ArticlePDF Available

'Joh bekijk het even, ik ga mijn eigen gang' - 24 ervaren bedrijfsartsen vertellen in kwalitatief onderzoek hoe ze hun werk leuk houden

Authors:

Abstract and Figures

Uit studies onder bedrijfsartsen blijkt dat een deel van de beroepsgroep het plezier in hun werk heeft verloren. Toch zijn er ook bedrijfsartsen met een ruime werkervaring die hoog scoren op vragen over werktevredenheid. Vanuit de SGBO is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder deze laatste groep met als vraag: ‘Welke factoren dragen eraan bij dat ervaren bedrijfsartsen met plezier aan het werk kunnen blijven?’. Uit dit onderzoek komt naar voren dat bedrijfsartsen zelf veel kunnen doen om hun werkplezier te bevorderen. De groep waarmee wij spraken, toont hiertoe zelf voldoende initiatief en spreekt hun werkgever hierop aan. Dit is niet voor iedereen weggelegd. Arbodiensten doen er verstandig aan ook rekening te houden met de wensen van zowel ervaren als beginnende artsen , ook wanneer deze minder weerbaar en initiatiefrijk zijn, omdat dit hun ontwikkelingsmogelijkheden en werktevredenheid ten goede kan komen en kan bijdragen aan minder verloop.
Content may be subject to copyright.
onderzoek
9tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018
Jonge artsen die bedrijfsarts (willen) worden, be-
ginnen positief aan hun loopbaan en opleiding tot
bedrijfsarts. Zij noemen de mogelijkheid tot meer
taakvariatie en verdere professionele ontwikkeling
als belangrijke voorwaarden om hun werk ook op
termijn met plezier te blijven doen.1 Uit enkele
studies blijkt dat een deel van de beroepsgroep
het plezier in het werken als bedrijfsarts heeft
verloren.2-4 Toch zijn er ook bedrijfsartsen met een
ruime werkervaring die hoog scoren op vragen
over werktevredenheid. Juist deze groep kan een
rolmodel zijn voor jongere artsen in opleiding tot
bedrijfsarts (aios).
In opdracht van de SGBO vond een onderzoek
plaats onder 24 ervaren bedrijfsartsen.5 De centra-
le onderzoeksvraag was ‘Welke factoren dragen
eraan bij dat ervaren bedrijfsartsen met plezier aan
het werk kunnen blijven?’ Aan de deelnemers werd
gevraagd wat zij leuk vinden aan hun vak, welke rol
hun werkgever speelt bij hun werkplezier en welke
rol zij zelf vervullen om plezier te houden in het
werk. De antwoorden op deze vragen worden in
dit artikel gepresenteerd. Voor een uitgebreidere
rapportage wordt verwezen naar het oorspronkelij-
ke onderzoeksrapport.5
Methoden van onderzoek
Werving en dataverzameling
Bedrijfsartsen konden aan het onderzoek deelnemen
wanneer ze voldeden aan de toelatingseisen – in dienst bij
een arbodienst, 40-plus en minstens 10 jaar geregistreerd
als bedrijfsarts – en volgens collega’s uitstralen dat ze hun
werk met veel plezier doen: “Als je iemand zoekt die er
nog lol in heeft …” Gekozen is om alleen de ervaringen
te onderzoeken van bedrijfsartsen in loondienst, omdat
ook artsen in opleiding vrijwel steeds bij een arbodienst
werken. Via het netwerk van de SGBO en een (poster-)
presentatie op de Bedrijfsgeneeskundige Dagen van 2016
zijn de eerste deelnemers aan het onderzoek geworven.
Zij brachten ons verder in contact met andere ervaren
bedrijfsartsen die aan de genoemde criteria voldeden, een
zogenaamde snow-ball sampling.6
Voor de dataverzameling is gebruik gemaakt van zowel
kwantitatieve als kwalitatieve methoden in de vorm van
een vragenlijst en diepte-interviews. Deze laatste methode
is het meest geschikt voor het achterhalen van gedragin-
gen, ervaringen, belevingen en behoeften en vormt de
hoofdmoot van de dataverzameling.6,7 De korte vragenlijst
werd ingevuld door alle deelnemers ter controle van
en ter aanvulling op de kwalitatieve data. Gebruik van
meerdere onderzoeksmethoden maakt datatriangulatie
mogelijk en vergroot de validiteit.8
Diepte-interviews
In totaal zijn veertien diepte-interviews gevoerd, waarvan
acht gesprekken met twee of drie artsen en zes met één
arts. Bij het plannen van gesprekken is zoveel mogelijk
rekening gehouden met de agenda’s van de artsen om
een zo hoog mogelijk respons te behalen. Het lukte niet
altijd om een gesprek met meer dan één arts tegelijk te
voeren. In totaal zijn 38 personen benaderd, waarvan er
Samenvatting
Uit studies onder bedrijfsartsen blijkt dat een deel van de beroepsgroep het
plezier in het werk heeft verloren. Toch zijn er ook bedrijfsartsen met ruime
werkervaring die hoog scoren op vragen over werktevredenheid. Vanuit de
SGBO is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder deze laatste groep met de
vraag: ‘Welke factoren dragen eraan bij dat ervaren bedrijfsartsen met plezier
aan het werk kunnen blijven?’ Uit dit onderzoek komt naar voren dat de
bedrijfsartsen zelf veel kunnen doen om hun werkplezier te bevorderen. De
groep waarmee wij spraken, toont hiertoe zelf voldoende initiatief en spreekt
hun werkgever hierop aan. Arbodiensten doen er verstandig aan rekening
te houden met de wensen van zowel ervaren als beginnende artsen, ook
wanneer deze zelf minder weerbaar en initiatiefrijk zijn omdat dit hun ontwik-
kelingsmogelijkheden en werktevredenheid ten goede kan komen en bij zou
kunnen dragen aan minder verloop.
Drs. Claudia Maria Greijn, cultureel antropoloog, is docent communicatie en kwalitatief
onderzoeker bij de SGBO.
Dr. Joost van der Gulden, bedrijfsarts, is hoofd van de SGBO.
Correspondentieadres:
Claudia.Greijn@radboudumc.nl
Kwalitatief
onderzoek,
SGBO,
Ervaren
bedrijfsarts,
Werkplezier,
I-professional,
R-professional,
Carrière
‘Joh, bekijk het even,
ik ga mijn eigen gang’
24 ervaren bedrijfsartsen vertellen in kwalitatief onderzoek hoe ze hun werk leuk houden
Claudia Maria Greijn, Joost van der Gulden
onderzoek
tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 201810
24 hebben meegedaan (deelname: 63%). Zes personen
hebben afgezien van deelname vanwege privéomstandig-
heden of gebrek aan tijd en drie personen voldeden niet
aan de inclusiecriteria (niet werkzaam bij een arbodienst
of pas enkele jaren bedrijfsarts). Vijf anderen hebben niet
gereageerd op het verzoek tot deelname. De deelnemers
en onderzoekers hebben een toestemmingsverklaring
getekend om de informed consent, anonimiteit van de
deelnemers en vertrouwelijkheid van de informatie te
waarborgen.
Tijdens de gesprekken vormde een interviewguide de
richtlijn voor elk gesprek. Deze werd na elk gesprek aan-
gepast op basis van nieuw verkregen informatie om
thema’s die nog onvoldoende waren uitgediept in volgen-
de gesprekken verder te verduidelijken. De gesprekken
zijn opgenomen op band, getranscribeerd en gecodeerd
in het programma Atlas.ti. De conceptversie van het
onderzoeksrapport is aan alle deelnemers ter goedkeuring
voorgelegd, de member’s check, bedoeld om de validiteit
te bevorderen.8 Alle deelnemers zijn akkoord met de
wijze waarop hun inbreng is weergegeven.
Representativiteit onderzoek
In de deelnemersgroep is 75% man en 25% vrouw, wat
overeenstemt met de genderverdeling van bedrijfsartsen
ouder dan 40 jaar.9 Daarnaast vormen de deelnemers
een goede afspiegeling van de beroepsgroep in leeftijd en
werkervaring. Deze heterogeniteit in kenmerken waar-
borgt de variatiedekkende representativiteit voldoende; de
variatie aan visies en ervaringen in de beroepsgroep lijkt in
de deelnemersgroep vertegenwoordigd.10
Een tweede validiteitscriterium is dat van ‘verzadiging’.
Hiermee wordt bedoeld dat op een bepaald moment geen
nieuwe informatie meer naar voren komt uit de gesprek-
ken omdat alle relevante aspecten van het onderzoeks-
thema aan bod zijn geweest. Verzadiging vond plaats na
gesprekken met 21 deelnemers. De verdere gesprekken
dienden ter controle hiervan.
Resultaten
Achtereenvolgens worden de factoren die een rol spelen
in het werkplezier, de verwachtingen van de deelnemers
ten aanzien van hun werkgever en hun kijk op eigen mo-
gelijkheden om het werk leuk te houden gepresenteerd.
Rol van werkinhoudelijke factoren
‘Nou ja de afwisseling hè? Je hebt het contact met de
werknemer, je hebt contact met de werkgevers, je hebt
ook wat administratiefs, je kan contact met collega’s
hebben. [...] Bij ons verandert de wet de hele tijd, allerlei
eisen veranderen de hele tijd, dus het blijft wel in be-
weging. [...] Dus de variatie en toch wel de afwisseling.’
bedrijfsarts 3.3
Factoren die te maken hebben met het dagelijks werk,
dragen het meest bij aan het werkplezier van de deelne-
mers. Afwisseling is hierbij de meest genoemde factor,
zowel wat de gevarieerde medische en sociale proble-
matiek tijdens het spreekuur betreft, als in hun verdere
werkzaamheden en sociale contacten. De deelnemers
ervaren veel plezier in de werkinhoudelijke samenwer-
king met collega’s, maar ook in het persoonlijke contact
met collega’s en het ervaren van een klankbord. Het
contact met cliënten wordt het vaakst genoemd als meest
plezierige factor in het werk. De deelnemers halen vooral
plezier uit cliëntcontacten waarin ze een betekenisvolle
bijdrage kunnen leveren.
...het is wel belangrijk dat je op een gegeven moment
ook een aantal spreekuren draait die ertoe doen. Waar
je een verschil kunt maken. Waar je iets kan betekenen.
Waar je mensen kan helpen, zorgen dat uiteindelijk de
verzuimduur bekort wordt. Ja, gewoon dat. Dat hoort er
ook bij te zitten. Waar je in kan knutselen zeg ik altijd
maar. En je gewoon dokter kan zijn, want dat moeten we
niet vergeten. Als eerste ben je dokter.’
bedrijfsarts 7.2
De kernactiviteiten van hun vak zijn volgens de bedrijfs-
artsen de preventie, het langdurige contact met cliënten,
het opbouwen van een band met de betrokken partijen
en het meekijken in het bedrijf. Een aantal bedrijfsartsen
vindt dat binnen hun arbodienst het belang van preven-
tie niet of steeds minder wordt onderkend. Ook zijn ze
minder tevreden over de focus die ligt op het draaien van
verzuimspreekuur. Veel deelnemers hebben het gevoel dat
ze in toenemende mate in een keurslijf worden gestopt
omdat de facturabiliteit leidend is geworden. Preventieve
werkzaamheden die zij als de kern van hun vak zien,
komen te weinig aan bod. Ze ervaren dit als een beper-
king van wat ze zouden kunnen betekenen voor cliënten
en klanten.
Rol van de arbodienst
Een werkgever die moet faciliteren, die moet stimule-
ren, enthousiasmeren en die moet vooral niet... Ja, bij
mensen waar het niet functioneert, dan ook een stuk
repressief bezig zijn. Maar in feite moet die binnen
onderzoek
11tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018
acceptabele grenzen mensen gewoon vrijheid geven om
hun ding te doen. En niet een heel keurslijf aanbieden.’
bedrijfsarts 8.2
Volgens de deelnemers moet hun werkgever hen de
ruimte geven om hun vak uit te oefenen en hen hierin
ondersteunen. Daarnaast verwachten ze dat deze de rol
van de bedrijfsarts serieus neemt, luistert naar wat de
artsen nodig hebben, vertrouwen heeft in hun professi-
onaliteit en voldoende mogelijkheden biedt om zich te
blijven ontwikkelen en innovatief bezig te zijn. Autonoom
kunnen werken zoals zelf de agenda kunnen beheren en
regelmogelijkheden hebben om het werk zelf in te delen,
is een van de belangrijkste wensen. Verder verwachten de
deelnemers dat salaris, secundaire arbeidsvoorwaarden,
administratieve ondersteuning en IT-programma’s goed
geregeld zijn. Dit zijn factoren waarvan ze vinden dat ze
hierop mogen rekenen, maar die van minder groot belang
zijn om het werkplezier te bevorderen. Sommige artsen
zeggen dat een te eenzijdige focus op omzet in plaats van
kwaliteit voor hen reden zou zijn om over te stappen naar
een andere arbodienst of om eventueel zelfstandig aan de
slag te gaan.
Ondanks eerdergenoemde knelpunten werken de deel-
nemers op dit moment liever in loondienst dan als zzp’er
omdat ze zich zo meer onafhankelijk voelen ten opzichte
van de klantorganisaties. Andere redenen zijn de steun
van en samenwerking met collega’s, de administratieve
ondersteuning, een vast inkomen en het zich kunnen
focussen op inhoudelijke taken als bedrijfsarts zonder de
financiële rompslomp die zelfstandig werken met zich
mee zou brengen.
Rol van de arts zelf
‘Karakter en ervaring. Lef. Lef om je ruimte te nemen.
Lef om nee te zeggen, lef om te zeggen: “joh, bekijk het
even. Ik ga mijn gang”. En dan merken dat als je je eigen
gang gaat, dat dat ook goed uitpakt. Ik denk dat dat het
belangrijkste is. Dat je merkt van: ik doe niks geks, ik doe
wel wat ik vind dat goed is en ik blijf daar achter staan.
En dan gebeurt er niet zo veel. […] Spelen met de ruimte
die je hebt en je eigen verantwoordelijkheid daarin
nemen en ook een beetje durven.’
bedrijfsarts 3.3 & 3.4
Veel artsen kaarten aan dat je zelf verantwoordelijk bent
voor het leuk en interessant houden van je baan. Naast
werkervaring en zelfvertrouwen noemen de artsen ook
optimisme, nieuwsgierigheid, eigenwijsheid, lef, relati-
veringsvermogen, autonomie en een kritische houding
als eigenschappen die hen helpen plezier in hun werk te
houden. Daarnaast omschrijven enkele artsen zichzelf als
iemand voor wie het glas altijd half vol in plaats van half
leeg is.
‘Het gebaande pad is denk ik het doen van verzuim-
spreekuren, dat kan ik me zo’n beetje voorstellen. En
daar kun je natuurlijk je eigen kleur aan geven en af en
toe eens wat uitproberen, maar als je dag in dag uit al-
leen maar daarmee bezig bent, eh… ja, dan droogt het
enthousiasme op en de inspiratie droogt op. [...] Maar
als je d’r andere dingen naast doet, krijg je gewoon
weer wat meer sprankeling, wat meer energie, zodat je,
je ‘gewone’ standaard werk ook met meer plezier doet.’
bedrijfsarts 15.2
De artsen benadrukken dat je niet moet vastgroeien in de
dagelijkse gang van zaken, maar de inspiratie in of buiten
je werk moet blijven opzoeken om gemotiveerd te blijven
(zie figuur 1). Initiatief nemen, creatief zijn en een open
mind houden, worden genoemd als manieren waarop je
zelf voldoende verandering en afwisseling in je werk kunt
bevorderen. Veel deelnemers kozen – om in hun
behoefte aan afwisseling te voldoen – voor een extra rol
als bijvoorbeeld praktijkopleider, ICT-begeleider, stafarts,
auditor of coach. Ze vinden daarnaast dat je jezelf af en
toe de vraag moet stellen of je huidige werk en werkgever
nog wel bij je passen of dat het tijd wordt voor een nieu-
we uitdaging. Het bewaken van eigen grenzen, je eigen
normen en waarden in het oog houden en ruimte nemen
om je werk naar eigen inzicht te doen, helpen om zelf
Creëer tijd en gelegenheid voor leuke en goede ontwikkelingen.
Word geen accountant of advocaat, maar arts met zorg voor
medewerker en klant.
Durf kansen te benutten.
Leg je werkvreugde niet buiten jezelf.
Neem tijd voor jezelf, zodat je creativiteit houdt.
Let goed op je werk-privébalans.
Probeer out of the box te denken.
Zorg voor een klantenpopulatie die bij je past.
Lukt het niet rechtsom dan mogelijk linksom.
Zorg dat je voldoende tijd krijgt en neemt voor preventie.
Blijf nieuwsgierig.
Zorg voor voldoende afwisseling van klanten, werk voor meerdere
klanten.
Organiseer je eigen feedback.
Doe ook werkgerelateerde dingen buiten werktijd om jezelf te
ontwikkelen.
Wees alert op kansen en grijp ze waar het kan.
Geniet van je successen, van erkentelijke cliënten.
Zorg voor een goede basis van kennis en vaardigheden.
Het is belangrijk om dicht bij jezelf te blijven en daar ook naar te
handelen. Laat je niet leiden door de wensen van de klant.
Zorg dat je in je kracht blijft en zoek een werkgever die bij je past.
Houd integriteit hoog in het vaandel.
Stel je niet afhankelijk op, regel de dingen soms zelf.
Figuur 1
Adviezen van ervaren bedrijfsartsen om plezier in het werk te houden
onderzoek
tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 201812
de regie in het werk te blijven houden. Een goede balans
tussen werk en privé is hierbij van groot belang.
Beschouwing
Wat geeft ervaren bedrijfsartsen plezier in hun
werk?
Voor dit onderzoek zijn we in gesprek gegaan met ervaren
bedrijfsartsen, werkzaam bij een arbodienst, die hun werk
nog met veel plezier doen. Aantrekkelijk vinden zij met
name het persoonlijk contact met cliënten en collega’s, de
afwisseling in de problematiek die cliënten presenteren
en de variatie in hun werkzaamheden als bedrijfsarts.
Van hun werkgever verwachten ze dat deze stimuleert,
faciliteert, mogelijkheden biedt voor ontwikkeling en hun
autonomie en professionaliteit respecteert en waarborgt.
Dit laatste aspect vormt nog wel eens een knelpunt en
verschillende bedrijfsartsen gaven aan dat dit geresul-
teerd heeft in hun vertrek bij een vorige arbodienst. Een
andere reden voor onvrede is dat door te krappe contrac-
ten preventieve werkzaamheden naar de achtergrond
verschuiven, wat niet strookt met de manier waarop de
artsen op grond van hun professionele visie hun werk
zouden willen en moeten doen. De deelnemers houden
toch plezier in hun werk doordat ze het gevoel hebben
dat ze hun takenpakket en manier van werken voldoende
zelf kunnen bepalen. Ze benadrukken dat geregeld zelf
nieuwe uitdagingen aangaan en afwisseling in het werk
zoeken belangrijk zijn.
Wat valt uit dit onderzoek te leren?
In dit onderzoek lag de nadruk op hetgeen bedrijfsartsen
zelf kunnen doen om hun werkplezier te bevorderen.
De deelnemers zijn bedreven in het aanpassen van hun
takenpakket en manier van werken op zo’n manier dat
hun baan plezieriger wordt en beter aansluit bij eigen
behoeften en verwachtingen, het zogenaamde job craf-
ten.11 Het kan hierbij gaan om individuele en informele
aanpassingen die niet worden afgestemd met het manage-
ment, maar ook om werkafspraken die ontstaan in nauw
overleg met de werkgever. Beide partijen kunnen namelijk
baat hebben bij job crafting, omdat werknemers die met
meer plezier werken doorgaans meer betrokken zijn en
betere prestaties leveren.11,12
Een relevante vraag is in hoeverre de bedrijfsartsen die in
het kader van deze studie zijn geïnterviewd, een bijzon-
dere groep vormen. Door managementgoeroe Mathieu
Weggeman wordt onderscheid gemaakt tussen I-profes-
sionals en R-professionals, die beiden hun eigen sterkte
en meerwaarde hebben voor de organisatie waarin zij
werken.
13
De I-professionals (15-20 procent van de pro-
fessionals) worden gekenmerkt door een improviserende
of innoverende werkhouding. Ze blijven gedurende hun
loopbaan flexibel, creatief, vernieuwend en zijn steeds op
zoek naar nieuwe uitdagingen om stagnatie te voorko-
men. De overige professionals rekent Weggeman tot de
R-professionals. De R staat hierbij voor routinematig.
R-professionals zijn niet uit op voortdurende vernieu-
wing. Wel willen ze dat wat ze doen steeds efficiënter en
beter doen. Zij zijn dus op een andere manier bezig met
hun vakinhoudelijke ontwikkeling.
13
De artsen die hebben deelgenomen aan onze studie
voldoen in ruime mate aan de beschrijving van de I-pro-
fessional. Dit kan een verklaring zijn waarom zij plezier
blijven houden in het werk.
Uit eerder onderzoek blijkt dat voldoende ruimte voor
taakvariatie en verdieping een belangrijke voorwaarde is
voor arbeidsvreugde en kwaliteit van handelen onder
bedrijfsartsen.2,3,4 Aannemelijk is dat niet iedere bedrijfs-
arts over de positie, de werkervaring en het zelfvertrou-
wen beschikt om zelf een aantrekkelijk takenpakket vorm
te geven. Autonomie en zelfregie zijn geen ‘natuurlijk
recht’ van professionals, maar worden verworven op basis
van werkervaring en groeiende autoriteit.13-15 Hoewel
niet alle bedrijfsartsen (in opleiding) in de positie zijn om
dit af te dwingen, doen arbodiensten er verstandig aan
rekening te houden met de wensen van zowel ervaren
als beginnende professionals. Wanneer hen een zekere
‘scharrel- en experimenteerruimte’ wordt gegund, zou dit
hun ontwikkelingsmogelijkheden, werktevredenheid en
prestatie ten goede kunnen komen en bovendien kunnen
bijdragen aan minder verloop.
Aandachtspunten
Voldoende autonomie, taakvariatie en betekenisvol werk dragen bij aan
het werkplezier van ervaren bedrijfsartsen.
Bedrijfsartsen kunnen en moeten er zelf aan bijdragen dat hun werk
afwisselend en uitdagend blijft.
Arbodiensten moeten met bedrijfsartsen in gesprek gaan over hoe zij met
(meer) plezier hun werk kunnen doen.
onderzoek
13tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018
Sterke punten, beperkingen en aanbevelingen
voor verder onderzoek
Bij de selectie van deelnemers was een van de inclusie-
criteria dat het moest gaan om ervaren bedrijfsartsen
die hun werk nog met veel plezier doen ondanks een al
ruime werkervaring. We kozen voor deze groep, omdat
ze als rolmodel kunnen gelden voor jonge artsen die hun
loopbaan als bedrijfsarts nog vorm moeten geven. Dit
onderzoek biedt nieuwe inzichten over de manier waarop
de deelnemers hun werk inrichten of hun persoonlijke
kwaliteiten gebruiken om plezier in hun werk te houden.
Als gevolg van de selectieprocedure levert dit onderzoek
geen informatie op over de vraag waarom een deel van de
bedrijfsartsen weinig plezier meer beleeft aan hun werk.
Het verdient daarom aanbeveling om in vervolgonderzoek
ook met deze groep in gesprek te gaan. Zijn dit artsen die
door Weggeman als R-professional gekwalificeerd worden?
Wat betekent dit dan voor hoe zij in hun werk staan?
Welke faciliteiten hebben deze artsen nodig om met
plezier te kunnen blijven werken? Een andere relevante
vraag is of een proactieve houding ten aanzien van het
werken als bedrijfsarts te bevorderen is onder artsen die
aan het begin van hun loopbaan staan en wat hiervoor de
beste strategie is.
Belangenconicten/ nanciële ondersteuning
De SGBO heeft het onderzoek zelf gefinancierd en uitge-
voerd zonder invloed van externe belanghebbenden.
Noot
Bij de in dit artikel gepresenteerde citaten zijn representa-
tief voor de visie van de meeste deelnemers. Er zijn geen
verschillen gevonden tussen de ervaringen van geïnter-
viewde mannen en vrouwen.
Literatuur
1. Greijn CM, van der Gulden J. Wat verwachten jonge artsen
die bedrijfsarts of verzekeringsarts willen worden van hun
werk en hun werkgever? Tijdschr Bedrijfs Verzekergingsge-
neeskd. 2016;24:15-4.
2. Plomp N, Broeren J, Buitenhuis R, Weel A. Werkbeleving en
werktevredenheid van bedrijfsartsen: grote verschillen tussen
artsen en werksituaties. Tijdschr Bedrijfs Verzekergingsgenees-
kd. 2011;19:54-61.
3. van der Gulden J, de Zwart B, Prins R. De positie van de
bedrijfsarts. Visie van de beroepsgroep. Tijdschr Bedrijfs
Verzekergingsgeneeskd 2012;20:350-351.
4. Marcelissen F, Weel A, Manders J, Kwint S, Gerritsen J. ‘Nog
zin in het vak, dokter?’ Een onderzoek onder bedrijfsartsen
naar plezier in het werk. Tijdschr Bedrijfs Verzekergingsge-
neeskd. 2013;21:451-456.
5. Greijn CM, van der Gulden J. Hoe houden we ons werk
leuk? In gesprek met 24 ervaren bedrijfsartsen die veel plezier
in hun werk hebben. Nijmegen: SGBO, Radboudumc; 2017.
6. Boeije H,’t Hart H, Hox J. Onderzoeksmethoden. Den Haag:
Boom Lemma uitgevers; 2016.
7. Maso I, Smaling A. Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie.
Amsterdam: Boom Lemma uitgevers; 2004.
8. Green J, Thorogood N. Qualitative Methods for Health Rese-
arch. London: SAGE Publications Ltd; 2014.
9. Capaciteitsorgaan. Capaciteitsplan 2016. Deelrapport 4 Soci-
aal Geneeskundigen. Utrecht: Capaciteitsorgaan; 2016.
10. Smaling A. Generaliseerbaarheid in kwalitatief onderzoek.
KWALON. 2009;3:2.
11. Wresniewski A, Dutton J. Crafting a job: Revisioning
employees as active crafters of their work. Acad Manag Rev.
2001;26:179-201.
12. Bakker A. An evidence-based model of work engagement.
Psychol Sci. 2011;20:265-269.
13. Weggeman M. Leidinggeven aan professionals? Niet doen!
Schiedam: Scriptum; 2007.
14. Ruijters CP. Je binnenste buiten. Over professionele identiteit
in organisaties. Deventer: Vakmedianet; 2015.
15. Billett S. International Handbook of Research in Professional
and Practice-based Learning. Dordrecht: Springer Internatio-
nal Handbooks of Education; 2014.
Summary
Studies show that some occupational physicians
aren’t as satisfied with their job as they used to be,
while others carry out their work with great pleasure.
We conducted a qualitative research among the latter
group of occupational physicians. This article is based
on their ideas about how to be and stay satisfied at
work. One of the main findings is that occupational
doctors have a lot of possibilities when it comes to
improving or increasing their job satisfaction. Our
participants showed ample initiative and engaged
their boss in a conversation about how they envision
their job. Employers are advised to take into account
the wishes of these more versed physicians as well
as those without years of experience since it might
benefit their professional development and job satis-
faction and, in addition, contribute to lesser efflux.
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
Technical Report
Full-text available
Aanleiding en aanpak Uit een onderzoek onder jonge artsen die bedrijfsarts (willen) worden, kwam naar voren dat zij positief aan hun loopbaan beginnen. Zij noemen de mogelijkheid tot meer taakvariatie en verdere professionele ontwikkeling als belangrijke voorwaarden om hun werk ook op termijn met plezier te blijven doen. Uit enkele studies onder reeds geregistreerde bedrijfsartsen blijkt dat een deel van de beroepsgroep het plezier in het werken als bedrijfsarts heeft verloren. Toch zijn er ook bedrijfsartsen met een ruime werkervaring die hoog scoren op vragen over werktevredenheid. Juist deze groep kan een rolmodel zijn voor jongere artsen in opleiding tot bedrijfsarts. Als we achterhalen hoe zij plezier in hun werk houden, kunnen we artsen in opleiding tot bedrijfsarts wellicht skills meegeven over wat zij kunnen doen om een aantrekkelijke loopbaan als bedrijfsarts vorm te geven. Kennis hierover kan ook relevant zijn voor werkgevers in de arbosector die beseffen dat ontevreden (bedrijfs)artsen gemakkelijk overstappen naar een andere arbodienst, zelfstandig gaan werken of zich bijvoorbeeld omscholen tot verzekeringsarts. In opdracht van de SGBO vond een onderzoek plaats onder 24 ervaren bedrijfsartsen. Bedrijfsartsen konden deelnemen wanneer ze voldeden aan de toelatingseisen (werkzaam bij een arbodienst, 40 plus, minstens tien jaar geregistreerd als bedrijfsarts en een rolmodel voor collega’s: ”Als je iemand zoekt die er nog lol in heeft …”). Voor het verzamelen van gegevens is gebruik gemaakt van focusgroep gesprekken en vragenlijsten. In kwalitatief onderzoek van de gekozen opzet is 24 artsen een voldoende groot aantal deelnemers. Ook is voldaan aan de methodologische eisen van variatiedekkende representativiteit en verzadiging. Rol van werkinhoudelijke factoren In het onderzoek kwam naar voren dat factoren die te maken hebben met het dagelijks werk de belangrijkste bijdrage leveren aan het werkplezier van de deelnemers. Afwisseling is hierbij de meest genoemde factor, zowel wat betreft de gevarieerde medische en sociale problematiek tijdens het spreekuur, als in hun verdere werkzaamheden en contacten. Naast hun rol als bedrijfsarts vervullen de deelnemers andere rollen zoals praktijkopleider, ICT-begeleider, stafarts, auditor of adviseur. Het contact met cliënten en collega’s ervaren de artsen als de meest plezierige factor in het werk. Ze halen vooral plezier uit cliëntencontacten waarin ze als bedrijfsarts een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren. Minder tevreden zijn de bedrijfsartsen over de focus die vooral ligt op het draaien van verzuimspreekuur. De deelnemers hebben het gevoel dat ze in toenemende mate in een keurslijf worden gestopt omdat de facturabiliteit leidend is geworden. Preventieve werkzaamheden die zij als de kern van hun vak zien, komen te weinig aan bod. Ze ervaren dit als een beperking van wat ze zouden kunnen betekenen voor cliënten en klanten. Rol van de werkgever Volgens de deelnemers dient een werkgever te faciliteren, stimuleren, enthousiasmeren en voldoende vrijheid te geven. Daarnaast dient deze de rol van de bedrijfsarts serieus te nemen, te luisteren naar wat de artsen nodig hebben, vertrouwen te hebben in hun professionaliteit en ruimte en mogelijkheden te bieden om zich te blijven ontwikkelen. Autonoom kunnen werken is een van de meest genoemde wensen. Verder verwachten de artsen dat zaken zoals het salaris, de secundaire arbeidsvoorwaarden, de administratieve ondersteuning goed geregeld zijn en dat de IT-programma’s soepel werken. Opvallend is dat een ruim deel van de deelnemers aangeeft liever in loondienst te werken dan als zzp’er omdat ze zich zo meer onafhankelijk voelen ten opzichte van de klantorganisaties waarvoor ze spreekuur doen. Als andere voordelen van het werken bij een arbodienst noemen ze de steun van en de samenwerking met collega’s, de administratieve ondersteuning, een vast inkomen en pensioen en het zich kunnen focussen op hun inhoudelijke taken als bedrijfsarts zonder de financiële rompslomp die zelfstandig werken met zich mee zou brengen. Rol van de arts zelf De artsen noemen verschillende eigenschappen die hen helpen plezier in het werk te houden: optimisme, nieuwsgierigheid, eigenwijsheid, lef, relativeringsvermogen, autonomie, werkervaring, zelfvertrouwen, eigen verantwoordelijkheid en een kritische houding. Het bewaken van eigen grenzen, je eigen normen en waarden in het oog houden en ruimte nemen om je werk naar eigen inzicht te doen, zijn hierbij helpend. Veel artsen vinden dat je zelf verantwoordelijk bent voor het leuk en interessant houden van je baan. Ze geven aan dat je niet moet vastgroeien in de dagelijkse gang van zaken, maar de inspiratie in of buiten je werk moet blijven opzoeken om gemotiveerd te blijven. Een goede balans tussen werk en privé is hierbij van groot belang. Wat valt uit dit onderzoek te leren? Uit dit onderzoek blijkt dat bedrijfsartsen zelf veel kunnen doen om hun werkplezier te bevorderen. Hiervoor is het belangrijk dat zij met hun werkgever in gesprek (durven) gaan over de randvoorwaarden waaronder ze willen werken. Persoonlijke eigenschappen zoals nieuwsgierigheid, optimisme, eigenzinnigheid en zelfvertrouwen helpen de deelnemers om zelf de regie te nemen over hun werk en hun takenpakket zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Lukt dit niet bij hun huidige werkgever, dan schuwen zij niet om de stap te maken naar een andere baan. De deelnemers verwachten dat hun werkgever oog heeft voor wat hun werk aantrekkelijk maakt en een juiste balans zoekt tussen bedrijfseconomische (omzet generen) en professionele principes (kwaliteit leveren). Arbodiensten zouden ook bedrijfsartsen die minder initiatiefrijk zijn voldoende ruimte moeten gunnen tot taakvariatie omdat dit een belangrijke voorwaarde blijkt voor hun arbeidsvreugde en kwaliteit van handelen. Dit kan er vermoedelijk toe bijdragen dat het verloop onder bedrijfsartsen minder groot is. De boodschap uit dit onderzoek aan artsen in opleiding kan zijn dat zij zich steeds moeten afvragen hoe zij hun werk willen inrichten om hun loopbaan aantrekkelijk te houden en vaardigheden moeten ontwikkelen om hierover met hun werkgever en collega’s in gesprek te gaan. Voor wie voldoende eigen initiatief heeft lijkt er immers veel mogelijk. Ook het verwerven van nieuwe professionele rollen, bijvoorbeeld als stafarts of opleider, kan bijdragen aan een grotere werktevredenheid.
Article
Full-text available
Onder jonge artsen is maar weinig belangstelling om bedrijfs- of verzekerings-arts te worden. Toch zijn er ook jonge artsen die bewust deze beroepskeuze hebben gemaakt of nog overwegen. Vanuit de SGBO is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder deze generatie artsen, generatie Y. Hierbij stond de visie van de deelnemers op hun (toekomstig) werk centraal. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de jonge artsen het erg belangrijk vinden om zich te blijven ontwikkelen en nieuwe uitdagingen aan te gaan in het werk. Ze willen graag afwisseling in hun werk en hechten grote waarde aan voldoende zeggenschap. Waardering voor hun werk, een prettige sfeer en goed contact met hun collega’s en leidinggevende zijn andere factoren die van belang zijn. Wanneer de werkgever deze factoren niet meer kan bieden, kan dit een gegronde reden zijn voor de jonge artsen om een baan elders te zoeken.
Article
Full-text available
Dit artikel betreft een onderzoek naar de positie van de bedrijfsarts in Nederland, in het bijzonder rond de toegankelijkheid en onafhankelijkheid, preventieve taken en samenwerking met andere professionals. Uit de uitgevoerde enquête onder 514 bedrijfsartsen komt naar voren dat bedrijfsartsen en arbodiensten weinig ondernemen om de bekendheid van de bedrijfsarts (persoon en taken) onder werknemers te verbeteren. Een minderheid van de bedrijfsartsen geeft aan niet altijd geheel onafhankelijk te kunnen werken. De respondenten ervaren een beperkte ruimte tot preventief advies aan werkgevers en werknemers over werkgebonden risico’s, leefstijl en vitaliteit. In de samenwerking met andere professionals verloopt met name de samenwerking met de verzekeringsarts en casemanager niet altijd optimaal. Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de positie van de bedrijfsarts bij een externe arbodienst kwetsbaarder lijkt dan die bij een interne arbodienst of die van de zelfstandige bedrijfsarts.
Article
Full-text available
Sinds 2005 zijn bedrijven niet meer verplicht zich aan te sluiten bij een arbodienst. Dit heeft geleid tot omzetdaling, personele krimp, toenemende concurrentie, en verdere rationalisering van processen op de markt van arbodienstverlening. Aan de andere kant is er een sterke toename van het aantal bedrijfsartsen dat zich als zelfstandige heeft gevestigd. Hun aantal wordt geschat op 350; dit is 15% van alle bedrijfsartsen. In dit onderzoek worden werkbeleving, werktevredenheid en loopbaanwensen van bedrijfsartsen vergeleken voor de verschillende werksituaties waarin zij werkzaam zijn (arbodienst, groot bedrijf, zelfstandig). Gegevens zijn verzameld door middel van een enquête onder de leden van de NVAB (n=796; respons 45%). Zelfstandige bedrijfsartsen rapporteren de hoogste werktevredenheid (8,5); zij scoren ook het hoogst op vrijwel alle werkaspecten. Bedrijfsartsen werkzaam bij arbodiensten geven een tegenovergesteld beeld te zien: zij beoordelen hun werk het minst positief (6,7) en scoren op vrijwel alle onderscheiden werkaspecten het laagst en het hoogst op de werkbelastingitems; een meerderheid wenst een loopbaan buiten de arbodienst of een loopbaan met meer afwisseling erbinnen. Bedrijfsartsen in dienst van grote bedrijven nemen een tussenpositie in. Zelfstandige bedrijfsartsen lijken een succesvolle aanvulling op en alternatief voor bestaande vormen van arbodienstverlening. Hun succes contrasteert sterk met de geringe aantrekkingskracht van arbodiensten en matige werktevredenheid van artsen die er werkzaam zijn. Binnen arbodiensten is bezinning op de voorwaarden voor een meer positieve werkbeleving van professionals dringend gewenst. Verder is met het oog op de kwaliteit van de dienstverlening en de aantrekkingskracht van het beroep van bedrijfsarts, duidelijkheid over de wijze waarop de professionele integriteit in een commerciële omgeving kan worden gewaarborgd van het grootste belang.
Article
Full-text available
We propose that employees craft their jobs by changing cognitive, task, and/or relational boundaries to shape interactions and relationships with others at work. These altered task and relational configurations change the design and social environment of the job, which, in turn, alters work meanings and work identity. We offer a model of job crafting that specifies (1) the individual motivations that spark this activity. (2) how opportunities to job craft and how individual work orientations determine the forms job crafting takes, and (3) its likely individual and organizational effects. [ABSTRACT FROM AUTHOR] Copyright of Academy of Management Review is the property of Academy of Management and its content may not be copied or emailed to multiple sites or posted to a listserv without the copyright holder's express written permission. However, users may print, download, or email articles for individual use. This abstract may be abridged. No warranty is given about the accuracy of the copy. Users should refer to the original published version of the material for the full abstract. (Copyright applies to all Abstracts.)
Article
In dit artikel definieer ik generaliseerbaarheid als de graad waarin onderzoeksresultaten en conclusies van een onderzoek ook opgaan voor personen, situaties, organisaties, gevallen en verschijnselen die in dat onderzoek niet onderzocht zijn. Het gaat met andere woorden om geldigheid buiten het onderzoek, om externe validiteit. Generaliseerbaarheid is geen algemene eis voor de kwaliteit van een onderzoek. Denk bijvoorbeeld aan evaluatieonderzoek naar de effectiviteit van een uitgevoerd hulpverleningsprogramma. Of denk aan een enkelvoudige gevalsstudie die alleen maar dient om een theorie te toetsen. Maar vaak wordt het toch van belang gevonden te weten hoe het met de generaliseerbaarheid van de onderzoeksbevindingen is gesteld. Bovendien kan men naast dit kennisbelang, dat alleen op 'waarheidsvinding' gericht is, ook belang hechten aan de praktische bruikbaarheid of benuttingswaarde van een onderzoek in andere contexten.
Article
‘Is your heart still in your profession, doctor?’ An examination of the work satisfaction of occupational physicians We examined the work satisfaction of occupational physicians (OPs). Data was analysed from the peer review of 758 OPs between 2011 and 2013. This population is representative for the total population of Dutch OPs. Most OPs are (very) satisfied about their work. Self-employed OPs are more satisfied than OPs working for an occupational health service (OHS). OPs in internal OHSs are more satisfied than those in external OHSs. Work satisfaction decreases when OPs work for the same company for a longer period. OPs are most satisfied about their freedom to work independently. They are least satisfied about the workload. Selfemployed OPs are much more satisfied about the work atmosphere than OPs working for an OHS. We recommend that OPs and their employers pay more attention to providing a variety in work tasks and career development. The current lack of work satisfaction for a sizeable minority of OPs also demands further investigation. TBV 10-Q
Article
Employees who are engaged in their work are fully connected with their work roles. They are bursting with energy, dedicated to their work, and immersed in their work activities. This article presents an overview of the concept of work engagement. I discuss the antecedents and consequences of engagement. The review shows that job and personal resources are the main predictors of engagement. These resources gain their salience in the context of high job demands. Engaged workers are more open to new information, more productive, and more willing to go the extra mile. Moreover, engaged workers proactively change their work environment in order to stay engaged. The findings of previous studies are integrated in an overall model that can be used to develop work engagement and advance job performance in today’s workplace.