ArticlePDF Available

WtV-afl. 24 'Hoe is het met de balkons?' De Nieuwe Kerk in Utrecht & De sores van zegen.

Authors:

Abstract

Na een beschrijving door predikant Dirk de Bree van de praktijk van de sterk gegroeide Utrechtse PKN-gemeente De Nieuwe Kerk volgt een praktisch-theologische reflectie op deze gemeente van de hand van Nadine van Hierden en Sake Stoppels. Centraal staat de vraag wat andere gemeenten kunnen leren van de Utrechtse praktijk. In een derde artikel wordt verteld hoe de groei van de gemeente tot vermenigvuldiging heeft geleid. Een deel van de gemeente is elders opnieuw begonnen vanuit het Nieuwe Kerk DNA, mede ter ondersteuning van een minder vitale gemeente
De eerste twee artikelen zijn gepubliceerd in Inspirare. Tijdschrift voor charismatische & evangelische
theologie, jrg. 1 (2019), nr.3, p. 38-45 (de Bree) en p. 46-52 (van Hierden, Stoppels (rubriek ’Wegen
tot vernieuwing. Praktijk berichten uit gemeenten en parochies’, aflevering 24). Het derde artikel is
afkomstig uit Woord & Weg, januari 2021, p. 4-7 (uitgave PKN, tekst Thea Westerbeek)
Hoe is het met de balkons?’ De Nieuwe Kerk in
Utrecht
Dirk de Bree
Sinds september 2017 mag ik als predikant de Nieuwe Kerk
dienen, samen met ds. Lydia Kansen die nu zes jaar aan de gemeente verbonden is. Het is bijzonder
om te werken in een groeiende gemeente. Op verzoek van de redactie van Inspirare zet ik wat
observaties van de afgelopen twee jaar op papier. Wat hier volgt is míjn kijk op de kerk en haar
uitdagingen. Ik hoop dat de ontwikkeling, waarin ik het werk van God herken, anderen inspireert.
Gebed
‘Dominee, mag ik u iets vragen?’
Na afloop van een kerkdienst elders in het land komt een oudere vrouw naar me toe.
‘Hoe is het met de balkons in de Nieuwe Kerk?’
Ik kijk wat verbaasd en mompel iets als: ‘Hoe bedoelt u?’
‘Nou, zitten er ook mensen op de balkons, tijdens de kerkdiensten?’
‘Ja, die zitten regelmatig vol. Onlangs moesten we zelfs mensen teleurstellen. Te vol.
Ik zie de tranen in haar ogen. ‘Daar hebben we nu voor gebeden!’
Mijn gesprekspartner blijkt mevrouw Bouw, de weduwe van één van mijn voorgangers, ds. Wim
Bouw (1940-2003). In hun tijd, de jaren ’90 van de vorige eeuw, was de Nieuwe Kerk gefuseerd met
een andere kerk in de buurt. En dat niet uit weelde. De verwachting was dat de fusiekerk het nog
enkele jaren zou uitzingen en daarna definitief zou sluiten. De diensten werden bezocht door een
veertigtal vooral oudere mensen en een enkele verdwaalde student.
Met veel toewijding, gebed en geloof zijn ze aan de slag gegaan. Er voltrok zich een wonder: de
Nieuwe Kerk begon langzaam maar zeker te groeien. Rond 2010 werd de fusie met de andere
wijkgemeente weer ongedaan gemaakt.
Anno 2019 zit de kerk regelmatig vol. Wekelijks melden zich nieuwe leden. Vooral jonge mensen,
studenten of net afgestudeerd, maar gelukkig regelmatig ook ouderen.
Van overleven naar groei
Een belangrijke factor voor de groei van de Nieuwe Kerk ligt in het volhardende geloof en het
aanhoudende gebed van dominee Bouw, zijn vrouw en een aantal gemeenteleden. Zij legden zich
niet neer bij de situatie maar geloofden dat God dwars door de diepten heen grote dingen kan doen.
Dat geloof werkte samenbindend en inspirerend. Het gebed werd verhoord.
De kerkenraad koos een helder profiel en zette in op verrijking vanuit de evangelicale liturgische
traditie. Naast het orgel kwam er een muziekband; naast het Liedboek voor de Kerken verschenen de
Evangelische Liedbundel en Opwekking. De diensten werden informeler, gemeenteleden konden
gebedspunten en getuigenissen delen en er werd ruimte aangeboden voor persoonlijke voorbede
Nieuwe Kerk, wijkgemeente van de
Protestantse Gemeente Utrecht
(PKN)
Gebouw staat in Wittevrouwen
(Utrecht Oost)
Leden: 1600, waarvan zo’n 600
actief (760 vanuit de wijk,
waaronder veel niet betrokken
leden en 840 voorkeursleden, ook
(ministry). De missionaire en diaconale betrokkenheid op de eigen omgeving groeide.
Gemeenteleden raakten bijvoorbeeld betrokken bij de oprichting van Stichting Present en de eerste
Alphacursus in Nederland werd via de Nieuwe Kerk geïntroduceerd.
Tijdens de groei bleef men oog houden voor de persoonlijke onderlinge contacten: doordeweeks
kwamen mensen samen in huiskringen.
Na het emeritaat van ds. Bouw zette ds. Carol van Wieren het werk voort. Ook hij is een man van
gebed en vroeg voortdurend ruimte voor het werk van de Geest. Daarbij stimuleerde hij
gemeenteleden om zelf initiatieven te ontplooien. Tijdens zijn bediening (2005-2016) groeide de
Nieuwe Kerk gestaag door.
Vandaag geldt de Nieuwe Kerk als één van de meest vitale wijkgemeenten van de Protestantse
Gemeente Utrecht.
DNA van de Nieuwe Kerk
Wat maakt de Nieuwe Kerk zo aantrekkelijk? Als ik deze vraag stel aan nieuwe leden hoor ik meestal
dezelfde dingen. Nogal wat mensen ervaren de Nieuwe Kerk als een thuis; een plek waar je welkom
bent, waar begrip is voor je eigenheid, waar je gekend wordt. Als je daarop doorvraagt wijzen
mensen op de levendigheid van de gemeente, de informele sfeer en de gemakkelijke omgang met
elkaar. Ook herkennen veel mensen zich in het gedeelde verlangen naar groei in het geloof en de
bereidheid om dat steeds te leren betrekken op het hele leven.
Gemeenteleden waarderen daarbij de balans tussen ‘traditioneel’ en ‘evangelisch’. We zingen uit
een waaier aan bundels, liederen van alle tijden en plaatsen. Er zijn verscheidene muziekgroepen; in
iedere dienst klinkt ook het orgel. Eens per maand is er op de zondagavond een zogenaamde Meer-
dienst, met veel aanbiddingsmuziek, bezinning en ruimte voor persoonlijke voorbede.
Deze ruimte voor verschil in beleving typeert ook onze beleidskeuzes. Zo is er de mogelijkheid om
een pasgeboren kind te laten dopen of op te dragen. Volwassenen kunnen gedoopt worden door
onderdompeling. Er is inmiddels een doopbad ingebouwd in het liturgisch centrum. Kinderen zijn
welkom aan het avondmaal, maar er is begrip voor degenen die niet met hun kinderen aangaan.
De preek heeft een belangrijke plek in de eredienst. Gemeenteleden waarderen een goed verhaal,
waarin Christus centraal staat. Het gaat om een boodschap waarin de Bijbel betrokken wordt op het
dagelijks leven.
Als een van de aantrekkelijke kanten van de Nieuwe Kerk hoor ik vaak het praktische, actie-gerichte
karakter van geloven. Een preek met een praktische toepassing wordt gewaardeerd. Geloven vraagt
ook dat je je handen uit de mouwen steekt, dat je je diaconaal inzet, dat je kiest voor een Groene
kerk, voor een duurzame levensstijl.
Het kringwerk wordt goed bezocht. Het is voor veel gemeenteleden het moment om even met
‘gelijkgestemden’ het leven en het geloof te delen. Daarbij komt dat een kring je helpt om de
gemeente een beetje te leren kennen. De zondagse diensten zijn inmiddels zo vol, dat het onmogelijk
is om iedereen te kennen. Juist het kringwerk zorgt voor verbinding.
De Nieuwe kerk bruist door vele activiteiten. Activiteiten voor allerlei verschillende leeftijdsgroepen.
Veel jonge mensen waarderen die dynamiek. Hierin is ook ruimte voor de enkeling. Er wordt bewust
geïnvesteerd in pastoraat en rond iedere kerkdienst is er de mogelijkheid om ministry te ontvangen.
Verder is er aandacht voor kwaliteit, zichtbaar in het gebouw en de zalen, maar ook digitaal op de
website, social media en andere PR-materiaal.
Wat meestal niet expliciet benoemd wordt, maar zeker meespeelt, is de aanzuigende werking van
leeftijdsgenoten.
Relatie tot andere kerken
De Nieuwe Kerk maakt deel uit van de Protestantse Gemeente Utrecht1, die nog zo’n 10
wijkgemeenten omvat. Vooral met de Jacobikerk wordt er op meerdere vlakken samengewerkt. Dit
heeft te maken met de overeenkomsten in theologische kleur tussen deze wijkgemeenten. De
relaties met de andere wijkgemeenten zijn over het algemeen positief. De Nieuwe Kerk is in zekere
zin een vreemde eend in de bijt vanwege haar evangelicale en informele uitstraling. Naar mijn idee
werd dat tien jaar geleden meer als een probleem ervaren dan vandaag. Er is bereidheid om samen
op te trekken en van elkaar te leren. Men is over het algemeen blij verrast met de ontwikkelingen in
de Nieuwe Kerk, al houdt het iets schrijnends dat veel gemeenteleden andere wijkgemeenten
voorbijfietsen. Ergens is dit een direct gevolg van het beleid dat door de algemene kerkenraad van de
PGU is ingezet. Elke wijkgemeenten werd gestimuleerd om een eigen gezicht te ontwikkelen binnen
het geheel van de Protestantse Gemeente Utrecht.
Het is opmerkelijk dat het kerkgenootschap (PKN) voor weinig gemeenteleden een doorslaggevende
reden is om lid te zijn van de Nieuwe Kerk. Ze kiezen voor een kerk waar ze zich thuis voelen. Over
het algemeen voelen ze zich ook niet zo verbonden met andere kerkelijke gemeenten.
Ik zie het als een uitdaging om gemeenteleden juist bewust te maken van de grotere verbanden. We
zijn samen met al die kerken geroepen om in Utrecht kerk van Christus te zijn. Die bewustwording
heeft nog wel wat tijd nodig. Wat dat betreft zorgt de groei van de kerk voor een vernieuwde
motivatie om het contact met andere kerken te zoeken en waar mogelijk elkaar te ondersteunen en
samen te werken in en voor de stad.
Uitdagingen
Omgaan met verschil
Veel leden ervaren in onze gemeente ruimte; er is veel mogelijk. De kans bestaat dat die openheid
doorslaat in ‘alles kan’, waardoor het profiel van de gemeente kleurloos wordt gevonden. Een paar
studenten spraken over een ‘compromiskerk’.
Het huidige gemeentebrede gesprek over homoseksualiteit is een boeiend voorbeeld. De kerkenraad
wil daarin ruimte geven voor verscheidenheid; tegelijk zijn er mensen die behoefte hebben aan
duidelijkheid. Het vraagt zorgvuldig en geduldig luisteren naar elkaar en naar Gods Woord, om hierin
samen een begaanbare weg te vinden. Het gesprek zorgt voor verdieping en wederzijds begrip. Ook
mensen die zich zorgen maken over de koers zoeken de verbinding. Ik ervaar veel vertrouwen in
elkaar en ook in de leiding van de kerkenraad.
Hier en daar merk ik dat mensen het juist ingewikkeld vinden om binnen de christelijke gemeente
van mening te verschillen. De eenvoudigste route is daarbij het gesprek uit de weg te gaan. Als
kerkenraad hebben we mede daarom de verantwoordelijkheid om de gedachtewisseling over heikele
thema’s te agenderen en ook goed te faciliteren. Om ons te blijven oefenen om elkaar te verstaan en
samen te onderscheiden wat echt belangrijk is. Uiteindelijk willen we gemeente van Christus zijn.
Vanuit de ontmoeting met Hem is elk gesprek mogelijk.
Organisatorisch
De onstuimige groei brengt een aantal uitdagingen op het gebied van de organisatie met zich mee. In
het verleden was het overzichtelijk: enkele mensen ‘trokken de kar’, de lijntjes waren kort en de
sfeer was gemoedelijk. Nu zijn er veel meer mensen bij betrokken en is er meer structuur nodig. Aan
gaven en talenten ontbreekt het ons allerminst. De vraag is vooral hoe je die op het spoor komt en zo
goed mogelijk benut. We hechten aan het behoud van flexibiliteit en ontspannenheid, maar hoe
verhouden die zich tot de noodzaak om dingen goed te regelen? Het is een voortdurend zoeken naar
een juiste balans.
1 www.pgu.nu
In de erediensten is dat bijvoorbeeld te zien in een vaste liturgie, waarin minder ruimte is voor
(spontane) inbreng van gemeenteleden. Door het grote aantal kerkgangers is het lastiger om elkaar
te leren kennen. Het karakter van de kerkdiensten verandert daardoor, maar ook de beleving van
mensen. Hoe kunnen we het goede van vroeger de saamhorigheid, het familiegevoel behouden
terwijl we toch met zoveel mensen samenkomen? Het antwoord op deze vraag hebben we nog niet.
Ook het zondagse kinderwerk vraagt om een goede organisatie. Het is al woekeren met de ruimten
om de ongeveer 100 kinderen onderdak te bieden, maar er is ook een goed programma nodig
inclusief goede werkers. Onlangs is besloten hiervoor een betaalde kinderwerker (0.5fte) aan te
stellen. 2
Bij de groei van de gemeente vraagt het ouderenwerk aparte aandacht. Sowieso vraagt de dynamiek
van de Nieuwe Kerk heel wat flexibiliteit van haar oudere gemeenteleden. Het is opvallend dat
relatief weinig ouderen de diensten bezoeken. Zijn zij vertrokken toen de veranderingen te snel
gingen? Of hebben we ze minder in het vizier? Hoe dan ook de kerkenraad vindt het belangrijk om
ook te investeren in deze kleinere groep gemeenteleden op wier schouders wij mogen staan.
Gemeenteleden ervaren in de Nieuwe Kerk de ruimte ook in die zin, dat initiatieven altijd worden
gewaardeerd. De bereidheid om een taak op te pakken, een nieuwe activiteit vlot te trekken is een
teken van betrokkenheid. Tegelijk zorgt de huidige groei ervoor dat er behoefte ontstaat aan focus.
Dat betekent dat we soms nieuwe dingen juist niet moeten doen. Dat vraagt een andere manier van
denken dan de ‘revitaliserende’ fase van een tiental jaar geleden. In het beleidsplan hebben we
geprobeerd die focus te verwoorden in een drietal prioriteiten voor de komende jaren. Deze
prioriteiten gaan over kerkzijn met jong en oud, toerusting en de groei van de gemeente als kans om
stad en land te dienen.
Komen en gaan
Een gemeente als de Nieuwe Kerk, met veel jongeren, in een universiteitsstad, kent grote mate van
verloop. In de studententijd haken jongeren aan, ze blijven na het afstuderen soms nog een tijd
betrokken, maar zodra ze een gezin hebben gesticht en de behoefte ontstaan aan een groter huis,
wat in Utrecht nogal duur is, verhuizen ze naar elders.
Door het permanente ‘komen en gaan’ is de gemeente voortdurend aan verandering onderhevig. In
een cyclus van zo’n 6 jaar tijd is een derde van de gemeente vertrokken. Dit vraagt nogal wat, vooral
van de mensen die blijven. Het is een voortdurend investeren in nieuwe mensen. We heten hen
welkom, leren hen beter kennen, trekken een tijdlang samen op, beleven samen het gemeente-zijn
en zwaaien hen vervolgens weer uit.
Als kerkenraad hebben we ervoor gekozen om deze dynamiek te waarderen. Wen er maar aan; je
verandert het niet. De vraag is dan vooral wat we als Nieuwe Kerk in zes jaar kunnen meegeven aan
gemeenteleden om dat te delen elders in het land. Het gaat immers niet om de Nieuwe Kerk, maar
om het Koninkrijk van God.
Op dit moment inventariseren we wat in dit proces essentieel is. Welke toerusting is nu noodzakelijk
voor deze groep mensen? En dan niet alleen met het oog op de leden die op termijn weer verkassen,
ook degenen die blijven kunnen er mee gediend zijn.
Missionair
Van oudsher is de Nieuwe Kerk betrokken op de buurt, de wijk Wittevrouwen. Nu de kerk meer en
meer een gemeenteleden trekt uit alle wijken van de stad is de betrokkenheid op de directe
omgeving van het kerkgebouw kleiner geworden. Het missionaire DNA is minder zichtbaar. Dat heeft
2 Samen met drie andere kerken heeft de Nieuwe Kerk al een aantal jaar een jeugdwerker. Deze zet zich in om
jongeren vanuit deze kerken (en andere kerken) samen te brengen in een jongerenbeweging in de stad
(www.ikju.nl)
ook te maken met de energie die nodig is om ‘de boel’ draaiende te houden. Een risico is altijd weer
dat we als groeiende gemeente druk zijn met onszelf en dat de missie uit beeld raakt.
De komst van Lydia Kansen als missionair predikant zo’n zes jaar geleden leidde een nieuwe fase in.
Zij focuste niet op het organiseren van (nieuwe) missionaire activiteiten, maar in toerusting op het
gebied van discipelschap. In een aantal jaar tijd volgden zo’n 80 gemeenteleden een intensieve
discipelschapscursus. Die investering in het leven van gemeenteleden zorgt voor een groeiend
verlangen om het geloof te delen. Veel van de mensen die de cursus volgden zijn op dit moment
actief in verschillende functies binnen de gemeente.
Opvallend is hoe de Alphacursus de laatste jaren een vaste waarde is in het aanbod van de
gemeente. Er is een enthousiast en bekwaam team, dat haar leiderschap steeds vermenigvuldigt.
Inmiddels kunnen we meerdere Alpha-kringen per jaar starten en steeds zijn er voldoende
deelnemers.
Toch blijft daarnaast de behoefte bestaan om de missionaire roeping telkens opnieuw te doordenken
en te actualiseren, passend bij onze huidige gemeente. We hebben de visie om via de kringen (meer)
aanwezig te zijn in de andere stadswijken in Utrecht. Vele gemeenteleden fietsen immers letterlijk
hun woonomgeving om naar de kerk te gaan. Via materiaal ondernamen we pogingen om kringen
meer oog te geven voor christen-zijn in hun directe leefomgeving, maar de praktijk is weerbarstig.
Mensen zijn erg druk en waarderen juist de rust en het gesprek op de kringavonden. Om dan weer
als kring ‘aan de slag’ te moeten in de wijk is veel gevraagd.
Op dit moment werken we aan twee sporen: Het kerkgebouw in Wittevrouwen is een kans om
missionair present te zijn. Hierin focussen we op de christelijke feesten. Daarnaast bezinnen we ons
op onze roeping in de stad. Op welke manier kunnen we als Nieuwe Kerk, of als individuele gelovigen
missionair present zijn in onze wijken, netwerken en werkveld?
Groei en vermenigvuldig
Hierboven schetste ik al even ons luxeprobleem. We groeien zo hard dat we niet meer elke zondag in
het gebouw passen. Qua achtergrond komen de nieuwe leden overal vandaan. Uit alle delen van
Nederland, ook uit allerlei kerkelijke windrichtingen. Er zijn ook nieuwe leden vanuit bestaande
kerken uit Utrecht, maar naar mijn inschatting is dat een kleine minderheid. En ieder jaar is er ook
een aanzienlijke groep nieuwe leden, die geen kerkelijke achtergrond (meer) hadden.
Deze groei én het verlangen van vele gemeenteleden om van betekenis te zijn in de stad Utrecht
geven een krachtige impuls aan de bezinning op onze missionaire roeping. We laten ons opnieuw
bepalen bij de kernvraag: wat is kerkzijn? Wat is onze roeping? Waarom zijn wij er überhaupt?
We ervaren de groei als een zegen die we ontvangen om te vermenigvuldigen. Een volle kerk is niet
persé missionair.
Vanuit verschillende invalshoeken bezinnen we ons op onze missionaire roeping. Primair gaan we
terug naar de Bijbel, luisterend naar God zoeken we naar onze roeping als kerk in de stad. Het is
bijzonder om met elkaar te ontdekken hoe in de Bijbel zegen altijd tot doel heeft weer te worden
gedeeld met anderen.
We leren van andere kerken en bestuderen het materiaal vanuit bijv. Holy Trinity Brompton en van
City to city (New York) en laten ons inspireren door andere plekken in Nederland. We brengen onze
context in kaart: wat kenmerkt Utrecht, welke demografische ontwikkelingen zijn er? Welke trends
zijn er bekend onder doelgroepen? etc. En last but not least: welke vragen leven er bij andere kerken
en christelijke initiatieven in onze omgeving?
We merken in dit proces dat er meer en meer visie ontstaat om de zegen die de Nieuwe Kerk ervaart
te delen in de stad. Het is nog niet duidelijk of dat resulteert in een eenduidige focus op bijvoorbeeld
het ondersteunen van andere kerken of pioniersplekken, of het starten van een nieuwe vierplek in
een ander deel van de stad.
Dirk de Bree (41) is predikant van de Nieuwe Kerk Utrecht (https://nk-utrecht.nl/) en deeltijd docent
aan de Christelijke Hogeschool, academie Theologie. Verder is hij één van de vaste medewerkers aan
de bijbelpodcast Eerst Dit!, een initiatief van de EO en de IZB. E: dirkdebree@nk-utrecht.nl
De sores van de zegen. Reflecties bij de praktijk van de Utrechtse Nieuwe
Kerk
Nadine van Hierden en Sake Stoppels
De moed kan je in de schoenen zakken bij het lezen van dit verslag uit Utrecht. ‘Wat doen wij niet
goed?’ kan de hard werkende en toegewijde voorganger in een voortdurend krimpende gemeente
zich afvragen. Welke gemeente of parochie heeft er nu te maken met ruimtegebrek? Lege banken
zijn eerder een probleem. De vraag is dan ook hoe leerzaam de luxeproblemen van de Nieuwe Kerk
in Utrecht zijn. Staat de werkelijkheid van deze gemeente niet te ver af van de gemiddelde kerkelijke
praktijk in Nederland? Dat gevaar is zeker aanwezig en misschien ook wel wat eigen aan deze
rubriek, maar we menen dat we toch wel het een en ander kunnen leren van deze gemeente. Dit
praktijkbericht uit Utrecht is niet bedoeld om te frustreren en te ontmoedigen, maar om uit te dagen
en te bezien welke lessen mogelijk toepasbaar zijn in de eigen geloofsgemeenschap. We
concentreren ons daarbij op een aantal elementen: de plaats van het gebed, vertrouwen als
voorwaarde, het stellen van prioriteiten, de keuze voor (missionaire) discipelschapsontwikkeling, de
verbinding met de wijk en tenslotte de relatie met andere kerken. Opmerkelijk bij dit laatste is een
nieuw Utrechts initiatief: het Initiatievencafé.
De biddende gemeente
Dirk de Bree begint met een even prachtige als veelzeggende anekdote. Ds Wim Bouw was een man
van gebed. Hij was bijvoorbeeld in de jaren ’90 de initiator van het Utrechtse ‘Huis van Gebed’. We
kunnen nooit het precieze effect van gebed berekenen, maar het heeft er alle schijn van dat de keuze
om het gebed in de gemeente een centrale plek te geven van wezenlijke invloed is geweest op het
keren van het tij. De Bree signaleert dit ook. Kunnen we zeggen dat zonder het aanhoudende gebed
van ds. Bouw, zijn echtgenote en een kleine groep gemeenteleden de Nieuwe Kerk er misschien niet
eens meer zou zijn geweest? Of om het wat meer open te formuleren: hoe belangrijk zijn spirituele
Gideonbendes in het geheel van de kerk?
In een tijd waarin we vaak pijnlijk ontdekken dat de kerk niet maakbaar is, worden we
gedwongen om ‘back to basics’ te gaan. Wat betekent het bijvoorbeeld dat Christus zijn gemeente
bouwt? En als we geloven dat dit waar is, hoe gaat dat dan? En als de Geest is uitgestort en mensen
en geloofsgemeenschappen vernieuwt, hoe zien we dat dan terug in de gemeente van nu? We
kunnen in onze tijd niet om dit soort vragen heen. Want het is duidelijk dat gemeente en parochie
het niet gaan redden met de nieuwste snufjes op het terrein van gemeenteopbouw. Natuurlijk is het
goed en ook nodig te leren van gemeenteopbouwkundige inzichten en principes in agogische zin
wordt er bijvoorbeeld nog heel wat aangerommeld in de kerken! – maar uiteindelijk moet de
gemeente het daar niet van hebben. Van technieken, hoe goed misschien ook, kan ze ten diepste
niet van leven. Is het gebed dan een wondermiddel waarmee gemeenten kunnen herstellen? Dat is
een veel te instrumentele manier van denken. Het gebed is primair relatie en geen instrument.
Bidden als relatie bepaalt ons bij de dragende kracht achter en onder de gemeente: God zelf. Dat
maakt het gebed ook ergens tot een lakmoesproef: als het waar is dat Christus door zijn Geest de
gemeente bewaart en opbouwt, dan moet het ontwikkelen van openheid en receptiviteit voor deze
Geest centraal staan in gemeente en parochie. Het gebed is een belangrijke expressie van die
ontvankelijkheid. Het is de levensader naar de bron van de gemeente. Dat zal Bouw hebben geloofd
en geproefd. Voor hem was gebed ook echt gebed om onderscheiding: wat past bij wie wij (willen)
zijn? Zo opende de gemeente van origine een gemeente met een vooral confessionele signatuur
zich voor een meer evangelische geloofsbeleving. De Nieuwe Kerk stond daarmee ook onbedoeld aan
de basis van het 'mozaïek-beleid' dat de PGU in de afgelopen jaren heeft gestimuleerd: laat in ieder
geval iedere binnenstadsgemeente een eigen profiel, een eigen gezicht ontwikkelen.
Het is mooi dat we de echo van gebed nog steeds terug horen in de Nieuwe Kerk. Het beleidsplan
schrijft dat bij de concretisering van de missie van de gemeente De Nieuwe Kerk is een gemeente
van Jezus Christus, waar mensen thuiskomen, God eren en in de kracht van de Heilige Geest dienen
in Gods Koninkrijk’de focus ligt op twee essentiële zaken: gebed en discipelschap.3 Dat het hier
niet om een papieren intentie gaat, mag ook blijken uit de expliciete aandacht voor het gebed op de
site van de gemeente.4 Onder ander het ministry-gebed en gebedspastoraat worden genoemd. Met
deze centrale plaats van het gebed vormt de Nieuwe kerk een uitdaging aan andere gemeenten en
parochies: hoe kunnen zij het gebed als levensader open houden en verder doen groeien? Misschien
dat de balkons niet direct gaan volstromen, maar wel brengt het gebed de gemeente en de parochie
daar waar ze moeten zijn, namelijk in de Aanwezigheid van Hem buiten wie ze niets te zoeken
hebben.
Vertrouwen als voorwaarde
Een cruciale zin in het verhaal van De Bree is de opmerking dat er veel vertrouwen in elkaar en in de
leiding van de kerkenraad bestaat. Vanuit dat vertrouwen is er ruimte voor verschil in
geloofsbeleving, theologische praktijken en vormen van betrokkenheid. Vertrouwen is er niet
zomaar. Daar wordt hard voor gewerkt. De Bree noemt verschillende activiteiten die bijdragen aan
het onderlinge vertrouwen: zorgvuldig en geduldig luisteren naar elkaar en naar Gods woord, lastige
gesprekken bewust agenderen en faciliteren, keuzes durven maken en prioriteiten aangeven.
Meer nog dan activiteiten is hier de houding van de kerkenraad van belang. Als we leidinggeven in de
kerk typeren als ‘een goede balans tussen richting geven en ruimte scheppen op de weg achter
Christus aan’, merken we op dat de kerkenraad van de Nieuwe Kerk scherp heeft waar in deze fase
van het gemeente-zijn de nadruk moet liggen: richting geven is nu belangrijk. De kerkenraad
weerstaat de verleiding te schieten in praktische oplossingsrichtingen of zich te verliezen in hoog-
over strategiesessies. Ze kiest ervoor om solide richting te geven gebaseerd op transparantie en
toegankelijkheid: samen met de gemeente het gesprek aangaan over roeping en koers, over kern en
focus. Het succes stijgt hen niet naar het hoofd. Wellicht helpt het, dat de Nieuwe Kerk weet wat het
is zich te bewegen in de verschillende seizoenen van de levenscyclus van de gemeente - en heeft
geleerd zich zowel in de zomer- als de wintertijd te verlaten op een God die niet loslaat wat Hij
begon.
‘Geplande verwaarlozing’
De Bree schrijft dat de groei van de gemeente ertoe leidt dat de behoefte aan een heldere focus
toeneemt. Je moet niet alles willen oppakken wat zich aandient, zal de gedachte zijn, anders wordt
het een rommeltje. Het ontbreekt in de Nieuwe Kerk kennelijk niet aan initiatieven en dat is
natuurlijk mooi. Maar niet elk initiatief is op elk moment vruchtbaar. Soms moeten we ze juist
achterwege laten of sterk beperken. De gemeente kan niet alles aan, ook niet als ze sterk groeit. De
organisatiedeskundige Peter Senge spreekt in dit verband van ‘geplande verwaarlozing’.5 Een
vakgenoot van hem, Michael Porter zegt het kort en krachtig: ‘Strategy is mainly about choosing
what not to do.’6 Vanuit een heldere focus moeten de goede zaken goed worden gedaan. Robert
3 Zie https://nk-utrecht.nl/wp-content/uploads/2019/05/Beleidsplan-Nieuwe-Kerk-Utrecht-2018-2022-.pdf
(geraadpleegd 3 juli 2019)
4 Zie https://nk-utrecht.nl/wat-geloven-wij/gebed/ (geraadpleegd 3 juli 2019)
5 Peter Senge c.s., De dans der verandering. Nieuwe uitdagingen voor de lerende organisatie, Schoonhoven
2000, p. 79
6 Aangehaald in Ben Tiggelaar, ‘Praktische lessen voor kerkleiders’, in: Leadership. Vakblad voor christelijke
leiders, jrg. 2 (2007), nr. 1, p. 45
Warren onderstreept deze stelling op grond van empirisch onderzoek onder Anglicaanse parochies
die een groei in participatie meldden. Van de zeven kenmerken die deze parochies deelden was de
zevende en laatste juist het vermogen om zaken te laten liggen: ‘they were focused rather than
frantic, able to leave some things undone, able to enjoy life and all that is and to reflect on the value
what they are doing.’7 Anders dan we zouden verwachten, waren gegroeide kerken gemiddeld
genomen niet actiever dan kerken die geen groei konden melden. ‘Quietly efficient’, zo typeert hij
hun functioneren.
Leerzaam vind ik hier de les die Wigle Tamboer, voorganger van de Meerkerk in Hoofddorp, uit
onverwachte hoek leerde. Amerikaans presidenten zetten hem op een belangrijk spoor: ‘Clinton
kreeg ooit van Reagan het advies om, als hij werkelijk iets zou willen bereiken drie doelen op een
papiertje te schrijven en die dag en nacht bij zich te dragen. Voor die drie doelen zou hij alles moeten
laten wijken. Dat simpele advies maakte diepe indruk op me. Zo hebben wij drie speerpunten voor
onze kerk (zending, zorg en zalving). We weren constant af om ons te concentreren op deze drie
grote ja’s.’8
De Bree noemt gegeven de concentratie op gebed en discipelschap – een drietal prioriteiten voor
de komende jaren: kerkzijn met jong en oud, toerusting en de kansen die de groei van de gemeente
biedt om stad en land te dienen. Een kort artikel staat niet toe om in detail dit soort speerpunten uit
te werken, maar dat gebeurt wel in het beleidsplan 2018-2022 van de gemeente.9 Hier worden ook
man en paard genoemd waardoor het beleidsplan niet ten onder gaat aan abstractheid, maar
daadwerkelijk sturing geeft aan het functioneren van de gemeente. Een heldere focus maakt het
mogelijk ja én nee te zeggen en dat is belangrijk. Dat geldt niet alleen voor groeiende
geloofsgemeenschappen maar zeker ook voor gemeenten en parochies die te kampen hebben met
krimp en een vermindering van de vitaliteit. Het is beter echte keuzes te maken en prioriteiten te
stellen dan de over de hele breedte van activiteiten de kaasschaaf te hanteren. Roeping en
beschikbare gaven zijn hier belangrijke richtingwijzers.
Missionair: activiteiten versus toerusting
Interessant is de beweging die de Nieuwe kerk maakt als het gaat om missionaire presentie. Als de
nieuwe missionair predikant Lydia Kansen begint, besluit ze omwille van het missionaire gehalte van
de gemeente de blik eerst naar binnen te richten. Ze start met een discipelschapscursus. Dat klinkt
paradoxaal, missionair is immers de weg naar buiten. Toch zijn er in onze ogen goede gronden voor
deze blikrichting. Bij missionair denken we al gauw aan activiteiten en is het ook verleidelijk met
nieuwe activiteiten te beginnen. Op zich is daar ook niets mis mee, maar het is vaak wijzer te kijken
wat er aan missionaire presentie al is en daarbij aan te sluiten. Het contact met de samenleving is er
immers altijd al volop. Zeker bij de populatie van de Nieuwe Kerk is er intensief contact met onze
samenleving in al haar aspecten: cultuur, arbeid, economie, vrije tijd, politiek etc. Kansen om
missionair te zijn, zijn daarmee feitelijk onontkoombaar en daarom is bewustwording op dit punt ook
van groot belang. Iemand zei eens dat leerlingen van Jezus Christus dienaren zijn van het Koninkrijk
Gods die vermomd zijn als ondernemer, als zzp-er, als winkelier, als ambtenaar, als onderwijzer, als
scholier of student, als gepensioneerde of wat dan ook maar. Deze manier van denken houdt ons
weg bij een sterk activiteiten-gericht denken over missionair-zijn. Het brengt ons terug bij het
(seculiere) leven van alledag waarin voortdurend keuzes moeten worden gemaakt en gelovigen
daarbij ambassadeurs van het Koninkrijk kunnen zijn. Kortom, de keuze van de Nieuwe Kerk voor
(missionaire) discipelschapsontwikkeling is een wijze keuze, zeker ook gelet op de drukke levens van
veel van haar leden. Extra (missionaire) activiteiten kunnen er vaak lastig nog bij, terwijl
bewustwording van en toerusting voor wat je al doet in principe geen extra tijd hoeft te kosten,
7 Robert Warren, The Healthy Churches’ Handbook. A Process for Revitalizing your Church, Londen 2004, p. 44
8 Suzanne Blackmore, ‘Wigle Tamboer: veel nee zeggen’, in: Idea. Gemeenteopbouwblad van de Evangelische
Alliantie, jrg. 25 (2004), nr. 4, p. 24,25
9 Zie https://nk-utrecht.nl/wp-content/uploads/2019/05/Beleidsplan-Nieuwe-Kerk-Utrecht-2018-2022-.pdf
(geraadpleegd 3 juli 2019)
afgezien dan van de discipelschapscursus. We kunnen hier in zekere zin spreken van ‘evangelische
efficiëntie’.
Missionair: present zijn in de stad
Ook een ander aspect van de missionaire ontwikkeling van de Nieuwe Kerk is interessant om bij stil
te staan: de verbinding met de wijk waarin het kerkgebouw staat. Nieuwe Kerkers wonen verspreid
over de hele stad en kiezen bewust voor een kerk met een uitgesproken profiel. Dat ontlokt De Bree
de uitspraak dat het - ondanks een bewust ingezet beleid van meer profilering - wel iets schrijnends
heeft, dat mensen de hele stad doorfietsen om bij de kerk(dienst) van hun smaak te zijn. Met deze
dynamiek verdween volgens De Bree ook de betrokkenheid op de directe omgeving van het
kerkgebouw naar de achtergrond. Toch lijkt het alsof de gemeenschap zich nu opnieuw bewust
wordt van de kansen die er liggen in de verbinding met directe omgeving. Dat levert hernieuwde
aandacht op voor de missionaire kansen die het kerkgebouw biedt. De lichtkrant die voor het
kerkgebouw staat met een uitnodiging het kerstfeest bij te wonen is er een voorbeeld van. Deze
vorm van missionaire gastvrijheid zien we bij meer kerken in Utrecht ontstaan en aanslaan: denk
bijvoorbeeld aan de maandelijkse Night of Light in de Domkerk, of de Open Jacobi met Koningsdag en
Canal Pride, waar toevallige passanten en honkvaste buurtbewoners de drempel van het gebouw
oversteken en zo iets proeven van wat de kerk te bieden heeft.10 De organiserende kerken zijn
verrast over de grote toestroom van mensen, die over het algemeen niet op zondagochtend in de
kerkbanken aanschuiven, maar wel degelijk op zoek zijn naar zin en daarbij de kerk niet al op
voorhand overslaan.
Solidariteit 2.0
De directe aanleiding voor een herbezinning op de koers van de Nieuwe Kerk was de constatering
van een praktisch locatieprobleem: ruimtegebrek vanwege de onstuimige groei. Het is in de Nieuwe
Kerk te prijzen dat men niet op voorhand voor een ‘simpele’ geografische oplossing kiest door
bijvoorbeeld dubbele diensten te organiseren, te splitsen en hetzelfde doen in twee kerkgebouwen,
of met z’n allen naar een groter kerkgebouw uit te wijken, maar die geografische aspecten op een
heel andere manier een plek geeft in de ‘Oei, ik groei!’- bezinning. Verbinding met de lokale context -
zowel van het gebouw als in het leven van de leden van de gemeente - is een belangrijk aspect in de
heroriëntatie. Daaruit spreekt liefde tot de stad, verantwoordelijkheidsgevoel om zegeningen te
delen met andere kerken en christelijke initiatieven.
Juist de context van de stad heeft de Nieuwe Kerk mede tot de gemeenschap gemaakt die ze is. De
stad stimuleert doorstroom en dynamiek in de gemeenteopbouw, voert mensen aan met kwaliteiten
en talenten, daagt uit tot heldere (theologische) profilering, gunt niet de luxe tot begraven in
schuttersputjes. De context van de stad daagt de gemeente van de Nieuwe Kerk uit dichtbij haar
roeping te blijven.
De Nieuwe Kerk kan daarin iets teruggeven aan de stad: gemeenten die ‘nood’ lijden ondersteunen
en christelijke initiatieven sponsoren met menskracht, gebed en enthousiasme. Of gemeenteleden
uitnodigen om hun leven te delen met kantoorgenoten en buurtbewoners.
De Bree schrijft dat de groei van de kerk zorgt voor een vernieuwde motivatie om het contact met
andere kerken te zoeken. Het is natuurlijk ook prachtig om de rijkdom van het leven met God, waar
de Nieuwe Kerk de afgelopen jaren zo in is gegroeid, als een gave te delen met stadgenoten.
Wij zouden de Nieuwe Kerk willen uitdagen om de zegen die ze ervaart ook op andere manieren te
delen met de stad. Deel niet alleen van de rijkdom en de zegen van wat goed gaat. Wacht niet tot je
zelf een heldere visie hebt op je (missionaire) roeping. Integendeel: nodig juist zo snel mogelijk
anderen uit om mee te denken in wat ingewikkeld is! De lastige vragen en spannende dilemma’s van
het luxeprobleem van de groei, de ‘sores van de zegen’ zijn meer dan de moeite waard om te delen.
10 Zie bijvoorbeeld https://uut.nl/night-light-een-magische-avond-de-domkerk/ en
https://www.jacobikerk.nl/viajacobi/ (geraadpleegd 9 juni 2019)
We zouden de Nieuwe Kerk willen uitdagen om andere bondgenoten in de stad mede-eigenaar van
het ‘groeiprobleem’ te maken: vraag hen naar hun advies en ervaring - al is de startsituatie
verschillend, ook (dreigende) kerksluiting roept de vraag op waartoe de kerk in déze context
geroepen is, en hoe urgentiebesef versterkt en consumentengedrag (want dat zal er in de Nieuwe
Kerk zeker ook zijn!) bijgestuurd kan worden. Wat mag het kosten, om deel uit te maken van een
kerk? Hoe ga je om met onzekerheid? Wat helpt je, om nieuwe wegen in te slaan? Die ervaring van
anderen kan de Nieuwe Kerk ook helpen om te gaan met eigen onzekerheden.
Zo kan de vraag van de Nieuwe Kerk - wat is kerk zijn en waartoe zijn we als kerk in de stad
geroepen? - een gezamenlijke vraag worden. De ervaring leert ondertussen dat het delen van de
vraag een vruchtbaar gesprek over de kern van kerkzijn op gang kan brengen. Sinds kort organiseert
de Protestantse Gemeente Utrecht een Initiatievencafé en onlangs bracht de Nieuwe Kerk het
groeivraagstuk ter bespreking in - een mooi teken van openheid en een uitnodiging om te
participeren in het denkproces. Het gesprek leverde niet direct nieuwe of pasklare oplossingen op
voor de Nieuwe Kerk. Maar wat er wél gebeurde, was de moeite waard: het verhaal van de Nieuwe
Kerk werd een gezamenlijke vraag voor de aanwezigen vanuit de diverse andere wijkgemeenten. Het
bood een spiegel om na te denken over de eigen kern van kerk-zijn. Het bleek een kans om samen te
zoeken naar het goede voor Utrecht. Liever deel je als kerk de successen en de vruchten van de groei
- dat lijkt aantrekkelijker dan het uitnodigen om te participeren in de ‘sores’ ervan. Maar schuilt nu
juist in dat laatste niet de echte zegen?
Nadine van Hierden is docent organisatiekunde bij het Centrum voor Beroepsvorming en Spiritualiteit,
verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit.
E: b.van.hierden@pthu.nl
Sake Stoppels is lector Theologie aan de Christelijke Hogeschool te Ede en wetenschappelijk
beleidsmedewerker binnen de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland. Hij is lid
van de redactie van Inspirare.
E: sstoppels@che.nl
“We moeten de groei niet voor onszelf houden.” Hoe de Nieuwe Kerk in
Utrecht vermenigvuldigde
Thea Westerbeek
Door een toeloop van met name jonge mensen barstte de Nieuwe Kerk in Utrecht uit haar voegen en
ging onlangs splitsen. Wat is haar geheim?
In de jaren negentig van de vorige eeuw, met nog maar zo’n 40 meestal oudere bezoekers, leek het
erop dat de Nieuwe Kerk zou moeten sluiten. Een van de voorgangers van ds. Dirk de Bree (42),
wijlen dominee Wim Bouw, berustte daar niet in. Met zijn vrouw ging hij bidden voor groei. Er
ontstond een kleine gebedsbeweging. Ook bezocht het echtpaar met een paar gemeenteleden de
jonge mensen in de wijk om ze te betrekken bij kerkelijke activiteiten. Langzaam groeide de
gemeente, en ontwikkelde zich vooral de laatste decennia tot de levendige Nieuwe Kerk anno 2020.
De aantrekkingskracht van deze gemeente zit in een mix van kenmerken die maakt dat veel vooral
jonge mensen zich aangetrokken voelen. In de Nieuwe Kerk noemen ze dat ‘het DNA’ van de kerk.
Dat ziet er zo uit:
1. Tot eer van God
2. Jezus centraal
3. Ruimte voor verschil
4. Iedereen telt mee
5. Ten dienste van stad en omgeving
1. Tot eer van God
Ds. Dirk de Bree en ds. Lydia Kansen zijn samen verbonden aan de Nieuwe Kerk. De Bree vertelt: “Er
kunnen 550 mensen in het gebouw, maar niet iedereen komt elke zondag, dus misschien hadden we
inmiddels wel 700 of 800 kerkgangers. Dan komt er een moment: wat nu? Gebed was tijdens die
afweging heel belangrijk. We hebben echt willen luisteren naar wat Gods Geest ons te zeggen heeft.
Via het bijbellezen ‘maak alle volken tot mijn leerlingen’ , reacties op gemeenteavonden en onze
eigen gedachten kwamen we tot een visie. We moeten de groei niet voor onszelf houden, met nog
een derde voorganger en nóg meer diensten, maar de groei ‘weggeven’ aan een andere gemeente,
dus: vermenigvuldigen.”
2. Jezus centraal
Geloofsgroei en daarbij het gebruik van eigentijdse media zijn belangrijke speerpunten. Uit het
Visiestuk Werkgroep Groei: ‘De prediking focust op Jezus, met ruimte voor de Geest en aandacht
voor de Bijbel. De preek heeft een belangrijke plaats in de eredienst. Gemeenteleden waarderen een
goed eigentijds verhaal, waarin Christus centraal staat. Het gaat om een boodschap waarin de Bijbel
wordt uitgelegd en betrokken wordt op het dagelijks leven. (…) Ook is de eigentijdse vorm waarin
deze gebracht wordt van belang. Dit betreft bijvoorbeeld taalgebruik, liturgie en liturgische vormen,
en de mix van traditioneel en modern.’
3. Ruimte voor verschil
De groei van de Nieuwe Kerk heeft ook te maken met de diverse christelijke studentenverenigingen
in Utrecht. Studenten nemen elkaar mee naar de Nieuwe Kerk en blijven ook na hun studententijd
actief. Mede daardoor is de groep jonge, welgestelde en hoog opgeleide mensen sterk
vertegenwoordigd en dat is opmerkelijk.
Emma Veerbeek (23) is meegenomen door een zus en door leden van de christelijke
studentenvereniging Navigators. De ontspannen sfeer en de verbinding tussen verschillende tradities
spreekt haar aan. “Ik heb vroeger gekerkt in een evangelische gemeente, een pinksterkerk en een
gereformeerde kerk. Alles daarvan komt hier samen. Er zijn diensten met een muziekband, en met
nadruk op worship en aanbidding. Maar we zingen ook psalmen en gezangen bij het orgel. Er is
ruimte voor verschillende meningen op basis van de Bijbel. Kinder- en volwassendoop en kinderen
opdragen, het is allemaal mogelijk,” vertelt een enthousiaste Emma, die onlangs in het nabijgelegen
park gedoopt is.
4. Iedereen telt mee
Uit het Visiestuk Werkgroep Groei: ‘Er is ook ruimte voor de enkeling. Er wordt bewust geïnvesteerd
in pastoraat en rond iedere kerkdienst is er de mogelijkheid om ministry (het evangelie) te
ontvangen. De zondagse diensten zijn inmiddels zo vol, dat het onmogelijk is om iedereen te kennen.
Het kringwerk zorgt voor verbinding.’
5. Ten dienste van stad en omgeving
Al in de tijd van dominee Bouw was de Nieuwe Kerk op de wijk gericht, vertelt Dirk de Bree. Dat heeft
zich uitgebreid naar de stad en verdere omgeving. “Veel van onze gemeenteleden zijn individueel
betrokken bij allerlei initiatieven, bijvoorbeeld in nachtopvang en asielzoekerscentra, of om armoede
of eenzaamheid te bestrijden.”
Uit het visiestuk: ‘We willen kerk zijn in buurt en stad. Gemeenteleden worden in diverse cursussen
toegerust tot een ‘missionaire levensstijl’ en missionaire activiteiten in woord en/of daad. De
Marriage Course, discipelschapscursussen en de Alphacursus zijn hier voorbeelden van.’
Vrijwilligheid
Al deze aspecten het is Gods werk, benadrukt De Bree - hebben geleid tot een niet te stuiten groei.
Hoe ging het verder? In de naastgelegen wijk staat de Wilhelminakerk, vertelt de predikant. “Deze
gemeente heeft met ongeveer 50 kerkleden last van krimp en vroeg om hulp. Wij wilden dat wat bij
ons goed werkt met hen delen.” Zo’n 100 tot 150 leden van de Nieuwe Kerk stapten over naar de
Wilhelminakerk. Het is geen ‘overname’ maar een samenwerking: de Wilhelminakerk behoudt eigen
diensten, eens in de twee weken, en de nieuwe groep is begin november 2020 in dit gebouw als
zelfstandige gemeente gestart met wekelijkse diensten en het DNA van de Nieuwe Kerk. Volgens De
Bree is er van bezwaren of moeiten geen sprake geweest; in het proces is de hele gemeente
meegenomen en alles gebeurde op basis van vrijwilligheid.
Overgestapt
Marieke Kruithof-de Rooij (27) maakte samen met man Rikjan en dochter Saar de overstap naar ‘de
nieuwe vestiging’. Ze wonen vlak bij de Wilhelminakerk. “Naar de kerk gaan in je eigen wijk is het
mooiste, vooral voor de kinderen. Door zo’n nieuwe start met een klein groepje leer je elkaar ook
goed kennen, want daarvoor was de Nieuwe Kerk eigenlijk te massaal geworden. Het voordeel van
een kleine groep is ook dat je niet afwacht tot een ander iets doet, maar samen oppakt wat nodig is.
Dat de nieuwe vestiging in onze wijk is gekomen, zien wij als gebedsverhoring.”
Op 8 november 2020 vond de eerste dienst in de Wilhelminakerk plaats, op 15 november werd
dochter Saar er gedoopt: het begin van een nieuwe ‘vermenigvuldiging’.
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
ResearchGate has not been able to resolve any references for this publication.