https://www.salto-youth.net/rc/inclusion/inclusionpublications/
ontrack/
16
De Leeuw, E. & Lecina, N. (2016). Onderwijs dat kansrijk maakt. Een onderzoek naar gelijke kansen
in onderwijs. Den Haag: Ministerie OCW.
17
Fix, M. (2018). The football stadium as classroom: Exploring a program for at-risk students in
secondary vocational education. Enschede: Universiteit Twente.
Fix, G. M., Ritzen, H. T. M., Pieters, J. M., & Kuiper, W. A. J. M. (2019). Effective curricula for at-risk
students in vocational education: A study of teachers’ practice. Empirical Research in Vocational
Education and Training, 11(1), 1.
65
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
Lessen
Overkoepelend
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
66
Lessen
Overkoepelend
Louise Elffers, Universiteit van Amsterdam
Mariëtte Lusse, Hogeschool Rotterdam
Aanvuend onderwijs:
overkoepelende lessen van
en voor de praktijk
“Er zit wel een wederkerigheid in. We praten erg over de kinderen en hun
kansen, maar de andere kant is ook dat alle vrijwilligers uit het bedrijfsleven die
meewerken op hun manier ook weer te zien krijgen dat de wereld anders is en
groter is dan waar zij zelf kennis van hebben genomen. Die kruisbestuiving is wel
een heel belangrijk ingrediënt uit ons programma.”
Aanbieder aanvullend onderwijs, brede veldraadpleging
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
67
Lessen
Overkoepelend
Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken zijn drie verschillende vormen van aanvullend onderwijs
beschreven: aanvullend onderwijs met een ondersteunende, met een verrijkende en
met een vervangende functie. Soms zijn aanvullende onderwijsprogramma’s ook meer
hybride ingericht, waarbij ondersteunende, verrijkende en vervangende functies met
elkaar worden verbonden. In elk van de hoofdstukken zijn handvatten meegegeven die
naar voren kwamen vanuit het onderzoek en de verschillende praktijken. Er zijn echter
ook enkele overkoepelende lessen te trekken uit deze drie hoofstukken. In dit hoofdstuk
gaan we in op twee centrale thema’s die in alle hoofdstukken naar voren kwamen:
het realiseren van kansrijke verbindingen tussen aanvullend onderwijs, het regulier
onderwijs en de thuisomgeving; en de bijdrage van aanvullend onderwijs aan
kansen(on)gelijkheid. We beschrijven enkele lessen die we kunnen trekken uit de
praktijken die we in het NWA-project hebben onderzocht en uit de ervaringen en tips die
betrokkenen in de brede veldraadpleging meegaven.
Kansrijke verbindingen
De thuisomgeving en de schoolomgeving vormen van oudsher de twee centrale
instituties die samen verantwoordelijk zijn voor de (leer)ontwikkeling van kinderen en
jongeren.Aanvullendonderwijsverhoudtzichdaarmeeperdenitietotzowelthuis
als school. Hoe die verhouding precies ligt en hoe deze in de praktijk vorm krijgt,
verschilt niet alleen tussen maar ook binnen de drie vormen van aanvullend onderwijs.
Nieuwe spelers zijn soms nog zoekende naar hun positie ten opzichte van school en
thuis, waar meer ervaren spelers hun plek al goed hebben gevonden. Op basis van het
NWA-onderzoek kan niet gesteld worden welke positionering en taakverdeling het
beste werkt. Wel zijn er enkele overkoepelende lessen te trekken over de keuzes en
afwegingen die hierin gemaakt kunnen worden.
Weloverwogen invulling van de driehoek thuis-school-aanvullend onderwijs
Leerlingen gedijen erbij als hun leefwerelden - thuis, op school en in het aanvullend
onderwijs - met elkaar erbij verbonden zijn. Het is daarom belangrijk dat alle partners
die betrokken zijn bij de (leer)ontwikkeling van kinderen en jongeren van elkaar weten
wie welke rol vervult en waar de grenzen van ieders taak of verantwoordelijkheid liggen.
Dat geldt ook voor de eventuele hulpverlening rond een leerling. Wat die rol precies is
en wie wat doet, verschilt per context, casus en zelfs per leerling. Soms maken ouders
bijvoorbeeld een weloverwogen keuze om zich er, in het belang van de ontwikkeling
van hun kind, tijdelijk wat minder mee te bemoeien. In andere gevallen zijn ouders juist
precies op de hoogte van wat er in het aanvullend onderwijs gebeurt.
Verschil behoefte ouder en kind
“Wij hebben eigenlijk met alle ouders contact. Het grootste deel van de leerlingen komt ook via
de ouders. Elke leerling die komt, heeft eerst een oudergesprek met de leerling erbij. Dat doen we
samen en open. We hebben een intakegesprek, waarin we bespreken waar het kind zelf behoefte
aan heeft, waar denkt de ouder behoefte aan te hebben - want dat is ook nog wel eens een
verschil - en daar maken we dan een plan op.”
Aanbieder ondersteunend onderwijs, brede veldraadpleging
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
68
Lessen
Overkoepelend
Hetzelfde kan gezegd worden over de verhouding tussen aanvullend onderwijs en het
reguliere onderwijs. Soms is er sprake van een duidelijke taakverdeling, afstemming
en samenwerking, in andere gevallen zijn het gescheiden werelden waartussen weinig
contact bestaat. De belangrijkste les die uit het onderzoek naar voren komt, is dat hierin
een weloverwogen keuze wordt gemaakt en dat de consequenties van die keuze met alle
partners worden afgestemd. Hoe ouder een deelnemer aan aanvullend onderwijs is, hoe
meer deze hierin zelf ook een stem kan hebben.
Wij zijn niet sturend
“Wij stemmen in de basis met niemand af, tenzij de jongere dat organiseert, dus wij leggen de
volledige regie daar. Op het moment dat een jongere zegt ’ik zou het heel jn vinden als jij in het
overleg met die persoon er bij wilt zitten, want dat helpt mij’, dan gaan we dat doen. Maar wij
zijn niet sturend in van ‘wij willen kennismaken met die of die persoon’.”
Aanbieder vervangend onderwijs, brede veldraadpleging
Waar het om gaat, is dat alle betrokkenen voldoende van elkaars rol op de hoogte zijn
om te kunnen bepalen op welke punten afstemming nuttig of noodzakelijk is om de
ontwikkeling van de leerling optimaal te kunnen ondersteunen. Waar nu soms nog
sprake blijkt van onbekendheid met elkaars werkzaamheden, zeker wanneer het initiatief
voor de inzet van aanvullend onderwijs volledig bij thuis óf school ligt, wordt de
meerwaarde van wederzijdse bekendheid over elkaars rollen en verantwoordelijkheden
in ons onderzoek breed onderschreven.
Transparante communicatie en samenwerking
Nu aanvullend onderwijs een steeds steviger positie inneemt in het onderwijslandschap
en in de schoolloopbaan van steeds meer leerlingen, groeit ook de behoefte aan het
verduurzamen van de samenwerking tussen het aanvullend en regulier onderwijs. In
plaats van ad hoc contact wanneer een leerling op initiatief van school of thuis aan
een aanvullend programma deelneemt, vinden scholen het prettig als aanbieders van
aanvullend onderwijs goed op de hoogte zijn van de manier van werken op een school
en vice versa. Hierdoor ontstaat meer structurele afstemming tussen het reguliere en
aanvullende onderwijsaanbod, waardoor de continuïteit in onderwijs en begeleiding voor
leerlingen ook beter gewaarborgd blijft.
Wat hebben de kinderen gedaan?
“Dat er in de klassen op maandag wordt gevraagd: ‘wat hebben de kinderen van de
weekendschool gisteren gedaan?’ Soms stuur ik de leerkracht een email, maar het is vooral van
belang dat ze kunnen laten zien wat er geproduceerd is - die krant of die lm - zodat ze ook iets
kunnen presenteren, in plaats van gewoon vertellen ‘we hebben dit of dat gedaan’.”
Aanbieder verrijkend onderwijs, brede veldraadpleging
Linken aan het lesprogramma
“Het jne bij ons is, onze leerkrachten zijn er gewoon bij. Ze komen bij ons in de klas waar
gewoon al iemand rondloopt die alle kinderen bij naam kent, die precies weet wat er speelt en
het kunnen linken aan het lesprogramma wat door de week plaatsvindt.”
Aanbieder verrijkend onderwijs, brede veldraadpleging
Zowel aanbieders van aanvullend onderwijs als scholen vinden het prettig als ze weten
bij wie ze terecht kunnen om af te stemmen over de inhoud en begeleiding van een
leerling. Korte lijnen en het zorgen voor één aanspreekpunt in elke organisatie maken
dat er snel geschakeld kan worden over een leerling.
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
69
Lessen
Overkoepelend
Benaderbaar
“Ze werken met een vaste coördinator op mijn school. Dat is van meerwaarde omdat die deel
uitmaakt van mijn team. Die is bij de opening van het schooljaar, die zit in de personeelskamer
en is benaderbaar. Daardoor zijn er tussen de coaches en de huiswerkbegeleiding korte lijntjes.
In die zin integreer je dat een beetje op school.”
Directeur VO- school, brede veldraadpleging
Wanneer ouders buiten de school om aanvullend onderwijs inschakelen, worden zij
door de aanbieder op de hoogte gehouden van de vorderingen van het kind en is
er doorgaans minder communicatie met school. Als de school aanvullend onderwijs
inschakelt, onderhouden aanbieders over het algemeen zelf geen contact met de
ouders, omdat de communicatie met ouders al via de school loopt. In zulke gevallen
kan de school er zelf zorg voor dragen dat ouders op de hoogte zijn van wat er in de
aanvullende programma’s gebeurt. Het laat zien dat niet elke partij individueel met
elkaar hoeft af te stemmen om toch te zorgen voor een transparante communicatie en
samenwerking.
Geïntegreerd in het rapportgesprek
“Omdat het tijdens schooltijd is bij ons, verandert er niets essentieels aan de verhoudingen. We
zoeken wel hoe we meer commitment van de ouders kunnen krijgen omdat we IMC Basis wel een
belangrijke aanvulling op ons curriculum vinden. Omdat het tijdens schooltijd plaatsvindt en de
leerkracht er gewoon bij is, zit het gewoon verankerd in de normale lijn van communicatie en
rapportage die we naar de ouders toch al hadden [….] de beroepsoriëntatie zit bij ons gewoon
geintegreerd in de rapporten.”
Directeur basisschool, brede veldraadpleging
Benutten van een diversiteit aan actoren en perspectieven
Het inschakelen van aanvullend onderwijs betekent dat er andere actoren bij de (leer-)
ontwikkeling van kinderen en jongeren worden betrokken dan alleen de school en
thuis. Met die betrokkenheid ontstaat ook ruimte voor nieuwe perspectieven op de
ontwikkeling van een leerling en op manieren om die ontwikkeling te stimuleren. Alle
partijen kunnen daarmee leren van elkaars expertise, ideeën en aanpak.
Anders naar leerlingen kijken
“Leerkrachten gingen op een andere manier naar hun leerlingen kijken, omdat ze aanwezig
waren bij de lessen. En leerkrachten gingen anders over hun eigen vak nadenken, omdat we
zoveel andere en leuke werkwijzen mee de klas in brachten.”
Aanbieder verrijkend onderwijs, brede veldraadpleging
Elke actor kan bovendien weer een andere rol vervullen in de begeleiding van leerlingen,
en die rollen kunnen elkaar versterken. Leraren, ouders, rolmodellen van dichterbij of
juist wat verder af, vrijwilligers en professionals uit het bedrijfsleven of andere sectoren
in het werkveld, ervaringsdeskundigen en alumni: ze brengen een diversiteit aan
perspectieven met zich mee en kunnen elk weer andere minder of meer formele rollen
vervullen in de begeleiding van kinderen en jongeren. Sommige programma’s proberen
ook actief te werken aan de verbinding tussen verschillende actoren in de programma’s
zelf, opdat iedereen van en met elkaar leert.
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
70
Lessen
Overkoepelend
Kind en ouder groeien samen
“We moeten ook de ouders meenemen. Bijvoorbeeld bij een open dag van de school nemen wij
ook de ouders mee, zodat ouders begrijpen welke keuze een kind gaat maken. Zo breng je ouders
en kind bij elkaar zodat ze ook samen kunnen groeien. Meestal begeleiden wij een kind, maar
de ouders blijven achter. Dat merk ik vanuit mijn eigen omgeving ook. Je hebt een bepaalde
ontwikkeling meegemaakt, maar je hebt de verbinding met je ouders gemist. Dat is een gemiste
kans voor een kind.”
Aanbieder verrijkend onderwijs, brede veldraadpleging
Aanvullend onderwijs en kansen(on)gelijkheid
Regelmatig worden er vragen gesteld over de wijze waarop aanvullend onderwijs de
ontwikkelkansen van leerlingen kan versterken, en of en wanneer aanvullend onderwijs
juist een bedreiging voor de kansengelijkheid vormt. Deze vragen pakken verschillend uit
voor aanvullend onderwijs met een ondersteunende, verrijkende of vervangende functie.
De implicaties voor het vraagstuk van kansen(on)gelijkheid zijn daarom ook verschillend
voor de drie vormen van aanvullend onderwijs.
Het tegengaan van kansenongelijkheid
Aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie wordt doorgaans bekostigd
door gezinnen zelf. Dat betekent dat niet alle gezinnen er in gelijke mate gebruik van
kunnen maken, wat kansenongelijkheid in de hand werkt. Juist omdat scholen en ouders
doorgaans positief zijn over hun ervaringen met ondersteunend onderwijs, en over de
effecten ervan op de ontwikkeling van leerlingen, is het zaak te zorgen dat die positieve
ervaringen en effecten niet enkel zijn voorbehouden aan leerlingen van wie de ouders
de portemonnee kunnen trekken. Er zijn twee manieren waarop in de praktijk gewerkt
wordt aan het tegengaan van kansenongelijkheid die kan ontstaan door het gebruik van
aanvullend onderwijs met een ondersteunende functie: het kosteloos aanbieden van
betaalde programma’s voor leerlingen en het realiseren van gratis alternatieven voor
betaalde programma’s. Het kosteloos aanbieden van betaalde programma’s heeft als
voordeel dat de inhoud en kwaliteit van het aanbod gelijkwaardig is aan de betaalde
versie. Daarmee wordt gelijkheid gecreëerd in de ontwikkelkansen van leerlingen die
betaald of juist kosteloos deelnemen. Een nadeel van deze aanpak is dat het kosteloze
aanbod vaak maar voor een beperkt aantal leerlingen kan worden gerealiseerd, omdat
het gratis aanbod wordt bekostigd op basis van het betaalde aanbod. Er zullen daardoor
altijd leerlingen zijn die baat zouden hebben bij ondersteunend onderwijs, maar hieraan
niet kunnen deelnemen. Er zijn echter ook betaalde programma’s die met subsidies van
overheden of van fondsen breder toegankelijk worden gemaakt. Maar niet alle ouders
weten de weg naar fondsen waarop zij een beroep kunnen doen om hun kind aan
betaald aanbod deel te laten nemen.
Gratis programma’s die door ideële of gesubsidieerde aanbieders worden verzorgd,
kennen bovengenoemd nadeel in principe niet. De afname van betaald aanbod is voor
deze aanbieders geen voorwaarde om het gratis aanbod te kunnen realiseren. Een
belangrijke vraag bij het inzetten op gratis programma’s om kansenongelijkheid tegen
te gaan, is of het lukt om deze programma’s met eenzelfde kwaliteit te realiseren als de
betaalde programma’s. Om kansengelijkheid te realiseren, is het immers zaak dat gratis
aanvullend onderwijs een gelijkwaardig alternatief kan bieden voor het betaalde aanbod.
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
71
Lessen
Overkoepelend
Het verbeteren van kansen
Voor aanvullend onderwijs met een verrijkende functie is het streven niet zozeer om
gelijkheid in onderwijsaanbod te creëren, alswel om de ontwikkelkansen van leerlingen
te verbeteren aan de hand van extra aanbod. Het werken aan kansengelijkheid ligt bij
verrijkend onderwijs niet in het ontwikkelen van programma’s die gelijksoortig zijn aan
een betaalde versie, maar aan het bieden van extra kansen voor leerlingen die van huis
uit minder bagage mee krijgen om zich optimaal te kunnen ontwikkelen in het onderwijs
en daarna. Programma’s voor verrijkend onderwijs zijn vaak ook ontstaan vanuit de
drijfveer om deze kinderen extra kansen te bieden.
Compenseren voor wat er thuis ontbreekt
“Het idee is [dat we] compenseren voor wat kinderen niet vanzelfsprekend van huis uit
meekrijgen aan beroepsbeelden en zelfbeeld in relatie tot werk.”
Aanbieder verrijkend onderwijs, brede veldraadpleging
Het bieden van nieuwe kansen
Aanvullend onderwijs met een vervangende functie is wel gericht op het bieden van
een alternatief, voor het reguliere onderwijs. Het zet daarbij juist in op het bieden van
een andere aanpak dan het reguliere onderwijs. Vervangend onderwijs is vooral gericht
op het bieden van nieuwe kansen voor leerlingen die in het reguliere onderwijs niet
voldoende tot hun recht komen. Doordat leerlingen zich gezien voelen, gewaardeerd om
wie ze zijn en ontdekken waar hun interesses liggen, raken zij gemotiveerd om (weer)
te gaan leren. Misschien draagt hier wel aan bij dat in deze benadering een gelijke
behandeling niet zonder meer de insteek is. Er wordt juist per leerling bekeken wat er
nodig is om de beste kansen te bieden.
Een knetterschop onder zijn kont
“Wij vinden dat iedereen van waarde is en iedereen is ook anders. Dat betekent dat we iedereen
hier anders behandelen. Dus de een die te laat komt krijgt een knetterschop onder zijn kont en
de ander een aai over zijn bol, omdat ie maar een half uurtje te laat is. En dat moeten we naar
de jongeren steeds weer heel goed uitleggen, dus dat we ongelofelijk ongelijk behandelen om er
voor te zorgen dat iedereen zo kansrijk mogelijk wordt.”
Aanbieder vervangend onderwijs, brede veldraadpleging
Bijdragen aan betere kansen: individuele of structurele aanpak
Kinderen en jongeren kunnen door hun deelname aan aanvullende
onderwijsprogramma’s betere of nieuwe kansen krijgen. Door deze aanvulling op het
reguliere onderwijs kan hun uitgangspositie voor een succesvolle schoolloopbaan of
een anderszins kansrijkere toekomst worden versterkt. Voor alle vormen van aanvullend
onderwijs geldt de vraag of de werkzame elementen meer structureel zouden kunnen
worden ingezet en benut in het reguliere onderwijs, om ook hier meer bij te kunnen
dragen aan de kansen van kinderen en jongeren die dat nodig hebben. Het is immers
prachtig wanneer leerlingen aan de hand van onderwijsprogramma’s opbloeien of
op het juiste moment net dat zetje krijgen dat ze nodig hebben. Maar het aanvullend
onderwijs heeft niet tot doel om alle leerlingen te bedienen. Leerlingen die baat kunnen
hebben bij aanvullend onderwijs, maar niet aan de programma’s deelnemen -of dat
nu is omdat ze er niet van weten, het niet kunnen betalen, er geen plaatsje meer vrij
is,hunschoolhetbetreffendeprogrammanietaanbiedt,ofzenietaanhetspecieke
deelnemersproelvoldoen-krijgendiekansniet.Aanvullendonderwijskandusop
individueel niveau kansen verbeteren, maar draagt op systeemniveau niet structureel
bij aan kansengelijkheid. Om die reden proberen verschillende aanbieders de reikwijdte
van hun aanbod te vergroten, door het aanbod te vergroten, door hun programma’s
Verrijkend
Hoofdstuk 1
Vervangend
Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3
Ondersteunend
72
Lessen
Overkoepelend
meer te integreren in het reguliere onderwijs, of door grotere groepen leerlingen te
laten deelnemen met behulp van subsidies. Ook zijn er scholen die zelf kosteloos extra
begeleiding zijn gaan aanbieden aan hun leerlingen.
Geen select groepje
“[De inzet van] IMC Basis [maakt] dat we geen select groepje kinderen tot ons krijgen, maar een
hele klas die al bestaan en in […] cohesie met elkaar optrekt.
Aanbieder verrijkend onderwijs, brede veldraadpleging
Het blijft daarom de vraag hoe het aanvullend onderwijs ten bate kan komen aan
alle leerlingen en zo meer structureel kan bijdragen aan gelijke onderwijskansen in
Nederland. Daartoe ligt het versterken van de verbinding met het reguliere onderwijs
-om een transfer van werkzame elementen uit het aanvullend onderwijs mogelijk
temaken-voordehand.Nietalleenomdathetreguliereonderwijsperdenitiealle
leerlingen bereikt, ongeacht hun achtergrond, persoonlijke omstandigheden of het
inkomen van hun ouders. Maar ook omdat het waardevol is om de kennis en kunde
vanuit het aanvullend onderwijs te benutten om de kwaliteit van het reguliere onderwijs
te verbeteren. Aanvullend onderwijs biedt iets wat het reguliere onderwijs niet biedt.
Het vult aan, verrijkt en ondersteunt, door een andere inhoud of een andere aanpak
te realiseren. In het geval van de vervangende functie vervult aanvullend onderwijs
bovendien een compenserende of curatieve rol, wanneer het reguliere onderwijs er niet
in is geslaagd de leerlingen met succes naar de eindstreep te begeleiden. Het leren en
integreren van elementen van het aanbod en de aanpak van het aanvullend onderwijs
in het reguliere onderwijs, kan er niet alleen aan bijdragen dat de kennis en kunde vaker
preventief wordt ingezet. Het draagt er tevens aan bij dat alle leerlingen er de vruchten
van plukken. En dat is precies waar kansengelijkheid uiteindelijk om draait.
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
Article
Full-text available
Background: This study focused upon a curriculum for at-risk students in vocational education aimed at enhancing students’ motivation and engagement for learning. The study explored teachers’ view on effective curricular characteristics and teachers’ strategies to create positive learning experiences for students. Methods: Qualitative research has been conducted regarding four curricula for at-risk students; data were collected and examined by means of 16 focus group interviews with teachers and analysis of relevant documents. Results: Teachers pointed out the central position of the student, resulting in individual trajectories. Teachers used peer group dynamics, job orientation and sports as tool for student development. Teachers regarded themselves as coaches, as experts in sport activities and as group managers. For positive learning experiences two key curricular characteristics have been identified: (1) equality in the relationship between student and teacher, (2) a positive fit between the curriculum and the students.
Nieuwe kansen voor mbo-jongeren. Casestudies van vervangende onderwijsprogramma's. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen
  • G Timmerman
  • M Fix
Timmerman, G. & Fix, M. (te verschijnen in 2021). Nieuwe kansen voor mbo-jongeren. Casestudies van vervangende onderwijsprogramma's. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.
Dat kan bij ons wel. Mbo-scholen om van te leren
  • F Schouwernburg
Schouwernburg, F. (2016). Dat kan bij ons wel. Mbo-scholen om van te leren. Rapportage.
Onderwijs dat kansrijk maakt
  • E De Leeuw
  • N Lecina
De Leeuw, E. & Lecina, N. (2016). Onderwijs dat kansrijk maakt. Een onderzoek naar gelijke kansen in onderwijs. Den Haag: Ministerie OCW.
The football stadium as classroom: Exploring a program for at-risk students in secondary vocational education
  • M Fix
Fix, M. (2018). The football stadium as classroom: Exploring a program for at-risk students in secondary vocational education. Enschede: Universiteit Twente.