Content uploaded by Marijke Naezer
Author content
All content in this area was uploaded by Marijke Naezer on Sep 06, 2023
Content may be subject to copyright.
Content uploaded by Marijke Naezer
Author content
All content in this area was uploaded by Marijke Naezer on Mar 30, 2022
Content may be subject to copyright.
Sharing is
caring?
Jongeren, sexting en de ongewenste
verspreiding van sexy beeldmateriaal
Marijke Naezer - Radboud Universiteit Nijmegen
Lotte van Oosterhout - Jong & Je Wil Wat
In opdracht van:
31 januari 2019
Voorwoord
Sociale media bieden jongeren nieuwe mogelijkheden om vorm te geven aan seksualiteit,
bijvoorbeeld via sexting. Zo kan het maken en delen van digitaal sexy materiaal een manier
zijn om seksuele avonturen te beleven, om intieme en romantische relaties te ontwikkelen, om
een eigen identiteit te construeren, of om seksuele mogelijkheden en voorkeuren te
ontdekken. Hoewel veruit de meeste sexting-ervaringen van jongeren positief zijn, komt het
ook voor dat het materiaal ongewenst wordt gedeeld met anderen, soms met ernstige
gevolgen. In het maatschappelijke debat over deze vorm van seksueel grensoverschrijdend
gedrag wordt de verantwoordelijkheid nog vaak bij het slachtoffer gelegd, terwijl de
werkelijke verantwoordelijken, de plegers, buiten beeld blijven.
Met dit rapport willen wij hier verandering in brengen. We verschuiven de focus naar plegers
en bieden inzicht in hun motieven om sexy materiaal van anderen te verspreiden. Bovendien
laten we zien welke achterliggende factoren een rol spelen en bieden we handvatten voor
interventies gericht op het voorkómen van plegerschap. Daarmee levert het rapport een
bijdrage aan een rechtvaardige en adequate aanpak van de ongewenste verspreiding van
digitaal sexy materiaal.
Onze dank gaat uit naar iedereen dit onderzoek mogelijk heeft gemaakt, in het bijzonder de
jongeren die we mochten interviewen, de professionals die hielpen om met deze jongeren in
contact te komen, de experts die met ons reflecteerden op onze bevindingen, en het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, dat het onderzoek financierde.
Op naar een wereld waarin jongeren in alle vrijheid vorm kunnen geven aan seksualiteit.
Marijke Naezer (marijkenaezer@gmail.com)
Lotte van Oosterhout (info@jongenjewilwat.nl / 040-7370316)
31 januari 2019
Inhoudsopgave
1. Inleiding 4
1.1 Onderzoeksvragen 5
1.2 Methoden 6
1.3 Respondenten 7
2. Theoretisch kader 11
2.1 Sexting 11
2.2 Sexting: prevalentie 13
2.3 Sexting: waarom en met wie? 15
2.4 De ongewenste verspreiding van sexy materiaal 17
2.5 Ongewenste verspreiding: prevalentie en impact 19
3. Motieven en scenario’s 21
3.1 Iemand pijn doen, wraak nemen 21
3.2 Ontladen van spanning 23
3.3 Het versterken van vriendschappen 25
3.4 Praten en leren over seksualiteit 26
3.5 Elkaars seksuele gedrag reguleren 27
3.6 Populariteit vergroten 28
3.7 Scenario’s: kenmerken en verschillen 31
4. Faciliterende factoren 37
4.1 Taboe op naaktheid en seksualiteit 37
4.2 Negatief vertoog rond sexting 37
4.3 De mythe van de onvermijdelijke verspreiding 39
4.4 Victim-blaming en onzichtbare plegers 40
4.5 De dubbele seksuele moraal en slut-shaming 42
4.6 Bagatellisering van de gevolgen voor slachtoffers 46
4.7 Schoonheidsidealen 46
4.8 Heteronormativiteit 47
4.9 Onwetendheid en roekeloosheid onder plegers 48
4.10 Persoonlijkheidskenmerken 50
4.11 Inadequate reacties van jonge en volwassen omstanders 52
5. Oplossingen en interventies 57
5.1 Oplossingen op verschillende niveaus 57
5.2 Invalshoeken voor interventies 60
5.3 Interventies: wie/wat/hoe? 66
5.4 Veelbelovende concepten 73
6. Conclusies en vervolgacties 77
7. Literatuur 80
4
1. Inleiding
Dagelijks worden er wereldwijd alleen al via WhatsApp zo’n 250 miljoen filmpjes en 1,6
miljard foto’s verzonden (Koum 2016). Daartussen zitten ook sexy foto’s en filmpjes. Het
uitwisselen van dergelijk materiaal, ook wel sexting genoemd, is een veelbesproken
onderwerp. In deze gesprekken en discussies ligt de nadruk vaak op de risico’s, met name de
mogelijke ongewenste verspreiding van het materiaal. Hoewel zowel volwassenen als
jongeren zich hieraan schuldig maken, richt de aandacht zich vaak voornamelijk op jongeren.
Veel campagnes en interventies om de ongewenste verspreiding van sexy materiaal door
jongeren tegen te gaan, richten zich op het slachtoffer, vanuit de redenering dat het maken en
opsturen van een seksueel getinte foto of video van jezelf niet erg handig is en verspreiding
van de beelden in de hand werkt. Dit terwijl er pas een probleem ontstaat als dit materiaal
ongewenst verspreid wordt. De kernspeler in dit probleem is de pleger: de verspreider van de
foto. Dit is immers degene die zonder toestemming besluit over te gaan tot verspreiding van
de beelden. De vraag is hoe we potentiële plegers zodanig kunnen beïnvloeden dat zij niet
overgaan tot het ongeautoriseerd verspreiden van pikant materiaal van anderen.
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is goed zicht nodig op de plegers, hun motieven en
de factoren die een rol spelen bij de keus om seksueel getint materiaal van iemand anders te
verspreiden. Hier is tot op heden nauwelijks onderzoek naar gedaan. Er is enig onderzoek
gedaan naar sexting, maar ook hierin ligt de focus nog vaak op de oorspronkelijke maker en
verzender van het materiaal, hoewel hier langzaam verandering in begint te komen (Walker
and Sleath 2017). Bestaand onderzoek naar sexting is grotendeels kwantitatief van aard en
veelal gericht op het vaststellen van de prevalentie van en motieven voor sexting, en/of op het
verband met negatieve ervaringen zoals de ongewenste verspreiding van het materiaal,
reputatieschade, pesten, chantage en seksueel geweld. Een analyse van mogelijke situaties
waarin jongeren overgaan tot het ongeautoriseerd verspreiden van seksueel getint materiaal en
de overwegingen of factoren die daarbij een rol spelen, ontbreekt. Daarmee ontbreekt ook
noodzakelijke input om effectieve interventies te kunnen uitwerken.
5
Het voorliggende rapport biedt een dergelijke input. Het geeft antwoord op de vraag welke
aanknopingspunten de ervaringen van jonge plegers bieden voor het ontwikkelen van
interventies om plegerschap te voorkomen, op basis van kwalitatief onderzoek onder
Nederlandse jongeren. Na een bespreking van de onderzoeksvragen, de gebruikte
onderzoeksmethoden en de onderzoekspopulatie, zullen we ingaan op de verschillende
motieven en scenario’s die op basis van onze bevindingen onderscheiden kunnen worden, de
diverse factoren die een rol spelen in de keus van plegers om seksueel getint materiaal van
leeftijdsgenoten door te sturen, en de manieren waarop (potentiële) plegers beïnvloed kunnen
worden, zodat zij het materiaal niet (verder) verspreiden.
1.1 Onderzoeksvragen
Dit rapport is gebaseerd op onderzoek dat werd uitgevoerd door de Radboud Universiteit
Nijmegen en jongerencommunicatiebureau Jong & Je Wil Wat, in opdracht van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, tussen juli 2018 en januari 2019. In het onderzoek stonden de
volgende vragen centraal:
Hoofdvraag:
Welke aanknopingspunten bieden de ervaringen van jongeren met de ongewenste
verspreiding van sexy beeldmateriaal voor het ontwikkelen van interventies om plegerschap te
voorkomen?
Deelvragen:
1. Welke typische motieven en scenario’s kunnen we onderscheiden in relatie tot de
ongewenste verspreiding van sexy materiaal?
2. Welke factoren spelen een rol in de keus van plegers om seksueel getint materiaal van
leeftijdsgenoten door te sturen?
3. Hoe, door wie, en op welke momenten kunnen potentiële plegers beïnvloed worden, zodat
zij het materiaal niet (verder) gaan verspreiden?
Nadat we uiteengezet hebben vanuit welk theoretisch kader we werken (hoofdstuk 2), worden
de deelvragen elk in een apart hoofdstuk uitgewerkt (respectievelijk hoofdstuk 3, 4 en 5). In
de conclusie (hoofdstuk 6) wordt vervolgens een overkoepelend antwoord op de hoofdvraag
geformuleerd.
6
1.2 Methoden
Om een antwoord te vinden op de onderzoeksvragen deden we zowel literatuuronderzoek als
empirisch onderzoek. Voor het literatuuronderzoek werd wetenschappelijke en “grijze”
literatuur uit binnen- en buitenland bestudeerd over sexting, de ongewenste verspreiding van
digitaal sexy materiaal en online/offline seksueel grensoverschrijdend gedrag. Hoewel deze
literatuur een ondersteunend kader biedt om de voorliggende problematiek te bestuderen,
komt onderzoek naar de ongewenste verspreiding van sexy materiaal pas net op gang en is er
nog niet veel kennis beschikbaar over onze specifieke onderzoeksvragen rond jonge plegers.
Met name kwalitatief onderzoek ontbreekt. Voor de beantwoording van onze
onderzoeksvragen baseren wij ons dan ook sterk op het empirische deel van ons onderzoek.
Het empirische deel van het onderzoek bestond uit individuele diepte-interviews met jongeren
die zelf te maken hadden gehad met de ongewenste verspreiding van sexy materiaal als
pleger, slachtoffer of omstander. Daarnaast deden we twee interviews met volwassen experts.
De keus voor individuele diepte-interviews was gebaseerd op onze ervaring dat zulke
interviews een (relatief) veilige setting bieden aan respondenten om dieper in te gaan op
persoonlijke ervaringen, opvattingen en gevoelens rond seksualiteit en sociale media (Naezer
2018c, 40-41).
In totaal namen wij 23 interviews af, waarvan 2 met volwassen experts en 21 met jongeren
(onder wie 15 plegers, 2 slachtoffers en 4 omstanders). De interviews met jongeren duurden
gemiddeld 52 minuten en vonden plaats op verschillende locaties, die de jongeren zelf
uitkozen zodat zij zich veilig en vertrouwd genoeg voelden om over het onderwerp te praten.
De meeste interviews met jongeren, namelijk 13, werden face-to-face afgenomen. Met 2
jongeren werd het interview telefonisch gedaan, waarvan eenmaal op verzoek van de
geïnterviewde: zij durfde haar verhaal niet face-to-face te vertellen en voelde zich veiliger bij
een telefonisch interview. De overige 6 interviews met jongeren werden via Skype
afgenomen. Dit werd in eerste instantie gedaan uit pragmatische overwegingen, maar het
bleek ook een positief effect te hebben op de interviews: geïnterviewden leken zich tijdens
Skype-interviews meer op hun gemak te voelen dan face-to-face, wat eraan bijdroeg dat zij
makkelijker hun verhaal konden doen. Tegelijkertijd maakte het gebruik van de webcam het
mogelijk om wel de lichaamstaal van de geïnterviewden te zien, wat hielp om hun
antwoorden beter te begrijpen en interpreteren.
7
1.3 Respondenten
Het werven van jongeren was een uitdaging, gezien de gevoeligheid van het onderwerp. We
hebben voor de werving gebruik gemaakt van het jongerennetwerk van Jong & Je Wil Wat
(200 jongeren), de professionele netwerken van Jong & Je Wil Wat en de Radboud
Universiteit (jongerenwerk, scholen, zorgprofessionals, onderzoekers), en de persoonlijke
netwerken van de betrokken onderzoekers (vrienden, familie, bekenden). Verder hebben we
gebruik gemaakt van de “sneeuwbalmethode”, waarbij we respondenten vroegen ons in
contact te brengen met andere potentiële respondenten uit hun eigen netwerk. Door deze
diversiteit aan wervingsmethoden hebben we respondenten bij het onderzoek kunnen
betrekken van wie de ervaringen met de ongewenste verspreiding van sexy materiaal sterk
uiteenliepen wat betreft aard, omvang en impact van het incident.
De 21 jongeren die we interviewden waren ten tijde van het interview tussen de 15 en 21 jaar
oud en hun ervaring met ongewenste verspreiding van sexy materiaal vond maximaal 3 jaar
geleden plaats, met uitzondering van één respondent voor wie het 5 jaar geleden was. Voor de
meeste respondenten (62%) vond het incident waarover we hen interviewden maximaal één
jaar geleden plaats. Doordat de ervaringen van de meeste respondenten nog vrij recent waren,
konden zij het zich nog goed herinneren en konden zij goed reflecteren op de gevoelens en
emoties die een rol speelden. De respondenten waren ten tijde van het incident allemaal tussen
de 14 en 18 jaar oud.
We interviewden 15 plegers, 2 slachtoffers en 4 omstanders van de ongewenste verspreiding
van sexy digitaal materiaal, zodat we de problematiek vanuit verschillende perspectieven in
kaart konden brengen. Wat plegers betreft maken we onderscheid tussen eerstegraads,
tweedegraads en derdegraads plegers. Met eerstegraads plegers bedoelen we jongeren die
sexy materiaal verspreidden dat zij rechtstreeks van de afgebeelde persoon ontvingen,
bijvoorbeeld van een vriend(in) of een geliefde. Met tweedegraads plegers doelen we op
jongeren die materiaal verspreidden dat zij via iemand anders ontvingen. Zij kennen de
afgebeelde persoon vaak wel, maar hebben het materiaal niet rechtstreeks van die persoon
ontvangen. Derdegraads plegers zijn jongeren die het materiaal via-via hebben ontvangen en
doorgestuurd. Zij weten niet altijd wie de afgebeelde persoon is.
De jongeren die we in dit rapport aan het woord laten zijn geanonimiseerd om hun privacy te
beschermen. Meer informatie over het geslacht, de leeftijd, het opleidingsniveau, de etnische
8
achtergrond en de woonplaats van onze respondenten vindt u in de infographic op de
volgende pagina.
Zoals de infographic laat zien, zijn de respondenten vooral divers wat betreft geslacht, leeftijd
en opleidingsniveau. In relatie tot de woonplaats van de respondenten valt op dat een
aanzienlijk deel woonachtig is in Noord-Brabant (57% van de respondenten). Dit komt
doordat we in deze provincie een sterk netwerk hadden waaruit we veel respondenten hebben
geworven. Wat betreft etniciteit is het van belang dat we relatief weinig jongeren uit etnische
minderheden hebben gesproken (19% van de respondenten). Hoewel ons onderzoek dus een
mooie afspiegeling is van de bredere onderzoekspopulatie wat betreft geslacht, leeftijd en
opleidingsniveau, is de geografische en etnische representativiteit beperkter. Ook hadden we
voor zover bekend geen respondenten met een verstandelijke beperking of jongeren uit de
residentiële jeugdzorg. Mogelijk spelen onder deze jongeren nog aanvullende factoren een rol
in hun keus om sexy materiaal van leeftijdsgenoten te verspreiden, zoals we verderop in dit
rapport zullen bespreken.
In de infographic is verder nog een analyse te vinden van het type materiaal dat werd
verspreid, de manier waarop het materiaal gedeeld werd, de media die hiervoor gebruikt
werden en wie er slachtoffer werd. De cijfers over deze onderwerpen zijn gebaseerd op het
aantal incidenten in plaats van het aantal respondenten. Verschillende respondenten hebben
namelijk te maken gehad met meerdere incidenten. In vrijwel alle gevallen kozen we ervoor
om tijdens het interview slechts één incident uit te diepen, namelijk het incident dat het
meeste indruk had gemaakt en/of waar de respondent het meest direct bij betrokken was, maar
met één respondent werden twee incidenten besproken. Hierdoor rapporteren we in totaal over
22 incidenten.
HET ONDERZOEK
TYPE RESPONDENTEN
15
plegers
2
slachtoffers
4
omstanders
21
jongeren
2
volwassenen
23
respondenten
GESLACHT
n =2 slachtoffers
0%
jongen
100%
meisje
SLACHTOFFERSPLEGERS
40%
jongen
60%
meisje
n =15 plegers
50%
jongen
50%
meisje
n =4 omstanders
14 jaar
29%
15 jaar
24%
16 jaar
33%
17 jaar
10%
18 jaar
5%
LEEFTIJD
n =21 jongeren
TIJDENS INCIDENT TIJDENS INTERVIEW
15 jaar
19%
16 jaar
24%
17 jaar
29%
18 jaar
10%
19 jaar
14%
21 jaar
5%
SCHOOLNIVEAU
n = 21 jongeren
vmbo
24%
mbo
14%
havo
10%
hbo
19%
vwo
29%
universiteit
5%
PROVINCIE
n = 21 jongeren
7x
1e graads plegers
4x
2e graads plegers
5x
3e graads plegers
12x
Noord-Brabant
4x
Zuid-Holland
2x
Gelderland
1x
Limburg
1x
Flevoland
1x
Utrecht
TYPEPLEGERS
n =15 plegers, 16 incidenten
Bluetooth
WhatsApp
AirDrop
Snapchat
Instagram
Skype
MEDIA
MATERIAAL
1 foto
1 filmpje
meerdere foto's
meerdere filmpjes
meerdere foto's en filmpjes
IIII IIII
III
IIII
-
IIII
n =22incidenten
VERSPREIDING
III
IIII
IIII I
I
II
1 persoon
2 personen
kleine groep (3-10pers.)
grote groep (10-30pers.)
meer dan 30 personen
n =15plegers, 16 incidenten
IMPACT
II
II
II
III
IIII IIII III
1 persoon
2 personen
kleine groep (3-10pers.)
grote groep (10-30pers.)
meer dan 30 personen
n =22 incidenten
n =21 jongeren
OMSTANDERS
22 incidenten, waarin:
18% mannelijke slachtoffers
82% vrouwelijke slachtoffers
n =22 incidenten
ETNICITEIT
n =21 jongeren
19%
81%
Migratieachtergrond
Nederlandse achtergrond
10
Naast de jongeren interviewden wij ook nog twee volwassen experts. We interviewden Mieke
Hendrikx van Dynamo Jeugdwerk en Inge Wissink van de Universiteit van Amsterdam.
Mieke Hendrikx verzorgde ten tijde van het interview de Girls Only Training: een
weerbaarheidstraining voor meiden van 13 tot 17 jaar. Ze sprak vanuit die functie veel over
sexting, zowel met jongeren als met andere betrokkenen zoals ouders en docenten. Inge
Wissink doet onderzoek naar forensische jeugdzorg en is gespecialiseerd in de zorg aan
jongeren met een verstandelijke beperking. Zij is betrokken bij verschillende onderzoeken
naar sexting. De interviews met deze twee experts stelden ons in staat om onze bevindingen te
toetsen aan hun kennis en ervaring, om zo onze analyse meer diepgang te geven.
11
2. Theoretisch kader
In dit hoofdstuk bespreken we bestaande inzichten rond sexting en ongewenste vormen van
sexting, met name de ongewenste verspreiding van sexy materiaal.
2.1 Sexting
Onder sexting kan worden verstaan: het maken en delen van seksueel getint materiaal van
zichzelf via sociale media (Hasinoff 2015). Dit materiaal kan zowel tekst zijn als beeld,
bijvoorbeeld foto’s, video’s en webcamgesprekken. In het publieke en wetenschappelijke
debat over sexting ligt de focus over het algemeen vooral op beeldmateriaal (Symons ea
2018). Ook in het huidige onderzoek richten we ons met name op beeld (foto, video, webcam)
en niet zozeer op tekst.
In het hedendaagse vertoog rond sexting ligt de focus vooral op mogelijke gevaren, zoals de
ongewenste verspreiding van het materiaal (voor kritieken, zie Salter, Crofts, and Lee 2013,
Karaian and Van Meyl 2015, Hasinoff 2015, Naezer 2018c, Lee and Crofts 2015). Sexting
wordt geconstrueerd als een activiteit die per definitie schadelijk is. Individuele incidenten
waarin het materiaal ongewenste verspreid is (zoals in Nederland de casus van Onur in 2017;
internationaal bijvoorbeeld de casus van Amanda Todd in 2012), worden ‘gehypet’ in de
media, en de prevalentie en gevolgen worden overdreven (McGovern et al. 2016, Naezer
2018b, Hoek van Dijke 2018, Krebbekx 2018).
Een dergelijke ophef is niet nieuw: zorgen om jongeren en seksualiteit zijn van alle tijden en
bereiken vaak een piek als er nieuwe seksuele praktijken worden gesignaleerd (Duits 2008,
Oorschot 2011). Ook de ontwikkeling van nieuwe media-technieken (radio, televisie, krant,
internet) zorgt vaak voor bezorgdheid, die zo intens en beladen kan worden dat gesproken kan
worden van ‘media paniek’ (Drotner 1999).
De hedendaagse ‘sexting panic’ (Hasinoff 2015) of ‘social media panic’ (Naezer 2018c)
wordt gereproduceerd in wetenschappelijk onderzoek, dat voornamelijk gericht is op de
mogelijke negatieve gevolgen van sexting (voor overzichten, zie Döring 2014, Naezer and
Ringrose 2018). Döring (2014) analyseerde 50 artikelen over sexting, gepubliceerd tussen
2009 en 2013, waarvan 34 specifiek over jongeren. Van deze 34 artikelen beschrijft 79%
sexting als problematisch, ongezond, afwijkend gedrag.
12
Een voorbeeld van zo’n interpretatie van sexting is het artikel van de Belgische onderzoekers
Van Ouytsel, Ponnet, Walrave en d’Haenens (2017). In het artikel beargumenteren zij dat
sexting door veel onderzoekers als “afwijkend gedrag” wordt gezien:
Several scholars have argued that sexting can be studied as a form of deviant
behaviour (Reyns et al., 2014; Ricketts et al., 2014; Wolfe et al., 2016) because
sexting ‘‘is not generally accepted social behavior by the larger public” (Reyns et al.,
2014: p.275), and because of the severity of the risks and consequences that are
associated with sexting (e.g., the risks of unauthorized distribution or the emotional
and psychological consequences associated with the behavior) (Ricketts et al., 2014).
Moreover, several studies found that most adolescents do not engage in the behaviour
(Rice et al., 2012; Temple et al., 2014; Van Ouytsel et al., 2014a). (Van Ouytsel et al.
2017, 288)
Op basis hiervan trekken de onderzoekers de conclusie dat het zinvol kan zijn om sexting te
bestuderen vanuit criminologische theorieën.
De onderzoekers dragen hiermee bij aan het bestaande angst-discours rond sexting, wat
ervoor heeft gezorgd dat het seksuele gedrag van jongeren is gemedicaliseerd (als zijnde
‘ongezond’ en ‘risicogedrag’), ingeperkt (afgeraden, verboden) en gecriminaliseerd (soms
zelfs als zijnde ‘kinderporno’) (zie voor analyses van deze trend Aggleton and Campbell
2000, boyd 2008, Karaian 2012, Robinson 2013, Salter, Crofts, and Lee 2013, Strohmaier,
Murphy, and DeMatteo 2014, Burns 2015, Renold, Ringrose, and Egan 2015, Karaian 2015).
Dit is problematisch: het veronderstelt een tweedeling tussen “veilige” en “gevaarlijke”
activiteiten die in werkelijkheid niet bestaat, het beperkt jongeren in hun seksuele vrijheid, en
het maakt de weg vrij voor victim-blaming, met alle schadelijke gevolgen van dien (Naezer
2018a).
Naezer (2018a) stelt daarom voor om de digitaal gemedieerde seksuele praktijken van
jongeren niet langer te zien als ‘risicogedrag’, maar als ‘avonturen’: activiteiten waarvan de
uitkomsten onzeker zijn. Een dergelijke avontuur-benadering kent drie voordelen. Ten eerste
maakt de benadering een duidelijk onderscheid tussen de risico’s van een activiteit en de
uitkomsten ervan. Dit doorbreekt de automatische associatie van risico’s met onplezierige
uitkomsten en van veiligheid met plezierige uitkomsten. In plaats daarvan worden seksuele
13
avonturen gezien als activiteiten die plaatsvinden op het kruispunt van twee assen: gevaarlijk
versus veilig, en plezierig versus onplezierig. Dit doet meer recht aan de ervaringen van
jongeren met ‘gevaarlijke’ activiteiten die leiden tot plezierige uitkomsten, en ‘veilige’
activiteiten die leiden tot onplezierige uitkomsten. Ten tweede maakt de avontuur-benadering
het mogelijk om gevaar te zien als een potentieel constructieve kracht. Dit biedt ruimte aan de
gevoelens van plezier en vervulling die ter sprake worden gebracht door jongeren in relatie tot
“gevaarlijke” activiteiten. Ten derde erkent de avontuur-benadering dat definities van welke
risico’s er (het meest) toe doen, evenals evaluaties van plezier en gevaar, subjectief en
dynamisch zijn. Het definiëren van seksualiteit als avontuur in plaats van risicogedrag helpt
dus om meer recht te doen aan de complexiteit, verscheidenheid en tegenstrijdigheden die een
rol spelen in de online seksuele activiteiten van jongeren. In het huidige onderzoek volgen wij
die benadering en zien wij sexting als een avontuur. Wij beschouwen sexting, mits vrijwillig
en met wederzijdse instemming uitgevoerd, als een normaal onderdeel van de seksuele
ontwikkeling van jongeren, dat een uiting is van seksuele agency, exploratie en expressie
(Symons et al. 2018).
2.2 Sexting: prevalentie
Klettke, Hallford en Mellor (2014) analyseerden bestaand prevalentie-onderzoek naar sexting.
Zij vonden 12 studies die de prevalentie van sexting onder jongeren beschreven (10-19 jaar;
op één na allemaal uitgevoerd in de VS), waarvan 6 random samples gebruikten. Deze 6
studies kwamen er gemiddeld op uit dat 10,2% van de jongeren wel eens een seksueel getint
bericht (tekst of foto) stuurt.
In een iets recentere review van 18 internationale artikelen over sexting onder jongeren tot 18
jaar, door Barrense-Dias en collega’s (2017), worden prevalentiecijfers gevonden tussen 0,9
en 27,6% voor “actieve sexting”: het maken en versturen van seksueel getint materiaal (versus
“passieve sexting”: het ontvangen van dergelijk materiaal). Het grote verschil tussen het
laagste en het hoogste cijfer wordt voor een belangrijk deel verklaard door de grote
verschillen in definities.
Een nog recentere review van 39 internationale studies over sexting onder jongeren tot 18 jaar
is die van Madigan en collega’s (2018). Van deze studies gingen er 34 in op actieve sexting.
Deze studies toonden aan dat gemiddeld 14,8% van de jongeren wel eens sexy materiaal heeft
verstuurd. De onderzoekers benadrukken dat oudere studies vaak lagere cijfers vonden, omdat
14
mobiele telefoons toen nog niet zo wijdverspreid waren als nu. Hoe recenter de studie, des te
hoger de gevonden percentages.
Er zijn ook Nederlandse cijfers. De Graaf en collega’s verrichtten voor het Rutgers-onderzoek
“Seks onder je 25ste” (2017) een representatieve survey onder meer dan 20.000 Nederlandse
jongeren tussen de 12 en 25 jaar oud. In dit onderzoek gaf 13% van de jongens en 12% van de
meiden aan dat ze in het afgelopen half jaar een naaktfoto of seksfilmpje van zichzelf naar
iemand anders hadden gestuurd (Graaf et al. 2017, 174). Dit komt ongeveer overeen met de
internationale cijfers. Verder heeft volgens het onderzoek van De Graaf et al. 8% van de
jongens en 5% van de meiden in het afgelopen half jaar borsten of geslachtsdelen laten zien
via webcam. En 7% van de jongens en 3% van de meiden heeft seksuele dingen gedaan
tijdens videochat.
Naezer (2018c) vond een hoger cijfer dan De Graaf et al (2017). Zij vroeg aan Nederlandse
jongeren van 12 tot 18 jaar of ze wel eens een sexy foto of filmpje van zichzelf naar iemand
anders hadden gestuurd (n=662; geen representatieve steekproef), waarbij sexy als volgt werd
gedefinieerd: “dat je weinig of geen kleren aanhebt, en een sexy houding hebt.” Hierop
antwoordde 21% bevestigend; beduidend meer dan de 12-13% van De Graaf en collega’s. Het
verschil wordt waarschijnlijk verklaard door de verschillende termen en definities die gebruikt
werden (De Graaf en collega’s vroegen naar “naaktfoto’s en seksfilmpjes”; Naezer vroeg naar
“sexy foto’s/filmpjes”) en door de periode waarover gemeten werd (De Graaf en collega’s
vroegen naar de afgelopen 6 maanden, terwijl Naezer vroeg of jongeren dit “wel eens” gedaan
hadden).
Ook een peiling uitgevoerd door scholieren.com in samenwerking met Sense (2014)
resulteerde in een hoger cijfer dan dat van De Graaf en collega’s. In een persbericht (Rutgers
WPF 2014) schrijven de onderzoekers dat bijna 23% van de bevraagde jongeren op
scholieren.com aangaf wel eens een naaktfoto of naaktfilmpje van zichzelf gemaakt te hebben
(n=1.062). Van deze groep verstuurde 84% de foto’s of filmpjes naar iemand anders, via
Whatsapp of Snapchat. Dat betekent dat 19% van de jongeren uit dit onderzoek wel eens een
naaktfoto/filmpje van zichzelf heeft verstuurd naar iemand anders.
Wat betreft passieve sexting, het ontvangen van seksueel getint materiaal, vonden Barrense-
Dias en collega’s cijfers tussen de 7,6 en 60% (2017). De vijf studies waar Klettke en
15
collega’s (2014) over rapporteren, komen er gemiddeld uit op 15,6% van de jongeren. De 20
studies die worden besproken in de review van Madigan en collega’s (2018) komen uit op een
gemiddelde prevalentie van passieve sexting van 27,4%.
Ook De Graaf en collega’s (2017, 174) vroegen jongeren naar het ontvangen van materiaal,
waaruit bleek dat 24% van de jongens en 19% van de meiden in de afgelopen 6 maanden had
meegemaakt dat iemand anders hen een naaktfoto of seksfilmpje van zichzelf toestuurde. In
het onderzoek van Naezer (2018c) gaf maar liefst 41% van de respondenten (n=613) aan dat
zij wel eens sexy foto’s of filmpjes zagen van iemand die ze kenden, bijvoorbeeld van school.
Dit is een beduidend hoger percentage dan het percentage waar de Graaf op uitkwam.
Opnieuw spelen verschillende termen/definities en onderzoeksmethoden een rol in de
verschillen tussen de onderzoeken. Duidelijk is in ieder geval dat sexting een veel
voorkomende praktijk lijkt te zijn onder jongeren, zowel in Nederland als daarbuiten.
Uit het onderzoek van De Graaf en collega’s (2017, 51) bleek verder dat homo- en biseksuele
jongens relatief veel ervaring hebben met sexting ten opzichte van andere jongeren: 72% van
de homo- en biseksuele jongens had een sexting-ervaring in afgelopen 6 maanden, tegenover
44% van de hetero jongens, 37% van de hetero meiden en 33% van de lesbische/biseksuele
meiden. Dit komt overeen met analyses die laten zien dat “niet-hetero” jongeren in Nederland
nog altijd een gemarginaliseerde groep vormen, voor wie het Internet en sociale media een
zeer welkome aanvulling bieden op offline ruimtes als het gaat om het vormgeven aan
seksualiteit (Naezer 2015).
2.3 Sexting: waarom en met wie?
Naezer (2018c) beschrijft dat jongeren via hun seksuele activiteiten op sociale media
vormgeven aan ten minste vier verschillende dimensies van seksualiteit: (1) seksuele
avonturen, (2) romantische intimiteit, (3) identiteit en (4) seksualiteit als een leerproces. Zo
kan het versturen van een sext gezien worden als een manier om op avontuur te gaan, waarin
een bepaalde mix van gevaar en plezier centraal staat (Naezer 2018a). Sexting kan daarnaast
een manier zijn om de aandacht te trekken van een potentiële liefdespartner, of om vorm te
geven aan intimiteit en seksuele spanning binnen een bestaande romantische relatie. Ten
derde kan sexting ook gezien worden als een proces van vormgeven aan identiteit. Het sturen
van een sexy selfie kan bijvoorbeeld een manier zijn om een “volwassen ik” neer te zetten
16
(Naezer 2018d). Tot slot kan sexting bijdragen aan het opbouwen van kennis over seksualiteit,
in dit geval via eigen ervaring (Naezer, Rommes, and Jansen 2017).
Ook internationaal onderzoek, onder zowel jongeren als volwassenen, heeft gewezen op deze
verschillende aspecten van sexting. In een beknopt overzicht van dit onderzoek beschrijft
Burkett (2015) als mogelijke positieve redenen om aan sexting te doen: plezier maken, flirten,
sexy zijn, seksueel contact op gang brengen, aandacht trekken van een partner, seksuele
opwinding, het onderhouden van een liefdesrelatie, zelf-expressie, zelf-representatie en
experimenteren met seksualiteit. Burkett benadrukt bovendien hoe verschillende onderzoekers
hebben gewezen op de culturele druk die met name op meiden wordt uitgeoefend om sexy te
zijn (zie ook Naezer 2018d).
Naast positieve motivaties om aan sexting te doen, kan er ook sprake zijn van druk of dwang
door de gesprekspartner (Ringrose et al. 2012, Strohmaier, Murphy, and DeMatteo 2014,
Burkett 2015) . In het onderzoek van Strohmaier en collega’s noemde slechts 1% van de
respondenten “peer pressure” als reden om te sexten. Nog 15% gaf echter aan een sext te
hebben gestuurd omdat ze zich “verplicht” voelden dat te doen, omdat de ander hen ook iets
gestuurd had. Hoewel dit een belangrijk aandachtspunt is, is het tegelijkertijd van belang om
te benadrukken dat veruit de meeste sexts vanuit positieve motivaties worden verstuurd.
Sexting gebeurt vaak in de context van romantische relaties (Mitchell et al. 2012, Burkett
2015, Strohmaier, Murphy, and DeMatteo 2014, Cox Communications 2009). Zo deden
Strohmaier en collega’s (2014) een kwantitatief onderzoek onder 175 Amerikaanse studenten.
Deze respondenten waren “oudere jongeren” (ongeveer 18-24 jaar), maar hen werd gevraagd
naar ervaringen toen ze jonger dan 18 waren. Meer dan de helft (54 %) van de jongeren uit dit
onderzoek had als minderjarige wel eens een sext gestuurd (tekst of beeld). De meeste van
hen hadden dit gedaan binnen een romantische relatie (44%) of om indruk te maken op
iemand in wie ze “romantisch geïnteresseerd” waren (34%) (Strohmaier, Murphy, and
DeMatteo 2014, 251). Sexting kan echter ook plaatsvinden buiten romantische relaties,
bijvoorbeeld tussen vrienden, bij wijze van “grap”, om vriendschappen te versterken of om de
eigen status te verhogen en populairder te worden (Burkett 2015).
17
2.4 De ongewenste verspreiding van sexy materiaal
Digitaal sexy materiaal kan op verschillende manieren misbruikt worden. Zo kan er sprake
zijn van ongewenste verspreiding van het seksueel getinte materiaal, diefstal van seksueel
getint materiaal, het dwingen van mensen om seksueel getint materiaal te maken/delen, het
verspreiden van getrukeerde seksueel getinte foto’s of video’s, chantage met seksueel getint
materiaal (sextortion) en het ongewenst toegestuurd krijgen van sexy materiaal. In het huidige
onderzoek richten we ons enkel op de ongeautoriseerde verspreiding van legaal en vrijwillig
verkregen seksueel getint materiaal. Deze verspreiding kan plaatsvinden door het materiaal
door te sturen aan derden, het online te zetten, of het fysiek te tonen aan derden via een pc of
smartphone. Dit wordt soms ook wel shame-sexting genoemd, omdat de afgebeelde persoon
vaak wordt veroordeeld en gepest. In het huidige onderzoek gebruiken wij deze term niet,
omdat er niet altijd sprake hoeft te zijn van het “shamen” van slachtoffers.
Onderzoekers hebben beargumenteerd dat het ongeautoriseerd delen van seksueel getint
materiaal gezien kan worden als een vorm van seksueel en/of partnergeweld (Walker and
Sleath 2017, 16, DeKeseredy and Schwartz 2016, McGlynn, Rackley, and Houghton 2017,
Henry and Powell 2016, Citron and Franks 2014). Ook in het huidige onderzoek wordt het
zonder toestemming delen van andermans sexy materiaal beschouwd als seksueel
grensoverschrijdend gedrag. We gebruiken de term “seksueel grensoverschrijdend gedrag” in
plaats van “seksueel geweld”, omdat seksueel grensoverschrijdend gedrag een bredere term is.
Onder seksueel grensoverschrijdend gedrag vallen naast seksueel geweld (bijvoorbeeld
aanranding, verkrachting, seksueel misbruik) immers ook ‘lichtere’ vergrijpen zoals seksuele
intimidatie (Haas 2012, 137).
Een onderdeel van het ongeoorloofd delen van sexy materiaal is “wraakporno”, al doet deze
term om meerdere redenen geen recht aan de activiteiten waar het naar verwijst (McGlynn,
Rackley, and Houghton 2017). De term wraakporno wordt gebruikt om te verwijzen naar de
verspreiding van iemands sexy materiaal waarbij wraak het motief is, bijvoorbeeld vanwege
de beëindiging van een romantische relatie. Wraakporno valt altijd onder ongewenste
verspreiding van sexy materiaal, maar niet alle ongewenste verspreiding is wraakporno,
omdat ook andere motieven dan wraak een rol kunnen spelen in de verspreiding van sexy
materiaal (McGlynn, Rackley, and Houghton 2017, 38).
18
Er bestaat een hardnekkige neiging tot victim-blaming als reactie op shame-sexting (Naezer
2018b, Hoek van Dijke 2018, Krebbekx 2018, Pina, Holland, and James 2017, Walker and
Sleath 2017, Dobson and Ringrose 2016, Burkett 2015). Een veelgehoorde reactie is:
“Waarom stuurde je dan ook die foto; je weet toch dat die verspreid kan worden?” Dit is
vergelijkbaar met het argument van het korte rokje na een verkrachting: “Waarom droeg je
dan ook zo’n kort rokje; je weet toch dat dat je daarmee seksuele toenaderingen uitlokt?” Dit
verplaatst de verantwoordelijkheid voor seksueel grensoverschrijdend gedrag naar het
slachtoffer, in plaats van de pleger. Dat is onrechtvaardig, schadelijk, en het helpt niet om
ongewenste vormen van sexting te bestrijden (Naezer 2018b).
In plaats daarvan is het van belang om de aandacht te verleggen naar de pleger, zowel in
onderzoek als in interventies (Lee and Crofts 2015, Angelides 2013, Karaian 2014, Naezer
2018b). Onder plegers van ongewenste verspreiding van sexy materiaal verstaan we in dit
onderzoek: mensen die zonder toestemming seksueel getint materiaal van een ander hebben
verspreid. We gebruiken niet de term “dader”, omdat dit impliceert dat iemand veroordeeld is
voor het vergrijp. In ons onderzoek willen we ook jongeren includeren die zich schuldig
hebben gemaakt aan de ongewenste verspreiding van sexy materiaal, maar die niet in een
justitieel traject terecht zijn gekomen. Een pleger kan de persoon zijn die het materiaal van het
slachtoffer zelf ontving (wij noemen dit eerstegraads plegers), maar ook een persoon die dit
materiaal in een latere fase, ‘via-via’, ontving en verder verspreidde (wij noemen dit tweede-
en derdegraadsplegers).
Daarnaast heeft onderzoek naar offline seksueel grensoverschrijdend gedrag gewezen op de
cruciale rol van omstanders (bijvoorbeeld Burn 2009). Onder “omstanders” verstaan we in dit
onderzoek: eenieder die weet dat er sprake is van de ongewenste verspreiding van seksueel
getint materiaal (bijvoorbeeld door erover te hebben gehoord of door het materiaal te hebben
gezien), maar die het materiaal zelf niet verder verspreidt. We betrokken in ons onderzoek
zowel “passieve” omstanders, die niet hebben ingegrepen, als “actieve” omstanders, die wel
hebben ingegrepen. Hierdoor werd duidelijk waarom omstanders al dan niet ingrepen en hoe
omstanders (potentiële) plegers kunnen beïnvloeden.
19
2.5 Ongewenste verspreiding: prevalentie en impact
Onderzoek laat zien dat veruit de meeste sexts niet doorgestuurd worden (Hasinoff and
Shepherd 2014). Desalniettemin komt de ongewenste verspreiding van sexy materiaal met
enige regelmaat voor. Madigan en collega’s onderzochten in hun internationale review de
prevalentie van ongewenste verspreiding onder jongeren tot 18 jaar, inclusief jongeren die
nog nooit aan sexting hebben gedaan. De 5 studies die onderzochten hoeveel jongeren wel
eens zonder toestemming sexy materiaal hadden doorgestuurd, kwamen gemiddeld uit op
12% van alle jongeren (8,4%-15,6%). De 4 studies die analyseerden hoeveel jongeren wel
eens hadden meegemaakt dat hun sexy materiaal zonder toestemming was doorgestuurd
kwamen gemiddeld uit op 8,4% van alle jongeren (4,7%-12,0%.) Madigan en collega’s
waarschuwen echter dat het totale aantal respondenten in deze studies vaak klein was, en dat
de cijfers dus met enige voorzichtigheid gebruikt moeten worden.
Rutgers onderzocht in Nederland de ongewenste verspreiding van sexy materiaal onder
jongeren (12-25 jaar), inclusief jongeren zonder sexting-ervaring (Graaf et al. 2017). De
onderzoekers stelden respondenten twee vragen die hier betrekking op hadden. Op de stelling
“Iemand liet [in de afgelopen 6 maanden] een naaktfoto of seksfilmpje van mij aan anderen
zien” reageerde 4% van de jongens en 3% van de meiden bevestigend. Op de stelling “Iemand
deelde [in de afgelopen 6 maanden] een naaktfoto of seksfilmpje van mij met anderen”
antwoordde 2% van de jongens en 1% van de meiden bevestigend (Graaf et al. 2017, 174).
Deze cijfers zijn beduidend lager dan de cijfers die worden genoemd in de review van
Madigan en collega’s (2018), wat waarschijnlijk mede veroorzaakt wordt doordat Rutgers
alleen vroeg naar ervaringen in het afgelopen half jaar.
De cijfers van Rutgers komen wel overeen met cijfers uit de Veiligheidsmonitor, een
tweejaarlijkse enquête onder leerlingen en personeel van het primair en voortgezet onderwijs.
Van de deelnemende leerlingen uit het voortgezet onderwijs zei 1% het afgelopen jaar
slachtoffer te zijn geworden van het verspreiden van zijn/haar seksuele afbeeldingen, en iets
minder dan 1% gaf aan pleger te zijn geweest (Scholte et al. 2016, 62). De onderzoekers van
de Veiligheidsmonitor vroegen ook leidinggevenden in het voortgezet onderwijs in hoeverre
ongewenste verspreiding van sexy materiaal op hun school voorkwam. Ruim tweederde
(69%) van de leidinggevenden gaf aan, dat op hun locatie “seksueel grensoverschrijdend
gedrag in de vorm van het verspreiden van seksuele afbeeldingen” voorkwam. Hen werd ook
20
gevraagd naar het aantal incidenten in het lopende schooljaar; dit bleek gemiddeld om iets
minder dan 3 incidenten per locatie te gaan (Scholte et al. 2016, 53).
Een incident kan een grote impact hebben. Sexy materiaal wordt soms op grote schaal
verspreid en slachtoffers kunnen ernstig gepest, geïntimideerd en lastig gevallen worden
(McGlynn, Rackley, and Houghton 2017). De gevolgen kunnen zo groot zijn, dat jongeren
drastische besluiten nemen. Zo pleegde in 2017 een 14-jarige jongen, Onur, zelfmoord nadat
er een naaktfoto van hem verspreid was. Tegelijkertijd blijkt uit het onderzoek van
bijvoorbeeld Krebbekx (2018) dat de impact ook veel beperkter kan zijn. In de casus die zij
bespreekt, wordt een foto van een meisje verspreid op haar middelbare school. Een half jaar
na het gebeurde zijn de relaties tussen de leerlingen weer genormaliseerd, en vindt het
slachtoffer zelf de zaak niet meer relevant: het had immers “vorig jaar” (voor de
zomervakantie) al plaatsgevonden. In het huidige onderzoek werken wij dergelijke nuances
verder uit en vertalen wij dit naar leerpunten voor interventies om de ongewenste verspreiding
van digitaal sexy materiaal te voorkomen.
21
3. Motieven en scenario’s
Een belangrijke vraag in dit onderzoek betreft de vraag naar typische motieven en scenario’s
rond de ongewenste verspreiding van sexy materiaal. Krebbekx (2018) beschrijft hoe het
huidige vertoog hierover beheerst wordt door een stereotiepe script: “when-girl-sends-nude-
photo-to-boy”. In dit scenario stuurt een meisje een sexy (naakt)foto aan haar vriendje, de
relatie gaat uit, en de jongen verspreidt de foto om wraak te nemen. De dominantie van dit
script maakt andere motieven en scenario’s onzichtbaar (zie ook McGlynn, Rackley, and
Houghton 2017, Walker and Sleath 2017). Over de motieven van plegers is echter maar
weinig bekend, zo blijkt uit een omvangrijke review van 82 artikelen over de ongewenste
verspreiding van seksueel getint materiaal (Walker and Sleath 2017). In dit hoofdstuk zullen
we de zes belangrijkste motieven beschrijven die onze respondenten in de interviews naar
voren brachten, en een aantal voorbeelden geven van scenario’s waarbinnen die motieven een
rol kunnen spelen.
3.1 Iemand pijn doen, wraak nemen
Een eerste motief betreft een bekend motief, namelijk iemand pijn willen doen door sexy
materiaal van diegene te verspreiden zodat diegene “voor schut” staat en nare reacties krijgt.
De pleger voelt in een dergelijke scenario de behoefte om wraak te nemen op iets wat de
ander gedaan heeft (McGlynn, Rackley, and Houghton 2017). Een scenario waarbinnen dit
motief een rol kan spelen, is het klassieke scenario waarin twee (ex-)geliefden ruzie krijgen
(zie ook Pina, Holland, and James 2017).
“Ik had iets met een jongen en we hadden foto’s naar elkaar gestuurd zonder kleren.
En toen had ik het uitgemaakt en toen kreeg ik iets met een andere jongen. Terwijl ik
met die andere jongen was, had mijn ex die foto’s aan zijn vrienden laten zien.” -
Meisje, 15 jaar, vwo, slachtoffer
Het kan ook om ruzie tussen (ex-)vrienden gaan (zie ook Krebbekx 2018):
“Ze vond onze vriendschap toen niet meer genoeg of zo. Toen hebben we ruzie
gekregen, over onze vriendschap. Ik ben een persoon, je kunt altijd bij me aankloppen
en ik ben er altijd. Zij is daar een beetje dom mee omgegaan. Dus toen dacht ik: bekijk
het maar en geniet van die foto’s.” - Meisje, 17 jaar, hbo, tweedegraads pleger
22
“Ik was alleen maar heel erg boos dat zij het naar mijn vriendje had gestuurd. Echt
heel boos. Ik dacht: wie denk jij wel niet dat je bent? … Wat denk je nou? Dat je hem
ook kunt krijgen? Je weet dat hij met mij heeft. Ik dacht: dit ga ik niet laten gebeuren!
Nu krijg je een keer niet wat je wilt. Bijna een soort Vendetta.” - Meisje, 18 jaar, mbo,
tweedegraads pleger
In dit soort scenario’s vormen sexy foto’s of filmpjes een middel om de ander pijn te doen.
Dit materiaal wordt soms bewust verzameld en bewaard, vertelt jongerenwerker Mieke
Hendrikx:
“Ik hoor wel eens meiden zeggen: oh die bewaar ik, want als ik ooit nog een keer
ruzie krijg met dat meisje…” – Mieke Hendrikx
Eén van onze respondenten (jongen, 17 jaar, vwo, eerstegraads pleger) beschreef het materiaal
zelfs als een “wapen” dat je tegen iemand kunt inzetten en dat je een “machtspositie” geeft.
Die machtspositie is niet genderneutraal: het zijn vooral de foto’s en filmpjes van meiden die
ophef veroorzaken, en de gevolgen zijn voor hen extra groot vanwege de dubbele seksuele
moraal. Verderop gaan wij hier verder op in en beschrijven wij hoe het slet-stigma een
centrale rol speelt in de ongewenste verspreiding van sexy materiaal.
Een heel ander scenario waarin het motief van iemand pijn doen/wraak nemen een rol kan
spelen, is dat waarin iemand ongewenst sexy materiaal krijgt toegezonden. In ons onderzoek
betrof het in dergelijke gevallen steeds meiden die ongewenste naaktfoto’s en -video’s kregen
van jongens en dus te maken kregen met “digitaal potloodventen”. Het doorsturen van het
materiaal kan een manier zijn om wraak te nemen op de potloodventer:
“Toen dacht ik: even laten zien wat hij allemaal stuurt. … Om hem belachelijk te
maken. Ik was er klaar mee. … Het is zijn verdiende loon.” - Meisje, 18 jaar, mbo,
eerstegraads pleger
In dit geval is de pleger, het meisje dat het materiaal doorstuurde, tegelijkertijd ook
slachtoffer: zij kreeg het materiaal tegen haar wil toegestuurd. Het doorsturen van het
materiaal was voor haar een manier om wraak te nemen op de pleger, al heeft de betreffende
23
jongen dat zelf nooit gehoord. Voor onze respondente voelde het desondanks als een soort
“vergelding”:
“Ik had nog gezegd: stuur niet weer zo een stomme naaktfoto. Ik werd er echt gek van.
… Ik heb hem niet echt geëxposed, maar [ik stuurde de foto] gewoon naar mijn
vriendinnen om even te lachen. Dan moet je maar geen naaktfoto sturen. … Het was
gewoon leuk om hem zwart te maken. … Soms is het gewoon fijn om mensen zwart te
maken als je ze beu bent.” - Meisje, 18 jaar, mbo, eerstegraads pleger
In dit geval was het motief dus niet zozeer om de jongen pijn te doen, aangezien hij zelf nooit
iets van de verspreiding heeft gemerkt, maar wel om hem “zwart te maken” en daarmee wraak
te nemen op zijn seksueel grensoverschrijdende gedrag.
Dit scenario, waarin plegerschap en slachtofferschap overlappen, is mogelijk extra relevant in
relatie tot plegers met een verstandelijke beperking. Onderzoek van Wissink en collega’s
(2015, 29) laat immers zien dat jongeren met een verstandelijke beperking die (offline)
seksueel grensoverschrijdend gedrag vertonen, zelf ook relatief vaak seksueel geweld hebben
meegemaakt. Door dat geweld ervaren zij veel machteloosheid en agressie, wat zich kan
vertalen in seksueel overschrijdend gedrag jegens anderen als een manier om wraak te nemen
en zichzelf weer sterker te voelen.
3.2 Ontladen van spanning
Het tweede motief draait om het ontladen van spanning. Voor veel respondenten waren
naaktheid en seksualiteit nieuw en spannend, en tegelijkertijd waren ze er erg nieuwsgierig
naar. Zo vertelt een meisje over een seksfilmpje dat ze kreeg doorgestuurd:
“[Ik vond het] ranzig. Echt vies. … Maar ik wilde toch kijken: wat gebeurt daar nou?
[Ik was] gewoon nieuwsgierig.” - Meisje, 16 jaar, vmbo, omstander
Respondenten die sexy materiaal van anderen kregen, waren hier vaak best van onder de
indruk, vooral als ze nog niet zo veel seksuele ervaring hadden. Ze herinnerden zich
bijvoorbeeld “in shock” te zijn door het materiaal, en ze beschreven de foto’s en filmpjes als
24
“raar”, “vies” en/of “grappig”. De opwinding die erdoor veroorzaakt werd, wilden ze graag
delen met anderen:
“Je denkt wel van: wat is dit opeens? … Je krijgt zo’n foto en je schrikt er toch wel
een beetje van, en dan ga je gewoon laten zien van: kijk nou wat ik heb gekregen!” -
Meisje, 17 jaar, havo, derdegraads pleger
Vaak gaat het bij het doorsturen van dit materiaal niet eens zozeer om wie er precies op de
foto of het filmpje staat, al wordt materiaal van een bekende soms wel als “interessanter”
omschreven. Ook is het doel niet per sé het zwartmaken van de afgebeelde persoon.
Tegelijkertijd kan dit wel degelijk het resultaat zijn, als ontvangers en omstanders de
afgebeelde persoon gaan uitlachen en/of pesten.
De spanning die jongeren willen delen, kan positief zijn, maar ook negatief. Het laatste is met
name van toepassing op scenario’s waarin iemand het sexy materiaal ongewenst kreeg
toegestuurd. Slachtoffers van dergelijk seksueel grensoverschrijdend gedrag kunnen de
behoefte voelen om hun nare ervaring te delen, bijvoorbeeld met een vriendin, om zo hun last
te verlichten. Het delen van het materiaal kan hier onderdeel van uitmaken, zo legt een
respondent uit. Zij filmde stiekem een Skype-gesprek met een jongen die haar tijdens een
eerder Skype-gesprek zomaar zijn geslachtsdeel had laten zien. Hoewel deze casus formeel
niet geheel binnen ons onderzoek valt (wij richten ons immers voornamelijk op vrijwillig
gemaakt en verstuurd materiaal), geeft het wel zicht op de mogelijke motieven om andermans
materiaal te delen:
“Ik wilde dat zij zag wat ik zag. … Zodat ik de ervaring niet alleen had, zeg maar, om
de ervaring te delen, de shock. … We stonden overal samen voor, dus ook hier weer.”
- Meisje, 19 jaar, hbo, eerstegraads pleger
In dit geval is het delen van ongewenst ontvangen materiaal dus een manier om de last te
verlichten: gedeelde smart is halve smart.
Daarbij functioneert het beeldmateriaal tegelijkertijd als bewijs, legt de respondent uit.
25
“Omdat ik bewijs wilde, dat dit gebeurt…. Als ik het film, dan kan ik het laten zien:
het is echt gebeurd en ik lieg niet. Want het was zoiets raars.” - Meisje, 19 jaar, hbo,
eerstegraads pleger
Dit meisje vreesde dat haar vriendin haar niet zou geloven; een wezenlijke voorwaarde om de
impact van het online seksueel grensoverschrijdende gedrag te kunnen delen. Dit was voor
haar een extra motivatie om het materiaal met haar vriendin te delen: ze leverde hiermee
bewijs dat het echt gebeurd was, en het bracht haar in de gelegenheid de schok te delen.
3.3 Het versterken van vriendschappen
Het derde motief om sexy materiaal aan anderen te laten zien is het versterken van
vriendschappen, vanuit de norm dat vrienden alles met elkaar delen.
“Met die vrienden ben ik gewoon heel close. Het is … een vrienden-ding denk ik, dat
je dingen deelt. Als je iets binnen krijgt dan stuur je dat gewoon door. … Niet per sé
om stoer te doen, maar omdat we het elkaar gunnen of zo. … Sharing is caring.” -
Jongen, 16 jaar, vwo, eerstegraads pleger
Door andermans materiaal te delen, wordt een vriendschap bevestigd en versterkt. Het níet
delen van materiaal werd door een van onze respondenten zelfs geïnterpreteerd als een vorm
van buitensluiten:
“Dit ging dan ook weer over meisjes en dat is dan iets waarmee we [respondent en
vriend A] niet meteen bij hem [vriend B] komen. Maar we hadden het erover en dan
wil ik hem ook niet buitensluiten. Dan moet hij ook mee kunnen praten.” - Jongen, 17
jaar, vwo, eerstegraads pleger
In sommige gevallen voelt een pleger zich door deze norm onder druk gezet, bijvoorbeeld als
hij/zij het materiaal zelf eigenlijk niet door wil sturen, maar vrienden hierop aandringen. Om
de vriendschap niet in gevaar te brengen, kan een jongere dan besluiten om het materiaal toch
door te sturen.
Ook in dit scenario draait het meestal niet zozeer om wie er op de foto of het filmpje staat;
belangrijker is dat er iets gedeeld wordt tussen vrienden.
26
“Het ging niet om haar [het slachtoffer]. Het ging om die vriend en om mij.” -
Jongen, 17 jaar, vwo, eerstegraads pleger
Er ontstaat in dit soort scenario’s over het algemeen dan ook weinig ophef. Het materiaal
wordt gedeeld met één of enkele goede vrienden, er wordt onderling soms wat over gepraat,
en daarmee houdt het op. Soms weet zelfs het slachtoffer zelf niet dat het materiaal gedeeld is.
In een variant op dit scenario sturen vrienden elkaar het materiaal toe om de ander een dienst
te bewijzen:
“Een goede vriend van mij kreeg ook contact met haar en zelfs al direct zo ver dat het
ook richting naaktfoto’s ging. Ik zei: oh wacht even, dat moet je niet doen, want … ze
doet het vaker. Moet je deze foto maar kijken, hier is mijn bewijs. … Ik wilde hem
waarschuwen. … Dat heeft zijn kijk op haar wel veranderd.” – Jongen, 17 jaar, vwo,
eerstegraads pleger
In dit geval was het wél van belang wie er op de foto stond: deze respondent wilde zijn vriend
waarschuwen voor het betreffende meisje, dat hij “een soort slet” vond. Tegelijkertijd
functioneerde de foto vooral als ondersteunend “bewijsmateriaal”, en stond ook hier de
vriendendienst centraal.
3.4 Praten en leren over seksualiteit
Nog een ander motief om andermans sexy materiaal door te sturen heeft te maken met het
praten en leren over seksualiteit. Een mogelijk scenario is dat twee (of soms meer) jongeren
met elkaar in gesprek zijn over seksualiteit en hun eigen ervaringen in willen brengen,
bijvoorbeeld hun ervaringen met sexting. Het delen van materiaal kan daarbij een hulpmiddel
vormen. Zo vertelt een respondent die een foto en een filmpje van zijn ex-geliefde
doorstuurde naar een vriend:
“Ik weet niet meer precies waar dat gesprek [met mijn vriend] over ging. Ik denk over
seks. … We wisselden dingen uit. Hij stuurde wat naar mij toe en ik stuurde weer wat
naar hem. … Het was niet seksueel getint. Het was meer van: jij hebt dit en ik heb dat,
oh, lachen. Dat was het grotendeels. Het was ook niet om mensen zwart te maken. …
27
Het ging er echt alleen over dat we dat hadden.” - Jongen, 19 jaar, mbo, eerstegraads
pleger
Het laten zien van beeldmateriaal kan als “makkelijker” voelen dan het beschrijven van dat
materiaal, waardoor jongeren kunnen besluiten andermans materiaal door te sturen.
De sexy foto’s of filmpjes dienen in dit soort scenario’s vooral als aanknopingspunt om het
met elkaar te hebben over seksualiteit en eigen seksuele ervaringen. Zoals de bovenstaande
respondent aangeeft, draait het ook hier niet zozeer om de afgebeelde persoon. Het draait
meer om de naaktheid of seks die er te zien is op het materiaal, welke ervaringen de ander
daarmee heeft, en welke mening de gesprekspartners hebben over seks en sexting, om op
basis daarvan zelf seksuele kennis op te bouwen.
3.5 Elkaars seksuele gedrag reguleren
Een vijfde motief om andermans sexy materiaal te delen is stevig geworteld in het
hedendaagse vertoog over sexting, waarin slut-shaming en victim-blaming een centrale rol
spelen (Naezer 2018b, Hoek van Dijke 2018). Dit motief betreft het willen reguleren van
elkaars seksuele gedrag, met name dat van meiden, door hun sexy materiaal te verspreiden.
“Zij moest haar les leren dat ze geen foto’s moest sturen.” - Meisje, 16 jaar, vmbo,
derdegraads pleger
“Misschien is het net goed dat mensen dat doen bij jou [jouw sexy materiaal
verspreiden]; misschien dat je er dan een keer mee ophoudt [om zulk materiaal te
delen].” - Meisje, 16 jaar, vmbo, tweedegraads pleger
Verschillende plegers legden uit dat zij meiden wilden “leren” dat ze niet aan sexting moesten
doen, en zagen het verspreiden van het materiaal als een geschikte manier om dat te
bewerkstelligen.
Scenario’s die hierbij passen zijn scenario’s waarin het materiaal op grote schaal wordt
verspreid door eerste-, tweede-, en derdegraads plegers, soms zelfs via speciale accounts op
media als Instagram:
28
“Ik zit op [naam school], en dat account heet “Hoeren van [naam school]”. Daar
werden allemaal naaktfoto’s van meisjes gedeeld.” - Meisje, 19 jaar, hbo,
eerstegraads pleger
Het typische slachtoffer in dergelijke scenario’s is een meisje dat door anderen wordt
gestigmatiseerd als een “hoer”, omdat zij een sexy foto of filmpje heeft gemaakt en gedeeld.
Zij krijgt vervolgens vaak te maken met (grootschalige) slut-shaming, waarbij
leeftijdsgenoten haar uitlachen, uitschelden en pesten. Dit scenario heeft een sterke
genderlading: sexy materiaal van jongens wordt veel minder veroordeeld dan dat van meiden,
zoals we ook in het volgende hoofdstuk zullen bespreken.
Dit betekent echter niet dat het seksuele gedrag van jongens niet gereguleerd wordt via de
verspreiding van sexy materiaal. Hoewel het in ons onderzoek niet naar voren kwam, werd in
de documentaire “Mag ik je tieten zien?” (Stepping Stone 2017) het verhaal verteld van een
feminiene, homoseksuele jongen van wie een sexy foto werd verspreid. Dit kan
geïnterpreteerd worden als een manier om zijn gedrag te reguleren: het verspreiden van zijn
materiaal functioneerde als een soort “straf” voor zijn non-normatieve gedrag op het gebied
van gender en seksualiteit.
Ook kan het verspreiden van sexy materiaal een manier zijn om de ongewenste toezending
van dergelijk materiaal af te straffen en daarmee het seksuele gedrag van de afzender, vaak
een jongen, te reguleren. Onze respondenten benoemden dit echter niet expliciet als motief. In
één geval wist de betreffende jongen zelfs niet eens dat het meisje zijn beeldmateriaal had
gedeeld met vriendinnen en had het voor hem nauwelijks consequenties. Het reguleren van
het seksuele gedrag van jongens lijkt dan ook een minder belangrijk motief voor jongeren dan
het reguleren van het seksuele gedrag van meiden; een bevinding die in lijn is met onze
kennis over offline seksualiteit.
3.6 Populariteit vergroten
Een laatste motief om andermans sexy materiaal te verspreiden is het verhogen van de eigen
populariteit. Sexy materiaal van anderen heeft een soort “economische waarde” (Ringrose et
al. 2013), en door dit materiaal te delen hopen jongeren erkenning te krijgen van
leeftijdsgenoten.
29
“Iedereen bleef die foto ook maar doorsturen. Dit was toen ik in de derde zat. Dus dat
is ook een periode waarin iedereen in de puberteit komt en hartstikke onzeker is en
leuk gevonden wil worden. Dan worden dat soort dingen doorgestuurd.” - Meisje, 19
jaar, hbo, omstander
Vooral jongeren die gepest worden en/of zich buitengesloten voelen, zijn kwetsbaar om zich
vanuit dit motief schuldig te maken aan de ongewenste verspreiding van sexy materiaal. Zo
vertelde een respondent hoe zij gepest werd:
Respondent: “Ik was best een lelijk eendje toen. Een dun figuur was vroeger mooi, je
moest dun zijn. … Dus ik werd gepest, omdat ik er anders uitzag. Ik weet nog dat het
jaar daarvoor, op school, als ik ergens liep of bukte om mijn fiets op slot te zetten, dat
er bovenbouwers waren die foto’s van mij namen. Omdat mijn lichaam er zo anders
uitzag.”
Interviewer: “En dan kreeg je opmerkingen?”
Respondent: “Ja, dat mijn rug raar stond, dat ik altijd heel geforceerd stond, dat ik
eruitzag als een paard, dat soort dingen.” - Meisje, 19 jaar, hbo, eerstegraads pleger
Deze respondent hoopte wat vrienden te maken door naaktbeelden van iemand anders door te
sturen:
“En toen had ik het naar zijn vriend gestuurd. … Die was best populair. Ik denk dat ik
dat deels ook heb gedaan zodat hij me mocht, dat ik er ook een beetje bij hoorde. …
Zo van: please like me!” - Meisje, 19 jaar, hbo, eerstegraads pleger
Voor dit meisje was het doorsturen van sexy beeldmateriaal dus een manier om uit de
gemarginaliseerde positie te komen waarin zij zich op dat moment bevond.
Ook in dit scenario speelt gender een rol. Voor jongens wordt het als “stoer” gezien om sexy
materiaal van meiden te hebben “gescoord”. Jongeren vertelden ons over een app die het
mogelijk maakte om foto’s op te slaan in een geheim mapje. Deze app, of in ieder geval het
opscheppen over de app, lijkt vooral populair te zijn onder jongens:
30
“Het zijn voornamelijk jongens die die app hebben. Ik ken niet één meisje die het
heeft. Ik had een jongen in mijn klas die dat had en die liet dat dan stoer zien, van: kijk
wat ik voor app heb, en wat daarin staat, kijk hoeveel het er zijn.” - Meisje, 16 jaar,
vmbo, tweedegraads pleger
Voor jongens is (hetero)seks een statussymbool, niet alleen offline (Naezer 2006), maar ook
online. Het verzamelen van sexy beeldmateriaal van meiden maakt hier integraal onderdeel
van uit.
“Als ik mijzelf in hem [andere pleger] verplaats, zou het zijn: kijk mij nou. Aan
anderen laten zien wie hij is. Stoerdoenerij en pubergedrag. Ik denk dat het heel erg
ligt aan het willen opscheppen naar vrienden en populariteit en rivaliteit binnen
klassen op de middelbare school.” - Jongen, 21 jaar, universiteit, derdegraads pleger
“Jongens hebben een beetje dat haantjesgedrag en dat doorsturen en stoer doen.” -
Jongen, 16 jaar, vwo, eerstegraads pleger
Door sexy materiaal van meiden te “verzamelen” en aan anderen te laten zien of door te
sturen, kunnen jongens laten zien dat zij “een echte man” zijn.
Ook voor meiden vormt het sexy materiaal van anderen een mogelijkheid om hun populariteit
te vergroten, maar dit werkt anders dan bij jongens. Meiden kunnen sexy beeldmateriaal van
andere meiden gebruiken om te laten zien dat zij zelf “beter” zijn dan die ander. Door het
materiaal van anderen door te sturen en te veroordelen, maken zij een statement over zichzelf:
ik ben niet zo’n “slet”, ik sta daarboven (zie ook Naezer 2018d). Opmerkelijk is dat het
doorgestuurde beeldmateriaal in beide scenario’s materiaal van meiden betreft. Jongens
kunnen met behulp van dit materiaal vormgeven aan ideaaltypische heteroseksuele
mannelijkheid, en meiden aan ideaaltypische kuise vrouwelijkheid, en daarmee hun
populariteit in de groep verhogen.
31
3.7 Scenario’s: kenmerken en verschillen
De scenario’s die we in dit hoofdstuk bespraken, verschillen van elkaar op een aantal
belangrijke punten. In deze laatste paragraaf van dit hoofdstuk zullen we de kenmerken
bespreken waarop scenario’s van elkaar kunnen verschillen, de accenten die jongeren hierin
van belang vinden, en de gevolgen die dat heeft voor hun beoordeling van incidenten. Een
dergelijk inzicht in de diverse verschijningsvormen van de ongewenste verspreiding van sexy
materiaal kan bijdragen aan een meer gefundeerde en genuanceerde aanpak van deze
problematiek.
Context en motieven
Zoals hierboven al duidelijk werd, verschillende scenario’s van elkaar wat betreft de
betrokkenen en hun onderlinge relaties (ex-geliefden, vrienden, bekenden, onbekenden), hun
voorgeschiedenis, de motieven van de pleger (iemand pijn doen/wraak nemen, het ontladen
van spanning, het versterken van vriendschappen, praten en leren over seksualiteit, elkaars
seksuele gedrag reguleren, populariteit vergroten) en de directe aanleiding om het sexy
materiaal door te sturen (bijvoorbeeld een ruzie, gesprek of vraag). Waar “kwaadaardigheid”
soms een belangrijke rol speelt, zoals ook het geval is in het stereotiepe script van shame-
sexting, gaat het in veel andere scenario’s om veel minder beladen motieven en zijn plegers
niet altijd uit op het pijnigen van de afgebeelde persoon.
Het materiaal
De scenario’s waar respondenten over vertelden, verschillen verder van elkaar wat betreft de
vorm en inhoud van het doorgestuurde materiaal en de context waarbinnen dit oorspronkelijk
verstuurd werd.
Qua vorm kunnen we tekst, foto’s en video’s onderscheiden. In het huidige maatschappelijke
debat, ook onder jongeren, ligt de nadruk op beeldmateriaal. Onze respondenten maakten
onderscheid tussen foto’s en filmpjes, en beleefden filmpjes vaak als intenser:
“Ik denk dat een filmpje wel iets intiemer kan zijn [dan een foto], en dat het erger is
dat iedereen dat ziet. … Je kan een meisje iets zien doen. … [Het is] geen stilstaand
beeld.” - Jongen, 16 jaar, vwo, eerstegraads pleger
32
Die beleving van filmpjes als “intiemer” heeft ook te maken met de inhoud van het materiaal:
de filmpjes die respondenten ter sprake brachten, bevatten zonder uitzondering beelden van
mensen die masturbeerden of seks met elkaar hadden. Foto’s betroffen veel vaker beelden
waarbij geen sprake was van seksuele handelingen. Vaak zijn de foto’s zelfs niet eens
naaktfoto’s en betreft het bijvoorbeeld iemand in ondergoed. Desalniettemin classificeerden
jongeren deze foto’s toch als “naaktfoto’s”:
“De meeste nudes waren gewoon in bh en onderbroek.” - Meisje, 19 jaar, hbo,
eerstegraads pleger
Dergelijk fotomateriaal werd over het algemeen als minder “heftig” ervaren dan filmpjes
waarop seksuele handelingen te zien waren.
Dit kan uitmaken in de overweging om een foto al dan niet door te sturen:
“Hoe intiemer de foto of het filmpje, hoe minder snel ik hem door zou sturen.” -
Jongen, 16 jaar, vwo, eerstegraads pleger
Als de seksuele lading van het materiaal sterker is, kunnen jongeren dus meer geneigd zijn het
voor zichzelf te houden, omdat zij het als privacygevoelig materiaal beschouwen. Het kan
echter ook precies andersom uitwerken: een sterkere seksuele lading kan een filmpje ook
“spannender” of “interessanter” maken, waardoor het juist sneller doorgestuurd wordt. Een
sterkere seksuele lading van een foto of filmpje betekent dus niet automatisch dat deze meer
of minder snel verspreid wordt.
Jongeren maken verder nog onderscheid of de afgebeelde persoon het materiaal
oorspronkelijk heeft gemaakt en verstuurd binnen een langdurige relatie (liefdesrelatie of
vriendschap) of “zomaar”, “random”.
“Het maakt wel verschil of je het naar iemand verstuurt waar je een vertrouwensband
mee hebt. Dan vind ik het erger [als het wordt doorgestuurd] dan wanneer het naar
iemand gestuurd is waar je niks mee hebt, want dank denk ik van: je doet het puur
voor aandacht, nou, dan krijg je die aandacht.” - Meisje, mbo, tweedegraads pleger
33
Volgens deze respondent was het erger om materiaal door te sturen dat binnen een langdurige
relatie was gedeeld, dan materiaal dat buiten zo’n relatie was gedeeld (zie ook Hasinoff and
Shepherd 2014).
Bovendien waren er nog de scenario’s waarin sprake was van ongewenst toegestuurd
materiaal. In deze gevallen is een extra genuanceerde aanpak nodig, omdat de pleger (de
doorstuurder) tevens slachtoffer is, en het slachtoffer (de afgebeelde persoon) tevens pleger.
In deze scenario’s heeft het materiaal een sterk negatief en soms zelfs dreigend karakter.
De afgebeelde persoon
Andere verschillen tussen scenario’s hebben te maken met de afgebeelde persoon. Zo kan de
afgebeelde persoon een bekende zijn (bijvoorbeeld iemand van de eigen school) of een
minder bekende (bijvoorbeeld iemand van een andere school). Ook dit kan invloed hebben op
de manier waarop jongeren het materiaal interpreteren als meer of minder “intiem”, maar ook
nu kan dat op verschillende manieren uitpakken. Dat de afgebeelde persoon een bekende is,
kan ervoor zorgen dat iemand het materiaal minder snel doorstuurt uit privacy-overwegingen,
of dat iemand het juist sneller doorstuurt, omdat het “interessanter” gevonden wordt (jongen,
16 jaar, vwo, eerstegraads pleger). Dat sexy foto’s en filmpjes van een bekende als
“interessanter” worden gezien, kan bovendien betekenen dat er bij de verspreiding van
dergelijk materiaal meer ophef ontstaat.
Daarnaast bestaat er een onderscheid tussen materiaal waarop iemand herkenbaar staat
afgebeeld (“met hoofd”) en materiaal waarop iemand onherkenbaar staat afgebeeld (“zonder
hoofd”). Een foto of filmpje kan bijvoorbeeld onherkenbaar zijn omdat iemand alleen borsten
of een geslachtsdeel heeft gefotografeerd of gefilmd. Dergelijk materiaal werd door
respondenten soms als minder “interessant” aangeduid (meisje, 17 jaar, vwo, slachtoffer),
waardoor het mogelijk minder snel doorgestuurd wordt en tot minder ophef leidt. Aan de
andere kant wisten jongeren vaak toch wel om wie het ging:
“De ander was zonder hoofd, dus dan kun je nog ontkennen. … Als je hoofd er niet op
staat, kun je het altijd proberen. Maar je ziet aan iemands vorm… Zij was iets steviger
en ja… Het is wel heel toevallig, dus…” - Meisje, 17 jaar, havo, derdegraads pleger
34
Een foto of filmpje “zonder hoofd” is dus absoluut geen garantie dat de afgebeelde persoon
onbekend blijft of dat er geen ophef zal ontstaan bij verspreiding.
Manier en schaal van verspreiding
Een ander punt van verschil tussen de verschillende scenario’s betreft de manier en schaal
waarop materiaal wordt verspreid. Zo bestaat er een verschil tussen het laten zien van
materiaal en het doorsturen/online zetten van materiaal: in het eerste geval kan het materiaal
niet verder verspreid worden, omdat de “ontvanger” enkel ernaar kan kijken. Sommige
respondenten gaven aan dat ze die vorm van ongewenste sexting daarom acceptabeler
vonden:
“Als vrienden mij een dickpic sturen en mijn vriendinnen zitten naast me, dan laat ik
altijd wel zien wat ik binnen krijg. Maar dan zien ze het één keer en kunnen ze het niet
doorsturen. Dat vind ik wel wat anders [dan het doorsturen van zo’n foto].” - Meisje,
18 jaar, mbo, eerstegraads pleger
Dit sluit aan bij het onderzoek van Hasinoff en Shepherd onder oudere jongeren (18-24 jaar).
Waar slechts 2% van de respondenten uit dat onderzoek het acceptabel vond om sexy
materiaal online te posten, en 3% om het door te sturen via een privé-bericht, vond 14% het
acceptabel om sexy materiaal fysiek aan anderen te tonen, bijvoorbeeld op een telefoon.
Respondenten vonden dit minder erg, omdat de derde partij in dergelijke gevallen het
materiaal niet zelf in handen krijgt.
Verder kan een foto of filmpje één-op-één gedeeld worden (bijvoorbeeld in een gesprek
tussen vrienden op WhatsApp of Snapchat), maar ook in een groep (bijvoorbeeld een
WhatsApp groep) of openbaar online (bijvoorbeeld via een Instagram-account). Wanneer de
foto op grotere schaal gedeeld wordt, stellen jongeren (en volwassenen) al snel dat “iedereen”
het materiaal gezien heeft. In de praktijk blijkt het echter vaak om een bepaald leerjaar van
een bepaalde school te gaan, zoals “alle” tweede- of derdeklassers. Soms zijn er meerdere
jaren en/of meerdere scholen betrokken.
Gevolgen
Verder verschillen de gevolgen van geval tot geval, onder andere wat betreft de ophef die er
ontstaat. Soms is er maar weinig ophef:
35
“Iedereen reageerde veel chiller dan ik had verwacht.”- Meisje, 17 jaar, vwo,
slachtoffer
“Het was dat gesprek [waarin ik een foto van een meisje doorstuurde aan een vriend]
en klaar. … Het hoeft niet zoals je in de media leest altijd negatief uit te pakken. Zij
heeft geen enkel gevolg gehad daarvan. Het is gewoon binnen dat gesprek gebleven.”
- Jongen, 19 jaar, mbo, eerstegraads pleger
Ook is er niet in alle gevallen sprake van een negatieve reactie:
“Zij [de afgebeelde persoon] had echt een mooi lichaam. …Het enige effect dat het
had, was dat de jongens haar meer wilden.” - Meisje, 19 jaar, hbo, eerstegraads
pleger
Soms is er echter meer een negatieve ophef, waarbij slachtoffers soms gepest en
uitgescholden worden.
“En dan kom je op school de volgende dag, en dan kom je bij de kluisjes en begint
iedereen erover te praten. Want iedereen heeft het gekregen. Dus iedereen begint te
praten: heb jij het ook gekregen? Heb jij het ook gezien? Wat vond je ervan? En
allemaal oordelen ook, over of ze het mooi vonden. … En dan komt zij [het
slachtoffer] binnen en dan is iedereen opeens stil. En mensen beginnen te lachen,
andere mensen beginnen te praten. … Iedereen tikte elkaar aan: daar is ze, daar is ze.
… En de één begint te praten, de ander begint keihard te lachen, anderen beginnen
dingen te roepen.” - Meisje, 17, havo, derdegraads pleger
“Ik vond het heel erg voor haar [dat haar foto’s verspreid werden]. Want dan loop je
door de gangen en dan hoor je iedereen praten en iedereen kijkt je aan en je hoort
iedereen zeggen: oh, dat is die van die naaktfoto’s. … Mensen zeiden vooral dat ze een
slet was, dat ze dom was. … Uiteindelijk heb ik er zelf ook grappen over gemaakt,
nadat we ruzie hadden gekregen.” - Meisje, 17 jaar, hbo, tweedegraads pleger
36
“Ze zeiden vervelende dingen [over het slachtoffer], zo van: kijk, daar is die slet. Een
beetje vernederend zeg maar. Van: ze is stom geweest.” - Jongen, 15 jaar, havo,
omstander
“Ze zeiden dat ze een hoer was. … In haar gezicht: dat is een hoer! En: ieuw, kech! …
Jongens sturen haar berichten via Snapchat, puur omdat ze makkelijk is. [Ze denken:]
zij stuurt toch wel makkelijk foto’s, zij pijpt mij toch wel makkelijk. Dus als ze
zaterdag niks te doen hebben: hé, [naam meisje], kom je naar mij toe?” - Meisje, 16
jaar, vmbo, tweedegraads pleger
Meiden die slachtoffer werden van de ongewenste verspreiding van hun materiaal werden
vaak uitgemaakt voor hoer en slet, er werden opmerkingen en “grapjes” over ze gemaakt, en
ze kregen ongevraagde seksuele verzoeken, vanuit het stigma dat ze “makkelijk” zouden zijn.
We hoorden zelfs verhalen over slachtoffers die gedurende enkele dagen of weken niet meer
naar school konden.
In de gevallen waar wij over hoorden, ging de ophef meestal in een paar weken of maanden
weer voorbij, als de nieuwigheid en de spanning er een beetje af waren. Soms werkte het
echter nog jarenlang door:
“Ik weet het nog van drie jaar geleden, dus het blijft je wel achtervolgen. Als ik haar
[het slachtoffer] zie, dan denk ik daar wel aan.” - Meisje, 19 jaar, hbo, omstander
“Uiteindelijk verwatert het weer … dus toen kon zij weer normaal op school komen
[na twee weken]. Maar je hebt altijd nog wel iemand, nu [twee jaar later] nog steeds,
die dan zegt van: o, weet je nog, toen, toen dat was gebeurd? Dus er wordt nog wel
een beetje over gepraat.” - Meisje, 17 jaar, havo, derdegraads pleger
Zelfs als de foto niet meer beschikbaar is, blijft soms het stigma, met name voor meiden.
“Ze staat nu bij ons op school nog steeds als slet bekend. … Die naam als slet krijgt ze
niet meer weg.” - Meisje, 19 jaar, hbo, eerstegraads pleger
37
4. Faciliterende factoren
Uit de interviews met jongeren bleek dat een aantal factoren de ongewenste verspreiding van
sexy materiaal in de hand werken en faciliteren. Dit zijn het taboe op naaktheid en
seksualiteit, het hedendaagse negatieve vertoog over sexting, de mythe dat sexy materiaal
altijd en onvermijdelijk zal worden verspreid, victim-blaming en het onzichtbaar maken van
plegers, de dubbele seksuele moraal en slut-shaming, bagatellisering van de gevolgen voor
slachtoffers, schoonheidsidealen, heteronormativiteit, onwetendheid/roekeloosheid onder
plegers, persoonlijkheidskenmerken van plegers, en inadequate reacties van jonge en
volwassen omstanders. In dit hoofdstuk zullen we deze factoren verder toelichten.
4.1 Taboe op naaktheid en seksualiteit
De eerste factor die van invloed is op de ongewenste verspreiding van sexy materiaal is het
taboe op naaktheid en seksualiteit, in combinatie met de nieuwheid van dit onderwerp voor
veel jongeren. Dit maakt het voor jongeren heel spannend om sexy materiaal te zien, zoals we
hierboven reeds beschreven, en het vormt een motivatie om het materiaal met elkaar te delen.
Met name seksualiteit (en dus ook sexting) buiten een bestaande liefdesrelatie roept onder
jongeren veel weerstand op. Dit past binnen het westerse vertoog, waarin seksualiteit het
meest acceptabel gevonden wordt binnen een langdurige liefdesrelatie, vooral waar het de
seksualiteit van meiden en vrouwen betreft (Manning, Giordano, and Longmore 2006). Dit
zorgt ervoor dat het “zomaar” toesturen van sexy materiaal aan iemand die niet een
liefdespartner (of eventueel een goede vriend/in) is, gemakkelijker veroordeeld en bestraft
wordt middels verspreiding van het materiaal, victim-blaming en slut-shaming.
4.2 Negatief vertoog rond sexting
Een andere factor betreft het hedendaagse negatieve vertoog rond sexting. Sexting wordt in
dit vertoog geconstrueerd als iets dat slecht, vies, dom en gevaarlijk is; een idee dat veel
jongeren hebben overgenomen (zie ook Gatti 2009, 18).
“Mijn oma zegt ook wel eens [over sexting]: dat je maar nooit zoiets doms doet.” -
Meisje, 17 jaar, hbo, eerstegraads pleger
38
“Mijn moeder zei altijd tegen mij [over sexting]: niet doen. Straks komt het op internet
en kun je geen goede baan meer vinden.” - Meisje, 17 jaar, vwo, slachtoffer
Ook wordt sexting geframed als iets dat vooral onzekere mensen (meiden) doen:
“Meisjes zijn toch meer op zoek naar complimenten of zo. Dat is denk ik ook een
reden waarom ze het doen. Of ze doen het als ze onzeker zijn.” - Jongen, 16 jaar, vwo,
eerstegraads pleger
“Sommige meisjes hebben heel veel zelfrespect en dat zijn dus ook de goede meisjes,
die sturen dat soort dingen niet. Maar de zwakkere, onzekere meisjes die aandacht
willen of dat soort dingen, het is moeilijk om tot hen door te dringen dat dingen fout
kunnen gaan.” - Jongen, 16 jaar, vwo, eerstegraads pleger
“Ik heb het er met die vriendin nog soms wel eens over dat je echt wanhopig bent als
je die foto’s blijft sturen. Best lachwekkend.” - Meisje, 18 jaar, mbo, eerstegraads
pleger
Sexting wordt verder gezien als iets om je voor te schamen.
“Ik zei [tegen een vriendin die “veel” seks had en ook ervaring had met sexting]: …
Als je mijn dochter zou zijn, dan zou ik je opsluiten in de kelder. Echt! Als zij mijn kind
zou zijn, dan zou ik me kapot schamen. Maar ook als ik haar zou zijn… Je schaamt je
toch voor jezelf?” - Meisje, 16 jaar, vmbo, tweedegraads pleger
Jongeren konden zich soms nauwelijks voorstellen waarom iemand überhaupt aan sexting zou
doen. Met name respondenten die zelf weinig of geen seksuele ervaring hadden, gingen
makkelijk mee in het negatieve vertoog rond sexting:
“Ik heb het nooit gedaan [sexting]. Misschien als je met iemand getrouwd bent, of je
hebt al zo lang een relatie, en je hebt kinderen of zo. En diegene is op vakantie. Dan
kan ik het nog wel begrijpen, van oké, misschien vindt die vent dat leuk of zo. Maar ik
snap niet waarom je dat zou doen. Als ze lekken, dan is jouw hele leven verkloot. Ik
39
snap dat echt niet, dat mensen dat doen. Ik zou het nooit doen.” - Meisje, 16 jaar,
vmbo, tweedegraads pleger
“Ik snapte alleen niet… Ik heb dat [sexting] sowieso nog nooit gedaan zelf, maar ik
snap niet hoe je die zomaar naar iemand kan sturen.… Want je weet dat het gebeurt,
… dat dat wordt doorgestuurd en dat je daarvoor moet oppassen natuurlijk. Dus ik
snapte niet waarom ze het aan hem stuurde.” - Meisje, 18 jaar, mbo, tweedegraads
pleger
Door de negatieve beeldvorming over sexting wordt het voor jongeren moeilijker om zich in
te leven in leeftijdsgenoten die dit wel doen, waardoor deze jongeren andermans sexy
materiaal soms sneller doorsturen en het slachtoffer gemakkelijker veroordelen.
4.3 De mythe van de onvermijdelijke verspreiding
Een belangrijke rol binnen het negatieve discours rond sexting is weggelegd voor de mythe
dat sexy materiaal altijd en onvermijdelijk zal worden verspreid. Dit wordt soms
geformuleerd als een soort natuurwet:
“Je kunt er bijna je hand voor in het vuur steken dat hij wordt doorgestuurd.” -
Meisje, 18 jaar, mbo, tweedegraads pleger
Volwassenen spelen hierin een cruciale rol. Zo waarschuwden de ouders van een respondent
haar op de volgende manier voor sexting:
“Dat ga je niet doen, dat mag niet, want de risico’s zijn niet te overzien en social
media dat is één grote put, dus als je het eenmaal hebt gestuurd dan blijft het voor
altijd… [online staan].” - Meisje, 18 jaar, mbo, tweedegraads pleger
Ook hier wordt als vanzelfsprekend aangenomen dat sexy materiaal wordt verspreid en dat het
“voor altijd” vindbaar zal blijven; iets wat in de praktijk niet het geval hoeft te zijn. Jongeren
(en volwassenen) krijgen door dit vertoog het idee dat er niks gedaan kan worden tegen de
verspreiding van sexy materiaal; een aanname die de aanpak van online seksueel
grensoverschrijdend gedrag in de weg staat.
40
4.4 Victim-blaming en onzichtbare plegers
Binnen dit negatieve vertoog over sexting is het maar een kleine stap naar victim-blaming in
het geval van ongewenste verspreiding van het materiaal, waarbij het slachtoffer de schuld
krijgt in plaats van de pleger (zie ook Naezer 2018b, Hoek van Dijke 2018, Krebbekx 2018,
Pina, Holland, and James 2017, Walker and Sleath 2017, Dobson and Ringrose 2016, Burkett
2015). Het slachtoffer wordt bijvoorbeeld “dom” of “naïef “genoemd vanwege zijn/haar keus
om sexy materiaal te maken en versturen:
“Ik heb de foto’s naar mijn vriendinnen doorgestuurd om even te lachen. Het was
gewoon leuk om hem samen zwart te maken. Dan moet je maar geen naaktfoto
sturen.” - Meisje, 18 jaar, mbo, eerstegraads pleger
“Ik vond het wel kut voor haar, maar ook wel haar eigen schuld. Ik vond het heel naïef
dat ze die foto naar hem heeft gestuurd waardoor die bij iedereen terecht kwam.” -
Meisje, 19 jaar, hbo, omstander
Deze laatste respondent haalt niet alleen de mythe van de onvermijdelijke verspreiding aan
(“ze heeft die foto gestuurd waardoor die bij iedereen terecht kwam”), maar geeft het
slachtoffer hier zowel expliciet als impliciet de schuld van. Ze noemt het “haar eigen schuld”
dat de foto werd doorgestuurd, en bevestigt dat nog eens door de formulering dat iedereen de
foto kreeg “doordat ze die foto naar hem heeft gestuurd”. Op deze manier wordt het
slachtoffer verantwoordelijk gemaakt voor de verspreiding, in plaats van de pleger.
Slachtoffers doen zelf ook aan victim-blaming:
“Ik denk nu: wat dom. Dat ik het zo ver heb laten komen. Ook omdat mijn moeder me
vaak had gewaarschuwd over het versturen van foto’s. Ik wist dat ik het niet moest
doen en heb het wel gedaan.” - Meisje, 17 jaar, vwo, slachtoffer
“Ik vond het heel kinderachtig en onverantwoordelijk [van de pleger], en ook dom van
mezelf dat ik het [beeldmateriaal] niet eerst liet verwijderen en het toen pas
uitmaakte.” - Meisje, 15 jaar, vwo, slachtoffer
41
Deze slachtoffers vinden allebei dat het (tenminste gedeeltelijk) hun eigen schuld is dat hun
materiaal verspreid werd.
Deze victim-blaming wordt versterkt door de reacties van volwassenen, die het slachtoffer
vaak de schuld geven of zelfs straffen voor het maken en versturen van sexy beeldmateriaal.
“Mijn begeleidster zei ook dat het niet mijn schuld was. … Wij moesten in gesprek met
de leraren over het feit dat het dom was van dat meisje [het slachtoffer].” - Jongen, 16
jaar, vwo, eerstegraads pleger
“En toen moest ik op gesprek komen bij mijn teamleider, met dat meisje [slachtoffer]
naast mij. En hij vroeg: waarom heb je dat gedaan? Ik zei: ja, weet ik eigenlijk niet.
En vervolgens zegt die teamleider tegen dat meisje: ja, moet je maar geen naaktfoto’s
maken, je bent gewoon dom, dan kun je dit verwachten. … Mijn ouders zeiden ook: het
is haar eigen schuld.” - Meisje, 16 jaar, vmbo, tweedegraads pleger
“Mijn ouders waren natuurlijk heel boos en teleurgesteld, omdat ik het had laten
gebeuren. Mijn moeder zei: je bent toch niet zo dom om dat te versturen? Mijn moeder
was echt zo van: hoe kun je het laten gebeuren, je bent echt een dom wijf!” - Meisje,
17 jaar, vwo, slachtoffer
Mieke Hendrikx wijst erop dat dit ook in de media gebeurt:
“Ik weet nog dat het ging over de uitgelekte foto’s van Patricia Paay. En toen zat
Katja Schuurman te vertellen hoe dom dat wel niet was [om die foto’s te sturen].” -
Mieke Hendrikx
Sommige volwassenen lachen het slachtoffer zelfs uit:
“Mijn moeder moest heel erg hard lachen en zei dat ik hem [de foto] naar haar moest
sturen. Mijn moeder zei: voortaan als je je onzeker voelt, dan kijk je naar deze foto en
dan voel je je weer beter.” - Meisje, 15 jaar, vmbo, tweedegraads pleger
42
Door victim-blaming komt alle aandacht bij het slachtoffer te liggen, in plaats van bij de
werkelijk verantwoordelijke: de pleger. De pleger daarentegen wordt vrijwel onzichtbaar. Dit
wordt bekrachtigd door de terminologie die we gebruiken om ongewenste sexting te
omschrijven, waarin foto’s bijvoorbeeld “uitlekken”, “zich verspreiden”, of “op een telefoon
belanden” (jongen, 17 jaar, vwo, derdegraads pleger), alsof zij uit eigen beweging van de ene
naar de andere telefoon verhuizen. Die onzichtbaarheid maakt het voor plegers heel
gemakkelijk om zonder toestemming materiaal te verspreiden. Over hun handelen ontstaat
immers weinig ophef:
“Ze [vriendinnen] zeiden eigenlijk niks over het feit dat ik hem [een foto] had
doorgestuurd. Dus ik denk dat ze daarover niet verbaasd of geshockeerd waren.” -
Jongen, 17 jaar, vwo, derdegraads pleger
Plegers kunnen hierdoor ongehinderd hun gang blijven gaan, terwijl alle boze en
teleurgestelde reacties gericht zijn aan het slachtoffer.
Victim-blaming is schadelijk voor slachtoffers (Naezer 2018a, Iva Bicanic in Verhaak 2018)
en zorgt ervoor dat slachtoffers geen hulp durven zoeken:
“Bij mijn ouders wist ik wel dat ze niet zo heel chill zouden reageren, daarom had ik
het ook uitgesteld [om het hen te vertellen].” - Meisje, 17 jaar, vwo, slachtoffer
Slachtoffers schakelen geen hulp in, omdat zij zichzelf de schuld geven en/of vermoeden dat
anderen hen de schuld zullen geven (zie ook Naezer, Rommes, Jansen, 2017) een terecht
vermoeden, zo blijkt uit ons onderzoek. Bovendien weerhoudt victim-blaming omstanders
ervan om in te grijpen: het is immers de “eigen schuld” van het slachtoffer.
4.5 De dubbele seksuele moraal en slut-shaming
Een andere factor die een rol speelt in de ongewenste verspreiding van sexy materiaal is de
dubbele seksuele moraal (zie ook bijvoorbeeld Burkett 2015, Salter and Crofts 2015, Pina,
Holland, and James 2017). Zowel jongens als meiden maken zich schuldig aan de ongewenste
verspreiding van andermans materiaal, maar in ons onderzoek waren de slachtoffers bijna
altijd meiden: van de 22 incidenten die we bespraken, was het slachtoffer in 18 gevallen een
meisje (82%). Dit is ook de indruk van Mieke Hendrikx:
43
“Ik heb veel minder verhalen gehoord van jongens die gepest zijn, als het gaat over
slachtoffers. Ik merk toch dat het slachtoffer altijd een meisje is.” - Mieke Hendrikx
Internationaal onderzoek naar slachtofferschap is beperkt en niet helemaal eenduidig. De
review van Walker en Sleath (2017) over de ongewenste verspreiding van sexy materiaal
beschrijft vier studies onder volwassenen. Deze studies lieten alle vier zien dat mannen vaker
slachtoffer worden van de ongewenste verspreiding van hun materiaal, hoewel het gevonden
verschil maar in twee studies significant was. Andere onderzoekers stellen juist dat vooral
vrouwen slachtoffer worden (Pina, Holland, and James 2017, Citron and Franks 2014, Salter
and Crofts 2015, Poole 2014, Henry and Powell 2016).
Walker en Sleath (2017) beschrijven verder drie studies onder jongeren. Uit één van deze
studies bleek dat jongens en meiden ongeveer even vaak slachtoffer worden; uit de andere
twee studies bleek dat meiden (veel) vaker slachtoffer worden (Walker and Sleath 2017, 17).
Dit sluit aan bij onze kennis over offline seksueel geweld, waarvan meiden vaker slachtoffer
worden dan jongens. Uit het onderzoek van Rutgers (Graaf et al. 2017) bleek bijvoorbeeld dat
11% van de meiden ooit gedwongen was tot seksuele handelingen, versus 2% van de jongens.
Tegelijkertijd blijkt uit recent onderzoek van Wissink en collega’s onder jongeren in
instellingen voor jongeren met een licht verstandelijke beperking (n=61), dat jongens (veel)
vaker slachtoffer worden van de ongewenste verspreiding van hun materiaal:
“De jongens zijn ook best vaak slachtoffer. [We legden onze respondenten deze
stelling voor:] “Andere mensen hebben een naaktfoto van mij doorgestuurd”. [Dit
werd bevestigend beantwoord door] 34% van de jongens en 20% van meisjes.” - Inge
Wissink, UvA
Bestaand onderzoek levert dus een tegenstrijdig beeld op van wie er slachtoffer wordt van de
ongewenste verspreiding van digitaal sexy materiaal; toekomstig onderzoek zal hier meer
inzicht in moeten geven.
Wat echter vaststaat, is dat de gevolgen voor meiden vaak groter zijn. Meiden die slachtoffer
worden niet alleen te maken krijgen met victim-blaming, maar ook met slut-shaming (zie ook
Ringrose and Harvey 2015, Walker, Sanci, and Temple-Smith 2013). Zij worden uitgemaakt
44
voor “hoer” of “slet” en veroordeeld omdat ze een sexy foto of filmpje van zichzelf hebben
gemaakt en/of gedeeld.
“Mensen hebben het echt in haar gezicht gezegd. Zo van: je bent een slet. … Haar
vader heeft haar ook een slet genoemd.” - Meisje, 17 jaar, hbo, tweedegraads pleger
“Ze zeiden allemaal dat ze een kech [hoer] was.” - Meisje, 16 jaar, vmbo,
derdegraads pleger
“Iedereen zei letterlijk alleen maar “ieuw” en heeft het ook doorgestuurd. Ze zeiden
dat ze een vieze hoer was, dat ze het hebben gelekt en dat die relatie moet uitgaan.” -
Meisje, 15 jaar, vmbo, tweedegraads pleger
Dit levert veel schaamte op bij meiden en het kan hun zelfbeeld zeer negatief beïnvloeden:
“Ik kan mensen niet meer recht aankijken. Ik voel me echt heel naar. En het voelt alsof
mensen mij ook raar aankijken en minder respect voor mij hebben. … Mensen zien mij
als een slet en daarom voel ik me meer een slet.” - Meisje, 15 jaar, vwo, slachtoffer
Voor jongens bestaat een dergelijke veroordeling niet. Als jongen een foto stuurt is hij “stoer”
of hooguit een “viezerik” (Meisje, 18 jaar, mbo, tweedegraads pleger). Soms wordt een
naaktfoto van een jongen zelfs niet eens als een naaktfoto gezien, vertelt een respondent:
“Stel je voor het was een man geweest die in dezelfde pose een foto had gemaakt, dan
zouden heel veel mensen dat niet als naaktfoto beschouwen.” - Jongen, 17 jaar, hbo,
omstander
Er is veel minder ophef over de foto’s van jongens dan die van meiden:
“Als meisje word je door meiden en jongens meteen een slet genoemd [als je
foto/filmpje verspreid wordt]. Als jongen gebeurt dat niet.” - Meisje, 17 jaar, hbo,
eerstegraads pleger
45
“Als er een foto van een vrouw uitlekt, dan hangt daar veel meer omheen dan
andersom [als een foto van een man uitlekt] qua sociale gevolgen, zoals slut-
shaming.” - Jongen, 17 jaar, vwo, eerstegraads pleger
De dubbele seksuele moraal en de ongewenste verspreiding van sexy materiaal zijn dus
onlosmakelijk met elkaar verbonden: de dubbele moraal maakt vooral het materiaal van
meiden “interessant” om te verspreiden, en die verspreiding en de bijbehorende slut-shaming
reproduceren vervolgens weer de dubbele moraal. Dit alles beperkt meiden in hun seksuele
vrijheid en draagt bij aan negatieve reacties op meiden die slachtoffer worden van shame-
sexting.
De verbondenheid tussen de dubbele seksuele moraal en de ongewenste verspreiding van sexy
materiaal wordt nog sterker door de manier waarop het gedrag van mannelijke plegers wordt
vergoelijkt:
“Ik denk dat het ook zo in de natuur zit van hoe een jongen in elkaar zit. Die denkt
gewoon: ja schijt, fucking chill...en hij verplaatst zich niet in een meisje.” - Jongen, 21
jaar, universiteit, derdegraads pleger
“Wij zijn ook gewoon mannen en hebben ook gewoon flirts en dat soort dingen. Dus
dat [het delen van sexy materiaal van meiden] gebeurt nou eenmaal.” - Jongen, 19
jaar, mbo, eerstegraads pleger
“Jongens zijn visueel ingesteld en die willen wel wat zien.” - Jongen, 17 jaar, vwo,
eerstegraads pleger
“Ik denk niet dat je het kunt aanpakken, vooral door de aard van jongens: ze hebben
een beetje dat haantjesgedrag en dat doorsturen en stoer doen.” - Jongen, 16 jaar,
vwo, eerstegraads pleger
Zowel jongens als meiden gaan ervan uit dat jongens van nature graag kijken naar naakte
vrouwen, en zien dit als excuus, of tenminste als verzachtende omstandigheid, voor het
ongewenst verspreiden van andermans materiaal: “boys will be boys”. Dit past in een langere
traditie waarin mannelijke (hetero)seksuele drift als meer natuurlijk, acceptabel en
46
onhoudbaar wordt gezien dan vrouwelijke seksualiteit; een mythe die bijdraagt aan de
legitimisering van seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongens en mannen (Giraldi and
Monk-Turner 2017).
Soms werd hier door respondenten ook leeftijd nog bij betrokken:
“Ik vind dat je het [de pleger] niet kwalijk kunt nemen, want iedereen is jong en dit
soort dingen gebeuren.” - Meisje, 19 jaar, hbo, omstander
Dergelijke stereotypen rond gender en leeftijd zorgen ervoor dat plegers zich gesterkt voelen
en niet aangesproken worden op hun gedrag.
4.6 Bagatellisering van de gevolgen voor slachtoffers
De gevolgen van de ongewenste verspreiding van sexy materiaal voor slachtoffers werden
soms sterk gebagatelliseerd:
“Het gebeurt zo vaak [dat foto’s worden verspreid]; het wordt langzaam gewoon
geaccepteerd. …. Daarom zeggen mijn vrienden ook dat ik me niet moet aanstellen,
omdat het zo vaak gebeurt.” - Meisje, 15 jaar, vwo, slachtoffer
Dit bagatelliseren gebeurt met name als de foto “alleen maar” is getoond aan anderen in plaats
van doorgestuurd. Ook dit heeft een negatieve invloed op empathie, en zorgt ervoor dat
jongeren andermans materiaal makkelijker doorsturen of laten zien aan vrienden.
4.7 Schoonheidsidealen
Ook schoonheidsidealen spelen een rol in praktijken van slut-shaming. Meiden van wie het
materiaal verspreid wordt, worden vaak beoordeeld op hun uiterlijk. Hoewel er in een aantal
gevallen sprake was van positieve commentaren, betrof het vaker negatieve commentaren.
Meiden die “lelijk” gevonden worden, worden daarbij harder veroordeeld dan meiden die
“knap” gevonden worden. De eersten krijgen meer pesterijen over zich heen dan de laatsten:
“Als ze nou een mooi lichaam heeft, oké, maar niet zo een ontploft lichaam”. - Meisje,
15 jaar, vmbo, tweedegraads pleger
47
“Maar zij had echt een mooi lichaam. … Ik denk dat het voor haar geen negatieve
effecten heeft gehad. … Het enige effect dat het had, was dat jongens haar meer
wilden. Haar leuker vonden. Ze noemden haar geen…. [hoer]. En ze was ook mooi,
een mooi meisje.” - Meisje, 19 jaar, hbo, eerstegraads pleger
Ras en etniciteit spelen een rol in die schoonheidsidealen: zwarte meisjes werden eerder als
lelijk gezien, en kregen te maken met racistische en seksistische reacties.
“Zij is een bruin meisje, bijna zwart, en haar tieten zijn net een plak salami. … Als ik
dat had, dan zou ik echt een tepelverkleining doen als dat bestaat. … Gadverdamme,
een tiet en dan nog een berg van zwarte plak.” - Meisje, 15 jaar, vmbo, tweedegraads
pleger
“Als ik een korte broek aan heb, dan maken ze rare opmerkingen. … In de klas zeggen
ze dan: ja, Aziatische meisjes hebben wel kleine vagina’s. Dat soort dingen.” - Meisje,
15 jaar, vwo, slachtoffer
Dit maakt het materiaal van meiden uit etnische minderheden in sommige gevallen extra
“interessant” om door te sturen, omdat het voor meer ophef kan zorgen.
4.8 Heteronormativiteit
Een andere groep die extra kwetsbaar is voor de ongewenste verspreiding van sexy materiaal
zijn jongeren uit seksuele minderheden (Walker and Sleath 2017). Zo liet het onderzoek van
Priebe en Svedin (2012) zien, dat jongens uit seksuele minderheden een zes keer zo grote
kans hebben als hetero jongens dat hun sexy materiaal verspreid wordt, en meiden uit
seksuele minderheden een twee keer zo grote kans. Dit hangt waarschijnlijk samen met het
gegeven dat jongeren uit seksuele minderheidsgroepen vanwege hun marginalisering relatief
vaak het internet opzoeken voor seksuele activiteiten en ook meer digitaal sexy materiaal
uitwisselen dan heterojongeren (Graaf et al. 2017, 51, Naezer 2015). Bovendien maakt
homofobie, met name tegenover jongens, hen extra kwetsbaar voor pesterijen als hun
materiaal verspreid wordt.
48
4.9 Onwetendheid en roekeloosheid onder plegers
In het publieke en wetenschappelijke debat over sexting wordt vaak verondersteld dat
jongeren aan (ongewenste vormen van) sexting doen uit onwetendheid of roekeloosheid
(Döring 2014). Biologische noties rond “razende hormonen” (bv Kohnstamm 2009) en “het
puberbrein” (bv Crone 2008, 2012) spelen hierin een belangrijke rol, en dragen bij aan het
stereotype van jongeren als onvolwassen, roekeloos, impulsief en irrationeel. Dit idee is
bekritiseerd vanwege het essentialisme en biologisch determinisme dat eruit spreekt,
waardoor jongeren worden gereduceerd tot een ‘brain in a jar’ (Kelly 2012). Ook is er kritiek
op de manier waarop dit vertoog jongeren conceptualiseert in termen van wie/wat ze zullen
worden, in plaats van wie ze nu al zijn (Ito et al. 2010, 6, Kelly 2011). Dit doet geen recht aan
de agency van jongeren en hun vermogen om bewuste keuzes te maken. Bovendien wordt het
stereotype van de roekeloze, onwetende jongere weerlegd door empirische data, die laten zien
dat zowel laag- als hoogopgeleide jongeren vaak weloverwogen keuzes maken, ook in relatie
tot hun digitaal gemedieerde seksuele activiteiten (bv Naezer and Ringrose 2018).
Inderdaad dachten veel respondenten wel degelijk na over het al dan niet doorsturen van
andermans sexy materiaal.
“Bij alles wat ik heb gedaan, heb ik gedacht aan: kan dit nare consequenties hebben
voor haar? Want dat wil ik gewoon niet. … Dus daar heb ik ook echt wel aan gedacht,
van wat ik doe, hoe groot zijn de kansen dat zij daar last van heeft? Op het moment
dat ik op de knop van ‘verstuur’ drukte, twijfelde ik wel: kan ik dit met hem delen?
Hoe groot zijn de risico’s dat hij het doorstuurt? Ik wist gewoon dat hij dat niet zou
doen. Maar toch: je moet het in je hoofd wel even doornemen. Stel je voor dat hij dat
wel zou doorsturen, wat gebeurt er dan? Dat moet ik niet hebben, dat het de hele
school zou rondgaan of wat dan ook. Dat is ook nooit mijn bedoeling geweest. Ik heb
er dus wel over nagedacht van wat ik nu doe, kan dat wel? Als hij het had
doorgestuurd in een groep of zo, dan gaat het natuurlijk als een olievlek de school
rond. Dan weet iedereen waar het vandaan komt en van wie het is. Dan kan zij niet
meer naar school vanwege alle schaamte, maar dan vind ik ook dat ik niet naar school
meer kan. Ik sta niet op de foto, maar het komt wel van mij en ik heb ook met dat
gesprek te maken, dus ja. Ik kan dan eigenlijk wel zeggen dat de gevolgen dan niet te
overzien waren. Dat hadden we echt niet moeten hebben.” - Jongen, 17 jaar, vwo,
eerstegraads pleger
49
Deze respondent heeft wel degelijk getwijfeld en overwogen of hij een bepaalde foto door zou
sturen aan een vriend vanwege het risico op doorsturen, de mogelijke “verspreiding als een
olievlek”, en de mogelijke schaamte voor het meisje.
Hoewel sommige jongeren twee keer nadachten voordat ze een foto stuurden, dachten
anderen in het geheel niet na over mogelijke consequenties. In tegenstelling tot geldende
stereotypen, waren het in ons onderzoek zowel lager als hoger opgeleide jongeren die niet
hadden stilgestaan bij de gevolgen van hun daden:
“Ze zei: heb je die foto? En ik zei ja en stuurde hem door. Eigenlijk ging het zo snel,
dat ik er niet bij stil stond dat ik seksueel getinte foto’s doorstuurde, en dat dat
eigenlijk heel erg in het nadeel kan zijn van degene die hem gemaakt heeft.” - Meisje,
18 jaar, mbo, tweedegraads pleger
Plegers bij wie het materiaal uiteindelijk op grote schaal verspreid werd, hadden dat vaak niet
verwacht:
“Ik had verwacht dat het snel ging, maar ik dacht: op onze school. Ik had niet gedacht
dat ook andere scholen die foto zouden krijgen.” - Meisje, 16 jaar, vmbo,
tweedegraads pleger
“Ik heb het natuurlijk doorgestuurd en dat was mijn schuld, maar dat het zich
helemaal verspreidde was niet mijn schuld. … Het was nooit mijn bedoeling om het zo
ver te laten komen.” - Meisje, 19 jaar, hbo, eerstegraads pleger
Plegers denken soms dat het zo’n vaart niet zal lopen met de verspreiding, vooral als het
slachtoffer “onherkenbaar” op de foto staat.
“Ze was volledig onherkenbaar, daardoor dacht ik het wel te kunnen doen [het
materiaal doorsturen].” - Jongen, 19 jaar, mbo, eerstegraads pleger
Het (grotendeels onjuiste) idee dat je onherkenbaar kunt blijven, biedt een schijnveiligheid
waardoor jongeren andermans materiaal soms toch door durven sturen, ondanks dat ze weten
50
dat dat eigenlijk niet hoort. Ze zijn dan achteraf verbaasd en voelen zich ook vaak wel wat
schuldig, als het materiaal toch op grote schaal gedeeld wordt.
Veel respondenten hebben weliswaar seksuele voorlichting gehad, maar dat ging vaak niet
over sexting. Als het wel over sexting ging, sprak de voorlichting hen niet altijd aan,
bijvoorbeeld omdat het gegeven werd door mensen die de jongeren niet aanspraken en/of
omdat leerlingen zich niet serieus genomen voelden, zoals we in hoofdstuk 5 verder zullen
bespreken.
4.10 Persoonlijkheidskenmerken
Plegers van verschillende vormen van seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend
gedrag scoren vaak hoog op bepaalde persoonlijkheidskenmerken. Pina en collega’s (2017,
32-33) beschrijven bijvoorbeeld hoe (online en offline) seksuele intimidatie en cyberpesten in
bestaand psychologisch onderzoek in verband worden gebracht met een “Dark Triad”
persoonlijkheid. Kenmerkend voor een dergelijke persoonlijkheid zijn: psychopathie (gebrek
aan empathisch vermogen; impulsiviteit; korte-termijn-bevrediging van behoeftes),
machiavellisme (gevoelloosheid; strategische en manipulatieve oriëntatie) en narcisme
(gevoelloosheid; gevoel van ‘entitlement’ en gewichtigheid; gericht op het versterken van het
eigen ego).
De eigen data van Pina en collega’s over “wraakporno” onder volwassenen bevestigen het
verband tussen een Dark Triad persoonlijkheid en seksueel geweld: hoe hoger respondenten
scoorden op de Dark Triad, hoe sterker zij de neiging hadden om bepaalde scenario’s van
wraakporno goed te keuren, er plezier aan te beleven en/of het zelf te plegen. Gezamenlijk
verklaarden de drie kenmerken van de Dark Triad 18% van de variatie in de neiging om uit
wraak iemands seksueel getinte materiaal te verspreiden (Pina, Holland, and James 2017, 37).
Ook andere persoonlijkheidskenmerken, zoals autisme, zouden een rol kunnen spelen in het
vertonen van online seksueel grensoverschrijdend gedrag (Marianne Jonker, Rutgers WPF,
persoonlijke communicatie, 25 juli 2018).
Inge Wissink analyseerde met collega’s de samenhang tussen “Big Five” kenmerken
(vriendelijkheid, nauwgezetheid, openheid, extraversie, neuroticisme) en de ongewenste
verspreiding van seksueel getint materiaal onder 1000 Nederlandse middelbare scholieren:
51
“We keken waarin plegers verschillen van niet-plegers. En we zagen dat plegers
significant lager scoorden op vriendelijkheid, nauwgezetheid en openheid. Niet op
extraversie en neuroticisme. Dus er zit wel iets in die persoonlijkheid. Ze [plegers]
zijn wat minder sociaal.” - Inge Wissink, UvA
Een artikel over dit onderzoek verschijnt later dit jaar.
In het huidige onderzoek zijn respondenten niet systematisch getest op
persoonlijkheidskenmerken uit de “Dark Triad” of de “Big Five” en het is dan ook moeilijk
om hier uitspraken over te doen. Wat echter opviel, was dat de plegers uit ons onderzoek juist
meestal heel “gemiddelde” jongeren waren, met diverse karakters en opleidingsniveaus, bij
wie kwaadaardigheid of een pathologie niet aan de orde leken te zijn. Deze jongeren besloten
onder invloed van allerlei sociaal-culturele factoren om zich schuldig te maken aan de
ongewenste verspreiding van andermans sexy materiaal, waar ze achteraf vaak spijt van
kregen. Hoewel vervolgonderzoek naar de invloed van persoonlijkheidskenmerken
informatief zou zijn, is het tegelijkertijd dus van groot belang om ongewenste vormen van
sexting niet overmatig te pathologiseren.
Een groep die ontbrak in ons onderzoek, is de groep jongeren met een verstandelijke
beperking. Het onderzoek van Inge Wissink en collega’s onder 61 Nederlandse jongeren in
lvb-instellingen laat zien dat deze jongeren een verhoogd risico lijken te hebben om zowel
slachtoffer als pleger te worden van online seksueel grensoverschrijdend gedrag:
“[Uit ons onderzoek bleek dat] 29% had meegemaakt dat tegen hun wil naaktfoto’s of
seksfilmpjes online verspreid waren door anderen. … Dus dat is wel hoger dan wat
normaal gesproken wordt gevonden. … [In een ander artikel beschreef ik al dat] het
merendeel van de seksuele incidenten wordt gepleegd door groepsgenoten, dus het is
aannemelijk dat ook een aanzienlijk deel van de sexting gevallen bij deze groep in
instellingen gepleegd wordt door groepsgenoten. … Het probleem bij de lvb groep is
dat de seksuele ontwikkeling wel vrij normaal verloopt, maar de sociaal emotionele
ontwikkeling niet, dus die kan dat niet goed bijbenen.” - Inge Wissink, UvA
52
Ze benoemt verschillende punten waarop de sociaal emotionele ontwikkeling bij deze groep
jongeren “achterloopt” bij de seksuele ontwikkeling, wat hen kwetsbaar maakt om pleger te
worden van de ongewenste verspreiding van sexy materiaal:
“Het is bekend van deze groep dat ze het heel lastig vinden … om grenzen van
anderen te respecteren. Dus dat is een risicofactor. En daarbij kunnen ze ook …
pornografisch materiaal zien als “normaal”. Ze kunnen dat onderscheid niet goed
maken. En ze willen er heel graag bij horen, meedoen met wat andere jongeren ook
doen. Alleen ze zijn zich veel minder bewust van … wat dat voor gevolgen voor
anderen kan hebben. Ze vinden het ook veel moeilijker om zich te verplaatsen in
anderen. En het is ook nog eens lastig om deze jongeren te waarschuwen, omdat ze het
moeilijk vinden om het geleerde in andere situaties toe te passen, om zo’n situatie te
herkennen.” - Inge Wissink, UvA
Dit betekent dat deze groep jongeren specifieke aandacht behoeft en dat vervolgonderzoek
naar plegerschap onder jongeren met een verstandelijke beperking wenselijk zou zijn.
Een laatste kenmerk dat mogelijk een rol kan spelen, hoewel dit meer een “persoonskenmerk”
is dan een “persoonlijkheidskenmerk”, is of iemand in zijn/haar jeugd te maken heeft gehad
met de zogenaamde ACE-factoren: adverse childhood experiences. Dit kunnen bijvoorbeeld
seksueel misbruik of mishandeling zijn. Het meemaken van dergelijke negatieve ervaringen in
de jeugd verhoogt de kans om later (opnieuw) slachtoffer, pleger, of slachtoffer én pleger te
worden van geweld, inclusief geweld op school (Forster et al. 2017). Hoewel onze
respondenten dit onderwerp niet zelf ter sprake brachten, is het wel degelijk een factor waar
rekening mee gehouden moet worden in de analyse en aanpak van online seksueel
grensoverschrijdend gedrag. Ook hier zou vervolgonderzoek zeer wenselijk zijn.
4.11 Inadequate reacties van jonge en volwassen omstanders
Hoewel het huidige onderzoek vooral gericht is op plegers, viel ons ook de rol op van
omstanders: jongeren en volwassenen die wisten dat er sprake was van de ongewenste
verspreiding van sexy materiaal. Ondanks dat zij zelf niet meewerkten aan de verspreiding
van het materiaal, grepen zij vaak niet (adequaat) in.
53
Burn (2009) beschrijft verschillende barrières waardoor omstanders niet in actie komen bij
seksueel geweld: het niet opmerken van het geweld; het niet identificeren van het geweld als
zijnde seksueel geweld; geen verantwoordelijkheid nemen (beïnvloed door de aanwezigheid
van andere omstanders, de relatie met het slachtoffer, en opvattingen over of het slachtoffer
“het waard is” om voorop te komen); het missen van vaardigheden om in te grijpen; en het
idee dat ingrijpen negatief gewaardeerd wordt door de omgeving.
Al deze factoren kwamen terug in ons onderzoek. Het niet opmerken van incidenten leek
vooral voor volwassenen te gelden. Respondenten legden uit dat volwassenen (bijvoorbeeld
ouders, leraren) vaak helemaal niet doorhadden dat er iets gaande was, bijvoorbeeld doordat
leraren niet op de hoogte waren van wat er in de schoolpauzes allemaal gebeurde tussen de
leerlingen. In andere gevallen waren mensen wel op de hoogte van een incident, maar
definieerden zij dat niet als seksueel grensoverschrijdend gedrag, waardoor ze niet op het idee
kwamen om in te grijpen of hulp in te schakelen.
Soms zorgde grootschalige verspreiding ervoor dat individuele omstanders geen
verantwoordelijkheid meer voelden om in te grijpen:
“Eigenlijk vind ik het heel kut voor haar. Maar ik zat ook met een insteek van:
iedereen weet er toch al over. Het filmpje is toch al verspreid, dus dan maakt het niet
zoveel uit als ik het ook nog naar drie vrienden stuur.” - Jongen, 21 jaar, universiteit,
derdegraads pleger
“Het is hetzelfde als … vlees eten. Minder vlees eten is beter voor de wereld. En dan
zegt iemand: ja, als ik stop met vlees eten, dan heeft dat geen invloed. Dus dat je zegt:
ik in mijn eentje kan geen verandering maken.” - Meisje, 18 jaar, mbo, tweedegraads
pleger
Deze uitspraken verwijzen inderdaad naar het mechanisme waarin “gedeelde
verantwoordelijkheid” resulteert in “geen verantwoordelijkheid” (het “bystander effect”):
deze jongeren hadden niet het idee dat ze echt iets konden doen om de situatie te verbeteren,
omdat er zoveel mensen bij betrokken waren, of ze zagen het niet als hun taak om iets te
doen.
54
Ook de opvatting dat het slachtoffer het niet “waard” is om voorop te komen speelde soms
mee:
“Wat kan de politie doen? … Ik denk niet dat ze langs de deuren gaan van: verwijder
die foto. Want je bent nog steeds zelf verantwoordelijk dat je het stuurt.” - Jongen, 15
jaar, havo, omstander
Vooral als degene op de foto een onbekende was, vonden respondenten het vaak niet nodig
om voor diegene in de bres te springen.
Het missen van vaardigheden om in te grijpen lijkt eveneens van belang: jongeren hadden
vaak het idee dat zij het gedrag van hun leeftijdsgenoten niet konden beïnvloeden:
“Kijk, doorsturen, dat kan ik niet tegenhouden. Want ik kan zeggen: ik wil niet dat je
dat doet, maar dan doen ze het wel als ze thuis zijn.” - Meisje, 16 jaar, vmbo,
tweedegraads pleger
Als deze respondent meer handvatten zou hebben om in te grijpen, en meer vertrouwen in die
handvatten, zou zij wellicht een omstander kunnen worden die de ongewenste verspreiding
van sexy materiaal een halt toeroept.
De meest genoemde reden om niet in te grijpen, was de verwachting dat dit niet gewaardeerd
zou worden door de omgeving. Verschillende jongeren waren bang om zelf het mikpunt te
worden als zij hun mond open zouden doen:
“Straks word jij ook verrot gescholden.” - Jongen, 15 jaar, havo, omstander
Respondent: “Niemand durft op te komen voor haar.”
Interviewer: “Want wat gebeurt er als je dat doet?”
Respondent: “Ja, dan word jij het haasje. Dan gaan ze op jou vuren, tegen jou
beginnen. … Niemand wil degene zijn die wordt uitgescholden.” - Meisje, 17 jaar,
havo, derdegraads pleger
55
Er bestaat bovendien een groot taboe onder jongeren op “snitchen”: het “verraden” van
leeftijdsgenoten.
“Als ik een naam zou noemen [van een pleger], dan zou iedereen tegen mij zijn, omdat
ik iemand heb verraden, die dan in de problemen komt. … Dan word je
buitengesloten, hoor je er niet meer bij, gaan ze dingen naar jou roepen. Ze sluiten je
buiten en gaan zeggen van: dat is een snitch, een verrader. Daar moet je niks tegen
vertellen, niks mee doen.” - Meisje, 17 jaar, havo, derdegraads pleger
Uit angst voor pesten, buitensluiting en stigma, deden veel omstanders niks om de
ongewenste verspreiding van sexy beeldmateriaal tegen te gaan.
Een factor die Burn niet noemt en die onder onze respondenten wel een rol speelde, is het
gebrek aan motivatie onder jonge omstanders om volwassenen in te schakelen. Dit kan
voortkomen uit angst voor “overdreven reacties” zoals het afpakken van de telefoon en/of een
verbod op sociale media (meisje, 16 jaar, vmbo, omstander), uit angst om te worden
veroordeeld (meisje, 17 jaar, vwo, slachtoffer), omdat ze er geen vertrouwen in hebben dat
volwassenen het op kunnen lossen (jongen, 15 jaar, havo, omstander) of omdat ze bang zijn
dat ouders negatief of zelfs agressief zullen reageren op het slachtoffer (meisje, 16 jaar, vmbo,
tweedegraads pleger). Hierdoor schakelen ze niet snel hulp in, en kunnen relatief kleine
incidenten soms onnodig uit de hand lopen. Hun angst is echter wel te begrijpen, gezien de
negatieve reacties die jongeren vaak krijgen op hun online seksuele avonturen (zie ook Naezer
2018c).
Zelfs als volwassenen wel ingrijpen, leidt dat niet altijd tot straf voor de pleger.
Respondent: “En toen heeft hij [teamleider van school] mij naar huis gestuurd,
zonder straf. Daar was ik echt verbaasd over! Ik dacht: ik ga straf krijgen. Dat dacht
ik echt. … Dus ik zat daar in die kamer, en ik moest van binnen zo hard lachen! Ik
dacht: o mijn god, wat gebeurt hier?!”
Interviewer: “Want jij had straf verwacht.”
Respondent: “Ja. Het was alsof ik in een tv-programma zat. Ik dacht: wat gebeurt hier
nou? Ik had echt verwacht dat ik een paar uur moest nablijven. Of dat mijn ouders
erbij zouden worden gehaald. Of dat ik geschorst zou worden. Maar niks. Hij zei: ga
56
maar naar huis, fijn weekend. Ik loop die deur uit en begin keihard te lachen, en
iedereen zo: wat is er, ben je geschorst? Ik zo: nee, niks. Gewoon: niks! En iedereen
zo: huh?” - Meisje, 16 jaar, vmbo, tweedegraads pleger
De verbazing van deze respondent en haar omgeving is veelzeggend: zij had nota bene zelf
straf verwacht, en dat ook logisch gevonden, maar de teamleider van haar school besloot haar
geen straf te geven en gaf daarmee een sterke boodschap af dat het zonder toestemming
doorsturen van andermans sexy materiaal acceptabel gedrag is.
Jongeren vinden het soms extra moeilijk maken om met volwassenen over seksualiteit en
sexting te praten door de (vermeende) religieuze en culturele opvattingen van die
volwassenen:
“Nee, daar heb ik nooit aan gedacht [aangifte doen]. Mijn ouders weten ook sowieso
niet dat ik vriendjes heb dus wil het sowieso niet te groot maken. … Mijn ouders zijn
christelijk. Ik zou uit huis geschopt worden.” - Meisje, 15 jaar, vwo, slachtoffer
“Mijn moeder is er niet open over. Ikzelf kan er makkelijk over praten [over
lichamelijkheid, seks], maar niet met haar. Dat is een cultuur-iets, dat je dat gewoon
weglaat.” - Meisje, 19 jaar, hbo, eerstegraads pleger
Voor jongeren die het gevoel hebben dat hun ouders niet open zijn over seksualiteit en
sexting, bijvoorbeeld vanuit religieuze of cultuurgebonden overtuigingen, kan het erg lastig
zijn om sexting of de ongewenste verspreiding van sexy materiaal ter sprake te brengen. Deze
jongeren houden hun ervaringen vaak voor zichzelf. Daardoor kunnen hun ouders minder
bijdragen aan het voorkómen van ongewenste vormen van sexting en hebben zij minder
mogelijkheden om in te grijpen in het geval van incidenten.
Door de inadequate reacties van jonge en volwassen omstanders worden plegers bevestigd en
aangemoedigd in hun gedrag, krijgen slachtoffers niet de steun waar zij behoefte aan hebben,
en kunnen pesterijen gedurende lange tijd door gaan.
57
5. Oplossingen en interventies
In de voorgaande hoofdstukken hebben we laten zien dat de ongewenste verspreiding van
sexy materiaal een gelaagd en complex fenomeen is met verschillende verschijningsvormen,
waarin diverse motieven en structuren een rol spelen. Dat betekent, dat er geen enkelvoudige
“oplossing” bestaat waarmee de ongewenste verspreiding van andermans sexy materiaal kan
worden voorkomen. In dit hoofdstuk beschrijven we allereerst een aantal niveaus waarop
oplossingen gezocht kunnen worden, om vervolgens in te gaan op concrete aandachtspunten
voor interventies.
5.1 Oplossingen op verschillende niveaus
Preventief versus repressief
Oplossingen kunnen plaatsvinden op verschillende niveaus. Allereerst kunnen we onderscheid
maken tussen preventieve en repressieve oplossingen. Op het preventieve vlak valt
bijvoorbeeld te denken aan verschillende vormen van voorlichting en
bewustwordingscampagnes gericht op het voorkómen van de ongewenste verspreiding van
materiaal. Repressieve interventies betreffen bijvoorbeeld het straffen van plegers en het
betrekken van omstanders na een incident. Zoals later in dit hoofdstuk zal blijken, zijn beide
typen interventies van belang in de aanpak van ongewenste vormen van sexting.
Sociaal versus technisch
Ten tweede kunnen we oplossingen op het “sociale” versus het “technische” vlak
onderscheiden. Waar “sociale oplossingen” vooral gericht zijn op het voorkómen van
ongewenste sexting via de beïnvloeding van kennis, vaardigheden en attitudes van mensen,
zijn technische oplossingen meer gericht op het ontwikkelen van technische mogelijkheden
om ongewenste vormen van sexting te ontmoedigen.
Respondenten wezen (soms indirect) op verschillende technische interventies die zouden
kunnen bijdragen, waaronder het onmogelijk maken van screenshots (jongen, 16 jaar, vwo,
eerstegraads pleger) het moeilijker maken van doorsturen van materiaal, zodat er een
reflectiemoment wordt ingebouwd (meisje, 18 jaar, mbo, tweedegraads pleger), het mogelijk
maken voor de afzender om materiaal te “blokkeren”, zodat het niet verder doorgestuurd kan
58
worden (meisje, 16 jaar, vmbo, derdegraads pleger), en het mogelijk maken om ontvangen
materiaal achter een sleutel te plaatsen, zodat niet iedereen die de telefoon in handen krijgt het
meteen kan zien (meisje, 16 jaar, vmbo, tweedegraads pleger), hoewel we hebben gezien dat
die laatste maatregel ook juist gebruikt kan worden om stiekem materiaal van anderen te
verzamelen in geheime mapjes. Het creëren van laagdrempelige plekken als
www.meldknop.nl, waar slachtoffers en omstanders een incident kunnen melden, is een
technische oplossing die waardevol is in het geval van incidenten.
Dergelijke technische interventies zullen echter altijd gedeeltelijke oplossingen zijn, die nooit
helemaal waterdicht zijn (denk bijvoorbeeld aan Snapchat, waar foto’s na enkele seconden
“verdwijnen”, maar waar er desalniettemin screenshots en foto’s van het materiaal gemaakt
kunnen worden). Het is daarom van belang om eveneens in te zetten op sociale oplossingen,
gericht op kennis, vaardigheden en attitudes van de betrokkenen.
Psychologisch versus sociaal-cultureel
Binnen die “sociale oplossingen” kunnen we nog psychologische en sociaal-culturele
oplossingen onderscheiden. Psychologische oplossingen richten zich op bepaalde individuele
kenmerken van plegers die hen mogelijk vatbaarder maken om andermans materiaal door te
sturen, zoals een bepaalde karaktertrek (bijvoorbeeld uit de “Dark Triad”) of pathologie.
Zoals we echter eerder al aangaven, waren vrijwel al onze respondenten heel “gewone”
jongeren, bij wie dergelijke kwesties geen grote rol leken te spelen. Hoewel vervolgonderzoek
naar psychologische factoren en oplossingen zinvol zou zijn, menen wij op basis van ons
onderzoek dat een groot deel van de ongewenste verspreiding van sexy materiaal aangepakt
kan worden door de achterliggende sociaal-culturele structuren te veranderen. Bovendien is
het veranderen van deze structuren ook zinvol voor jongeren die wél vanuit bepaalde
psychologische kwetsbaarheden handelen. In het vervolg van dit hoofdstuk richten wij ons
daarom vooral op interventies op het sociaal-culturele niveau.
Focus op slachtoffer versus focus op pleger
De weinige interventies die er op dit moment zijn, zijn vaak gericht op het voorkomen van
slachtofferschap. De centrale boodschap is: “stuur geen sexy foto’s of filmpjes”, of: “als je het
al doet, doe het dan veilig, bijvoorbeeld door jezelf onherkenbaar te maken.” Ook het recente
rapport van het WODC (2018) gaat in op manieren om sexting tegen te gaan, in plaats van
59
ongewenste vormen van sexting. Jongeren hebben deze les gehoord en geïnternaliseerd (zie
ook Strassberg et al. 2013, Naezer, Rommes, and Jansen 2017), zoals blijkt uit de reacties van
respondenten op onze vraag hoe we de ongewenste verspreiding van sexy materiaal in de
toekomst kunnen voorkomen:
“Eigenlijk gewoon niet zulke foto’s maken.” - Meisje, 16 jaar, vmbo, derdegraads
pleger
“Het is gewoon een kwestie van foto’s maken zonder dat je hoofd erop staat.” -
Jongen, 19 jaar, mbo, eerstegraads pleger
“Ik denk vooral dat je het aan de kant van de meisjes het best kunt aanpakken. Dat je
duidelijk maakt dat er echt risico’s aan verbonden zijn. … Je kunt het het best aan de
kant van de [oorspronkelijke] verstuurder aanpakken.” - Meisje, 15 jaar, vwo,
slachtoffer
Verschillende respondenten gaven ons als tip om jongeren te leren niet aan sexting te doen.
Echter, zoals we eerder al aangaven, werkt deze onthoudings-boodschap contra-productief.
Het beperkt jongeren in hun seksuele ontwikkeling, legt de verantwoordelijkheid voor
(online) seksueel grensoverschrijdend gedrag bij potentiële slachtoffers, werkt victim-
blaming, slut-shaming en pesten in de hand, en maakt plegers onzichtbaar (Naezer 2018b).
Wat nodig is, is een verschuiving van de focus van slachtoffers naar plegers en omstanders
(Lee and Crofts 2015, Angelides 2013, Karaian 2014, Naezer 2018b). Dit draagt bij aan het
doorbreken van victim-blaming, slut-shaming en pesterijen, en stelt degenen verantwoordelijk
die ook daadwerkelijk verantwoordelijk zijn: de plegers. Interventies die deze insteek
hanteren, richten zich niet (alleen) op de vraag of je al dan niet sexy materiaal moet maken en
delen, of hoe je dat veilig kunt doen, maar (meer) op de vraag: wat doe je als je sexy materiaal
van iemand anders ontvangt? In dergelijke interventies kunnen cruciale thema’s aan bod
komen die in dit rapport al beschreven zijn, zoals seksuele vrijheid, integriteit, respect,
privacy, consent en de dubbele moraal. Ook kunnen jongeren gewezen worden op de
negatieve consequenties van het ongeautoriseerd doorsturen van andermans materiaal: de
mogelijke schaal waarop dit materiaal verspreid kan worden, en de effecten hiervan op het
slachtoffer.
60
5.2 Invalshoeken voor interventies
Interventies gericht op het voorkómen van plegerschap kunnen verschillende invalshoeken
hebben. Wij benoemen een aantal veelbelovende invalshoeken die uit ons onderzoek naar
voren kwamen.
Een positiever vertoog over sexting en het normaliseren van naakt
Een eerste invalshoek richt zich op de ontwikkeling van een positiever discours over sexting
en het normaliseren van naakt. Uit onze interviews bleek duidelijk dat zodra jongeren zich
voor kunnen stellen dat zij zelf misschien ook ooit gaan sexten, hun houding tegenover de
ongewenste verspreiding van sexy materiaal verandert:
Interviewer: “Welke gevolgen had het voor jouzelf [dat je de foto van dat meisje
verspreid hebt]?”
Respondent: “Ik denk vooral een slecht geweten. Het is gewoon kinderachtig. Ik zou
het zelf ook niet leuk vinden. Daarin ben ik nu echt wel veranderd.” - Meisje, 17 jaar,
hbo, tweedegraads pleger
“Sowieso is mijn oordeel over mensen veel minder. Eerst dacht ik wel dat het dom was
als je ze via WhatsApp stuurt. Maar nu is het bij mij gebeurd, zonder dat ik het in de
gaten heb gehad, dat de foto’s opgeslagen en verstuurd zijn. Ik heb meer respect voor
mensen, meiden, die het meegemaakt hebben.” - Meisje, 17 jaar, vwo, slachtoffer
Interviewer: “Is er nog steeds ophef over elke foto?”
Respondent: “Ja, en ze proberen die foto te regelen. Maar ik zeg altijd dat ik ze niet
heb: “en nu opflikkeren, ik heb die foto’s niet. Klaar! Oprotten. Ze gaan maar bij
iemand anders lopen zeuren.”
Interviewer: “En waarom is dat, dat je dat nu zo doet?”
Respondent: “Omdat ik denk: als zoiets [ongewenste verspreiding] bij mij gebeurt…”
- Meisje, 16 jaar, vmbo, tweedegraads pleger
Deze plegers kunnen zich inmiddels beter voorstellen dat zij zelf sexy foto’s of filmpjes naar
iemand zouden sturen, en hoe het moet voelen als dat materiaal ongewenst wordt verspreid.
Hierdoor zijn ze minder geneigd om sexy materiaal van anderen door te sturen en slachtoffers
te veroordelen. Een positiever discours over sexting stimuleert een dergelijke attitude. Het
61
afraden van sexting werkt dus averechts: dit motiveert jongeren alleen maar om anderen te
veroordelen. Het is dan ook van belang dat we in plaats hiervan interventies gaan inzetten die
jongeren (en volwassenen) helpen om meer begrip te ontwikkelen voor het feit dat mensen
aan sexting doen.
Onderdeel van de ontwikkeling van een positiever discours over sexting is de aanpak van het
taboe rond naaktheid en seksualiteit. In meerdere motieven en scenario’s speelde dit taboe een
rol, bijvoorbeeld doordat jongeren zo onder de indruk waren van het materiaal, dat ze het
wilden delen met vrienden. Het minder “spannend” maken van bloot en seksualiteit zou dus
kunnen helpen om die lading er een beetje af te halen, denken ook respondenten:
“Het is gewoon dat het spannend is… Een naakt lichaam… Ik weet nog, als je net
naar de middelbare school gaat, dan krijg je een boek, een biologieboek, en daar
staan dan opeens een naakte man en een naakte vrouw. En dan ga je steeds weer naar
die pagina’s, erom lachen. … Ik denk dat hoe normaler we seks en zo maken… Hoe
normaler het is, hoe minder erover wordt gegiecheld en gelachen, een big deal wordt
gemaakt. Hoe normaler het is, hoe makkelijker ze ermee om kunnen gaan. … Want het
is spannend, nieuw, interessant, het is: “o my god, shocking”. Als dat weg wordt
gehaald, dan is er niks meer aan.” - Meisje, 9 jaar, hbo, eerstegraads pleger
Het normaliseren van naaktheid en seksualiteit zou onderdeel kunnen uitmaken van
interventies die gericht zijn op een positiever discours rond sexting.
Empathie jegens slachtoffers
Een andere mogelijke invalshoek voor interventies is de ontwikkeling van empathie jegens
slachtoffers. Verschillende respondenten gaven aan de verspreiding en pesterijen “zielig” te
vinden voor het slachtoffer, en soms was dat ook de belangrijkste reden om een foto/filmpje
niet door te sturen.
“Kijk, ik mag haar sowieso al niet. Maar als ik het doorstuur, dan zien nog meer
mensen dat, en dat vind ik ook wel weer zielig.” - Meisje, 16 jaar, vmbo, omstander
Respondenten gaven ons dan ook de tip om het verhaal van slachtoffers een prominente plek
te geven in interventies, zodat anderen beter zouden weten hoeveel schade ze aanrichten door
62
de ongewenste verspreiding van sexy materiaal, victim-blaming en slut-shaming, en hierdoor
minder snel overgaan tot dergelijke acties.
Onderzoek (Felten, Emmen, and Keuzenkamp 2015) laat zien dat empathie inderdaad een
effectief element is in seksuele voorlichting. Er zijn echter wel voorwaarden verbonden aan
interventies die gericht zijn op empathie (Felten, Emmen, and Keuzenkamp 2015, Leeuwen
2015): de doelgroep moet enigszins bereid zijn zich te identificeren met “de ander”, wat
betekent dat het creëren van draagvlak onder de doelgroep voorafgaand aan een interventie
van groot belang is. Ook moet de doelgroep een positief zelfbeeld hebben, wat betekent dat
“empathie-interventies” mogelijk minder geschikt zijn voor jongeren met een laag zelfbeeld.
Verder blijkt het belangrijk te zijn dat er veel informatie gegeven wordt over hoe ellendig de
situatie van de hoofdpersoon is; pas als jongeren hier goed van doordrongen zijn, kunnen zij
zich echt inleven in “de ander”.
Dankmeijer (2017) wijst er verder nog op dat empathie, vanwege de link met gevoelens,
emoties en kwetsbaarheid, een waarde is die niet goed aansluit bij dominante opvattingen
over ideale mannelijkheid (“stoer zijn”). Interventies rondom het verhaal van een slachtoffer
zullen daardoor mogelijk niet goed aansluiten bij jongens die zich sterk identificeren met het
ideaalbeeld van de stoere macho-man.
Onze respondenten wezen nog op een andere voorwaarde, namelijk dat ervaringsverhalen wel
op een “authentieke” manier gebracht moeten worden:
“Je moet filmpjes laten zien op YouTube waarin waargebeurde verhalen verteld
worden, niet dat geacteerde. Als het waargebeurd is, komt bij mij meer binnen dan
wanneer het slecht gespeeld is.” - Meisje, 17 jaar, hbo, eerstegraads pleger
Slecht geacteerde filmpjes en voorstellingen zullen dan ook weerstand oproepen, wat het
inlevingsvermogen niet zal bevorderen. “Echt” materiaal, zoals de filmpjes van YouTube
vloggers, zijn daarentegen erg populair onder jongeren (Verhaaren 2016, Worrell and Deursen
2017) en vormen dan ook een veelbelovende manier om empathie met slachtoffers te
vergroten.
63
Doorbreken van de dubbele seksuele moraal en heteronormativiteit
Interventies kunnen zich verder richten op het doorbreken van de dubbele seksuele moraal en
slut-shaming. Zoals hierboven besproken, wordt de ongewenste verspreiding van sexy
materiaal gefaciliteerd door het idee dat meiden zich “kuis” moeten gedragen, en dat zij
gestraft mogen worden als ze zich hier niet aan houden, bijvoorbeeld via de verspreiding van
haar materiaal. Interventies die deze slut-shaming willen doorbreken, zouden als centrale
boodschap moeten hebben dat meiden het recht hebben om foto’s te sturen naar wie ze maar
willen, zonder daarvoor gestraft te worden.
In onze interviews vonden we aanwijzingen dat jongeren met een dergelijke geëmancipeerde
opvatting minder geneigd waren om andermans materiaal te verspreiden:
Interviewer: “Je zegt: dat doorsturen had ik achteraf niet moeten doen. Had er iets
kunnen zijn dat ervoor zou zorgen dat je dat niet had gedaan?”
Respondent: “Ja, als je me de open mentaliteit van nu zou kunnen geven… Als me
beter werd uitgelegd…. Er is me nooit uitgelegd dat…. We zijn gewoon heel snel
geneigd om dingen te veroordelen.” - Meisje, 19 jaar, hbo, eerstegraads pleger
Deze respondent denkt dat zij misschien geen pleger was geworden, als zij destijds al een
meer “open mentaliteit” had gehad. Wij zien dan ook een veelbelovende en belangrijke rol
weggelegd voor interventies die zich richten op de ontwikkeling van een dergelijke
mentaliteit, waarin jongeren de seksuele vrijheid van meiden respecteren.
De dubbele seksuele moraal betreft echter niet alleen normen rond seksualiteit van meiden,
maar ook normen rond seksualiteit van jongens. Zoals wij hierboven hebben beschreven, kan
het “scoren” van sexy beeldmateriaal van meiden onderdeel zijn van het vormgeven aan
normatieve mannelijkheid. Jongens worden “stoer” gevonden als zij dit materiaal weten te
bemachtigen en dat aan hun vrienden laten zien; een sociale norm die bijdraagt aan de
ongewenste verspreiding van het sexy materiaal van meiden. Om die ongewenste verspreiding
te doorbreken, is het dus van belang om niet alleen normen rond vrouwelijkheid (kuisheid)
aan te pakken, maar ook normen rond mannelijkheid (stoer doen).
Een andere mannelijkheidsnorm die een problematische rol speelt, is die van
heteroseksualiteit. Deze norm maakt niet-hetero jongens en jongens die gezien worden als
“homo” extra kwetsbaar voor online seksueel grensoverschrijdend gedrag, omdat zij zich
64
vaker op internet lijken te begeven voor hun seksuele avonturen, en omdat anderen zich
gestimuleerd voelen om deze jongens terecht te wijzen, bijvoorbeeld via de verspreiding van
hun materiaal. Dat betekent dat het aanpakken van mannelijkheidsnormen zowel gericht moet
zijn op de “scorings-imperatief”, als op de heteronorm.
Het aanpakken van ongewenst toesturen van seksueel getint materiaal
Eén type plegerschap behoeft extra aandacht, namelijk die waarbij sprake is van de
verspreiding van ongewenst toegezonden seksueel getint materiaal. In dit geval is de
doorstuurder, de pleger, ook slachtoffer. De afgebeelde persoon, het slachtoffer, is
tegelijkertijd pleger. Dit betekent dat de aanpak gericht moet zijn op het voorkomen van de
oorspronkelijke seksuele grensoverschrijding: het ongewenst toezenden van seksueel getint
materiaal. Het is belangrijk dat jongeren ook in relatie tot online seksuele activiteiten zoals
sexting leren over consent, wederzijds enthousiasme en respect voor andermans grenzen.
Daarnaast is het van belang dat slachtoffers van deze ongewenste toezending handvatten
krijgen aangereikt om met dergelijke nare ervaringen om te gaan, zonder daarbij het materiaal
te verspreiden. Een cruciaal element hierin is dat jongeren ergens heen kunnen waar zij hun
verhaal kunnen doen en hulp krijgen, vertelt de respondent die een filmpje maakte van een
jongen die tot twee keer toe ongewenst zijn geslachtsdeel liet zien via Skype.
“[Als ik iemand had gehad om mee te praten,] dan had ik dat filmpje nooit gemaakt,
denk ik.” - Meisje, 19 jaar, hbo, eerstegraads pleger
Deze respondent had het gevoel dat zij nergens terecht kon, en besloot daarom de jongen (de
“digitale potloodventer”) te filmen en dat filmpje te delen met anderen. Als zij ergens naartoe
had gekund met haar verhaal, had zij niet voor eigen rechter hoeven spelen en het filmpje
mogelijk niet gedeeld met anderen. Als voorbeeld van mensen bij wie ze terecht zou willen
kunnen, noemt zij leraren van school:
“Als je een goede band hebt met leraren, wordt school ook een stukje makkelijker. Met
alles.” - Meisje, 19 jaar, hbo, eerstegraads pleger
Deze uitspraak laat zien hoe belangrijk het is dat volwassenen die met jongeren werken
(leraren, maar ook ouders, jongerenwerkers, hulpverleners, etcetera) investeren in een goede
65
band met deze jongeren, zodat jongeren het gevoel hebben ergens terecht te kunnen als zij
slachtoffer worden van (online) seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit is niet alleen
waardevol voor slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar kan ook helpen
voorkomen dat zij pleger worden en het materiaal doorsturen. Dit geldt nog sterker voor
jongeren met een licht verstandelijke beperking, bij wie plegerschap en slachtofferschap nog
meer overlappen dan bij andere jongeren (Wissink et al. 2015).
Omstanders motiveren en toerusten om in te grijpen
Naast interventies gericht op plegers, zijn ook interventies gericht op omstanders van belang
in de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag (Banyard, Plante, and Moynihan
2004). In het geval van de ongewenste verspreiding van sexy materiaal kunnen omstanders
een belangrijke rol kunnen spelen in het voorkómen van (verdere) verspreiding en in het
stoppen van eventuele pesterijen jegens het slachtoffer. Omstanders kunnen het slachtoffer
troosten en “ontschuldigen” (jongen, 17 jaar, hbo, omstander), wat zeer waardevol bleek te
zijn voor slachtoffers:
“Eerst zei ik het tegen een van mijn beste vriendinnen [dat mijn materiaal verspreid
was] en zij zei: “oh dat is niet erg hoor, ik heb ook naaktfoto’s gestuurd. Het is niet
leuk als ze uit zijn gekomen, maar het is niet erg hoor, je ziet er toch goed uit.” Ze
heeft met gewoon heel erg gesupport. Toen ben ik ook naar die andere vriendin
gegaan en zij reageerde eigenlijk hetzelfde. … Hun support heeft mij heel erg
geholpen; ze zeiden dingen die ik fijn vond en ik had het gevoel dat ik bij ze terecht
kon.” - Meisje, 17 jaar, vwo, slachtoffer
Naast het steunen van het slachtoffer, kunnen omstanders (potentiële) plegers aanspreken op
hun gedrag, hen aanmoedigen excuses aan te bieden, en materiaal rapporteren.
Uit ons onderzoek bleek dat jonge en volwassen omstanders, hoewel zij zelf niet actief
meewerkten aan de verspreiding van materiaal, zich vaak ook niet geroepen of gemachtigd
voelden om actief in te grijpen en (verdere) verspreiding te voorkomen. Het zou dan ook
zinvol zijn om interventies te ontwikkelen die gericht zijn op de activering en empowerment
van omstanders. Uit een recente meta-analyse bleek dat dergelijke interventies een significant
positief effect hebben op het gedrag van omstanders bij seksueel geweld (Kettrey and Marx
2018).
66
Interventies voor omstanders zouden idealiter betrekking hebben op alle eerder genoemde
aspecten van het “bystander effect”: dat geweld niet wordt opgemerkt, niet als geweld wordt
geïdentificeerd, dat omstanders geen verantwoordelijkheid nemen (beïnvloed door de
aanwezigheid van andere omstanders, de relatie met het slachtoffer, en opvattingen over of
het slachtoffer “het waard is” om voor op te komen), dat omstanders vaardigheden missen om
in te grijpen, de angst voor negatieve reacties op ingrijpen (pesterijen, stigmatisering als
“snitch”, buitensluiting), en het gebrek aan vertrouwen in volwassenen.
5.3 Interventies: wie, wat, hoe?
Gezien de grote diversiteit aan niveaus, invalshoeken en aandachtspunten in de aanpak van
ongewenste sexting, is er ook een grote diversiteit mogelijk aan interventies. In de gesprekken
met respondenten lag de focus vooral op interventies gericht op jongeren. Respondenten
gaven verschillende tips over wie er betrokken zouden kunnen zijn bij de ontwikkeling en
implementatie van interventies en welke vorm deze interventies zouden kunnen krijgen.
Wie?
Respondenten zagen in de eerste plaats een taak weggelegd voor scholen/docenten, ouders,
media, overheid, politie, GGD, en jongerenwerkers. Mieke Hendrikx wijst erop dat hier nog
wel wat handelingsverlegenheid voor zal moeten worden overwonnen, bij meerdere partijen:
“Ik denk dat er heel veel ouders zijn die zich niet bewust zijn van het feit dat dit
[sexting] gebeurt of bestaat. Als je weet hoe weinig ouders hun kinderen seksuele
voorlichting geven… Dat is echt zo minimaal. … Heel veel ouders denken ook: dat
laten we over aan school. Maar school denkt: dat mag niet van ouders. Ik heb ook een
aantal jaren geleden … aan scholen laten weten wat we kunnen betekenen. En dan
kreeg ik van die scholen terug: nee, dat gebeurt bij ons op school niet. Het is gewoon
een moeilijk onderwerp. Er ligt gewoon een taboe op seks.” – Mieke Hendrikx
Om een betekenisvolle en positieve rol te kunnen spelen, moeten volwassenen de jongeren en
hun seksuele activiteiten bovendien serieus nemen en niet veroordelen.
67
“Ik denk dat ouders beter ingelicht moeten zijn. Ouders moeten beter op de hoogte
zijn dat het [sexting] gewoon normaal is, dat het je seksuele ontwikkeling is.” -
Jongen, 19 jaar, mbo, eerstegraads pleger
“Ik vind het belangrijk als er een voorlichting of iets gedaan wordt, ook voor ouders,
dat iemand het geeft die jong is en die weet wat er gebeurt in onze generatie. … Het
moet duidelijk worden voor ouders dat een generatie verschilt en dat wij dit [sexting]
gewoon doen.” - Meisje, 17 jaar, hbo, eerstegraads pleger
Wanneer volwassenen jongeren niet serieus nemen, voelen jongeren dat aan en verdwijnt hun
interesse:
“Het [de voorlichting] ging erover dat het strafbaar is om zoiets op je telefoon te
hebben. Dat het kinderporno is en dat je ermee naar de politie moet gaan. Het waren
hele oude vrouwen die dat kwamen zeggen. Het kwam niet geloofwaardig over. De
ondertoon was meer: je moet geen foto’s gaan sturen.” - Meisje, 17 jaar, hbo,
eerstegraads pleger
In dit geval maakt de combinatie van de personen (“hele oude vrouwen”) en de boodschap
(dat sexting kinderporno is en dat je geen foto’s moet sturen) dat de voorlichting niet
aansprekend was. Dat is begrijpelijk: voor de meeste jongeren staat kinderporno heel ver af
van hun eigen ervaringen met sexting, die veel genuanceerder en positiever zijn. Een simpel
verbod op sexting doet geen recht aan die ervaringen en zal dus niet aankomen bij jongeren
(zie ook Naezer 2018c). Dit betekent dus dat volwassenen kennis moeten hebben van sexting
en sociale media, en dat zij het onderwerp het best kunnen insteken vanuit een positieve, open
houding ten opzichte van sexting, willen zij als een serieuze gesprekspartner gezien worden
door jongeren.
Respondenten zagen echter ook een taak weggelegd voor leeftijdsgenoten. Jongeren geven
soms de voorkeur aan leeftijdsgenoten boven volwassenen als het gaat om seksuele
voorlichting.
68
“[Voorlichting moet niet gegeven worden door] een oud iemand, zoals die vrouwen.
Misschien meer jullie leeftijd, 24 of 25 jaar.” - Meisje, 17 jaar, hbo, eerstegraads
pleger
“Volwassenen, niet te oud, die ook goed kunnen praten met jongeren maar die iets
meer respect hebben voor jongeren dan onze leeftijdsgenoten. Ik denk iemand van 25
of 26.” - Meisje, 15 jaar, vwo, slachtoffer
Deze quotes maken duidelijk dat (oudere) jongeren een centrale rol kunnen spelen in
interventies gericht op het voorkómen van de ongewenste verspreiding van sexy materiaal
(zie ook Naezer, Rommes, and Jansen 2017).
Ook benoemden respondenten de rol van ervaringsdeskundigen, die zelf te maken hadden
gehad met shame-sexting:
“Iemand laten vertellen die het echt ooit heeft meegemaakt. Ik denk dat dat wel echt
helpt, dat je iemand zijn echt ervaringen hoort.” - Jongen, 16 jaar, vwo, eerstegraads
pleger
“Er was een vrouw en die had het zelf meegemaakt [shame-sexting] en kon nu geen
baan meer vinden. Dat vind ik wel interessant om te horen. Als het iemand is die geen
ervaring heeft, dan is het minder interessant.” - Meisje, 18 jaar, mbo, eerstegraads
pleger
“Ik denk dat een persoon die zijn verhaal doet het meeste indruk maakt.” - Jongen, 15
jaar, havo, omstander
“[Een ervaringsdeskundige] kan echt vertellen wat diegene heeft meegemaakt. Want
anders vertelt iemand over anderen, en ja… Ik denk dat dat andere [vertellen uit eigen
ervaring] meer invloed heeft op degene die luistert.” - Meisje, 15 jaar, vmbo,
derdegraads pleger
“Als iemand het zelf heeft meegemaakt, dan dringt het toch beter tot je door dan
wanneer iemand er gewoon over vertelt. … [Zo iemand] heeft er echt emotie bij, weet
69
echt hoe het heeft gevoeld. Ik denk dat dat beter overkomt.” - Meisje, 17 jaar, havo,
derdegraads pleger
Dit argument past bij de eerder beschreven invalshoek gericht op het vergroten van empathie
jegens slachtoffers, waarbij het inleven in “de ander” centraal staat. Dit inleven is dus volgens
jongeren makkelijker als “de ander” een ervaringsdeskundige is (Naezer, Rommes, and
Jansen 2017).
De ervaringsdeskundige kan ook een pleger zijn, die spijt heeft gekregen van zijn/haar daad.
De respondent die twee jaar geleden nog materiaal verspreidde en nu als actieve omstander
ingreep als ze anderen dit zag doen, was bijvoorbeeld best bereid om de klassen van haar
school langs te gaan om haar verhaal te doen:
Respondent: “[Je kunt] ook mensen die het hebben gedaan [doorsturen] laten
spreken. En laten vertellen wat hun verhaal is.”
Interviewer: “Dus jij ook… De klassen langs? Zou je dat durven?”
Respondent: “Ja. Ik vind dat niet erg. Ik heb zulke dingen wel vaker gedaan.” -
Meisje, 16 jaar, vmbo, tweedegraads pleger
De bereidwilligheid van deze respondent om mee te werken aan de bestrijding van
ongewenste vormen van sexting biedt hoop dat jongeren zelf een positieve rol kunnen spelen
in de aanpak van de ongewenste verspreiding van digitaal sexy materiaal.
Wat?
Preventieve interventies die respondenten aanspraken waren presentaties (bijvoorbeeld van
experts en ervaringsdeskundigen); film/theater (waarvan de potentie ook wordt onderstreept
door het onderzoek van Felten, Emmink en Keuzenkamp 2015, vanwege het feit dat film en
theater de kijker beter “meenemen” in het verhaal dan veel andere voorlichtingsvormen), of,
in het verlengde daarvan, virtual reality producties (Henskens et al. 2018); debat/stellingen
(wat voor jongeren kan aanvoelen als een spel, wat het volgens een van onze respondenten
“interessant” maakt - meisje, 17 jaar, vwo, slachtoffer); spellen/games; lespakketten; folders;
reclamespotjes op tv, bij voorkeur op populaire zenders als MTV of TLC (waarbij één
respondent erop wees dat zij spotjes van SIRE extra serieus neemt, omdat dat vanuit de
overheid komt – meisje, 18 jaar, mbo, tweedegraads pleger); rollenspelen/toneel.
70
Dit sluit aan bij onderzoek waaruit blijkt dat “entertainment education”, oftewel voorlichting
verpakt als entertainment, een effectieve vorm van voorlichting is (Slater and Rouner 2002,
Shen and Han 2014). Uiteraard zullen bepaalde vormen de ene jongere meer aanspreken dan
de andere, wat het belangrijk maakt om een veelheid aan interventies beschikbaar te stellen
(zie ook Naezer, Rommes, and Jansen 2017).
Een belangrijke repressieve interventie is het aanspreken en straffen van plegers, mogelijk in
combinatie met het aanbieden van excuses aan het slachtoffer. Op dit moment worden plegers
vaak niet aangesproken op hun daden. Verschillende respondenten vonden dit vreemd; zij
vonden dat het ongevraagd doorsturen van andermans materiaal consequenties moet hebben
voor de pleger:
“Is het eigenlijk illegaal [om foto’s door te sturen]? …. Want het moet natuurlijk wel
gevolgen hebben.” - Meisje, 15 jaar, vwo, slachtoffer
Door plegers aan te spreken op hun gedrag en waar nodig een passende straf te geven, wordt
een duidelijk signaal afgegeven dat online seksueel grensoverschrijdend gedrag niet wordt
getolereerd.
Straffen werken mogelijk ook preventief:
Respondent: “Er zijn nog meer foto’s van haar verspreid maar die zag ik gewoon op
school. Iedereen liet die op school zien, omdat ik zei dat ik die foto’s niet wilde
hebben.”
Interviewer: “Waarom wilde je ze niet meer?”
Respondent: “Omdat ik ze niet weer hoef te zien, want dat vind ik vies, en dadelijk
stuur ik ze weer door en heb ik allemaal weer problemen.” - Meisje, 16 jaar, vmbo,
derdegraads pleger
Meerdere respondenten gaven aan niet “in de problemen” te willen komen en daarom af te
zien van het doorsturen van materiaal. Duidelijke straffen zouden deze potentiële plegers
ervan kunnen weerhouden andermans materiaal door te sturen.
71
Tegelijkertijd weten we dat het afschrikwekkende effect van straffen beperkt is: om als
zodanig te werken, moeten potentiële plegers de regels kennen en ervan overtuigd zijn dat ze
voor een overtreding daadwerkelijk gestraft zullen worden; zij moeten de kosten van de
overtreding (straf) als hoger inschatten dan de baten; en zij moeten deze kennis toe kunnen en
willen passen op hun acties. Als aan één van deze voorwaarden niet voldaan wordt, zal een
straf geen preventief, afschrikwekkend effect hebben (Robinson and Darley 2004, 196). Als
preventief middel kunnen straffen dus nooit afdoende zijn: het is minstens even belangrijk om
de morele waarden over de ongewenste verspreiding van sexy materiaal te beïnvloeden.
In het straffen van plegers moet verder een afweging gemaakt worden tussen het bestraffen
van de pleger versus de ophef die hierdoor ontstaat. Zowel het onderzoek van Krebbekx
(2018) als het huidige onderzoek laat zien dat (inadequaat) ingrijpen van volwassenen kan
leiden tot meer ophef rond een incident, wat negatieve consequenties kan hebben voor het
slachtoffer. Het is dus zaak om hier rekening mee te houden, en niet meer ophef te creëren
dan noodzakelijk.
Hoe?
Respondenten gaven verder nog aan dat interventies een grotere kans van slagen hebben als
ze geïntegreerd worden in bestaande activiteiten, zoals een projectweek van school. Hierdoor
voelt deelname minder als verplichting en kost het geen extra tijd. Een van de respondenten
benadrukt dat deelname wel verplicht moet zijn, omdat anders juist de belangrijkste groep niet
bereikt wordt:
“Die “stoere” kinderen zouden er nooit uit zichzelf heen gaan [naar een voorstelling
over sexting], omdat ze weten dat het ze raakt, maar dat willen ze niet toegeven omdat
ze stoer willen lijken. Ik hoor ook bij die kinderen. Als bij mij op internet zou staan:
kom naar die voorstelling, dan zou ik daar niet heengaan. Maar als ze op school
zeggen dat ik erheen moet, dan zou ik wel gaan.” - Meisje, 16 jaar, vmbo,
tweedegraads pleger
Andere tips die respondenten gaven waren om de activiteiten in kleine groepjes te
organiseren, omdat dat zorgt voor een veilige sfeer waarin ruimte is voor openheid,
kwetsbaarheid en luisteren naar elkaars ideeën en ervaringen (jongen, 21 jaar, universiteit,
derdegraads pleger; meisje, 15 jaar, vmbo, derdegraads pleger); om jongeren actief te
72
betrekken bij de activiteit en hen ook zelf het woord te geven, want “als ik lang naar iemand
moet luisteren dan heb ik daar de concentratie niet voor” (meisje, 18 jaar, mbo, eerstegraads
pleger); om informatie niet alleen via tekst over te dragen, maar ook via beeldmateriaal
(meisje, 18 jaar, mbo, eerstegraads pleger); om humor te gebruiken (meisje, 18 jaar, mbo,
tweedegraads pleger); en om de boodschap vaker te herhalen:
Respondent: “Als ik het van 1 iemand zou horen, dan zou ik denken: ja, het zal
allemaal wel. Maar als je het van meerdere mensen hoort…”
Interviewer: “Dan maakt het meer indruk?”
Respondent: “Ja.” - Meisje, 16 jaar, vmbo, tweedegraads pleger
Respondenten waren positief over zowel offline als online interventies, waarbij online
interventies extra mogelijkheden bieden voor jongeren om (eventueel anoniem en autonoom)
kennis op te bouwen over verschillende aspecten van sexting, vanuit verschillende
perspectieven, in hun eigen tempo (Naezer, Rommes, and Jansen 2017).
Jongeren met een verstandelijke beperking behoeven gezien hun kwetsbare positie extra
aandacht, legt Inge Wissink uit:
IW: “[Deze jongeren vinden] het moeilijk om het geleerde in andere situaties toe te
passen. Om zo’n situatie te herkennen. …”
Interviewer: “Dus als je het hebt over het respecteren van andermans grenzen, dan
zou je daar expliciet bij moeten zeggen: dit geldt ook als iemand je sexy foto’s of
filmpjes stuurt? Het steeds vertalen naar concrete situaties?”
IW: “Ja, precies. … Gebruik hele concrete oefensituaties, rollenspelen, en herhaal
het.”
Voor deze jongeren is het dus nog belangrijker dan voor andere jongeren dat zij interventies
aangeboden krijgen waarin zij op basis van heel concrete voorbeelden leren om andermans
sexy materiaal niet door te sturen, en dat deze boodschap regelmatig herhaald wordt.
73
5.4 Veelbelovende concepten
Wij kwamen in ons onderzoek een aantal veelbelovende concepten tegen die gebruikt kunnen
worden in interventies gericht op het voorkómen van de ongewenste verspreiding van sexy
materiaal, namelijk “volwassenheid” (versus “kinderachtig” zijn), “privacy”, “respect” en
“stoer” zijn. In deze paragraaf gaan we in op de betekenis van deze concepten voor jongeren
en laten we zien hoe dat gebruikt kan worden voor interventies gericht op de aanpak van de
ongewenste verspreiding van sexy materiaal.
Volwassen versus kinderachtig
“Volwassenheid” is voor jongeren een positief geladen begrip, dat wordt gebruikt als
tegenhanger van het negatief geladen begrip “kinderachtig” (zie ook Naezer en Ringrose
2018). Zoals Naezer en Ringrose in hun artikel laten zien, bieden online seksuele activiteiten
jongeren verschillende mogelijkheden om vorm te geven aan een “volwassen” identiteit. In
het huidige onderzoek bleek, dat de ongewenste verspreiding van sexy materiaal met
regelmaat als “kinderachtig” gedrag wordt omschreven. Respondenten koppelden dit aan
jongere, minder volwassen leeftijdsgenoten:
“We waren toen [ten tijde van het verspreiden] wel wat jonger. … Als je jonger bent,
is het allemaal wat spannender.” - Meisje, 17 jaar, hbo, eerstegraads pleger
“Toen lachte ik mee, toch spannend. En nu zou ik denken: hé! Het toch opnemen voor
diegene [het slachtoffer]. … Nu is het anders. En nu gebeuren dat soort dingen ook
eigenlijk niet meer bij ons. Je hoort het vooral bij de wat jongere [mensen].” - Meisje,
17 jaar, havo, derdegraads pleger
“Hij deed het gewoon puur omdat hij stoer wilde lijken, en een beetje revenge op mij
misschien. En dat is echt heel kinderachtig.” - Meisje, 15 jaar, vwo, slachtoffer
Deze uitspraken laten zien hoe de ongewenste verspreiding van sexy materiaal door
verschillende respondenten geframed wordt als “kinderachtig”. Ook slut-shaming werd soms
als “kinderachtig” gezien. Zo benadrukt een respondent (meisje, 19 jaar, hbo, eerstegraads
pleger) dat zij “vroeger” wel vooroordelen had over meiden die sexy foto’s maakten, maar nu
74
ze wat ouder is niet meer. Jongeren framen hun eigen, “respectvolle” attitude daarentegen als
teken van volwassenheid:
“Ik heb wel meer respect voor meisjes, omdat ik volwassen ben nu.” - Jongen, 16 jaar,
vwo, eerstegraads pleger
Dit biedt kansen voor interventies: het versterken van het imago van ongewenste verspreiding
als zijnde “kinderachtig” (en het niet deelnemen aan ongewenste verspreiding als zijnde
“volwassen”), in combinatie met de positieve betekenis die jongeren geven aan
volwassenheid, zou jongeren kunnen motiveren om geen sexy materiaal van anderen door te
sturen.
Privacy
Een ander veelbelovend concept is dat van privacy. Veel respondenten zagen sexy materiaal
als iets wat “privé” is:
“Je hebt recht op privacy. Je deelt het dan met iemand, en diegene gaat ermee aan de
haal, dat kan gewoon niet.” - Jongen, 17 jaar, hbo, omstander
“Het is toch iets persoonlijks, ze stuurt het naar mij en niet naar hun. … Ik kan me
voorstellen dat ze het niet leuk vindt als andere jongens het ook zien.” - Jongen, 16
jaar, vwo, eerstegraads pleger
Verschillende respondenten die niet hadden meegewerkt aan de verspreiding van andermans
materiaal, of dat niet opnieuw zouden doen, gaven aan dat deze keus voortkwam uit respect
voor de privacy van de afgebeelde persoon.
“[Als nu iemand me iets toe zou sturen,] dan houd ik het rustig voor mezelf. Ja. Het is
niet mijn recht om het door te sturen. … Dat is iets wat ik toen niet heel goed
begreep… Maar nu wel.” - Meisje, 19 jaar, hbo, eerstegraads pleger
Dit respect voor andermans privacy sluit aan bij de onderzoeken van Albury en Crawford
(2012) en Hasinoff en Shepherd (2014), die aantonen dat jongeren het over het algemeen niet
acceptabel vinden om sexy materiaal zonder toestemming te verspreiden. In het onderzoek
75
van Hasinoff en Shepherd kregen respondenten (18-24 jaar; n=226) op basis van hun
antwoorden op stellingen een “privacy score” tussen de 0 en 7. Hoe hoger de score, hoe meer
belang de respondent hechtte aan privacy. Bijna alle respondenten (92%) scoorden een 5, 6 of
7. Ook in reactie op de vragen over diverse sexting-scenario’s gaven respondenten aan dat ze
het zelden of nooit acceptabel vonden om privé-beelden te verspreiden.
Op basis van deze onderzoeken en de positieve, respectvolle opmerkingen van onze
respondenten over privacy, verwachten wij dat dit concept een bijdrage kan leveren aan het
voorkómen van de ongewenste verspreiding van sexy materiaal. Jongeren die ervan overtuigd
zijn dat sexy materiaal privé is en dat de privacy van de maker van belang is, zullen minder
geneigd zijn om andermans materiaal door te sturen.
Respect
Een derde concept waar jongeren gevoelig voor zijn, naast volwassenheid en privacy, is
“respect”.
“Ze heeft naderhand… gevraagd of ik het [sexy materiaal van haar] inderdaad wilde
verwijderen, en dat heb ik netjes gedaan. … Ik vind wel dat je dat netjes moet doen als
iemand daarom vraagt. Het is ook respect tonen aan elkaar.” - Jongen, 19 jaar, mbo,
eerstegraads pleger
“Het [ongewenst verspreiden van materiaal] is gewoon respectloos, je bezorgt er een
meisje veel problemen mee. Misschien had ik het niet gedaan als ik me toen meer
bewust was dat het doorsturen niet respectvol is.” - Jongen, 16 jaar, vwo,
eerstegraads pleger
De manier waarop jongeren het concept “respect” omarmen, het logisch en goed vinden om
elkaar met respect te behandelen, en het niet verspreiden van sexy materiaal als “respectvol”
gedrag definiëren, laat zien dat dit een veelbelovend concept kan zijn in de aanpak van de
ongewenste verspreiding van sexy materiaal.
Respondenten kwamen met interessante metaforen en vergelijkingen, die het startpunt zouden
kunnen vormen voor een gesprek over sexting, privacy en respect:
76
“Je gaat je uitgebreide seksleven ook niet met vrienden delen. Je deelt niet wat je
vriendin allemaal tegen je heeft gezegd in bed.” - Jongen, 17 jaar, vwo, eerstegraads
pleger
“Het is hetzelfde als dat ik seks met je zou hebben en er iemand voorbij mijn huis
loopt en ik zou vragen of diegene mee zou willen doen.” - Jongen, 19 jaar, mbo,
eerstegraads pleger
“Als ik jou mijn koptelefoon leen en jij geeft hem vervolgens aan andere mensen, dan
denk ik van: ho eens even, dit was niet de afspraak. Dan zou ik natuurlijk ook boos
worden. Dus je doet dat gewoon niet. Het is gewoon niet aan jou om dat te delen.” -
Jongen, 17 jaar, hbo, omstander
Dergelijke vergelijkingen (mits zorgvuldig doordacht en geformuleerd) kunnen bijdragen aan
leerzame gesprekken over sexting, privacy en respect, en onze respondenten hebben laten zien
dat jongeren goed in staat zijn om dit soort vergelijkingen te bedenken en begrijpen.
Stoer zijn
Bij interventies gericht op omstanders kan er gebruik worden gemaakt van het feit dat er veel
moed voor nodig is om in te grijpen. Dat ingrijpen moed vereist, betekent dat het “stoer” is
om in actie te komen. Eén van onze respondenten heeft dit idee omarmd, wat ervoor zorgt dat
zij er trots op is een actieve omstander te zijn:
“Als ik hoor dat het gebeurt [doorsturen van sexy materiaal], dan loop ik wel naar die
mensen toe. Ik ben niet op mijn mondje gevallen, dus… Dat maakt mij echt niks uit.
Het zijn toch meestal van die kinderachtige kindjes. En als ik dan uitflip, dan worden
ze bang en stoppen ze ermee. … Ik heb ook wel eens bij mensen de telefoon uit de
hand getrokken en foto’s verwijderd. Dan flippen ze wel uit, maar dat maakt mij niks
uit. Kom maar op, kijken we hoe stoer je bent.”- Meisje, 16 jaar, vmbo, tweedegraads
pleger
Door dit frame, waarbinnen het stoer is om in te grijpen, zullen omstanders eerder geneigd
zijn om actie te ondernemen bij incidenten.
77
6. Conclusies en vervolgacties
Conclusies
Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in de beweegredenen van jongeren
om zonder toestemming digitaal sexy materiaal van anderen te verspreiden. Een van de
belangrijkste bevindingen is dat “De Pleger” niet bestaat: plegers hebben verschillende
achtergronden en handelen op basis van uiteenlopende motieven. Evenmin bestaat er een
prototype scenario, aangezien scenario’s van elkaar blijken te verschillen wat betreft context
en motieven, materiaal, afgebeelde persoon, manier en schaal van verspreiding, en de
gevolgen van de verspreiding.
Een respondent die sexy materiaal van meiden deelde met zijn vrienden, deed dat vanuit een
positief motief, namelijk zijn behoefte om de vriendschap te versterken: “sharing is caring”.
Dat hij hierbij over het hoofd lijkt te zien dat de “care” dan vooral uitgaat naar zijn vrienden,
ten koste van het afgebeelde meisje, hangt samen met de talrijke factoren die de ongewenste
verspreiding van sexy materiaal in de hand werken. Die factoren zijn niet alleen persoonlijk
en psychologisch van aard, maar zeer zeker ook cultureel: opvattingen rond naaktheid,
seksualiteit, sexting, gender, etniciteit en schoonheid; praktijken van victim-blaming en slut-
shaming; en inadequaat optreden door zowel jongeren als volwassenen. Deze factoren zorgen
ervoor dat de ongewenste verspreiding van digitaal sexy materiaal wordt aangemoedigd,
goedgepraat, genormaliseerd en gebagatelliseerd, soms met grote gevolgen voor de betrokken
slachtoffers.
Als ons onderzoek één ding duidelijk maakt, is het wel dat de ongewenste verspreiding van
sexy materiaal een gelaagd en complex fenomeen is, dat oplossingen op verschillende
niveaus, vanuit verschillende invalshoeken en in verschillende vormen vereist. We hopen dat
dit rapport een bijdrage kan leveren aan het vormgeven aan die oplossingen.
78
Vervolgacties
Op basis van ons rapport willen wij tot slot nog een aantal aanbevelingen doen voor
vervolgacties, zowel op het gebied van de ontwikkeling van interventies als op het gebied van
onderzoek.
Wat betreft de vertaling naar concrete interventies zou het nuttig zijn om een inventarisatie te
maken van bestaande interventies rond ongewenste vormen van sexting. Voorbeelden zijn de
preventieve en repressieve interventies van Halt (preventie in de vorm van voorlichting en
repressie in de vorm van het programma “Respect Online”), het voorlichtingspakket “LOVE
Online” van SOA Aids Nederland en de campagne “Sexting is onuitwisbaar” van We Can
Young Tilburg. Deze interventies kunnen vervolgens geëvalueerd worden aan de hand van de
aandachtspunten die in dit rapport genoemd zijn (niveau, invalshoek, vorm), eventueel
aangevuld met effectonderzoek.
Daarnaast kunnen aanvullende interventies ontwikkeld worden, bij voorkeur in samenwerking
met de doelgroep zelf en/of met ervaringsdeskundigen (bijvoorbeeld plegers, omstanders en
slachtoffers). Een aanzienlijk deel van de jongeren die wij interviewden was bereid om mee te
werken aan de ontwikkeling van interventies.
Bij de ontwikkeling van nieuwe interventies kan gebruik gemaakt worden van bestaande
netwerken en interventies op gerelateerde gebieden. Te denken valt aan netwerken en
interventies op het gebied van gender- en seksualiteitsnormen onder jongeren, zoals Ik Ben
Van Mij (voorheen We Can Young), Emancipator, en educatief jongerentheater van
bijvoorbeeld Theater AanZet, Theatergroep Playback en Theatergroep De Steeg. Een andere
mogelijkheid zijn netwerken en interventies rond het voorkómen van (seksueel/partner-)
geweld, zoals de interventies die zijn beschreven in de databases van Movisie en het
Nederlands Jeugd Instituut (bijvoorbeeld het Vlaggensysteem). Ook kan gedacht worden aan
netwerken en interventies rond voorkómen van pesten, zoals beschreven in het
onderzoeksproject “Wat werkt tegen pesten” van vijf universiteiten en het Trimbos Instituut
(Orobio de Castro et al. 2018). Een laatste optie zijn netwerken en interventies rond het
bestrijden van sociale ongelijkheid, zoals initiatieven rond de bestrijding van racisme en
discriminatie (beschreven op de website van Kennisplatform KIS van het Verwey-Jonker
Instituut en Movisie). De kennis die in deze netwerken en initiatieven is opgebouwd, kan
79
helpen bij het vormgeven aan interventies rond de aanpak van online seksueel
grensoverschrijdend gedrag.
Wat betreft vervolgonderzoek zou het zeer waardevol zijn om meer onderzoek te doen naar de
groepen die in het huidige rapport ontbreken: jongeren met een verstandelijke beperking en
jongeren met psychische kwetsbaarheden. Ook seksuele, etnische en religieuze diversiteit
bleken belangrijke thema’s te zijn, die in dit rapport weliswaar kort genoemd worden, maar
nog niet de aandacht krijgen die ze behoeven. Onderzoek onder minderheidsgroepen, zoals
lgbtqi+ jongeren en jongeren uit etnische en religieuze minderheden, zou een meer diepgaand
beeld opleveren van de manier waarop deze factoren een rol spelen in de ongewenste
verspreiding van sexy materiaal.
Verder lag in het huidige onderzoek de nadruk op sociaal-culturele factoren die een rol spelen
in de ongewenste verspreiding van sexy materiaal, waardoor persoonlijke en psychologische
factoren (en oplossingen), zoals het meegemaakt hebben van geweld in de kindertijd,
onderbelicht bleven. Ook op dit gebied is vervolgonderzoek wenselijk.
Daarnaast hebben we ons in het huidige onderzoek vooral gericht op de ongewenste
verspreiding van legaal en vrijwillig verkregen materiaal. Hierdoor bleven vele andere
vormen van online seksueel grensoverschrijdend gedrag buiten beschouwing, waaronder het
ongewenst toesturen van sexy materiaal, diefstal van seksueel getint materiaal, het dwingen
van mensen om seksueel getint materiaal te maken/delen, het verspreiden van getrukeerde
seksueel getinte foto’s of video’s, en chantage met seksueel getint materiaal (sextortion).
Meer inzicht in deze praktijken en hun onderlinge samenhang vormt de basis voor een
geïntegreerde aanpak van online seksueel geweld.
80
7. Literatuur
Aggleton, Peter, and Cathy Campbell. 2000. "Working with young people: Towards an agenda for
sexual health." Sexual & Relationship Therapy 15 (3):283-296.
Albury, Kath, and Kate Crawford. 2012. "Sexting, consent and young people's ethics: Beyond Megan's
Story." Continuum: Journal of Media & Cultural Studies 26 (3):463-473.
Angelides, Steven. 2013. "‘Technology, hormones, and stupidity’: The affective politics of teenage
sexting." Sexualities 16 (5-6):665-689.
Banyard, Victoria L., Elizabethe G. Plante, and Mary M. Moynihan. 2004. "Bystander education:
Bringing a broader community perspective to sexual violence prevention." Journal of
Community Psychology 32 (1):61-79.
Barrense-Dias, Yara, André Berchtold, Joan-Carles Surís, and Christina Akre. 2017. "Sexting and the
definition issue." Journal of Adolescent Health 61 (5):544-554.
boyd, danah. 2008. "Taken out of context: American teen sociality in networked publics." Doctoral
dissertation Doctoral dissertation, University of California.
Burkett, Melissa. 2015. "Sex(t) talk: A qualitative analysis of young adults’ negotiations of the
pleasures and perils of sexting." Sexuality & Culture : An Interdisciplinary Quarterly 19
(4):835-863.
Burn, Shawn M. 2009. "A situational model of sexual assault prevention through bystander
intervention." Sex roles 60 (11):779-792.
Burns, Anne. 2015. "Self(ie)-discipline: Social regulation as enacted through the discussion of
photographic practice." International Journal of Communication 9:1716–1733.
Citron, Danielle K., and Mary A. Franks. 2014. "Criminalizing revenge porn." Wake Forest Law
Review 49:345-391.
Cox Communications. 2009. "Teen online and wireless safety survey: Cyberbullying, sexting, and
parental controls [Report]." https://www.cox.com/wcm/en/aboutus/datasheet/takecharge/2009-
teen-survey.pdf.
Crone, Eveline. 2008. Het puberende brein: Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke
periode van de adolescentie. Amsterdam: Prometheus.
Crone, Eveline. 2012. Het sociale brein van de puber. Amsterdam: Prometheus.
Dankmeijer, Peter. 2017. "Effectieve voorlichting." https://www.edudivers.nl/nieuws/2017/170502-
effectieve-voorlichting.
DeKeseredy, Walter, S., and Martin Schwartz, D. 2016. "Thinking sociologically about image-based
sexual abuse : The contribution of male peer support theory." Sexualization, Media, & Society
2 (4):1-8.
Dobson, Amy Shields, and Jessica Ringrose. 2016. "Sext education: Pedagogies of sex, gender and
shame in the schoolyards of Tagged and Exposed." Sex Education 16 (1):8-21.
Döring, Nicola M. 2014. "Consensual sexting among adolescents: Risk prevention through abstinence
education or safer sexting?" Cyberpsychology 8 (1).
Drotner, Kirsten. 1999. "Dangerous media? Panic discourses and dilemmas of modernity."
Paedagogica Historica 35 (3):593-619.
Duits, Linda. 2008. "Multi-girl-culture: An ethnography of doing identity." Doctoral dissertation
Doctoral dissertation, University of Amsterdam.
Felten, Hanneke, Michelle Emmen, and Saskia Keuzenkamp. 2015. Do the right thing: De
plausibiliteit van interventies voor vergroting van acceptatie van homoseksualiteit. Utrecht:
Movisie.
Forster, Myriam, Amy L. Gower, Barbara J. McMorris, and Iris W. Borowsky. 2017. "Adverse
childhood experiences and school-based victimization and perpetration." Journal of
Interpersonal Violence.
Gatti, Janice. 2009. "A thin line: Digital abuse study [Report]." http://www.athinline.org/MTV-
AP_Digital_Abuse_Study_Full.pdf.
Giraldi, Ashley, and Elizabeth Monk-Turner. 2017. "Perception of rape culture on a college campus: A
look at social media posts." Women's Studies International Forum 62:116-124.
81
Graaf, Hanneke de, Marieke van den Borne, Sanne Nikkelen, Denise Twisk, and Suzanne Meijer.
2017. Seks onder je 25e: Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2017. Delft:
Eburon.
Haas, Stans de. 2012. "Seksueel grensoverschrijdend gedrag onder jongeren en volwassenen in
Nederland." Tijdschrift voor Seksuologie 36 (2):136-145.
Hasinoff, Amy A. 2015. Sexting panic: Rethinking criminalization, privacy, and consent. Urbana:
University of Illinois Press.
Hasinoff, Amy A., and Tamara Shepherd. 2014. "Sexting in context: Privacy norms and expectations."
International Journal of Communication 8 (0):2932-2955.
Henry, Nicola, and Anastasia Powell. 2016. "Technology-facilitated sexual violence: A literature
review of empirical research." Trauma, Violence & Abuse 19 (2):195-208.
Henskens, Renée, Bernd Wondergem, Jolanda Mooij, Christel van Zon, and Lisette Schoutens. 2018.
"‘Vergeet mij niet’: Hoe ruziënde ouders in een virtuele omgeving de emoties van plegers van
partnergeweld beïnvloeden." Proces 2018 (2):86-97.
Hoek van Dijke, Nina. 2018. "Let's talk about sex..." In #ShameOver: Ongewenste sexting, edited by
Marcel A. Lieskamp and Walter Baardemans, 26-30. Roermond: Bureau Jeugdzorg Limburg.
Ito, Mizuko, Sonja Baumer, Matteo Bittanti, danah boyd, Rachel Cody, Becky Herr-Stephenson,
Heather A. Horst, Patricia G. Lange, Dilan Mahendran, Katynka Z. Martínez, Cheri J. Pascoe,
Dan Perkel, Laura Robinson, Christo Sims, and Lisa Tripp. 2010. Hanging out, messing
around, and geeking out: Kids living and learning with new media. Cambridge, MA and
London: MIT Press.
Karaian, Lara. 2012. "Lolita speaks: 'Sexting,' teenage girls and the law." Crime, Media, Culture 8
(1):57-73.
Karaian, Lara. 2015. "What is self-exploitation? Rethinking the relationship between sexualization and
‘sexting’ in law and order times." In Children, sexuality and sexualization, edited by Emma
Renold, Jessica Ringrose and R. Danielle Egan, 337-352. Houndmills, Basingstoke,
Hampshire: Palgrave Macmillan.
Karaian, Lara, and Katherine Van Meyl. 2015. "Reframing risqué/risky: Queer temporalities, teenage
sexting, and freedom of expression." Laws 4 (1):18-36.
Karaian, Laura. 2014. "Policing ‘sexting’: Responsibilization, respectability and sexual subjectivity in
child protection/crime prevention responses to teenagers’ digital sexual expression."
Theoretical Criminology 18 (3):282-299.
Kelly, Peter. 2011. "An untimely future for youth studies?" Youth Studies Australia 30 (3):47-53.
Kelly, Peter. 2012. "The brain in the jar: A critique of discourses of adolescent brain development."
Journal of Youth Studies 15 (7):944-959.
Kettrey, Heather H., and Robert A. Marx. 2018. "The effects of bystander programs on the prevention
of sexual assault across the college years: A systematic review and meta-analysis." Journal of
Youth and Adolescence.
Klettke, Bianca, David J. Hallford, and David J. Mellor. 2014. "Sexting prevalence and correlates: A
systematic literature review." Clinical psychology review 34 (1):44-53.
Kohnstamm, Rita. 2009. Kleine ontwikkelingspsychologie deel 3: De puberjaren. Houten: Bohn
Stafleu van Loghum.
Koum, Jan. 2016. Facebook message 1 February 2016.
https://www.facebook.com/photo.php?fbid=10153874647095011&set=a.10150731994525011
&type=3&theater
Krebbekx, Willemijn. 2018. "When-girl-sends-nude-picture-to-boy. Unscripting sexting in a Dutch
school." In Making sex, moving difference: An ethnography of sexuality and diversity in Dutch
schools. Doctoral thesis., edited by Willemijn Krebbekx, 63-81. Amsterdam: Universiteit van
Amsterdam.
Lee, Murray, and Thomas Crofts. 2015. "Gender, pressure, coercion and pleasure: Untangling
motivations for sexting between young people." British Journal of Criminology 55 (3):454-
473.
Leeuwen, Lonneke van. 2015. "I was totally there! - Understanding engagement in entertainment-
education narratives." Doctoral thesis, Wageningen University.
82
Madigan, Sheri, Anh Ly, Christina L. Rash, Joris van Ouytsel, and Jeff R. Temple. 2018. "Prevalence
of multiple forms of sexting behavior among youth: A systematic review and meta-analysis."
JAMA Pediatrics 172 (4):327-335.
Manning, Wendy, D., Peggy Giordano, C., and Monica Longmore, A. 2006. "Hooking up: The
relationship contexts of “nonrelationship” sex." Journal of Adolescent Research 21 (5):459-
483.
McGlynn, Clare, Erika Rackley, and Ruth Houghton. 2017. "Beyond ‘revenge porn’: The continuum
of image-based sexual abuse." Feminist Legal Studies 25 (1):25-46.
McGovern, Alyce, Thomas Crofts, Murray Lee, and Sanja Milivojevic. 2016. "Media, legal and young
people’s discourses around sexting." Global Studies of Childhood 6 (4):428-441.
Mitchell, Kimberly J., David Finkelhor, Lisa M. Jones, and Janis Wolak. 2012. "Prevalence and
characteristics of youth sexting: A national study." Pediatrics 129 (1):13-20.
Naezer, Marijke. 2006. Zij is een hoer, hij is stoer: Gender en bijnamen onder Nederlandse
scholieren. Nijmegen: Institute for Gender Studies Radboud Universiteit Nijmegen.
Naezer, Marijke. 2015. "Zijn zoals je bent: De mythe van het seksuele zelf in sociale media." In
Mythen van gender: Essays voor Willy Jansen, edited by Stefan Dudink and Liedeke Plate,
153-158. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt.
Naezer, Marijke. 2018a. "From risky behaviour to sexy adventures: Reconceptualising young people’s
online sexual activities." Culture, Health & Sexuality 20 (6):715-729.
Naezer, Marijke. 2018b. "Sexting: Een beter verhaal." In #ShameOver: Ongewenste sexting, edited by
Marcel A. Lieskamp and Walter Baardemans, 18-25. Roermond: Bureau Jeugdzorg Limburg.
Naezer, Marijke. 2018c. "Sexy adventures: An ethnography of youth, sexuality and social media."
Doctoral thesis, Radboud University.
Naezer, Marijke. 2018d. "Sexy selves: Girls, selfies and the performance of intersectional identities."
European Journal of Women’s Studies. doi: 10.1177/1350506818804845.
Naezer, Marijke, and Jessica Ringrose. 2018. "Adventure, intimacy, identity and knowledge:
Exploring how social media are shaping and transforming youth sexuality." In The Cambridge
handbook of sexual development: Childhood and adolescence, edited by Sharon Lamb and
Jenn Gilbert, 419-439. Cambridge: Cambridge University Press.
Naezer, Marijke, Els W.M. Rommes, and Willy H.M. Jansen. 2017. "Empowerment through sex
education? Rethinking paradoxical policies." Sex Education 17 (6):712-728.
Oorschot, Irene van. 2011. Youth, space and sexuality: An exploration of the literature. Utrecht:
FWOS.
Orobio de Castro, Bram, Saskia Mulder, Rozemarijn van der Ploeg, Simone Onrust, Yvonne van den
Berg, Sabine Stoltz, Marieke Buil, Inge de Wit, Laurie Buitenhuis, Toon Cillessen, René
Veenstra, Pol van Lier, Maja Deković, and Ron Scholte. 2018. "Effectiviteit van kansrijke
programma’s tegen pesten in de Nederlandse onderwijspraktijk [Report]."
https://www.uu.nl/sites/default/files/eindrapport-wat-werkt-tegen-pesten.pdf.
Pina, Afroditi, James Holland, and Mark James. 2017. "The malevolent side of revenge porn
proclivity: Dark personality traits and sexist ideology." International Journal of Technoethics
8 (1):30-43.
Poole, Emily. 2014. "Fighting back against non-consensual pornography." University of San Francisco
Law Review 49:181-214.
Priebe, Gisela, and Carl Goran Svedin. 2012. "Online or off-line victimisation and psychological well-
being: A comparison of sexual-minority and heterosexual youth." European Child &
Adolescent Psychiatry 21 (10):569-582.
Renold, Emma, Jessica Ringrose, and R. Danielle Egan. 2015. Children, sexuality and sexualization.
Houndmills, Basingstoke, Hampshire: Palgrave Macmillan.
Ringrose, Jessica, Rosalind Gill, Sonia Livingstone, and Laura Harvey. 2012. A qualitative study of
children, young people and 'sexting': A report prepared for the NSPCC. London: National
Society for the Prevention of Cruelty to Children.
Ringrose, Jessica, and Laura Harvey. 2015. "Boobs, back-off, six packs and bits: Mediated body parts,
gendered reward, and sexual shame in teens' sexting images." Continuum 29 (2):205-217.
83
Ringrose, Jessica, Laura Harvey, Rosalind Gill, and Sonia Livingstone. 2013. "Teen girls, sexual
double standards and 'sexting': Gendered value in digital image exchange." Feminist Theory
14 (3):305-323.
Robinson, Kerry H. 2013. Innocence, knowledge and the construction of childhood: The contradictory
nature of sexuality and censorship in children's contemporary lives. London, New York:
Routledge.
Robinson, Paul H., and John M. Darley. 2004. "Does criminal law deter? A behavioral science
investigation." Oxford Journal of Legal Studies 24 (2):173-205.
Rutgers WPF. 2014. "Press release: Onderzoek sexting bevestigt noodzaak weerbaarheidscampagne
jongeren." https://www.rutgers.nl/nieuws-opinie/nieuwsarchief/persbericht-onderzoek-
sexting-bevestigt-noodzaak-weerbaarheidscampagne.
Salter, Michael, and Thomas Crofts. 2015. "Responding to revenge porn: Challenges to online legal
impunity." In New views on pornography: Sexuality, politics and the law, edited by Lynn
Comella and Shira Tarrant, 233-256. Westport: Praeger Publisher.
Salter, Michael, Thomas Crofts, and Murray Lee. 2013. "Beyond criminalisation and
responsibilisation: Sexting, gender and young people." Current Issues in Criminal Justice 24
(3):301-316.
Scholte, Ron, Wendy Nelen, Wouter de Wit, and Gert Kroes. 2016. Veiligheidsmonitor: Sociale
veiligheid in en rond scholen. Nijmegen: Praktikon.
Shen, Fuyuan, and Jiangxue (Ashley) Han. 2014. "Effectiveness of entertainment education in
communicating health information: A systematic review." Asian Journal of Communication
24 (6):605-616.
Slater, Michael D., and Donna Rouner. 2002. "Entertainment-education and elaboration likelihood:
Understanding the processing of narrative persuasion." Communication Theory 12 (Part
2):173-191.
Stepping Stone. 2017. Mag ik je tieten zien? [Documentary] https://www.npo3.nl/mag-ik-je-tieten-
zien/VPWON_1277238
Strassberg, Donald S., Ryan K. McKinnon, Michael A. Sustaíta, and Jordan Rullo. 2013. "Sexting by
high schoolsStudents: An exploratory and descriptive study." Archives of Sexual behaviour 42
(1):15-21.
Strohmaier, Heidi, Megan Murphy, and David DeMatteo. 2014. "Youth sexting: Prevalence rates,
driving motivations, and the deterrent effect of legal consequences." Sexuality Research and
Social Policy 11 (3):245-255.
Symons, Katrien, Koen Ponnet, Michel Walrave, and Wannes Heirman. 2018. "Sexting scripts in
adolescent relationships: Is sexting becoming the norm?" New Media & Society.
Van Ouytsel, Joris, Koen Ponnet, Michel Walrave, and Leen d’Haenens. 2017. "Adolescent sexting
from a social learning perspective." Telematics and Informatics 34 (1):287-298.
Verhaak, Linda. 2018. "Iva Bicanic over de #MeToo-campagne." EMDR Magazine 6 (16):3-6.
Verhaaren, Maikel. 2016. The video age: Facts & figures by GfK. Presentation at Mediapark
Jaarcongres. .
Walker, Kate, and Emma Sleath. 2017. "A systematic review of the current knowledge regarding
revenge pornography and non-consensual sharing of sexually explicit media." Aggression and
Violent Behavior 36:9-24.
Walker, Shelley, Lena Sanci, and Meredith Temple-Smith. 2013. "Sexting: Young women's and men's
views on its nature and origins." Journal of Adolescent Health 52 (6):697-701.
Wissink, Inge B., Eveline van Vugt, Xavier Moonen, Geert-Jan J. M. Stams, and Jan Hendriks. 2015.
"Sexual abuse involving children with an intellectual disability (ID): A narrative review."
Research in Developmental Disabilities 36:20-35.
Worrell, Lianne, and Mirte van Deursen. 2017. "Social video: Zo verleid je jongeren met YouTube."
https://www.frankwatching.com/archive/2017/03/09/social-video-zo-verleid-jongeren-
youtube-onderzoek/.