Content uploaded by Dirck van Bekkum
Author content
All content in this area was uploaded by Dirck van Bekkum on Jan 18, 2021
Content may be subject to copyright.
KINSHIP BLUEPRINT BINDINGEN BLAUWDRUK:
inbedden en uitbedden
1
Drs. Dirck van Bekkum cultureel, systemisch en klinisch antropoloog www.ctt.nl;
moira@ctt.nl.
(voor gebruik en verspreiding in enigerlei vorm is toestemming vereist van de auteur
Copyright Moira CTT ©)
Ingebed en uitgebed zijn
Veel Nederlandse hulpverleners zijn opgegroeid in kerngezinnen waar ouders de
belangrijkste opvoeders zijn. Grootouders, tantes en ooms zijn vaak minder
belangrijk. Het is ook het dominante perspectief in onderwijs, jeugdzorg en
psychiatrie en justitiële behandelcontexten. Maar in veel gezinnen met en zonder
migratie-achtergrond spelen opa’s en oma’s, ooms en tantes wel een co-ouder rol.
2
In veel autochtone plattelands/ dorpgezinnen is dit ook het geval. Vanuit de
antropologisch blik blijken hoe kinderen en jongeren in dorps- en oorspronkelijke
gemeenschappen meer en beter ingebed dan in stedelijke, multiculturele, contexten
in Nederland. Vine Deloira, wetenschapper en activist uit een oorspronkelijke Sioux
gemeenschap in de V.S., beschreef deze inbedding als volgt:
Onze gemeenschap zit op een manier in elkaar die je alleen maar van binnenuit kunt
ervaren. Het is holistisch. Onderzoek en ervaren vanuit westerse logische analyses
maken je niet wijzer en brengen je terug bij je eigen uitgangspunten. Dit sociale
universum is zo comfortabel en vanzelfsprekend dat het als een narcoticum werkt. Als
je uit je gemeenschap gedwongen wordt raak je vervreemdt, gefrustreerd en eenzaam.
Wanhopig verlang je terug naar je gemeenschap al was het maar om je mentale
heelheid te terug te vinden. (1972, 6)
Westerlingen zijn al eeuwen gefascineerd door en collectief gepreoccupeerd met
‘primitieve culturen’. Rousseau’s concepties van de natural man (noble savage) in
hun paradijselijke omgeving in de 18e zijn verguist en verheerlijkt. Hoewel er
diepgaande ontkenning is onder antropologen blijkt veel etnografisch onderzoek van
de afgelopen eeuw gevoed te zijn door deze collectieve verlangens naar
oorspronkelijkheid, authenticiteit en gemeenschappen die b.v. Deloria beschrijft.
3
1
De term verbinden en bindingen is een centraal gegeven en concept in de antropologische blik. Het begrip overlapt
deels het werkpraktijkconcept van ‘Beschermjassen’ dat zowel als zelfstandig naamwoord en als werkwoord op
eenzelfde bindingsproces duidt. Het begrip maakt koppeling mogelijk tussen familie verwantschap en sociale
verwantschap. Het sociaal en emotioneel welbevinden, maar vooral ook hun psychische stabiliteit, is nauw
verbonden met de bundel van bindingen die zij hebben en kunnen onderhouden. Zeker voor kwetsbare jonge mannen
in hun volwassenwording. Hoe je bent ingebed of uitgebed in familie-sociale bindingen beïnvloedt succesvol
volwassen worden bij adolescenten. zie Buber (1923); Hortulanus e.a. (2003)
2
Kitlyn Tjin A Djie (2007) Beschermjassen, Assen, Van Gorcum.
3
Spreekwoord onder antropologen: Going Native doesnt work; zie ook Schneebaum (1978) Houdt de rivier recht;
Fabian (1988) The Other.
Ontelbare westerse boeken, gedichten, kunstwerken en films getuigen van het
zoeken naar een verloren paradijs.
4
Grote aantallen reizende backpackers en
cruisegangers zoeken unieke ervaringen van het contact met ‘oorspronkelijke
bewoners’ in Azië, Afrika, Australië en Canada. Deze ervaringen en belevingen van
een z.g. ideale sociale werkelijkheid worden weer realistisch en toepasbaar met het
werkmodel van Beschermjassen. Om als kind optimaal te kunnen groeien hebben
kinderen voldoende inbedding (omhullingen) nodig van familiale en sociale
verwanten. Een dergelijke behoefte aan vertrouwde omhullingen geldt voor
volwassenen evenzo. In dit boek onderbouw ik het werkmodel Beschermjassen
vanuit de antropologisch blik met culturele zelfreflectie.
5
Een belangrijke inzicht dat jonge mannen, zoals Eric, mij leerden was dat hun
inspanningen om volwassen te worden vooral succesvol zijn vanuit veilige
inbedding in familie- en sociale/vrienden bindingen. Familie en vriendschapsbanden
zorgen voor voldoende continuïteit en geborgenheid van waaruit jongens hun
maturatiekloof durven te gaan dichten. Velen van hen kwamen vanuit gebroken
gezinnen en leden onder fragmentatie van contexten. Zij waren slecht ingebed in
familie verbanden en dus meer ‘uitgebed’. Het belang van familie- en sociale
bindingen komt overeen met invloedrijke theorieën uit de antropologie en
uitgangspunten in de familietherapie.
6
In de antropologische blik zien we hun
‘probleem-, deviant, crimineel, pathologisch, antisociale’ gedrag ook als indringende
signalen van onvoldoende inbedding, steun en begrenzing. Wat Eric overkomt en
hoe hij zich gedraagt, kan als een psychiatrische stoornis geduid worden. De
antropologische blik laat een andere duiding en benadering zien.
Blauwdruk van menselijke bindingen
Vanuit de antropologie komt naar voren dat families en gemeenschappen een grote
drang hebben om materiële en immateriële continuïteit te scheppen door bindingen
over vele generaties te organiseren en te koesteren. Meest gelezen antropologische
beschrijvingen van oorspronkelijke gemeenschappen gaan veelal over hoe gender-,
kinship-, clan- en community bindingen op gang worden gehouden. Methodologisch
gezien kunne we spreken van het organiseren en onderhouden positieve
afhankelijkheden tussen verschillende subgroepen in een gemeenschap op basis van
sekse, van leeftijd, van expertises en vaardigheden. Uit al die etnografen komt naar
4
Paradise lost, Robinson Crusoe, Old Shatterhand Karl May, Heart of Darkness, Passage to India, Bhabha. De
antropologisch filosoof Ton Lemaire (1972) schreef helder over deze collectieve hang van europeanen naar een
paradijselijke oorsprong die wortelt in onze joods-chrstelijke tradities.
5
Culturele Zelfreflectie is antropologische conceptuele aanvulling op (Europese) concepten/praktijken zoals
individuele en collectieve zelfreflectie. Het concept is ontwikkeld in nauwe samenwerking met dr. Ronald Chavers
bij wie ik jarenlang in opleiding was en voor het eerst gebruikt en toegepast in mijn publicatie: To Belong and To Be
Different (1999)
6
Malinowski (1927), Lewin (1936), Moreno (1933) Nagy (1984), Elias (1987), Mc Taggart De verbinding (2011),
voren dat mensen overal en altijd bezig zijn met het accepteren, ordenen van en
betekenis geven aan afhankelijkheden. Het gaat bij dat ordeningswerk over
spanningen tussen individuele, familie, groepsbelangen, langs sekse, leeftijd- en
hiërarchische lijnen, en van die van de totale gemeenschap (b.v. etnische groep,
geloofsgemeenschap en natiestaat). Het vinden van huwelijkspartners is een
bijzonder gevoelig aspect in het organiseren van afhankelijkheden. Want om voort te
kunnen planten moet ja familie je voorgoed verbinden met een andere familie,
mogelijk uit een ander dorp of gemeenschap. Hoe zorg je, als (groot) ouders voor
positieve banden over langere termijn tussen jouw familie en de familie van je
schoondochter of schoonzoon? Want je hebt samen kleinkinderen!
Het geheim om als mensen voort te bestaan lijkt het ‘ethisch heiligen’, het omarmen
en onaantastbaar maken van bepaalde afhankelijkheden. Daar torn je niet aan: die
zijn heilig. Als je daarmee gaat sjoemelen komt op termijn het voortbestaan van
familie of gemeenschap op de tocht staan. En dan zijn al jouw inspanningen, qua
identiteit en continuïteit, en die van vorige generaties naar toekomstige generaties
voor niets geweest. Een familie om te kunnen voortbestaan dient om schoondochters
en schoonzonen te vinden ‘allianties’ aan te gaan met andere families. Daarvoor
heeft zij een grotere gemeenschap nodig om voldoende afstand qua
bloedverwantschap te creëren. Kleinschalige gemeenschappen kunnen niet zonder
(enige organisatievorm van) families en op hun beurt kunnen families niet zonder
gemeenschappen. Transgenerationele en intergroep afhankelijkheden in deze
kleinschalige gemeenschappen waren vele tienduizenden jaren de exclusieve vorm
van menselijk voortbestaan. Antropologen hebben deze gemeenschappen de laatste
100 jaar zeer intensief bestudeerd en kunnen daaruit principes en inzichten
concluderen waarop ons huidige sociale handelen in families en gemeenschappen is
gebaseerd.
Met de komst steden en ‘empires’ begint een nieuw tijdperk voor menselijke
voortbestaan. Naast relatief ‘monoculturele’ gemeenschappen (zoals nu nog
Marrons, Molukkers, Joden, Roma, Friezen, Maori, Aranta, Tinglit) ontstaan
‘multiculturele’ gemeenschappen (steden, [koloniserende] empires, wereldreligies,
natiestaten, multinationals). De duizenden jaren oude principes van voortbestaan van
‘monoculturele’ gemeenschappen, die in aanraking komen met de nieuwe
samenlevingsvormen in steden en in ‘empires’, zijn niet meer voldoende. Veel van
wat er in (trans)culturele psychiatrie, jeugdzorg en familie therapie gebeurt wordt
bepaald door de spanningen tussen dominante-multiculturele groepen en
monoculturele-afhankelijke families/gemeenschappen. Ook binnen
families/gemeenschappen doen zich deze spanningen voor.
Vrouwen zijn afhankelijk van mannen, moeders van vaders, ouderen van jongeren,
sterken van kwetsbaren, rijken van armen, meesters van slaven, doden van de
levenden. En natuurlijk vice versa. De ‘oude’ menselijke weefsels waarin individuen
elkaar allemaal kenden (een plaats konden geven) via familie- en
gemeenschapsbanden kunnen we zichtbaar maken in de blauwdruk van menselijke
bindingen.
7
Deze ‘Bindingen Blauwdruk’ als basis voor de antropologische blik is
verwantschappelijk en systemisch.
8
Naast moeders zijn er ook altijd vaders, hoe
aanwezig of afwezig zij ook zijn. Oma’s en opa’s, tantes en ooms, zussen en broers
(of betekenisvolle personen) vervullen vaak aanvullende en vervangende moeder- en
vaderbindingen. Een baby heeft/krijgt altijd bindingen met broers en zusters want
ook neven en nichten in dezelfde generatie fungeren als broers en zussen. Opa’s en
oma’s zijn er ook en met hen ontwikkel je weer een andersoortige binding. Het totaal
van deze bindingen van belangrijke familieleden en personen vormt een blauwdruk
van primaire menselijke bindingen waarin mensen worden gevormd en bestaan.
Volgens verschillende theorieën en modellen zijn deze primaire bindingen de
blauwdruk voor sociale bindingen in het door leven van mensen.
9
In beeld gezet via
een kinshipdiagram en genogram ziet dat er als volgt uit:
MA
moeder
oudere
BROER
ben ik
jongere
ZUS
OPA
vaders
vader
OMA
vaders
moeder
OPA
moeders
vader
OMA
moeders
moeders
TANTE
moeders
jongere zus
TANTE
vaders
jongere zus
OOM
koude kant
moeder
NICHT
moeders
zus dochter NICHT
moeders NEEF
moeders
zus zoon NICHT
moeders
TANTE
koude
kant vader
NEEF
vaders
zus zoon
NICHT
vaders zus
dochter
OOM vaders
jongere
broer
Figuur 1 BINDINGEN BLAUWDRUK (BONDING BLUEPRINT)
7
Er zijn veel pogingen ondernomen om in de systeemtherapie en antropologie verwantschapsbindingen (kinship)
een plaats te geven in theorieën en modellen (Fox 1984, de Lange 2000, 2010). In de antropologie zijn de modellen
altijd als ‘taalspel onder vakgenoten’ abstract gebleven (Chris Knight 1999; Sousa 2003). Sigmund Freud’s
theoretische en therapeutische modellen van de ‘Oedipus en Elektra complexen’ hebben een dominante ‘doxale’
positie verworven. De modellen zijn echter seksistisch en etnocentrisch omdat zijn het bestaand en invloed van
opa’s, oma’s tantes en ooms, neven en nichten ontkend (van Bekkum 1998). Jacob Moreno, medeontwikkelaar van
groepstherapie en psychodrama, gebruikte de term ‘matrix van identiteit’. Dat lijkt op ons concept ‘blauwdruk’. Dat
is de context (vooral moeder) en bindingen in de weken na de geboorte in familie van oorsprong en is een centraal
werkinstrument in het werk van psychodrama therapeuten. Hij zag het als de bron en blauwdruk bij het aangaan en
onderhouden van alle nieuwe (sociale en beroeps) bindingen in iemands leven. (Moreno, 1977, p.64, Moreno & Fox
1987). Wij sluiten het meest aan bij Nagy (1984).
8
Deze keuze voor een verwantschappelijke insteek onderscheidt zich van de dominante intrapsychische, individu
gerichte, psychologische, psychoanalytische en psychotherapeutische benaderingen.
9
Schuetzenberger, Ancestor Syndrom, Freud psychotherapie, vrienden en partnerkeuzes
Alle zestien bindingen (gekleurde en stippellijnen) in dit exemplarische voorbeeld
zijn terug te brengen tot zes primaire bindingen in drie generaties en twee
genderrollen. Vaders, Moeders (tantes en ooms zijn ook ouderrollen), Broers en
Zussen (neven en nichten zijn brussenrollen), Opa’s, Oma’s (twee van vaders en
twee van moederskant en eventuele oudooms en oudtantes). De Bindingen
Blauwdruk maakt naast primaire bindingen ook het centrale belang van
sekse/gender, van hiërarchie, van kinderrijposities, van leeftijden, van generaties
zichtbaar. Het is een wetenschappelijk exemplarisch model omdat het ‘zoveel
mogelijk samenhang biedt op een zo heldere en simpel mogelijke manier’. De
invulling, kwaliteit van en veranderingen in al deze bindingen varieert per jongen,
per mens, per familie en per gemeenschap. Ingebed zijn in familie en sociale
netwerken is een voorwaarde tot optimale groei en leerprestaties voor kwetsbare
jongens. Naast, warme (bloed) en koude (in-laws) familie banden bestaat het leven
overal ook uit sociale verwantschappen via rolverdelingen (man-vrouw), rond arbeid
en arbeidsdeling, rond vriendschappen, vrije tijd en sport.
Familieposities is blauwdruk voor bindingen voor bindingen in sociale
netwerken
Bovenstaande afbeelding lijkt sterk op een stamboom uit de genealogie en op een
genogram in familietherapie en systeembenadering. Het lijkt ook op afbeeldingen uit
antropologische kinship theorieën.
10
Mensen zien leven natuurlijk niet alleen in
familienetwerken. Daarbuiten leven jongeren en volwassenen in vele soorten sociale
netwerken: vrienden/bekenden in de buurt/dorp/kerk, leeftijdsvriendenkringen,
hobby sport-zang-dansgroepen, collega’s netwerken op het werk, vrijwilligerswerk,
bestuurswerk, etc... Maar in ons onderzoek concentreerden wij ons op peergroepen
onder jonge mannen. De Bindingen Blauwdruk vult een fundamenteel inzicht uit
psychoanalyse en familietherapie aan. In de psychoanalyse en psychotherapie
belasten negatieve, traumatische, jeugdervaringen het volwassen leven van een
persoon. Wij gaan een stap verder. Primaire bindingen uit je families en peergroepen
vormen de blauwdruk voor alle bindingen de rest van je leven. Liefdesrelaties,
vriendschappen in de vrije tijd en verhoudingen die op je werk opbouwt kunnen
herhalingen worden van wat je thuis en onder vrienden leerde. Hoe meer je bewust
bent van primaire binden hoe meer je een eigen draai kunt geven aan bindingen in je
latere leven. Uit hulpverleningspraktijken weten we dat ontwrichtende
familiepatronen zoals seksueel misbruik, huiselijk geweld en echtscheidingen zich
kunnen herhalen in een volgende generatie. We kunnen de werking van deze
patronen nauwelijks voorkomen omdat we weinig weten over hoe die patronen van
de ene op volgende generaties worden overgedragen.
11
In kaart brengen en
10
Robin Fox (1983) Kinship and marriage: an anthropological perspective. Cambridge University Press, Cambridge.
11
Het boek The Ancestor Syndrome is een indrukwekkende uitzondering. (Dr. Anne Ancelin Schuetzenberger,
(1998). 202 pp. Routledge.
analyseren van constructieve familie patronen zijn minstens zo belangrijk dan
benoeming van destructieve patronen. Het gaat in feite om hoe constructieve en
destructieve patronen in diverse sociale systemen samenhangen en elkaar
beïnvloeden. Zonder die overdracht kunnen mensen en menselijke gemeenschappen
niet bestaan. In de antropologie is wel onderzoek gedaan naar hoe culturele patronen
worden overgedragen op volgende generaties. Vertalingen van waardevolle inzichten
vanuit antropologie naar familie therapie en jeugdzorg zijn schaars.
12
In de
antropologisch blik staan processen van cultuuroverdracht, het doordragen van
positieve culturele- en familiepatronen in het brandpunt van onderzoek en analyse.
Noodzaak sociale netwerken: peergroep bindingen
Naast familieverwantschap (bloedbanden) is sociale verwantschap (vriendenbanden)
onmisbaar voor succesvolle volwassenwording voor de meeste jonge mannen.
13
Vriendenkringen (peergroups) zijn bijzondere sociale netwerken die een
noodzakelijke beschermjas zijn met een unieke en onmisbare geborgenheid. In
peergroepen vindt een groot deel van het dichten van de maturatiekloof plaats.
Jongens leren daar hun eigenheid als (jonge) man te manifesteren en te ervaren.
14
Jonge mannen hebben in peergroepen de mogelijkheid om onderling, en tegen
andere groepen, hun individuele en groepskracht te meten. Jongens zoeken
voortdurend hun plek in peergroepen en leren hun plaats in pikordes te vinden via de
dynamiek van ranking.
15
Het gaat om meer dan alleen fysiek imponeergedrag. Het
is ook een oefening in communicatie en onderhandeling. Alle mogelijke loyaliteits-
dilemma's komen verbaal of non-verbaal aan de orde. In de peergroepen wordt de
basis gelegd voor een volwassen mannelijke identiteit.
16
Zonder peergroepen en
meidengroepen is het voor veel jongeren moeilijk de lange en grote stap naar
volwassenheid zonder kleerscheuren te maken. Peergroepen zijn ook rijke bronnen
voor beroepskrachten om volwassen wordende inspanningen van jongens in kaart te
brengen en te analyseren.
17
12
Jules Henry (1963) Culture Against Man en zijn (1965) Pathways to Madness.
13
Er zijn ook jongens die niet/weinig in peergroepen verkeren. Dat kan onvrijwillig zijn door een geïsoleerde thuis
en lokale situatie (weinig leeftijdsgenoten) of door de chronische kwetsbaarheid zoals autisme. Mijn jeugdvriend
Bert en ik hadden genoeg keuze maar verkeerden weinig of niet in peergroepen omdat wij ons daar niet thuis
voelden.
14
Die rijke bron voor kennis en onderzoek van peergroepen is, zeker in Nederland, systemisch in de sociologie en
antropologie methodisch nog weinig ontdekt en gebuikt om jongens beter te begrijpen en te begeleiden (vd Ploeg,
van Bekkum Transitionele Handboek Jeugdzorg). Straathoek- en jeugdwerkers in wijken en buurthuizen hebben wel
veel ervaringskennis maar die wordt niet gezien door onderzoekers.
15
Ranking is de groepsdynamiek die speelt altijd in mannengroepen (en vrouwengroepen). Zie Michael Lewis
(1995) Shame: The Exposed Self pp. 184.
16
Judith Harris (1999) Het misverstand opvoeding
17
Die rijke bron voor kennis en onderzoek van peergroepen is, zeker in Nederland, systemisch in de sociologie en
antropologie methodisch nog weinig ontdekt en gebruikt om jongens beter te begrijpen en te begeleiden (vd Ploeg,
van Bekkum Transitionele Benadering in Jeugdbeleid, Handboek Jeugdzorg 1998). Straathoek- en jeugdwerkers in
wijken en buurthuizen hebben wel veel ervaringskennis maar die wordt niet gezien door onderzoekers.