Content uploaded by Jürgen Magerman
Author content
All content in this area was uploaded by Jürgen Magerman on Dec 23, 2020
Content may be subject to copyright.
12
psyche.
Jaargang 32 (4), december 2020
Sinds eind 2016 loopt aan de faculteit Mens en Welzijn van de
Hogeschool Gent een onderzoeksproject naar de competenties
die hulpverleners nodig hebben om in de maatschappijge-
richte geestelijke gezondheidszorg te kunnen functioneren.
Elena Amoah, masterstudente agogische wetenschappen aan
de Vrije Universiteit Brussel, sloot zich met haar masterproef
(2019-2020) aan bij dit project. Ze verdiepte zich in de erva-
ringen van hulpverleners in mobiele psychiatrische crisisteams
(2A-teams) met de minderjarige kinderen van hun cliënten.
De relevantie om de situatie van minderjarige kinderen van
cliënten in de psychiatrische thuiszorg in kaart te brengen
blijkt groot. In Vlaanderen alleen al groeien elk jaar ongeveer
378.000 kinderen op in een gezinssituatie waarbij één of
beide ouders kampt met een psychische stoornis of een versla-
vingsproblematiek (Coppens, De Cuyper & Van Audenhove,
2018). Deze KOPP-kinderen (Kinderen van ouders met psy-
chische problemen) lopen zelf ook een verhoogd risico op het
ontwikkelen van geestelijke gezondheidsproblemen, waarbij
langdurige blootstelling aan gevoelens van angst, kwaadheid,
verlatenheid, isolatie, schaamte en schuld een rol kunnen
spelen (Gladstone e.a., 2011; Mattejat & Remschmidt, 2008;
Murphy e.a., 2011).
Op basis van 21 interviews met hulpverleners uit vier verschil-
lende mobiele crisisteams in Vlaanderen en Brussel, werden
in deze masterproef hun kennis, vaardigheden en attitude
ten aanzien van minderjarige KOPP-kinderen onderzocht.
We lichten elk van de thema’s toe met bevindingen uit de
interviews.
k Wat weten hulpverleners over KOPP-kinderen?
Op twee na, waren alle bevraagde hulpverleners goed bekend
met de term KOPP. Door het toenemende aantal begelei-
dingen in de thuisomgeving worden hulpverleners steeds
vaker geconfronteerd met problematische gezinssituaties. De
bevraagde hulpverleners geven echter aan dat de mate van
aandacht die ze aan de kinderen van cliënten besteden in de
praktijk niet altijd voldoende is. De meeste hulpverleners wij-
ten dit aan hun beperkte contacten met de kinderen tijdens de
huisbezoeken. Deze vinden immers meestal plaats wanneer de
kinderen op school zijn of ergens anders verblijven. Bovendien
hebben hulpverleners dikwijls het gevoel dat ouders hun kin-
deren liever niet betrekken in het behandelplan.
“Heel vaak willen de cliënten ons ook wel een beetje vrijwaren
van het contact met de kinderen of willen ze ons zien als de kin-
deren op school zijn, waarschijnlijk om hen daar ook niet mee te
belasten…”
Hoewel uit dit onderzoek blijkt dat hulpverleners een goed
zicht hebben op de risicofactoren voor kinderen, vinden hulp-
verleners van zichzelf dat ze over onvoldoende theoretische
achtergrond beschikken om gezinnen adequaat te kunnen
begeleiden.
“Ik moet vooral beroep doen op mijn ervaring uit de praktijk,
maar mijn theoretische kennis is heel beperkt…”
De meeste hulpverleners geven bovendien zelf aan dat het
werken in een thuiscontext te beperkt aan bod kwam in hun
opleiding en dat ze ook tijdens hun loopbaan nauwelijks trai-
ningen kregen in gezinsgerichte interventies. Een hulpverlener
formuleert zijn ervaring met kinderen van cliënten vanuit zijn
werkervaring in een psychiatrische instelling.
“Wij kennen enkel het behandelen van een groep volwassenen
zonder dat wij de thuissituatie zien. Af en toe zie je mensen op
bezoek komen en zie je ook de kinderen … maar dat is alles wat
je ziet. Je maakt in de intramurale zorg niet mee van wat je nu
wel in de huissituatie ziet…”
Ondanks gebrek aan theoretische voorkennis verwijzen veel
hulpverleners naar hun persoonlijke werk- en levenservaring
Op weg naar kindreflex en
contextgerichtheid
Wat met de kinderen van cliënten in de mobiele psychiatrische crisisteams?
De hervormingen van de geestelijke gezondheidszorg in 2010 (“Artikel 107”) maakten in België
mobiele thuiszorgteams mogelijk die zich speciek richten op volwassenen (18 tot 65 jaar). Deze
multidisciplinair samengestelde teams begeleiden cliënten in hun eigen thuisomgeving, wat be-
langrijke uitdagingen met zich meebrengt voor de hulpverleners die doorgaans vooral ervaring
hebben binnen de muren van een psychiatrische voorziening.
13
psyche.
Jaargang 32 (4), december 2020
als kennisbron om oog te hebben voor het welzijn van de
kinderen:
“Eens dat je mama bent, dan ben je daar sowieso gevoeliger voor.
Dus ik vind het goed dat ik dan ook als hulpverlener in situaties
kom met kinderen. Terwijl dat ik het ervoor, ook niet onbelang-
rijk om mee te geven, veel meer loskoppelde.”
In de wetenschappelijke literatuur pleit men resoluut voor
meer psycho-educatieve interventies tijdens de begeleiding
van gezinnen. Het voorzien van psycho-educatie op kinder-
maat – in de vorm van informatie over de psychische pro-
blemen van de ouder – kan helpen bij het verminderen van
verwarring, angsten en stress bij kinderen. Daarbij bevordert
het eveneens de copingsmechanismen bij kinderen en leidt het
tot betere communicatie over de psychische problemen tussen
gezinsleden (Cooklin, 2013; Grove e.a., 2017; Maybery e.a.,
2015).
k Wat doen hulpverleners tegenover KOPP-kinderen?
Dit onderzoek stelt vast dat hulpverleners vaak zoekende
zijn in hun handelen wanneer ze terechtkomen in complexe
gezinsproblematieken. Dit heeft naast kennistekort ook te
maken met de vaardigheden die ze ontbreken om adequaat de
situatie in te schatten en vervolgens gericht te interveniëren.
“Ik vind het ook moeilijk om vanuit onze positie bijvoorbeeld
de term ‘gevaar voor de kinderen’ te gebruiken en in te schat-
ten. Daar zijn wij niet in gespecialiseerd. Ik vind ook niet dat
wij daar gespecialiseerd in moeten zijn, want daar zijn andere
diensten voor.”
Hulpverleners zijn daarom eerder geneigd om de specifieke
zorg voor KOPP-kinderen uit te besteden aan gespecialiseerde
diensten, uit bezorgdheid om zelf verkeerde interventies te
ondernemen. Vooral het eerste contact met de cliënt is bepa-
lend voor de mate waarin hulpverleners aandacht hebben
voor de kinderen. Hulpverleners maken tijdens de eerste
kennismaking een globale inschatting van de toestand. Er
wordt hierbij rekening gehouden met diverse aspecten zoals
de wooninfrastructuur, de draagkracht van de ouder(s), de
ouder-kindrelatie en het fysiek en psychisch welbevinden van
de kinderen.
“Je komt binnen en je ziet de kinderen en je kijkt naar die gastjes.
En vooral naar de interactie tussen de ouders en de kinderen. Hoe
loopt de interactie tussen de mensen? Worden de kinderen gezien?
Hoe verschilt de interactie met de vader, de moeder,…”
Toch is het niet vanzelfsprekend voor hulpverleners om
automatisch kinderen mee te betrekken in het behandelplan
van de cliënt. De acute crisis van de cliënt krijgt omwille van
het urgente karakter vanzelfsprekend voorrang. Een dubbele
focus aanhouden op zowel de cliënt als hun kinderen blijkt
in de praktijk geen evidentie. In sommige situaties ontken-
nen ouders ook de negatieve impact van hun situatie op hun
kinderen. Soms is de hulpverlenersrelatie nog te broos om het
onderwerp kinderen ter sprake te brengen.
“De ouders staan daar niet voor open. Ze hebben de neiging om
dat te minimaliseren of je ziet dat er schaamte heerst rond de
situatie. Of je voelt aan dat ze het wat afblokken door te zeggen
dat er geen probleem is, terwijl wij dat gevoel wél hebben. Dit is
een belemmering, omdat je dan ergens blok staat.”
In de wetenschappelijke literatuur wordt het behouden van
een dubbele focus als een belangrijke doelstelling beschouwd
(Maybery & Reupert, 2009; Tchernegovski e.a., 2018).
Hulpverleners in ons onderzoek onderscheiden volgende ele-
menten in deze dubbele focus:
−het nauwlettend observeren van de omgeving
−het actief luisteren naar de hulpvraag
−het informeren van de ouders over de mogelijke negatieve
impact
−het versterken in de ouderrol.
Zo gaven enkele hulpverleners aan dat ze ouders informatie
over KOPP bezorgen of ouders helpen bij het voorbereiden
van een gesprek met hun kinderen.
Volgens wetenschappelijke literatuur zorgt het behoud van
deze dubbele focus, zoals het versterken van de ouder in zijn of
haar ouderrol, voor minder stress en angsten bij hulpverleners
die zowel aan de noden van cliënten als aan die van de kinde-
ren willen voldoen (Tchernegovski e.a., 2018).
k Welke attitude nemen hulpverleners aan tegenover
KOPP-kinderen?
Hoewel hulpverleners aangeven dat ze het zelf belangrijk vin-
den om kinderen mee te ondersteunen, blijkt dit strikt geno-
men niet steeds expliciet opgenomen te zijn in hun takenpak-
ket. Hierdoor ontstaat er verwarring over hun zorgmandaat.
“Soms maak ik me wel de bedenking over waar mijn focus dan
ligt. Ligt mijn focus op de cliënt of op het systeem? Want eigenlijk
ligt mijn focus in de eerste plaats op de cliënt los van zijn systeem
en van zijn kinderen, terwijl je dat eigenlijk niet los van elkaar
kunt zien.”
Zo geven hulpverleners aan dat er een evenwicht moet worden
gevonden tussen het uitvoeren van de formele doelstelling
van het mobiele crisisteam en de praktijk die vaak complexer
is. Zo is het voor hulpverleners dikwijls een zoektocht naar
het vinden van een evenwicht tussen het vasthouden aan de
formele leeftijdscategorie voor mobiele crisisteams enerzijds
(18+) en het mee betrekken van minderjarige kinderen ander-
zijds.Terzelfdertijd benadrukken hulpverleners dat de aan-
dacht die in hun begeleidingen uitgaat naar het systeem rond
de cliënt aanzienlijk is toegenomen. De focus beperkt zich
echter tot het betrekken van volwassen relevante derden, zoals
partners, (groot)ouders, vrienden, etc. KOPP-kinderen blijven
daarentegen vaak onder de radar, tenzij ze een prominente rol
spelen in de psychiatrische problematiek van de ouder.
Daarnaast blijken binnen dit onderzoek grote individuele
verschillen te bestaan tussen hulpverleners: zij die een dubbele
focus willen bewaken versus zij die zich vooral focussen op de
individuele noden van de cliënt in crisis. In de wetenschap-
pelijke literatuur wordt deze individuele cliëntbenadering
in verband gebracht met een eerder traditionele categoriale
aanpak binnen de geestelijke gezondheidszorg, waarbij er een
duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de dienstver-
14
psyche.
Jaargang 32 (4), december 2020
lening voor volwassenen en die voor kinderen (Maybery &
Reupert, 2006; Maybery & Reupert 2009). Dit bemoeilijkt
echter het ondernemen van gezinsgerichte interventies bij
hulpverleners en gespecialiseerde diensten die geconfronteerd
worden met problematische gezinssituaties (Foster e.a., 2012;
Maybery e.a., 2016).
k Besluit en aanbevelingen
De meeste hulpverleners geven aan kinderen van cliënten
dikwijls over het hoofd te zien. Dit is volgens hen omdat
ze onvoldoende geïnformeerd zijn over hun aanwezigheid
of de kinderen niet ontmoeten tijdens de begeleidingen. De
meerderheid van de hulpverleners geeft aan meer alert te wil-
len zijn voor de aanwezigheid van de kinderen en hebben de
intentie hen meer te betrekken via gezinsgerichte interventies.
Hiervoor hebben ze echter nood aan bijkomende opleidingen
en intervisies.
Bovendien blijkt uit dit onderzoek dat hulpverleners met meer
kennis en vaardigheden over gezinsgerichte interventies meer
zelfvertrouwen ervaren om kinderen te benaderen en hen te
betrekken in het behandelplan. Dit zelfvertrouwen blijkt een
belangrijke factor te zijn om gezinsgerichte interventies te dur-
ven uitvoeren. Hulpverleners die zelf een ouderrol vervullen
of (eerdere) professionele ervaring hebben met het betrekken
van kinderen, geven aan meer geneigd te zijn om aandacht te
hebben voor het welzijn van de kinderen.
Om de kennis van mobiele hulpverleners te verhogen, zou
het inzetten van de kindreflex (www.kindreflex.be) een meer-
waarde kunnen betekenen. Dit digitaal platform stimuleert
hulpverleners om met hun cliënten in gesprek te gaan over het
thema ouderschap. Bovendien biedt het een aantal methodie-
ken aan die hulpverleners kunnen helpen bij het detecteren
van verontrustende gezinssituaties en om de veiligheid in
gezinnen zo snel mogelijk terug te brengen.
Organisatorische bijsturingen op macro- en mesoniveau
kunnen hulpverleners in mobiele crisisteams ondersteunen
om meer contextgericht te werken tijdens hun dagdagelijkse
begeleiding van cliënten. Dit kan ondersteund worden door
beleidskeuzes, procedurele aanpassingen, erkenning en mid-
delentoekenning voor systeem- en contextgericht werk en
een meer ondersteunende organisatiecultuur. De beschik-
baarheid van en afstemming tussen mobiele crisisteams en
diensten zoals CAW, Kind&Gezin en CLB, evenals het
wegwerken van wachtlijsten in gespecialiseerde diensten, kan
de ondersteuning van KOPP-kinderen vergemakkelijken.
Binnen de mobiele crisisteams zou de contextgerichtheid
verankerd moeten worden in de visie en kan ook een KOPP-
referentiepersoon een meerwaarde betekenen. Deze referentie-
persoon kan, naast het inhoudelijk ondersteunen van collega’s,
helpen bij het uitbouwen van een netwerk en indien nodig
gerichte doorverwijzingen faciliteren.
Elena Amoah
master in agogische wetenschappen | elena.amoah@gmail.com
Stefaan De Smet
lector en onderzoeker geestelijke gezondheidzorg Hogeschool Gent |
stefaan.desmet@hogent.be
Jürgen Magerman
tot recent onderzoeksmedewerker Expertisecentrum Quality of Life
(E-QUAL) & docent vakgroep Orthopedagogiek Hogeschool Gent, nu
docent verpleegkunde Hogeschool VIVES | jurgen.magerman@vives.be
Masterproef
Amoah, E. A. (2020). Mobiele crisisteams. Wat met de de kinde-
ren van de cliënt? Een kwalitatief onderzoek naar de competenties
van zorgprofessional in Mobiele Crisisteams tegenover min-
derjarige kinderen van ouders met psychische problemen (Vrije
Universiteit Brussel).
Referenties
·Cooklin, A. (2013). Promoting children’s resilience to parental mental
illness: Engaging the child’s thinking. Advances in Psychiatric Treatment,
19(3), 229–240. https://doi.org/10.1192/apt.bp.111.009050
·Coppens, E., De Cuyper, K., & Van Audenhove, C. (2018). De
Kindreflex: De ontwikkeling van een Vlaamse Kindcheck met toepassing in
de geestelijke gezondheidszorg (Nr. 13). Leuven: Steunpunt WVG.
·Foster, K. P., Hills, D., & Foster, K. N. (2018). Addressing the
support needs of families during the acute hospitalization of a parent
with mental illness: A narrative literature review.
International Journal of Mental Health Nursing, 27(2), 470–482.
https://doi.org/10.1111/inm.12385
·Gladstone, B. M., Boydell, K. M., Seeman, M. V., & McKeever, P.
D. (2011). Children’s experiences of parental mental illness: A literature
review. Early Intervention in Psychiatry, 5(4), 271–289.
https://doi.org/10.1111/j.1751-7893.2011.00287.x
·Grove, C., Riebschleger, J., Bosch, A., Cavanaugh, D., & van der
Ende, P. C. (2017). Expert views of children’s knowledge needs
regarding parental mental illness. Children and Youth Services Review;
Oxford, 79, 249.
·Mattejat, F., & Remschmidt, H. (2008). The Children of Mentally Ill
Parents. Deutsches Ärzteblatt International, 105(23), 413–418.
https://doi.org/10.3238/arztebl.2008.0413
·Maybery, D., Goodyear, M., Reupert, A. E., & Grant, A. (2016).
Worker, workplace or families: What influences family focused practices
in adult mental health? Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing,
23(3–4), 163–171. https://doi.org/10.1111/jpm.12294
·Maybery, D., & Reupert, A. (2009). Parental mental illness: A review
of barriers and issues for working with families and children.
Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 16(9), 784–791.
https://doi.org/10.1111/j.1365-2850.2009.01456.x
·Maybery, D., & Reupert, A. (2006). Workforce Capacity to Respond
to Children Whose Parents have a Mental Illness.
Australian & New Zealand Journal of Psychiatry, 40(8), 657–664.
https://doi.org/10.1080/j.1440-1614.2006.01865.x
·Maybery, D., Reupert, A., & Goodyear, M. (2015). Goal setting
inrecovery: Families where a parent has a mental illness or a dual
diagnosis. Child & Family Social Work, 20(3), 354–363.
https://doi.org/10.1111/cfs.12084
·Murphy, G., Peters, K., Jackson, D., & Wilkes, L. (2011).
A qualitative meta-synthesis of adult children of parents with a mental
illness. Journal of Clinical Nursing, 20(23–24), 3430–3442.
http://dx.doi.org/10.1111/j.1365-2702.2010.03651.x
·Tchernegovski, P., Hine, R., Reupert, A. E., & Maybery, D. J.
(2018). Adult mental health clinicians’ perspectives of parents with a
mental illness and their children: Single and dual focus approaches.
Bmc Health Services Research, 18, 611.
https://doi.org/10.1186/s12913-018-3428-8