ArticlePDF Available

Opilo mollis (Coleoptera: Cleridae) in de Benelux

Authors:

Abstract and Figures

Following the capture of two specimens of Opilo mollis (Linnaeus, 1758) in 2017 and 2019 at Oudergem (Brussels-Capital Region, Belgium), the first author decided to gather all information about the presence of this species in the Benelux countries. This beetle lives under the bark of decaying stems and branches of deciduous trees which are colonized by bark beetles. Everywhere it is very rare. The distribution map shows that it is unknown in some regions of Benelux.
Content may be subject to copyright.
Phegea 48 (4) 01.xii.2020: 138 ISSN 0771-5277
Opilo mollis (Coleoptera: Cleridae) in de Benelux
Willy Troukens & Alain Drumont
Samenvatting. Naar aanleiding van twee vangsten van Opilo mollis (Linnaeus, 1758) in 2017 en 2019 te Oudergem (Brussels
Hoofdstedelijk Gewest, België) besloot de eerste auteur een studie te maken over de verspreiding van deze soort in de Benelux.
Deze kever leeft onder schors van dode takken en stammen van loofhout waar hij jaagt op schorskevers. Hij is overal zeldzaam.
De verspreidingskaart toont aan dat hij in sommige streken volledig ontbreekt.
Abstract. Following the capture of two specimens of Opilo mollis (Linnaeus, 1758) in 2017 and 2019 at Oudergem (Brussels-
Capital Region, Belgium), the first author decided to gather all information about the presence of this species in the Benelux
countries. This beetle lives under the bark of decaying stems and branches of deciduous trees which are colonized by bark
beetles. Everywhere it is very rare. The distribution map shows that it is unknown in some regions of Benelux.
Résumé. A la suite de deux captures d’Opilo mollis (Linnaeus, 1758) en 2017 et 2019 à Auderghem (Région de Bruxelles-
Capitale, Belgique), le premier auteur a décidé de commencer une étude concernant la répartition de cette espèce au sein du
Bénélux. Ce coléoptère vit sous l’écorce des troncs et des branches morts des arbres feuillus où il pourchasse les coléoptères
xylophages. Il est partout rare et la carte de répartition démontre qu’il est complètement absent de certaines régions des trois
pays composant le Bénélux.
Key words: Coleoptera Cleridae Opilo mollis Faunistics Benelux.
Troukens W.: Ninoofsesteenweg 782/8, B-1070 Anderlecht, Belgium. willy.troukens@gmail.com
Drumont A.: Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), Taxonomie en Phylogenie Entomologie,
Vautierstraat 29, B-1000 Brussel, Belgium. alain.drumont@naturalsciences.be
Inleiding
In 2017 werd in de Botanische Tuin Jean Massart te
Oudergem (Brussels Hoofdstedelijk Gewest - BHG) een
exemplaar aangetroffen van de zachtharige mierkever,
Opilo mollis (Linnaeus, 1758) (Coleoptera: Cleridae) (leg.
Alain Drumont & Hugo Raemdonck). De kever werd
gevonden in een raamval van het type Crosstrap (Econex,
Muria, Spanje) met paddenstoelen als lokmiddel, vooral
oesterzwammen (Pleurotus sp.), vermengd met
champignons (Agaricus bisporus) (Fig. 1).
Fig. 1. Raamval, type Crosstrap, voorzien van paddenstoelen
als aas (Oudergem, Botanische Tuin J. Massart, 2017). © Alain Drumont.
Deze paddenstoelen werd in nylon kousen gestopt en
bevestigd bovenaan de val. Deze val werd opgesteld aan
een bosrand boven een stapel takken van loofhout (Fig.
2). De paddenstoelen werden elke 3 à 4 weken vervangen
en het was op zo een moment dat het eerste exemplaar
werd ontdekt (24.v.1.vi.2017, in coll. KBIN).
In 2019 werd een tweede exemplaar aangetroffen in
dezelfde omstandigheden (Fig. 3). Deze keer was de
opvangpot verbonden met een korf die voor de helft
gevuld was met oesterzwammen en champignons. Later
in het seizoen werd de korf verder aangevuld met
paddenstoelen die ter plaatse werden verzameld (Fig. 4).
De val was omringd door 5 raamvallen van het type
Crosstrap. Dit exemplaar van O. mollis werd ontdekt
tijdens een controle na een periode die duurde van 6 tot
18 juni 2019 (in coll. Hugo Raemdonck).
Het gaat hier om de eerste meldingen van deze
mierkever in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De
ontdekking van deze twee exemplaren heeft ons ertoe
aangezet om een onderzoek te starten over hun biologie
en hun verspreiding in de Benelux.
De familie Cleridae (Mierkevers)
De Benelux telt 16 soorten Cleridae (Drumont et. al.
2011; Vorst 2010: 119). Hiervan moeten 2 species als
adventief beschouwd worden, nl. Clerus mutillarius
(Fabricius, 1775) (Troukens 1999: 2931) en Tarsostenus
carus (Newman, 1840) (Troukens 2018: 199120). De
vertegenwoordigers van deze familie zijn middelgrote
kevers, vaak met bonte kleuren of met een donkere
metaalglans. Hun lichaam is behaard. De sprieten zijn 11-
ledig, soms gezaagd, maar meestal draadvormig met een
3-ledige eindknots. De tarsen zijn 5-ledig schijnbaar 4-
ledig waarvan de eerste 3 hartvormig verbreed zijn
(Lyneborg 1977: 112). Zowel de larven als de imago’s
leven als carnivoren van andere insecten. Sommige
imago’s bezoeken ook bloemen en vreten stuifmeel. Een
ISSN 0771-5277 Phegea 48 (4) 01.xii.2020: 139
Fig. 2. Opgestapeld hout met raamval (Oudergem, Botanische Tuin J. Massart, 2017).© Alain Drumont.
Fig. 3. Korf met paddenstoelen, omringd door 5 raamvallen, type
Crosstrap (Oudergem, Botanische Tuin J. Massart, 2019). © Alain
Drumont.
geval apart vormen de bijenwolf, Trichodes apiarius
(Linnaeus, 1758), wiens larven als parasiet leven in
bijennesten en de Necrobia-soorten die zich voeden met
droge of rottende dierlijke stoffen (Harde et. al. 1982:
154). Tegenwoordig schat men het aantal Cleridae-
soorten wereldwijd op meer dan 4000 (Willner 2013: 164
167). Beschrijving van O. mollis
(Fig. 5)
O. mollis is een slanke kever van 8 à 13 mm. Zijn
lichaam is licht- tot donkerbruin, bedekt met lange,
zijdeachtige haren (du Chatenet 2000: 45). Sprieten
geelbruin, vrij lang, met 3 verdikte eindleden (Kuhnt 1911:
465). Poten geelbruin; de bovenhelft van de dijen
zwartbruin. Dekschilden breder in de achterste helft. Elk
dekschild vanaf de schouder tot de naad met een schuine
roodbruine vlek, maar onderbroken door de 3de
tussenruimte; een brede, gele dwarsband achter het
midden die niet reikt tot aan de naad; en tenslotte een
gele apicale vlek (Lohse 1979: 9091). De dekschilden zijn
voorzien van stippelstrepen die achter het midden
geleidelijk verdwijnen; de beide zijstrepen zijn
onregelmatig bestippeld; de 7de tussenruimte fijn,
kielvormig verheven (Keer 1930: 454).
O. mollis kan bij een vluchtige waarneming verwisseld
worden met de verwante O. domesticus (Sturm, 1837).
Deze laatste is bleker. Bovendien zijn de stippelstrepen
volledig en ontbreekt het kieltje in de 7de tussenruimte
(Lohse 1979: 9091).
Phegea 48 (4) 01.xii.2020: 140 ISSN 0771-5277
Fig. 4. Binnenzicht van de korf met ter plaatse verzamelde paddenstoelen (Oudergem, Botanische Tuin J. Massart, 2019).© Alain Drumont.
Levenswijze
O. mollis is te vinden in bosgebieden en parken met
oude loof- en naaldbomen (Albouy & Richard 2019: 212).
Zowel de larven als de imago’s leven achter schors of in
het hout van dode takken en stammen. Ze maken jacht op
andere insecten zoals Pissodes-larven (Curculionidae)
(Keer 1930: 454) en klopkevers (Ernobinae: Anobiidae)
(Albouy & Richard 2019: 212).
Uit de 79 vanggegevens waarover wij konden
beschikken blijkt dat de meeste exemplaren werden
ontdekt op stammen van dode loofbomen, nl. op knotwilg
(Salix alba), beuk (Fagus), esdoorn (Acer), eik (Quercus),
walnoot (Juglans regia), linde (Tilia) en hazelaar (Corylus).
Keer (1930: 454) noemt bovendien ook nog iep (Ulmus) en
klimop (Hedera helix). O. mollis voelt zich ook thuis in
oude boomgaarden. In 2017 verzamelde Luc Crevecoeur
8 exemplaren in hoogstamboomgaarden op 4
verschillende lokaliteiten in Limburg. De kever wordt ook
wel eens ontdekt op plaatsen waar men hem niet zou
verwachten. Begin april 2005 na een lange winter
inspecteerde de Franse imker Xavier Lair, voor het eerst
zijn bijenkasten te Saint-Martin-de-Cenilly (Normandië).
In één van de kasten zaten tussen het dak en het
framedeksel, behalve enkele mieren (Lasius) en
oorwormen (Dermaptera), ook een soort mierkevertje.
Het beestje bleef daar rustig zitten en zat schijnbaar op
iets te wachten. De imker dacht eerst aan de beruchte
bijenwolf, T. apiarius, en bezorgde het insect ter
determinatie aan zijn vriend-entomoloog Alain Livory. Het
bleek geen bijenwolf te zijn maar wel de plaatselijk zeer
zeldzame O. mollis. Men kan zich afvragen of zijn
aanwezigheid op de bijenkast wel echt toevallig was. Of
zou hij zich bij gelegenheid ook wel eens laten verleiden
door het bijenbroed (Lair 2005: 44)?
De imago’s van O. mollis zijn het hele jaar aan te
treffen, vooral van maart tot augustus, maar met een
duidelijke piek in juni en juli. Om ze te vangen kan men het
best gebruik maken van het klopscherm. Dat de kevers
ook ’s nachts actief zijn blijkt uit een lichtvangst op
3.vi.2017 te Lier (AN) (leg. Wim Veraghtert /
Waarnemingen.be) en op 21.viii.2019 een vangst op
smeer te Vossem (VB) (leg. Ralph. V./Waarnemingen.be).
Fig. 5. Opilo mollis (Linnaeus, 1758). Finnevaux (NA), 2.vi.2005.
© Gérard Minet.
Verspreiding
(Fig. 6)
O. mollis bewoont het grootste deel van Europa maar
ontbreekt in het noorden en op het Iberisch schiereiland
(du Chatenet 2000: 45). Hij is overal zeldzaam.
In Nederland wordt deze soort weinig opgemerkt. Hij
is nu bekend van 15 vindplaatsen, vooral in Zuid-Limburg.
Elders gaat het om occasionele of eenmalige vondsten.
Sinds de eeuwwisseling zijn slechts 3 vangsten gemeld, nl.
te Schinnen (LI), 6.xi.2002 1 ex.; Eijsden (LI), 18.x.2002 1
ex. op dood berkenhout (Carpinus) (Dré Teunissen, pers.
med.) en te Well-Leukermeer (LI), 8.xii.2013 1 ex. (leg.
Twan Martens/Waarneming.nl).
ISSN 0771-5277 Phegea 48 (4) 01.xii.2020: 141
Fig. 6. Vindplaatsen van Opilo mollis (Linnaeus, 1758) in de Benelux.
Kleurverklaring: blauw = tot en met 2000; rood = na 2000; zwart: zowel
tot 2000 als na 2000.
In België is O. mollis waarschijnlijk altijd inheems
geweest. Het oudste exemplaar in de collecties van het
KBIN te Brussel werd gevangen op 15.v.1898 te Genval
(BW) door de bekende entomoloog Félix Guilleaume.
Sindsdien wordt de kever in ons land regelmatig
gesignaleerd maar in bepaalde streken voelt hij zich
blijkbaar minder thuis. Grosso modo komt hij alleen voor
ten oosten van de lijn Antwerpen-Brussel-Charleroi (zie
fig. 6). Toch zijn uit Oost-Vlaanderen ook twee vangsten
bekend maar deze moeten beschouwd worden als
adventieven. Het eerste werd op 28.viii.1987 gevonden te
Hamme (OV) onder schors van ingevoerd eikenhout uit
Frankrijk (leg. René Pletinck); het tweede werd op
15.iii.2019 binnenshuis ontdekt te Astene (OV) (leg.
Jeroen Van Wichelen/Waarnemingen.be).
Ook in het Groothertogdom Luxemburg is O. mollis
een zeldzaamheid. Wij kennen slechts twee recente
vangsten, nl. te Frisange/Aspelt, 7.vi.2007 1 ex., geklopt
uit een dode tak van een linde (leg. Raoul Gerend) en te
Schengen, 5 ex., verzameld in de jaren 2008-2009 in het
bosgebied “Grouf” (Köhler 2013: 51-107).
Besluit
Uit deze studie blijkt dat O. mollis te vinden is op dood
hout in bossen, parken en hoogstamboomgaarden. In de
datagegevens is er telkens sprake van loofhout, nooit van
naaldhout, dit in tegenstelling tot wat de meeste
kevergidsen vermelden. Het kaartje toont in elk geval aan
dat de soort ontbreekt in de 16.000 ha naaldbossen van
Belgisch Limburg. Zou het kunnen dat O. mollis en
O. domesticus soms met elkaar verward worden? Van
O. domesticus weten wij dat hij vooral gevonden wordt in
oude gebouwen met dakconstructies, gemaakt van
naaldhout, waar hij jacht maakt op het klopkevertje,
Ernobius mollis (Linnaeus, 1758). Hopelijk kunnen
toekomstige vangsten hieromtrent wat meer klaarheid
scheppen.
Dankwoord
Informatie en datagegevens voor dit artikel werden
ons vriendelijk bezorgd door de volgende personen: Luc
Crevecoeur (Genk), Wouter Dekoninck (KBIN, Brussel),
Maurice Delwaide (Liège), Raoul Gerend (Dudelange,
Groothertogdom Luxemburg), Jean-Michel Lempereur
(Falisolle), Gérard Minet (Feschaux), René Pletinck
(Hamme), Hugo Raemdonck (Ganshoren), Michel Rouard
(Rance), Dré Teunissen (Eindhoven, NL), Raymond
Vandenhoudt (Aarschot) en Francesco Vitali
(Luxembourg, Groothertogdom Luxemburg). Deze
publicatie is tevens het resultaat van een onderzoek naar
de entomofauna van de Botanische Tuin Jean Massart,
een project met steun van Leefmilieu Brussel. In dit
verband danken wij vooral Barbara Dewulf, Frédéric
Fontaine en Guy Rotsaert (Afdeling Groene Ruimten
Biodiversiteit) en Olivier Beck (projectleider) voor hun
aanmoediging en het verlenen van de nodige
vergunningen. Wij danken ook het personeel van de
Botanische Tuin Jean Massart: Thierry Bruffaerts (site-
verantwoordelijke Brussel-Milieu), Jean Vermander, Youri
Rouge en Hernando Montenegro (Université Libre de
Bruxelles), evenals het technisch team van de plaatselijke
plantsoendienst voor hun hartelijk onthaal en hun
interesse voor ons onderzoek. Voor de verspreidingskaart
werd ook dankbaar gebruik gemaakt van alle gegevens uit
Waarnemingen.be, Waarneming.nl en uit de databank
van de “Saproxylic beetles from Belgium”. Tenslotte nog
een extra woordje van dank voor Gérard Minet die ons de
foto bezorgde en voor Evelyne Ravert (Sint-Jans-
Molenbeek) die de beeldkwaliteit van de foto
optimaliseerde. Aan allen hartelijk dank!
Bibliografie
Albouy V., Kerkhof S. & Richard D. 2019. Veldgids kevers van Europa. KNNV Uitgeverij, Zeist, 399 pp.
Drumont A. & Grootaert P. 2011. Saproxylic beetles from Belgium, online distribution maps of species (Coleoptera). World Wide
Web electronic publication http://projects.biodiversity.be/beetles/).
du Chatenet G. 2000. Coléoptères phytophages d’Europe. N.A.P. Editions, Vitry-sur-Seine, 359 pp.
Harde K. W. & Severa F. 1982. Thieme’s kevergids: de Middeneuropese kevers. W. J. Thieme & Cie, Zutphen, 316 pp.
Keer P. M. 1930. Calwer keverboek. W. J. Thieme & Cie, Zutphen, 1330 pp.
Phegea 48 (4) 01.xii.2020: 142 ISSN 0771-5277
Köhler F. 2013. Die Totholzkäfer (Coleoptera) des Naturwaldreservates “Grouf” (2008–2009). Naturwaldreservate in Luxemburg.
Zoologische und botanische Untersuchungen “Grouf” 2007-2011. Naturverwaltung Luxemburg 10: 51107.
Kuhnt P. 1911. Illustrierte Bestimmungstabellen der Käfer Deutschlands. E. Schweizerbart’sche Verlagsbuchhandlung, Stuttgart,
1138 pp.
Lair X. 2005. Apis millifera: une espèce en danger. L’Argiope 48: 3757.
Lohse G. A. 1979. Familie: Cleridae. In: Freude H., Harde K. W. & Lohse G. A. (eds.). Die Käfer Mitteleuropas, Band 6. Goecke &
Evers, Krefeld, pp. 8498.
Lyneborg L. 1977. Kevers in kleur. Moussault’s Uitgeverij B.V., Baarn, 187 pp.
Troukens W. 1999. Mierkevers aan de westrand van Brussel (Coleoptera: Cleridae). Phegea 27(1): 2931.
Troukens W. 2018. Opnieuw een vangst van Tarsostenus carus (Coleoptera: Cleridae) in België. Phegea 46(3): 119120.
Vorst O. 2010. Catalogus van de Nederlandse kevers (Coleoptera), CD-bijdrage. Monografieën van de Nederlandse Entomologische
Vereniging 11, Amsterdam, 317 pp.
Waarnemingen.be (bezocht 1 april 2020).
Waarneming.nl (bezocht 1 april 2020).
Willner W. 2013. Taschenlexicon der Käfer Mitteleuropas. Die wichtigsten Arten in Porträt. Quelle & Meyer Verlag, Wiebelsheim,
399 pp.
_______________________________________________________________
Korte mededeling
Rups van Ligusterpijlstaart Sphinx ligustri (Lepidoptera: Sphingidae)
op Sierstruik Spiraea nipponica (Rosaceae)
André Verboven
Tijdens werkzaamheden in mijn tuin in Heverlee, Vlaams-Brabant op 15 augustus 2020 ontdekte ik een volgroeide
rups van Ligusterpijlstaart Sphinx ligustri Linnaeus, 1758 op een sierstruik, Spiraea nipponica Maxim.“June Bride”,
afkomstig uit Japan en voor zover ik kon nagaan nog niet gemeld als voedselplant voor deze soort (Robinson et al. 2010).
De rups leeft polyfaag op een aantal bomen en struiken, waaronder ook twee soorten uit het geslacht Spiraea:
S. chamaedryfolia L. en S. salicifolia L..
Referentie
Robinson G. S., Ackery P. R., Kitching I. J., Beccaloni G. W. & Hernández L. M. 2010. HOSTS A Database of the World's Lepidopteran
Hostplants. Natural History Museum, London. http://www.nhm.ac.uk/hosts. (Geraadpleegd: 17 augustus 2020).
_______________________________________________________________
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
Veldgids kevers van Europa
  • V Albouy
  • S Kerkhof
  • D Richard
Albouy V., Kerkhof S. & Richard D. 2019. Veldgids kevers van Europa. -KNNV Uitgeverij, Zeist, 399 pp.
Saproxylic beetles from Belgium, online distribution maps of species (Coleoptera)
  • A Drumont
  • P Grootaert
Drumont A. & Grootaert P. 2011. Saproxylic beetles from Belgium, online distribution maps of species (Coleoptera). -World Wide Web electronic publication http://projects.biodiversity.be/beetles/).
Coléoptères phytophages d'Europe
  • G Du Chatenet
du Chatenet G. 2000. Coléoptères phytophages d'Europe. -N.A.P. Editions, Vitry-sur-Seine, 359 pp.
Thieme's kevergids: de Middeneuropese kevers
  • K W Harde
  • F Severa
Harde K. W. & Severa F. 1982. Thieme's kevergids: de Middeneuropese kevers. -W. J. Thieme & Cie, Zutphen, 316 pp.
Die Totholzkäfer (Coleoptera) des Naturwaldreservates "Grouf
  • F Köhler
Köhler F. 2013. Die Totholzkäfer (Coleoptera) des Naturwaldreservates "Grouf" (2008-2009). Naturwaldreservate in Luxemburg. Zoologische und botanische Untersuchungen "Grouf" 2007-2011. -Naturverwaltung Luxemburg 10: 51-107.
Illustrierte Bestimmungstabellen der Käfer Deutschlands
  • P Kuhnt
Kuhnt P. 1911. Illustrierte Bestimmungstabellen der Käfer Deutschlands. -E. Schweizerbart'sche Verlagsbuchhandlung, Stuttgart, 1138 pp.
Apis millifera: une espèce en danger
  • X Lair
Lair X. 2005. Apis millifera: une espèce en danger. -L'Argiope 48: 37-57.
Die Käfer Mitteleuropas
  • G A Lohse
Lohse G. A. 1979. Familie: Cleridae. -In: Freude H., Harde K. W. & Lohse G. A. (eds.). Die Käfer Mitteleuropas, Band 6. -Goecke & Evers, Krefeld, pp. 84-98.
Kevers in kleur. -Moussault's Uitgeverij B
  • L Lyneborg
Lyneborg L. 1977. Kevers in kleur. -Moussault's Uitgeverij B.V., Baarn, 187 pp.
  • W Troukens
Troukens W. 1999. Mierkevers aan de westrand van Brussel (Coleoptera: Cleridae). -Phegea 27(1): 29-31.