ArticlePDF Available

Jongeren, sexting en seksueel grensoverschrijdend gedrag

Authors:
91
Jongeren, sexting en seksueel grensover-
schrijdend gedrag
Dr. M. Naezer, cultureel antropoloog en genderstudies wetenschapper
Samenvatting
Sexting onder jongeren wordt nog vaak vanuit een negatieve invalshoek bespro-
ken, zowel in publieke als in wetenschappelijke discussies. De focus ligt op de ge-
varen en mogelijke negatieve uitkomsten, wat in de praktijk vertaald wordt in het
ontmoedigen of zelfs verbieden van sexting. In dit artikel wordt betoogd dat deze
negatieve benadering het probleem van online seksueel grensoverschrijdend ge-
drag niet oplost, maar juist verergert. Het leidt tot een inperking van de seksuele
vrijheid van jongeren, opent de deuren naar victim blaming in het geval van inci-
denten, en faciliteert plegers. De auteur stelt daarom een alternatieve, seks-posi-
tieve benadering voor.
Inleiding
Sociale media bieden jongeren en volwassenen nieuwe mogelijkheden om vorm te
geven aan seksualiteit. Een veelbesproken activiteit, vooral in relatie tot jongeren,
is sexting: het maken en delen van seksueel getint tekst- en beeldmateriaal van
zichzelf via sociale media1, waarbij de meeste aandacht uitgaat naar beeldmate-
riaal. In hedendaagse publieke en wetenschappelijke debatten ligt de focus vooral
op mogelijke gevaren, zoals de ongewenste verspreiding van dergelijk materiaal.
Zo analyseerde Döring 34 wetenschappelijke publicaties over jongeren en sexting,
gepubliceerd tussen 2009 en 2013.2 Maar liefst 79% van deze publicaties bleek
sexting als problematisch, ongezond, afwijkend gedrag te beschrijven. Door deze
benadering heeft de term sexting een negatieve connotatie heeft gekregen en wordt
het vaak afgeraden of zelfs verboden.3,4 In dit artikel laat ik zien dat deze negatieve
beeldvorming het probleem van online seksueel grensoverschrijdend gedrag niet
oplost, maar juist verergert.
Ik zal beginnen met een korte uiteenzetting over sexting, waarin ik be-
spreek hoeveel jongeren aan sexting doen en welke bijdrage dit kan leveren
aan hun seksuele ontwikkeling. Vervolgens ga ik in op mogelijke manieren
waarop digitaal sexy beeldmateriaal misbruikt kan worden en zoom ik in op
één vorm van dergelijk misbruik, namelijk de ongewenste verspreiding van
92
sexy foto’s en lmpjes. Ik laat zien hoe de negatieve beeldvorming rond sex-
ting deze vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag faciliteert, en hoe
die beeldvorming bovendien bijdraagt aan victim blaming. Op basis van die
analyse doe ik een voorzet voor een alternatieve, meer sekspositieve benade-
ring van sexting.
Sexting: prevalentie en betekenis
Sexting is niet eenvoudig in cijfers te vatten: percentages over de prevalentie lopen
uiteen door verschillen in denities, onderzoeksmethoden en onderzoekspopula-
tie, en ze verouderen snel door de almaar toenemende populariteit van mobiele
telefoons en sociale media. Een internationale review van 18 artikelen over sexting
onder jongeren tot 18 jaar vond prevalentiecijfers tussen de 0,9 en 27,6% voor
‘actieve sexting’: het maken en versturen van seksueel getint materiaal versus ‘pas-
sieve sexting’: het ontvangen van dergelijk materiaal.5
Een andere review van 34 internationale studies over actieve sexting onder jon-
geren tot 18 jaar toonde aan dat gemiddeld 14,8% van de jongeren wel eens sexy
materiaal van zichzelf heeft verstuurd, waarbij recentere studies hogere cijfers
vonden dan oudere studies.6
In Nederland liet de representatieve survey van Rutgers onder meer dan 20.000
jongeren zien dat 13% van de jongens en 12% van de meiden in het afgelopen half
jaar een naaktfoto of sekslmpje van zichzelf naar iemand anders had gestuurd.7
Verder lieten 8% van de jongens en 5% van de meiden in het afgelopen half jaar
borsten of geslachtsdelen zien via webcam, en 7% van de jongens en 3% van de
meiden deden seksuele dingen tijdens een videochat. Onderzoek dat ruimere de-
nities hanteert (bijvoorbeeld sexy foto’s in plaats van naaktfoto’s; ‘ooit gemaakt’
in plaats van het afgelopen half jaar) komt uit op hogere cijfers. Zo vond ik in
mijn eigen survey dat 21% van de respondenten (n=662) wel eens een sexy foto of
lmpje van zichzelf had verstuurd.4 Dat cijfer wordt bevestigd in een survey onder
ruim 1000 Nederlandse jongeren uitgevoerd door scholieren.com in samenwer-
king met Sense.8
Wat betreft passieve sexting, het ontvangen van sexy beeldmateriaal van ande-
ren, liggen de cijfers wat hoger. De internationale review van Barrense-Dias en col-
lega’s vond cijfers tussen de 7,6 en 60%.5 Een wat oudere review over 5 studies wijst
uit dat gemiddeld 15,6% van de jongeren aangeeft wel eens sexy beeldmateriaal te
hebben ontvangen9, terwijl een recentere review over 20 studies een gemiddelde
van 27,4% laat zien.6 Uit het Nederlandse onderzoek van Rutgers bleek dat 24%
van de jongens en 19% van de meiden in de afgelopen 6 maanden een naaktfoto
of sekslmpje van iemand anders had ontvangen. In mijn eigen survey gaf maar
liefst 41% van de respondenten (n=613) aan dat zij wel eens sexy foto’s of lmpjes
zagen van iemand die ze kenden, bijvoorbeeld van school.4
In mijn proefschrift beschrijf ik hoe jongeren via hun seksuele activiteiten op
sociale media vormgeven aan ten minste vier verschillende dimensies van seksua-
liteit: seksuele avonturen, romantische intimiteit, identiteit en kennisontwikkeling.
Ook sexting kan hieraan bijdragen. Zo kan het versturen van een sexy tekst, foto
93
of lmpje gezien worden als een manier om op avontuur te gaan; om vorm te
geven aan intimiteit binnen romantische relaties; om vorm te geven aan identiteit;
of om kennis en ervaring op te doen op het gebied van seksualiteit. Het grootste
deel van de sexy beelden wordt gedeeld in de context van romantische relaties10,
maar het gebeurt ook in andere contexten, bijvoorbeeld onder vrienden: bij wijze
van grap, om vriendschappen te versterken, of om de eigen status te verhogen en
populairder te worden.11 Gezien deze positieve betekenissen kan sexting, mits vrij-
willig en met wederzijds enthousiasme uitgevoerd, gezien worden als een normaal
onderdeel van de seksuele ontwikkeling van jongeren, dat een uiting is van sek-
suele agency, exploratie en expressie.12 Hiermee wordt meteen het eerste probleem
duidelijk van de negatieve beeldvorming rond sexting en de adviezen die hieruit
voortvloeien: door sexting af te raden of te verbieden, ontnemen we jongeren een
kans om zich op seksueel gebied te ontwikkelen; een cruciale ontwikkelingstaak
in de adolescentie.13
Misbruik van sexy beeldmateriaal
De waarschuwingen aan jongeren komen vaak voort uit angst voor misbruik van
digitaal sexy beeldmateriaal. Dergelijk misbruik komt voor: sexy beeldmateriaal
kan gestolen en/of zonder toestemming verspreid worden, mensen kunnen ge-
dwongen worden om seksueel getint materiaal te maken en/of delen, foto’s of
video’s kunnen getrukeerd worden, mensen kunnen worden gechanteerd met het
materiaal (sextortion) en seksueel getint materiaal kan ongewenst worden toege-
stuurd. In dit artikel focus ik voornamelijk op de ongewenste verspreiding van
vrijwillig gemaakt en gedeeld digitaal sexy beeldmateriaal. In navolging van an-
dere onderzoekers denieer ik die verspreiding als een vorm van seksueel grens-
overschrijdend gedrag, aangezien het zonder instemming van de oorspronkelijke
maker gebeurt.14-18
Foto’s en video’s kunnen op verschillende manieren doorgestuurd en ver-
spreid worden. Het materiaal kan worden doorgestuurd aan derden via media
als WhatsApp, het kan online worden gezet via media als Instagram of het
kan fysiek aan derden getoond worden via een pc of smartphone. Deze on-
gewenste verspreiding van sexy materiaal wordt soms ook wel shame-sexting
genoemd, omdat de afgebeelde persoon vaak wordt veroordeeld en gepest. Dit
hoeft echter niet het geval te zijn19,20, dus daarom gebruik ik shame-sexting niet
als overkoepelende term. Hetzelfde geldt voor de term wraakporno, die ruimte
laat voor slechts één motief (wraak) en om die reden ongeschikt is als over-
koepelende term, naast andere redenen zoals het grote verschil tussen porno
en sexy privé-materiaal.16
Hoewel veruit de meeste sexts niet worden verspreid21,22, komt het wel met eni-
ge regelmaat voor. Volgens Madigan en collega’s6 stuurt tussen de 8,4 en 15,6%
van de jongeren wel eens zonder toestemming andermans sexy materiaal door
en wordt tussen de 4,7 en 12,0% van de jongeren hier wel eens slachtoffer van.
Deze cijfers moeten echter voorzichtig gebruikt worden, omdat het totale aantal
respondenten in de studies vaak klein was.
94
In Nederland antwoordde 4% van de jongens en 3% van de meiden beves-
tigend op de stelling: Iemand liet (in de afgelopen 6 maanden) een naaktfoto
of sekslmpje van mij aan anderen zien7 en 2% van de jongens en 1% van de
meiden antwoordde bevestigend op de stelling: Iemand deelde (in de afge-
lopen 6 maanden) een naaktfoto of sekslmpje van mij met anderen. In de
Veiligheidsmonitor gaf 1% van de deelnemende leerlingen uit het voortgezet
onderwijs aan dat zij het afgelopen jaar slachtoffer waren geworden van de
ongewenste verspreiding van sexy beeldmateriaal en iets minder dan 1% gaf
aan pleger te zijn geweest.23 Van de leidinggevenden gaf ruim twee derde aan
dat deze vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag voorkwam op hun
locatie. Gemiddeld ging het om iets minder dan 3 incidenten per schooljaar
per locatie.
Uit mijn onderzoek naar de motieven van jongeren om andermans mate-
riaal te verspreiden20 (met Lotte van Oosterhout) bleek dat zowel jongens als
meiden zich schuldig maken aan deze vorm van seksueel grensoverschrijdend
gedrag. De slachtoffers waren in dit onderzoek echter bijna altijd meiden: in
de 22 incidenten die we onderzochten, was het slachtoffer in 18 gevallen een
meisje (82%). Deze bevinding wordt bevestigd in internationaal kwantitatief
onderzoek naar online seksueel misbruik, hoewel dat nog beperkt is en niet
helemaal eenduidig.14 De gevolgen voor meiden lijken over het algemeen ook
groter te zijn, omdat zij vanuit de dubbele seksuele moraal (zij is een hoer, hij is
stoer)24 niet alleen te maken kunnen krijgen met victim blaming, maar ook met
slut shaming en stigmatisering.20,25 Tegelijkertijd kunnen jongens die slachtof-
fer worden van de ongewenste verspreiding van hun materiaal ook gestigma-
tiseerd worden: zij kunnen het label ‘homo’ krijgen, wat onder Nederlandse
jongeren helaas nog altijd een beladen stigma is.20,24,26
De gevolgen van de ongewenste verspreiding van sexy materiaal verschillen van
geval tot geval. Soms wordt het materiaal op grote schaal gedeeld en krijgt het
slachtoffer maanden of zelfs jarenlang te maken met pesterijen, stigmatisering en
ongevraagde seksuele toenaderingen van bekenden en onbekenden. Zelfs als het
materiaal al niet meer beschikbaar is, kan het stigma blijven.20 In andere geval-
len zijn de gevolgen echter veel beperkter. Het materiaal wordt dan bijvoorbeeld
maar op heel beperkte schaal gedeeld, er ontstaat weinig ophef over, de reacties
zijn positief (denk aan reacties als: ‘wat een mooi lichaam’), en/of de ophef duurt
niet lang.19,20 Dit betekent ook, dat het belangrijk is om adequaat maar kalm te
reageren op incidenten: door onnodig veel ophef te creëren, kunnen volwassenen
het probleem zelfs verergeren.19,20
Negatieve beeldvorming, victim blaming en sterke plegers
Wat opvalt in de reacties op incidenten, is dat nog heel vaak slachtoffers de
schuld krijgen.3,20,27 Mensen vragen het slachtoffer: “Waarom stuurde je dan
ook die foto; je weet toch dat die verspreid kan worden?” Dit is vergelijkbaar
met het argument van het korte rokje na een verkrachting: “Waarom droeg je
dan ook zo’n kort rokje; je weet toch dat dat je daarmee seksuele toenaderin-
95
gen uitlokt?” Het slachtoffer krijgt hierbij de schuld voor wat er gebeurd is, in
plaats van de pleger.
Victim blaming gebeurt ook op subtielere manieren, bijvoorbeeld via voor-
lichting, waar nog vaak het (potentiële) slachtoffer centraal staat. Zo gaat het
in voorlichting nog vooral over de afwegingen om al dan niet een sexy sele te
sturen, of over manieren om zogenaamd ‘veilig’ te sexten, bijvoorbeeld door
onherkenbaar op de foto te gaan. Een dergelijk advies verplaatst de verant-
woordelijkheid voor seksueel grensoverschrijdend gedrag naar het (potentiële)
slachtoffer in plaats van de (potentiële) pleger. Dat is onrechtvaardig en scha-
delijk voor slachtoffers: jongeren wier materiaal misbruikt wordt, denken dat
het hun eigen schuld is en durven geen hulp te zoeken uit angst om veroordeeld
te worden.3,20,22 Bovendien worden de plegers onzichtbaar gemaakt en blijven
hun daden vaak onbestraft.20
Jonge plegers blijken zich door de negatieve beeldvorming rond sexting en de
bijbehorende victim blaming gesterkt en soms zelfs aangemoedigd te voelen in
hun gedrag. “Zij moest haar les leren dat ze geen foto’s moest sturen”, verklaart
bijvoorbeeld een 16-jarig meisje over haar motief om sexy beelden van een ander
meisje door te sturen.20 Dit meisje was ervan overtuigd dat zij haar leeftijdsge-
noot moest leren om niet aan sexting te doen, dat ze haar seksuele gedrag moest
reguleren, en dat verspreiding van haar sexy beeldmateriaal hier de beste manier
voor was. Ze wordt hierin ondersteund door het idee dat sexting een problema-
tische activiteit is die bestreden moet worden.
Maar ook als er sprake is van een ander motief om andermans materiaal zon-
der toestemming te verspreiden (zoals iemand pijn doen, wraak nemen, spanning
ontladen, vriendschappen versterken, praten en leren over seksualiteit, de eigen
populariteit vergroten), voelen plegers zich gesteund door hedendaagse negatieve
opvattingen over sexting en de inadequate reacties van volwassenen op incidenten.
Een grote meerderheid van de respondenten uit het onderzoek dat ik met Van
Oosterhout uitvoerde, vond dat de ongewenste verspreiding van sexy beeldma-
teriaal ten minste gedeeltelijk de schuld was van het slachtoffer.20 Een dergelijke
veroordeling van slachtoffers bleek gemakkelijker naarmate iemand zich minder
goed voor kon stellen dat hij of zij zelf ooit aan sexting zou doen; een overtui-
ging die leefde onder verschillende plegers en die gevoed wordt door de negatieve
beeldvorming rond sexting.
Omgekeerd biedt dit ook mogelijkheden. Zo bleken verschillende jonge plegers
minder geneigd te zijn om andermans materiaal door te sturen, naarmate zij zich
beter voor konden stellen dat anderen en/of zij zelf aan sexting zouden doen.20
Dit betekent dat een positiever vertoog rond sexting, in het bijzonder sexting
door meiden, bij zou kunnen dragen aan het tegengaan van misbruik van sexy
beeldmateriaal. Ook victim blaming wordt minder logisch naarmate de jongere
zich beter in kan leven in het slachtoffer; iets wat bewerkstelligd kan worden mid-
dels aandacht voor de positieve kanten van sexting. Daarnaast helpt positievere
beeldvorming over sexting om plegers van online seksueel misbruik zichtbaarder
te maken: pas als zij besluiten om bijvoorbeeld het materiaal van iemand anders
door te sturen, ontstaat er een probleem.
96
Conclusie
Kortom, het tegengaan van de ongewenste verspreiding van digitaal sexy beeld-
materiaal is gebaat bij een positiever vertoog over sexting. Een positiever vertoog
begint bij de erkenning dat sexting voorkomt onder jongeren, dat zij hier aller-
lei positieve betekenissen aan geven, en dat ze middels sexting vormgeven aan
verschillende dimensies van seksualiteit. Dit betekent ook dat het woord sexting
niet langer gebruikt zou moeten worden voor grensoverschrijdend gedrag waarbij
misbruik wordt gemaakt van het materiaal. Net zoals we een verkrachting geen
seks noemen, zou misbruik van digitaal sexy beeldmateriaal geen sexting moeten
heten. Alleen door de twee helder te onderscheiden, ook in onze taal, kunnen we
een sekspositief vertoog over sexting ontwikkelen.
Vanuit deze sekspositieve benadering zou de centrale vraag aan jongeren dan
ook niet langer zijn: ‘Waarom zou je aan sexting doen en hoe houd je het veilig’,
maar vooral: ‘wat doe je als je sexy beeldmateriaal van iemand ontvangt en wat
betekenen privacy, respect en consent in relatie tot online seksuele activiteiten?’
Door dit soort vragen, die zich richten op het voorkomen van plegerschap in
plaats van slachtofferschap, worden jongeren aangesproken op hun verantwoor-
delijkheid voor elkaars seksuele welzijn en wordt het probleem van de ongewenste
verspreiding van digitaal sexy materiaal bij de wortel aangepakt.
Literatuur
1. Hasinoff AA. Sexting panic: Rethinking criminalization, privacy, and consent. Urbana: Univer-
sity of Illinois Press; 2015.
2. Döring NM. Consensual sexting among adolescents: Risk prevention through abstinence educa-
tion or safer sexting? Cyberpsychology. 2014;8(1).
3. Naezer M. Sexting: Een beter verhaal. In: Lieskamp MA, Baardemans W, editors. #ShameOver:
Ongewenste sexting. Roermond: Bureau Jeugdzorg Limburg; 2018. p. 18-25.
4. Naezer M. Sexy adventures: An ethnography of youth, sexuality and social media. Nijmegen:
Radboud University; 2018.
5. Barrense-Dias Y, Berchtold A, Surís J-C, Akre C. Sexting and the denition issue. Journal of
Adolescent Health. 2017;61(5):544-54.
6. Madigan S, Ly A, Rash CL, Ouytsel Jv, Temple JR. Prevalence of multiple forms of sexting be-
havior among youth: A systematic review and meta-analysis. JAMA Pediatrics. 2018;172(4):327-
35.
7. Graaf de H, Borne van de M, Nikkelen S, Twisk D, Meijer S. Seks onder je 25e: Seksuele ge-
zondheid van jongeren in Nederland anno 2017. Delft: Eburon; 2017.
8. Rutgers WPF. Press release: Onderzoek sexting bevestigt noodzaak weerbaarheidscampagne
jongeren. 2 October 2014. Available from: https://www.rutgers.nl/nieuws-opinie/nieuwsarchief/
persbericht-onderzoek-sexting-bevestigt-noodzaak-weerbaarheidscampagne.
9. Klettke B, Hallford DJ, Mellor DJ. Sexting prevalence and correlates: A systematic literature
review. Clinical psychology review. 2014;34(1):44-53.
10. Strohmaier H, Murphy M, DeMatteo D. Youth sexting: Prevalence rates, driving motiva-
tions, and the deterrent effect of legal consequences. Sexuality Research and Social Policy.
2014;11(3):245-55.
11. Burkett M. Sex(t) talk: A qualitative analysis of young adults’ negotiations of the pleasures and
perils of sexting. Sexuality & Culture : An Interdisciplinary Quarterly. 2015;19(4):835-63.
12. Symons K, Ponnet K, Walrave M, Heirman W. Sexting scripts in adolescent relationships: Is
sexting becoming the norm? New Media & Society. 2018;20(10):3836–3857.
13. Spanjaard H, Slot W. Tijden veranderen, ontwikkelingstaken ook: Een ‘update’ van het compe-
tentiemodel. Kind & Adolescent Praktijk. 2015;14(3):14-21.
97
14. Walker K, Sleath E. A systematic review of the current knowledge regarding revenge porno-
graphy and non-consensual sharing of sexually explicit media. Aggression and Violent Behavior.
2017;36:9-24.
15. DeKeseredy W, S., Schwartz M, D. Thinking sociologically about image-based sexual abuse :
The contribution of male peer support theory. Sexualization, Media, & Society. 2016;2(4):1-8.
16. McGlynn C, Rackley E, Houghton R. Beyond ‘revenge porn’: The continuum of image-based
sexual abuse. Feminist Legal Studies. 2017;25(1):25-46.
17. Henry N, Powell A. Technology-facilitated sexual violence: A literature review of empirical
research. Trauma, Violence & Abuse. 2016;19(2):195-208.
18. Citron DK, Franks MA. Criminalizing revenge porn. Wake Forest Law Review. 2014;49:345-91.
19. Krebbekx W.J.P. Making sex, moving difference: An ethnography of sexuality and diversity in
Dutch schools. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam; 2018.
20. Naezer M, Oosterhout van L. Sharing is caring? Jongeren, sexting en de ongewenste verspreiding
van sexy beeldmateriaal. Den Haag, ministerie van Justitie en Veiligheid; 2019.
21. Hasinoff AA, Shepherd T. Sexting in context: Privacy norms and expectations. International
Journal of Communication. 2014;8:2932-55.
22. Naezer M. From risky behaviour to sexy adventures: Reconceptualising young people’s online
sexual activities. Culture, Health & Sexuality. 2018;20(6):715-29.
23. Scholte R, Nelen W, Wit de W, Kroes G. Veiligheidsmonitor: Sociale veiligheid in en rond scho-
len. Nijmegen: Praktikon; 2016.
24. Naezer M. Zij is een hoer, hij is stoer: Gender en bijnamen onder Nederlandse scholieren. Nijme-
gen: Institute for Gender Studies Radboud Universiteit Nijmegen; 2006.
25. Ringrose J, Harvey L. Boobs, back-off, six packs and bits: Mediated body parts, gendered
reward, and sexual shame in teens’ sexting images. Continuum. 2015;29(2):205-17.
26. Naezer M. Zijn zoals je bent: De mythe van het seksuele zelf in sociale media. In: Dudink S, Pla-
te L, editors. Mythen van gender: Essays voor Willy Jansen. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt; 2015.
p. 153-8.
27. Hoek van Dijke N. Let’s talk about sex... In: Lieskamp MA, Baardemans W, editors. #Sha-
meOver: Ongewenste sexting. Roermond: Bureau Jeugdzorg Limburg; 2018. p. 26-30.
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
Book
Full-text available
Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in de beweegredenen van jongeren om zonder toestemming digitaal sexy materiaal van anderen te verspreiden. Een van de belangrijkste bevindingen is dat “De Pleger” niet bestaat: plegers hebben verschillende achtergronden en handelen op basis van uiteenlopende motieven. Evenmin bestaat er een prototype scenario, aangezien scenario’s van elkaar blijken te verschillen wat betreft context en motieven, materiaal, afgebeelde persoon, manier en schaal van verspreiding, en de gevolgen van de verspreiding. Een respondent die sexy materiaal van meiden deelde met zijn vrienden, deed dat vanuit een positief motief, namelijk zijn behoefte om de vriendschap te versterken: “sharing is caring”. Dat hij hierbij over het hoofd lijkt te zien dat de “care” dan vooral uitgaat naar zijn vrienden, ten koste van het afgebeelde meisje, hangt samen met de talrijke factoren die de ongewenste verspreiding van sexy materiaal in de hand werken. Die factoren zijn niet alleen persoonlijk en psychologisch van aard, maar zeer zeker ook cultureel: opvattingen rond naaktheid, seksualiteit, sexting, gender, etniciteit en schoonheid; praktijken van victim-blaming en slutshaming; en inadequaat optreden door zowel jongeren als volwassenen. Deze factoren zorgen ervoor dat de ongewenste verspreiding van digitaal sexy materiaal wordt aangemoedigd, goedgepraat, genormaliseerd en gebagatelliseerd, soms met grote gevolgen voor de betrokken slachtoffers. Als ons onderzoek één ding duidelijk maakt, is het wel dat de ongewenste verspreiding van sexy materiaal een gelaagd en complex fenomeen is, dat oplossingen op verschillende niveaus, vanuit verschillende invalshoeken en in verschillende vormen vereist. We hopen dat dit rapport een bijdrage kan leveren aan het vormgeven aan die oplossingen.
Book
Full-text available
This thesis challenges common anxieties and stereotypes about youth, sexuality and social media. Based on one and a half years of online and offline ethnographic fieldwork among Dutch teenagers, it demonstrates how social media provide young people with access to a diverse and complex array of sexual experiences, shaping and transforming four dimensions of youth sexuality: sexual adventures, romantic intimacy, identity performance and sexual knowledge building. Rather than condemning, policing or pathologising young people’s digitally mediated sexual practices, the thesis offers a framework for understanding young people’s navigations of the chances and challenges that are involved.
Article
Full-text available
This study offers empirical insight into adolescents’ norms around sexting. Informed by sexual scripting theory, we investigated the extent to which young people perceive sexting as being a likely behavior in the context of a romantic relationship (the “sexting script”). A distinction is made between what adolescents find likely among same-aged peers (the general sexting script) versus what they find likely in their personal situation (the personal sexting script). Data were gathered through questionnaires from adolescents aged 13–18 years (N = 357, 45% male). The results show that sexting scripts are gendered and that adolescents perceive sexting as being more likely to occur among peers than in their personal situation. The personal sexting script is related to the general sexting script, sexual experiences, and the use of online pornography. The results of the study are useful for the design of sexting education and sensitization messages toward youth.
Article
Full-text available
Western discourses about young people and sexuality centre around the concept of risk. Anxieties have been fuelled by the increasing popularity of social media and practices such as 'sexting' and watching 'sexually explicit' materials online. Research has shown however that such risk discourses mainly serve to moralise about, pathologise and police particular behaviours and children. In order to counter such paternalism, researchers advocated a reconceptualisation of youth not as passive victims, but as active agents who actively negotiate sexual experiences and discourses. In this paper, which is based on ethnographic fieldwork among young people in The Netherlands, I argue that we need a reconceptualisation not only of youth, but also of their sexual practices, especially their online sexual practices. Mobilising an interdisciplinary interaction between critical socio-cultural studies of risk, feminist theory and adventure studies, I propose to reconceptualise these practices as 'adventures' rather than 'risky behaviour'. This opens up possibilities for a more reasoned analysis that acknowledges: (1) the distinction between risks and outcomes of an activity; (2) the constructive potential of risk; and (3) the subjective, dynamic character of risk and pleasure.
Article
Full-text available
The aim of this review was to synthesize the current literature regarding revenge pornography and the non-consensual sharing of sexually explicit media. A systematic search was made of five databases using relevant search terms. From these searches, 82 articles were retained for inclusion within the systematic review. The literature spanned areas of research including legal, theory, as well as psychology related empirical papers. The findings show that particularly in the U.S., but in other countries as well, there are significant concerns regarding the implementation of revenge pornography legislation, despite this being recognized as an important endeavor. Non-consensual sharing perpetration and victimization rates can vary considerably according to how the behavior is defined and measured, however, these behaviors were evident for a considerable number of individuals across both genders.
Article
Full-text available
In the last few years, many countries have introduced laws combating the phenomenon colloquially known as ‘revenge porn’. While new laws criminalising this practice represent a positive step forwards, the legislative response has been piecemeal and typically focuses only on the practices of vengeful ex-partners. Drawing on Liz Kelly’s (1988) pioneering work, we suggest that ‘revenge porn’ should be understood as just one form of a range of gendered, sexualised forms of abuse which have common characteristics, forming what we are conceptualising as the ‘continuum of image-based sexual abuse’. Further, we argue that image-based sexual abuse is on a continuum with other forms of sexual violence. We suggest that this twin approach may enable a more comprehensive legislative and policy response that, in turn, will better reflect the harms to victim-survivors and leads to more appropriate and effective educative and preventative strategies.
Book
In Seks onder je 25e 2005 worden de resultaten gepresenteerd van een representatief onderzoek naar de seksuele gezondheid van jongeren van 12 tot 25 jaar in Nederland. Vragen die in dit onderzoek aan de orde komen zijn o.a.: Wat doen jongeren op seksueel gebied? Welke seksuele normen en waarden leven er onder jongeren? Zijn ze er nu eerder bij dan tien jaar geleden?
Article
Importance The existing literature on sexting among youth shows that sexting is a predictor of sexual behavior and may be associated with other health outcomes and risky behaviors. However, there remains a lack of consensus on the prevalence of sexting, which is needed to inform future research, intervention, and policy development. Objective To provide a meta-analytic synthesis of studies examining the prevalence of multiple forms of sexting behavior, analyzed by age, sex, geography, and method of sexting. Data Sources In an academic setting, electronic searches in MEDLINE, PsycINFO, EMBASE, and Web of Science were conducted for the period January 1990 to June 2016, yielding 1147 nonduplicate records. Study Selection Studies were included if participants were younger than 18 years and the prevalence of sexting explicit images, videos, or messages was reported. Data Extraction and Synthesis Literature review and data extraction followed established PRISMA guidelines. Two independent reviewers extracted all relevant data. Random-effects meta-analyses were used to derive the mean prevalence rates. Thirty-nine studies met final inclusion criteria. Main Outcomes and Measures Meta-analyses of the prevalence of sending, receiving, and forwarding without consent, as well as having one’s sext forwarded without consent. Results Among 39 included studies, there were 110 380 participants; the mean age was 15.16 years (age range, 11.9-17.0 years), and on average 47.2% were male. Studies were available for sending (n = 34), receiving (n = 20), forwarding without consent (n = 5), and having a sext forwarded without consent (n = 4). The mean prevalences for sending and receiving sexts were 14.8% (95% CI, 12.8%-16.8%) and 27.4% (95% CI, 23.1%-31.7%), respectively. Moderator analyses revealed that effect sizes varied as a function of child age (prevalence increased with age), year of data collection (prevalence increased over time), and sexting method (higher prevalence on mobile devices compared with computers). The prevalence of forwarding a sext without consent was 12.0% (95% CI, 8.4%-15.6%), and the prevalence of having a sext forwarded without consent was 8.4% (95% CI, 4.7%-12.0%). Conclusions and Relevance The prevalence of sexting has increased in recent years and increases as youth age. Further research focusing on nonconsensual sexting is necessary to appropriately target and inform intervention, education, and policy efforts.
Article
Sexting among youths has become a necessary topic of interest in research because of the negative consequences that this activity could create, especially when content is shared with others. Indeed, this loss of control could lead to humiliation, (cyber)bullying, or harassment. The development of new technologies, press coverage, and increase of prevalence rates could also explain the growth of interest in sexting. However, its definition is still a gray area. This review examines the different definitions of sexting used in the literature and its correlates. Several elements of the definition of sexting were assessed: actions (sending, receiving, and forwarding); media types (text, images, and videos); sexual characteristics; and transmission modes. Nine databases were searched for studies on sexting among youths up to 18 years of age. Eighteen studies published between 2012 and 2015 were included. Prevalence rates of sexting ranged between .9% and 60% partly depending on the definition. Most studies assessed sending, but when sending and receiving were measured, prevalence rates were higher for receiving. Some articles found associations with age, gender, race, sexual behavior, romantic relationships, risky behaviors, online activity, psychological difficulties, and social pressure. Finding a consensus regarding the definition is essential to assess accurately the activity and adapt prevention. Adolescents' interpretations of the activity are important as sexting could be used as a sexual behavior between two consenting persons. Prevention strategies should focus on sexting that goes wrong when it is forwarded to a third party and when it occurs in a context of pressure or harassment.
Article
This exploratory study examines young people's expectations of privacy when they share suggestive photos via mobile phones, also known as sexting. To investigate the social norms regarding privacy in sexting, we used a combination of online surveys and in-person focus groups. By asking participants about various sexting scenarios, we found that a large majority thought that sharing private images was never or rarely OK. Any tolerance our respondents had for privacy violations was dependent on the type of relationship between the sender and the recipient and the method of image sharing (off-line or online). These results suggest that particular technological design strategies and educational interventions could help young people better protect their private images.