ArticlePDF Available

De internationale aantrekkingskracht van Physical Literacy

Authors:

Abstract

Over physical literacy (PL) is de afgelopen jaren, zowel internationaal als in eigen land, veel gezegd en geschreven. Recent kwam daar een omvangrijk boek bij: Physical Literacy Across the World (2019), geredigeerd door de grondlegger van PL, Margaret Whitehead. In dit boek schreven we op verzoek van Whitehead het hoofdstuk Perspectives on Physical Literacy in Continental Europe . In dit artikel volgen we de inhoud van dit hoofdstuk. We sluiten af met enkele kritische opmerkingen over de ontvangst van PL binnen een deel van de vakwereld.
Physical Literacy Across the World is een
ambitieuze publicatie. Het boek wil
inzicht geven in het wereldwijde
gebruik en implementatie van PL.
Het verbindt filosofische, pedagogische per-
spectieven met praktische inzichten over het
gebruik dat van PL wordt gemaakt. In het eer-
ste deel van ons hoofdstuk stellen we de vraag
waarom PL zo tot de verbeelding spreekt. We
benadrukken de historische wortels van PL,
die zijn verbonden met een lange en rijke
Europese traditie van denken over het mense-
lijk bewegen. Ook Whitehead zelf grijpt terug
op deze traditie die zich o.a. kenmerkt door de
alternatieven die het biedt voor het dualis-
tische mensbeeld en voor de instrumentele
visies op het lichaam; het lichaam dat getraind
en gedisciplineerd dient te worden met het
oog op vooral militaristische, cosmetische en
medische doeleinden.
Opleving
In meer recente jaren constateren we een
(internationale) opleving van het personalisti-
sche denken, zoals dat bijna een eeuw eerder
opkwam op het Europese continent. Het
wereldwijde gebruik dat wordt gemaakt van
PL toont een zekere herwaardering van deze
traditie. In het hoofdstuk bespreken we enkele
ontwikkelingen die naar ons idee hebben bijge-
dragen aan deze herwaardering van ideeën en
de aantrekkingskracht van PL.
Zo is er een groeiende weerstand om het
onderwijs louter te beoordelen op basis van
kwantificeerbare uitkomsten. Het wijdversprei-
de gebruik dat bijvoorbeeld wordt gemaakt van
het werk van Gert Biesta (bijv. 2012) getuigt
van de wens om kwalificatie-eisen op meer
evenwichtige wijze te verbinden aan persoons-
vorming en socialisatie. Hoewel het werk van
Biesta vooral is geworteld in het pragmatisme
van Dewey, zijn er in denken en taalgebruik
veel raakvlakken met het personalisme waarop
Whitehead zich baseert. Hoe beide tradities
samenkomen wordt mooi geïllustreerd in een
citaat van Dewey:
‘It is the duty of an educator to determine
that environment which will interact with
the existing capabilities and needs of those
taught, to create a worthwhile experience.
That means that it is the obligation of the
teacher to construct an environment by
manipulating the objective conditions so
that the learner can have experiences which
Over
physical literacy
(PL) is de afgelopen ja ren,
zowel internationaal a ls in eigen land, veel gezegd
en geschreven. Recent kwa m daar een omvangrijk
boek bij:
Physical Literacy Across the World
(2019),
geredigeerd door de grondlegger van PL, Margaret
Whitehead. In dit boek schreven we op verzoek van
Whitehead het hoofdstuk
Perspectives on Physical
Literacy in Continental Europe
. In dit artikel volgen we
de inhoud van dit hoofdstuk. We sluiten af met enkele
kritische opmerkingen over de ontvangst van PL
binnen een deel van de vakwereld.
TEKST IVO VAN HILVOOR DE, JEROEN KOEKOEK EN W YT SE WALINGA
De internationale
aantrekkingskracht
van Physical Literacy
TOPIC
11
Lichamelijke opvoeding magazine 8 - november 2019
positieve sportbeleving, en een levenslang per-
spectief op bewegen.
Ook de opkomst en alomtegenwoordigheid van
nieuwe (digitale) technologie draagt mogelijk
bij aan genoemde opleving van personalis-
tisch denken. Nieuwe technologie biedt veel
nieuwe kansen voor gebruik in de sport en in
het onderwijs (Koekoek & Van Hilvoorde, red.
2019). Tegelijkertijd groeit de populariteit van
‘monitorende technologie’, waarbij het lichaam
wordt gecultiveerd als een te besturen, te con-
troleren en disciplineren object. PL biedt een
breder perspectief op bewegen en een rijkere
taal om het belang van LO te kunnen duiden,
dan de meer reductionistisch perspectieven op
‘fysieke activiteit’ of fitness. Ook de aandacht
die er in het onderwijs momenteel is voor zoge-
heten 21st century skills (met nadruk op crea-
tiviteit, exploratie, communicatie, ontdekkend
leren, probleem oplossende vermogens, zelfre-
gulatie) sluit aan bij het stellen van persoonlijke
doelen op basis van zelfregulerende vaardighe-
den, zoals dat binnen PL wordt benadrukt.
Bij alle genoemde ontwikkelingen kan de
kritische vraag worden gesteld wat hier nieuw
aan is en kan beargumenteerd worden dat het
hier gaat om reformpedagogische ideeën in
een nieuw jasje. Feit is wel dat het een brede,
internationale ontwikkeling betreft, die ook
aansluit bij een aantal belangrijke doelstellin-
gen in Nederland. Dat getuigt van gedeelde
uitgangspunten, ideeën en grondslagen. Zeker
wanneer die grondslagen onder druk staan,
zullen deze voortdurend in iedere tijd weer
match his or her capacities and desires’
(Dewey 1938, In: Whitehead 2019, p. 24)
Whitehead voegt hier aan toe:
‘It is worth noting that Dewey is concerned
with matching environments with indivi-
duals. This aligns with the desirability to
respect each individual as unique – a view
strongly held by proponents of physical
literacy.’ (ibid.)
Uniciteit
Het begrip uniciteit kent een lange traditie in
de pedagogiek. Binnen het concept PL gaat het
dan over het aanpassen van de omgeving aan
de capaciteiten, beleving en motieven van alle
leerlingen. Ook de Nederlandse interpretatie
van het begrip sluit in taalgebruik hierbij aan.
Het gaat niet zozeer om bewegen in termen
van frequentie, duur en intensiteit, maar
er wordt gesproken over verrijking van de
beweegomgeving, persoonlijke ontwikkeling
en verruiming van de wereld van bewegings-
mogelijkheden. Niet de verschillen in aan-
leg tussen kinderen worden geaccentueerd
(bijvoorbeeld met motorische testen), maar
het gaat om de ontwikkeling van zelfregulatie,
Het gaat om de ontwikkeling van
zelfregulatie, positieve sportbeleving, en
een levenslang perspectief op bewegen
12
Lichamelijke opvoeding magazine 8 - november 2019
Referenties
Biesta, G. (2012) Goed
onderwijs en de cultuur
van het meten. Ethiek,
politiek en democratie.
Boom Lemma Uitgevers,
Den Haag.
Dewey, J. (1938). Experience
and Education. New York:
Macmillan.
Koekoek, J., Pot, N.,
Walinga, W., & Van
Hilvoorde, I. (2019).
Perspectives on physical
literacy in continental
Europe. In M. Whitehead
(Ed.), Physical Literacy across
the World (pp. 143-155).
London: Routledge.
Koekoek, J. & Van
Hilvoorde, I. (2018).
Digital Technology in
Physical Education: Global
Perspectives. London:
Routledge.
Löwy, I. (1992). The
strength of loose concepts
– Boundary concepts,
federative experimental
strategies and disciplinary
growth: The case of
immunology. History of
Science, 30(4): 371-396.
Pot, N., & van Hilvoorde,
I. (2013). A critical
consideration of the use
of physical literacy in the
Netherlands. Journal of the
International Council of
Sport Science and Physical
Education, (65), 312–319.
Whitehead, M. (2019) (Ed.).
Physical Literacy across the
World. London: Routledge.
Contact
im.van.hilvoorde@
windesheim.nl
Kernwoorden
physica literacy,
onderwijsmodel
opnieuw ‘uitgevonden’ moeten worden. Daar
kan nieuwe taal behulpzaam bij zijn.
Status van Physical Literacy
in Europese landen
Naast de ontwikkeling van PL in Nederland is
voor een zestal Europese landen onderzocht
op welke wijze ze bezig zijn met het operatio-
naliseren van het concept. Dat gebeurde met
behulp van een korte vragenlijst. De meeste
landen vertonen onderling een vergelijkbare
zoektocht naar actuele begripsvorming op het
gebied van sport en fysieke activiteit. Het blijkt
dat PL vaak wordt gelinkt aan andere theo-
retische concepten zoals het Long Term Athlete
Development (LTAD) model. Universiteiten
nemen in de meeste landen het voortouw in
de ontwikkeling van het PL concept, soms in
samenwerking met betrokken overheidsinstan-
ties (in Tsjechië bijvoorbeeld). Van de meeste
landen die hebben meegewerkt aan het onder-
zoek wordt duidelijk dat de invloed van PL op
het curriculum nog in beperkte mate zichtbaar
is. In Denemarken wordt nog het meest dui-
delijk op welke manier PL is doorvertaald naar
het onderwijsprogramma. De uitwerking van
PL heeft hier geleid tot een verplicht gestelde
dagelijkse hoeveelheid aan bewegingsactiviteit
in het onderwijs.
Een van de belangrijkste redenen voor een land
om PL als concept te gebruiken en implemen-
teren, is de toenemende sedentaire leefstijl en
inactiviteit van zowel jongeren als volwasse-
nen. Daarbij wordt ervaren dat PL moeilijk
kan worden (door)ontwikkeld wanneer de
heersende sport- en beweegcultuur in een
land verschilt met de uitgangspunten van
PL. Belemmerend voor de ontwikkeling van
het concept is dat PL in diverse landen wordt
gezien als een theoretisch concept met beperkte
innovatieve mogelijkheden. Ook is PL als begrip
soms moeilijk vertaalbaar naar het (heersende)
begrippenkader van het land.
Tot slot: kans of bedreiging voor
de Nederlandse vakwereld
In Nederland zijn de meningen verdeeld over
de betekenis en het gebruik van het begrip PL.
In ons hoofdstuk illustreren we (uitvoeriger
dan we hier kunnen doen) dat PL een begrip is
dat goed aansluit bij de Nederlandse (pedagogi-
sche, ideologische, didactische) traditie van het
bewegingsonderwijs. Daarmee zeggen we ook
dat PL niet per definitie heel veel nieuws te bie-
den heeft, althans voor de goed ingevoerde vol-
ger van het Nederlandse bewegingsonderwijs.
Er zitten ook haken en ogen aan het con-
cept (zoals de dualistische connotaties van
het begrip zelf), waar we zelf al in een vroeg
stadium over hebben geschreven (Pot & Van
Hilvoorde, 2013). Er is niemand die heeft
voorgesteld het concept één op één te vertalen
en importeren als nieuwe doelstelling. De strijd
daartegen is er een tegen windmolens. We
draaien het eerder om. Op een internationaal
podium geven we zelf kleur aan PL vanuit de
Nederlandse situatie. In het boek gebruiken
we het Nederlandse curriculum als voorbeeld
om aan te tonen dat het denken in termen van
‘kernproblemen’ en ‘leerlijnen’ past binnen de
aanpak van PL. Dat heeft onze voorkeur boven
een principiële afwijzing aan de zijlijn.
Dat het begrip physical zelf ook weer dualis-
tische connotaties oproept, ja, dat is zo. Daar
hebben we zelf eerder ook al op gewezen. En
dat kan een reden zijn om te kiezen voor een
vergelijkbare term, zoals het begrip beweegiden-
titeit (zoals gebeurt binnen curriculum.nu). Maar
uiteindelijk gaat het om de wijze waarop het
begrip wordt begrepen en toegepast. Het is niet
zo dat dualistisch taalgebruik per definitie aan-
leiding geeft tot ‘dualistische praktijken’. Dat is
een ideologische en wetenschappelijk wankele
aanname, die ten grondslag ligt aan veel van
de (veelal voorspelbare en steriele) kritiek op
dualistisch taalgebruik.
Menselijke taal vervult diverse functies. Naast
het creëren van helderheid en eenduidigheid,
kan taal ook gericht zijn op onderscheiding
(jargon) en identificatie met een specifieke
cultuur. De ene lezer waant zich in een warm
bad wanneer hij leest over ‘persoonlijke
bewegingsgevormdheid’ of het ‘openen en
verruimen van het bestaansveld bewegen’. De
ander kijkt je glazig aan. Als het gaat over het
verschil tussen een lichaamsbeweging en een
bewegingshandeling is het zaak om heel precies
te zijn, om uit te kunnen leggen wat het belang
is van een dergelijk onderscheid.
Er zijn ook concepten die juist de functie
hebben om perspectieven te verbinden. In
zijn artikel The strength of loose concepts noemt
Löwy (1992) dat boundary concepts. Ook in
diverse (natuur)wetenschappen zijn dergelijke
boundary concepts van waarde, om gemeen-
schappelijke uitgangspunten te benadrukken
en bruggen te slaan tussen disciplines. De
openheid van een ‘loose concept’ impliceert
ook dat velen ermee aan de haal kunnen gaan.
Met gemak, en niet altijd gehinderd door ken-
nis van de herkomst van het begrip, wordt PL
ook weer gereduceerd tot het louter meten van
fundamentele beweegvaardigheden. Zoiets kan
ook gebeuren met loose concepts. Maar dat is ook
de kracht ervan, dat je het begrip vervolgens
ook weer terzijde kunt schuiven, wanneer de
invulling niet (meer) aansluit bij de vertrouw-
de uitgangspunten.
Ivo van Hilvoorde, Jeroen Koekoek en Wytse
Walinga zijn allen werkzaam bij Hogeschool
Windesheim.
13
Lichamelijke opvoeding magazine 8 - november 2019
Chapter
Full-text available
Actuele grondslagen van het bewegingsonderwijs is de ambitieuze titel van een veelomvattend boek, waarin hedendaags onderzoek wordt verbonden aan een lange traditie van denken over het bewegingsonderwijs. Het boek is veelzijdig door de brede thematiek en de keuze van auteurs. Ondanks deze diversiteit is een duidelijke lijn en visie herkenbaar, die eenvoudig is toe te schrijven aan het feit dat alle auteurs in meer of minder mate bekend zijn met het ‘relationele gedachtegoed van Gordijn’. In deze epiloog blik ik terug op de voorgaande hoofdstukken en sta stil bij de ambitie, zoals die door Adri Vermeer wordt verwoord in het voorwoord. Daarin lezen we: ‘Met deze publicatie willen we duidelijk maken dat het gedachtegoed van Gordijn nog steeds actueel is’. Hoe actueel is dit gedachtegoed? Welke keuzen worden gemaakt in het hedendaagse onderzoek, en sluiten deze keuzen inderdaad aan bij het gedachtegoed van Gordijn? Deze vragen verbind ik aan een fundamenteel thema in deze publicatie, namelijk de veronderstelde bijdrage van het bewegingsonderwijs aan de identiteitsontwikkeling van kinderen.
Article
Full-text available
In een tijd waarin basale menselijke behoeften (zoals direct contact, afleiding en vermaak in groepsverband, gezamenlijk sporten) op de proef zijn gesteld, is des te duidelijker geworden waaruit dat gemis bestaat. Verschillende sectoren die geraakt zijn door de Corona maatregelen kozen hun eigen woorden om het belang te benadrukken van het opheffen van de restricties. Dat geldt ook voor de sport. In mei was in een landelijke oproep om de sportscholen weer te openen op een paginagrote advertentie te lezen: We willen: minder stress. Meer weerstand. Minder kilo’s. Meer bewegen. Minder eenzaamheid. Meer verbinden. Minder zorgen. Meer gezondheid. De boodschap was dat Nederland sportscholen nodig heeft om gezond en fit te blijven. Dat was een heldere boodschap, waarin vooral ook het instrumentele karakter van bewegen en sport werd benadrukt. Hoewel begrijpelijk in tijden van crisis, waarin uiteenlopende belangen scherp moeten worden gewogen, was hier ook sprake van een beperkte duiding van de waarde die sport kan hebben. Deze legitimering van de sportscholen vertoont weinig overeenkomsten met de waarden die sport, spel en bewegen voor kinderen, ouderen en ook kwetsbare doelgroepen kan hebben, en die ook in projecten en onderzoek wordt benut en onderzocht. In dit artikel bespreek ik enkele concepten waarin het gaat om de rol die sport kan spelen bij de identiteit- en persoonsvorming, deels gebaseerd op pedagogische uitgangspunten en uitgangspunten van de positieve psychologie. Vervolgens geef ik een voorbeeld van lopend onderzoek binnen het lectoraat Bewegen, school en sport (Hogeschool Windesheim) waarin sport en bewegen wordt ingezet om kwetsbare doelgroepen te ondersteunen. Daarbij wordt het bewegen weliswaar instrumenteel ingezet, maar wel uitgaande van de zogeheten normaliserende kracht van sport, die juist niet op expliciete wijze therapeutisch wordt ingezet.
ResearchGate has not been able to resolve any references for this publication.