Content uploaded by Theo M J Peeters
Author content
All content in this area was uploaded by Theo M J Peeters on May 01, 2019
Content may be subject to copyright.
Natuurstudie in De Kaaistoep
Verslag 2018
24e onderzoeksjaar
!
!
!
2
Colofon
Voor informatie over dit onderzoek kunt u contact opnemen met:
KNNV-afdeling Tilburg
Secretariaat: Marie-Cécile van de Wiel
Email: secretaris@tilburg.knnv.nl
Telefoon: 013-5436541
Website: www.knnv.nl/tilburg
Het onderzoek in De Kaaistoep is mogelijk gemaakt dankzij de beschikbaarstelling van
onderzoeksterreinen door de TWM Gronden BV, van onderzoeksfaciliteiten door
Natuurmuseum Brabant en van deskundigheid en mankracht door de KNNV-afdeling Tilburg.
Het bij dit onderzoek verzamelde en geconserveerde onderzoeksmateriaal is grotendeels
opgenomen in de collecties van Natuurmuseum Brabant en is toegankelijk voor
wetenschappelijk onderzoek.
Redactie jaarverslag over 2018: Theo Peeters, André van Eck & Tineke Cramer (april 2019).
Eindredactie Theo Peeters: email: ptheo@xs4all.nl.
De redactie is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de afzonderlijke stukken.
Artikelen graag als volgt citeren:
Mol, A., 2019. Macrofauna van de Oude Leij: 129-151. In: T. Peeters, A. van Eck & T.
Cramer (red.), Natuurstudie in De Kaaistoep. Verslag 2018, 24e onderzoeksjaar. - TWM
Gronden BV, Natuurmuseum Brabant & KNNV-afdeling Tilburg, 196 pp.
© Indien u gegevens uit dit jaarverslag wilt gebruiken neem dan contact op met de redactie.
69
Neuswespen (Diapriidae) in De Kaaistoep
3. Coptera inaequalifrons nieuw voor Nederland
Theo M.J. Peeters, Ron Felix, Robert Ketelaar & Bart Horvers
In eerdere artikelen (Peeters 2015, 2016) is hier al ingegaan op de biologie van enkele
soorten uit de familie Diapriidae. Wespen die de Nederlandse naam neuswespen hebben
gekregen vanwege de inplanting van de antennen op een verhoging van het gezicht.
Ook in 2017 is een nieuwe soort van de familie Diapriidae voor Nederland gevonden in De
Kaaistoep. Vier mannetjes van de soort Coptera inaequalifrons zijn gevangen met een
pijpval in dood eikenhout. Na een inleiding over het genus Coptera portretteren we deze
soort en bespreken we, aan de hand van eigen vangsten en de beschikbare literatuur, de
verspreiding en biologie.
Het genus Coptera
Taxonomie en verwantschap
Het genus Coptera is voor het eerst beschreven door Say in 1836. Als type-soort voor dit
genus werd Coptera polita Say, 1836 aangewezen. Het genus Coptera is verwant aan het
genus Psilus Panzer, 1801 en veel soorten van beide genera worden in de oude literatuur
beschreven onder het genus Galesus Haliday in Curtis, 1829. In 1911 splitste Kieffer het
genus Galesus op in twee subgenera: Galesus s.str. en Schizogalesus Kieffer, 1911.
Omdat Psilus de oudere naam was werd later Galesus gesynonimiseerd met Psilus
(Muesebeck & Walkley 1956, Hellen 1963, Masner 1965). Door Tomsik (1946) werd het
subgenus Schizogalesus verheven tot genus en door Muesebeck (1980) uiteindelijk
gesynonimiseerd met Coptera.
Door Masner & García (2002) werd het genus Coptera samen met Psilus, Aneuropria Kieffer
en Ortona Masner & García tot het tribus Psilini van de subfamilie Diapriinae gerekend.
Notton (2014) rekent ook de genera Aneurhynchus Westwood en Labolips Haliday tot de
Psilini. De genera Aneuropria en Ortona van dit tribus zijn in ons land niet vertegenwoordigd.
Van Psilus zijn enkele soorten in ons land aangetroffen die bij een eerst aanblik veel op
Coptera lijken. Bij het genus Coptera is de voorvleugel apicaal echter ingesneden (figuur 1)
en is de subcosta incompleet. De achterkant van de kop is niet afgerond maar maakt een
scherpe hoek waardoor een getrapte achterzijde ontstaat (figuur 1). En de lengte van
antennenlid 3 (A3) is bij de man niet duidelijk korter maar ongeveer even lang of langer als
het 4e lid (A4) (figuur 1).
Biologie
Over de biologie van de neuswespen is nog vrij weinig bekend, maar enkele soorten van het
genus Coptera zijn goed bestudeerd omdat ze al sinds het begin van de vorige eeuw ingezet
worden voor de bestrijding van plagen van fruitvliegen (Silvestri 1914, Menezes et al. 1998).
Als gastheren van Coptera vonden we in de literatuur maar liefst 14 diptera-families die tot 8
superfamilies behoren. Alleen van de families Diopsidae en Glossinidae komen geen soorten
in ons land voor. Vertegenwoordigers van de superfamilie Tephritoidea worden het vaakst
als gastheer genoemd. Of al deze vermeldingen van vliegenfamilies als gastheren
betrouwbaar zijn is echter de vraag. Gastheren uit vliegenfamilies zoals Diopsidae en
Glossinidae en bijvoorbeeld de twijfelachtige kweek van Coptera punctiger uit Drosophila
(familie Drosophilidae) vragen om bevestiging. Tevens is er een verschil te verwachten
tussen waartoe Coptera-soorten in staat zijn onder laboratoriumomstandigheden en welke
gastheren ze onder natuurlijke omstandigheden opzoeken en succesvol parasiteren.
Over de biologie van soorten van het genus Coptera is nog meer bekend, maar daarop hier
verder in te gaan valt buiten het doel van dit artikel.
70
Verspreiding
Wereldwijd zijn volgens de database Hymenoptera Online (HOL 2019) 103 soorten van het
genus Coptera beschreven. In tegenstelling tot het genus Psilus komen de soorten van het
genus Coptera vooral in de tropen voor (Masner & Gracía 2002).
Voor de Palaearctische regio staan in dezelfde database 18 taxa. Uit Europa zijn in de
database van Fauna Europaea (FE 2019) 15 taxa van het genus Coptera opgesomd, maar
die lijst is verouderd en bevat fouten.
Coptera inaequalifrons Jansson, 1942
Uiterlijk
Kop, borststuk en achterlijf zijn glanzend zwart (figuur 1). Antennen zwart. Vrouwtjes met 12,
mannen met 14 antennenleden. Bij de mannetjes is A3 langer dan A4.
Karakteristieke kop mannetje van boven, opzij en van onderen (figuur 1). De kop, het
borststuk en de petiolus hebben zeer veel structuurkenmerken waarop hier niet ingegaan
wordt. In de beschrijving van de soort (Jansson 1942) worden een aantal van die kenmerken
opgesomd. Maar er is nog vele malen meer te ontdekken aan het uiterlijk van deze soort en
ook de variatie van die kenmerken is nog onvoldoende bekend. Het is dan ook niet
verwonderlijk dat in moderne revisies (Yoder & Wharton 2002) veel gebruik wordt gemaakt
van SEM-fotografie om de details van de soorten goed in kaart te brengen.
Figuur 1. Boven: habitus en vleugeltop man Coptera inaequalifrons, Onder: kop man, dorsaal, ventraal
en lateraal (foto’s Bart Horvers).
71
Voorvleugel vrijwel zonder aders, slechts met een niet complete subcosta. Het oppervlak en
de rand zijn sterk behaard. Apicaal is de voorvleugel ingesneden (fig. 2). In rust in de lengte
over het midden gevouwen. Volgens Masner & Garcia (2002) zijn van het genus Coptera
geen aptere of brachyptere soorten bekend. Dit in tegenstelling tot het verwante genus
Psilus.
Poten oranje-rood, behalve de zwarte heupen, het grootste deel van de dijen en de ietwat
verdonkerde top van de schenen en het laatste voetlid. We hebben geen grote series gezien
verspreid over het areaal van deze soort, maar moeten er rekening mee houden dat de kleur
van de poten en de antennen variabel kan zijn.
Achterlijf met in het midden een overlangse groef die tot over het midden reikt. Het tweede
segment neemt ongeveer de gehele lengte van het achterlijf in.
Lengte: 2.6-3.3 mm (n = 9). Gemeten van inplant antennen (neus) tot eind achterlijf.
Metingen aan exemplaren van C. inaequalifrons tonen dat lichaamsgrootte en
lichaamsverhoudingen afhankelijk zijn van de grootte van de gastheer (Fabritius 1979).
Verspreiding en nieuwe waarnemingen
In Noordwest-Europa is van dit genus alleen Coptera inaequalifrons Jansson, 1942
aangetroffen. C. inaequalifrons is gemeld van Engeland, Zweden, Duitsland, Tsjechië,
Slowakije, Roemenië, Kroatië, Oekraïne. En wellicht is de soort nog meer verspreid dan hier
opgesomd.
Ook in Nederland is de soort nu dus gevonden. In
natuurgebied De Kaaistoep bij Tilburg (NB) werden in
2017 door de tweede auteur 4 mannen gevangen met
een pijpval in 1m3 eikenhout (figuur 2). De pijpval werd in
maart 2016 geplaatst (N 51032’28.21’’, O 500’36.51’’),
wordt regelmatig geleegd en is nog steeds actief. Voor
meer uitleg over de vangmethode verwijzen we hier naar
Felix et al. (2017). De data van deze vangsten zijn: 3
mannen, 11.v-29.vi.2017 en 1 man, 14-20.vii.2017,
Tilburg, Kaaistoep, pijpval eikenhout, leg. Ron Felix.
Begin 2019 kreeg ik via Elias de Bree een serie
neuswespen uit een malaiseval waarmee o.a. ook C.
inaequalifrons was gevangen in Weert, Wijffelterbroek
(LI), RD 172.7-357.3, leg. Robert Ketelaar. De data van
die vangsten zijn: 1 vrouw 10-30.iv.2018, 1 vrouw 14-
29.v.2018, 7 mannen 28.vi-16.vii.2018 en 2 mannen 16-
30.vii.2018. De malaiseval stond opgesteld van 10 april
tot en met 26 september aan de oostkant van een
vochtig (broek)bos op de overgang naar vochtige
bloemrijke hooilanden. Het bos wordt gedomineerd door
zwarte els op de nattere delen en zomereik op enkele
drogere kopjes. Er is veel dood hout in het bos
aanwezig. Op de plek van de malaiseval staan in de
bosrand veel wilgen en bramen. Voor meer informatie
over het Wijffelterbroek en haar ongewervelde fauna
verwijzen we hier naar Faasen et al. (2019).
Twee mannen uit De Kaaistoep zijn opgenomen in de
collectie van Natuurmuseum Brabant. De andere
exemplaren bevinden zich in de collectie van de eerste
auteur.
Figuur 2. Ron Felix bij de kubieke meter eikenhout waarin met
een pijpval vier Coptera inaequalifrons mannen werden
gevangen (foto’s Theo Peeters).
72
Taxonomische onduidelijkheden
Hellén (1963) meldt voor Finland Coptera puncata [als Psilus (Schizogalesus) punctatus]
(Kieffer, 1911) en hij vraagt zich af of C. inaequalifrons een synoniem van deze soort is.
Fabricius (1979) denkt tevens dat C. gestroi (Kieffer, 1911) een oudere beschrijving voor C.
inaequalifrons zou kunnen zijn. Jansson (1955) beschouwt C. gestroi als een synoniem van
Psilus acutangulus (Jansson, 1942). En door Jansson (1955) werd C. ornatus Tomsik, 1946
gesynonimiseerd met C. inaequalifrons.
Szabó (1977) geeft een sleutel tot de hem bekende Psilus-soorten en maakt geen
onderscheid met Coptera. In die tabel is C. inaequalifrons niet opgenomen. Wel
synonimiseert hij Psilus (Galesus) pluripunctatus Kieffer, 1911 met Psilus gestroi Kieffer,
1911. Ook in de tabel van Kozlov (1988 [1978]), die de Coptera-soorten nog tot Psilus
(subgenus Schizogalesus) rekent, is C. inaequalifrons niet opgenomen. Bij determinatie met
deze tabel kom je na enige twijfel in couplet 1 uit op Psilus (S.) punctatus Kieffer, 1911,
waarschijnlijk de oudste naam voor dit taxon.
En ook Nixon (1980) rekent C. inaequalifrons nog tot het genus Psilus, al wordt ze wel
meteen als eerste afgesplitst van alle andere Psilus-soorten door de kenmerken die door
Muesebeck (1980) worden gebruikt om beide genera van elkaar te onderscheiden.
Een revisie van de Europese en/of Palaearctische Coptera-soorten met typenonderzoek en
vergelijking van series van deze taxa zou een antwoord kunnen geven op deze
onduidelijkheden.
Biologie
Van Coptera inaequalifrons zijn in de literatuur twee gastheeropgaven gevonden:
1. Fabritius (1979) meldt de kweek uit Phystphora emandata (Ulidiidae), Lonchea spec.
(Lonchaeidae), Scatophaga stercoraria (Scatophagidae) en Musca autumnalis
(Muscidae). Dezelfde auteur geeft nog aan dat in het laboratorium ook poppen van
andere soorten worden geaccepteerd zoals Musca domestica (Muscidae), Piophila
casei (Piophilidae), Bellieria melanura (Sarcophagidae), Scatophaga stercoraria
(Scatophagidae) en Phystphora demandata (Ulidiidae).
2. Nixon (1980) kweekte een man en een vrouw tussen 10-12.viii.1962 uit Lonchea fugax
[= cariecola] (familie Lonchaeidae), gevonden onder de schors van een iep (Ulmus) in
Berks Wytham Wood, westelijk van Oxford.
Het spectrum van mogelijke gastheren voor deze soort is dus breed. Welke vliegenpoppen
C. inaequalifrons in ons land vooral opspeurt is niet bekend, maar als we op de vindplaats in
De Kaaistoep af gaan lijkt een soort uit de familie van de lansvliegen (Lonchaeidae) het
meest waarschijnlijk.
Fabritius (1979) meldt kweekresultaten van C. inaequalifrons uit poppen van Musca
domestica en geeft als ontwikkelingstijd 31 dagen (mannen) en 35 dagen (vrouwen). Een
vrouwtje parasiteert gemiddeld 28 vliegenpuparia en daarom is volgens deze auteur de soort
in het veld niet algemeen. De ontwikkelingsduur voor vrouwen wordt langer (nl. 43-55 dagen)
wanneer puparia van Bellieria melanura worden geparasiteeerd.
C. inaequalifrons vliegt in ons land van eind april tot eind juli, waarschijnlijk in één generatie.
Dankwoord
We danken Maarten van Doorn voor het legen van de malaiseval in het Wijffelterbroek en
Elias de Bree voor het uitsorteren van enige parasitaire Hymenoptera.
Summary
In 2017 we found 4 males of a new genus and species for the Netherlands: Coptera
inaequalifrons Jansson, 1942. The specimen were catched with a pipefall in one cubic meter
oak in nature reserve De Kaaistoep in Tilburg (N 51032’28.21’’, E 500’36.51’’). In 2018 we
found 2 females and 9 males in Weert, Wijffelterbroek catched with a malaisetrap. The
species is illustrated and his distribution and biology are summarized.
73
Literatuur
Faasen, T., I. Raemakers & R. Ketelaar, 2019. Ongewervelde fauna Wijffelterbroek.
Nulmeting vóór vernatting. - Rapport Ecologica, 53 pp. + bijlage.
Fabritius, K., 1979. Coptera inaequalifrons Jansson (Hymenoptera: Diapriidae), ein
polyphager Fliegenpuparienparasit. - Muzeul Brukenthal, Studii si Comunicari - Stiintele
Naturii 23: 319-322.
Fauna Europaea [FE 2019] https://fauna-eu.org [geraadpleegd in april 2019]
Felix, R., E. Bouvy, J.W. van Zuijlen, P. Boer & T. Peeters, 2017. Bijzondere vangmethoden
II. Pijpvallenonderzoek: 21-32. In: T. Peeters, A. van Eck & T. Cramer (red.), Natuurstudie
in De Kaaistoep en aangrenzende terreinen in Tilburg. Verslag 2016, 22e
onderzoeksjaars. - TWM Gronden BV, Natuurmuseum Brabant & KNNV-afdeling Tilburg,
80 pp.
Hellén, W., 1963. Die Diapriinen Finnlands (Hymenoptera: Proctotrupoidea). - Fauna
Fennica 14: 1-35.
Hymenoptera Online [HOL 2019] https://hol.osu.edu [geraadpleegd in april 2019]
Jansson, A., 1942. Neue Proctotrupiden aus Sweden I. - Entomologisk Tidskrift 53: 210-216.
Jansson, A., 1955. Studier över svenska proctotrupider. 6-9. - Entomologisk Tidskrift 76 (1):
4-10.
Kieffer, J.J., 1911. Proctotrypidae (suite). - Species des Hyménoptères d'Europe et d'Algérie
10 (6): 753-912.
Kieffer, J.J., 1916. Galesus Haliday MS.: 200-235. In: Das Tierreich 44 Hymenoptera
Diapriidae. - Verlag von R. Friedländer und Sohn, Berlin, 627 pp.
Kozlov, M.A., 1988. Family Diapriidae (Diapriids): 1000-1110. In: G.S. Medvedev (ed.), Keys
to the Insects of the European Part of the USSR, Volume III, part II. - Leiden E.J. Brill,
1341 pp. [Engelse vertaling van Kozlov 1978]
Masner, L., 1965. The types of Proctotrupoidea (Hymenoptera) in the British Museum
(Natural History) and the Hope Department of Entomology, Oxford. - Bulletin of the British
Museum (Natural History) Entomology Supplement I: 1-154.
Masner, L. & J.L. García, 2002. The genera of Diapriinae (Hymenoptera: Diapriidae) in the
New world. - Bulletin of the American Museum of Natural History 268: 138 pp.
Menezes, E., J. Sivinski, T. Holler, M. Aluja, F. Jeronimo & E. Ramirez, 1998. Development
of Coptera haywardi (Hymenoptera: Diapriidae) in irradiated and unirradiated pupae of the
caribbean fruit fly and the meditterranean fruit fly (Diptera: Tephritidae). - Florida
Entomologist 81 (4): 567-570.
Muesebeck, C.F.W. & L.M. Walkley, 1956. Type species of the genera and subgenera of
parasitic wasps comprising the superfamily Proctotrupoidea (Order Hymenoptera). -
Proceedings of the United States National Museum 105 (3359): 319-419.
Muesebeck, C.F.W., 1980. The nearctic parasitic wasps of the genera Psilus Panzer and
Coptera Say (Hymenoptera, Proctotrupoidea, Diapriidae). - United States Department of
Agriculture, Technical Bulletin 1617: 71 pp.
Nixon, G.E.J., 1980. Diapriidae (Diapriinae). - Handbk. Id. Br. Insects 8 (3di): 1-55.
Notton, D.G., 2004. A catalogue of types of Diapriinae (Hymenoptera, Diapriidae) at the
National Museum of Natural History, Paris, with notes on the classification of Diapriinae
and a brief history of the types of Jean-Jacques Kieffer (1856-1925). - Zoosystema 26 (2):
315-352.
Notton, D.G., 2014. A catalogue of the types of Diapriinae (Hymenoptera, Diapriidae) at the
Natural History Museum, London. - European Journal of Taxonomy 75: 1-123.
Peeters, T., 2015. Neuswespen (Hymenoptera: Diapriidae) in De Kaaistoep: 47-50. In: T.
Peeters, A. van Eck & T. Cramer (red.), Natuurstudie in De Kaaistoep en aangrenzende
terreinen in Tilburg. Verslag 2014, 20e onderzoeksjaar. - TWM Gronden BV,
Natuurmuseum Brabant & KNNV-afdeling Tilburg, 104 pp.
74
Peeters, T.M.J., 2016. Neuswespen (Diapriidae) in De Kaaistoep 2. Acropiesta macrocera
nieuw voor de Nederlandse fauna: 71-72. In: T. Peeters, A. van Eck & T. Cramer (red.),
Natuurstudie in De Kaaistoep en aangrenzende terreinen in Tilburg. Verslag 2015, 21e
onderzoeksjaar. - TWM Gronden BV, Natuurmuseum Brabant & KNNV-afdeling Tilburg,
125 pp.
Silvestri, F., 1914. Report of an expedition to Africa in search of the natural enemies of fruit
flies (Trypaneidae), with descriptions, observations and biological notes. - Hawaii Board of
Commissioners of Agriculture and Forestry, Division of Entomology, Bulletin 3: 1-176, 24
pls.
Yoder, M.J. & R.A. Wharton, 2002. Nomenclature of African Psilini (Hymenoptera:
Diapriidae) and status of Coptera robustior, a parasitoid of Mediterranean fruit fly (Diptera:
Tephritidae). - The Canadian Entomologist 134: 561-576.
Tomsik, B., 1946. Rody Galesus Hal. a Schizogalesus gen. n. - Entomologické Listy (Folia
entomologica) 9: 119-132.