ArticlePDF Available

Abstract

In dit artikel kijk ik naar twee casussen van protest in de jaren 1990: de actie “geen patent op leven” en de actie “amnestie voor apen”. In de eerste casus draait het om het gebruik en patenteren van transgene dieren en de ethische kwesties die daarmee samenhangen. De tweede casus draait om de discussie rond het gebruik van niet-menselijke primaten, iets dat de laatste decennia steeds controversiëler is geworden. De focus ligt bij de analyse op de verschillende strategieën die deelnemers aan het debat hanteren. Wat doen de activisten en hoe reageren de wetenschappers daar op? We zullen zien dat wetenschappers en activisten niet altijd recht tegenover elkaar stonden en er soms verrassende allianties worden gevormd. Ook zien we dat activisten soms moeilijke keuzes moeten maken tussen vasthouden aan hun standpunten en water bij de wijn doen in hun zoektocht naar een zo effectief mogelijke actie-strategie.
244
Ex Tempore 37 (2018) 3
Van Veen
In december 2016 sprak de Nederlandse overheid de ambitie uit om in 2025
wereldleider proefdiervrije innovaties te zijn. Hierop werd door zowel
dierenactivisten als wetenschappers enthousiast gereageerd.1 Er was echter ook
kritiek dat de plannen van de overheid te ver of juist niet ver genoeg zouden
gaan. Standpunten in het debat liepen uiteen van ‘nu alle dierproeven afschaf-
fen’ tot ‘we zullen nooit helemaal zonder dierproeven kunnen’ en allerlei posi-
ties daar tussenin.2 Deze discussie rond dierproeven is zeker niet nieuw; kritiek
op dierproeven is net zo oud als dierproevenonderzoek zelf. Georganiseerd
protest ontstond aan het einde van de negentiende eeuw toen de eerste anti-
vivisectiebewegingen werden opgericht in het Verenigd Koninkrijk en kort
daarna in Nederland. Na een aantal rustige decennia in het midden van de
twintigste eeuw wordt in de jaren tachtig het dierenactivisme weer nieuw leven
in geblazen, ditmaal georganiseerder dan ooit tevoren.3 Hoewel dierenactivis-
me in deze periode al snel geassocieerd wordt met radicalisme en gewelddadi-
ge acties kent het vele vormen en zijn verreweg de meeste activisten geen voor-
stander van geweld.4 Ook voor wat betreft de morele standpunten en prioritei-
ten is er niet altijd sprake van eensgezindheid onder dierenactivisten.5
In dit artikel analyseer ik twee casussen van protest in de jaren 1990: de
actie “geen patent op leven” en de actie “amnestie voor apen”. De eerste casus
betreft het gebruik en patenteren van transgene dieren en de ethische kwesties
die daarmee samenhangen. De tweede casus draait om de discussie rond het
gebruik van niet-menselijke primaten, iets dat de laatste decennia steeds contro-
versiëler is geworden.6 De focus ligt bij de analyse op de verschillende strategie-
1 Met dierenactivisten bedoel ik zowel activisten die zich richten op dierenwelzijn als
activisten die zich richten op dierenrechten.
2 Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad), Transitie naar proefdiervrij
onderzoek. Over mogelijkheden voor het uitfaseren van dierproeven en het stimuleren van proef-
diervrije innovatie (Den Haag 2016).
3 Andrew N. Rowan, Of Mice, Models, and Men: A Critical Evaluation of Animal Research
(Albany 1984); Elizabeth S. Paul, ‘Us and Them: Scientists’ and Animal Rights Campaig-
ners’. Views of the Animal Experimentation Debate’, Society & Animals: Social Scientic
Studies of the Human Experience of Other Animals 3:1 (1995) 1–21.
4 Ibidem; Lyle Munro, ‘Strategies, Action Repertoires and DIY Activism in the Animal
Rights Movement’, Social Movement Studies 4 (2005) 75–94.
5 Paul, ‘Us and Them’, 3.
6 Ingrid Geesink, Lisa van Bodegom en Melanie Peters, Van aap naar beter - Een verken-
De muis van Troje
Anne van Veen
Ex Tempore 37 (2018) 3
245
De muis van Troje
en die deelnemers aan het debat hanteren. Wat doen de activisten en hoe reage-
ren de wetenschappers daarop? We zullen zien dat wetenschappers en activis-
ten niet altijd recht tegenover elkaar stonden en dat er soms verrassende allian-
ties werden gevormd. Ook zien we dat activisten soms moeilijke keuzes moes-
ten maken tussen vasthouden aan hun standpunten en water bij de wijn doen
in hun zoektocht naar een zo eectief mogelijke actie-strategie. Voordat we naar
de casussen kijken, schets ik eerst een zeer korte geschiedenis van het dierproe-
vendebat in Nederland als achtergrond voor de casussen.7
Een zeer korte geschiedenis
Gedurende de negentiende eeuw werd het doen van dierproeven een stan-
daardpraktijk binnen de wetenschap. Waar de proeven eerst nog voor alge-
meen publiek werden uitgevoerd, verhuisden deze toen naar biomedische labo-
ratoria waar ze verder gesystematiseerd werden.8 Deze verminderde zichtbaar-
heid resulteerde niet in minder maatschappelijke weerstand tegen dierproeven,
maar juist in meer wantrouwen ten opzichte van wetenschappers. De allereerste
anti-vivisectieorganisatie werd in 1875 opgericht in het Verenigd Koninkrijk en
werd een jaar later gevolgd door de eerste Cruelty to Animals Act. In Neder-
land werd in 1890 de Nederlandse Bond tot Bestrijding van Vivisectie (NBBV) opge-
richt. Wetgeving liet hier echter veel langer op zich wachten: al in 1880 werd
in Nederland voor het eerst gesproken over wetgeving, maar zonder resultaat.
De Gezondheidsraad stelde in 1933 een vergunningssysteem voor maar veran-
derde daarna van gedachten na protest van wetenschappers die vreesden dat
regelgeving rond dierproeven hun wetenschappelijke vrijheid zou beknoen.9
Ondertussen groeide het aantal dierproeven gestaag, nam het vertrouwen in de
wetenschap toe en verloor de anti-vivisectiebeweging publieke steun.10 Binnen
de NBBV was er sprake van interne onenigheid en in 1931 splitste een deel van
de leden zich af om de Stichting Anti-Vivisectie Bond (SAVB) te vormen. Beide
organisaties hadden opgeteld ongeveer vijfduizend leden.11
Na de Tweede Wereldoorlog zee de stijging van het aantal dierproeven
ning en dialoog over proeven met apen (Den Haag 2017).
7 Zie Amanda Kluveld-Reijerse, Reis door de hel der onschuldigen: de expressieve politiek
van de Nederlandse anti-vivisectionisten, 1890-1940 (Amsterdam 2000) voor een uitgebreide
geschiedenis.
8 Nuno Henrique Franco, ‘Animal Experiments in Biomedical Research: A Historical
Perspective’, Animals 3 (2013) 238–73; A. Guerrini, Experimenting with Humans and Animals
(Baltimore 2003). Bruno Atalić, ‘Historical Development and Ethical Considerations of
Vivisectionist and Antivivisectionist Movement’, JAHR - European Journal of Bioethics 3
(2012) 399–414.
9 Cock Smit, Dierproeven: 100 jaar discussie (Kampen 1989) 39.
10 Guerrini, Experimenting with Humans and Animals, 113.
11 Kluveld-Reijerse, Reis door de hel der onschuldigen, 204-209.
246
Ex Tempore 37 (2018) 3
Van Veen
door en werden deze ook steeds vaker weelijk verplicht. De NBBV en de SAVB
waren beide nog steeds actief in de jaren vijftig en zestig, maar over het alge-
meen was er weinig maatschappelijke weerstand tegen dierproeven, zeker in
vergelijking met de daaropvolgende periode. In 1977 kwam er, bijna een eeuw
na de eerste voorstellen, ook in Nederland wetgeving voor dierproeven: de Wet
op de Dierproeven (WoD). Deze wet regelt onder andere dat er geen dierproe-
ven mogen worden gedaan wanneer er een alternatief beschikbaar is en dat
dierproeven vanaf het ingaan van de wet geregistreerd moeten worden.12 In
1978 werden in Nederland als gevolg van de wet 1.572.534 dierproeven geregi-
streerd.13 Voor tegenstanders van dierproeven ging deze nieuwe wet uiteraard
niet ver genoeg, dierproeven waren in veel gevallen immers nog steeds toege-
staan. Vanaf eind jaren zeventig kwam het dierenactivisme weer sterker terug
in de publieke sfeer, nu met een focus op dierenrechten. De beweging was beter
georganiseerd met een sterke ethische gronding die gebaseerd was op loso-
sche werken zoals het bekende Animal Liberation van Peter Singer uit 1975.14
De verbeterde coördinatie en meer strategische aanpak zorgde voor een grotere
impact op het publieke debat.15 Oude anti-vivisectieorganisaties zoals de NBBV
in Nederland bleven actief, maar er werden ook nieuwe, internationale orga-
nisaties opgericht waarvan sommige gebruikmaken van nieuwe en soms ille-
gale actievormen, zoals het Animal Liberation Front. Desalnieemin bleef een
grote meerderheid van de mensen voorstander van dierproeven voor medische
doeleinden.16
Casus 1: “Muis van Troje”
Muizen zijn al sinds begin vorige eeuw de meest gebruikte proefdieren, zowel
in Nederland als wereldwijd. In 1993 ging het om 324.422 muizen, 42% van
alle proefdieren in Nederland.17 Proefmuizen zijn niet zomaar muizen, maar
kennen een lange geschiedenis van standaardisatie en pogingen om muizen-
stammen te ontwikkelen die voldoen aan de wetenschappelijke wensen van de
mens.18 Aanvankelijk gebeurde dit door inteeltfokken en selectie, met als doel
12 ‘Wet op dierproeven’, overheid.nl <hp://ween.overheid.nl/BWBR0003081/2018-
01-13> (geraadpleegd op 10 september 2018).
13 NVWA, Zo Doende 2011. Jaaroverzicht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
over dierproeven en proefdieren (Utrecht 2012) 16.
14 Peter Singer, Animal Liberation: A New Ethics for Our Treatment of Animals (New York
1975).
15 Paul, ‘Us and Them’, 1; Rowan, Of Mice, Models, and Men, 57-63.
16 Elisabeth H. Ormandy en Catherine A. Schuppli, ‘Public Aitudes toward Animal
Research: A Review’, Animals 4 (2014) 391–408.
17 Veterinaire Hoofdinspectie van de Volksgezondheid, Zo Doende 1993. Jaaroverzicht
van de Sectie dierproeven (Rijswijk 1994) 82.
18 Gail Davies, ‘Mobilizing Experimental Life: Spaces of Becoming with Mutant Mice’,
Ex Tempore 37 (2018) 3
247
De muis van Troje
homogene batches te creëren. Om de variatie binnen muizengroepen nog verder
uit te bannen werd vervolgens ook de leefomgeving (kooien, voeding, manier
van hanteren) van de muizen zoveel mogelijk uniform gemaakt. De ontwikke-
ling van recombinante DNA-technieken in de jaren zeventig, in Nederland voor
het eerst toegepast in 1984, opende de weg naar verdere mogelijkheden voor
het aanpassen van de proefmuis.19 In de jaren tachtig werd er vervolgens hard
gewerkt aan zogeheten oncomuizen; muizen die door transgene technieken een
geactiveerd oncogen hebben waardoor ze sneller tumoren ontwikkelen en dit
gen ook doorgeven aan nakomelingen.20 Deze periode kenmerkte zich door het
toenemen van commerciele belangen binnen het moleculair biologisch onder-
zoek, waarbij het gebruikelijker wordt dat de industrie academisch onderzoek
nanciert in ruil voor bijvoorbeeld exclusieve licentierechten.21 Zo geschiedde
het ook in 1988, toen voor het eerst een dier gepatenteerd werd: een oncomuis
die weliswaar ontwikkeld werd door Philip Leder aan de Harvard Universiteit,
maar voor zes miljoen mede genancierd werd door het bedrijf DuPont dat in
ruil daarvoor de exclusieve licentierechten in handen kreeg.22
Het verlenen van patent op leven verliep zeker niet zonder controverse.
Maatschappelijk protest hiertegen kwam zowel vanuit de dierenactivisme-hoek
als vanuit religieuze organisaties. Ook binnen de wetenschappelijke wereld was
er kritiek. Niet zozeer op het patent op leven an sich, maar op de breedte van het
patent, waardoor DuPont aanspraak kon maken op zo ongeveer alle ‘oncodie-
ren’. De eisen die DuPont stelde zorgden er volgens vele wetenschappers voor
dat de overstap van ‘gewone’ muizen naar transgene muizen werd vertraagd
binnen het kankeronderzoek.23
Ook in Nederland werd er gewerkt aan het ontwikkelen van nieuwe,
transgene muizenstammen. Volgens het rapport ‘Het belang van transgene
dieren voor medisch biologisch onderzoek’ uit 1991 van de Gezondheidsraad
waren deze muizen vooral belangrijk voor onderzoek naar kanker en carci-
nogeniteit, immunologie, erfelijke ziekten en geneesmiddelen.24 De Gezond-
Theory, Culture & Society 30 (2013) 129–53.
19 Beraadsgroep Genetica van de Gezondheidsraad, Het belang van transgene dieren
voor medisch biologisch onderzoek (Den Haag 1991) 11.
20 Douglas Hanahan, Erwin F. Wagner en Richard D. Palmiter, ‘The Origins of Oncom-
ice: A History of the First Transgenic Mice Genetically Engineered to Develop Cancer’,
Genes & Development 21 (2007) 2258–70.
21 Daniel J. Kevles, ‘Of Mice & Money: The Story of the World’s First Animal Patent’,
Daedalus 131 (2002) 78–88.
22 Ibidem.
23 RIVM Archief (verder RA), Bilthoven, Centraal Archief, 1059244, Correspondentie
XPA-P53, Verslag Historie Dupont, 31 januari 2002.
24 Beraadsgroep Genetica van de Gezondheidsraad, Het belang van transgene dieren
voor medisch biologisch onderzoek (Den Haag 1991) 11-13.
248
Ex Tempore 37 (2018) 3
Van Veen
heidsraad signaleerde verder dat het debat rondom transgene dieren met name
draaide om angst voor dieren met menselijke trekken en kritiek op het spelen
voor God, dan wel het ingrijpen in de natuur. De vrees voor chimeras van een
mens en een ander dier werd echter gezien als ‘volstrekt irreëel’.25 Desalniet-
temin stuie de patentaanvraag van Dupont voor de oncomuis, ditmaal bij het
Europese patentbureau, ook in Nederland op protest.
DuPont vroeg in juli 1989 patent aan voor de oncomuis bij de Europe-
an Patent Oce (EPO). Op 13 mei 1992 werd dit patent voorlopig toegekend.
Voordat het patent denitief toegekend kon worden volgde er een periode van
9 maanden waarbinnen er nog ruimte was voor juridische bezwaren. Van deze
mogelijkheid tot bezwaar werd in dit geval gretig gebruikgemaakt. Ruim drie-
honderd ngo’s bundelden hun krachten met religieuze groeperingen en enkele
groene politieke partijen in een gezamenlijke protestactie tegen het verleende
patent. Alle leden van de Europese Gemeenschap deden mee, met uiondering
van Denemarken, omdat daar het parlement al tegen het patent had gestemd.
De actiegroepen zagen de muis als een ‘muis van Troje’: ‘The Onco-Mouse is
presented as a useful invention to mankind; however, it also opens the door to
patent almost every life form from now on. The Onco-Mouse is actually a Trojan
mouse.’26
Naast morele bezwaren meende men ook geldige juridische bezwaren te
hebben. De EU-patentwetgeving kende namelijk twee belangrijke artikelen die
de VS niet kende: vastgesteld in de European Patent Convention van 1962 is een
verbod op patenten die ingaan tegen de openbare orde of moraal (artikel 53a)
en op het patenteren van plant- en diervariaties (artikel 53b).27 Voorstanders
van het patent claimden echter dat het hier niet gaat om de patentering van een
dier, maar van een genconstruct, waardoor de juridische bezwaren van tegen-
standers niet van toepassing zijn.
In Nederland werd het protest geleid door de Nederlandse Vereniging tot
Bescherming van Dieren, ook wel de Dierenbescherming. Deze in 1877 opge-
richte organisatie riche zich niet speciek op proefdieren, maar op het bescher-
men van dierenwelzijn in het algemeen. Volgens een bericht van het ANP steun-
den circa zeventig organisaties in Nederland de actie.28 Naast dierenorganisa-
ties ging het ook om ‘milieuorganisaties, kerkelijke organisaties, ontwikkelings-
25 Ibidem, 15.
26 Inter Press Service, Europe: Oensive Launched Against Patenting a “Trojan Mouse”
(Brussel 1993) 1.
27 ‘The European Patent Convention’, European Patent Oce, <hps://www.epo.org/
law-practice/legal-texts/html/epc/2016/e/ar53.html> (geraadpleegd op 11 september
2018).
28 Algemeen Nederlands Persbureau, Internationale actie tegen octrooi op “kanker-
muis” (Den Haag 1993); hp://academic.lexisnexis.eu/?lni=3SPF-P5R0-001G-V412&csi=2
80434&oc=00240&perma=true (geraadpleegd op 11 september 2018).
Ex Tempore 37 (2018) 3
249
De muis van Troje
samenwerkingsorganisaties, jongerenorganisaties van PvdA en CDA, de agra-
rische jongerenorganisatie NAJK en verschillende vakgroepen van universitei-
ten; een bonte verzameling van belangengroepen, met elk hun eigen motivatie
om tegen deze patentverlening te zijn.29 De Dierenbescherming ging het vooral
om de mogelijkheden voor verdergaande exploitatie die deze patenoekenning
zou bieden:
Het opent volgens de Dierenbescherming de weg naar octrooi op
andere genetisch gemanipuleerde dieren: koeien die medicijnen
in hun melk produceren, varkens met meer mager vlees en
schubloze vissen. Met deze stap gaat de industriële exploitatie van
dierenlevens verder dan ooit. De mens wordt beschouwd als de
maker van het leven zelf. Dat is onaanvaardbaar.30
Tegelijkertijd werd er gewezen op de mogelijke nadelen voor veeboeren, name-
lijk dat zij wellicht meer moeten betalen voor hun dieren en aankelijk worden
van multinationale bedrijven die de middelen hebben te investeren in geneti-
sche manipulatie. De Dierenbescherming koos er in dit geval voor om in hun
strijd tegen dierenexploitatie de krachten te bundelen met organisaties van
veeboeren. Een verrassende keuze aangezien de veehouderij in de ogen van
veel dierenactivisten (en dan met name dierenrechtenactivisten) ook een vorm
van exploitatie is en daarom regelmatig het doelwit is van actievoerders. De
Dierenbescherming is echter beter te kenmerken als een dierenwelzijnsorgani-
satie dan een dierenrechtenorganisatie, wat de strategische samenwerking met
veehouders kan verklaren. Ook de keuze om langs ociële wegen te proteste-
ren past bij haar gematigde proel. Bovendien was het standpunt tegen paten-
tering van de oncomuis niet extreem, maar breed gedragen door uiteenlopen-
de partijen, wat de kansen op succes langs ociële wegen groter maakte dan
bij een radicalere positie. Desondanks werd het patent op de oncomuis ook in
Europa toegekend aan DuPont.
Een jaar later, op 15 maart 1994, werd in de Tweede Kamer de Rijksoctrooi-
wet behandeld. De Dierenbescherming stuurde een brandbrief naar alle Twee-
de-Kamerfracties met de titel “Geen patent op leven”, welke in de besprekin-
gen behandeld werd.31 De kwestie waar de discussie om draaide was in hoever-
re ‘patent op leven’ (dat wil zeggen patent op specieke planten- en dierenras-
sen) in de nieuwe wet verhinderd dan wel mogelijk gemaakt moest worden.
Eerder hadden minister Bukman van Landbouw (CDA) en staatssecretaris van
Rooy van Economische Zaken (CDA) al aangegeven dat het bij de voorgestel-
de wetgeving slechts zou gaan om octrooi op gen-constructen en niet op ‘hele’
dieren. Van Middelkoop (GPV) voelde zich hier echter niet gerustgesteld door
29 Algemeen Nederlands Persbureau, Internationale actie tegen octrooi op “kanker-
muis” (Den Haag 1993), 1.
30 Ibidem, 1.
31 Tweede Kamerstukken, 61e Vergadering, 15 maart 1994, 61-4516 - 61-4520.
250
Ex Tempore 37 (2018) 3
Van Veen
en citeerde de brief van de Dierenbescherming, die volgens hem goed weet
waar ze het over heeft:
De octrooi– aanvragen van onder andere Dupont voor de
kankermuis en van Genepharming voor de stier Herman laten
zien, dat het octrooi niet alleen wordt aangevraagd op een gen–
construct maar ook op het dier, de soort, het uiteindelijke produkt
en soms zelfs andere soorten die het betreende gen bevaen.32
Van Ojik (GroenLinks) sloot zich aan bij deze kritiek en voegde daaraan toe
dat het de natuur (planten en dieren) maakt tot uitvindingen en gebruiksvoor-
werpen, iets waar GroenLinks nu juist vanaf wilde. Daarnaast wees hij ook op
mogelijke negatieve gevolgen voor proefdieren. Transgene technieken zouden
volgens hem leiden tot meer proefdieren, die bovendien nog eens meer zullen
lijden als gevolg van hun gemanipuleerde genoom. Ook hij wees daarbij op de
Harvard-muis als voorbeeld. Tegelijkertijd zag van Ojik ook bepaalde voorde-
len van genetische manipulatie, namelijk wanneer het gaat om de ontwikkeling
van nieuwe geneesmiddelen.
Van Ojik verwees hier naar vaker genoemde ethische kwesties wanneer het
gaat om transgene proefdieren. Filosoof David Resnik identiceert twee belang-
rijke morele vragen, die opkomen door de ontwikkeling van transgene technie-
ken.33 Ten eerste beloven transgene dieren vaak het proefdiergebruik te redu-
ceren, omdat ze eectiever en eciënter gebruikt kunnen worden dan ‘gewo-
ne’ dieren. Het is echter nog maar de vraag of dit in de praktijk zo uit heeft
gepakt. Catherine Schuppli, die onderzoek doet naar het gebruik van proefdie-
ren, signaleert bijvoorbeeld dat in het Verenigd Koninkrijk tussen 1999 en 2000
het aantal proefdieren voor het eerst sinds 1976 is toegenomen.34 Deze toename
is grotendeels het gevolg van het gebruik van transgene dieren. Schuppli noemt
diverse redenen waarom het gebruik van transgene dieren kan zorgen voor een
toename in proefdiergebruik: het maakt nieuwe soorten onderzoek mogelijk,
er zijn veel dieren nodig om fokkolonies te ontwikkelen en onderhouden en
het ontwikkelen van transgene dierenlijnen is ineciënt.35 Wanneer er geke-
ken wordt naar het aantal uitgevoerde dierproeven is te zien dat deze in Neder-
land begin jaren negentig niet is toegenomen. Wel is hier door de opkomst van
transgene dieren het aantal ‘in voorraad gedode dieren’ toegenomen.36 In 2013
32 Tweede Kamerstukken, 61e Vergadering, 15 maart 1994, 61-4517.
33 David Resnik, ‘Ethical Issues Concerning Transgenic Animals in Biomedical
Research’, in J.R. Garre (red.), The Ethics of Animal Research: Exploring the Controversy
(Cambridge 2012) 169-179.
34 Catherine A. Schuppli, David Fraser, en Michael McDonald, ‘Expanding the Three
Rs to Meet New Challenges in Humane Animal Experimentation’, Alternatives to Labora-
tory Animals: ATLA, 32 (2004) 525–32.
35 Ibidem.
36 Veterinaire Hoofdinspectie van de Volksgezondheid, Zo Doende 1996, Jaaroverzicht
Ex Tempore 37 (2018) 3
251
De muis van Troje
was dit aantal zelfs hoger dan het aantal proefdieren.37 Ten tweede wijst Resnik
net als Van Ojik op de mogelijke gevolgen van genetische modicatie voor het
welzijn van proefdieren.
Uiteindelijk werd in de EU het patent op dieren ocieel erkend in 1998.
Vervolgens kwam het weinig speciek terug in protesten en richen actievoer-
ders zich meer op het beëindigen van dierproeven in het algemeen. Uit inter-
views met wetenschappers en biotechnici die in de jaren negentig met gene-
tisch gemodiceerde muizen werkten, blijkt dat de meesten van mening waren
dat het algemeen publiek zich niet zozeer druk maakte om transgene technie-
ken in proefdierlaboratoria maar om proefdiergebruik in het algemeen.38 Één
geïnterviewde gaf wel aan dat mensen een verkeerd beeld hebben van trans-
gene proefdieren:
Ja, publieke opinie wordt natuurlijk in hoge mate bepaald
door de media zal ik maar zeggen, en dat is natuurlijk puur
negatief. Hebben het niet eens over gemodiceerde dieren, maar
gemanipuleerde dieren, dat krijg je er niet uit. En dat is natuurlijk
de grootste kul die er is. Maar goed, het publiek heeft nog steeds
de muis met het oor op de rug voor ogen en volgens mij is dat nog
steeds niet veel beter geworden.
Mike Michael en Lynda Birke onderzochten hoe wetenschappers dierproeven
legitimeren. Het beschrijven van het publiek als onwetend en emotioneel, zoals
ook in bovenstaand citaat gebeurde, is volgens hen een discursieve strategie die
wetenschappers in het proefdierdebat vaker toepassen.39 Hiermee positioneren
wetenschappers zich als rationeel en geïnformeerd en daardoor in een betere
positie om geldige uitspraken te doen binnen het dierproeven debat. Elizabeth
Paul deed onderzoek naar opvaingen van dierenactivisten en wetenschappers
over elkaar. Zij vond dat onderzoekers dierenactivisten zien als goedgelovig,
van de Sectie dierproeven (Rijswijk 1997). In voorraad gedode dieren zijn dieren die geboren
worden tijdens het fokken van proefdieren, maar niet geschikt zijn om als proefdier
gebruikt te worden. Bij het fokken van transgene dieren, worden veel dieren geboren
die niet het gewenste genotype hebben en daarom gedood worden zonder in een proef
gebruikt te zijn.
37 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ‘Advies NCad Gene-
tisch gemodiceerde dieren in voorraad gedood - Rapport - Nationaal Comité advies
dierproevenbeleid’, 2015 <hps://www.ncadierproevenbeleid.nl/documenten/
rapport/2015/11/1/ncad-advies-in-voorraad-gedood> [geraadpleegd op 12 September
2018].
38 Ik heb zeven wetenschappers en biotechnici geïnterviewd die in de jaren negentig
werkten met transgene muizen en hen onder andere gevraagd naar de publieke opinie
met betrekking tot transgene proefdieren.
39 Mike Michael en Lynda Birke, ‘Accounting for Animal Experiments: Identity and
Disreputable “Others”’, Science, Technology, & Human Values, 19 (1994) 189–204.
252
Ex Tempore 37 (2018) 3
Van Veen
beïnvloedbaar, sentimenteel, en met weinig begrip van wetenschap.40
Voor wat betreft het patent op de Harvard-oncomuis stonden activisten
en wetenschappers echter een keer niet tegenover elkaar. Ook voor de geïnter-
viewde wetenschappers was het DuPont patent een probleem. Dit zorgde er
namelijk voor dat zij hun eigen transgene muis niet konden verspreiden buiten
academische kringen zonder afspraken hierover te maken met DuPont. Waar
de activisten dus vreesden dat het patenteren van de Harvard-oncomuis op
Trojaanse wijze zou zorgen voor een versnelde toepassing van vergaande trans-
gene technieken, vreesden wetenschappers juist dat het oncomuis-patent de
ontwikkeling en toepassing van transgene technieken zou vertragen. Vanuit
deze tegenovergestelde posities vonden beide groepen elkaar in een alliantie
tegen de beslissing van het European Patent Oce.
Casus 2: “Amnestie voor Apen”
Op maandag 24 april 1995 voerden Proefdiervrij en de Dierenbescherming
samen actie in het kader van Wereldproefdierendag, een dag die 15 jaar eerder
was uitgeroepen op de geboortedag van de Britse dierenbeschermer Lord Hugh
Dowding.41 De actie op Wereldproefdierendag riche zich zowel tegen bedrij-
ven die cosmetica tesen op dieren als op onderzoeksinstellingen die proef-
dieronderzoek deden met apen. Laatstgenoemde was onderdeel van de grote-
re campagne van Proefdiervrij, “Amnestie voor Apen”. Met een paar touring-
carbussen vertrokken de actievoerders vanuit Proefdiervrij in Den Haag naar
drie locaties waar toentertijd getest werd op apen: Primatencentrum Rijswijk,
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM), en Amsterdam
Medisch Centrum (AMC). De apenmascoes Gino en Gina (zie guur 1) gingen
mee om bij de laboratoria “uit naam van onze campagne Amnestie voor Apen
de bevrijding van hun soortgenoten te eisen”.42
Bij de meeste bezoekadressen stonden de actievoerders voor een dichte
deur; cosmeticabedrijf Yves Rocher had zelfs op voorhand al een gerechtelij-
ke procedure aangespannen tegen de komst van de actievoerders. Het RIVM
in Bilthoven had echter besloten de dialoog met de actievoerders aan te gaan.43
Als dank daarvoor kreeg het instituut een pakket met speelgoed en fruit voor
de apen. Volgens plaatsvervangend directeur Kroes was het een openhartig
gesprek: ‘Kritische groepen houden ons onderzoekers scherp. Daardoor blijven
we naar alternatieven zoeken.’44 Tegelijkertijd was hij van mening dat geheel
40 Paul, ‘Us and Them’, 15.
41 De NBBV veranderde in 1994 haar naam in Proefdiervrij. Proefdiervrij Archief, Den
Haag, Ledenblad 2, 1995.
42 Ibidem, 1.
43 Daar werden sinds eind jaren 1950 apen gebruikt voor de productie van het polio-
vaccin.
44 Proefdiervrij Archief, Den Haag, Brabants dagblad, 25/04/1995, door Hans Rube.
Ex Tempore 37 (2018) 3
253
De muis van Troje
proefdiervrij medisch onderzoek ook in de toekomst onmogelijk zal zijn.
Proefdiervrij eiste zogezegd de directe vrijlating van alle gevangen apen,
maar uiteraard realiseerde het zich ook dat dit niet per direct zou gebeuren.
Om toch op korte termijn wat te kunnen betekenen voor de apen zee de actie-
groep ook in op kleinere veranderingen door middel van een brandbrief naar
onder andere het RIVM.45 Hierin gaf ze allereerst aan te streven naar een verbod
op het gebruik van apen in experimenten om vervolgens een drietal verzoe-
ken te formuleren omtrent het gebruik van apen zolang er nog geen verbod is.
Ten eerste vroeg ze instituten te verklaren geen apen meer te importeren uit
het wild of uit buitenlandse fokinstellingen. Ten tweede verzocht ze instellin-
gen ziing te nemen in een landelijke reductiecommissie die een reductiepro-
gramma op zal stellen. Ten sloe vroeg ze om verbeterde huisvesting voor de
gevangen apen.
Uit deze brief blijkt de lastige afweging van actievoerders tussen aan
de ene kant het vasthouden aan hun morele standpunten en aan de andere
kant het strategisch voorstellen van minder vergaande, maar wel haalbaarde-
re veranderingen, met als risico dat het bij kleine aanpassingen blijft. Actie-
voerders die radicale veranderingen voorstellen worden namelijk vaak buiten
de discussie gehouden.46 Bovendien lopen ze het risico negatief in de media te
komen. Amnestie voor Apen koos voor een gemengde strategie van protest aan
de poort en gematigde eisen in een brief, maar dat was duidelijk geen makke-
45 Proefdiervrij Archief, Den Haag, Brief van M. Zuidgeest aan Mr. Kroes, 21/2/1995.
46 Dan Lyons, ‘Protecting Animals versus the Pursuit of Knowledge: The Evolution of
the British Animal Research Policy Process’, ResearchGate, 19 (2011) 356–367.
Figuur 1: Apenmascoe biedt speelpakket voor de apen aan. Bron: Beeldbank, RIVM.
254
Ex Tempore 37 (2018) 3
Van Veen
lijke keuze: ‘Hoewel Amnestie voor Apen liever ziet dat onderzoekers vandaag
nog stoppen met het gebruik van apen, is zij toch bereid hiervoor haar nek uit
te steken en in deze commissie ziing te nemen op voorwaarde dat er dan ook
echt een straf reductieprogramma komt en de instellingen gehouden worden
aan hun taakstelling.’47
Voor instellingen die proefdieronderzoek doen is het vaak een lastige
afweging hoe open ze kunnen zijn over hun proefdiergebruik.48 Aan de ene
kant kan openheid zorgen voor meer begrip en vertrouwen vanuit de maat-
schappij, aan de andere kant maakt men zich zorgen dat openheid risico met
zich meebrengt voor werknemers.49 Het RIVM koos er in dit geval voor de
actievoerders vriendelijk te ontvangen en te woord te staan. Mogelijk speelde
mee dat de in de brandbrief gestelde eisen voor het RIVM niet zoveel voorstel-
den; de apen werden niet wildgevangen, maar gefokt in Bilthoven, het gebruik
van apen was al enorm gereduceerd in de jaren 1970 en ook verbetering van de
huisvesting stond al regelmatig op de interne agenda.50 Tegelijkertijd kwam het
RIVM wel positief in de media door de dialoog aan te gaan, zeker in vergelij-
king met centra die de deur dichthielden.
Interessant is de opmerking van plaatsvervangend directeur Kroes dat
zulke acties aansporen om naar alternatieven te zoeken. De alternatieve,
aapvrije methode voor het produceren van poliovaccin, waarbij gebruik werd
gemaakt van de VERO-cellijn in plaats van apenniercellen, werd namelijk al
sinds 1982 gebruikt door het Merieux Instituut in Frankrijk en was zelfs mede
getest door het RIVM. De overstap van apen op de VERO-cellijn gebeurde in
Nederland echter pas begin deze eeuw, ondanks toenemende maatschappelij-
ke weerstand tegen het gebruik van niet-menselijke primaten als proefdieren.
Zoals vaker in het proefdieronderzoek duurde het lang voordat het ontwikkel-
de diervrije alternatief geaccepteerd en geïmplementeerd werd, waarbij risicoa-
versie een belangrijke barrière voor verandering vormde.51 Overigens kwam de
47 Proefdiervrij Archief, Den Haag, Brief van M. Zuidgeest aan Mr. Kroes, 21/2/1995.
48 Tora Holmberg en Malin Ideland, ‘Secrets and Lies: “Selective Openness” in the
Apparatus of Animal Experimentation’, Public Understanding of Science 21 (Bristol 2012)
354–368.
49 Jacobus Adrianus Antonius Swart, Jan Wolters, en Hubertus Andreas Everhardus
Zwart (red.), DEC’s in discussie: de beoordeling van dierproeven in Nederland, Reeks dierpro-
even, dl. 1 (Budel 2004).
50 Bijv. R. Boot, B.C. Kruijt, G. Vansteenis, en A.L. Vanwezel, ‘Breeding of Macaca
Fascicularis for Polio-Vaccine Production’, Developments in Biological Standardization 47
(1981) 15–18.
51 In het geval van het poliovaccin ging het om angst voor mogelijke tumorgene eec-
ten van het gebruik van cellijnen op de lange termijn, zie Schielers voor meer over de
rol van risicoaversie in het doorvoeren van alternatieven voor dierproeven. Marie-Jeanne
Schielers, ‘Animal Testing, 3R Models and Regulatory Acceptance : Technology Transition in
Ex Tempore 37 (2018) 3
255
De muis van Troje
kritiek op het gebruik van apen voor het poliovaccin ook vanuit de eigen Dier
Experimentele Commissie (DEC), dat aanspoorde op te schieten met de over-
stap op VERO-cellen.52 Acties die apenonderzoek wel lastiger hebben gemaakt
zijn protesten bij vliegtuigmaatschappijen die apen bestemd voor onderzoek
vervoerden. Uit angst voor reputatieschade zijn veel maatschappijen gestopt
met het vervoer van apen.53 Toen in 2002 45 van de 80 ‘polio-apen’ besmet
bleken met een virus en het importeren van nieuwe apen geen optie was vanwe-
ge het gebrek aan vliegtuigmaatschappijen die bereid waren tot vervoer, werd
de urgentie om op de VERO-cellijn over te stappen opeens een stuk hoger.54
Niet alleen de manier van actievoeren is een strategische keuze, ook de
onderwerpen waarop dierenactivisten zich richten worden vaak zorgvuldig
bepaald. De gekozen focuspunten van de Wereldproefdierendag-actie, cosme-
tica en apen, waren onderwerpen waarvoor relatief veel publieke steun was.
Dierproeven voor cosmetica lagen al een tijd onder vuur en mensen kijken nu
eenmaal empathischer naar een mede-primaat dan naar een fruitvlieg. Door
psychologisch onderzoek met primaten zijn mensen zich steeds meer gaan
realiseren dat menselijke en niet-menselijke primaten veel overeenkomsten
hebben en zijn experimenten met primaten controversieler geworden.55 De
focus van dierenactivisten op apen, honden en kaen komt vaak niet voort uit
hun eigen morele, maar uit strategische overwegingen. Je zou kunnen zeggen:
hoe groter de gelijkenis met mensen en/of hoe hoger de aaibaarheidsfactor, hoe
hoger de publieke verontwaardiging. Deze focus sluit overigens goed aan bij
het beleid om waar mogelijk ‘hogere’ proefdieren te vervangen door ‘lagere’
proefdieren. Het onderscheiden (en prefereren) van hogere en lagere diersoor-
ten is een fenomeen dat wetenschapper en dierenactiviste Joan Dunayer ‘nieuw-
speciesisme’ noemt.56 Waarbij bij oud-speciesisme alleen een onderscheid werd
a Risk-Averse Context’, 2016 <hp://dspace.library.uu.nl/handle/1874/334103> (geraad-
pleegd op 19 December 2016).
52 RA, Bilthoven, Centraal Archief, 24035, Brief van Dr. GJA Speyers en Dr. CFM
Hendriksen aan Ir. Drs. RBJC van Noort (RIVM), 5 april 1991.
53 Laura Hoinger, ‘Does Geing Lab Animals O Planes Really Help Them?’, Spiegel
Online, (26 april 2012) <hp://www.spiegel.de/international/world/does-geing-airlines-
to-not-carry-lab-animals-really-help-them-a-829779.html> (geraadpleegd op 26 novem-
ber 2018).
54 RA, Bilthoven, Centraal Archief, 1059290, Bijlage Directie Overleg Vero IPV, 03 juli
2002. Het zou te eenvoudig zijn dit als verdienste te zien van de protesten alleen, ook
vanuit de DEC was er al een tijd druk om te veranderen. Bovendien was het alternatief
nu al in meerdere landen in gebruik en werd het risico van de overstap als steeds minder
groot ervaren.
55 Guerrini, Experimenting with Humans and Animals, 134-135.
56 Joan Dunayer, ‘The Rights of Sentient Beings’, in Raymond Corbey en Annee
Lanjouw (red.), The Politics of Species: Reshaping Our Relationships with Other Animals
256
Ex Tempore 37 (2018) 3
Van Veen
gemaakt tussen de mens en alle andere diersoorten en alleen aan de mens rech-
ten werden toegekend, wordt bij nieuw-speciesisme een voorkeursbehandeling
gegeven aan diersoorten die het meest op de mens lijken en wordt er voorge-
steld deze meer rechten te geven. Voor dierenactivisten is het dan de vraag of
ze strategisch inspelen op dit nieuw-speciesisme ten faveure van bepaalde dier-
soorten, maar wellicht ten nadele van andere, of dat ze speciesistisch denken
in zijn geheel afwijzen met het risico buiten het debat te worden gehouden.57
Conclusies
Onder dierenactivisten bestaat er een grote diversiteit aan opvaingen, gebruik-
te strategieën en actievormen. Ook onder onderzoekers bestaat er een divers
repertoire aan strategieën om het dierproevendebat te beïnvloeden. Zoals uit de
casussen naar voren is gekomen staan activisten en wetenschappers niet altijd
recht tegenover elkaar. Zowel de Dierenbescherming als onderzoekers hadden
problemen met de patentering van de oncomuis, hoewel om compleet andere
redenen. Discussie was er echter wel over het gebruik van transgene technie-
ken an sich en de gevolgen hiervan voor proefdieren. Diverse groeperingen in
de samenleving hadden elk hun eigen redenen om te vrezen voor de gevolgen
van het patenteren van leven, wat dierenactivisten de kans bood om een grote
alliantie te vormen waarmee via ociële kanalen geprotesteerd kon worden.
De angst voor transgene technieken werd door wetenschappers weggezet als
ongegrond en het gevolg van desinformatie. Door activisten te bestempelen als
ongeïnformeerd kunnen ze gezien worden als niet-gekwaliceerd om deel te
nemen aan het debat. Echter werd de Dierenbescherming door (sommige) poli-
tici wel degelijk serieus genomen, getuige de verwijzing naar hun brief in de
Tweede Kamerdebaen en de beschrijving van de organisatie als ‘iemand die
weet waar ze het over heeft’.
In de apen-casus zagen we Proefdiervrij geconfronteerd met een dilem-
ma: blijven we bij de eis ‘alle apen vrij’ en wel per direct, of zwakken we onze
eisen af? Er is geprobeerd beide te combineren door in een protest vrijheid voor
alle apen te eisen, maar in een brief ‘tusseneisen’ te stellen. Echter, het stellen
van eisen die impliceren dat er nog apen worden gebruikt, zoals het vragen de
huisvesting te verbeteren, ondermijnt natuurlijk het standpunt dat alle proe-
ven op apen per direct dienen te worden beëindigd. Voor het RIVM bood het
een kans om positief in de media te komen; het werd immers beloond met
een cadeaupakket en stak bovendien positief af bij de andere instellingen die
de deur dichthielden of zelfs een rechtszaak tegen Proefdiervrij aanspanden.
(Cambridge 2013) 27-39.
57 Eind jaren 1970 nam bijv. het gebruik van apen voor poliovaccinproductie af,
omdat een apentest vervangen werd door een test op raen. Het gebruik op raen nam
als gevolg toe. Zie G. Steenis, A. L. van Wezel en V. M. Sekhuis, ‘Potency Testing of Killed
Polio Vaccine in Rats’, Developments in Biological Standardization, 47 (1981) 119–128.
Ex Tempore 37 (2018) 3
257
De muis van Troje
Voor de apen lijkt het ondertussen niet veel te hebben uitgemaakt, ondanks
het bestaan van een alternatief gingen de proeven immers nog tien jaar door.
Ondertussen werd er vanuit de eigen DEC eveneens druk uitgeoefend om over
te stappen op een aap-vrij alternatief, wat laat zien dat ook in deze casus onder-
zoekers en dierenactivisten niet lijnrecht tegenover elkaar stonden. De vraag
is of een hardere strategie zoals bij de protesten tegen vliegtuigmaatschappij-
en beter had gewerkt, of er slechts voor had gezorgd dat Proefdiervrij geheel
buiten het dierproevendebat zou worden gehouden. De laatste jaren is Proef-
diervrij een heel andere strategie gaan hanteren, namelijk het nancieren van
alternatievenonderzoek. Hierbij werkt het soms zelfs samen met het RIVM, een
deur die wellicht dicht was gebleven als men in het verleden voor radicalere
actie-strategieën had gekozen.
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
ResearchGate has not been able to resolve any references for this publication.