ArticlePDF Available

Pieter Bakker Schut (1877-1952), Manager in urban planning

Authors:

Abstract

It is impossible to study the history of Dutch public housing and urban planning in the twentieth century without repeatedly coming across the name Pieter Bakker Schut. From 1904 onwards, he was chairman of the Sociaal-Technische Vereeniging van Democratische Ingenieurs en Architecten (STV, Social-Technical Society of Democratic Engineers and Architects) and from 1918 a member of the board of the Nederlands Instituut voor Volkshuisvesting (NIV, Netherlands Institute of Housing). In that same year he was appointed director of the Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting (DSV, Department of Urban Planning and Public Housing) in The Hague. In this capacity he was directly involved in the problems of this, by Dutch standards, big city, which was also the fastest growing city in the Randstad urban cluster in the first half of the twentieth century. Unlike many of his contemporary directors of municipal urban planning departments, he was neither a designer nor an academic. His career unfolded at the interface between practical work and the systematization and professionalization of urban planning as an autonomous discipline. His role in this period of transition was one of directing and inspiring. As such, Bakker Schut’s main significance for Dutch urban planning lies in what much later came to be regarded as a form of management. In effect, he anticipated a way of working that only gradually became common practice in Dutch urban planning after the Second World War. Recent decades have seen the publication of detailed studies of several urban planners and researchers, such as the biographies of T.K. Van Lohuizen (Arnold van der Valk, 1990), C. van Eesteren (Vincent van Rossem, 1993) and W.G. Witteveen (Noor Mens, 2007). Although more than one publication mentions Pieter Bakker Schut as an influential figure, he has never been the focus of a study. Despite his forward-looking approach, Bakker Schut’s influence on Dutch urban planning has yet to receive the attention it deserves. This article examines Bakker Schut’s career as a manager in urban planning. The emphasis is on the positions he held in the aforementioned bodies and his contributions to the main themes of the Woningwet (National Housing Act): public housing (1901), urban planning (1921) and regional planning (1931). The aim of this biographical sketch is to draw attention to a neglected aspect of the evolution of Dutch urban planning, and at the same time provide the initial impetus for further research into Bakker Schut. It is at any rate clear from this sketch that his extensive body of work and the offices he held during his career merit such a study. So too the career and work of his son, Frits Bakker Schut, who continued in his father’s footsteps and has likewise yet to be the subject of a study.
PAGINA’S 209-223
209
lands Instituut voor Volkshuisvesting. In datzelfde
jaar werd hij tevens directeur van de Dienst Stadsont-
wikkeling en Volkshuisvesting in Den Haag. Vanuit
deze positie was hij direct betrokken bij de problemen
van deze – naar Nederlandse maatstaven – grote stad,
die bovendien in de eerste hel van de twintigste eeuw
de snelst groeiende in de Randstad was.
In tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten die
werkzaam waren als directeur van een stedenbouw-
kundige diens t was hij geen ont werper of wetensch ap-
Wie zich verdiept in de geschiedenis van de volkshuis-
vesting en stedenbouw van de twintigste eeuw, komt
herhaaldelijk de naam Pieter Bakker Schut tegen.1 Zo
was hij vanaf  voorzitter van de Sociaal-Techni-
sche Vereeniging van Democratische Ingenieurs en
Architecten en vanaf  bestuurslid van het Neder-
PIETER BAKKER SCHUT
(1877-1952), MANAGER IN STEDENBOUW
Yvonne van Mil
. Pieter Bakker Schut als Filips van Marnix tijdens de
maskerade van het Delsche Studenten Corps bij het tiende
lustr um op  juli  (Nationaal Archief, Den Haag)
m
BULLETIN KNOB 2017
4
210
Albarda (-), C.F. Loke (-) en J. van der
Waerden (-), in  een Delse afdeling op te
richten van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij
(). 6 Bakker Schut werd ook lid van de , maar
een actieve partijman zoals Albarda en Van der Waer-
den zou hij nooit worden.7 Het sociale gedachtegoed
van de  werd wel bepalend voor zijn verdere loop-
baan. Met Albarda, Van der Waerden en Pekelharing
zou hij bovendien in  een vereniging voor sociaal-
democratische ingenieurs oprichten.
Toen Bakker Schut in  zijn diploma als civiel in-
genieur behaalde, was va n stedenbouw als een op zich-
zelf staande discipline in Nederland geen sprake. De
eerste publicatie die zich volledig op dit domein richt-
te, was in het vorige decennium verschenen en leunde
zwaar op buitenlandse, vooral Duitse geschrien.8 De
stadsuitleg werd gedomineerd door de thema’s die de
hygiënisten aandroegen: de noodzaak van een riole-
ringsstelsel, de toevoer van schoon drinkwater, de af-
voer van vuil en de wenselijkheid van degelijke arbei-
derswoningen. Hoewel de door de overheid te initiëren
stadsplanning als onverenigbaar gold met de princi-
pes van de liberale markteconomie, werd de noodzaak
verbetering te brengen in de chaotische en in hoge
mate ongezonde leefomgeving in de snel groeiende
steden zo sterk gevoeld, dat vrijwel overal maatregelen
werden genomen. Het leidde, tegen de heersende op-
vattingen van het ‘laissez-faire’ in, tot een sterke uit-
breiding van de gemeentelijke administratie en in
 tot de invoering va n de Woning wet. Da ar me e kre-
gen gemeenten meer verplichtingen en bevoegdheden
om de volkshuisvesting te verbeteren, maar of en op
welke wijze de wet werd uitgevoerd, hing in belangrij-
ke mate af van de bereidheid van de gemeentelijke
overheid, de woningbouwverenigingen en het particu-
liere bedrijfsleven. Met als gevolg dat tot omstreeks
 de Woningwet nog nauwelijks werd toegepast.9
De activiteiten beperkten zich hoofdzakelijk tot het
voorschrijven van bouw- en woonverordeningen, het
onbewoonbaar verklaren van panden en het verplich-
ten van huiseigenaren om verbeteringen aan te bren-
gen (paragraaf ,  en  van de Woningwet). Deze
maatregelen maakten weliswaar een einde aan vele
bedenkelijke woontoestanden, maar verergerden te-
gelijkertijd het tekort aan sociale woningen van goede
kwaliteit en met een redelijke huurprijs. De bouw van
zogenoemde woningwetwoningen (paragraaf  en 
van de Woningwet) vond nauwelijks plaats. Tussen
 en  waren in het hele land slechts  van deze
woningen gebouwd, ofwel , procent van de totale
woningproductie. Na  nam de woningbouw door
gemeenten en verenigingen geleidelijk toe, maar de
volkshuisvesting bleef tot  voor een belangrijk
deel aankelijk van de particuliere woningproductie
(a. ).10
De oorzaak van deze beperkte to epassi ng van de Wo-
per. Zijn loopbaan speelt zich af op het snijvlak van het
praktische werk en de verwetenschappelijking en pro-
fessionalisering van de stedenbouw als zelfstandige
discipline. Hij vervulde daarbij een regisserende en
inspirerende rol. Zijn grote betekenis voor de Neder-
landse stedenbouw ligt dan ook in wat veel later als
een vorm van management zou gelden. Daarmee liep
Bakker Schut vooruit op een manier van werken die
pas na de Tweede Wereldoorlog geleidelijk gangbaar
werd in de stedenbouw.
Ondanks deze vooruitstrevende rol is de invloed van
Bakker Schut op de Nederlandse stedenbouw lang on-
derbelicht gebleven. Hij wordt weliswaar in meerdere
publicaties genoemd als invloedrijk persoon, maar tot
op heden stond hij nog niet centraal in een studie. Wie
was Bakker Schut en wat was zijn bijdrage aan de pro-
fessionalisering va n de ruimtelijke planning in Neder-
land? Om antwoord te geven op deze vragen wordt in
dit artikel de loopbaan van Bakker Schut, als manager
in de st edenbouw, nader bekek en. De nadr u k ligt daar-
bij op zijn hoofdactiviteiten bij bovengenoemde in-
stanties en de belangrijkste thema’s uit de Woning-
wet: de volkshuisvesting (), stedenbouw () en
regionale planning (). Met deze biografische
schets beoogt dit artikel meer inzicht te bieden in een
onderbelichte kant van de wordingsgeschiedenis van
de Nederlandse stedenbouw en aanzet te geven tot na-
der onderzoek naar Bakker Schut.2
STUDENTENTIJD EN WONINGWET
Pieter Bakker Schut werd in  in Alkmaar geboren
als zoon van een notaris. In zijn jeugdjaren verhuisde
hij met zijn ouders naar de hofstad, waar hij het lager
onderwijs aan de Nutsschool en het middelbaar on-
derwijs aan de gemeentelijke  volgde. Na deze in
 succesvol te hebben afgerond, begon hij aan de
studie tot civiel ingenieur aan de Polytechnische
School in Del.3 Hier ontwikkelde Bakker Schut, on-
der invloed van hoogleraar B.H. Pekelharing (-
), zijn belangstelling voor sociale en maatschap-
pelijke vraagstukken. Pekelharing was vanaf 
hoogleraar staats-, handels- en administratief recht en
had de reputatie een ‘donkerrode’ socialist te zijn.4
Aan het einde van de negentiende eeuw was rond deze
hoogleraar een hechte socialistische studentenbewe-
ging ontstaan, als subvereniging van het Delsche
Studenten Corps () (a. ).5
De studenten verenigden zich in de zogenoemde De-
bating Club, met Pekelharing als voorzitter en anima-
tor. Bij Debating debatteerden ‘sociale’ leden van de
 met ‘niet-sociale’ leden en gaf Pekelharing extra
avondcolleges over de geschiedenis van het socialis-
me. Daarnaast werden met regelmaat vooraanstaande
socialisten uitgenodigd om als gastsprekers een voor-
dracht te houden. Aangespoord door een van deze
voordrachten besloten drie leden van Debating, J.W.
. Hoe aan de Keizerstraat (ook wel Bloedpoort genoemd) in
Scheveningen, ca.  (Haags Gemeentearchief)
BULLETIN KNOB 2017
4
212
hierover in het algemeen weekblad De Kroniek: ‘Behal-
ve dat er aan onze sociale wetgeving nog zoveel ont-
breekt, (…) laat ook de uitvoering van het weinige dat
sinds  stapje voor stapje verkregen is, veel te wen-
schen over. Tot de voornaamste oorzaken daarvan be-
hoort de voortdurende zuinigheid van opeenvolgende
regeringen waar ’t betre aanstelling van ambtenaren
met de uitvoering belast en ’t absoluut ontbreken tot
dusverre van een gelegenheid tot opleiding van deze
ambtenaren.’15 De  b esloot een pe t itie te st uren aa n
de Tweede Kamer waarin ze pleitte voor een uitbrei-
ding van het cu r ricu lum, met va kken zoa ls socia le we t-
geving, kennis van arbeidstoestanden én stedenbouw.
Daarnaast stelde ze voor om een academische titel van
sociaal-technisch ingenieur in te stellen.16 Het voor-
stel werd door de kamerleden met weinig belangstel-
ling ontvangen, maar Bakker Schut en andere leden
van de  zouden herhaaldelijk op het onderwerp te-
rugkomen. Desondanks is de titel voor sociaal ingeni-
eur nooit ingevoerd.
Volkshuisvesting was een ander terugkerend thema
bij de vereniging. Sinds de invoering van de Woning-
wet probeerden zowel voor- als tegenstanders herhaal-
delijk aan te sturen op een herziening van de wet, zo
ook de . In  verzond de vereniging een uitvoe-
rige petitie aan de minister van Binnenlandse Zaken,
waarin ze aandrongen op een uitbreiding van dwang-
middelen om gemeenten te verplichten de Woningwet
toe te passen.17 Toen in  een regeringsontwerp
voor een wijziging van de Woningwet werd ingediend,
protesteerde de  met het uitbrengen van een bro-
chure. Nagenoeg alle wijzigingen dienden de belangen
van de huiseigenaren, ten koste van de verbetering van
de volkshuisvesting.18 Beide voorstellen zijn nooit
doorgevoerd en het zou tot  duren voor de Wo-
ningwet werd aangepast.
Tot speelde de  een stimulerende rol in de
volkshuisvesting, maar na de oprichting van het Ne-
derlands Instituut voor Volkshuisvesting () in 
nam de invloed van de  af. In  kreeg ze een
meer besloten karakter en werd de naam gewijzigd in
Sociaal-Technische Kring; in  werd de  ontbon-
den. Een aanzienlijk deel van de leden kreeg in de ja-
ren twintig en dertig een voortrekkersrol in de Neder-
landse stedenbouw: Bakker Schut werd directeur van
de Dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting
in Den Haag; Keppler werd directeur van de Gemeente-
lijke Woningdienst in Amsterdam. Albarda en Van der
Waerden kregen zelfs de kans om hun ideeën om te
zetten in een politiek programma. Beiden waren tus-
sen  en  Tweede Kamerlid voor de . Daar-
naast was Van der Waerden tussen  en  -
lid van Provinciale Staten in Noord-Holland en Albarda
van  tot  minister van Waterstaat in het kabi-
net-De Geer . Andere -leden die invloedrijk wer-
den, wa r en onder meer M.J. Granpré Mol ière (to e g et r e -
ningwet was volgens Bakker Schut enerzijds het ge-
brek aan besef van de noodzakelijkheid ervan en an-
derzijds de nawerking van de diepgewortelde aeer
van overheidsingrijpen.11 In het eer ste decenn ium va n
de Woningwet waren de meningen over de rol van de
overheid sterk verdeeld. Daarbij was de ruime meer-
derheid tegen verregaande overheidsinvloed in de
stadsuitbreiding. Deze tegenstanders stelden dat de
Woningwet vooral bedoeld was voor particuliere
bouwverenigingen, die woningen moesten bouwen
met marktconforme huren. Voor de voorstanders –
voornamelijk de sociaal democraten () – was dat
te weinig. Zij meenden dat daar waar het particulier
initiatief in gebreke bleef om de woonomstandighe-
den van arbeiders te verbeteren, gemeenten zelf wo-
ningwetwoningen moesten bouwen.12
STV EN VOLKSHUISVESTING
Bakker Schut maakte zich vanaf het begin van zijn
loopbaan sterk voor een leidende rol van de (gemeen-
telijke) overheid in de ruimtelijke planning. Dat deed
hij ten eerste vanuit zijn rol bij de Sociaal-Technische
Vereeniging van Democratische Ingenieurs en Archi-
tecten (), waarvan hij vanaf de oprichting in 
voorzitter was. De  was feitelijk een voortzetting
van de Delse studentenbeweging; het was een
sociaal democratisch platform van net afgestudeerde
ingenieurs met een oprechte belangstelling voor de
maatschappelijke kanten van de technische vakken.
Slechts een kleine groep vormde de drijvende kracht
achter de vereniging. Zo bestond het bestuur tussen
 en  steeds uit dezelfde personen. Naast Bak-
ker Schut en Albarda (afgestudeerd in ), waren dat
de ingenieurs A. Keppler (afgestudeerd in ), W.C.
Manen (afgestudeerd in ) en J. van Hettinga Tromp
(afgestudeerd in ).13 Ondanks dat de  een klei-
ne vereniging was van gemiddeld honderd leden, met
een kleine actieve kern en beperkte financiële midde-
len, was ze behoorlijk fanatiek. De activ iteiten beston-
den hoofdzakelijk uit het verzenden van pamfletten en
het schrijven van een groot aantal brochures over
volkshuisvesting, volksgezondheid, arbeidswetgeving
en andere maatschappelijke vraagstukken. Het doel
van de vereniging was allereerst het bevorderen van de
volkswelvaart door maatregelen op technisch gebied.
Verder wilden ze de groei van het staatwezen in demo-
cratische zin stimuleren en de maatschappelijke be-
langen behartigen van ingenieurs en architecten.14
Tijdens de eerste vergadering van de  hield Bak-
ker Schut een pleidooi voor het verbeteren van de inge-
nieursopleidi ng in Del. Deze was volgens hem te een-
zijdig gericht op het oplossen van technische
vraagstukken, terwijl een aanzienlijk deel van de aan-
komende ingenieurs terecht zou komen in een werk-
veld met grote sociale verantwoordelijkheden. Het
thema hield hem al enige tijd bezig. Eerder schreef hij
. Bestuur van het  op  juni . Pieter Bak ker Schut zit tweede van rechts, met links van hem Bloemers en Hudig
(Internationaal Persfoto Bureau .. , Stadsarchief Amsterdam)
) was de onbet wiste leider. De andere leden waren
Bakker Schut en H.P.J. Bloemers (-). J.M.A.
Zoetmulder (-) versterkte vanaf  het dage-
lijks bestuur, maar vervulde slechts een kleine rol.
Waarschijnlijk omdat hij op persoonlijke titel was ver-
kozen, in tegenstelling tot de andere bestuursleden
die een vereniging vertegenwoordigden. Bakker Schut
vertegenwoordigde de , Bloemers de Maatschappij
tot Nut van ’t Algemeen en Hudig de Nationale Wo-
ningraad. Samen vormden ze het driemanschap dat
het gezicht van het Instituut bepaalde (a. ).19
De belangrijkste activiteiten van het Instituut lagen
in de eerste jaren op het terrein van de volkshuisves-
ting. Na de Eerste Wereldoorlog, toen de sociale wo-
ningbouw was toegenomen tot ruim  procent van de
totale woningproductie, verschoof het accent naar ste-
denbouw. Tot die tijd werd stedenbouw of stadsaanleg
gezien als onderdeel van volkshuisvesting. De Wo-
ningwet van  bevatte wel een paragraaf (paragraaf
 van de Woning wet) die bedoeld was om de bemoeie-
den in ) en Th.K. van Lohuizen (toegetreden in
). Granpré Molière maakte vanaf  deel uit van
het stedenbouwkundig bureau Granpré Molière, Ver-
hagen, Kok en was vanaf  hoogleraar in de archi-
tectuur aan de Technische Hogeschool Del. Van Lo-
huizen werd in  benoemd als eerste hoogleraar in
de stedenbouwkunde aan de  Del.
HET PUBLIEKE DEBAT OVER STEDENBOUW EN
REGIONALE PLANN ING
Een tweede stap in de professionalisering en verwe-
tenschappelijking van de stedenbouw was de oprich-
ting van het , waarvan Bakker Schut vanaf  tot
zijn overlijden in  bestuurslid was. Het Instituut,
zoals het  destijds door velen genoemd werd, werd
opgericht tijdens het Woningcongres op  februari
 in Amsterdam. Het bestuur telde toen  leden,
maar het beleid werd in hoofdzaak bepaald door een
klein dagelijks bestuur dat jarenlang bestond uit de-
zelfde personen. De sociaaldemocraat D. Hudig (-
. Kaa rt provincie Zuid-Holland met het gewestelijk plange-
bied Zuid-Holland-West. Op basis van de kaart van Th.K. van
Lohuizen uit , opgesteld voor de tentoonstelling ‘Geweste-
lijk plan Zuid-Holland-West’ (bewerking auteur, )
Bakker Schut zou zich hiervoor tot zijn dood blijven
inzetten. Vaak door het publieke debat op te zoeken,
middels lezingen, tentoonstellingen en vele publica-
ties. Over uiteenlopende onderwerpen op het terrein
van volkshuisvesting en stedenbouw publiceerde hij
een zeer groot aantal artikelen, preadviezen en rap-
porten. Behalve lid van de redactie van het Tijdschri
voor Volkshuisvesting en Stedebouw, het tijdschri van
het Instituut, was hij ook jarenlang redacteur van Ge-
meentebestuur, waarin hij een kroniek over volkshuis-
vesting verzorgde. In zijn publicaties wist hij zijn over-
tuigingen altijd glashelder te verwoorden, door zijn
betoog vanaf de hypothese tot de conclusie puntsge-
wijs op te bouwen, alle kanten te belichten en met de
juiste en eenvoudige woordkeuze recht op zijn doel af
te gaan. Volgens P.H. Hubregtse, de hoofdinspecteur
van de Haagse Woningdienst die in  namens het
Instituut een in memoriam schreef over Bakker Schut,
waren deze eigenschappen kenmerkend voor zowel
zijn publicaties als zijn redevoeringen op vergaderin-
gen en congressen.22 Als directeur van de stedenbouw-
kundige dienst van Den Haag en bestuurslid van het
 was hij regelmatig spreker en gangmaker op een
congres of vergadering.23 Zo memoreerde de redactie
van Tijdschri voor Volkshuisvesting en Stedebouw na
het overlijden van Bakker Schut in : ‘In de lange
reeks praeadviezenvergaderingen van het Instituut
zien wij telkens opn i e u w Bak ker Schut acht er de kat h e -
der verschijnen, sprekend op een wijze, die soms tot
tegenstand prikkelde, maar altijd de belangstelling
aanwakkerde en altijd met een constructieve bijdrage
tot het beoogde praktische resultaat.’24
Tijdens het befaamde Internationale Stedenbouw-
congres van  in Amsterdam gaf Bakker Schut een
voordracht over de noodzaak van regionale planning
in Nederland; vanaf de jaren twintig een van de be-
langrijkste thema’s in het werk van Bakker Schut. Zo-
wel in het preadvies als in zijn voordracht ging hij uit-
gebreid in op de sterke groei van de Nederlandse
bevolking en de ontwikkeling van het verkeer. De rela-
tie tussen beide leidde volgens hem tot het uitvloeien
van de steden en de aantasting van de natuur. Voor de
toekomstige ontwikkeling van een regio, zo stelde hij,
diende daarom eerst een gewestelijk plan te worden
opgesteld (a. ). Daarna volgde pas het opstellen van
een gemeentelijk uitbreidingsplan en ten slotte het
ontwerpen van een deelplan voor de wijk. Door deze
hiërarchie kon het gewest stelselmatig worden ont-
wikkeld en konden misverstanden op het gebied van
verkeer en het behoud van cultuurlandschappen en
recreatieve ruimten worden voorkomen.25
In  kreeg het gewestelijk plan met een wijziging
in de Woningwet een formele status, maar pas met de
oprichting van de Rijksdienst voor het Nationale Plan
in  werd het opstellen van regionale plannen ver-
plicht. Dit betekende een doorbraak voor de regionale
nissen van gemeenten met de stadsuitbreiding wette-
lijk te regelen, maar ook deze werd in de praktijk nau-
welijks toegepast. Dit kwam enerzijds door de
eerdergenoemde verdeeldheid over de inmenging van
de overheid en anderzijds door de verwarring omtrent
de verschillende planvormen in de stadsuitbreiding.20
In adviseerde Bakker Schut, namens het Insti-
tuut, de regering om de bepalingen over het uitbrei-
dingsplan te versoepelen en aan te passen. ‘Een grote
stad’, zo schreef hij, ‘is een snel levend organisme met
steeds wisselende behoeen. Het uitbreidingsplan zal
met die behoeen moeten groeien en veranderen. Het
zal zich moeten aanpassen aan de zich wijzigende es-
thetische inzichten en aan de nieuwe eisen van de
techniek. Aan een uitbreidingsplan mag niet doctri-
nair worden vastgehouden, omdat het eenmaal zo is
vastgesteld; het wordt dan een knellend keurslijf, dat
de gezonde ontwikkeling tegenhoudt.’21 In be-
sloot de regering de stedenbouwkundige paragrafen
in de Woningwet te wijzigen. Datzelfde jaar werd door
het Instituut een Commissie voor Stedebouw inge-
steld, met Granpré Molière als voorzitter. Twee jaar
later werd deze commissie omgevormd tot een vol-
waardige afdeling en de naam van het Instituut werd
gewijzigd in Nederlands Instituut voor Volkshuisves-
ting en Stedebouw (). Stedenbouw werd sindsdien
gezien als een zelfstandige discipline, maar had qua
professionalisering en verwetenschappelijking nog
een lange weg te gaan.
. -strooibiljet gemeen teraadverkiezingen  (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis)
BULLETIN KNOB 2017
4
215
. Groepsfoto bij de opening van het gebouw van Dienst der Stadsont wikkeling en Volkshuisvesting aan de Van Speijkstraat ,
 oktober . Pieter Bakker Schut zit op de eerste rij in het midden, met voor hem zijn zoon Frits (Foto Dewald,
Haags Gemeentearchief )
BULLETIN KNOB 2017
4
216
we verkeerswegen en andere openbare werken. Een
vermeerdering van de woningvoorraad was volgens
hem een vereiste en afwachten tot de particuliere
bouwnijverheid aan deze vraag zou voldoen was geen
optie.29 Hij adviseerde daarom woningwetwoningen
te bouwen – het ideaal van de .
Voor Bakker Schut markeerde dit rapport een omslag
in de oplossing van het woningvraagstuk in Den Haag
én het begin van zijn loopbaan als volkshuisvester;
naar aanleiding van zijn rapport werd in  een
raadsbesluit genomen dat de basis legde voor de be-
trokkenheid van de gemeente bij de bouw van wonin-
gen in de daaropvolgende  jaar. Enkele weken later
br a k de Eer s t e Wereldoorlog uit. De par t iculiere bouw-
nijverheid stopte gedeeltelijk haar werkzaamheden,
en helemaal op het gebied van arbeiderswoningbouw.
Gemeentelijke woningbouw op grote schaal werd
daardoor nog urgenter. Om deze woningwetwoningen
te realiseren werd een gemeentelijke Woningdienst
opgericht, die als nieuwe afdeling werd toegevoegd
aan Gemeentewerken.30
In kreeg Bakker Schut de functie van adjunct-
directeur van Gemeentewerken en secretaris van I.A.
Lindo (-). Toen Lindo drie jaar later met pen-
sioen ging werd hij benoemd tot directeur van de
Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting (),
die zich in  had verzelfstandigd en losgemaakt van
planning, en het begin van dat wat later als planologie
zou gelden.26 Zijn zoon Frits Bakker Schut (-)
werd benoemd tot eerste directeur van het Nationale
Plan. Frits was net als zijn vader afgestudeerd als civiel
ingenieur in Del en was in  gepromoveerd op de
bemoeienissen van de industrie met de bouw van ar-
beiderswoningen.27 Samen publiceerden ze in  het
boekje Planologie, van uitbreidingsplan over streekplan
naar Nationaal Plan.28 Na de oorlog zou Frits zijn vader
ook opvolgen als directeur van de stedenbouwkundige
dienst in Den Haag en als bestuurslid van het .
DI RE CTEUR VAN DS V D EN HA AG IN DE HOO GTIJ DAGEN
VAN DE SDAP
Bakker Schut kon de binnen de  en  ontwik-
kelde ideeën over volkshuisvesting en stedenbouw in
de beroepspraktijk verwezenlijken. In  trad hij in
dienst van de gemeente Den Haag, waar hij de eerste
jaren werkte aan de aanleg van het elektrische tram-
net, maar al snel werd benoemd tot ingenieur-afde-
lingschef van het gemeentelijk grondbedrijf. In deze
functie kreeg hij de opdracht om een rapport uit te
brengen over de toestand van de volkshuisvesting in
de gemeente en advies te geven over mogelijkheden tot
verbetering. Bakker Schut constateerde in zijn rapport
een tekort van  woningen, en in de jaren die volg-
den zou dit get a l flink toenemen door aanleg va n nieu-
. Groeikaa rt van Den Haag. De stadsontwikkeling stond tus-
sen  en  onder leiding van Bakker Schut (bewerking
auteur, )
Gemeentewerken (a. ). Onder de Haagse  vielen
de afdeling Grondbedrijf en de Woningdienst. Ge-
meentewerken kwam onder leiding van ingenieur J.
Lely (-), de zoon van civiel ingenieur C. Lely
(-).
Een jaar nadat Bakker Schut was benoemd tot direc-
teur won de  onder aa nvoer i ng va n W. Dre e s ( -
) de Haagse gemeenteraadsverkiezingen (a. ).
Samen met Drees, Lely en extern stedenbouwkundig
adviseur H.P. Berlage (-) zette hij zich in om de
sociaaldemocratische idealen in de woning- en ste-
denbouw gestalte te geven. Tussen en  wer-
den onder leiding van Bakker Schut op grote schaal
nieuwe sociale wo onwijken gerealiseerd. Macht en be-
voegdheden werden daarbij sterk gecentraliseerd. Zo
verstrekte de Gemeentelijke Kredietbank de voor-
schotten en leningen voor de aankoop van land en de
bouw van woningwetwoningen. De Haagse Bouw-
maatschappij zette de plaatselijke aannemers buiten-
spel en de .. Centrale Bouwmaterialen Voorziening
ze t te de mat eriaalhandela ren aan de kant. De Schoon-
heidscommissie beperkte de ontwerpvrijheid van de
architecten.31
Tijdens het interbellum maakte Den Haag een explo-
sieve groei door, zowel wat betre aantal inwoners als
het bebouwd oppervlak (a. ). Tussen  en 
kwamen er bijna . inwoners bij en werden er
. Gemeentewoningen aan de Stortstraat (Laakkwartier-Noord) in Den Haag,  (Haags Gemeentearchief)
a. Verenigingswoningen van de Algemeene Coöperatieve Woningvereeniging, aan de Moerbeiplein (Vruchtenbuurt) in Den Haag,
 (Haags Gemeentearchief)
BULLETIN KNOB 2017
4
220
werken in Rotterdam, A.C. Burgdorffer (-), een
petitie aan de Staatscommissie, waarin zij pleitten
voor meer erkenning van hun gezag en deskundigheid
in het gemeentelijk bestuur. Echter met weinig suc-
ces.33 Desondanks wist Bakker Schut zich in toene-
mende mate te onderscheiden als zelfstandig bestuur-
der en bepaalde hij tijdens zijn  jaar directeurschap
in hoge mate het gezicht van de dienst.
VERA NDERENDE POLITIEKE TIJDEN
In  veranderde het politieke getij in Den Haag. De
 verloor de gemeenteraadsverkiezingen en de
overheid liet de woningbouw weer over aan particulie-
re marktpartijen. De depressie van de jaren dertig be-
tekende echter niet het einde van de bevolkingstoena-
me en de woningbouw. Particuliere beleggers bleken
wederom bereid om op grote schaal in de woningbouw
te investeren, vooral in de eerste hel van dit decenni-
um. Bakker Schut was van mening dat het resultaat
van deze wijze van stedelijke expansie feitelijk een
gematigde terugkeer van het oude laissez-faire niet
in overeenstemming te brengen was met het ideaal-
beeld van een decentrale, regionale en volgens strakke
criteria geplande stad; het ideaalbeeld dat hij gestalte
trachtte te geven in Den Haag.
meer dan . woningwetwoningen gerealiseerd;
dit was ruim  procent van het totaal aantal gebouw-
de woningen.32 Bij de stadsuitbreiding werd op hoofd-
lijnen het Algemeen Uitbreidingsplan () van Ber-
lage gevolgd. In het begin werden er vooral kleine
sociale wijkjes gebouwd, zoals Duindorp, Laakkwar-
tier-Noord en Spoorwijk (a. ). Later volgden ruimer
opgezette middenstandswijken met veel groen, zoals
de Vruchten- en Heesterbuurt. In deze monumentale
wijken met (bruine) bakstenen bouwblokken en in-
tieme woonpleinen werden de idealen die de 
koesterde over de gelijkwaardigheid en gemeenschap-
pelijkheid van alle burgers in de samenleving verwe-
zenlijkt (a. a en b).
Voor het uitvoeren van het sociale woningbeleid was
de samenwerking tussen stadsbestuurders, volkshuis-
vesters en stedenbouwers essentieel. De functie van de
directeur van een gemeentelijke dienst was namelijk
kwetsbaar, doordat zijn positie binnen het bestuurs-
apparaat niet was verankerd in de Gemeentewet. Tij-
dens het interbellum probeerde Bakker Schut daarom
herhaaldelijk zijn positie in het gemeentelijk apparaat
te versterken. Zo richtte hij onder meer in , samen
met de directeur van Publieke Werken in Amsterdam,
A.W. Bos (-) en de directeur van Gemeente-
b. Moerbeiplein (Vruchtenbuurt) in Den Haag in . Veel stadsuitbreidingswijken die onder leiding van Bakker Schut werden
gerealiseerd, zijn tegenwoordig geliefde woonwijken (foto auteur)
BULLETIN KNOB 2017
4
221
maakte hij zowel de slag om Arnhem mee als het bom-
bardement van Deventer.37 Na de bevrijding in 
keerde Bakker Schut terug naar zijn woning aan de
Nieuwe Duinweg  in Scheveningen. Op verzoek van de
gemeente trad hij weer in dienst bij Publieke Werken
en kreeg de functie van directeur Dienst voor de We-
deropbouw. Ook nam hij zijn plaats in de vele besturen
en commissies weer in. Maar het verzoek om de func-
tie van minister van Openbare Werken en Wederop-
bouw te bekleden wees hij af; daarvoor vond hij zich-
zelf inmiddels te oud.38
In zijn laatste dienstjaren hield Bakker Schut zich be-
zig met het verzamelen van gegevens over de culturele,
economische, sociale, demografische en stedenbouw-
kundige ontwikkeling van Den Haag, die in  in
boekvorm verschenen.39 Gedurende zijn loopbaan be-
pleitte hij herhaaldelijk het belang van dergelijke we-
tenschappelijke studies – de zogenoemde survey –, zo-
als in  met de tentoonstelling Gewestelijk plan
Zu id-Holland-West en dr ie jaar later me t zijn uitgebrei-
de studie naar de bevolkingsontwikkeling in de hof-
stad.40 In  werd de stedenbouwkundige dienst
hervormd en werd zijn zoon Frits benoemd tot direc-
teur. Drie jaar later ging hij definitief met pensioen en
overleed hij op -jarige leeijd.
Halverwege de jaren dertig was het einde van Bakker
Schuts’ loopbaan nog niet in zicht, maar de grote uit-
breidingen waren achter de rug en er werden in verge-
lijking tot de voorgaande jaren nauwelijks meer ge-
meentelijke woningen gerealiseerd; tussen  en
 bouwde de gemeente en woningbouwvereni-
gingen slechts  procent van de in totaal bijna .
woningen.34 Berlage werd in  opgevolgd door de
architect en stedenbouwkundige W.M. Dudok (-
). Deze kreeg de taak uitbreidingsplannen te ma-
ken voor Den Haag Zuid-West, maar voor de Tweede
Wereldoorlog kwam er weinig van de plannen terecht.
Bakker Schut begon ondertussen langzaam afscheid
te nemen van de dienst; in  publiceerde hij een ge-
denkboek over de volkshuisvesting in Den Haag, waar-
in hij in  pagina’s terugblikt op de betekenis van de
overheidsbemoeienis met de volkshuisvesting tussen
 en .35
Gedurende de eerste twee jaar van de Tweede We-
reldoorlog adviseerde Bakker Schut, namens het ,
de Commissaris voor de Wederopbouw J.A. Ringers
over de voorbereiding en uitvoering van wederop-
bouwplannen.36 Toen Ba k ker Schut in met pensi-
oen ging, ging hij moeilijke tijden tegemoet. Al snel
moest hij, samen met zijn vrouw, Den Haag verlaten en
BULLETIN KNOB 2017
4
222
op contact dat de auteur in  had met
de kleindochter van Pieter Bakker Schut,
Sonja van der Gaast-Bakker Schut. Zij
benadrukte dat haar grootvader geen
fanatieke partijman was. Zij was zelf wel
actief lid van een politieke partij en had
dus enige kennis van partijpolitiek. Bak-
ker Schut wordt daarnaast nauwelijks
genoemd in publicaties over de  en
Albarda. Wanneer en waar Bakker Schut
zich precies als lid hee ingeschreven,
moet nog worden uitgezocht.
8 N.W. Nachenius, Bijdrage tot de kennis
van den stedenbouw: eene populaire
studie, Haarlem .
9 De Vreeze  (noot ), .
10 De Vreeze  (noot ),  en P. Bakker
Schut en D. van Blom, Prae-adviezen over
de vragen: welke economische beginselen
moeten van overheidswege worden gevolgd
ten aanzien van de Volkshuisvesting?
Geven de huidige omstandigheden aanlei-
ding tot maatregelen, die op ten duur niet
moeten worden gehandhaafd, doch wen-
schelijk zijn om in den woningnood van
het oogenblik te voorzien?, ’s-Gravenhage
, .
11 Bakker Schut en Van Blom  (noot ),
-.
12 A. van der Valk, Amsterdam in aanleg.
Planvorming en dagelijk s handelen -
, Amsterdam , .
13 Lintsen  (noot ),  en .
14 Het archief van de  bevindt zich in
het Internationaal Instituut voor Sociale
Geschiedenis (). De statuten van d
e vereniging bevinden zich niet in het
archief. De doelstellingen van de 
werden gepubliceerd in De Ingenieur 
( ),  .
15 P. Bakker Schut, ‘Ambtenaren ter uit-
voering der sociale wetgeving’,
De Kroniek  () , . Het jaar tal
 markeert het begin van de sociale
wetgeving in Nederland.
16 P. Bakker Schut e.a., Adres der Sociaal-
Technische Vereeniging van Demokrati-
sche Ingenieurs en Architecten: Wetsont-
werp Hooger Onderwijs, januari .
17 Sociaal-Technische Vereeniging van
Democratische Ingenieurs en Architec-
ten, Adres in zake herziening der Woning-
wet, Rotterdam .
18 Sociaal-Technische Vereeniging van
Democratische Ingenieurs en Architec-
ten, Herziening der Woningwet, Amster-
da m  .
19 De Ruijter  (noot ), - en .
20 Van der Valk  (noot ), -.
21 P. Bakker Schut e.a., Rapport over de her-
ziening van de artikelen  en  der Wo-
ningwet (bouwverbod en uitbreidings-
plan), Amsterdam , -.
22 P.H. Hubregtse, ‘In Memoriam Ir P. Bak-
ker Schut’, Tijdschri voor Volkshuisves-
ting en Stedebouw  () , .
23 Bakker Schut was tevens lid van de
Stedenbouwkundige raad van het ,
gedelegeerd lid van het Bestuur van de
Stichting Centraal Woningbeheer; com-
missaris van de N.V. Haagse Bouwmaat-
schappij (); commissaris van de
N.V. Ockenburg; commissaris van de
.. Meer en Bosch; lid van de Rijkscom-
missie van Overleg voor de Wegen; lid
van de Wegencommissie van de .
en president-commissaris van de Onder-
linge Brandverzekering Maatschappij
Neerlandia.
2 4 Redactie, ‘Overlijden Ir. P. Bakker Schut’,
Tijdschri voor Volkshuisvesting en Stede-
bouw  () , .
25 Internationaal Stedebouwcongres
Amsterdam . Deel . Preadviezen,
Amsterdam , -.
26 Y. van Mil, ‘Het Gewestelijk plan Zuid-

1 Bijvoorbeeld in: P. de Ruijter, Voor volks-
huisvesting en stedebouw. Voorgeschiede-
nis oprichting en prog ramma van het Ne-
derlands Instituut voor Volkshuisvesting
en Stedebouw -, Utrecht ;
N. de Vreeze, Woningbouw, inspiratie &
ambitie. Kwalitatieve grondslagen van de
sociale woningbouw in Nederland, Am-
sterdam ; H. van der Cammen en
L. de Klerk, Ruimtelijke ordening van
grachtengordel tot Vinex-wijk, Houten
; C. Wagenaar, Town Planning in
the Netherlands since . Responses
to Enlightenment Ideas and Geopolitical
Realities, Rotterdam .
2 Over ontwerpers of wetenschappers in
de stedenbouw zijn in de afgelopen de-
cennia veel publicaties verschenen, zoals
de biografieën van Th. K. van Lohuizen
uit  door Arnold van der Valk, van
C. van Eesteren uit  door Vincent
van Rossem, en die van W.G. Witteveen
uit  door Noor Mens. Naar mana-
gers in stedenbouw is tot op heden nog
weinig onderzoek gedaan.
3 http://resources.huygens.knaw.nl/retro-
boeken/persoonlijkheden (geraadpleegd
 juni ).
4 Pekelharing is nooit lid geweest van de
Sociaal Democratische Arbeiderspartij
(), zie E.W.A Henssen, Het Corps als
koninkrijk.  jaar Delsche studenten
Corps, Hilversum , .
5 H. Lintsen, ‘De Delse Polytechnische
School als bakermat van socialisme
-’, in: J. Bank, M. Ros en
B. Tromp (red.), Links Klassiek. Het Twee-
de jaarboek voor het democratisch socia-
lisme, Amsterdam , -.
6 Henssen  (noot ), .
7 De aanname over de politieke betrok-
kenheid van Bakker Schut is gebaseerd
Juist deze karakterschets roept vragen op. Wat waren
Bakker Schuts voornaamste drijfveren? Zijn deze te-
rug te vinden in de politieke betrokkenheid bij de
, zoals vaak wordt gesuggereerd, of had hij andere
motieven? Wat is de betekenis van zijn bijdrage aan
het verbeteren van de volkshuisvesting, de verzelfstan-
diging van de stedenbouw en de opkomst van de pla-
nologie? En hoe verhoudt zijn manier van werken, als
manager in stedenbouw, zich tot die van zijn tijdgeno-
ten die werkzaam waren als directeur van een steden-
bouwkundige dienst? Al deze vragen blijven in dit arti-
kel onbeantwoord. Op grond van deze biografische
schets kan in ieder geval worden geconcludeerd dat
zijn omvangrijke oeuvre en de functies die hij tijdens
zijn loopbaa n bekleedde uitnodigen tot een diepgaan-
dere studie. Ditzelfde geldt voor de loopbaan en het
oeuvre van zijn zoon Frits Bakker Schut, over wie tot op
heden evenmin een studie is verschenen.
BESLUIT
Pieter Bakker Schut wordt vaak gekarakteriseerd als
‘autoritair democraat’ en dat is zeker niet onjuist. Hij
was een onbetwiste leider, vooral als directeur bij de
Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting in Den
Haag. Maar ook in de netwerken die een belangrijke
bijdrage hebben geleverd aan de verwetenschappe-
lijking en professionalisering van de stedenbouw
nam hij de rol van regisseur en inspirator op zich, zo-
als bij de  en het . Over zijn politieke voorkeur
valt evenmin te twijfelen. ‘Maar vergis u niet’, schreef
Hubregtse in zijn in memoriam. ‘Zeker, hij was links
georiënteerd; zijn beginselen inzake b.v. erfpacht,
overheidsbouw, onteigening, kwamen overeen met die
van de linkse pa r t ijen. Maar van politiek, en zeker pa r-
tijpolitiek, moest hij in zijn ambt niets hebben. (…) In
zijn werk stond hij buiten de politiek, was hij volkomen
objectief, en liet hij zich leiden door het algemeen en
het gemeentebelang.’41
BULLETIN KNOB 2017
4
223
en Stedebouw  () , .
30 Bakker Schut  (noot ).
31 L. Oorschot, Conflicten over Haagse
stadsbeelden. Van Willempark tot Spui-
forum, Del ,  en .
32 P. Bakker Schut, De bevolkingsbeweging
in Nederland en in het bijzonder te
’s-Gravenhage, Alphen aan den Rijn
, -; P. Bakker Schut, De volks-
huisvesting te ’s-Gravenhage -,
Alphen aan den Rijn , .
33 S. Couperus, De machinerie van de stad .
Stadsbestuur als idee en praktijk, Neder-
land en Amsterdam -, Amster-
dam , - en -.
34 Bakker Schut  (noot ),  en
Uitgave van het gemeentebestuur van
’s-Gravenhage, Enige grondslagen voor
de stedenbouwkundige ontwikkeling van
’s-Gravenhage. Uitgave van het gemeente-
bestuur van ’s-Gravenhage, ’s-Gravenhage
, .
35 Bakker Schut  (noot ).
36 De Vreeze  (noot ), .
37 Hubregtse  (noot ), .
38 Uit het gesprek met Sonja van der Gaast-
Bakker Schut in .
39 Uitgave van het gemeentebestuur van
’s-Gravenhage  (noot ).
40 Van Mil  (noot ); Bakker Schut
 (noot ).
41 Hubregtse  (noot ), .
Holland-West en de opkomst van de
regionale planning in Nederland’,
Historisch Geografisch Tijdschri 
() , .
27 F. Bakker Schut, Industrie en woning-
bouw. Een technisch-economische be-
schouwing over bemoeiingen van de
industrie met arbeiderswoningbouw,
Assen .
28 P. Bakker Schut en F. Bakker Schut,
Planologie, van uitbreidingsplan over
streekplan naar Nationaal Plan,
Gorinchem .
29 P. Bakker Schut, ‘Bouw en exploitatie
der gemeentewoningen te ’s-Graven-
ha ge’, Tijdschri voor Volkshuisvesting
architectuur en stedenbouw. Sinds  werkt ze als
zelfstandig onderzoeker en publiceert ze over de Ne-
derlandse architectuur, stedenbouw en ruimtelijke
ordening vana f .
. .   (yvonne@yvonnevanmil.com) studeer-
de architectuur aan de Technische Universiteit Del,
met als specialisatie het publieke domein in de stad.
Na haar studie richtte ze zich op de geschiedenis van
working that only gradually became common practice
in Dutch urban planning aer the Second World War.
Recent decades have seen the publication of detailed
studies of several urban planners and researchers,
such as the biographies of T.K. Van Lohuizen (Arnold
van der Valk, ), C. van Eesteren (Vincent van Ros-
sem, ) and W.G. Witteveen (Noor Mens, ). Al-
though more than one publication mentions Pieter
Bakker Schut as an influential figure, he has never been
the focus of a study. Despite his forward-looking ap-
proach, Bakker Schut’s in uence on Dutch ur ban plan-
ning has yet to receive the attention it deserves.
Th is ar ti cle ex ami nes Bak ker Schu t s ca r eer as a ma n -
ager in urban planning. The emphasis is on the posi-
tions he held in the aforementioned bodies and his
contributions to the main themes of the Woningwet
(National Housing Act): public housing (), urban
planning () and regional planning (). The aim
of this biographical sketch is to draw attention to a ne-
glected aspect of the evolution of Dutch urban plan-
ning, and at the same time provide the initial impetus
for further research into Bakker Schut. It is at any rate
clear from this sketch that his extensive body of work
and the offices he held during his career merit such a
study. So too the career and work of his son, Frits Bak-
ker Schut, who continued in his father’s footsteps and
has likew ise yet to be the subject of a study.
It is impossible to study the history of Dutch public
housing and urban planning in the twentieth century
without repeatedly coming across the name Pieter
Bakker Schut. From  onwards, he was chairman of
the Sociaal-Technische Vereeniging van Democ-
rat ische Ingenieurs en Arch itecten (, Social-Techni-
cal Society of Democratic Engineers and Architects)
and from  a member of the board of the Neder-
lands Instituut voor Volkshuisvesting (, Nether-
lands Institute of Housing). In that same year he was
appointed director of the Dienst Stadsontwikkeling en
Volkshuisvesting (, Department of Urban Planning
and Public Housing) in The Hague. In this capacity he
was directly involved in the problems of this, by Dutch
standards, big city, which was also the fastest growing
city in the Randstad urban cluster in the rst half of the
twentieth century.
Unlike many of his contemporary directors of mu-
nicipal urban planning departments, he was neither a
designer nor an academic. His career unfolded at the
interface between practical work and the systematiza-
tion and professionalization of urban planning as an
autonomous discipline. His role in this period of tran-
sition was one of direct ing and inspir ing. As such, Bak-
ker Schut’s main significance for Dutch urban plan-
ning lies in what much later came to be regarded as a
form of management. In effect, he anticipated a way of
PIETER BAKKER SCHUT (1877-1952), MANAGER IN
URBAN PLANNING
  
... P. Bakker-Schut (1877-1952. Bakker-Schut was directeur van de Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting in Den Haag, maar hij vertolkte geen rol van ontwerper of wetenschapper (van Mil, 2017). Hij kan eerder gezien worden als regisseur van stedenbouwkundige processen, precies wat Eindhoven in die tijd nodig heeft. ...
Thesis
Na de ontdekking dat Philips in Eindhoven meer heeft gebouwd dan het Philipsdorp en Strijp-S, is de vraag ontstaan: wat was de invloed van Philips op de stedenbouwkundige ontwikkeling van Eindhoven tussen 1891 en 1939? Om deze vraag te beantwoorden zijn geschreven bronnen geraadpleegd (primair en secundair) en zijn kaarten en grafiek gemaakt om te visualiseren hoe de stad door de jaren heen is veranderd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de invloed van Philips op Eindhoven enorm is geweest. Deze conclusie is onder te verdelen in de invloed op de zes gemeenten en de invloed door de tijd, opgedeeld in vijf fasen. - Eindhoven: industrie, fabrieken, aan de Emmasingel; - Strijp: arbeiderswoningen, sociale voorzieningen, stadspark en fabrieken (de grootste invloed), verandering van kerkdorp naar Tuinstad; - Woensel: alleen arbeiderswoningen, al vanaf een vroeg stadium; - Tongelre: villa’s voor beambten, gefragmenteerde bouw; - Stratum: enkele villa’s, arbeiderswoningen, waaronder net buiten de stadsgrens: Tivoli, Geldrop. Hierdoor de ontwikkeling van de Heezerweg; - Gestel: invloed van Philips nihil. Dan zijn er nog vijf duidelijke fasen te kenmerken tussen 1891 en 1939: de metaaldraadgloeilamp-boom, de achterwaartse integratie, de annexatie, de radio-boom en de crisisjaren. Uit deze fasen blijkt dat ontwikkeling binnen het Philipsbedrijf direct effect hadden op de bouw. Philips was dus erg nauw verbonden met de ontwikkeling van Eindhoven, waardoor er gesproken kan worden van: De Stad Philips.
Article
Industrialisering en verstedelijking maakten de steden in Nederland en elders in Europa vanaf het einde van de negentiende eeuw tot machinekamers waar nieuwe sociale, economische en ruimtelijke v erhoudingen vorm kregen. Wonen, werken, handeldrijven, verplaatsen en recreëren in de stad werden mogelijk gemaakt door de stedelijke overheid. Daarmee werd stadsbestuur onderwerp van wetenschappelijke en staatkundige discussies. In deze studie worde de aard en context van deze discussies gedurende de eerste decennia van de twintigste eeuw geanalyseerd in relatie tot de veranderende stedelijke bestuurspraktijk.
Bijdrage tot de kennis van den stedenbouw: eene populaire studie
  • N W Nachenius
N.W. Nachenius, Bijdrage tot de kennis van den stedenbouw: eene populaire studie, Haarlem 1880.
Planvorming en dagelijks handelen 1850-1900
  • A Van Der
  • Valk
A. van der Valk, Amsterdam in aanleg. Planvorming en dagelijks handelen 1850-1900, Amsterdam 1989, 493.
Het jaartal 1874 markeert het begin van de sociale wetgeving in Nederland
  • P Bakker
  • Schut
P. Bakker Schut, 'Ambtenaren ter uitvoering der sociale wetgeving', De Kroniek 9 (1903) 461, 338. Het jaartal 1874 markeert het begin van de sociale wetgeving in Nederland.
Vereeniging van Democratische Ingenieurs en Architecten, Herziening der Woningwet, Amsterdam 1912
  • Sociaal-Technische
Sociaal-Technische Vereeniging van Democratische Ingenieurs en Architecten, Herziening der Woningwet, Amsterdam 1912.
Het Gewestelijk plan Zuid-NotEN
  • Y Van Mil
Y. van Mil, 'Het Gewestelijk plan Zuid-NotEN
Voor volkshuisvesting en stedebouw. Voorgeschiedenis oprichting en programma van het Nederlands Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw 1850-1940
  • P De Ruijter
Bijvoorbeeld in: P. de Ruijter, Voor volkshuisvesting en stedebouw. Voorgeschiedenis oprichting en programma van het Nederlands Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw 1850-1940, Utrecht 1987;
De Delftse Polytechnische School als bakermat van socialisme 1900-1925
  • H Lintsen
H. Lintsen, 'De Delftse Polytechnische School als bakermat van socialisme 1900-1925', in: J. Bank, M. Ros en B. Tromp (red.), Links Klassiek. Het Tweede jaarboek voor het democratisch socialisme, Amsterdam 1980, 85-86.