Content uploaded by Marijke Naezer
Author content
All content in this area was uploaded by Marijke Naezer on Aug 06, 2019
Content may be subject to copyright.
Vrouwentaal/Mannentaal, wat is normaal?
Mannen en vrouwen spreken niet altijd dezelfde taal, zo blijkt uit dit artikel over gender, taal
en macht op de werkvloer.
Marijke Naezer
Gender en taal zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In eerdere Raffia’s (2004, 2005)
onderzocht ik al taal over vrouwen en mannen, en analyseerde ik de gendergeladen ideeën die
door taal worden uitgedrukt en gecontinueerd. Een ander aspect van de verwevenheid van
gender en taal is taalgebruik door vrouwen en mannen: hoe en waarover spreken ze, met
welke woorden, en hoe ziet hun lichaamstaal eruit?
In dit artikel ga ik in op verschillen in taalgebruik van vrouwen en van mannen, en de
machtsverschillen die hiermee samenhangen. Een van de plaatsen waar deze
machtsverschillen duidelijk naar voren komen, is op de werkvloer.
Mars en Venus
Een populair uitgangspunt is dat er (grote) verschillen bestaan tussen taalgebruik van vrouwen
en mannen. Er bestaat een rijkdom aan boeken en internetsites die gebaseerd zijn op het
‘Mannen komen van Mars, Vrouwen van Venus’-principe, gevuld met voorbeelden van
‘vrouwentaal’ en ‘mannentaal’. Vaak is zelfs gezorgd voor vertalingen, al laat men in het
midden naar wiens/wier taal het vertaald is.
-- Kader --
Een man zegt: Hij bedoelt:
Ja Ja
Nee Nee
Ik heb honger Ik heb honger
Ik ben moe Ik ben moe
Ik ga slapen Ik ga slapen
Zin om naar de film te gaan? Ik zie het wel zitten om seks met je te hebben
Zin om uit te gaan eten? Ik zie het wel zitten om seks met je te hebben
Mag ik je eens bellen? Ik zie het wel zitten om seks met je te hebben
Is er iets? Welk onbenulligheidje zit je nu weer dwars?
Ik bel even om te vragen wat we eten Ik wil weten of ik vanavond overwerk
Een vrouw zegt: Zij bedoelt:
Ja Nee of Misschien
Nee Ja
Ik heb hoofdpijn Ik heb geen zin in seks.
Morgen loopt de wekker weer vroeg af We gaan meteen slapen
Je ziet er moe uit Misschien haal ik hem zo over meteen te gaan
slapen
Wat ben je laat vandaag? Ik laat jou vanavond wel wachten!
We moeten eens praten Jij zit in de problemen makker…
Natuurlijk.......doe maar Hier krijg je problemen mee.
Heb ik een dikke kont? Zeg me dat ik er goed uitzie.
-- Einde Kader --
Deze karikaturen zijn niet al te serieus bedoeld, maar er is ook wetenschappelijk onderzoek
gedaan naar taalgebruik en –gedrag van vrouwen en mannen. Alvorens hierop in te gaan wil
ik een aantal kanttekeningen bij deze onderzoeken plaatsen. Zo weerspiegelen de
onderzoeken vaak de eigen ideeën en verwachtingen van de onderzoeker (Verbiest, 1996).
Doordat de onderzoeker van tevoren al ‘weet’ hoe vrouwen en mannen zich gedragen, wordt
hetzelfde taalgebruik anders geïnterpreteerd en gescoord. Als voorbeeld noemt Verbiest het
onderzoek naar interruptiegedrag tijdens vergaderingen. Uit vroege onderzoeken kwam naar
voren dat mannen meer interrumpeerden dan vrouwen. Later bleek echter, dat dit afhankelijk
was van de gehanteerde definitie van interruptie: als ook uitingen als “hm hm”, “vind ik ook”
en “jaja” werden meegeteld, bleken vrouwen even vaak te interrumperen als mannen.
Bovendien speelt het gespreksdoel een rol: als het gesprek meer gericht is op solidariteit en
contact interrumperen vrouwen zelfs vaker dan mannen (Tannen, 1990).
Een tweede kanttekening bij de verrichte onderzoeken is dat verschillen vaak als absoluut
worden voorgesteld; alsof er geen individuele verschillen bestaan tussen vrouwen onderling
en mannen onderling. Met name populair-wetenschappelijke onderzoeken laten niet
(voldoende) zien dat verschillen vooral een kwestie van voorkeur zijn.
Ten derde wordt de invloed van andere belangrijke sociale factoren vaak buiten beschouwing
gelaten. Verschillen tussen mannen en vrouwen worden doorkruist door verschillen op basis
van andere sociale kenmerken, waaronder etniciteit, leeftijd en status. Analyses die rekening
houden met meerdere sociale kenmerken voorkómen een al te simpele voorstelling van
sekseverschillen in taal. Om te beginnen is het dan ook beter om over mannelijke taal en
vrouwelijke taal te spreken, in plaats van mannentaal en vrouwentaal.
Prettige conversatie
Deze kanttekeningen in aanmerking genomen kan wel een aantal algemene verschillen tussen
vrouwelijke en mannelijke taal benoemd worden – in de regel overigens vooral van
toepassing op witte, Europese middenklassers.
Een eerste verschil betreft fonologie: de toonhoogte, het dynamisch bereik, de resonantie, de
intonatie en de luidheid waarmee gesproken wordt. Interessante informatie op dit gebied is te
vinden in voorlichtingsmateriaal voor (meest man-vrouw) transgenders, over hoe zij hun stem
kunnen veranderen. Zonder al te diep in te gaan op de technische details, zal ik de genoemde
aspecten kort toelichten.
De toonhoogte van een mannenstem ligt gemiddeld 0,5 tot 0,9 octaaf lager dan de toonhoogte
van een vrouwenstem. Daar komt bij dat mannen met borstresonantie spreken, en vrouwen
met kopresonantie, wat zorgt voor een andere ‘stemkleur’. Mannen hebben verder een kleiner
dynamisch bereik (de afstand tussen de hoogst en laagst mogelijke toonhoogte) en een minder
levendig intonatiepatroon. Bovendien gebruiken vrouwen vaker een vragend intonatiepatroon.
Tot slot spreken mannen vaak luider dan vrouwen. Deze punten samen zorgen ervoor dat een
gemiddelde mannenstem en een gemiddelde vrouwenstem duidelijk van elkaar te
onderscheiden zijn.
Een tweede verschil heeft betrekking op spreekstijl en woordgebruik (Verbiest, 1996).
Bekend is dat mannen meer krachttermen en onnodig moeilijke woorden en constructies
gebruiken. Vrouwen bedienen zich meer van verkleinwoorden en versterkingswoorden zoals
‘heel’, ‘ontzettend’ en ‘erg’. Vrouwen gebruiken bovendien meer modale constructies, die
aangeven dat iets mogelijk/wenselijk is in plaats van noodzakelijk/verplicht: “Dat zou
misschien best wel eens zo kunnen zijn”, in plaats van: “Dat is zo”.
Als voorbeeld van verschillen in taalgedrag noemde ik al het interrumperen (hoewel
onderzoek hiernaar inmiddels danig bekritiseerd is). Daarnaast zijn mannen scheutiger met
grappen, zijn ze sturender aanwezig in een gesprek en nemen ze eerder een dominante
houding aan. Ze gaan sneller het conflict aan en verkondigen gemakkelijker een tegengestelde
mening. Vrouwen proberen conflicten te vermijden en zoeken harmonie. Zij stellen dan ook
meer vragen, die niet alleen gericht zijn op het verkrijgen van feitelijke informatie, maar
evenzeer op het opbouwen van een prettige conversatie. Vrouwen geven verder de voorkeur
aan suggesties, waar mannen bevelen prefereren (Tannen, 1994). Tot slot bleek uit onderzoek
van Kiggen (in Bogaers, 1996) dat mannen in vergaderingen maar liefst drie keer zoveel
spreektijd nemen als vrouwen.
Wanneer het gaat om lichaamstaal zijn vrouwen actiever en letten ze beter dan mannen op de
non-verbale communicatie van hun gesprekspartner (Verbiest, 1996b). Ze glimlachen en
knikken meer om hun gesprekspartner aan te moedigen. Als een vrouw zelf aan het woord is,
en de gesprekspartner laat door houding, gebaren of mimiek zien dat zij/hij het er niet mee
eens is, zal ze hier eerder op inspringen. Mannen zijn hier minder gevoelig voor, en maken
minder gebruik van non-verbale communicatie.
Een volgend verschil betreft het geven en interpreteren van complimenten. Verbiest (2004)
onderscheidt twee soorten complimenten: het solidariteitscompliment en het
aanmoedigingscompliment. Het eerste is een middel om solidariteit te betonen en
saamhorigheid uit te drukken, en wordt met name uitgewisseld tussen mensen van gelijke
status. Vrouwen zijn royaal met dit soort complimenten. Het is voor hen niet zozeer
belangrijk of het helemaal waar is; het gaat vooral om het gebaar. Voor mannen betekent een
dergelijk compliment daarentegen een serieus te nemen oordeel, waarvoor ze zich honderd
procent moeten kunnen verantwoorden. Zij zijn er daarom terughoudender mee. Doordat het
compliment als waardeoordeel gezien wordt, creëert het voor mannen bovendien een
ongelijke verhouding tussen gever en ontvanger. De gever acht zich immers in staat om een
oordeel te vellen, en plaatst zich daarmee (tijdelijk) boven degene tot wie het oordeel gericht
is. Een mannelijke ontvanger van een compliment zal dan ook proberen dit tijdelijke
statusverschil teniet te doen door bijvoorbeeld een wedercompliment te geven. Interessant is
dat de schaarse solidariteitscomplimenten van mannen meestal aan vrouwen gericht zijn. Dit
zou kunnen komen door het bestaande statusverschil tussen mannen en vrouwen, waardoor
mannen zich eerder bevoegd voelen om over een vrouw te oordelen dan over een man.
Het tweede soort compliment, het aanmoedigingscompliment, komt vooral voor tussen
statusongelijken. Het is erop gericht gewenst gedrag te belonen en te stimuleren. Dit soort
complimenten wordt veel gebruikt tussen ouders en kinderen en tussen werkgevers en
werknemers. Meestal worden ze gegeven door de hogere in status. Complimenten die van
laag naar hoog gaan zijn riskant, omdat het gemakkelijk voor vleierij of juist arrogantie kan
worden aangezien. Als ze toch gegeven worden, is het meestal door een man aan een vrouw.
Een mogelijke verklaring hiervoor is dat mannen de afstand tussen zichzelf en een hoger
geplaatste vrouw te klein inschatten, of dat ze bewust proberen deze afstand te nivelleren
(Verbiest, 1994).
Gezocht: m/v
Verschillen in taalgedrag in de werksituatie beginnen al bij de interpretatie van en reactie op
vacatures. Neem bijvoorbeeld de functie-eisen: vrouwen reageren vaak pas op een vacature
als ze aan alle eisen denken te voldoen, terwijl mannen sneller menen dat kwalificaties
waaraan ze niet voldoen in de praktijk wel opgevangen kunnen worden. Verder zijn voor
mannen promotiemogelijkheden een doorslaggevende factor, terwijl dat voor vrouwen vooral
de aard van het bedrijf is (Meyer, 1991). Veelgevraagde kwaliteiten, zoals assertiviteit en een
competitieve instelling, zijn kwaliteiten die bij mannen positief gewaardeerd worden en bij
vrouwen negatief (Stoker, 1996). Vrouwen schrijven zichzelf deze eigenschappen minder snel
toe, waardoor ze zich niet aangesproken voelen door de vacatures. Kortom, de inhoud van een
vacature heeft grote invloed op de aantallen vrouwen en mannen die erop zullen reageren;
alleen m/v achter de functienaam is niet voldoende om vrouwen aan te trekken.
Niet alleen de inhoud van vacatures kent een genderlading; ook de stijl kan mannelijk of
vrouwelijk zijn. Advertenties die gekenmerkt worden door vrouwelijk taalgebruik zijn
persoonlijk, direct en levendig (Stoker, 1996). Deze vacatures geven uitleg en toelichting bij
zowel de functieomschrijving als de functie-eisen en ze hebben een duidelijk uitnodigende
stijl. Mannelijk taalgebruik daarentegen houdt de lezer op afstand, door deze niet of met “u”
aan te spreken en door het gebruik van formele woorden. Er wordt bij dit soort advertenties
niet gestreefd naar het creëren van een relatie tussen zender en ontvanger (Stoker, 1996).
Opvallend is overigens dat zowel mannen als vrouwen de voorkeur geven aan ‘vrouwelijke’
advertenties.
Ook de eerder beschreven verschillen in taalgebruik- en gedrag van vrouwen en mannen
kennen grote gevolgen op de werkvloer, bijvoorbeeld tijdens het sollicitatiegesprek. Hier is,
naast gender, ook (tijdelijke) status een belangrijke factor. Bogaers (1996) beargumenteert op
basis van haar onderzoek naar onderwerpsinitiaties en –afrondingen, manieren van vragen
stellen, responsgedrag, onderbrekingen, lachgedrag en zelfrepresentatie in
sollicitatiegesprekken dat er een hiërarchie van dominant, structurerend taalgebruik kan
worden aangewezen. Het hoogst op deze ladder scoren mannelijke selecteurs, gevolgd door
vrouwelijke selecteurs, mannelijke sollicitanten en, onderaan, vrouwelijke sollicitanten. Hoe
hoger personen op de ladder staan, hoe dwingender hun vragen zijn, hoe meer ze zelf
doorpraten na het stellen van een vraag, en hoe minder ondersteunende opmerkingen ze
maken. Uit dit onderzoek kunnen twee conclusies getrokken worden: allereerst hebben
sollicitatiegesprekken tussen mannelijke selecteurs en vrouwelijke sollicitanten een grote kans
moeizaam te verlopen, gezien de grote onderlinge afstand. Ten tweede staat het taalgebruik
van vrouwelijke selecteurs (of beter: selecteurs met vrouwelijk taalgedrag) dichter bij dat van
sollicitanten, wat een evenwichtige uitwisseling van informatie bevordert.
Wat is normaal?
Belangrijker dan de verschillen tussen taalgebruik van vrouwen en mannen zijn de
waarderingen die aan de verschillen worden gegeven. Oftewel: wat wordt positief beoordeeld,
wat negatief; wat wordt als norm gezien, wat als de afwijking? Alleen al de manier waarop
veel onderzoeken zijn uitgevoerd en beschreven geeft aan dat mannelijke taal tot norm wordt
verheven, en vrouwelijke taal als afwijking wordt bestudeerd.
Ook het spreken over vrouwenpraat in plaats van vrouwentaal (of vrouwelijke taal) is een
afspiegeling, en tegelijkertijd een bevestiging, van de negatieve waardering van vrouwelijke
taal. Gerrit Komrij, nota bene zelf bekend om zijn bloemrijke taalgebruik, beweerde eens:
“Vrouwen bezitten, naar bekend, een mysterieus vermogen om uren, dagen, maanden, jaren te
converseren over Hoegenaamd Niets.” Komrij (en anderen met hem) heeft duidelijk niet veel
op met de onderwerpen waar vrouwen over (zouden) praten.
Kenmerken van typisch vrouwelijk taalgebruik worden bovendien gekoppeld aan persoonlijke
eigenschappen die, met name op de werkvloer, niet als positief worden beoordeeld. Het
taalgebruik en -gedrag van vrouwen (zachte stem, vragende intonatie, modale constructies,
verkleinwoorden, etcetera) wordt geassocieerd met eigenschappen als onzekerheid, gebrek
aan autoriteit en gebrek aan daadkracht; precies de eigenschappen die een ‘goede’ manager
juist wél zou hebben (Powel e.a., 2002). Ook in sollicitatiegesprekken worden kandidaten met
mannelijk taalgedrag eerder uitverkoren: mannelijk taalgedrag is de norm voor selectie
(Bogaers, 1996).
Zelfs de klank van de stem speelt een rol: mensen met een lage stem worden door de
luisteraar eerder beoordeeld als gezaghebbend en competent, terwijl een hoge stem associaties
met labiliteit en stress oproept. Manintveld, oprichter van het stemmenbureau MultiVoice,
bevestigt in Intermediair (nr 22, 2005) de ‘superioriteit’ van de lage stem: “Een lekker lage
stem met een goed volume trekt meteen de aandacht.” De spraaklessen die Margaret Thatcher
nam om een lagere stem te krijgen zeggen genoeg: de lage (mannelijke) stem is de norm.
Macht
Veel onderzoekers geven als oplossing voor de ongelijke waardering van vrouwelijke en
mannelijke taal dat mannen en vrouwen begrip voor elkaars stijl moeten hebben, of dat
vrouwelijke taal hoger gewaardeerd moet worden. Dit zou een mooi begin zijn, maar er
bestaat nog een dieper liggend probleem, namelijk de ongelijke machtsmiddelen die
mannelijk en vrouwelijk taalgebruik en -gedrag te bieden hebben – met name op de
werkvloer.
Zo biedt de typisch mannelijke terughoudendheid in het gebruik van aanmoedigende
woorden, gebaren en solidariteitscomplimenten vooral mannen een machtsmiddel om hun
(vrouwelijke) gesprekspartners te ontmoedigen. De dominante opstelling die met name voor
mannen als gepast geldt geeft mannen de mogelijkheid om veel spreektijd in beslag te nemen
en zichzelf centraal te stellen. Het opvatten van conversatieopbouwende vragen als
informatievragen vormt een middel om een gesprek af te kappen. Kortom, het accepteren van
de verschillende stijlen zal voor mannen gemakkelijker zijn, omdat mannelijk taalgebruik veel
mogelijkheden biedt om een dominante positie in te nemen. Voor vrouwen lijkt het advies
echter weinig adequaat: typisch vrouwelijk taalgebruik en –gedrag biedt hen nauwelijks
houvast om zich te laten horen.
Er is dus meer nodig dan kennis van en begrip voor verschillen; taalgebruikers moeten actief
zoeken naar manieren om elkaar tegemoet te komen. Creativiteit en flexibiliteit vormen hierin
kernvermogens, maar vooral de wil om het eigen taalgedrag nauwkeurig onder de loep te
nemen. Een eindoplossing is moeilijk te geven, maar deze inspanningen zullen ons verder
helpen dan het lezen van de geliefde, maar simplistische Mars-Venus boeken.
Marijke Naezer is cultureel antropoloog en gespecialiseerd in vrouwenstudies. Op 4 oktober
2007 hield zij een lezing over ‘vrouwentaal en mannentaal’ tijdens een evenement van het
Eneco Vrouwennetwerk. Dit artikel is een bewerking van deze lezing.
Literatuur
Bogaers, I. (1996) ‘“Gember en communicatie?” Hoe een relatief onbekend begrip een grote
impact kan hebben op communicatie in bedrijven’, in: G. Lycklama à Nijeholt & S. van
Bommel, Mannentaal is de norm, is vrouwentaal beter? Over gender en communicatie.
Breda: Van Oosterhout.
Meyer, N. (1991) ‘Het werven van vrouwen’, in: PW Vakblad voor Personeelsmanagement,
15 (9).
Powell, G.N., Butterfield, D.A. & Parent, J.D. (2002). Gender and managerial stereotypes:
have times changed? In: Journal of management, 28 (2), pp. 177-193.
Stoker, C. (1996). ‘Gevraagd (m/v). Wat spreekt vrouwen aan?’, in: idem Bogaers.
Tannen, D. (1990) You just don't understand : women and men in conversation. New York:
Morrow.
Tannen, D. (1994). Talking from 9 to 5 : Women and Men in the workplace. New York:
Avon.
Verbiest, A. (1994). Als ik jou toch niet had. De taal van complimenten. Amsterdam: Contact.
Verbiest, A. (1996). ‘Over gewoon praten : verschillend taalgebruik m/v’, in: idem Bogaers.
Verbiest, A. (1996b). Van M/V naar adequaat : over het taalgebruik van vrouwen en mannen.
Leiden: Rijksuniversiteit Leiden.