Book

Autisme: hoe te verstaan, hoe te begeleiden?

Authors:

Abstract

Werken in SPH Autisme: hoe te verstaan, hoe te begeleiden ?

Chapters (5)

De stoornis autisme werd in 1943 door Leo Kanner beschreven. Aan autisme ligt vermoedelijk een stoornis in de hersenen ten grondslag. Volgens deze gedachtegang heeft autisme dus een organische oorsprong. Volgens de dsm- iv valt het binnen het cluster ‘Pervasieve Ontwikkelingsstoornissen’, of, zoals het ook wel heet de ‘stoornissen van het autistisch spectrum’. Kenmerken van autisme zijn: beperkingen in de sociale interacties, in de communicatie en in de verbeelding, hetgeen resulteert in een beperkte belangstellingswereld en rigiditeit. Autisme kent verschillende uitingsvormen die men aanduidt met de termen ‘aloof, passive and active but odd’ ofwel: ‘in zichzelf gekeerd, passief en actief maar bizar’. Autisme is een ontwikkelingsstoornis, dat wil zeggen dat zij optreedt in de vroege kindertijd, voor het derde levensjaar, en de ontwikkeling negatief bepaalt. Autisme treedt vaak op in combinatie met andere stoornissen of aandoeningen.
Uitgangspunt voor inzicht in de stoornis autisme is de aanname dat mensen met autisme een andere prikkelverwerking hebben dan normaal het geval is.Daardoor verwerken zij binnenkomende informatie op een andere wijze en ontwikkelen zij een andere manier van denken. Bepaalde ontwikkelingsstappen op verstandelijk, emotioneel en sociaal gebied vinden niet of slechts ten dele plaats. Zij ontwikkelen daardoor een persoonlijkheid die wordt gekenmerkt door bepaalde vroegkinderlijke trekken. Hoe en in welke mate verschilt van persoon tot persoon. In het algemeen is er bij deze stoornis altijd een achterstand in de sociale ontwikkeling, terwijl op cognitief gebied het concrete denken en het detaildenken sterk opvallen. Op andere cognitieve gebieden kan een autist zich relatief beter, en soms zelf normaal ontwikkelen. Op emotioneel gebied valt de vlakheid of de impulsiviteit op. Belangrijke begrippen in de stoornis zijn de centrale coherentie en de theory of mind. Centrale coherentie is het vermogen de overeenkomst in dingen te zien en verworven inzichten in nieuwe situaties toe te passen. Theory of mind is het besef dat andere mensen andere, opzichzelfstaande gedachten en ervaringen hebben. Beide vaardigheden zijn slecht ontwikkeld bij mensen met autisme en verklaren veel van de problemen waarmee zij worstelen.Autisme heeft een aantal verstrekkende gevolgen voor de persoon en zijn omgeving. Daarin tekenen zich een aantal opvoedings- en begeleidingsvragen af die in het volgende hoofdstuk worden uitgewerkt.
Autisme heeft een grote impact op iemands functioneren en op iemands (niet) begrijpen van de omgeving. Het gevolg is dat een autist op veel vlakken aanpassing en ondersteuning van zijn omgeving behoeft. Om de mens met autisme daarbij recht te doen wordt de ondersteuning in twee hoofdtermen gevat: aansluiten (bij de behoefte van de individuele persoon) en versterken (van zijn mogelijkheden). Zo wordt de kwaliteit van iemand leven maximaal gewaarborgd en tegelijkertijd zijn afhankelijkheid van anderen geminimaliseerd. De gebieden waarop op de een of andere wijze ondersteuning nodig is, zijn: contact, communicatie en informatie, organisatie in ruimte, tijd en activiteit, het toepassen van de juiste vorm van leren, en het hanteerbaar maken van rigiditeit, preoccupaties, directe behoeftebevrediging en emotionele problematiek. Bij de ondersteuningsvorm ‘versterken’ komen als specifieke onderwerpen aan de orde: zelfredzaamheid, sociaal netwerk en werk, sociale vaardigheden, seksuele vorming en omgaan met de eigen emoties.
De begeleider/opvoeder heeft kwaliteiten en vaardigheden nodig die in principe in elke opvoedings- en begeleidingssituatie van belang zijn. Bij het begeleiden van mensen met autisme zijn deze kwaliteiten nog belangrijker, omdat begeleiden soms gelijkstaat met gidsen, vertalen en intermediair zijn. Belangrijke kwaliteiten zijn: afstand nemen, eigen normen en verwachtingen loslaten, kijken naar jezelf, betrokkenheid en distantie, structurerend vermogen, emanciperend vermogen, ethisch bewustzijn. Belangrijke voorwaardenscheppende factoren om het begeleiden en opvoeden te laten slagen zijn: kennis van autisme, werkbegeleiding of intervisie, soms speciale training (bij omgaan met agressie) en soms ondersteuning van een gedragswetenschapper of psychiater.
In dit hoofdstuk gaan we in op een aantal bekende behandel- en begeleidingsmethoden en -methodieken (Kloppenburg e.a., 1999). De bespreking ervan is allerminst uitputtend. Getracht is informatie te selecteren die op een aantal van elkaar te onderscheiden gebieden van zorg en begeleiding voor autisme toepasbaar is.
Chapter
Autisme kan in allerlei gradaties voorkomen, op alle leeftijden en op elk levensterrein. Tot voor kort kende de ontwikkelingsstoornis dan ook vele namen, maar in de DSM-5 vallen die allemaal onder de verzamelnaam ‘autismespectrumstoornis’ (ASS). Evengoed blijft de diversiteit in uitingsvormen natuurlijk bestaan en zul je oude benamingen, zoals PDD-NOS en het syndroom van Asperger in de praktijk gewoon nog tegenkomen. Wat alle ASS-patiënten gemeen hebben, zijn sociale beperkingen en repeterende vormen van gedrag, zoals bepaalde rituelen, bezigheden of bewegingen. In dit hoofdstuk lees je over de (toekomstige) diagnostiek, oorzaken, verklaringsmodellen, het voorkomen en de epidemiologie van ASS. En over de betekenis ervan voor iemands (maatschappelijk) leven. Ook het klinisch beeld van ASS en de werkrelatie met een ASS-patiënt komen aan bod.
Article
Dit artikel gaat over diagnostiek en behandeling bij volwassenen met een pervasieve ontwikkelingsstoornis. De diagnostiek van deze stoornissen komt aan bod voorzover die bij volwassenen anders is dan bij kinderen. Ook bespreken we kort de afbakening met andere psychische stoornissen die bij volwassenen voorkomen. Vervolgens beschrijven we twee behandelingen. Daaruit blijkt dat gangbare technieken en interventies uit de directieve en gedragstherapie bij deze patiënten bruikbaar zijn, maar dat vaak enige aanpassingen nodig zijn. Deze bestaan er vooral uit dat belangrijke personen in de omgeving van de patiënt meer dan gebruikelijk bij de behandeling moeten worden betrokken, en dat de therapeut moet kiezen voor eenvoudige behandelingstechnieken die de patiënt houvast geven.
ResearchGate has not been able to resolve any references for this publication.