Content uploaded by Nanke Verloo
Author content
All content in this area was uploaded by Nanke Verloo on Jan 07, 2020
Content may be subject to copyright.
Het asielzoekerscentrum als buurthuis? Over
vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra in
Amsterdam en Brussel
Rosaly Studulski & Nanke Verloo*
In zowel Nederland als België worden bewoners geactiveerd om activiteiten te
organiseren voor asielzoekers. Asielzoekerscentra zouden op die manier beter
geïntegreerd raken in de context van een gemeente of woonwijk. Dit burger‐
schapsideaal staat niet op zichzelf. De beleidswens voor een lokale integratie van
asielzoekerscentra vertoont paralellen met bredere maatschappelijke en academi‐
sche discussies over lokale participatie en actief burgerschap. In dit artikel onder‐
zoeken wij hoe het beleidsideaal van actief burgerschap in twee asielzoekerscentra
vorm krijgt en op wat voor manieren beleid deze vrijwilligersactiviteiten zou kun‐
nen ondersteunen. Een vergelijkende interpretatieve beleidsanalyse in twee asiel‐
zoekerscentra in Amsterdam en Brussel laat zien hoe vrijwilligerswerk vanuit
beleidsdoelen wordt gestimuleerd, lokaal wordt geïmplementeerd en vervolgens
ervaren in de dagelijkse praktijk van vrijwilligers en professionals. De casussen
vertonen sterke verschillen, maar juist uit deze contrasten zijn belangrijke lessen
te trekken. Wij laten zien dat door actief burgerschapsbeleid het asielzoekerscen‐
trum steeds meer fungeert als ‘buurthuis’ en dat integratie dankzij vrijwilligers‐
werk kan worden ondersteund. Maar we plaatsen ook een kritische kanttekening
wanneer activiteiten sterk gedreven worden door een ideaalbeeld van de ‘goede
asielzoeker’. Het risico bestaat dat de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor
het integreren en betrekken van asielzoekers wordt afgeschoven op onbetaalde
vrijwilligers en dat activiteiten onbedoeld exclusief zijn voor een bepaalde groep.
Wij concluderen dat professionele ondersteuning, begeleiding en financiering cru‐
ciaal zijn om het beleidsideaal van vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra te vol‐
brengen.
Inleiding
Tijdens hun asielprocedure hebben asielzoekers recht op onderdak. Dit onderdak
wordt in verschillende landen op verschillende manieren geregeld. In Nederland
is onderdak georganiseerd op gemeentelijk niveau en in België via verschillende
collectieve en individuele opvangstructuren (Ministerie van Veiligheid en Justitie,
2017a; Fedasil, 2018a). Deze plekken bieden in eerste instantie een veilig onder‐
komen, voedsel en onderwijs voor kinderen. Voor verdere ondersteuning en inte‐
*Rosaly Studulski, MSc. is onlangs afgestudeerd in de Research Master Urban Studies aan de
Universiteit van Amsterdam en sindsdien werkzaam bij het Projectmanagementbureau van de
Gemeente Amsterdam. Dr. Nanke Verloo is werkzaam als Universitair Docent in Stedelijke
Planologie aan de Universiteit van Amsterdam en redacteur bij Beleid en Maatschappij.
Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1 - doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 65
Rosaly Studulski & Nanke Verloo
gratie van asielzoekers wordt in beide landen de hulp van lokale gemeenschappen
ingeroepen.
Het inzetten van vrijwilligers om activiteiten te organiseren is hierbij een gedeeld
beleidsideaal. Een regiomanager van het Nederlandse Centraal Orgaan opvang
asielzoekers (COA) verwoordt dit beleidsideaal in het jaarverslag van 2017 als
volgt: ‘We willen vlammetjes en experimenten activeren zodat locaties meer gaan
bruisen. (…) We willen locaties waar van alles gebeurt voor en met bewoner.
Locaties waar een grote interactie is met de omgeving en de gemeente. Vergelijk
het maar met een bruisende stad’ (COA, 2018a). In het bereiken van deze brui‐
sende interactie met de omgeving liggen belangrijke rollen weggelegd voor lokale
vrijwilligers. Ook in België wordt vanuit beleidskaders de link tussen lokale vrij‐
willigers en de integratie van asielzoekers in de lokale omgeving aangekaart. De
Belgische equivalent van het COA, het Federaal agentschap voor de opvang van
asielzoekers (Fedasil), vermeldt in het managementplan 2012-2018: ‘Het inscha‐
kelen van vrijwilligers in de centra bevordert het welzijn van de bewoners en de
integratie van het centrum in de gemeente. Daarom nemen we initiatieven om
een enthousiast vrijwilligersnetwerk uit te bouwen’ (Luxen, 2016, 35).
Het beroep op vrijwilligers in het bereiken van burgerschapsidealen met de speci‐
fieke doelgroep van asielzoekers staat niet op zichzelf. De beleidswens tot lokale
integratie van asielzoekerscentra vertoont paralellen met bredere maatschappe‐
lijke en academische discussies over lokale participatie en actief burgerschap. De
potentiële betekenis van de term burgerschap is erg breed – van een juridische
status tot de ervaring van de burger die iets bijdraagt aan de samenleving. Door
een beroep te doen op affectieve ervaringen wordt vanuit beleid een constructie
van ‘goed’ burgerschap gepresenteerd (De Wilde & Duyvendak, 2016). In Neder‐
land is actief burgerschap inmiddels een bekend politiek concept. Het volgt op het
idee van de participatiesamenleving, waarin burgers worden geacht verantwoor‐
delijkheid te nemen voor het welzijn van hun omgeving (WRR, 2017, 28; Ton‐
kens, 2012). Het beroep op de verantwoordelijkheid van burgers valt ook samen
met bezuinigingen op professionele zorgstructuren (Verhoeven & Tonkens,
2013).
Aangezien actief burgerschap niet formeel wordt afgedwongen, in de zin dat bur‐
gers niet gedwongen kunnen worden om vrijwilligerswerk te ondernemen,
worden meer geavanceerde beleidsstrategieën toegepast om burgers te activeren.
Dit gebeurt door een beroep te doen op persoonlijke gevoelens van affectie voor
de omgeving. Op lokaal niveau worden deze beleidsidealen in de praktijk gebracht
door het subsidiëren van structuren waarbij lokale professionals of gemeenteme‐
dewerkers actief burgerschap promoten en actieve burgers begeleiden (Verhoeven
en Tonkens, 2013; de Wilde, 2013). Ook België kent in toenemende mate voor‐
beelden van stedelijke beleidsprojecten die uitgaan van de eigen verantwoordelijk‐
heid van lokale gemeenschappen ten opzichte van thema’s als leefbaarheid in de
buurt (Loopmans, 2006).
Juist in asielzoekerscentra zijn vrijwilligers erg belangrijk. Vrijwilligers zijn de
link tussen de samenleving en de toch betrekkelijk afgesloten wereld binnen het
centrum. Ze spreken de taal die asielzoekers vaak aan het leren zijn en brengen
gebruiken en activiteiten het centrum in die cruciaal zijn voor het leren kennen
66 doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 - Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1
Het asielzoekerscentrum als buurthuis? Over vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra in Amsterdam en Brussel
van het land waar asiel wordt aangevraagd. Daarnaast kunnen vrijwilligers activi‐
teiten organiseren die het lange wachten op een verblijfsstatus doorbreken of
educatief zijn. Kortom, het asielzoekerscentrum is een relevante plek om actief
burgerschap te stimuleren. In dit artikel onderzoeken wij daarom kritisch hoe
vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra wordt gestimuleerd, uitgevoerd en ervaren.
Wij vergelijken twee institutionele contexten: Amsterdam en Brussel. We beant‐
woorden hierbij de (verkennende) vragen: Hoe krijgt vrijwilligerswerk in twee
asielzoekerscentra vorm en hoe kan lokaal beleid deze vrijwilligersactiviteiten
ondersteunen?
Wij willen dus niet alleen begrijpen wat vrijwilligers doen, maar ook hoe het
beleid vormgeeft aan dat vrijwilligerswerk. We bouwen voort op onderzoek naar
de oorzaken, implementaties en consequenties van beleid omtrent actief burger‐
schap en participatie, maar richten ons specifiek op burgerschap in de context van
asielzoekerscentra. Om een kritische analyse van het beleid omtrent vrijwilligers‐
werk in asielzoekerscentra te maken gebruiken wij de theorie van interpretatieve
beleidsanalyse (Yanow, 2000). Dit fungeert als raamwerk om het succes van de
ondersteuningsstructuren te analyseren, en te begrijpen hoe deze vrijwilligers in
hun dagelijkse praktijk vormgeven aan hun burgerschap in relatie tot die grotere
beleids- en organisatiestructuren.
Amsterdam en Brussel zijn relevante locaties voor dit onderzoek, omdat de lokale
politieke context en structuren voor de functies en het begeleiden van vrijwilli‐
gers verschillen, terwijl het doel om vrijwilligers in te zetten om integratie te
bevorderen voor zowel het COA als Fedasil belangrijk is. De casussen zijn vrijwilli‐
gersprojecten in en rondom twee asielzoekerscentra in Amsterdam en Brussel:
het relatief oude ‘Petit Château/Klein Kasteeltje’ in Brussel-stad en het tijdelijke
‘AZC Willinklaan’ in Amsterdam Nieuw-West. Een vergelijkende analyse van deze
casussen binnen hun bredere beleidscontexten geeft inzicht in de manier waarop
beleid vorm krijgt in de praktijk. Wij hanteren het perspectief van lokale profes‐
sionals en vrijwilligers om te analyseren waar activiteiten succesvol zijn en waar
problemen zich voordoen. Een diepgaand begrip van de ervaringen van lokale
actoren in relatie tot een bredere beleidsanalyse bieden relevante inzichten in de
mogelijkheden en grenzen van lokaal burgerschap in asielzoekerscentra (Small,
2009).
We zullen eerst kort ingaan op onze benadering en methoden. Vervolgens analy‐
seren we nationale en lokale beleidskaders voor de asielopvang en het vrijwilli‐
gerswerk in Nederland en België. Hierna gaan we in op de ervaringen en activitei‐
ten van vrijwilligerswerk in beide centra. Op basis daarvan kunnen wij analyseren
hoe vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra vorm krijgt, waar problemen ontstaan
en op wat voor manier(en) beleid vrijwilligersactiviteiten beter kan ondersteunen.
Theoretische benadering en methodologie
Om de relatie tussen burgerschapsbeleid en de dagelijkse praktijk van vrijwilligers
en professionals in asielzoekerscentra te analyseren gebruiken we het raamwerk
van interpretatieve beleidsanalyse (Yanow, 2000). Deze analysemethode biedt de
Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1 - doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 67
Rosaly Studulski & Nanke Verloo
mogelijkheid om de dynamiek tussen drie niveaus van beleid te interpreteren:
geschreven beleid, de implementatie door professionals in de lokale praktijk en
vervolgens de lokale ervaringen met dit beleid (Yanow, 2000, 9). Onze analyse
gaat in op de dynamiek tussen deze niveaus. Daarom zal die dynamiek voor beide
casussen apart worden belicht. De eerste twee niveaus – van geschreven en geïm‐
plementeerd beleid – laten de bredere beleidskaders en lokale organisatiestructu‐
ren zien omtrent asielopvang, de integratie van asielzoekers en de rol van vrijwil‐
ligerswerk. In het derde niveau wordt dat beleid tastbaar door de praktijken en
ervaringen van zowel professionals als vrijwilligers. Wij analyseren de impact van
het beleid omtrent actief burgerschap in asielzoekerscentra door de lens van prak‐
tijken en ervaringen van vrijwilligers. Op die manier kunnen wij analyseren hoe
beleid betekenis krijgt (Wagenaar, 2014; Yanow, 1996) en waar het beter kan.
Vervolgens maakt deze vorm van analyseren ook de vergelijking tussen de casus‐
sen mogelijk door de verschillende niveaus van analyse apart te kunnen vergelij‐
ken op verschillen of dwarsverbanden (Swanborn, 2010, 15).
Wetgeving en beleidsdocumenten vormen de basis voor de analyse van geschre‐
ven beleid en beleidsdoelen. Van nationaal tot lokaal niveau worden de perspec‐
tieven en doelen van relevante instituties en organisaties in kaart gebracht. Deze
worden vervolgens met elkaar vergeleken. Verschillen en dwarsverbanden in de
specifieke ervaringen van vrijwilligers worden zo begrepen vanuit de specifieke
institutionele en lokale context van de casus (Swanborn, 2010, 13). Vervolgens
veronderstelt een interpretatieve benadering een analyse van motivaties, activi‐
teiten en verwachtingen van actoren in de praktijk (Yanow, 2000, 9). Daarom
gebruiken wij etnografische methoden die inzicht verschaffen in de dagelijkse
praktijken van vrijwilligers en professionals die werken met asielzoekers (Van
Hulst, 2008). Hun narratieven over activiteiten, motivaties en verwachtingen
vormen de basis voor het laatste niveau van de beleidsanalyse.
Voor dit onderzoek is negen maanden etnografisch veldwerk uitgevoerd in Neder‐
land en België, tussen oktober 2017 en juni 2018. Om de beleving en ervaringen
van vrijwilligers en lokale professionals te kunnen begrijpen (Van Hulst, 2008)
zijn in beide steden diepte-interviews en participerende observaties uitgevoerd.
In totaal 21 diepte-interviews geven inzicht in de ervaringen, motivaties en bre‐
dere verwachtingen van lokale professionals en vrijwilligers.1 Respondenten werd
gevraagd om te vertellen over hun dagelijkse activiteiten in relatie tot de asielzoe‐
kers en tot de betrokken organisaties. Bovendien is de dagelijkse praktijk van het
vrijwilligerswerk onderzocht met participerende observaties bij allerlei vrijwilli‐
gersactiviteiten: kinderopvang, conversatietafels en buurtbarbecues, maar ook
filmavonden en museumbezoeken. Op deze manier konden meer informele
gesprekken en observaties van interacties tussen asielzoekers, vrijwilligers en pro‐
fessionals een diepgaande context bieden voor begrip van de praktijken in beide
casussen (Geertz, 1973). Deze methoden bieden inzicht in hoe vrijwilligers
omgaan met zowel beleidsstructuren als hun eigen doelen in het construeren van
actief burgerschap.
68 doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 - Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1
Het asielzoekerscentrum als buurthuis? Over vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra in Amsterdam en Brussel
Beleidskaders voor vrijwilligerswerk met asielzoekers
De eerste stap in de beleidsanalyse is het volgen van de institutionele structuren
waarin beide casussen gesitueerd zijn: van nationale wetgeving, langs de verschil‐
lende institutionele niveaus, tot aan de organisatie van de asielopvang en bijbeho‐
rende vrijwilligersstructuren op het niveau van de wijken waarin de asielzoekers‐
centra gelegen zijn. Het volgen van deze beleidskaders laat zien hoe publieke en
alternatieve subsidies lokaal worden geïnvesteerd, wat de achterliggende beleids‐
doelen zijn en hoe lokale implementaties vervolgens vormgeven aan actief burger‐
schap (Yanow, 2000).
Nationale en lokale beleidskaders: Amsterdam, de Nederlandse context
In Nederland draagt het ministerie van Veiligheid en Justitie de formele verant‐
woordelijkheid voor alle fasen van de zogenaamde ‘Vreemdelingenketen’. Dit
onderzoek richt zich specifiek op de fase van tijdelijke huisvesting en begeleiding
van asielzoekers tijdens hun aanmeldingsprocedure. Het Centraal Orgaan opvang
asielzoekers (COA) is aangesteld door het ministerie als een onafhankelijk uitvoe‐
rend orgaan dat jaarlijks subsidie ontvangt op basis van het geschatte aantal asiel‐
zoekers (Ministerie van Justitie en Veiligheid, 2017b, 5; COA, 2018b; Rijksover‐
heid, 2015). Verder ontvangt het COA subsidie vanuit het European Asylum,
Migration and Integration Fund (AMIF) voor specifieke projecten gericht op inte‐
gratie. Voor dergelijke projecten is het nationale budget namelijk onvoldoende
(COA, 2018a).
In het jaarverslag van 2017 spreekt het COA van een veranderend politiek en
sociaal speelveld waarin de organisatie moet zien te opereren als gevolg van de
vluchtelingeninstroom en het daaraan verbonden maatschappelijke debat sinds
2015. Om zich aan te passen aan deze context noemt het COA enkele thema’s
waarop het verder wil ontwikkelen: ‘kwalitatief hoogstaande opvang en begelei‐
ding’ en de eigen rol als ‘partner en regisseur in een netwerk’ van organisaties en
instituties (COA, 2018a). Voor implementatie van deze beleidsthema’s doet het
COA expliciet een beroep op de verantwoordelijkheid van gemeentes, lokale orga‐
nisaties en lokale bewoners. Het ideaalbeeld is kleinschalige asielzoekerscentra
met lokale flexibele oplossingen voor integratie. Uiteindelijk zou het asielzoekers‐
centrum moeten functioneren als sociale ontmoetingsplaats voor de buurt op een
lokaal niveau, zoals te zien is in eerdergenoemde quote van de regiomanager.
Deze doelstelling heeft geleid tot afspraken tussen gemeenten, het COA en het
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over gedecentraliseerde inves‐
teringen in integratie en participatie (COA, 2018b, 5).
Op gemeentelijk niveau worden de subsidieafspraken met het ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid gereguleerd door een specifiek budget voor
bewonersinitiatieven. In de casus in Amsterdam wordt dit geleid door Stadsdeel
Nieuw-West, waar het asielzoekerscentrum gelegen is (Gemeente Amsterdam,
2018). Het toewijzen en managen van bewonersinitiatieven ligt in handen van
lokale welzijns- en bewonersorganisaties.2 Deze organisaties werken op buurt‐
niveau in de omliggende buurten Geuzenveld, Slotermeer en Osdorp. De lokale
implementatie van vrijwilligerswerk van buurtbewoners in het asielzoekerscen‐
Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1 - doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 69
Rosaly Studulski & Nanke Verloo
trum sluit naadloos aan bij het beleid voor actief burgerschap op het niveau van
de wijk.
Het AZC Willinklaan zelf is een tijdelijk asielzoekerscentrum, gelegen in een voor‐
malige sportacademie. Het heeft de capaciteit om 512 asielzoekers van accommo‐
datie te voorzien. Deze tijdelijke locatie is opgezet als oplossing totdat een perma‐
nente locatie klaar is. De gemeente Amsterdam en het COA hebben de wens om te
allen tijde een asielzoekerscentrum in de stad te hebben, want ‘Amsterdam neemt
(…) haar verantwoordelijkheid als stad. De opvang van vluchtelingen past in de
lange traditie van Amsterdam als diverse stad om hen die het nodig hebben een
thuis te bieden’ (Omgevingsdienst NZKG, 2017, 19). Hier sluit een sterk raam‐
werk voor burgerschap op lokaal niveau goed bij aan.
Om locaties te verwezenlijken met een sterke connectie tussen lokale bewoners
en de asielzoekers (COA, 2018a) heeft het AZC Willinklaan een koffiecafé dat
dienstdoet als open plek voor interactie en activiteiten. Het café wordt op vrijwil‐
lige basis gerund door asielzoekers die in het centrum wonen. De activiteiten die
in dit café plaatsvinden zijn veelal bewonersinitiatieven, gecoördineerd en gesub‐
sidieerd door de twee lokale bewoners- en welzijnsorganisaties. Op deze manier
worden de asielzoekers neergezet als lokale bewoners, vergelijkbaar met andere
bewoners in de wijk. Manuel,3 de projectmanager die verantwoordelijk is voor het
koffiecafé, legt uit op welke manier deze benadering een wenselijke vorm van
integratie met de lokale omgeving is:
‘Bijvoorbeeld volgende week dinsdag staat er een barbecue-avond. Dat is dan
voor iedereen en dan hoop je een beetje dat mensen bij elkaar komen. En aan
de ene kant is dat dus goed voor de mensen die hier wonen [in het AZC],
maar het is vaak ook goed voor de mensen die in wijken wonen. Want als je
gaat kijken naar wie er wonen in Geuzenveld voornamelijk en in Osdorp ook,
dat verschilt niet heel veel van de mensen die hier wonen. (…) Qua achter‐
grond, sociaaleconomische positie. (…) Het is een soort van activatie voor de
mensen die in die wijken wonen (…) mensen die ook thuiszitten, werkloos
zijn. En als die hier zelf weer activiteiten kunnen ontplooien, dan is dat ook
een stap voor hun.’ (Manuel, projectmanager, Amsterdam, 3 april 2018)
Vanuit dit perspectief kan het asielzoekerscentrum potentieel een rol spelen in de
participatie van andere bewoners uit de wijken als actieve burgers. De activiteiten
bij het asielzoekerscentrum zijn onderdeel van een bredere subsidiestructuur voor
lokale participatie. De lokale implementatie van het participatiebeleid maakt het
asielzoekerscentrum als het ware tot een speciale variant van een buurthuis. Om
de implementatie van dit beleidsideaal in goede banen te leiden zijn cruciale rol‐
len weggelegd voor lokale professionals.
Nationale en lokale beleidskaders: Brussel, de Belgische context
In België is de regulering van de opvang van asielzoekers vastgelegd in de Opvang‐
wet, waarin staat dat Fedasil verantwoordelijk is voor de materiële ondersteu‐
ning, accommodatie en begeleiding van asielzoekers (Fedasil, 2018b; Belgisch
Staatsblad, 2007). Het functioneert onder de minister van Veiligheid en Binnen‐
70 doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 - Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1
Het asielzoekerscentrum als buurthuis? Over vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra in Amsterdam en Brussel
landse Zaken en vervolgens de staatssecretaris voor Asiel en Migratie (European
Migration Network, 2018). Vanwege overheidsbezuinigingen heeft Fedasil de
afgelopen jaren de kosten van faciliteiten sterk moeten verminderen. Oplossin‐
gen worden gezocht in alternatieve financiering vanuit Europese fondsen en in
het uitbesteden van implementatie van projecten aan externe partners. Asielzoe‐
kerscentra worden in België op het niveau van de lokale implementatie dus niet
alleen georganiseerd door Fedasil zelf, maar veelal ook door ngo’s als het Rode
Kruis en VluchtelingenWerk Vlaanderen, lokale initiatieven via een ‘Openbaar
centrum voor maatschappelijk welzijn’ of door private initiatieven (Belgisch
Staatsblad, 2007; Luxen, 2016, 5, 32).
Subsidies worden gegeven aan gemeentelijke initiatieven die de integratie van het
asielzoekerscentrum in de gemeente promoten. Asielzoekerscentra hebben de
verantwoordelijkheid om met subsidie van Fedasil buurtinitiatieven te organise‐
ren die het asielzoekerscentrum in de omgeving integreren en een positief beeld
geven van het asielbeleid in de samenleving (Belgisch Staatsblad, 2007). In het
managementplan 2012-2018 spreekt Fedasil uit om vrijwilligerswerk meer struc‐
tureel in te zetten in het streven naar bevordering van het welzijn van de asielzoe‐
kers en de integratie van het centrum in de gemeente. Hierom neemt de organisa‐
tie ‘initiatieven om een enthousiast vrijwilligersnetwerk uit te bouwen’ (Luxen,
2016, 35). Het uitbouwen van een retoriek voor actief burgerschap is een oplos‐
sing voor de bezuinigingen waar de organisatie mee geconfronteerd wordt.
Het asielzoekerscentrum waar dit onderzoek is uitgevoerd, ligt in de gemeente
Brussel-stad. Deze gemeente beslaat het historische centrum van Brussel en is
onderdeel van de negentien gemeenten waaruit het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest bestaat. Naast de bekende scheiding tussen Frans- en Nederlandstalige
burgers wordt de stad gekarakteriseerd door diepgewortelde ruimtelijke en socio-
economische segregatie, die grofweg kan worden gegeneraliseerd in een scheiding
tussen oostelijke en westelijke wijken (Hanquinet, Savage & Callier, 2012). De
westelijke kanaalgemeenten, waar het asielzoekerscentrum direct tegenover gele‐
gen is, kennen de hoogste werkloosheidcijfers en percentages van inwoners met
een niet-westerse immigratieachtergrond. Door grote inkomensverschillen tussen
de verschillende gemeenten en relatief lage inkomens van Brusselse inwoners ver‐
geleken met inwoners van Vlaanderen en Wallonië is de financiële conditie van
Brussel-stad en aangrenzende kanaalgemeenten fragiel (Brussel Plaatselijke
Besturen, 2017, 5).
Het asielzoekerscentrum Klein Kasteeltje/Petit Château is een van de centra die
direct worden gerund door Fedasil. Al sinds 1986 functioneert het gebouw als
asielzoekerscentrum. Het geeft accommodatie aan 844 asielzoekers (Fedasil,
2018c). De verwachting is dat het centrum in 2019 zal verhuizen naar een nieu‐
were en makkelijker te onderhouden locatie ten noorden van Brussel-stad. De
gemeente heeft bovendien de buurt waarin het centrum gelegen is aangemerkt
voor stadsontwikkeling. Het idee dat asielzoekers zouden rondhangen in de buurt
op zoek naar zwart werk, zou niet aansluiten bij de beoogde herwaardering van de
buurt (Aers, 2017). Het ideaal dat wordt beschreven vanuit de Opvangwet en
Fedasil om een connectie tussen asielzoekerscentra en de lokale gemeenschap op
een positieve manier tot stand te brengen sluit dus niet aan bij de ervaringen en
Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1 - doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 71
Rosaly Studulski & Nanke Verloo
doelstellingen van de gemeente Brussel-stad (Belgisch Staatsblad, 2007; Luxen,
2016).
In tegenstelling tot het idee van een open ruimte moeten bezoekers en vrijwilli‐
gers in het Klein Kasteeltje langs beveiliging om binnen te kunnen komen. Bezoe‐
kers moeten altijd een duidelijk doel voor hun bezoek aangeven. Als implementa‐
tie van het beleidsdoel om vrijwilligerswerk in te zetten om het welzijn van de
asielzoekers en de kwaliteit van de accommodaties te verbeteren (Fedasil, 2018d;
Luxen, 2016, 35), biedt het Klein Kasteeltje geïnteresseerden een lijst aan van
acht verschillende vrijwilligersfuncties. Deze functies zijn onder meer: het surveil‐
leren in de cyber room, individuele les in Nederlands of Frans, naschoolse opvang
van kinderen op de woensdagmiddag en tijdens vakanties, en het beheer van een
klein winkeltje in het centrum. Deze functies reflecteren het fundamentele belang
van de participatie van vrijwilligers in de dagelijkse werking van de organisatie.
Naast deze formele opties zijn er enkele vrijwilligers die hun eigen initiatieven
uitvoeren. Deze initiatieven vallen echter buiten de lokale implementatie van vrij‐
willigerswerk vanuit de organisatie, er wordt dus geen professionele ondersteu‐
ning aan die activiteiten geboden. Chloe, een voormalig stagiair van Fedasil en
sociaal werker, reflecteerde kritisch op het idee dat vrijwilligerswerk dient als
oplossing bij gebrek aan financiering vanuit de organisatie:
‘Vrijwilligerswerking is niet alleen om uw tekort aan personeel op te vangen,
snapt ge? En dat is het nu wel. Ik vind dat vrijwilligerswerking, als dat con‐
structiever is, dan ook kan dienen om bewoners aan de buitenwereld vast te
hangen, (…) om mensen contactpunten te geven in de Belgische samenleving.
(…) Ik denk ook dat dat een kwestie is van daar personeel voor vrij te maken,
iemand op te zetten. (…) Het team zit ook vaak in een tekort. Allee, er zijn
altijd wel eigenlijk te weinig mensen, altijd.’ (Chloe, voormalig stagiair Feda‐
sil, Brussel, 18 januari 2018)
Met deze opmerkingen uitte Chloe een bezorgdheid die andere respondenten
deelden: het idee en de retoriek achter beleid voor participatie en vrijwilligers‐
werk hebben op zichzelf veel potentie in het bevorderen van lokale integratie,
maar dit zou niet moeten betekenen dat er weinig tot geen budget is om dit te
implementeren. Betreffende het budget voor connectie met de buurt, dat via wet‐
geving vereist is (Belgisch Staatsblad, 2007), verspreidt het centrum een nieuws‐
brief in de buurt over regels en het dagelijks leven in het centrum. Daarnaast zijn
specifieke evenementen in het centrum met enige regelmaat open voor publiek
(Fedasil, 2018c). Om waardering richting de vrijwilligers te uiten is er jaarlijks een
diner ter ere van de Internationale Dag van de Vrijwilliger. Naast deze voorbeel‐
den lieten respondenten weten dat financiering voor initiatieven vanuit de lokale
gemeenschap erg ongebruikelijk is. De lokale implementatie van het doel om
actief burgerschap in asielzoekerscentra te stimuleren is in Brussel dus minder
expliciet ontwikkeld dan in Amsterdam.
Samenvattend, de vergelijking van de beleidsniveaus omtrent vrijwilligerswerk in
asielzoekerscentra in Nederland en België laat dus relevante verschillen zien; deze
72 doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 - Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1
Het asielzoekerscentrum als buurthuis? Over vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra in Amsterdam en Brussel
zijn schematisch uiteengezet zijn in tabel 1. Op het niveau van nationaal beleid en
regelgeving zijn er duidelijke overeenkomsten in de wens om connectie te vinden
tussen asielzoekerscentra en lokale gemeenschappen (Belgisch Staatsblad, 2007;
COA, 2018a; Luxen, 2016). Er zit echter verschil in de mate waarin dit raamwerk
prioriteit krijgt op het niveau van beleidsvorming en implementatie. Waar het
jaarverslag van het COA (2018a) uitvoerig ingaat op zijn visie van lokaal initiatief
en de sociale rol van een asielzoekerscentrum, komen in het jaarverslag van Feda‐
sil (2017) zulke onderwerpen nauwelijks aan de orde. Dit is ook terug te zien in de
implementatie van een vrijwilligerswerk. Promotie en budget voor lokale partici‐
patie en vrijwilligerswerk krijgen in Amsterdam expliciet vorm via de bewoners-
en welzijnsorganisaties. In Brussel ontbreekt een dergelijke ondersteuningsstruc‐
tuur en vallen of staan initiatieven bij de inzet en het enthousiasme van vrijwilli‐
gers zelf. Bovendien verschillen de lokale politieke visies op de rol van het asiel‐
zoekerscentrum in de wijk. In Amsterdam Nieuw-West is de beleidsvisie op het
asielzoekerscentrum onderdeel van bredere oplossingen voor het stimuleren van
participatie van de lokale gemeenschap. In Brussel-stad zou het asielzoekerscen‐
trum juist in de weg staan van het implementeren van een dergelijke ontwikke‐
ling in de buurt (Aers, 2017).
Tabel 1 Vergelijking van niveaus van beleid en implementatie in Amsterdam
en Brussel
Amsterdam Brussel
Geschreven
beleid
Nationale wetgeving COA is verantwoordelijk
voor de opvang en bege-
leiding van asielzoekers.
Fedasil is verantwoordelijk
voor de opvang en bege-
leiding van asielzoekers,
maar kan dit uitbesteden.
Beleid van verantwoor-
delijke uitvoerende
organisaties
Volgens het COA functio-
neert het AZC idealiter
als sociale ontmoetings-
plaats voor de buurt op
lokaal niveau, met interac-
tie met Gemeente, lokale
organisaties en bewoners.
Fedasil spreekt de ambitie
uit om vrijwilligerswerk
meer structureel in te zet-
ten in het streven naar
bevorderen van welzijn
van de asielzoekers en de
integratie van het AZC in
de gemeente.
Geïmplemen-
teerd beleid
Lokale politieke con-
text
Asielzoekerscentrum past
binnen het beleid op wijk-
niveau voor bewonersini-
tiatieven via buurthuizen .
Het AZC past niet binnen
het kader voor stadsont-
wikkeling van de wijk
waarin het gelegen is.
Lokale implementatie
binnen organisatie-
structuur AZC
Activiteiten met lokale
bewoners en asielzoekers
worden georganiseerd als
bewonersinitiatieven in en
rond het AZC. Professio-
nele coördinatie, speci-
fieke subsidies en het kof-
fiecafé faciliteren deze
activiteiten.
Activiteiten van vrijwilli-
gers dragen fundamenteel
bij aan het dagelijks functi-
oneren van het AZC. Ech-
ter ontbreken financiering
en professionele begelei-
ding als ondersteunings-
structuur voor eigen initia-
tieven.
Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1 - doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 73
Rosaly Studulski & Nanke Verloo
De praktijk van vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra
De besproken beleidsdoelen en lokale ondersteuningsstructuren voor vrijwilli‐
gerswerk worden tastbaar in de dagelijks ervaringen en praktijken van vrijwilli‐
gers en professionals. In de volgende paragraaf analyseren wij hoe het beleid van
participatie vorm krijgt in het asielzoekerscentrum door middel van een vergelij‐
kende analyse tussen de beleidsdoelen, de implementatiestructuur en de alle‐
daagse ervaringen van professionals en vrijwilligers. Wij ontdekken dat het asiel‐
zoekerscentrum kan fungeren als ‘buurthuis’, dat integratie van asielzoekers
dankzij vrijwilligers versterkt kan worden, maar plaatsen ook een kritische kant‐
tekening wanneer activiteiten worden gestuurd door een ideaalbeeld van de
‘goede asielzoeker’.
Het asielzoekerscentrum als ‘buurthuis’
In het asielzoekerscentrum in Amsterdam doen de activiteiten die worden bege‐
leid en gefinancierd vanuit de bewoners- en welzijnsorganisaties een direct
beroep op de buurt. Enkele actieve buurtbewoners die voorheen al activiteiten
organiseerden in nabijgelegen buurtcentra organiseren ook activiteiten in het
koffiecafé van het asielzoekerscentrum. Onder deze activiteiten zijn bijvoorbeeld
wekelijkse kunstlessen en taalcafés, een schaakclub en een tweewekelijkse barbe‐
cue in de zomermaanden. De intentie vanuit de lokale organisaties is om een
open omgeving te creëren waarin buurtbewoners naar het asielzoekerscentrum
komen en het centrum dus functioneert als een ‘gewoon’ buurtcentrum. Manuel
is binnen zijn baan als projectmanager voor de lokale bewonersorganisatie van
Geuzenveld in overleg met Stadsdeel Nieuw-West aangewezen als coördinator en
beheert het budget en de activiteiten in het koffiecafé. Hij legt uit hoe hij beleids‐
doelstellingen terugziet in de lokale implementatie en praktijk:
‘Er zit altijd een soort diepere laag onder met wat je echt doet. (…) Daar kun
je mee spelen. (…) Mijn resultaat is niet straks dat er twintig mensen aan die
tafel zitten om met elkaar te schilderen. (…) Mijn resultaat is dat er mensen
zijn die dat organiseren, dat er mensen naartoe komen. (…) Het gaat mij echt
om dat proces van de mensen hier en de wijk.’ (Manuel, projectmanager,
Amsterdam, 24 april 2018)
Inherent aan het doel om in het koffiecafé een gezamenlijk integratieproces te
starten door interacties met buurtbewoners is een beroep op de verantwoordelijk‐
heid en het netwerk van deze buurtbewoners. Een voorbeeld van hoe een netwerk
in de praktijk op informele manier wordt ingezet, is het verhaal van Kelsi, een
vrouw uit de Verenigde Staten. Zij vertelt over hoe ze vanuit haar eigen sociale
netwerk betrokken werd bij een Engels taalcafé voor asielzoekers:
‘Een van mijn vrienden [uit de VS] vertelde me over vrienden die ze hier
heeft. (…) En door die ene ontmoette ik nog iemand, en nog iemand. (…) Ik
74 doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 - Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1
Het asielzoekerscentrum als buurthuis? Over vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra in Amsterdam en Brussel
kwam een netwerk binnen. (…) Dus dat is hoe het vrijwilligerswerk hier in de
buurt praktisch startte. (…) Ik doe ook vrijwilligerswerk in het buurtcentrum,
dichterbij huis. Want daar is een taalcafé en daar kom ik op vrijdagmiddagen.
(…) Voor het taalcafé hier [in het asielzoekerscentrum], onderhoudt Megan
[een andere vrijwilliger] contact met me. Zij vraagt dingen als: “Ga je er zijn?”
Gewoon om te zorgen dat er genoeg vrijwilligers zijn om te helpen.’ (Kelsi,
vrijwilliger, Amsterdam, 1 juni 2018)
Dit verhaal laat zien dat de buurtinitiatieven in het asielzoekerscentrum ook in de
praktijk van deze actieve bewoners direct verbonden zijn aan bestaande buurtac‐
tiviteiten in de omgeving.
De sterke relatie tussen bestaand vrijwilligerswerk in de buurt en de functie van
het asielzoekerscentrum als buurthuis wordt echter ook genuanceerd. In de gepo‐
lariseerde discussie omtrent de vluchtelingencrisis is het doen van vrijwilligers‐
werk met asielzoekers ‘hip’ geworden. Niet alleen lokale bewoners, maar ook
mensen, organisaties en bedrijven uit de rest van Amsterdam melden zich bij het
asielzoekerscentrum. Manuel reflecteerde kritisch op deze stroom van enthousi‐
asme:
‘Je merkt wel dat heel veel mensen wat willen. (…) Je merkt: het is nog steeds
wel een soort van hip. (…) Maar, als je gaat kijken naar de omgeving waarin
we zitten, (…) ga daar dan ook van alles doen. Dat vind ik soms wel eens las‐
tig, ofzo. Nu gaat het om vluchtelingen. We willen allemaal! En allemaal ini‐
tiatieven! Maar gewoon actief worden in de samenleving die er al is en die
misschien ook heel veel nodig heeft, daar is veel minder aandacht voor. (…)
Maar Fatima en Mohammed die gewoon hier in Geuzenveld wonen, die
hebben het misschien ook wel nodig.’ (Manuel, projectmanager, Amsterdam,
24 april 2018)
Uit het verhaal van Manuel blijkt dat het presenteren van een asielzoekerscen‐
trum als buurthuis enerzijds de mogelijkheid biedt om lokale participatie te sti‐
muleren, maar dat het aan de andere kant afleidt van andere lokale aandachts‐
punten. Doordat het onderwerp van asielzoekers een grote groep mensen aan‐
spreekt, kunnen de beleidsidealen omtrent het creëren van bruisende locaties
voor ontmoeting met de lokale gemeenschap in de praktijk worden gebracht
(COA, 2018a). Anderzijds is de professionele coördinatie van dat enthousiasme
een uitdaging voor de lokale implementatie van het beleid en ervaart Manuel dit
als problematisch. Hij vreest dat het enthousiasme in de praktijk tijdelijk van aard
is.
In Brussel mist de lokale implementatie van vrijwilligersbeleid voldoende profes‐
sionele coördinatie, structuur en open ruimte om activiteiten te organiseren. De
vrijwilligersactiviteiten vinden plaats binnen de hoge ommuring van het centrum.
Respondenten gaven aan dat het werk met de asielzoekers veel voldoening geeft,
maar dat het in de dagelijkse praktijk ook vermoeiend en frustrerend kan zijn.
Deze frustratie ligt voornamelijk in het gebrek aan professionele communicatie
en overzicht over de activiteiten. Vrijwilligers voelen zich verantwoordelijk voor
Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1 - doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 75
Rosaly Studulski & Nanke Verloo
het oppakken van dagelijkse taken in het centrum. Daisy, student en vrijwilliger
bij de wekelijkse naschoolse kinderopvang, illustreert hoe zij zowel voldoening als
frustratie ervaart:
‘Het is soms net alsof je lesgeeft en dat is heel leuk (…) Ik vind het leuk dat ze
[de kinderen] je gaan herkennen en naar je toe rennen en een knuffel geven
als je binnenkomt. (…) Maar het ligt echt aan de week. Soms heb ik medelij‐
den met Mimoun [de professionele coördinator] dat hij de hele groep heeft.
En soms ben ik de enige die komt helpen, met meer dan 20 kinderen. Dat is
moeilijk. (…) Ik ben er ook niet altijd en dan weet ik niet of anderen komen.
Er is weinig contact over zulke dingen. Ja, ik kan Mimoun een email sturen,
maar hij weet dat ook niet precies.’ (Daisy, vrijwilliger, Brussel, 1 februari
2018)
Omdat de aanwezige professionals het al druk hebben met het uitvoeren van hun
formele taakomschrijvingen, gebeurt het aansturen van vrijwilligers slechts vluch‐
tig; het is geen prioriteit voor implementatie binnen het centrum. Ook vrijwilli‐
gers die eigen initiatieven leiden in het centrum ervaren gemengde gevoelens bij
de dagelijkse praktijk van hun werk. Tarah is een poëziedocent die al enkele jaren
wekelijks schrijfsessies organiseert met de asielzoekers in het centrum. Over hoe
ze dit is begonnen, vertelde ze:
‘Het was vrij lastig. Ik bedoel, je moet echt iemand zijn die het niet erg vindt
dat er niemand komt opdagen (…) en dat het volgende week weer totaal ver‐
schillende mensen zullen zijn. Je bent daarin echt alleen. (…) Ik denk dan
maar dat de goede kant ervan is dat je kunt doen wat je wilt. (…) Niemand
houdt je tegen. Mensen [professionals in het centrum] laten je gewoon doen
wat je wilt en accepteren je daar, en je bent vrij om ideeën uit te voeren. Maar
verwacht geen hulp.’ (Tarah, vrijwilliger, Brussel, 15 januari 2018)
Op de vraag hoe het komt dat activiteiten zoals de hare niet actiever worden
gestimuleerd vanuit de organisatie, terwijl de organisatie sterk afhankelijk is van
vrijwilligers in dagelijkse en wekelijkse activiteiten, reflecteerde Tarah vervolgens:
‘Ik denk dat er meer geld was voor dingen zoals dit [de poëziesessie]. (…) En
er was meer geld om de buitenwereld te laten zien wat hier gebeurt. Toen
waren ze [het professionele team] actiever met dit soort dingen bezig. Maar
toen werd het budget gekort, en gekort, en gekort. (…) Nu, als je met een idee
komt is dat prima. Maar het is meer: “doe maar, begin maar”. Er is niet veel
support voor, omdat de mensen gewoon overwerkt zijn, en moeite hebben
om de basisbehoeftes voor elkaar te krijgen.’ (Tarah, vrijwilliger, Brussel, 15
januari 2018)
Vanwege het gebrek aan financiering en personeel voor vrijwilligersinitiatieven
vanuit Fedasil is het faciliteren van actief burgerschap met asielzoekers in het
centrum dus beperkt, waardoor respondenten zich soms verloren voelen. Boven‐
76 doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 - Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1
Het asielzoekerscentrum als buurthuis? Over vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra in Amsterdam en Brussel
dien moet Fedasil sterk bezuinigen (Luxen, 2016). Een van de manieren om dat te
doen is door meer activiteiten door onbetaalde vrijwilligers te laten organiseren.
In de lokale implementatie functioneren vrijwilligers binnen de organisatie als
een manier om de bezuinigingen op het niveau van nationaal beleid op te vangen.
Deze kritiek wordt vaker gegeven op beleid omtrent actief burgerschap (Verhoe‐
ven & Tonkens, 2013).
Het perspectief op het asielzoekerscentrum als een buurthuis voor de lokale
gemeenschap heeft de potentie om het initiatief en enthousiasme vanuit de lokale
bewoners in goede banen te leiden. Zowel de casus in Amsterdam als de casus in
Brussel wijzen erop dat een professioneel raamwerk op het niveau van de lokale
implementatie essentieel is om succesverhalen niet afhankelijk te laten zijn van
tijdelijk enthousiasme of individuele gevoelens van verantwoordelijkheid.
Kortom, een duidelijk beleidskader van financiering, facilitering en professionele
begeleiding is essentieel om de vrijwilligers te ondersteunen en om daarmee vorm
te geven aan het beleidsideaal.
Integratie dankzij vrijwilligers
Volgens de beleidsvisies zou vrijwilligerswerk moeten bijdragen aan de integratie
van asielzoekers. In beide casussen hebben we lokale praktijken gezien die lokale
integratie direct ondersteunen. Twee verschillende concrete manieren van inte‐
gratie zijn in de praktijk te onderscheiden: door asielzoekers te betrekken in
lokale netwerken en door hen te laten deelnemen aan lokale en educatieve activi‐
teiten. In Amsterdam biedt het koffiecafé een ruimte voor dit soort activiteiten in
het asielzoekerscentrum. Daarentegen gebeuren dit soort activiteiten in Brussel
voornamelijk buiten het centrum, georganiseerd door lokale organisaties en ngo’s
elders in de stad.
Het betrekken van asielzoekers in lokale netwerken is een belangrijke eerste vorm
van lokale integratie. De organisaties in Brussel zijn sterk afhankelijk van infor‐
mele netwerken van burgers waarbinnen individuen sleutelrollen innemen.
Simone, stagiair bij een bottom-up organisatie die filmscreenings opzet, vertelde
hoe zij afhankelijk waren van de woning van de oprichters als locatie voor sociale
activiteiten:
‘Vaak koken we daar, want koken is ook echt een belangrijk ding. Bijvoor‐
beeld, de nieuwkomers [asielzoekers] komen met een lekker recept en de
bedoeling is dan om samen te eten. En dat er zo nieuwe contacten uitkomen.
Er zijn weleens relaties uitgekomen, en vriendschappen. (…) Maar dat pro‐
jecthuis, dat is eigenlijk gewoon echt hun huis. (…) Ze hebben dat opengezet
voor dingen. (…) Ze proberen echt zo laagdrempelig mogelijk te zijn. Maar dat
is ongelooflijk veel werk wat ze doen.’ (Simone, stagiair projectcoördinatie,
Brussel, 9 november 2017)
Ondanks het gebrek aan ondersteuning voor vrijwilligerswerk vanuit lokale poli‐
tiek en professionele structuur vanuit het asielzoekerscentrum, spraken alle vrij‐
Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1 - doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 77
Rosaly Studulski & Nanke Verloo
willigers optimistisch over de connecties die ze middels informele activiteiten als
koken, praten of dansen met asielzoekers hebben gelegd. Zo vertelde Hans, een
gepensioneerde leraar en vrijwilliger bij conversatietafels, over een jonge Syrische
man die hij heeft leren kennen door samen Nederlands te oefenen:
‘Daar heb ik nog geregeld contact mee, per sms enzo. Dat is wel leuk. Want we
gaan nu naar die kerstmarkt, hebben we afgesproken. (…) Zo van die contac‐
ten waarvan je denkt: “dat klikt onmiddellijk”. Dat is natuurlijk een stimu‐
lans, want ja, dat gaat verder dan gewoon werk natuurlijk. Dan praat je over
zaken, je hoort daarna een beetje bij elkaar, je bent blij om elkaar terug te
zien.’ (Hans, vrijwilliger, Brussel, 12 december 2017)
Met andere woorden, ondanks dat de beleidsvisie van vrijwilligersactiviteiten wei‐
nig tot niet wordt ondersteund, ontstaan er op informele wijze connecties waar‐
door asielzoekers in Brussel worden geïntegreerd in lokale netwerken.
In Amsterdam ondervonden wij dat respondenten de idealen van actief burger‐
schap als het ware hebben geïnternaliseerd in hun dagelijkse gang van zaken.
Agnes, een gepensioneerde buurtbewoner die regelmatig helpt bij buurtevene‐
menten, illustreerde dit tijdens een buurtbarbecue:
‘Leuk joh, het is toch lekker weer en dan zie je elkaar weer eens. (…) De spul‐
len voor de barbecue, die familie maakt dat zelf thuis, verse burgers ook.
Grappig stel. Ik ken ze wel hoor! Ze wonen vlakbij mij. (…) die dingen zijn wel
leuk, gewoon de normale dingen die wij zelf ook doen, niks speciaals. (…)
Maakt verder ook niet uit wat [voor activiteit]. Maar dan kun je die mensen
[asielzoekers] ook al laten zien hoe we dat hier doen hè? Wat een beetje de
normale gang van zaken is.’ (Agnes, vrijwilliger, Amsterdam, 5 juni 2018)
Vanuit haar redenering sluit de ‘normale gang van zaken’ aan bij voorbeelden van
participatie in de buurt, die mogelijkheden bieden voor de praktische integratie
van asielzoekers. Nu deze mensen ook in de buurt verblijven, doen zij dus ideali‐
ter mee met dagelijkse buurtactiviteiten. Beleidsidealen van actief burgerschap
zijn dus geïntegreerd op het niveau van de alledaagse praktijken, waar responden‐
ten als Agnes aan refereren als wat ‘normaal’ is. Hiermee wordt de praktische
integratie van asielzoekers via gezamenlijke activiteiten van actief burgerschap
mogelijk.
Het verhaal van de Brusselse Chloe laat echter zien dat wanneer professionele
ondersteuning ontbreekt, er belangrijke kennis, ervaringen en ontwikkelingen
verloren dreigen te gaan:
‘Er was een vrouw, Celia, die sprak dus geen enkele taal behalve haar thuis‐
taal. Ze is denk ik 22 of 23, en ze heeft twee kindjes en ook een man. En ze is
depressief, dus ze komt eigenlijk heel weinig buiten. Die had zo veel aan die
vrouwenactiviteiten, die was er bijna elke dinsdag en die keek daar zo hard
naar uit. (…) Dat was ook omdat wij haar vroegen om dingen te doen, omdat
bleek dat zij kapster was. (…) Die fleurde echt zo op. Toen ik vertrok, dat ont‐
78 doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 - Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1
Het asielzoekerscentrum als buurthuis? Over vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra in Amsterdam en Brussel
houd ik heel erg, werd ik uitgenodigd in haar kamer, had ze snoepjes gekocht,
en ik heb zeker een liter fruitsap gedronken. Ik denk: dat ging niet over mij
persoonlijk, want wij konden ook niet echt goed praten, maar gewoon over
het feit dat zij de kans kreeg om tijdens haar activiteiten zichzelf te ont‐
plooien. (…) Dat zij daar nood had aan iemand die dat eruit sleurde, om haar
talenten te gebruiken. En dat vond ik dan ook heel erg, omdat ik zelf wegging
en toen dacht: “misschien gaat niemand dat nog doen”.’ (Chloe, voormalig
stagiair, Brussel, 18 januari 2018)
Dit verhaal reflecteert op hoe het gebrek aan een professionele ondersteuning
ervoor zorgt dat activiteiten ad hoc plaatsvinden en geen doorgang kunnen vin‐
den zodra een verantwoordelijke vrijwilliger stopt. Waar in Amsterdam door
gedeelde waarden van burgerschap op de niveaus van zowel beleidsontwikkeling
als lokale implementatie en de praktische beleving van vrijwilligers kansen liggen
om duurzame vormen van lokale integratie op te bouwen, ligt dit in Brussel
anders. Hoewel informele netwerken van vrijwilligers asielzoekers weten te
betrekken en individuele vrijwilligersactiviteiten weten op te zetten, leidt gebrek
aan lokale ondersteuning vanuit het asielzoekerscentrum ertoe dat successen van
lokale integratie niet duurzaam zijn.
Afhankelijkheid van een ideaalbeeld
Het uiten van enthousiasme en verantwoordelijkheidsgevoel zijn elementen van
wenselijk gedrag waaraan burgerschapsidealen ten grondslag liggen. De vorm die
vrijwilligerswerk krijgt in de uitvoering in ‘het asielzoekerscentrum als buurthuis’
en als ‘praktijk voor integratie’ hangt sterk af van een ideaalbeeld van wat goed
burgerschap is. Het kunnen delen van en handelen naar burgerschapsidealen leidt
tot waardering van en voor individuen. Dit geldt voor vrijwilligers, andere bur‐
gers, maar ook voor het beeld van ‘de ideale asielzoeker’. Het ideaalbeeld dat vrij‐
willigers zichzelf opleggen, leggen zij ook op aan professionals en asielzoekers. Dit
maakt dat vrijwilligerswerk ook hoge verwachtingen aan asielzoekers en profes‐
sionals kan opleggen. De Brusselse Simone reflecteerde op de eigen verantwoor‐
delijkheid van asielzoekers in hun integratieproces:
‘Bijvoorbeeld als je in zo’n centrum zit, tja, sommige mensen blijven veel daar
ook, maar ja… Je kunt ook dingen gaan doen. En je kunt zelf zorgen voor je
integratieproces, dat is megagoed. Ze komen op verschillende plaatsen. Ze
komen in contact met mensen. Ze zien culturele dingen.’ (Simone, stagiair
projectcoördinatie, Brussel, 9 november 2017)
Volgens Simone hangen positieve interacties voor een belangrijk deel af van de
persoonlijke verantwoordelijkheid die een asielzoeker neemt voor zijn of haar
eigen integratie. Vrijwilligers in zowel Amsterdam als Brussel laten een gedeelde
verwachting zien van burgerschapsidealen van individuen. Hierbij dienen speci‐
fieke asielzoekers als het goede voorbeeld:
Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1 - doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 79
Rosaly Studulski & Nanke Verloo
‘Het belangrijkste voorbeeld is denk ik echt Ahmad. Daar heb ik zoveel
respect voor. Want ja, als je bedenkt wat hij heeft moeten doormaken, en hij
wilde hier heel graag aan de slag. Ja, en dan is hij zo gemotiveerd om Neder‐
lands te leren. (…) Dat soort mensen, daar doe ik het voor; voor de Ahmads.
(…) Ik vind het leuk, want het is een hele diverse groep. (…) En ik vind het
nog steeds leuk en goed om te doen, maar als er meer Ahmads zouden zijn
zou het beter zijn.’ (Myrthe, vrijwilliger, Brussel, 5 december 2017)
De vrijwilligers benaderen asielzoekers vanuit een ideaalbeeld waaraan zij moeten
voldoen. In die benadering moeten individuen ‘het goede voorbeeld’ geven. Asiel‐
zoekers die hier echter meer moeite mee hebben, dreigen buiten de boot te vallen.
Dit wordt vooral een probleem als op het niveau van lokale beleidsimplementatie
professionele begeleiding afneemt en veel verantwoordelijkheid voor integratie in
de praktijk wordt gelegd bij vrijwilligers. Ryan, een projectmanager van een lokaal
buurtcentrum in Amsterdam, legde dit uit:
‘Die groep die in Amsterdam veel bereikt wordt is eigenlijk een beetje die “tip
of the iceberg”. De groep nieuwkomers die vrij actief zijn op sociale media, die
makkelijk de weg weten te vinden naar organisaties die hun kunnen helpen,
die vaak ook al wat beter opgeleid zijn. Die groep waarvan ik sowieso wat
minder het idee heb dat ze het moeilijk gaan hebben, die redden het toch wel.
Maar voor wie het desondanks heel goed is dat er zo veel organisaties zijn die
kunnen helpen, omdat het wel hun weg naar zelfstandigheid bespoedigt en
voorkomt dat ze wellicht in een depressie terecht komen. Ja, voor die groep is
er in Amsterdam genoeg. (…) Maar er is zeker ook nog een hele groep, voor
wie het niet makkelijk gaat, vanwege culturele achtergrond, psychologische
problemen, noem het maar op.’ (Ryan, projectmanager, Amsterdam, 8 mei
2018)
Het ideaalbeeld van actief burgerschap dat aan asielzoekers wordt opgelegd, kan
een negatief effect hebben op de inclusiviteit van activiteiten voor asielzoekers.
Opnieuw wordt het belang van een professionele ondersteuningsstructuur onder‐
streept. Ditmaal om te voorkomen dat het burgerschapsideaal dat vrijwilligers in
de praktijk hebben geïnternaliseerd, leidt tot uitsluiting van een groep asielzoe‐
kers die niet aan het ideaalbeeld voldoen.
Conclusies
Door middel van een interpretatieve beleidsanalyse hebben wij onderzocht hoe
het beleidsideaal van actief burgerschap in asielzoekerscentra in de praktijk vorm
krijgt en hoe activiteiten ondersteund kunnen worden. Wij hebben specifiek geke‐
ken naar de relatie tussen verschillende niveaus van beleid (Yanow, 2000), om zo
een analyse te maken van de manier waarop de beleidskaders omtrent burger‐
schap lokaal worden geïmplementeerd en ervaren door vrijwilligers en profession‐
als in asielzoekerscentra. Ervaringen uit het dagelijks leven van deze responden‐
80 doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 - Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1
Het asielzoekerscentrum als buurthuis? Over vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra in Amsterdam en Brussel
ten laten zien hoe vrijwilligerspraktijken vorm krijgen in Amsterdam en Brussel,
maar ook welke uitdagingen er nog liggen in het bevorderen van inclusieve vor‐
men van lokale integratie.
De casussen vertonen sterke verschillen, maar juist uit deze contrasten zijn
belangrijke lessen te trekken. De vergelijkende analyse van verschillen in beleids‐
kaders en organisatiestructuren in Nederland en België laat zien dat op het niveau
van nationaal beleid en regelgeving er vergelijkbare doelstellingen zijn in het leg‐
gen van connecties tussen asielzoekerscentra en lokale gemeenschappen (Belgisch
Staatsblad, 2007; COA, 2018b; Luxen, 2016). De mate waarin deze wensen priori‐
teit krijgen in de implementatie op lokaal niveau en daarmee worden doorgevoerd
in de alledaagse realiteit van het asielzoekerscentrum verschilt echter sterk. Dit
verschil is ook terug te zien in de praktijken van vrijwilligers.
De eerste manier waarop het beleidsideaal van actief burgerschap in asielzoekers‐
centra vorm krijgt is het centrum als buurthuis voor het faciliteren van activitei‐
ten van de lokale gemeenschap. In Amsterdam wordt dit vormgegeven door een
fysieke plek die open is voor het publiek, professionele begeleiding en subsidiever‐
strekking via lokale bewoners- en welzijnsorganisaties. Hiermee wordt het asiel‐
zoekerscentrum expliciet betrokken bij het bestaande netwerk van actieve bur‐
gers. Binnen dit kader zijn asielzoekers net zo goed lokale bewoners van de omlig‐
gende wijken. Om initiatieven in goede banen te leiden zijn er cruciale rollen weg‐
gelegd voor lokale professionals. Zij kunnen initiatieven promoten en netwerken
verbinden. Een duidelijk beleidskader van financiering, facilitering en professio‐
nele begeleiding is dus essentieel om deze activiteiten van de grond te krijgen. De
casus in Brussel wijst erop dat een dergelijk professioneel raamwerk gemist wordt
door de vrijwilligers die voor het succes van hun activiteiten aangewezen zijn op
individuele verantwoordelijkheid en enthousiasme.
Dit laatste kan problematisch zijn, gezien de grote maatschappelijke verantwoor‐
delijkheid die er bij vrijwilligers in asielzoekerscentra ligt: het bijdragen aan de
lokale en praktische integratie van asielzoekers. Twee concrete manieren zijn
hierin te onderscheiden: het betrekken van asielzoekers in lokale netwerken en
het deelnemen van asielzoekers in lokale en educatieve activiteiten. Deze twee
manieren zijn in beide casussen terug te vinden, maar de casussen laten zien dat
ook het integreren van asielzoekers beter gewaarborgd wordt wanneer er consis‐
tente professionele ondersteuning wordt geboden aan activiteiten.
Die ondersteuning is ook van belang voor ons derde inzicht. Een kritische inter‐
pretatie van het perspectief van vrijwilligers liet zien dat vrijwilligerswerk in asiel‐
zoekerscentra sterk afhankelijk is van een burgerschapsideaal dat ook aan asiel‐
zoekers wordt opgelegd. De verhalen van vrijwilligers lieten zien dat zij idealen
van actief burgerschap hebben geïnternaliseerd en deze verwachtingen opleggen
aan henzelf, maar ook aan asielzoekers. Vanuit de gedachte dat gedeelde waarden
en emoties de grondslag vormen van gedeeld burgerschap, wordt een beeld
geschept van de ideale asielzoeker. Hetzelfde ideaalbeeld en bijbehorend gedrag
werden opgelegd aan asielzoekers. Asielzoekers die niet aan dit plaatje voldeden,
werden op die manier indirect uitgesloten van activiteiten.
In de drie vormen waarop beleid omtrent actief burgerschap vorm krijgt, ligt dus
een belangrijke taak voor lokale professionals. Ten eerste omdat vrijwilligerswerk
Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1 - doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 81
Rosaly Studulski & Nanke Verloo
grotendeels afhankelijk blijkt van de lokale implementatie van beleidsidealen en
een passende financieringsstructuur. Als deze aansluiten bij het beleid om actief
burgerschap te stimuleren kunnen inclusieve activiteiten worden gewaarborgd; zo
niet, dan vinden activiteiten slechts ad hoc plaats en zijn ze sterk afhankelijk van
individueel engagement en enthousiasme. Dit is met name risicovol omdat vrij‐
willigers – vaak onbewust en goedbedoeld – hun eigen burgerschapsidealen opleg‐
gen aan asielzoekers. Met name activiteiten die buiten het asielzoekerscentrum
plaatsvinden, zoals in Brussel veelal het geval is, zijn onbereikbaar voor de asiel‐
zoekers die meer moeite hebben met het tonen van de gewenste assertiviteit. Een
sterke lokale implementatie van beleidsidealen is dus nodig om vrijwilligerswerk
te faciliteren, financieren en begeleiden. Met een dergelijke professionele en con‐
sistente ondersteuning heeft de vrijwilliger binnen het asielzoekerscentrum de
potentie om laagdrempelige vormen van integratie in de lokale leefomgeving te
stimuleren.
Noten
1Een onderzoeksverantwoording betreffende de selectie van respondenten kan worden
gevonden als bijlage.
2 In dit geval zijn deze bewoners- en welzijnsorganisaties Combiwel en Eigenwijks.
3 Alle namen van personen uit dit onderzoek zijn pseudoniemen.
Literatuur
Aers, K. (2017). Nieuw asielcentrum in Neder-over-Heembeek stuit op verzet. Deredactie.be.
www. vrt. be/ vrtnws/ nl/ 2017/ 07/ 03/ nieuw_ asielcentruminneder -over -
heembeekstuitopverzet -1 -3015985/ , geraadpleegd op 18 mei 2018.
Belgisch Staatsblad (2007). Wet betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere
categorieën van vreemdelingen. JUSTEL: Maatschappelijke integratie, armoedebestrij‐
ding en sociale economie. www. ejustice. just. fgov. be/ eli/ wet/ 2007/ 01/ 12/
2007002066/ justel, geraadpleegd op 14 mei 2018
BRULOCALIS (2018). Stad Brussel. BRULOCALIS: Vereniging Stad & Gemeenten van Brus‐
sel. www. avcb -vsgb. be/ nl/ gemeenten/ brussel. html, geraadpleegd op 18 mei 2018.
Brussel Plaatselijke Besturen (2017). Financiële toestand van de Brusselse gemeenten
2012-2016. Brussel Plaatselijke Besturen: Gewestelijke Overheidsdienst Brussel.
COA (2018a). Jaarverslag COA 2017: ‘Flexibiliteit’. www. coa. nl/ nl/ actueel/ nieuws/
jaarverslag -coa -2017 -flexibiliteit, geraadpleegd op 14 mei 2018.
COA (2018b). Financiële verantwoording 2017. Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
COA (2018c). Amsterdam – Willinklaan. www. coa. nl/ nl/ zoek -locatie/ amsterdam -
willinklaan, geraadpleegd op 15 mei 2018.
COA (2018d). Over COA. www. coa. nl/ nl/ over -coa, geraadpleegd op 15 mei 2018.
European Migration Network (2018). Update organigram Belgische immigratie- en asielbeleid.
https:// emnbelgium. be/ nl/ publication/ update -organigram -belgische -immigratie -en -
asielbeleid, geraadpleegd op 16 mei 2018.
Fedasil (2017). BALANS 2016. Opvang van asielzoekers en Vrijwillige terugkeer. Fedasil.
82 doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 - Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1
Het asielzoekerscentrum als buurthuis? Over vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra in Amsterdam en Brussel
Fedasil (2018a). Opvang asielzoekers. http:// fedasil. be/ nl/ inhoud/ opvang -asielzoekers,
geraadpleegd op 14 mei 2018.
Fedasil (2018b). Wettelijk kader. www. fedasil. be/ nl/ asiel -belgie/ wettelijk -kader, geraad‐
pleegd op 16 mei 2018.
Fedasil (2018c). Brussel (Klein-Kasteeltje). https:// fedasil. be/ nl/ klein -kasteeltje, geraad‐
pleegd op 14 mei 2018.
Fedasil (2018d). Vrijwilligerswerk. https:// fedasil. be/ nl/ opvangcentra/ vrijwilligerswerk,
geraadpleegd op 16 mei 2018.
Geertz, C. (1973). The interpretation of cultures: Selected essays (vol. 5019). Basic books.
Gemeente Amsterdam (2018). Subsidieregister. https:// subsidie -feiten. amsterdam. nl,
geraadpleegd op 18 mei 2018.
Hanquinet, L., Savage, M., & Callier, L. (2012). Elaborating Bourdieu’s field analysis in
urban studies: cultural dynamics in Brussels. Urban Geography, 33 (4): 508-529.
Hulst, M. van (2008). Quite an experience: Using ethnography to study local governance,
Critical Policy Analysis, 2 (2): 143-159.
Hulst, M. van, & Yanow, D. (2016). From policy ‘frames’ to ‘framing’ theorizing a more
dynamic, political approach. The American Review of Public Administration, 46 (1):
92-112.
Loopmans, M. (2006). From residents to neighbours: The making of active citizens in Ant‐
werp, Belgium. In: J.W. Duyvendak, T. Knijn & M. Kremer (red.) (2006). Policy, people,
and the new professional. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Luxen, J. P. (2016). Bijdragen aan een globaal migratiebeleid. Managementplan 2012-2018
(Update 2016). Fedasil.
Ministerie van Veiligheid en Justitie (2017a). Rapportage Vreemdelingenketen Periode
januari-december 2016. Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ministerie van Veiligheid en Justitie (2017b). Rapportage Vreemdelingenketen Periode
januari-juni 2017. Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Omgevingsdienst NZKG (2017). Ruimtelijke onderbouwing AZC Willinklaan Amsterdam.
www. odnzkg. nl/ mozard/ document/ docnr/ 6304288,,5969310,/ Ruimtel%20onderb
%20AZC%20Willinkln%20170519_ pdf%20. pdf, geraadpleegd op 15 mei 2018.
Rijksoverheid (2015). Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. http:// wetten. overheid. nl/
BWBR0006685/ 2015 -07 -01, geraadpleegd op 14 mei 2018.
Small, M.L. (2009). ‘How many cases do I need?’ On science and the logic of case selection
in field-based research. Ethnography, 10 (1): 5-38.
Swanborn, P. (2010). What is a Case Study? Case Study Research: What, Why and How? Sage.
Tonkens, E. (2012). Working with Arlie Hochschild: connecting feelings to social change.
Social Politics: International Studies in Gender, State & Society, 19 (2): 194-218.
Verhoeven, I., & Tonkens, E. (2013). Talking active citizenship: Framing welfare state
reform in England and the Netherlands. Social Policy and Society, 12 (3): 415-426.
VluchtelingenWerk Nederland (2018). Jaarverslag XS 2017. Amsterdam: Landelijk Bureau
van VluchteligenWerk Nederland.
Wagenaar, H. (2014). Meaning in Action: Interpretation and Dialogue in Policy Analysis: Inter‐
pretation and Dialogue in Policy Analysis . Routledge.
WRR (2017). Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid. Den Haag:
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
Wilde, M. de (2013). Diepgaande gezelligheid. De alledaagse politiek van burgerschap in de
Slotermeer. In: Tonkens, E., & de Wilde, M. (Eds.). Als meedoen pijn doet: affectief bur‐
gerschap in de wijk. Amsterdam: Van Gennep.
Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1 - doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 83
Rosaly Studulski & Nanke Verloo
Wilde, M. de, & Duyvendak, J.W. (2016). Engineering community spirit: the pre-figurative
politics of affective citizenship in Dutch local governance, Citizenship Studies, 20 (8):
973-993.
Yanow, D. (2000). Conducting interpretive policy analysis. Thousand Oaks, CA: Sage Publica‐
tions.
Bijlage: onderzoeksverantwoording
In zowel Amsterdam als Brussel is tussen oktober 2017 en juni 2018 een reeks
van participerende observaties en diepte-interviews uitgevoerd. Het gaat hierbij
om elf interviews in Brussel en tien interviews in Amsterdam. In eerste instantie
gebeurde het selecteren van respondenten aan de hand van twee verschillende
verzameltechnieken: sleutelfiguren werden gevonden door onlineonderzoek, en
respondenten werden gevonden door middel van snowball sampling doordat de
onderzoeker zelf in de rol van vrijwilliger deelnam aan activiteiten voor asielzoe‐
kers in de centra. Regelmatige deelname aan conversatietafels, wekelijkse kinder‐
opvang, buurtbarbecues, filmvertoningen en vele andere activiteiten maakte het
mogelijk om te engageren met vrijwilligers en lokale professionals tijdens hun
dagelijkse bezigheden. Op deze manier werden ter plaatse notities gemaakt van
informele gesprekken en observaties van interacties tussen aanwezigen. Enerzijds
vormen respondenten specifieke netwerken die de resultaten onbedoeld kunnen
sturen, maar anderzijds draagt kennis over deze netwerken in de context van dit
onderzoek bij aan het begrijpen van de sociale dynamiek binnen de netwerken.
Deze kwalitatieve manier van onderzoek doen heeft niet ten doel om vrijwilligers‐
werk in het algemeen te kunnen generaliseren, maar om diepgaand inzicht te bie‐
den in de relevante praktijken en motivaties van lokale vrijwilligers in twee asiel‐
zoekerscentra en te bestuderen hoe deze ervaringen zich verhouden tot lokaal
beleid.
84 doi: 10.5553/BenM/138900692019046001006 - Beleid en Maatschappij 2019 (46) 1