Article

The Cost of Litigation: Assessing Legal Costs at the Local Civil Courts of the Eighteenth-Century Brugse Vrije

Authors:
To read the full-text of this research, you can request a copy directly from the authors.

No full-text available

Request Full-text Paper PDF

To read the full-text of this research,
you can request a copy directly from the authors.

Article
Notre article étudie le divorce dans les Pays roumains le long du xviii e siècle à travers des archives judiciaires roumaines, en se concentrant sur la mobilité et les gens de passage. Les Pays roumains s’avèrent être un bon refuge pour les chrétiens de l’Europe de sudest qui essaient de se faire une famille et une fortune. Les archives judiciaires gardent trace d’une ethnicité diverse (Grecs, Bulgares, Serbes, Russes, Valaques, Juifs, Arméniens etc.) accommodée par leurs professions (marchands, artisans, docteurs, mercenaires, officiers (dignitaires) etc.) et leurs affaires dans les villes et les foires de la Valachie et de la Moldavie. Arrivés devant la justice, les plaignantes et les accusés invoquent leur « qualité d’étranger », parfois pour se défendre, parfois pour s’excuser de leur ignorance sur les lois de Pays roumains. On analyse ainsi la stratégie déployée par un étranger devant les cours ecclésiastiques pour demander la séparation; le type de preuves fournies par une épouse quand son époux (un étranger) s’en va pour toujours; la réaction de l’Église orthodoxe devant ces unions déliées par l’absence; et comment les cours ecclésiastiques se servent de leurs expériences pour reformulerles mariages et les séparations de longue durée.
Article
Studies on early modern legal culture increasingly focus attention on the (limited) agency of “users” or “consumers” of justice, and the strategies devised by litigants and witnesses in relationship to the institutional codes of the legal system. Besides drawing the Dutch colonial empire into the debates, this article explicitly wants to shift attention away from criminal procedures, and highlight the neglected potential of interrogations and cross-examinations in civil suits to study the concept of Justitznutzung. Eighteenth-century colonial Sri Lanka will serve as a cross-cultural legal laboratory where litigants negotiated uncodified Sinhalese, Tamil and “Moorish” laws with Roman-Dutch law. Drawing on information from over 300 civil cases in VOC courts, four influential manuals of Roman-Dutch procedural law and seven transcripts of civil interrogations and cross-examinations, this article explores how the translation of Roman-Dutch codified law into the plural legal context of littoral Sri Lanka created a legal grey area that offered considerable opportunities for litigants and their legal representatives, with interrogations and cross-examinations as the perfect playground to devise a winning legal strategy.
Chapter
Die eingeschränkte Zugänglichkeit der Gerichtshöfe im frühneuzeitlichen Europa ist sowohl ein sehr wichtiges als auch sehr weites Forschungsgebiet. Es betrifft zahlreiche Themen aus der Historiografie wie Staatenbildung, Professionalisierung, Verrechtlichung, das Entstehen der Hohen Gerichte und die erhöhten Prozessführungskosten. Bis heute hat sich die Wissenschaft jedoch kaum explizit mit der Feststellung dieser eingeschränkten Zugänglichkeit und damit, wie sie sich möglicherweise über die Zeit verändert hat, beschäftigt. Trotzdem ermöglicht es die Historiografie, eine Reihe an Faktoren auszumachen, die sich auf dieses Problem ausgewirkt haben. Die Diskussion betrifft jeweils (1) die juristische Zersplitterung, die das frühneuzeitliche Europa charakterisiere; (2) die Beschaffenheit der institutionellen Errichtung von Gerichtshöfen; und (3) die relative Komplexität der gerichtlichen Verfahren und Konzepte.
Book
Between 1600 and 1900 the towns in Western Europe, the Kingdoms in Eastern Europe, the Empires in Asia and the Colonial States in Asia and the Americas were all characterised by a plurality of legal orders resulting from interactions and negotiations between states, institutions, and people with different backgrounds. Through exploring how justice is used within these different areas of the world, this book offers a broad global perspective, but it also adopts a fresh approach through shifting attention away from states and onto how ordinary people lived with and made use of this ‘legal pluralism’. Containing a wealth of extensively contextualised case studies and contributing to debates on socio-legal history, processes of state formation from below, access to justice, and legal pluralism, The Uses of Justice in Global Perspective, 1600–1900 questions to what degree top-down imposed formal institutions were used and how, and to what degree, bottom-up crafted legal systems were crucial in allowing transactions to happen. It is ideal for students and scholars of early modern justice, crime and legal history.
Thesis
Het voorliggende proefschrift behandelt de griffie van de Raad van Vlaanderen (1386-1795), de hoogste justitieraad van het voormalige graafschap Vlaanderen. Bij wijze van centrale vraag wordt op zoek gegaan naar bevestiging of ontkrachting van een hypothese. De griffie van een vroegmoderne justitieraad kan immers, naar analogie met moderne griffies, worden beschouwd als het zenuwcentrum van alle administratieve activiteiten. De griffiers of zogenoemde ‘schrijvers’, die aan het hoofd van die dienst stonden, bevonden zich in een centrale positie tussen de overige groepen medewerkers van de Raad én waren doorgaans betrokken bij het brede spectrum aan taken van de instelling. Er kan dus worden verondersteld dat zij hun stempel niet alleen op de archiefvorming, maar mogelijk ook op de werking van de Raad in zijn geheel hebben gedrukt. Uitzoeken of zij in staat waren zo’n invloed uit te oefenen en of zij dat ook effectief hebben gedaan, vormt met andere woorden de historische doelstelling van het onderzoek. Omdat dit proefschrift het resultaat is van een onderzoeksproject dat in het Rijksarchief te Gent werd opgestart, heeft het ook een archivistische doelstelling. Inzicht in de werking van de griffie levert logischerwijze nieuwe elementen op over de archiefvorming van de Raad en, bijgevolg, over de vormgeving van zijn omvangrijke archiefbestand, dat in het Rijksarchief te Gent wordt bewaard. Het is dan ook de bedoeling om die verworven inzichten later te vertalen naar de hedendaagse archiefgebruikers toe en hen een inkijk te bieden in de gebruiksmogelijkheden van het bestand. Met de historische en de archivistische doelstelling wordt aansluiting gezocht bij enkele hedendaagse onderzoekslijnen die in institutionele, (rechts)historische en archivistische studies voorkomen. Het gaat, met name, hoofdzakelijk om de hernieuwde aandacht voor (gerechtelijke) instellingen uit de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd, voor de minder bekende actoren binnen het domein van justitie en voor de rol van de ‘schrijvers’ binnen ancien-régimeinstellingen. Het onderzoek wordt aan de hand van twee deelvragen gevoerd. Wie waren deze griffiers, waarvan vermoed wordt dat het topambtenaren waren? En hoe werkte hun dienst, zowel intern als in het geheel van de Raad? Voor de beantwoording van beide vragen wordt een langetermijnvisie gehanteerd, over de volledige werkingsperiode van de instelling heen. Daarenboven wordt zoveel mogelijk op het archief van de Raad van Vlaanderen zelf gesteund, met uitzondering van het archief van enkele centrale instellingen (hoofdzakelijk collaterale raden). Dit houdt uiteraard verband met de archivistische doelstelling, waarbij het van primordiaal belang was om het desbetreffende archiefbestand zo goed mogelijk te leren kennen. Dit proefschrift vormt dan ook, als het ware, een microstudie die over één dienst van een instelling handelt. Door het gebruik van een onderzoeksperiode die als longue durée kan worden beschouwd, was het noodzakelijk om in beide onderzoeksdelen toch thematische keuzes te maken. Enkele ‘Inleidende beschouwingen’ bieden vooreerst wat achtergrondinformatie over de geschiedenis van de Raad van Vlaanderen, de bevoegdheden en de samenstelling van de instelling. Voor een beter begrip van de latere uiteenzetting over werkprocessen wordt tevens een korte beschrijving van de werkomgeving van de Raad gegeven, gebaseerd op de werksituatie in de voornaamste residentie van de instelling (i.c. het Gentse Gravensteen). In het daaropvolgende historiografische overzicht komen hoofdzakelijk de Zuidelijke Nederlanden in beeld; daarnaast wordt een beknopt internationaal perspectief geboden. Dit overzicht dient vervolgens als kader om de probleemstelling te formuleren en de gehanteerde methode toe te lichten. ‘Deel I: De griffie’ bevat de onderzoeksresultaten over de griffie als corpus. Het is opgesteld vanuit drie invalshoeken. Een inleidend hoofdstuk behandelt ‘schrijversdiensten’ in het algemeen en de aanloop naar (het ontstaan van) de griffie van de Raad in het bijzonder. In het tweede hoofdstuk komt het eigenlijke voorwerp van onderzoek in beeld. Het behandelt de evolutie van de samenstelling van de griffie en stelt de vraag of deze evolutie het resultaat was van een organisch groeiproces of van sturing ˗ en zo ja, door wie? In het derde hoofdstuk worden de werkprocessen en de taakverdeling van de griffie geanalyseerd, aan de hand van de moderne wet op het griffiersambt (17 februari 1997). Die wet benadrukt de dualiteit van de functie, namelijk dat griffiers uiteraard griffietaken op zich nemen, maar dat ze ook gerechtelijke taken hebben waarmee ze de rechters bijstaan. Die leidraad blijkt uitstekend toepasbaar te zijn op de griffie uit het ancien régime, waardoor enkele verrassende vaststellingen kunnen worden gedaan. Daarnaast wordt in dit Deel 1 ook de vraag gesteld naar de evolutie van de werklast van de Raad, wat kan worden geëxtrapoleerd naar het werkvolume dat de griffie als administratief centrum te verwerken kreeg. In ‘Deel II: De griffiers’ komen de identificatie en het profiel van de griffiers aan bod. Dit gebeurt aan de hand van een prosopografische analyse, of dus de methode waarbij een selectie van persoonsgegevens wordt gebundeld tot een collectieve biografie. Deze methode wordt veeleer pragmatisch toegepast, omdat het prosopografische onderzoek in dit proefschrift geen doel op zich vormt. De resultaten ervan worden gebruikt om de tweede deelvraag te beantwoorden: kan aan de hand van het profiel van de griffiers worden ingeschat of ze in staat waren om effectief invloed uit te oefenen op de werking van de Raad? Dit onderzoeksdeel levert in feite twee eindproducten op, namelijk een reeks biografische notities die per griffier werden opgesteld en samen het ‘biografische woordenboek’ als bijlage (band 2) vormen, en de statistische verwerking van die notities in het tweede deel van het eigenlijke proefschrift. De systematische opstelling van de notities onthult welke vragenlijst op de onderzoekspopulatie werd toegepast (personalia, loopbaan, afkomst, schoonfamilie, kinderen, bezittingen, opmerkingen en aanvullende bronnen). In de statistische verwerking wordt de onderzoekspopulatie eerst kort voorgesteld. Daarna komen drie thema’s aan bod. Het hoofdstuk kennisachtergrond belicht gegevens over scholing en biedt enkele indicaties over het kennisniveau van de griffiers. Carrièreverloop behandelt de volledige loopbaan van de griffiers, inclusief de periode voor en na hun griffiersambt. In het hoofdstuk leefwereld wordt tot slot de vraag gesteld naar hun geografische en familiale afkomst, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan schoonfamilie. Dit leidt tot de identificatie van enkele welomschreven familieclusters binnen de onderzoekspopulatie. Beroepsgegevens over verscheidene van hun verwanten worden daarenboven samengevoegd, wat finaal een beeld oplevert van de professionele opgang van de griffiers en hun familie. Op grond van beide onderzoeksdelen kan de centrale vraag binnen dit proefschrift positief worden beantwoord. Vanuit de verantwoordelijkheden die hen waren toegekend, de assisterende gerechtelijke rol die zij zichzelf steeds meer gingen toebedelen en die ze ook toebedeeld kregen, en op basis van hun competentieprofiel en hun sociale / familiale netwerken, waren de griffiers wel degelijk in staat om invloed uit te oefenen op de werking van de Raad. Zij deden dat ook, binnen de relatief grote marge die hen op organisatorisch vlak in instructies, resoluties en voorwaarden bij benoeming impliciet werd toegekend, of die ze desnoods zelf opzochten. De sporen daarvan zijn door het huidige archiefbestand van de Raad van Vlaanderen heen duidelijk te merken aan de manier waarop het kernarchief van de instelling is gegroeid en/of geconstrueerd. Met andere woorden, dankzij een (rechts)historisch-archivistische benaderingswijze verschaft dit proefschrift nieuwe inzichten in de archiefvorming en de medewerkers van de Raad, de werking van de instelling en ˗ bij uitbreiding ˗ de werking van justitieraden in het algemeen. Het socio-professionele profiel van de griffiers, die in het verleden vaak tot het ‘lagere personeel’ werden gerekend, moet dan ook worden bijgesteld. Daarnaast kan in dit onderzoek, dat wegens de initiële opzet nauwelijks comparatieve elementen bevat, aansluiting worden gevonden bij diverse onderzoekslijnen die historiografisch actueel zijn. In de conclusies verwijzen wij onder meer naar de studie van vroegmoderne administratieve elites of de zogenoemde ambtenarenklasse; onderzoek naar bureaucratiserings- en specialiseringsprocessen; het domein van de kwantitatieve rechtspraakgeschiedenis; en de ondertussen klassiek geworden analyse van staatsvormings- en centraliseringsprocessen ˗ de invalshoek die in het verleden het meest werd toegepast bij het bestuderen van de Vlaamse justitieraad. Toekomstige, nieuwe onderzoeksvragen betreffen hoofdzakelijk een sociaal-economische invalshoek, een focus op de 18de eeuw en de noodzaak van comparatief onderzoek over verschillende justitieraden heen.
Article
No reader of Bleak House is likely to forget its scathing portrayal of the excesses of the unreformed Court of Chancery in the handling of Jarndyce v. Jarndyce . From its publication in 1852–53, it has created an indelible image of the Court, so powerfully influencing historians as well as laymen that it is sometimes hard to remember that it is fiction, and polemical fiction at that. The fiction, however, is built on a secure bedrock of fact; the voluminous testimony and submissions made by Dickens's contemporaries to a series of parliamentary inquiries on the legal system furnish ample backing for much of his “bill of complaint” on such scores as delay and expense, procedural technicality, and inconclusiveness of outcome. Thus, John Forster, a partner in one of the biggest firms in Lincoln's Inn, called the Court's delays “heart-sickening” and characterized its “modes of proceedings … as little adapted to the ordinary duration of human life as they are calculated for the determination of differences and the quiet of possessions”; in the same vein, a future master of the rolls averred that “cases have occurred, within my knowledge, in which the whole property to be administered in Chancery, has proved insufficient to pay the costs of the suit.” As with the early nineteenth-century attacks on the unreformed House of Commons and the traditional electoral system, denunciations of the Court of Chancery's failings have a long history and, often, a repetitive quality.
Article
The french seigniorial courts continue to act up to the end of the Old Regime, as often as not at general satisfaction. They have two principal activities: the treatment of little delinquency and the varied forms of gracious civil jurisdiction. The cases held to belong to «little criminal», when they are not stopped as soon as the complaint has been lodged, are first treated according to the procedure which is provided by the criminal ordinance of 1670 (inquisitorial procedure), and after, in the majority of cases, either the judge passes to civil procedure (it is the “civilisation” of the procedure), either (that’s the most frequent) he joins to the procedure some conciliation’s practices which stop it in fact. Another part of similar deviances is not treated at the “little criminal”, but within the framework of police’s infractions. The seigniorial courts penalize little, with fines of low amount: this mansuetude can be explained because they principally try driving to conciliations, supervising and preventing, rather than repressing. These usual ways of proceeding prove that justice and infrajustice are complementary.
Pour une meilleure justice ? La professionnalisation des procureurs et avocats, L'assistance dans la résolution des conflits. L'Europe médiévale et moderne
  • M.-S Dupont-Bouchat
Dupont-Bouchat, M.-S., Pour une meilleure justice ? La professionnalisation des procureurs et avocats, L'assistance dans la résolution des conflits. L'Europe médiévale et moderne, Recueils de la Société Jean Bodin, 64, Brussels, De Boeck Université, 1997, p. 229-248.
argent : une limite sérieuse à l'usage de la justice par les communautés d'habitants (XVI e -XVIII e siècle
  • A Follain
Follain, A., L'argent : une limite sérieuse à l'usage de la justice par les communautés d'habitants (XVI e -XVIII e siècle), in Garnot, B. (dir.), Les juristes et l'argent. Le coût de la justice et l'argent des juges du XIV e au XIX e siècle, Dijon, Éditions universitaires de Dijon, 2005, p. 27-37.
Coutumes des Pays et Compté de Flandre
  • L Gilliodts-Van Severen
Gilliodts-Van Severen, L., Coutumes des Pays et Compté de Flandre. Coutume du Franc de Bruges, Volume 3, Brussel, Gobbaerts, 1879b.
Handleiding bij het Wetboek der Zegelrechten
  • U Huyghe
  • Het
Huyghe, U., Het zegelrecht. Handleiding bij het Wetboek der Zegelrechten, Gent, N.V. Standaard Boekhandel, 1949.
Processen in het Brugse Vrije. Taakverdeling tussen kamer en vierschaar
  • L Inghelbrecht
Inghelbrecht, L., Processen in het Brugse Vrije. Taakverdeling tussen kamer en vierschaar, Jaarboek Spaenhiers, 2006, p. 105-144.
Inventaris van de verzameling procesbundels van het Brugse Vrije: een juridische bron voor de geschiedenis van landbouw en platteland in de 17de en de 18de eeuw
  • L Inghelbrecht
  • A.-M Van Basselaere
Inghelbrecht, L., Van Basselaere, A.-M., Inventaris van de verzameling procesbundels van het Brugse Vrije: een juridische bron voor de geschiedenis van landbouw en platteland in de 17de en de 18de eeuw, 3
Langetermijntrends in de rechtspraak bij de gewestelijke hoven van justitie in de Noordelijke Nederlanden van ca. 1450 tot ca. 1800, Pro Memorie
  • Le Bailly
Le Bailly, M.-C., Langetermijntrends in de rechtspraak bij de gewestelijke hoven van justitie in de Noordelijke Nederlanden van ca. 1450 tot ca. 1800, Pro Memorie, 2011, 13, p. 30-67.
Advocaten versus procureurs: een ruzie tussen Nieuwpoortse rechtspractizijnen voor de Raad van Vlaanderen (1668)
  • G Martyn
Martyn, G., Advocaten versus procureurs: een ruzie tussen Nieuwpoortse rechtspractizijnen voor de Raad van Vlaanderen (1668), in Broers, E.J.M.F.C, Kubben, R.M.H. (Eds.), Ad fontes. Liber amicorum professor Beatrix van Erp-Jacobs Oisterwijck, Wolf Legal Publishers, 2014.
Geschiedenis van de advocatuur in de Lage Landen., serie: Pro Memorie. Bijdragen tot de rechtsgeschiedenis der Nederlanden
  • G Martyn
Martyn, G., De advocatuur in het oude graafschap Vlaanderen, in Martyn, G. (Ed.), Geschiedenis van de advocatuur in de Lage Landen., serie: Pro Memorie. Bijdragen tot de rechtsgeschiedenis der Nederlanden, Hilversum, Uitgeverij Verloren, 2009, p. 63-86.
Het eeuwig edict van 12 juli 1611. Zijn genese en zijn rol in de verschriftelijking van het privaatrecht
  • G Martyn
Martyn, G., Het eeuwig edict van 12 juli 1611. Zijn genese en zijn rol in de verschriftelijking van het privaatrecht, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2000. The Cost of Litigation
assistance mutuelle à l'assistance professionnelle. Le Brabant (XIV e -XVIII e siècles), in L'assistance dans la résolution des conflits. L'Europe médiévale et moderne
  • X Rousseaux
Rousseaux, X, De l'assistance mutuelle à l'assistance professionnelle. Le Brabant (XIV e -XVIII e siècles), in L'assistance dans la résolution des conflits. L'Europe médiévale et moderne, Recueils de la
Handelingen van het eerste Hof van Holland symposium gehouden op 24 mei 1996 in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag
  • J Smithuis
  • J Staüdt
Smithuis, J., Staüdt, J., Ter bevordering van justitie. De hervorming van de rechtsvertegenwoordiging bij de Raad van Holland, 1462-1464, in Huijbrecht, R. (Ed.), Handelingen van het eerste Hof van Holland symposium gehouden op 24 mei 1996 in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag, Den Haag, Algemeen Rijksarchief, 1997.
  • R Symoens
Symoens, R., Het zegelrecht in België. Historisch overzicht, Brussels, Goossens, 1942.
Avocats et procureurs au Conseil Provincial de Namur du XVe au XVIIIe siècle, in L'assistance dans la résolution des conflits. L'Europe médiévale et moderne
  • C Vael
Vael, C., Avocats et procureurs au Conseil Provincial de Namur du XV e au XVIII e siècle, in
Measures to speed up civil litigation in the sixteenth-century Low Countries
  • C H Van Rhee
Van Rhee, C.H., Measures to speed up civil litigation in the sixteenth-century Low Countries, in
The law's delay. Essays on undue delay in civil litigation
  • C H Van Rhee
Van Rhee, C.H. (Ed.), The law's delay. Essays on undue delay in civil litigation, Antwerpen, Intersentia, 2004.
Eersten deel van den derden placcaet-boeck van Vlaenderen gecompileert ende uytghegheven by ordonnancie van hooghe ende moghende heeren den president ende raedtslieden van syne majesteyts provincialen raede van Vlaenderen
  • B Van Zoomeren
Van Zoomeren, B., Eersten deel van den derden placcaet-boeck van Vlaenderen gecompileert ende uytghegheven by ordonnancie van hooghe ende moghende heeren den president ende raedtslieden van syne majesteyts provincialen raede van Vlaenderen, Gent, Hoirs van Jan Vanden Kerckhove, 1685.
Eerste deel vanden vierden placcaet-boeck van Vlaenderen behelsende alle de Placcaeten, Ordonnantien ende Decereten, geëmaneert voor de Provincie van Vlaanderen sedert 't jaar 1684 tot ende met 1739
  • J A Varenbergh
Varenbergh, J.A., Eerste deel vanden vierden placcaet-boeck van Vlaenderen behelsende alle de
Ordonnantien ende Decereten, geëmaneert voor de Provincie van Vlaanderen sedert 't jaar 1684 tot ende met 1739
  • Placcaeten
Placcaeten, Ordonnantien ende Decereten, geëmaneert voor de Provincie van Vlaanderen sedert 't jaar 1684 tot ende met 1739, Brussel, Georgius Fricx, 1740.
Procureurs et avocats au Grand Conseil de Malines, in L'assistance dans la résolution des conflits. L'Europe médiévale et moderne
  • A Wijffels
Wijffels, A., Procureurs et avocats au Grand Conseil de Malines, in L'assistance dans la résolution des conflits. L'Europe médiévale et moderne, Recueils de la Société Jean Bodin, 64, Brussels, De Boeck Université, 1997, p. 163-187. NOTES
Verzameling procesbundels van het Brugse Vrije
  • Rabrugge
RABrugge, Verzameling procesbundels van het Brugse Vrije, nr. 16.053.
Inventaris van het Oud notariaat, nr. 128: Frans Cortals band 2 januari 1755
  • Rabrugge
RABrugge, Inventaris van het Oud notariaat, nr. 128: Frans Cortals band 2 januari 1755-30 december 1755; Casier (1991, p. 159-162).
Registers Brugse Vrije, nr. 16.706: Registers met ordonnanties
  • Rabrugge
RABrugge, Registers Brugse Vrije, nr. 16.706: Registers met ordonnanties, f. 4V.
The first modern society. Essays in English history in honour of Lawrence
  • C Brooks
Materiële cultuur in het achttiende-eeuwse Brugse Vrije: Aartrijke, Loppem, Snellegem, Zedelgem: constanten en veranderingen in levensstijl, unpublished master dissertation Vrije Universiteit Brussel
  • R Casier
argent : une limite sérieuse à l'usage de la justice par les communautés d'habitants (XVIe-XVIIIe siècle), in Garnot, B. (dir.), Les juristes et l'argent. Le coût de la justice et l'argent des juges du XIVe au XIXe siècle
  • A Follain
Le Brabant (XIVe-XVIIIe siècles), in L'assistance dans la résolution des conflits. L'Europe médiévale et moderne
  • X Rousseaux
Le discours de l'abus des justices de village : un texte de circonstance dans une œuvre de référence
  • F Brizay
  • V Sarrazin