ArticlePDF Available

De lokale Facebookpagina als café: Een discussie over het bestaan van publieke plaatsen op het internet en de regulering daarvan

Authors:

Abstract

The local Facebook page as a café: a discussion about the existence of public places on the internet and their regulation Mayors struggle with their role in the digital and online domain. One of the aspects they encounter is online positioning. Positioning is an important factor in public order enforcement. Mayor Femke Halsema of Amsterdam recently indicated that she is not only responsible for public order, but also for virtual public space. This contribution elaborates on online positioning and specifically on whether social media pages can be considered as public spaces. The analysis, which includes recent research in this area, shows that the definition of ‘public order and public space’ in the Dutch Municipalities Act certainly offers scope for an expansion to online places. The way in which internet users deal with data in practice does not stand in the way of this possibility. At the same time, it appears that online spaces differ from physical spaces, especially in the sense that positioning is difficult. Case law from Dutch criminal law shows that, in addition to the place, it is primarily the public reach and effect that determine whether or not it concerns a public expression. In addition to complex positioning online, there are other compelling arguments for not using the legal powers of mayors for maintaining public order on public spaces online.
3(563(&7,()8,7'(35$.7,-.
De lokale Facebookpagina als café
Een discussie over het bestaan van publieke plaatsen op het
internet en de regulering daarvan
Willem Bantema
Burgemeesters worstelen met hun rol in het online domein. Een van de aspecten
waar ze tegenaan lopen, is de plaatsbepaling online. De plaatsbepaling is een
belangrijke factor bij openbare-ordehandhaving. Burgemeester Femke Halsema
van Amsterdam gaf onlangs aan dat zij niet alleen verantwoordelijk is voor de
openbare orde, maar ook voor de virtuele openbare ruimte. In deze bijdrage wordt
nader ingegaan op de plaatsbepaling online en specifiek op de vraag of sociale-
mediapagina’s als publieke of openbare ruimtes te beschouwen zijn. Uit de analyse,
waarbij recent onderzoek op dit vlak wordt betrokken, blijkt dat de definitie van
‘openbare orde en openbare ruimte’ in de Gemeentewet zeker ruimte biedt voor een
uitbreiding naar online plaatsen. Ook de manier waarop internetgebruikers in de
praktijk omgaan met gegevens, staat die mogelijkheid niet in de weg. Tegelijkertijd
blijkt dat online ruimtes verschillen van fysieke ruimtes, vooral in de zin dat plaats‐
bepaling moeilijk is. Uit de jurisprudentie van het strafrecht blijkt dat naast de
plaats vooral het publieke bereik en effect bepalend zijn voor de vraag of het een
publieke uiting betreft of niet. Daarnaast zijn er andere zwaarwegende argumen‐
ten om voor de handhaving van openbare of publieke ruimtes online niet aan te
sluiten bij de bevoegdheden van burgemeesters.
1 Inleiding
Naar aanleiding van het rapport ‘Burgemeesters in cyberspace’ (Bantema e.a.,
2018) is er momenteel veel discussie over de rol van de burgemeester en de
gemeente als het gaat om veiligheid in het digitaal domein. Het betreft naast
openbare-ordevraagstukken ook in toenemende mate vraagstukken over gedigita‐
liseerde en cybercriminaliteit in een online wereld. Recentelijk heeft burgemees‐
ter Femke Halsema van Amsterdam in Het Parool zelfs aangegeven dat zij niet
alleen verantwoordelijk is voor de openbare orde en veiligheid op straat is, maar
dat die verantwoordelijkheid ook geldt in de ‘virtuele openbare ruimte’.1 Daarmee
snijdt Halsema een complex vraagstuk aan. Een van de aspecten die veel discussie
oplevert, betreft namelijk de plaatsbepaling online. De plaats waar iets gebeurt, is
cruciaal bij de huidige wijze waarop openbare orde wordt toegepast in de wet- en
1 Zie www.parool.nl/amsterdam/burgemeester-halsema-trekt-ten-strijde-tegen-cybercrime~bc0e
23ad/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F.
Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007 89
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
Willem Bantema
regelgeving en de handhaving ervan. De huidige wet- en regelgeving gaat
vooralsnog uit van klassieke en fysiek afgebakende plaatsen, waaronder de
publiek toegankelijke plaatsen. Een voorbeeld van een publiek toegankelijke
ruimte is een café. In principe is de uitbater van het café verantwoordelijk voor
het handhaven van orde in zijn café, maar als hij daar niet in slaagt, is het de bur‐
gemeester die toezicht houdt en met zijn bevoegdheden de openbare orde kan
herstellen. Stel, er komt een vechtpartij en er vallen gewonden, dan zal de burge‐
meester, ook al is hij niet primair verantwoordelijk, samen met de politie ingrij‐
pen om de orde te herstellen. Maar hoe is dat geregeld bij een virtueel of online
café?
Een virtuele variant van een mogelijk publiek toegankelijke ruimte op het
internet is bijvoorbeeld een Facebookgroep waar veel mensen actief zijn. Een goed
voorbeeld van een dergelijke pagina met een verstoring aldaar is te vinden in de
Belgische gemeente Kuurne, waar inwoners gezamenlijk een Facebookpagina
genaamd ‘Ge zijt Kuurne’ hebben.2 In Nederland zijn daar ook varianten van,
maar die heten dan vaak ‘je bent van …’. De deelnemers in de groep zijn vrijwel
allemaal inwoners van de gemeente Kuurne, ofwel de deelnemers in de Facebook‐
pagina komen elkaar waarschijnlijk ook tegen in de lokale buurtsuper. Deze Face‐
bookpagina haalde het nieuws omdat er verharding optrad in de manier waarop
inwoners met elkaar omgingen op die Facebookpagina. Deelnemers scholden
elkaar onder andere uit voor dikke koe en er werden dreigementen onderling
geuit. Er was zelfs een relatie met een zelfdoding in de gemeente. Omdat de
beheerder van de pagina er niet in slaagde dit te reguleren of te modereren, werd
de burgemeester van Kuurne gevraagd dat te doen. De burgemeester ging in op
het verzoek en liet eerst van zich horen op een humoristische manier, en toen dat
niet werkte, volgde een emotionele oproep om zo niet met elkaar om te gaan. Een
intuïtieve reactie (zie ook het rapport ‘Burgemeesters in cyberspace’) van
bestuurders is om te wijzen op het feit dat Facebook een internationaal bedrijf is
met een privaat karakter, dat het platform grensoverschrijdend is en dat het dien‐
tengevolge zeker niet aan lokale overheden is om daar op enige wijze te reguleren.
Daar is zeker iets voor te zeggen, maar die redenering is mogelijk iets te kort door
de bocht.
Wanneer de parallel met het café wordt doorgetrokken, zou men Facebook, of de
beheerder van de Facebookpagina, als primair verantwoordelijk kunnen zien voor
het handhaven van de openbare orde. Facebook en andere sociale media lijken
zich steeds meer bewust van hun rol en werken aan de regulering van hun plat‐
forms, maar wat als zij daar niet in slagen? Voor bedrijven als Facebook is het
bijvoorbeeld lastig om in te schatten wat lokale gevoeligheden zijn en of er sprake
is van een potentieel of dreigend openbare-ordeprobleem. Naast de principiële
vraag of overheden, private partijen of burgers zelf digitale plaatsen moeten regu‐
leren, is er nog de voorliggende vraag of er sprake is van een publieke ruimte op
het internet. Een andere Belgische gemeente, Jette, is daar heel duidelijk in bij het
2 Zie www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20190108_04086329.
90 Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
De lokale Facebookpagina als café
formuleren van haar APV en ook het politiereglement. Zij stelt dat haar regle‐
ment van toepassing is op de openbare ruimte en elke reële of virtuele, voor het
publiek toegankelijke ruimte.3 Het is de vraag in hoeverre en in welke mate deze
gelijkstelling tussen ruimtes online en offline te verantwoorden is en hoe hier
juridisch mee kan worden omgegaan. Zijn er aanknopingspunten in de literatuur
te vinden om deze discussie over openbare orde en veiligheid in het digitale
domein verder te brengen?
In deze bijdrage gaan we nader in op de plaatsbepaling online en gaan we een
poging doen om te kijken in hoeverre de plaats en ruimtebepaling in de fysieke
openbare orde (zoals we dat kennen) vertaald kunnen worden naar de online
wereld. Naast inzichten uit de literatuur zullen we daarbij ook de Nederlandse
openbare orde en discussie daarover zoals die is gevoerd in het rapport ‘Burge‐
meesters in cyberspace’ betrekken alvorens we tot een slotsom komen. De vraag
waarop in deze bijdrage een antwoord gezocht wordt, is: In hoeverre zijn sociale-
mediapagina’s of platforms als publieke of openbare ruimtes te beschouwen? We zullen
dit bekijken vanuit het perspectief van het lokale bestuur door aan te sluiten bij
de openbare orde en veiligheid zoals die is geformuleerd in de Gemeentewet. De
vraag maakt onderdeel uit van de bredere vraag of burgemeesters met hun open‐
bare-ordebevoegdheden ook online kunnen interveniëren.
Doel is niet een uitputtend literatuuroverzicht op dat punt te bieden maar aan te
sluiten bij inzichten en opgedane kennis uit recent onderzoek. In deze bijdrage
zullen achtereenvolgens de volgende thema’s aan bod komen. Allereerst wordt
vastgesteld wat openbare orde gemeentewettelijk precies is en hoe het wordt
gedefinieerd (paragraaf 2). Daarna wordt bekeken wat openbare en publieke
plaatsen zijn en of het internet een voor publiek toegankelijk domein is (para‐
graaf 3). Er zal vanuit het juridische en ook vanuit het sociaalwetenschappelijke
perspectief gekeken naar het vraagstuk. Tot slot is er nog aandacht voor de open‐
bare orde op het internet en de discussie daarover binnen het onderzoek ‘Burge‐
meesters in cyberspace’ (paragraaf 4). Concluderend worden alle gezichtspunten
op een rij gezet en wordt nagedacht over de eventuele toekomstige regulering van
publieke ruimtes in cyberspace.
2 Het begrip ‘openbare orde’
2.1 Het juridische begrip ‘openbare orde’
Artikel 172 lid 1 Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester belast is met de hand‐
having van de openbare orde. Het begrip ‘openbare orde’ is in de wet zelf niet ver‐
der uitgewerkt, maar de regering merkte in de memorie van antwoord op dat ‘de
openbare orde (…) beheerst [wordt] door een complex van rechtsregels dat ziet op
het gewenste niveau van orde en rust in het openbare leven’.
3 Algemeen Politiereglement 2016, Brussel West, te raadplegen via: www.jette.irisnet.be/nl/pdf/
veiligheid/algemeen-politiereglement (zie art. 1).
Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007 91
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
Willem Bantema
In de literatuur wordt, steeds in iets andere bewoordingen, dit element van ‘het
gewenste niveau van orde en rust in het openbare leven’ eveneens centraal gesteld. In
het recente rapport ‘Orde in de openbare orde’ wordt, mede op basis van die eer‐
dere literatuur, de openbare orde gedefinieerd als ‘het niveau van rust in de zin van
“normale gang van zaken” in het voor het publiek toegankelijke domein, ofwel het open‐
bare gemeenschapsleven’. En iets verderop omschrijven de auteurs van het
genoemde rapport de openbare orde als ‘een bepaalde toestand in de publieke
ruimte, en wel een normale situatie van orde en rust’. Daarbij wordt opgemerkt dat
het begrip in de gemeentewettelijke context, dus in relatie tot de bevoegdheden
van de burgemeester, een andere betekenis heeft dan in het civiele recht of het
strafrecht, waar het begrip ook voorkomt. We richten ons hier uitsluitend op het
gemeentewettelijke openbare-ordebegrip.
Juridisch gezien lijkt het begrip openbare orde dus erg ruim en breed. Termen als
‘gewenste niveau van orde en rust’, ‘normale gang van zaken’ geven te denken
over wat ‘gewenst is’ en wat ‘normaal’ is in het openbare en publieke domein
waarnaar wordt verwezen (openbaar en publiek).
2.2 Openbare orde door praktijkmensen
In de interviews die zijn gehouden voor het onderzoek (Bantema, e.a., 2018), is de
respondenten gevraagd naar hun (werk)definitie van openbare orde, omdat die
definitie van invloed kan zijn op de ideeën en de mogelijkheden voor het vertalen
van de definitie of het begrip naar een virtueel domein. Enkele ideeën zijn hier
weergegeven.
Uit een aantal citaten blijkt de brede invulling van de definitie: ‘De eerste die in
staat is om daar een beetje een fatsoenlijke definitie van te geven, wil ik graag een keer
uitnodigen. Als ik constateer dat ergens een probleem is waarvan ik denk dat de
bevoegdheden in het kader van de openbare orde nuttig kunnen zijn om die problemen
de wereld uit te helpen, dan definieer ik dat als onderdeel van de openbare orde. Vroeger
vond ik dat altijd wel lastig, wat is openbare orde nou precies?’
Anderen gaan uit van brede invullingen van de definitie: ‘Dat gaat over de publieke
ruimte en de effecten op de publieke ruimte en de verantwoordelijkheid die een burge‐
meester daar in de brede zin voor heeft, dus dat gaat over veiligheid, onveiligheid, maar
soms ook over leefbaarheid en andere dingen.’
‘Er is sprake van openbare orde op het moment dat mensen gewoon op straat in
staat zijn om gewoon gebruik te maken van de publieke ruimte zoals iedereen dat
wil. En dat er geen verstoring plaatsvindt zodat je niet op een gegeven moment
gehinderd wordt in het gebruikmaken van die openbare ruimte, van die publieke
ruimte.’
‘Openbare orde speelt zich af in de openbare ruimte. Dat betekent dat de burge‐
meester de verantwoordelijkheid heeft om alles wat er in die openbare ruimte
gebeurt, om dat zo veilig mogelijk voor iedereen die van die openbare ruimte
gebruikmaakt, te laten verlopen. Daar kun je allerlei omschrijvingen voor vinden,
92 Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
De lokale Facebookpagina als café
maar dat is het in essentie, volgens mij. Het speelt zich natuurlijk af op plekken
waar mensen kunnen komen. Waar de samenleving zich als het ware in beweegt.’
‘Strikt genomen is er geen sprake van een definitie, althans niet van een wettelijk
vastgelegde definitie. En ik weet dat er heel bewust voor is gekozen om geen
wettelijke definitie vast te leggen. Juist ook omdat het een vrij open term is. Er is
ook bewust gekozen om het een open term te laten om juist ontwikkelingen in de
maatschappij mee te kunnen nemen in de handhaving van de openbare orde.
Volgens mij kun je zeggen dat online niet meer zo nieuw is en dat die ontwikkeling
ook kan worden meegenomen in het betekenis geven of het toepassen van het
begrip openbare orde.’
Daar staan ook respondenten tegenover die kritisch zijn over deze ‘ruime’ defini‐
tie. ‘In de Gemeentewet zijn de bevoegdheden van de burgemeester ter handhaving van
de openbare orde nauw omschreven. Dat moet ook in een rechtstaat. En als burgemees‐
ters de bevoegdheid zouden hebben om op te treden ter handhaving van de openbare
orde met zo’n ruime definitie, ik denk dat u en ik er niet aan moeten denken.’ Daarbij
wordt nog aangevuld: ‘We hebben het hier over bevoegdheden, we hebben het hier
over vrijheden, fundamentele rechten van burgers. Dus om dan op basis van een of
andere sector van het gevoelsleven te zeggen dat we openbare orde ruimer moeten gaan
opvatten, daar moet ik niet aan denken.’
Deze definities hebben een aantal zaken gemeen: er wordt vaak verwezen naar ‘de
gebruikelijke, normale of dagelijkse gang van zaken’, al dan niet lokaal, waarbij
een aantal respondenten een vrij brede definitie hanteert waarbij onder andere
‘maatschappelijke onrust’, ‘gevoelens van veiligheid en onveiligheid’, ‘leefbaar‐
heid’ en ‘het beperken van de vrijheid van meningsuiting’ als openbare-ordever‐
storingen worden gezien.
Wat ook opvalt, is dat sommige respondenten expliciet het fysieke karakter van
openbare orde benadrukken, zonder dat het expliciet zo in de Gemeentewet staat
vermeld: ‘Bij openbare orde gaat het om de gebruikelijke gang van zaken. En dat is
bewust door wetgeving en jurisprudentie zo ruim neergezet, omdat dat natuurlijk wis‐
selend is. Dus dat begrip is bewust zo gedaan, maar wat het wel laat zien, is dat het
altijd met een fysieke context te maken heeft.’
‘Onder openbare orde versta ik dat het maatschappelijk verkeer in de fysieke
ruimte, openbare ruimte, goed verloopt, dus zonder verstoringen. Chaos op het
internet, bijvoorbeeld het aanzetten tot haat, is an sich geen probleem van de open‐
bare orde. Dat wordt het als er fysiek actie wordt ondernomen en het effect heeft in
de openbare orde.’
Tot zover de discussie over wat openbare orde precies is en de definitie ervan. Uit
de juridische context blijkt het territorium een belangrijke rol te spelen (gemeen‐
tegrenzen) en wordt in de interviews ook verwezen naar het fysieke karakter
ervan (offline). Tegelijkertijd blijkt dat openbare orde een ruim begrip is waar
Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007 93
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
Willem Bantema
online plaatsen mogelijk wel onder zouden kunnen vallen. In de volgende para‐
graaf wordt verder ingegaan op openbare en publieke plaatsen.
3 De openbare en voor het publiek toegankelijke plaatsen
3.1 De juridisch geformuleerde ‘openbare en publieke plaatsen’
Juridisch wordt ook nog een onderscheid gemaakt tussen openbare plaatsen en
publieke plaatsen. Het begrip openbare orde ziet op de orde en rust in het voor
publiek toegankelijke domein. Het is in de literatuur en rechtspraak gebruikelijk
om het voor publiek toegankelijke domein onder te verdelen in enerzijds openbare
plaatsen en anderzijds voor publiek toegankelijke plaatsen. Openbare plaatsen zijn
plaatsen waar iedereen is toegelaten zonder enige vorm van belemmeringen in de
zin van entreeheffing, melding vooraf of toestemming of voorwaarden van de
eigenaar.
De voor het publiek toegankelijke plaatsen staan weliswaar eveneens open voor
publiek maar hier is dat verblijf aan een bepaald doel verbonden en kan de
eigenaar voorwaarden verbinden aan het verblijf. Voorbeelden van openbare
plaatsen zijn wegen, straten en pleinen, maar ook luchthaven Schiphol, waarmee
is aangegeven dat een openbare plaats niet in eigendom hoeft te zijn van de over‐
heid. Voorbeelden van voor publiek toegankelijke plaatsen zijn stadions, restau‐
rants, musea, ziekenhuizen en kerken. Het onderscheid tussen openbare en voor
publiek toegankelijke plaatsen is onder andere van belang omdat de wet soms ver‐
wijst naar voor het publiek toegankelijke plaatsen, zoals in artikel 174 lid 1
Gemeentewet, dat luidt: ‘De burgemeester is belast met het toezicht op de openbare
samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebou‐
wen en daarbij behorende erven.’
Tegenover de voor het publiek toegankelijke plaatsen staan de besloten plaatsen.
Die zijn onder te verdelen in enerzijds woningen en anderzijds overige niet voor
het publiek toegankelijke plaatsen. Indien de openbare orde vanuit een privédo‐
mein kan worden verstoord of daadwerkelijk wordt verstoord, bijvoorbeeld vanuit
een woning, dan mag de burgemeester ordehandhavend optreden. Zie bijvoor‐
beeld artikel 174a Gemeentewet, waarin de burgemeester een woning mag sluiten
onder de daarin gegeven omstandigheden en voorwaarden. Dit artikel richt zich
alleen op openbare of publieke plaatsen. Zijn er publieke plaatsen op het internet?
3.2 Praktijkverkenning: zijn er publieke plaatsen op het internet?
Eerder kwam aan bod dat het begrip openbare orde ziet op de orde en rust in het
voor publiek toegankelijke domein. In die paragraaf werd uitgegaan van het
‘fysieke’ of ‘klassieke’ openbare-ordebegrip. Hierna wordt gekeken in hoeverre
deze plaatsbepaling kan worden vertaald naar het internet of delen daarvan.
Voordat er wordt gekeken naar de literatuur en de juridische analyse, is er eerst
aandacht voor suggesties die respondenten uit het onderzoek van Bantema e.a.
(2018) hebben gedaan over publieke ruimtes op het internet. De geïnterviewde
experts denken heel verschillend over de vraag of het internet onderdeel is van
94 Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
De lokale Facebookpagina als café
het publieke domein. Een aantal respondenten geeft aan het hiermee eens te zijn.
Een van de respondenten ziet het internet als een onderdeel van het fysieke
publieke domein: ‘Ik vind het onderscheid tussen publieke domeinen online en in de
fysieke wereld weinig zinvol: er is naar mijn mening één publiek domein. Vergelijk het
internet met een krant, een communicatiemedium. Het is een instrument om contact te
kunnen zoeken met elkaar en om informatie uit te wisselen.’
Een andere respondent geeft aan dat de klassieke indeling tussen publiek en niet-
publiek ingewikkeld is online: ‘Ik denk dat je die ordening, in ieder geval de tweede‐
ling publiek en niet-publiek, op cyber moet loslaten. Niet alleen omdat een gesloten
chatbox niet bedoeld is om daar van buitenaf inmenging in te krijgen, maar ook omdat
er een algemeen online verkeer is, waar het begrip “openbare orde” moeilijk toepasbaar
is. In ieder geval is er een soort communicatiewereld waar het toch gebruikelijk is en de
bedoeling ook van is om daar vrijelijk in te kunnen opereren.’
Een aantal respondenten ziet duidelijk wel een publiek domein op het internet,
maar ziet ook dat het door lokale overheden en burgemeesters niet wordt geregu‐
leerd. Daarnaast zijn er respondenten die het moeilijk vinden om het publieke
domein in cyberspace te zien als een publiek domein dat valt onder de verant‐
woordelijkheid van de burgemeesters: ‘Internet is onderdeel van het publieke
domein. Iedereen kan zich daarop bewegen, alleen het wordt niet door de publieke over‐
heid in stand gehouden zoals het publieke domein dat we kennen.’
‘De vraag is welk publieke domein? De vraag is of dat samenvalt met die orde en
rust in het publieke domein als bedoeld in artikel 172 van de Gemeentewet. Ik denk
dat de orde en rust op het internet daar niet onder valt, maar dat gedragingen op
het internet wel een evident effect kunnen hebben op de orde en rust in de straat.’
Ook de gemeentegrenzen spelen een rol in die overweging: ‘Alleen wanneer het
offline is en binnen zijn gemeentegrens, is de burgemeester verantwoordelijk voor de
openbare orde en veiligheid en voor de handhaving van de openbare orde.’
Over de rol van de burgemeester met betrekking tot dit publieke domein verschil‐
len de meningen. Een van de respondenten zei het volgende op voorgelegde reac‐
ties van burgemeesters die verwijzen naar private handhaving en de rol van provi‐
ders: ‘Dat vind ik echt 1992. Dan leef je echt in een andere tijd, omdat het naïef is als je
kijkt naar maatschappelijke onrust. Je kunt wel ontkennen en zeggen: dat is op
internet, maar het speelt hier, in de gemeente.’
Een andere respondent geeft aan dat Facebook ‘privaat is’, met ‘publieke trekken’:
‘Facebook is gewoon een private dienst waarop je communiceert. Dat hoeft niet iedereen
te zien natuurlijk. Als je via KPN aan het bellen bent, dan zit je ook niet in het publieke
domein. Nu kun je Facebook wel zodanig gebruiken dat je nadrukkelijk tegen anderen
spreekt.’
Een andere respondent geeft hetzelfde nog scherper weer: ‘Ik vind het te gemakke‐
lijk om diensten als Facebook als puur privaat te beschouwen: Twitter en Facebook die
Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007 95
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
Willem Bantema
hebben ook wel weer een publiek karakter, dus zijn ook wel een beetje hybride. Want
Twitter is natuurlijk een privaat bedrijf, maar alles wat erop gezet wordt, is ook wel
weer voor publiek toegankelijk.
Weer een andere respondent voegt toe: ‘Je kunt je profiel volledig publiek zetten,
maar je kunt het ook privé zetten.’
Een van de discussiepunten bij de vraag of het gaat om een ‘private’ of ‘publieke’
ruimte of terrein, gaat over eigenaarschap, omdat in cyberspace uitingen van
mensen gefaciliteerd worden door diensten zoals Facebook of Twitter of door
bijvoorbeeld internetproviders of hosts. In de ogen van een van de respondenten
is eigenaarschap niet doorslaggevend bij het vaststellen binnen wat voor soort
domein of ruimte een uiting valt: ‘Je kunt zeggen dat wanneer iets eigendom is van
iemand, het geen publiek domein meer is, maar dat is maar de vraag. Op het moment
dat het heel erg publiek toegankelijk is, maakt het wel deel uit van het publieke domein.
Ik maak maar weer even de vergelijking met een voetbalstadion. Dat is een privaat
eigendom, daar gelden alleen maar regels van de voetbalclub. Maar een burgemeester
maakt zich wel degelijk druk over datgene, omdat het zijn uitwerkingen daarbinnen en
daarbuiten en naar de omgeving kan hebben, en voelt zich dan verantwoordelijk voor de
openbare orde in dat voetbalstadion.
In deze praktijkverkenning komen verschillende soorten argumenten naar voren.
Sommige experts of praktijkmensen vinden dat je online ruimtes niet moet schei‐
den van het publieke domein, omdat ze daar onderdeel van zijn, terwijl anderen
juist wijzen op complexiteiten bij het gelijkstellen van die ruimtes als het gaat om
bestaande wetgeving, het private karakter van het internet of diensten daarop, en
gemeentegrenzen. Hoe wordt er door gebruikers van sociale media (in dit geval
Facebook) zelf aangekeken tegen het in meer of mindere mate publieke karakter
ervan?
3.3 Aanvullingen vanuit de literatuur
Een van de discussiepunten is de vraag van wie het internet is. Het is duidelijk dat
bijvoorbeeld sociale-mediaplatforms in handen zijn van private bedrijven. Ten
aanzien van het private en publieke karakter van sociale media of het internet is
het goed om inzichten vanuit de literatuur toe te voegen. Sociale-mediaplatforms
worden ondersteund door private partijen zoals Facebook (sociale media). Er zijn
mogelijkheden om met de instellingen, zoals ook aangegeven in de uitspraken van
de respondenten, het profiel meer toegankelijk en zichtbaar of juist meer afgeslo‐
ten en minder zichtbaar in te stellen. Zo bezien is Facebook inderdaad een
hybride tussen publiek en privaat. Sociaalwetenschappelijk gezien is het belang‐
rijk om te weten hoe gebruikers zelf kijken naar het gebruik van sociale media. In
recent onderzoek van Burkell en anderen (2013) is onder veertig Facebookgebrui‐
kers (voornamelijk studenten) gekeken hoe men omgaat met gedeelde eigen
informatie en met gedeelde informatie van mede-gebruikers. De conclusie is dat
online sociale ruimtes of plaatsen vooral publiek bedoeld zijn en niet als plaatsen
voor private openbaarmakingen. Online plaatsen zijn zo gemaakt dat iedereen ze
kan zien, zelfs als expliciet is gekozen voor een kleiner publiek. Men kan dus zeg‐
96 Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
De lokale Facebookpagina als café
gen dat het wellicht gaat om private ruimtes die deels afgesloten zijn, maar de
gebruikers van Facebook gebruiken online sociale netwerken als publieke ont‐
moetingsplaatsen. Dit onderzoeksresultaat past bij het beeld van een vervlechting
tussen de online en fysieke wereld en bij het publieke karakter dat gebruikers aan
in dit geval Facebook toekennen. Maar hoe zit het juridisch wanneer naar analo‐
gie geredeneerd wordt over plaatsen en plaatsbepaling online?
3.4 Juridische analyse: analogie naar publieke plaatsen op het internet is lastig
Allereerst sluiten we aan bij de juridische analyse zoals die is gemaakt binnen
hoofdstuk 2 van Bantema e.a. (2018) over het internet en publieke plaatsen. Daar
is gekozen voor een redenering naar analogie. Waar de klassieke taak van de bur‐
gemeester is gericht op zowel openbare plaatsen als voor het publiek toeganke‐
lijke plaatsen, kunnen ook het internet of bijvoorbeeld sociale media zoals Face‐
book worden ingedeeld in meer of minder openbare gedeelten. Daarbij hoeft de
constatering dat de hardware waarvan het internet afhankelijk is in overgrote
mate privébezit is er niet aan in de weg te staan dat plaatsen op het internet
onderworpen zijn aan openbare-ordehandhaving door de burgemeester. Dat is
namelijk in de offline wereld evenmin het geval voor ‘voor het publiek toeganke‐
lijke plaatsen’. Zo wijst Ruigrok erop dat zelfs het moeten betalen van entree voor
bijvoorbeeld de opera niet betekent dat die plaats buiten het bereik van de burge‐
meester valt (Ruigrok, 2012: 123). Een uitgebreid voorstel voor een redenering
naar analogie doet Vols in zijn masterscriptie (Vols, 2010: 42-45 en 69). Aan de
hand van toegankelijkheid als criterium meent hij bijvoorbeeld dat een voor ieder‐
een toegankelijke website gekwalificeerd moeten worden als een ‘virtuele open‐
bare plaats’.
Een dergelijke analoge benadering is echter niet zonder hindernissen. De ken‐
merken van de online en offline wereld zijn immers nogal verschillend, zodat het
maar de vraag is of die benadering uiteindelijk niet appels met peren vergelijkt.
Zoals al bleek, kenmerkt het internet zich door interactie met gebruikmaking van
verschillende hardware-onderdelen en is iemand die op het internet is (of online),
niet fysiek gesproken op een op het internet te lokaliseren plaats. Iemand die
acteert op het internet, is daar niet lichamelijk aanwezig. De uitingen die die
persoon doet, en tot op zekere hoogte ook zijn handelingen, zijn uiteraard wel zichtbaar
op het internet of sociale media. Wie naar analogie redeneert, moet dan vaststellen
dat hij zich zowel op een (al dan niet openbare) fysieke plaats bevindt als op één
of meer (al dan niet openbare) virtuele plaatsen. Daar komt dan nog bij dat de
eventuele gevolgen van de gedragingen op het internet van deze persoon zich op
een heel andere plaats in de fysieke wereld kunnen manifesteren dan op de plaats
waar hij zich zelf fysiek bevindt.
Dit kan verwarring wekken omdat het karakter van de plaats waar een mogelijke
verstoorder van de openbare orde zich bevindt, bepalend kan zijn voor de
mogelijke inzet van bevoegdheden door de burgemeester. Een oplossing voor dit
locatieprobleem kan wellicht deels worden gevonden door niet uitsluitend te kij‐
ken naar de plaats waar iemand zich bevindt, maar óók, en in geval van openbare
Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007 97
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
Willem Bantema
orde misschien wel vooral, te kijken naar de vraag op welke plaats het effect van
het handelen zich voordoet. In hun studie naar strafrechtspleging in een digitale
samenleving concluderen Stol en Strikwerda over rechtsmacht, met andere door
hen aangehaalde auteurs, dat het objectieve territorialiteitsbeginsel inhoudt ‘dat
Nederland jurisdictie kan claimen indien de gevolgen van de handeling optreden in
Nederland’. Hoewel zich een dergelijke benadering wel laat denken, gaat het
Nederlandse openbare-orderecht echter uit van een andere benadering en sluit
het wel degelijk aan bij fysieke plaatsen (bijvoorbeeld een woning, voor publiek
toegankelijke lokalen en erven). Een van de beperkingen van de gemeentelijke
bevoegdheden is bovendien dat zij niet buiten de (fysieke) gemeentegrens uitge‐
oefend kunnen worden. Een probleem dat zich hier in essentie voordoet, is dat
het gebruikte begrippenapparaat, in ieder geval in juridische zin, niet ontwikkeld
is voor het internet. Mogelijk kunnen inzichten vanuit het strafrecht en jurispru‐
dentie daarover bijdragen aan inzicht in de juridische omgang met virtuele ruim‐
tes.
3.5 Jurisprudentie vanuit het strafrecht: niet de plaats maar het publieke bereik is
bepalend
De jurisprudentie op dit vlak sluit aan bij de juridische analyse dat uitingen op het
internet wel een publiek karakter kunnen hebben. In uitzonderlijke gevallen is
naar een specifieke plaats verwezen. A-G Jorg stelde reeds in 2011: ‘Een uitlating
op een internetforum zal zeer waarschijnlijk als een openbare ruimte worden
aangemerkt’,4 waarmee hij in dit geval niet doelt op de uitlating op het forum,
maar op het internetforum als publieke ruimte.
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch besloot in 2009 dat een verspreiding van een
tekst onder tien tot twaalf personen op Hyves niet onder openbaarmaking viel,
aangezien dit verspreiding onder een beperkt aantal geselecteerde personen
betrof.5 Kort daarna besloot het Gerechtshof Leeuwarden weer dat de
verspreiding van een tekst onder twintig personen wel als openbaarmaking kan
worden gezien, omdat het ging over een ‘in potentie ruimere kring van personen,
die kennelijk naar eigen inzicht en zonder restrictie over de uitlatingen mochten
beschikken’.6 Die uitspraak is later door Hoge Raad bevestigd.7 Deze uitspraken
laten zien dat het plaatsen van een uiting op het internet een vorm van openbaar‐
making is, tenzij het bereik en het publiek dat van de uiting kennis kan nemen,
gering zijn. In vrijwel alle gevallen gaat het om uitingsdelicten, waarbij het niet de
vraag is of de betreffende uiting op een openbare plaats wordt gedaan, maar of de
uitingen zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats.8
Terugkijkend naar de juridische analyse zou men dus kunnen zeggen dat de vast‐
stelling van de plek waarop de uiting wordt gedaan er niet zozeer toe doet, maar
4 Conclusie A-G Jorg bij HR 22 november 2011, ECLI:NL:PHR:2011:BQ3106, NJ 2012/44, r.o. 20.
5 Hof ’s-Hertogenbosch 12 oktober 2019, ECLI:NL:GHSHE:2009:BK5777.
6 Hof Leeuwarden 3 november 2009, ECLI:NL:GHLEE:2009:BK1897.
7 HR 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2009.
8 HR 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2483.
98 Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
De lokale Facebookpagina als café
dat het bereik en de openbaarheid of de publiektoegankelijkheid van de gedragin‐
gen of uitingen bindend zijn. En we weten dat men met sociale media in korte tijd
een grote groep mensen kan bereiken en dat het kan leiden tot openbare-ordever‐
storingen op andere plekken zoals elders op straat (zie Project X Haren). In de
volgende paragraaf volgt een korte samenvatting van de belangrijkste juridische
knelpunten voor de online inzet van openbare-ordebevoegdheden van burge‐
meesters.
4 Moeilijkheden bij de regulering van openbare orde online
In het rapport ‘Burgemeesters in cyberspace’ komen enkele juridische knelpunten
aan bod bij het preventief reguleren van openbare vraagstukken waarbij het
internet of sociale media een rol spelen. Deze argumenten en analyse gaan niet
direct of uitsluitend over de plaatsbepaling of de omgang van het recht met vir‐
tuele of online publieke plaatsen, maar betreffen een algemeen beeld van de com‐
plexiteit van het handhaven van de openbare orde als het gaat om het mogelijk
online ingrijpen bij een dreigende verstoring. Daaruit blijkt dat niet alleen het
afbakenen van de ‘virtuele ruimte’ een probleem is bij openbare-ordehandhaving.
Een eerste knelpunt betreft de mate waarin er een voldoende aangetoonde en
directe samenhang is tussen online gedrag en offline verstoringen van de open‐
bare orde. Enkele oproepen op Facebook zijn mogelijk niet voldoende; een oproep
moet worden gedeeld met grote groepen mensen en er moeten ook nog de nodige
mensen gehoor aan geven. Mogelijk spelen het expliciete karakter of de verwijzin‐
gen naar openbare orde bij dergelijke oproepen een rol bij de vaststelling ervan.
Een tweede knelpunt betreft de onzekerheid over de overtreder of oproeper. De
mensen die uiteindelijk de openbare-ordeverstoring begaan, zijn vaak andere
mensen dan de mensen die oproepen op sociale media plaatsen of de mensen die
deze oproepen delen. Het bestaan van zogenaamde troll-accounts maakt het nog
complexer; wie is verantwoordelijk voor hun gedrag?
Een derde knelpunt betreft de territoriale afbakening van de bestuurlijke bevoegd‐
heden van de burgemeester. De bevoegdheden van de burgemeester zijn afgeba‐
kend binnen de grenzen van de gemeente, waarbij de gemeentegrenzen absoluut
zijn. Dit kan openbare-orde- en veiligheidsproblemen opleveren aangezien online
oproepers zich buiten de grenzen van een specifieke gemeente kunnen bevinden
en computerservers zelfs vaak buiten Nederland gevestigd zijn.
Een vierde knelpunt betreft de juridische beginselen van evenredigheid en subsi‐
diariteit en de inachtneming van de relevante belangen. De basis van het Neder‐
landse rechtssysteem garandeert binnen bepaalde grenzen van de wet de vrijheid
van burgers. Er moet rekening worden gehouden met de vraag welk algemeen
belang juridische interventies rechtvaardigt en met de vraag naar de mogelijke
schade die deze interventies kunnen toebrengen aan de individuele vrijheid. Bij
deze afweging van relevante belangen kan ook causaliteit een rol spelen. Een
Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007 99
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
Willem Bantema
online oproep is meestal geen strafbaar feit en de mogelijke verstoring van de
openbare orde is gebaseerd op de te verwachten gevolgen van de oproep. Dit ver‐
onderstelt een voldoende relatie tussen de oproep en de gevolgen. Hier zijn
enkele problemen. In veel gevallen is het niet één enkel gesprek op internet dat
een gebeurtenis bespoedigt, maar eerder een gezamenlijk gesprek. Dit impliceert
moeilijke vragen over de causaliteit van oproepen en hun effecten op de openbare
orde (eerder genoemd). Daarnaast is de online onruststoker waarschijnlijk
meestal niet dezelfde persoon of groep mensen die op straat aanwezig zijn in de
verstoring van de openbare orde. De vraag is dus wie er verantwoordelijk is.
Welke verantwoordelijkheid nemen de online onruststoker en de mensen die de
oproep delen voor het handelen van mensen die offline een verstoring van de
openbare orde veroorzaken? Online calls worden vaak dubbelzinnig geformuleerd
en niet expliciet gerelateerd aan voorgesteld offline gedrag. Een laatste vraag is in
hoeverre overheden met lichte sancties moeten ingrijpen om de tussenpersonen
bij online oproepen te reguleren.
Een vijfde knelpunt betreft de grondrechten. Online oproepen en gedrag in ver‐
band met verstoringen van de openbare orde en veiligheid kunnen altijd worden
verdedigd door fundamentele rechten zoals de vrijheid van meningsuiting, zoals
verwoord in zowel artikel 7 van de Nederlandse Grondwet als artikel 10 van het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).Wanneer Nederlandse
burgemeesters online met hun bestuurlijke bevoegdheden ingrijpen, kunnen hun
handelingen dus de vrijheid van meningsuiting van burgers beperken en schen‐
den.
5 Conclusie en discussie
5.1 Conclusie
Deze bijdrage start met de vraag: In hoeverre zijn sociale media of het internet als
publieke of openbare ruimtes te beschouwen? Uit deze bijdrage blijkt dat de brede
definitie van openbare orde (‘normale gang van zaken in het publieke domein’)
ruimte biedt voor het mogelijk opnemen van internet of virtuele publieke ruimtes
als onderdeel van het publieke domein openbare orde. Ook het gebruik van en de
omgang met openbare virtuele ruimtes (zoals pagina’s of uitingen met een groot
publiek bereik) uit een toegelicht onderzoek laten zien dat virtuele ruimtes een
publiek karakter kunnen hebben, wat onder andere blijkt uit hun omgang met het
platform en het openlijk en publiekelijk delen van informatie.
Wanneer naar het juridische aspect ervan wordt gekeken, wordt het ingewikkel‐
der. Het ontwikkelde begrippenkader lijkt bedoeld voor en is ontwikkeld vanuit
het fysieke en offline domein en bij de ontwikkeling ervan is niet gedacht aan een
virtueel domein. Het virtuele domein is onder andere ingewikkeld door de grenze‐
loosheid ervan (afbakening), waar de klassieke publieke ruimte in de openbare
orde zich houdt aan fysieke grenzen. In dat laatste geval is ook duidelijk vast te
stellen waar (op welke fysieke locatie) er een verstoring plaatsvindt. In het vir‐
tuele domein is het moeilijker vast te stellen op welke plek uitingen worden
100 Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
De lokale Facebookpagina als café
gedaan; iemand is niet fysiek aanwezig op een te lokaliseren plaats. Handelingen
van mensen online, met een mogelijk publiek karakter, betreffen uitingen die in
meer of mindere mate zichtbaar zijn voor anderen. Dat is een wezenlijk verschil
met fysieke publieke plaatsen en de ‘normale gang van zaken’ aldaar. Op basis van
jurisprudentie (strafrecht) blijkt dat het publieke karakter van uitingen niet alleen
bepaald wordt door een virtuele plaats waar handelingen plaatsvinden, maar ook
door het publieke bereik ervan. Hoe groter het bereik, hoe groter de kans is dat
uitingen als publiek worden gezien.
Voor de toepassing van openbare-ordebevoegdheden (op basis van geldend recht)
is niet alleen de virtuele plaatsbepaling problematisch. Ook wanneer wordt vast‐
gesteld dat uitingen publiek zijn, is nog de vraag of er een aantoonbare samen‐
hang (causaliteit) te veronderstellen is met openbare orde zoals we die kennen, en
dus met fysieke effecten. Ook de grenzeloosheid van het virtuele domein en het
feit dat alle handelingen in dat domein uitingen zijn maken handhaving ingewik‐
keld. Juridische beginselen zoals subsidiariteit en evenredigheid kunnen in het
geding komen omdat per geval moet worden onderbouwd waarom ingrijpen in
het virtuele domein noodzakelijk is terwijl de samenhang met fysieke uitkomsten
(openbare orde) ongewis is. Daarnaast is het ook ingewikkeld om in het virtuele
domein te bepalen wie waar verantwoordelijk is in een proces van oproepen, het
delen of de verspreiding ervan en het opvolging geven aan oproepen.
5.2 Discussie: geen bevoegdheden nodig
Ondanks dat openbare orde een ruim begrip is (alsook publieke ruimte), zijn er
meer zwaarwegende redenen om openbare-ordebevoegdheden van burgemeesters
niet direct aan te laten sluiten bij de online wereld. Het is ook maar de vraag of bij
andere instrumenten de burgemeester de aangewezen persoon is. Burgemeesters
zijn geen rechters en online gedragingen zijn vrijwel altijd uitingen die beschermd
worden door de vrijheid van meningsuiting. Maar naast het juridische verhaal
blijkt ook dat burgemeesters zelf niet zitten te wachten op bevoegdheden. Uit
onderzoek blijkt dat ze tal van informele en niet-juridische interventies inzetten
om vragenstukken waarbij internet en openbare orde elkaar raken, op te lossen.
Bijvoorbeeld via stopgesprekken met de politie, door inwoners uit te nodigen voor
een kopje koffie op het gemeentehuis en door te wijzen om mogelijke aan‐
sprakelijkheid wanneer evenementen doorgang vinden (Bantema e.a., 2018).
Momenteel vindt onderzoek plaats (aan de NHL Stenden Hogeschool) naar ‘best
practices’ op dat gebied, waarbij ook veel aandacht is voor het sociale-media‐
gebruik van burgemeesters en de inzet van online communicatie (tegenreactie) bij
maatschappelijke onrust of verstoringen op het internet.
5.3 Discussie: openbare orde is niet alleen fysiek
Onlangs liet burgemeester Halsema in de nieuwe Agenda Digitale Veiligheid van
de gemeente Amsterdam optekenen dat zij vindt dat zij niet alleen verantwoorde‐
lijk is voor de openbare orde en veiligheid in de stad, maar dat haar verant‐
Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007 101
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
Willem Bantema
woordelijkheid ook geldt in de virtuele openbare ruimte.9 Deze bijdrage zou haar
kunnen helpen bij het denken over die virtuele ruimte, die zeker niet identiek is
aan de fysieke ruimte. Vrijwel alle bestuurders zijn het erover eens dat er op
internet dingen kunnen gebeuren die de openbare orde kunnen raken in de zin
van fysieke effecten. In deze bijdrage is betoogd dat er online publieke ruimtes
zijn, niet altijd in de zin van een exacte plaatsbepaling maar wel in de zin van
publiek bereik of publieke effecten. In die zin zou er op het internet ook een
publieke orde kunnen zijn. Daar is in deze bijdrage geen aandacht aan besteed,
maar in het rapport van Bantema e.a. (2018) is het wel kort aangestipt. Daaruit
blijkt dat bestuurders die het eens zijn met het idee dat er een online orde is, ver‐
wijzen naar fysieke effecten, waar het uiteindelijk weer gaat om de openbare orde
waar de Gemeentewet naar verwijst. Het is op dit moment lastig om aan te geven
(als die orde er is) wat de normale gang van zaken in publieke online ruimtes is.
Niet in de laatste plaats omdat het internet is opgedeeld in vele gemeenschappen
met verschillende ideeën en gedragingen, waarschijnlijk nog gevarieerder dan de
355 gemeente-entiteiten die ons land kent. Daarnaast is het de vraag of er zaken
zijn die online gebeuren (verstoringen) en die geen fysiek effect hebben. Wanneer
cyberpesten plaatsvindt, is de stress die iemand ondervindt als gevolg van het
pesten vergelijkbaar met het pesten in het fysieke domein, met als verschil de
fysieke mishandelingen. Pesten tast op andere manieren ook het lichaam aan.
Wanneer door een DDos-aanval de gemeentelijke infrastructuur platligt en
mensen geen paspoort kunnen halen, beïnvloedt dat direct de openbare orde in
het fysieke domein. Het zou dus mogelijk zijn dat het fysieke en online domein
hetzelfde domein zijn en dat deze werelden op elkaar inwerken of in feite dezelfde
wereld en rechtsorde betreffen.
Literatuur
Bantema, W., S.M.A. Twickler, S.A.J. Munneke, M. Duchateau & W.P. Stol, Handhaving van
de openbare orde door bestuurlijke maatregelen in een digitale wereld, Den Haag: 2018.
Burkell, J., A. Fortier & L.Y. Wong, ‘Facebook. Public space or private space?’, Information,
Communication & Society, 2014/8, p. 974-985.
Ruigrok, L.D., Onmiddellijke handhaving van de openbare orde of bestuursdwang? Het bevel en
de last in historisch en rechtsvergelijkend perspectief, Den Haag: 2012.
Vols, S., Virtuele handhaving van de openbare orde, masterscriptie Rijksuniversiteit Gronin‐
gen bij de opleiding Recht & ICT, Groningen: 2010.
9 Zie www.ad.nl/amsterdam/burgemeester-halsema-trekt-ten-strijde-tegen-cybercrime~ac0e
23ad/.
102 Bestuurswetenschappen 2020 (74) 2
doi: 10.5553/Bw/016571942020074002007
Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
Onmiddellijke handhaving van de openbare orde of bestuursdwang? Het bevel en de last in historisch en rechtsvergelijkend perspectief
  • L D Ruigrok
Ruigrok, L.D., Onmiddellijke handhaving van de openbare orde of bestuursdwang? Het bevel en de last in historisch en rechtsvergelijkend perspectief, Den Haag: 2012.
Virtuele handhaving van de openbare orde
  • S Vols
Vols, S., Virtuele handhaving van de openbare orde, masterscriptie Rijksuniversiteit Groningen bij de opleiding Recht & ICT, Groningen: 2010.