Thesis

Economic, Social and Cultural Rights: General Obligations in the African Charter on Human and Peoples’ Rights

Authors:
To read the full-text of this research, you can request a copy directly from the author.

Abstract

Samenvatting: Voedsel, gezondheidszorg, huisvesting en water zijn basisgoederen en –diensten die noodzakelijk zijn om een menswaardig leven te kunnen leiden. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden, waarin individuen op de steun van anderen of van de overheid moeten rekenen, kan men deze basisnoden vervullen door te werken, of door op een andere manier eigendommen te vergaren. Het fundamentele belang van toegang tot deze goederen en diensten, is wereldwijd erkend door de formulering van mensenrechten: economische, sociale (en culturele) rechten (ESC rechten) maken sinds de Universele Verklaring van de Mensenrechten (1948) deel uit van het arsenaal van universele mensenrechten. Staten die partij zijn bij internationale mensenrechtenverdragen in dit domein, hebben internationaalrechtelijke verplichtingen om deze rechten ten uitvoer te brengen. Behalve op het niveau van de Verenigde Naties, krijgen deze rechten en de bijhorende verplichtingen vorm in verdragen die worden afgesloten binnen regionale organisaties. In Europa is dat in de eerste plaats de Raad van Europa. Daarnaast is er op het Amerikaanse continent de Organisatie van Amerikaanse Staten. Dit proefschrift handelt over mensenrechtenbescherming op het Afrikaanse continent, binnen het kader van de Afrikaanse Unie. Het voornaamste mensenrechtenverdrag van de Afrikaanse Unie is het Afrikaans Handvest van de Rechten van Mensen en Volkeren. Dit onderzoek handelt over de interpretatie van de ESC rechten in het Handvest. Het zoomt met name in op de reikwijdte van de algemene statenverplichtingen onder dit verdrag. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de verplichting van ‘progressieve verwezenlijking’ van ESC rechten. Vervolgens worden twee algemene verplichtingen onderzocht die gelden als uitzonderingen op het principe van progressieve verwezenlijking, omdat ze een onmiddellijk karakter hebben. Dit zijn de ‘minimale kernverplichtingen’ en het principe van gelijkheid/non-discriminatie. Daarna komen de beperkingsmodaliteiten van ESC rechten aan bod, en tenslotte het belang van de participatie van individuen en groepen bij de tenuitvoerlegging van ESC rechten. In dit onderzoek wordt de tekst van het Afrikaans Handvest geanalyseerd, samen met de bevindingen van de Afrikaanse Commissie voor de Rechten van Mensen en Volkeren, en het Afrikaans Hof voor de Rechten van Mensen en Volkeren. Deze bevindingen zijn vervat in diverse bronnen: (quasi-) gerechtelijke uitspraken, commentaren, verklaringen, richtlijnen, opinies, principes, rapporten en resoluties. Het onderzoek betrekt ook andere regionale systemen in de analyse, met name de interpretatie van het Europees Sociaal Handvest, het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR), het Amerikaans Verdrag van de Rechten van de Mens, en het toegevoegd Protocol bij het Amerikaans Verdrag van de Rechten van de Mens in het domein van Economische, Sociale en Culturele Rechten (Protocol van San Salvador). Daarbij komt ook de interpretatieve praktijk aan bod van het Europees Comité voor Sociale Rechten, het VN Comité inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (CESCR), de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens, en het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens. Het onderzoek stelt vast de erkenning van ESC rechten in de tekst van het Afrikaans Handvest verdergaande overheidsverplichtingen omvat dan deze in het Europees Sociaal Handvest, het IVESCR en het Protocol van San Salvador. Het stelt ook vast dat de Afrikaanse Commissie deze overheidsverplichtingen reduceert door de ESC rechten in het Afrikaans Handvest te interpreteren in lijn met het IVESCR en de interpretatieve praktijk van de CESCR. De Afrikaanse Commissie voerde met name het concept van progressieve verwezenlijking in zonder dit aan te passen aan de tekstuele 316 context van het Handvest. Ze introduceerde bovendien een algemene beperkingsclausule in het Handvest. De Afrikaanse Commissie interpreteert ESC rechten in isolatie, waardoor ze tekort doet aan de ondeelbaarheid van alle mensenrechten in het Afrikaans Handvest. De Commissie en het Hof doen bovendien te weinig recht aan het individuele recht om deel te nemen aan het bestuur en aan het collectieve zelfbeschikkingsrecht. Hierdoor reduceren ze de overheidsverplichting om participatie van individuen en groepen te verzekeren in de tenuitvoerlegging van hun ESC rechten, tot amper drie rechten: het eigendomsrecht, het recht op gezondheid en het recht op een aanvaardbaar leefmilieu. Het onderzoek stelt vast de interpretatie door de Commissie van de overheidsverplichtingen in het Afrikaans Handvest soms enger is dan de interpretatie van de overheidsverplichtingen in het IVESCR door de CESCR. In het bijzonder heeft de Afrikaanse Commissie een kleiner aantal minimale kernverplichtingen geïdentificeerd in vergelijking met de CESCR. Bovendien hebben de Afrikaanse Commissie en het Afrikaanse Hof bij het ontwikkelen van een algemene beperkingsclausule onder het Handvest, de gronden voor de beperking van het genot van ESC rechten uitgebreid op een wijze die verder gaat dan de beperkingen in het IVESCR. Het onderzoek besluit dat de Afrikaanse Commissie en het Afrikaanse Hof een enge interpretatie van ESC rechten hebben uitgewerkt. Het formuleert de aanbeveling dat de Commissie en het Hof interpretaties zouden vermijden die de inhoudelijke bescherming van de ESC rechten in het Handvest eroderen. Meer specifiek beveelt het onderzoek een herziening aan van de ‘Nairobi Principles’ (Principles and Guidelines on the Implementation of Economic, Social and Cultural Rights in the African Charter on Human and Peoples’ Rights), die de krijtlijnen van de interpretatie van de Commissie in deze materie vastleggen.

No full-text available

Request Full-text Paper PDF

To read the full-text of this research,
you can request a copy directly from the author.

Article
Full-text available
In 1986, the United Nations General Assembly (UNGA) adopted Resolution 41/120, which provides quality control for introducing new rights under international law. Under the Resolution, five criteria must be fulfilled: the new rights must (1) be consistent with existing international human rights; (2) be of fundamental character; (3) be sufficiently precise; (4) provide realistic and effective implementation; and (5) attract broad international support. Despite this heightened standard, the effort to introduce new rights has continued in the 21st century, with more than fifty new rights in queue. These new rights are either derivative from existing rights or freestanding. For its part, the UNGA seems to have been abiding by the UNGA resolution’s quality control practice. Over the last twelve years, it has recognized only two new rights through its resolutions—the right to a clean, healthy, and sustainable environment in 2022 and the right to water and sanitation in 2010. This method of recognizing new rights through UNGA resolutions raises an issue. On the one hand, UNGA resolutions are generally not binding under international law. On the other hand, the meticulousness and the time taken by the UNGA before recognizing these new rights could lead to the view that those rights have become customary international human rights norms. Yet, any attempt to argue that all new rights recognized by the UNGA through its resolutions have become customary international law is likely to be controversial. Notwithstanding any controversy on the status of new rights recognized through UNGA resolutions, this Article argues that the African Commission and Court on Human and Peoples’ Rights, as quasi-judicial and judicial bodies respectively, may give effect to the new rights as contained in UNGA resolutions. Because human rights quasi-judicial and judicial bodies must be reliable and must apply clear principles of international law to ensure compliance from States, this Article delves into the existing jurisprudence of the African Commission and Court to find the basis for giving effect to those new rights contained in UNGA resolutions. The Article finds two ways in which the African Commission and Court may recognize new rights: Article 60 of the African Charter or by using a derivative method
ResearchGate has not been able to resolve any references for this publication.