Content uploaded by Sake Stoppels
Author content
All content in this area was uploaded by Sake Stoppels on Aug 04, 2020
Content may be subject to copyright.
30 Een lichtere kerk?
David Brooks (1961) is auteur en columnist bij The New York Times. Hij schreef in 2019 het boek The Second
Mountain. Het werd direct een bestseller. Begin dit jaar verscheen de Nederlandse vertaling, getiteld De
tweede berg. Brooks heeft een joodse achtergrond, maar is ook erg geraakt door het christelijk geloof. Hij
noemt zichzelf ‘een dolende jood en een zeer verwarde christen’ (315). Het boek gaat helemaal niet over
kerkopbouw, maar biedt, gelet op het thema van dit nummer, mijns inziens toch belangrijke impulsen voor
het nadenken over het functioneren van geloofsgemeenschappen in onze tijd.
De berg van verbinding
Brooks vraagt van de lezer geen godsgeloof, wel het be-
sef dat hij/zij een ziel heeft en dat die ziel verbinding en
zorg behoeft. Hij gebruikt de metafoor van het bergbe-
klimmen. De eerste berg die we doorgaans beklimmen is
die van het ego, de carrière, de autonomie. De individu-
alistische, op zichzelf gerichte mens beklimt deze. Onze
samenleving ondersteunt ons daarbij. Voortdurend levert
het impulsen en gereedschappen voor de mindset van
het ‘eigen ego eerst’. Maar bovenop deze berg gekomen
(of onderweg gestrand!) kan het je overkomen: ‘is dit nu
alles?’ Dan komt de tweede berg in zicht, die van de ver-
binding. Dat is, zegt Brooks, niet een berg die jij verovert,
maar eentje die jou verovert. Op de tweede berg ‘ben
je relationeel, intiem en volhardend’ (14). Brooks wijst
SAKE STOPPELS
BERGBEKLIMMEN MET DAVID BROOKS.
EEN PLEIDOOI VOOR COMMITMENT
in deze tweede trektocht vier belangrijke terreinen aan:
roeping, huwelijk, levensbeschouwing & geloof en tenslot-
te gemeenschap. Deze vier geven ook structuur aan het
boek. Het is verleidelijk om de vier apart te bespreken,
want hij zegt over elk van de vier heel mooie dingen,
maar ik beperk me hier tot een grondtrek die steeds te-
rugkeert: verbinding, commitment, trouw, toewijding. Dat
is een behoorlijk tegendraads geluid in dit nummer over
‘lichte gemeenschappen’. Brooks keert zich tegen de ma-
teloze vrijheid die we ons als hyperindividualisten menen
te kunnen permitteren. Een lopend buffet, waarbij we in
volstrekte vrijheid ons eigen menu samenstellen, schept
echter geen identiteit en geen toekomst. ‘Onze verbin-
tenissen geven ons de kans om tot een hoger niveau van
vrijheid te komen’, schrijft hij (97). ‘Vrijheid blijkt niet een
31
Een lichtere kerk?
oceaan waarin je je leven wilt doorbrengen. Vrijheid is
een rivier die je wilt oversteken om jezelf aan de over-
kant te planten – en je volledig te binden aan iets’ (55).
Brooks zoekt die (ver)binding op leven en dood over de
volle breedte van ons leven: beroepsmatig, in het hu-
welijk, in onze verbinding met een levensovertuiging en
in gemeenschapsvorming. Daar waar onze samenleving
vrijheid, pick and choose en uïditeit verkondigt, gaat
Brooks aan de andere kant van de boot hangen. Human
ourishing vraagt om verbinding, trouw en het van de
troon stoten van het eigen ego.
De kracht van het boek is gelegen in dit consequente
contra-culturele geluid. Geloof is voor Brooks daarbij
geen aantasting van onze autonomie, maar juist een
transformatie ervan.
‘Gods liefde en er deel-
genoot van zijn betekent
een overwinning op het
ego, maar is geen onder-
mijning van het eigen ik’
(307). Geloven is ook
volstrekt iets anders dan
the feel good emotie die
het nu soms is. Hij noemt
in dit verband moeder
Theresa voor wie het
geloof geen balsem was,
maar vaak eerder een duister verdriet: ‘maar ze bleef
trouw aan haar geloof, ook al had het haar op zijn beurt
losgelaten’ (301).
Bindingsangst overwinnen
Brooks schreef een fascinerend en ook persoonlijk boek.
Niet voor niets kreeg het in dagblad Trouw het maximale
aantal van vijf sterren. Het boek staat vol namen (van bij-
voorbeeld Henri Nouwen, Tim Keller, John Stott en Etty
Hillesum) en vaak treffende citaten. Het vormt zo een
inspirerende bron, zeker ook voor voorgangers die hun
preken willen larderen met puntige uitspraken, illustraties
en herkenbare voorbeelden. Brooks is ook eerlijk, want
hij verhult zijn eigen scheiding bijvoorbeeld niet in dit
boek waarin hij de loftrompet steekt over het ‘maxi-hu-
welijk’. Het boek geeft veel te denken in een tijd waarin
we vooral lijken te zoeken naar lichtere en meer vloei-
bare vormen van verbinding en gemeenschap. Brooks ge-
looft daar absoluut niet in. Dat maakt het boek ook voor
gemeente-opbouwers belangrijk. Ook in de kerk zoeken
we vaak naar modellen en initiatieven waar wat meer rek
in zit. Denk aan Stefan Paas met zijn typering van de bele-
ving van de kerk als was het een restaurant. Als het eten
smaakt, de ambiance prettig is en het personeel plezierig,
zullen we zeker een keer terug kunnen komen, maar we
binden ons uiteraard niet. Op zich komen we daarmee
tegemoet aan een sterk behoefte in onze tijd, die van
vrijheid en autonomie. Als geloofsgemeenschappen ech-
ter enkel tegemoet komen aan onze bindingsangst, levert
dat uiteindelijk weinig of niets op. We zullen deze angst
ook moeten willen doorbreken. Brooks is hier heel ra-
dicaal: ‘een toewijding aan het geloof staat voor een per-
manente toewijding, bij alle weersgesteldheden, dus ook
wanneer het vertrouwen in God verstek laat gaan. (…)
Het geloof omarmen is verandering omarmen. Het gaat
gepaard met momenten van vertwijfeling. Zo niet, dan
kun je niet van geloof spreken’ (301). Vooral het eerste
deel van dit citaat klinkt heel massief, maar Brooks komt
niet tot zijn denken vanuit een onwrikbaar geloof. Hij
is eerder als zoeker te typeren. Voor hem is geloof ‘het
slokje dat een dorst opwekt’ (300). Hij zoekt een vrucht-
bare weg tussen hyperindividualisme, waarbij de enkeling
uiteindelijk eenzaam is en verkommert, en collectivisme,
waarbij het individu wordt geüniformeerd en daarmee
feitelijk wordt uitgewist. Brooks kiest voor wat hij noemt
‘het relationisme’: ‘We moeten een geloofsovertuiging
formuleren die relaties voorop stelt – en niet het indi-
vidu – en die in heldere vorm de waarheden uitspreekt
die we allemaal kennen: dat we worden gevormd door
relaties, dat we worden gevoed door relaties en dat we
verlangen naar relaties’ (358).
Brooks en kerkopbouw
Brooks’ pleidooi voor diepgaande verbindingen spoort
met bijvoorbeeld James Mallons boek Als God renoveert1.
Mallon zag in zijn werk als parochiepriester te veel op-
pervlakkigheid, zowel geloofsinhoudelijk gezien als vanuit
het oogpunt van participatie en verbinding. Daarom
ging hij op zoek naar intensievere en meer diepgaande
1 Fr. James Mallon, Als God renoveert. De parochie van onderhoud naar bloei, Baarn
2019. Zie ook de aandacht voor het boek in WKO Bulletin nr. 101 (2019). Inmiddels
is er ook een werkboek verschenen: Fr. James Mallon, Als God renoveert. Werkboek.
Een stapsgewijze handleiding voor het transformeren van je parochie, Baarn 2020.
Leo Fijen schreef aansluitend een boekje met praktijkervaringen: Als God renoveert.
Vijf praktijkverhalen in Nederland, Baarn 2020
32 Een lichtere kerk?
verbindingen van parochianen met de wereld van geloof
en kerk-zijn. Zijn ervaringen met die zoektocht legde hij
neer in zijn boek. Dat bleef niet onopgemerkt, ook niet
in Nederland. Een zwaar overtekende tweedaagse in
Oudenbosch ging dit voorjaar vanwege corona niet door,
maar de belangstelling laat wel zien dat het hier om een
aangelegen thematiek gaat. Kennelijk worden we toch
niet gelukkig van al te losse, ad hoc-achtige, incidentele
(ver)bindingen. David Brooks steunt me in de overtuiging
dat de kerk wat van mensen mag vragen, want alleen
dan kan ze ook iets geven en ontstaat er een basis om
de levensveranderende kracht van het Evangelie te gaan
ervaren. Uiteraard betekent dat niet dat we kerken moe-
ten omvormen tot zware bastions en gesloten burchten.
Gastvrijheid en laagdrempeligheid blijven cruciaal. Maar
de uiteindelijk grondtoon zal wel die van toewijding en
overgave moeten zijn. De kerk zal in haar functioneren
de evangelische uitnodiging om ons leven met hart en
ziel aan Jezus Christus te verbinden, moeten weerspiege-
len. Inhoud en vorm zullen congruent moeten zijn. In dit
verband is het denken van missioloog Mechteld Jansen
spannend. Al weer even geleden pleitte ze voor een kerk
die zowel een ‘zware’ als een ‘lichte’ gemeenschap is2.
De kerk vraagt een lichte binding aan zichzelf, maar een
zware binding aan de weg en de zaak van Jezus Christus,
schrijft ze. Terecht onderscheidt Jansen m.i. de toewijding
aan het Rijk Gods en die aan de kerk. Dat is vaak ver-
geten in het verleden. Kerkelijke participatie is immers
geen doel op zich, maar bedoeld om mensen te helpen te
leven vanuit en gericht op het Rijk Gods. Maar er doemt
hier wel een vraag op waarvoor ik te weinig aandacht
zie: in hoeverre verdraagt de tendens tot royalere en
minder ‘eisende’ modellen van kerk-zijn zich met de hoge
mate van toewijding die het evangelie van geloofsleerlin-
gen vraagt? Kerkelijke participatie en toewijding aan de
zaak van het Rijk Gods vallen zeker niet samen (gelukkig
maar!), maar volledig onverbonden zijn ze uiteraard ook
niet. In welke mate zouden kerken in hun participatie-
verwachtingen al iets moeten reecteren van de even
hartelijke als dringende uitnodiging van het evangelie om
te komen tot een diep commitment aan ‘de gulzige zaak’
van het Rijk Gods? Hoeveel rek zit in het middel zonder
dat je daarmee het doel uitholt of zelfs kwijtraakt? Dat
is in mijn ogen een belangrijke gemeenteopbouwkundige
vraag. Een kerk moet willen lijken op wat ze beoogt.
Corona en verbinding
De actualiteit van de corona-crisis maakt het punt van
verbinding nog urgenter. In de afgelopen maanden is
kerkelijk Nederland toegegroeid naar het shoppen in de
digitale winkel van vieringen. Om me heen hoor ik de
geluiden van ‘gluren bij de buren’ en het verkiezen van
andere vieringen boven die van de eigen gemeente. Hoe-
zeer gelovigen misschien ook verlangen elkaar weer lij-
felijk te ontmoeten, ze voelen zich momenteel vaak zeer
vrij om elders digitale vieringen mee te beleven, zeker
als deze beter aansluiten bij de eigen spiritualiteit of qua
registratie, vorm en inhoud kwalitatief gewoon beter zijn.
Dat is een ervaring die in deze omvang volstrekt nieuw is
en die ook wel eens behoorlijke sporen zou kunnen gaan
trekken in de toekomst3. Nu we de fysieke binding aan
een specieke geloofsgemeenschap noodgedwongen los
hebben moeten laten, zou dat het proces van digitalise-
ring van verbindingen wel eens sterk kunnen bevorderen.
En als die ontwikkeling inderdaad gaat plaatsvinden, wat
betekent dat voor lokale gemeenschapsvorming? In de
gemeente waar ik bij betrokken ben is nu al besloten
dat de live streaming ook na corona gehandhaafd blijft.
Er wordt inmiddels geïnvesteerd in betere apparatuur.
Ik vermoed dat het in veel kerken zo zal gaan. ‘Back to
normal’ is er niet meer bij omdat er ‘een nieuw normaal’
bezig is te ontstaan4. Wat gaat dat betekenen voor ge-
meenschapsvorming?
Er is veel scepsis rond vormen van digitale gemeenschap:
ze zou vluchtig, oppervlakkig en vrijblijvend zijn. Uit
onderzoek blijkt echter dat mensen wel degelijk gemeen-
schap ervaren op het web. ‘(…) de virtuele werkelijkheid
kan fungeren als een sacrale plaats of ruimte (…) waarin
religiositeit gestalte kan krijgen. (…) Hoewel ervaringen
van oppervlakkigheid en afstand reëel zijn, bestaan er
grote groepen sociale media gebruikers die online een
gevoel van verbondenheid ervaren, investeren in online
relaties en zich committeren aan een online groep. Als
zodanig vinden en onderhouden zij een equivalent van
2 Mechteld Jansen, ‘Missionaire grensoverschrijding’, in: Gerrit de Kruijff en Wietske
de Jong (red.), Een lichte last. Protestantse theologen over de kerk, Zoetermeer 2010,
p. 23-38. Zie voor een overzicht van denkmodellen rond participatie mijn boek
Oefenruimte. Gemeente en parochie als gemeenschap van leerlingen, Zoetermeer
2013, met name hoofdstuk 2.
3 Interessant in dit verband is het boek van Steve Aisthorpe, The Invisible Church.
Learning from the Experiences of Churchless Christians, Edinburgh 2016
4 Zie voor ervaringen en instructies https://www.dur.ac.uk/resources/digitaltheology/
EverybodyWelcomeOnline23rdApril.pdf (geraadpleegd 19 mei 2020)
33
Een lichtere kerk?
een religieuze gemeenschap die als waardevol en betrok-
ken wordt gezien (…).5’ Corona heeft de tendens tot
‘digitaliteit’ alleen maar versterkt. Het loont de moeite
echt goed te kijken wat mensen beleven aan digitale
vormen van gemeenschap. In het post-corona tijdperk is
onderzoek daarnaar mogelijk ook een uitdaging voor dit
tijdschrift.
Je verbinden met een sterk verhaal
Terug naar Brooks. ‘Als ik me overgeef aan iets groots,
ben ik op mijn sterkst en machtigst’, schrijft hij (359).
Dat is vloeken in de kerk van het hyperindividualisme.
Brooks is gefascineerd geraakt door Jezus en zijn woor-
den van omkering in de Bergrede (Mt. 5-7). Hij zegt het
Dorothy Day na: ‘Christenen dienen te leven op een
manier die alleen hout snijdt als God bestaat’ (272). Om
zinvol antwoord te kunnen geven op de vraag wat ons
te doen staat, zullen we allereerst antwoord moeten
kunnen geven op de vraag van welk groter verhaal we
deel uitmaken (262). Juist dat is in onze tijd een kwets-
baar iets: soms is er alleen het persoonlijke verhaal, niet
verbonden met een overkoepelend, richting biedend
verhaal. Zinloosheid ligt dan op de loer. Brooks meldt de
resultaten van een wereldwijd onderzoek uit 2007 naar
de ervaring van betekenis en doel. Liberia voerde hier
de lijst aan en hekkensluiter was – tot mijn verbazing
– Nederland (96,97). Misschien is er veel meer zinloos-
heid en doelloosheid in ons land dan we ons realiseren.
Brooks daagt ons uit onze kleine individuele verhalen
weer te verbinden – en meer nog – te laten weglopen uit
‘een sterk verhaal’. Kerken zijn geroepen die handschoen
op te pakken. Ze kunnen dat ook, want ze leven immers
van een ijzersterk verhaal. Daar kun je je wel op leven en
dood aan verbinden…
David Brooks, De tweede berg. De zoektocht naar een zinvol leven,
Spectrum Amsterdam 2020, 400 pp. € 21,99
Sake Stoppels is lector theologie aan de Christelijke Hogeschool
Ede en beleidsmedewerker binnen de Dienstenorganisatie van de
Protestantse Kerk
5 Johan Roeland et al., ‘De (on)mogelijkheid van de digitale kerk’, In: Handelingen.
Tijdschrift voor praktische theologie en religiewetenschap, jrg. 39 (2012), nr. 3, p. 68.
Zie ook Tim Hutchings, ‘Considering religious community through online churches’, in:
Heidi A. Campbell (ed.), Digital Religion. Understanding Religious Practice in New Me-
dia Worlds, Abingdon 2013, p. 164-172. Van heel recent datum is het themanummer
‘Digital Ecclesiology’ van het tijdschrift Ecclesial Practices, jrg. 7, nr. 1, 2020