Content uploaded by Claudia Maria Greijn
Author content
All content in this area was uploaded by Claudia Maria Greijn on Jan 22, 2018
Content may be subject to copyright.
onderzoek
9tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018
Jonge artsen die bedrijfsarts (willen) worden, be-
ginnen positief aan hun loopbaan en opleiding tot
bedrijfsarts. Zij noemen de mogelijkheid tot meer
taakvariatie en verdere professionele ontwikkeling
als belangrijke voorwaarden om hun werk ook op
termijn met plezier te blijven doen.1 Uit enkele
studies blijkt dat een deel van de beroepsgroep
het plezier in het werken als bedrijfsarts heeft
verloren.2-4 Toch zijn er ook bedrijfsartsen met een
ruime werkervaring die hoog scoren op vragen
over werktevredenheid. Juist deze groep kan een
rolmodel zijn voor jongere artsen in opleiding tot
bedrijfsarts (aios).
In opdracht van de SGBO vond een onderzoek
plaats onder 24 ervaren bedrijfsartsen.5 De centra-
le onderzoeksvraag was ‘Welke factoren dragen
eraan bij dat ervaren bedrijfsartsen met plezier aan
het werk kunnen blijven?’ Aan de deelnemers werd
gevraagd wat zij leuk vinden aan hun vak, welke rol
hun werkgever speelt bij hun werkplezier en welke
rol zij zelf vervullen om plezier te houden in het
werk. De antwoorden op deze vragen worden in
dit artikel gepresenteerd. Voor een uitgebreidere
rapportage wordt verwezen naar het oorspronkelij-
ke onderzoeksrapport.5
Methoden van onderzoek
Werving en dataverzameling
Bedrijfsartsen konden aan het onderzoek deelnemen
wanneer ze voldeden aan de toelatingseisen – in dienst bij
een arbodienst, 40-plus en minstens 10 jaar geregistreerd
als bedrijfsarts – en volgens collega’s uitstralen dat ze hun
werk met veel plezier doen: “Als je iemand zoekt die er
nog lol in heeft …” Gekozen is om alleen de ervaringen
te onderzoeken van bedrijfsartsen in loondienst, omdat
ook artsen in opleiding vrijwel steeds bij een arbodienst
werken. Via het netwerk van de SGBO en een (poster-)
presentatie op de Bedrijfsgeneeskundige Dagen van 2016
zijn de eerste deelnemers aan het onderzoek geworven.
Zij brachten ons verder in contact met andere ervaren
bedrijfsartsen die aan de genoemde criteria voldeden, een
zogenaamde snow-ball sampling.6
Voor de dataverzameling is gebruik gemaakt van zowel
kwantitatieve als kwalitatieve methoden in de vorm van
een vragenlijst en diepte-interviews. Deze laatste methode
is het meest geschikt voor het achterhalen van gedragin-
gen, ervaringen, belevingen en behoeften en vormt de
hoofdmoot van de dataverzameling.6,7 De korte vragenlijst
werd ingevuld door alle deelnemers ter controle van
en ter aanvulling op de kwalitatieve data. Gebruik van
meerdere onderzoeksmethoden maakt datatriangulatie
mogelijk en vergroot de validiteit.8
Diepte-interviews
In totaal zijn veertien diepte-interviews gevoerd, waarvan
acht gesprekken met twee of drie artsen en zes met één
arts. Bij het plannen van gesprekken is zoveel mogelijk
rekening gehouden met de agenda’s van de artsen om
een zo hoog mogelijk respons te behalen. Het lukte niet
altijd om een gesprek met meer dan één arts tegelijk te
voeren. In totaal zijn 38 personen benaderd, waarvan er
Samenvatting
Uit studies onder bedrijfsartsen blijkt dat een deel van de beroepsgroep het
plezier in het werk heeft verloren. Toch zijn er ook bedrijfsartsen met ruime
werkervaring die hoog scoren op vragen over werktevredenheid. Vanuit de
SGBO is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder deze laatste groep met de
vraag: ‘Welke factoren dragen eraan bij dat ervaren bedrijfsartsen met plezier
aan het werk kunnen blijven?’ Uit dit onderzoek komt naar voren dat de
bedrijfsartsen zelf veel kunnen doen om hun werkplezier te bevorderen. De
groep waarmee wij spraken, toont hiertoe zelf voldoende initiatief en spreekt
hun werkgever hierop aan. Arbodiensten doen er verstandig aan rekening
te houden met de wensen van zowel ervaren als beginnende artsen, ook
wanneer deze zelf minder weerbaar en initiatiefrijk zijn omdat dit hun ontwik-
kelingsmogelijkheden en werktevredenheid ten goede kan komen en bij zou
kunnen dragen aan minder verloop.
Drs. Claudia Maria Greijn, cultureel antropoloog, is docent communicatie en kwalitatief
onderzoeker bij de SGBO.
Dr. Joost van der Gulden, bedrijfsarts, is hoofd van de SGBO.
Correspondentieadres:
Claudia.Greijn@radboudumc.nl
Kwalitatief
onderzoek,
SGBO,
Ervaren
bedrijfsarts,
Werkplezier,
I-professional,
R-professional,
Carrière
‘Joh, bekijk het even,
ik ga mijn eigen gang’
24 ervaren bedrijfsartsen vertellen in kwalitatief onderzoek hoe ze hun werk leuk houden
Claudia Maria Greijn, Joost van der Gulden
onderzoek
tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 201810
24 hebben meegedaan (deelname: 63%). Zes personen
hebben afgezien van deelname vanwege privéomstandig-
heden of gebrek aan tijd en drie personen voldeden niet
aan de inclusiecriteria (niet werkzaam bij een arbodienst
of pas enkele jaren bedrijfsarts). Vijf anderen hebben niet
gereageerd op het verzoek tot deelname. De deelnemers
en onderzoekers hebben een toestemmingsverklaring
getekend om de informed consent, anonimiteit van de
deelnemers en vertrouwelijkheid van de informatie te
waarborgen.
Tijdens de gesprekken vormde een interviewguide de
richtlijn voor elk gesprek. Deze werd na elk gesprek aan-
gepast op basis van nieuw verkregen informatie om
thema’s die nog onvoldoende waren uitgediept in volgen-
de gesprekken verder te verduidelijken. De gesprekken
zijn opgenomen op band, getranscribeerd en gecodeerd
in het programma Atlas.ti. De conceptversie van het
onderzoeksrapport is aan alle deelnemers ter goedkeuring
voorgelegd, de member’s check, bedoeld om de validiteit
te bevorderen.8 Alle deelnemers zijn akkoord met de
wijze waarop hun inbreng is weergegeven.
Representativiteit onderzoek
In de deelnemersgroep is 75% man en 25% vrouw, wat
overeenstemt met de genderverdeling van bedrijfsartsen
ouder dan 40 jaar.9 Daarnaast vormen de deelnemers
een goede afspiegeling van de beroepsgroep in leeftijd en
werkervaring. Deze heterogeniteit in kenmerken waar-
borgt de variatiedekkende representativiteit voldoende; de
variatie aan visies en ervaringen in de beroepsgroep lijkt in
de deelnemersgroep vertegenwoordigd.10
Een tweede validiteitscriterium is dat van ‘verzadiging’.
Hiermee wordt bedoeld dat op een bepaald moment geen
nieuwe informatie meer naar voren komt uit de gesprek-
ken omdat alle relevante aspecten van het onderzoeks-
thema aan bod zijn geweest. Verzadiging vond plaats na
gesprekken met 21 deelnemers. De verdere gesprekken
dienden ter controle hiervan.
Resultaten
Achtereenvolgens worden de factoren die een rol spelen
in het werkplezier, de verwachtingen van de deelnemers
ten aanzien van hun werkgever en hun kijk op eigen mo-
gelijkheden om het werk leuk te houden gepresenteerd.
Rol van werkinhoudelijke factoren
‘Nou ja de afwisseling hè? Je hebt het contact met de
werknemer, je hebt contact met de werkgevers, je hebt
ook wat administratiefs, je kan contact met collega’s
hebben. [...] Bij ons verandert de wet de hele tijd, allerlei
eisen veranderen de hele tijd, dus het blijft wel in be-
weging. [...] Dus de variatie en toch wel de afwisseling.’
bedrijfsarts 3.3
Factoren die te maken hebben met het dagelijks werk,
dragen het meest bij aan het werkplezier van de deelne-
mers. Afwisseling is hierbij de meest genoemde factor,
zowel wat de gevarieerde medische en sociale proble-
matiek tijdens het spreekuur betreft, als in hun verdere
werkzaamheden en sociale contacten. De deelnemers
ervaren veel plezier in de werkinhoudelijke samenwer-
king met collega’s, maar ook in het persoonlijke contact
met collega’s en het ervaren van een klankbord. Het
contact met cliënten wordt het vaakst genoemd als meest
plezierige factor in het werk. De deelnemers halen vooral
plezier uit cliëntcontacten waarin ze een betekenisvolle
bijdrage kunnen leveren.
‘...het is wel belangrijk dat je op een gegeven moment
ook een aantal spreekuren draait die ertoe doen. Waar
je een verschil kunt maken. Waar je iets kan betekenen.
Waar je mensen kan helpen, zorgen dat uiteindelijk de
verzuimduur bekort wordt. Ja, gewoon dat. Dat hoort er
ook bij te zitten. Waar je in kan knutselen zeg ik altijd
maar. En je gewoon dokter kan zijn, want dat moeten we
niet vergeten. Als eerste ben je dokter.’
bedrijfsarts 7.2
De kernactiviteiten van hun vak zijn volgens de bedrijfs-
artsen de preventie, het langdurige contact met cliënten,
het opbouwen van een band met de betrokken partijen
en het meekijken in het bedrijf. Een aantal bedrijfsartsen
vindt dat binnen hun arbodienst het belang van preven-
tie niet of steeds minder wordt onderkend. Ook zijn ze
minder tevreden over de focus die ligt op het draaien van
verzuimspreekuur. Veel deelnemers hebben het gevoel dat
ze in toenemende mate in een keurslijf worden gestopt
omdat de facturabiliteit leidend is geworden. Preventieve
werkzaamheden die zij als de kern van hun vak zien,
komen te weinig aan bod. Ze ervaren dit als een beper-
king van wat ze zouden kunnen betekenen voor cliënten
en klanten.
Rol van de arbodienst
‘Een werkgever die moet faciliteren, die moet stimule-
ren, enthousiasmeren en die moet vooral niet... Ja, bij
mensen waar het niet functioneert, dan ook een stuk
repressief bezig zijn. Maar in feite moet die binnen
onderzoek
11tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018
acceptabele grenzen mensen gewoon vrijheid geven om
hun ding te doen. En niet een heel keurslijf aanbieden.’
bedrijfsarts 8.2
Volgens de deelnemers moet hun werkgever hen de
ruimte geven om hun vak uit te oefenen en hen hierin
ondersteunen. Daarnaast verwachten ze dat deze de rol
van de bedrijfsarts serieus neemt, luistert naar wat de
artsen nodig hebben, vertrouwen heeft in hun professi-
onaliteit en voldoende mogelijkheden biedt om zich te
blijven ontwikkelen en innovatief bezig te zijn. Autonoom
kunnen werken zoals zelf de agenda kunnen beheren en
regelmogelijkheden hebben om het werk zelf in te delen,
is een van de belangrijkste wensen. Verder verwachten de
deelnemers dat salaris, secundaire arbeidsvoorwaarden,
administratieve ondersteuning en IT-programma’s goed
geregeld zijn. Dit zijn factoren waarvan ze vinden dat ze
hierop mogen rekenen, maar die van minder groot belang
zijn om het werkplezier te bevorderen. Sommige artsen
zeggen dat een te eenzijdige focus op omzet in plaats van
kwaliteit voor hen reden zou zijn om over te stappen naar
een andere arbodienst of om eventueel zelfstandig aan de
slag te gaan.
Ondanks eerdergenoemde knelpunten werken de deel-
nemers op dit moment liever in loondienst dan als zzp’er
omdat ze zich zo meer onafhankelijk voelen ten opzichte
van de klantorganisaties. Andere redenen zijn de steun
van en samenwerking met collega’s, de administratieve
ondersteuning, een vast inkomen en het zich kunnen
focussen op inhoudelijke taken als bedrijfsarts zonder de
financiële rompslomp die zelfstandig werken met zich
mee zou brengen.
Rol van de arts zelf
‘Karakter en ervaring. Lef. Lef om je ruimte te nemen.
Lef om nee te zeggen, lef om te zeggen: “joh, bekijk het
even. Ik ga mijn gang”. En dan merken dat als je je eigen
gang gaat, dat dat ook goed uitpakt. Ik denk dat dat het
belangrijkste is. Dat je merkt van: ik doe niks geks, ik doe
wel wat ik vind dat goed is en ik blijf daar achter staan.
En dan gebeurt er niet zo veel. […] Spelen met de ruimte
die je hebt en je eigen verantwoordelijkheid daarin
nemen en ook een beetje durven.’
bedrijfsarts 3.3 & 3.4
Veel artsen kaarten aan dat je zelf verantwoordelijk bent
voor het leuk en interessant houden van je baan. Naast
werkervaring en zelfvertrouwen noemen de artsen ook
optimisme, nieuwsgierigheid, eigenwijsheid, lef, relati-
veringsvermogen, autonomie en een kritische houding
als eigenschappen die hen helpen plezier in hun werk te
houden. Daarnaast omschrijven enkele artsen zichzelf als
iemand voor wie het glas altijd half vol in plaats van half
leeg is.
‘Het gebaande pad is denk ik het doen van verzuim-
spreekuren, dat kan ik me zo’n beetje voorstellen. En
daar kun je natuurlijk je eigen kleur aan geven en af en
toe eens wat uitproberen, maar als je dag in dag uit al-
leen maar daarmee bezig bent, eh… ja, dan droogt het
enthousiasme op en de inspiratie droogt op. [...] Maar
als je d’r andere dingen naast doet, krijg je gewoon
weer wat meer sprankeling, wat meer energie, zodat je,
je ‘gewone’ standaard werk ook met meer plezier doet.’
bedrijfsarts 15.2
De artsen benadrukken dat je niet moet vastgroeien in de
dagelijkse gang van zaken, maar de inspiratie in of buiten
je werk moet blijven opzoeken om gemotiveerd te blijven
(zie figuur 1). Initiatief nemen, creatief zijn en een open
mind houden, worden genoemd als manieren waarop je
zelf voldoende verandering en afwisseling in je werk kunt
bevorderen. Veel deelnemers kozen – om in hun
behoefte aan afwisseling te voldoen – voor een extra rol
als bijvoorbeeld praktijkopleider, ICT-begeleider, stafarts,
auditor of coach. Ze vinden daarnaast dat je jezelf af en
toe de vraag moet stellen of je huidige werk en werkgever
nog wel bij je passen of dat het tijd wordt voor een nieu-
we uitdaging. Het bewaken van eigen grenzen, je eigen
normen en waarden in het oog houden en ruimte nemen
om je werk naar eigen inzicht te doen, helpen om zelf
Creëer tijd en gelegenheid voor leuke en goede ontwikkelingen.
Word geen accountant of advocaat, maar arts met zorg voor
medewerker en klant.
Durf kansen te benutten.
Leg je werkvreugde niet buiten jezelf.
Neem tijd voor jezelf, zodat je creativiteit houdt.
Let goed op je werk-privébalans.
Probeer out of the box te denken.
Zorg voor een klantenpopulatie die bij je past.
Lukt het niet rechtsom dan mogelijk linksom.
Zorg dat je voldoende tijd krijgt en neemt voor preventie.
Blijf nieuwsgierig.
Zorg voor voldoende afwisseling van klanten, werk voor meerdere
klanten.
Organiseer je eigen feedback.
Doe ook werkgerelateerde dingen buiten werktijd om jezelf te
ontwikkelen.
Wees alert op kansen en grijp ze waar het kan.
Geniet van je successen, van erkentelijke cliënten.
Zorg voor een goede basis van kennis en vaardigheden.
Het is belangrijk om dicht bij jezelf te blijven en daar ook naar te
handelen. Laat je niet leiden door de wensen van de klant.
Zorg dat je in je kracht blijft en zoek een werkgever die bij je past.
Houd integriteit hoog in het vaandel.
Stel je niet afhankelijk op, regel de dingen soms zelf.
Figuur 1
Adviezen van ervaren bedrijfsartsen om plezier in het werk te houden
onderzoek
tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 201812
de regie in het werk te blijven houden. Een goede balans
tussen werk en privé is hierbij van groot belang.
Beschouwing
Wat geeft ervaren bedrijfsartsen plezier in hun
werk?
Voor dit onderzoek zijn we in gesprek gegaan met ervaren
bedrijfsartsen, werkzaam bij een arbodienst, die hun werk
nog met veel plezier doen. Aantrekkelijk vinden zij met
name het persoonlijk contact met cliënten en collega’s, de
afwisseling in de problematiek die cliënten presenteren
en de variatie in hun werkzaamheden als bedrijfsarts.
Van hun werkgever verwachten ze dat deze stimuleert,
faciliteert, mogelijkheden biedt voor ontwikkeling en hun
autonomie en professionaliteit respecteert en waarborgt.
Dit laatste aspect vormt nog wel eens een knelpunt en
verschillende bedrijfsartsen gaven aan dat dit geresul-
teerd heeft in hun vertrek bij een vorige arbodienst. Een
andere reden voor onvrede is dat door te krappe contrac-
ten preventieve werkzaamheden naar de achtergrond
verschuiven, wat niet strookt met de manier waarop de
artsen op grond van hun professionele visie hun werk
zouden willen en moeten doen. De deelnemers houden
toch plezier in hun werk doordat ze het gevoel hebben
dat ze hun takenpakket en manier van werken voldoende
zelf kunnen bepalen. Ze benadrukken dat geregeld zelf
nieuwe uitdagingen aangaan en afwisseling in het werk
zoeken belangrijk zijn.
Wat valt uit dit onderzoek te leren?
In dit onderzoek lag de nadruk op hetgeen bedrijfsartsen
zelf kunnen doen om hun werkplezier te bevorderen.
De deelnemers zijn bedreven in het aanpassen van hun
takenpakket en manier van werken op zo’n manier dat
hun baan plezieriger wordt en beter aansluit bij eigen
behoeften en verwachtingen, het zogenaamde job craf-
ten.11 Het kan hierbij gaan om individuele en informele
aanpassingen die niet worden afgestemd met het manage-
ment, maar ook om werkafspraken die ontstaan in nauw
overleg met de werkgever. Beide partijen kunnen namelijk
baat hebben bij job crafting, omdat werknemers die met
meer plezier werken doorgaans meer betrokken zijn en
betere prestaties leveren.11,12
Een relevante vraag is in hoeverre de bedrijfsartsen die in
het kader van deze studie zijn geïnterviewd, een bijzon-
dere groep vormen. Door managementgoeroe Mathieu
Weggeman wordt onderscheid gemaakt tussen I-profes-
sionals en R-professionals, die beiden hun eigen sterkte
en meerwaarde hebben voor de organisatie waarin zij
werken.
13
De I-professionals (15-20 procent van de pro-
fessionals) worden gekenmerkt door een improviserende
of innoverende werkhouding. Ze blijven gedurende hun
loopbaan flexibel, creatief, vernieuwend en zijn steeds op
zoek naar nieuwe uitdagingen om stagnatie te voorko-
men. De overige professionals rekent Weggeman tot de
R-professionals. De R staat hierbij voor routinematig.
R-professionals zijn niet uit op voortdurende vernieu-
wing. Wel willen ze dat wat ze doen steeds efficiënter en
beter doen. Zij zijn dus op een andere manier bezig met
hun vakinhoudelijke ontwikkeling.
13
De artsen die hebben deelgenomen aan onze studie
voldoen in ruime mate aan de beschrijving van de I-pro-
fessional. Dit kan een verklaring zijn waarom zij plezier
blijven houden in het werk.
Uit eerder onderzoek blijkt dat voldoende ruimte voor
taakvariatie en verdieping een belangrijke voorwaarde is
voor arbeidsvreugde en kwaliteit van handelen onder
bedrijfsartsen.2,3,4 Aannemelijk is dat niet iedere bedrijfs-
arts over de positie, de werkervaring en het zelfvertrou-
wen beschikt om zelf een aantrekkelijk takenpakket vorm
te geven. Autonomie en zelfregie zijn geen ‘natuurlijk
recht’ van professionals, maar worden verworven op basis
van werkervaring en groeiende autoriteit.13-15 Hoewel
niet alle bedrijfsartsen (in opleiding) in de positie zijn om
dit af te dwingen, doen arbodiensten er verstandig aan
rekening te houden met de wensen van zowel ervaren
als beginnende professionals. Wanneer hen een zekere
‘scharrel- en experimenteerruimte’ wordt gegund, zou dit
hun ontwikkelingsmogelijkheden, werktevredenheid en
prestatie ten goede kunnen komen en bovendien kunnen
bijdragen aan minder verloop.
Aandachtspunten
Voldoende autonomie, taakvariatie en betekenisvol werk dragen bij aan
het werkplezier van ervaren bedrijfsartsen.
Bedrijfsartsen kunnen en moeten er zelf aan bijdragen dat hun werk
afwisselend en uitdagend blijft.
Arbodiensten moeten met bedrijfsartsen in gesprek gaan over hoe zij met
(meer) plezier hun werk kunnen doen.
onderzoek
13tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018tbv jaargang 26 | nr.1 | januari 2018
Sterke punten, beperkingen en aanbevelingen
voor verder onderzoek
Bij de selectie van deelnemers was een van de inclusie-
criteria dat het moest gaan om ervaren bedrijfsartsen
die hun werk nog met veel plezier doen ondanks een al
ruime werkervaring. We kozen voor deze groep, omdat
ze als rolmodel kunnen gelden voor jonge artsen die hun
loopbaan als bedrijfsarts nog vorm moeten geven. Dit
onderzoek biedt nieuwe inzichten over de manier waarop
de deelnemers hun werk inrichten of hun persoonlijke
kwaliteiten gebruiken om plezier in hun werk te houden.
Als gevolg van de selectieprocedure levert dit onderzoek
geen informatie op over de vraag waarom een deel van de
bedrijfsartsen weinig plezier meer beleeft aan hun werk.
Het verdient daarom aanbeveling om in vervolgonderzoek
ook met deze groep in gesprek te gaan. Zijn dit artsen die
door Weggeman als R-professional gekwalificeerd worden?
Wat betekent dit dan voor hoe zij in hun werk staan?
Welke faciliteiten hebben deze artsen nodig om met
plezier te kunnen blijven werken? Een andere relevante
vraag is of een proactieve houding ten aanzien van het
werken als bedrijfsarts te bevorderen is onder artsen die
aan het begin van hun loopbaan staan en wat hiervoor de
beste strategie is.
Belangenconicten/ nanciële ondersteuning
De SGBO heeft het onderzoek zelf gefinancierd en uitge-
voerd zonder invloed van externe belanghebbenden.
Noot
Bij de in dit artikel gepresenteerde citaten zijn representa-
tief voor de visie van de meeste deelnemers. Er zijn geen
verschillen gevonden tussen de ervaringen van geïnter-
viewde mannen en vrouwen.
Literatuur
1. Greijn CM, van der Gulden J. Wat verwachten jonge artsen
die bedrijfsarts of verzekeringsarts willen worden van hun
werk en hun werkgever? Tijdschr Bedrijfs Verzekergingsge-
neeskd. 2016;24:15-4.
2. Plomp N, Broeren J, Buitenhuis R, Weel A. Werkbeleving en
werktevredenheid van bedrijfsartsen: grote verschillen tussen
artsen en werksituaties. Tijdschr Bedrijfs Verzekergingsgenees-
kd. 2011;19:54-61.
3. van der Gulden J, de Zwart B, Prins R. De positie van de
bedrijfsarts. Visie van de beroepsgroep. Tijdschr Bedrijfs
Verzekergingsgeneeskd 2012;20:350-351.
4. Marcelissen F, Weel A, Manders J, Kwint S, Gerritsen J. ‘Nog
zin in het vak, dokter?’ Een onderzoek onder bedrijfsartsen
naar plezier in het werk. Tijdschr Bedrijfs Verzekergingsge-
neeskd. 2013;21:451-456.
5. Greijn CM, van der Gulden J. Hoe houden we ons werk
leuk? In gesprek met 24 ervaren bedrijfsartsen die veel plezier
in hun werk hebben. Nijmegen: SGBO, Radboudumc; 2017.
6. Boeije H,’t Hart H, Hox J. Onderzoeksmethoden. Den Haag:
Boom Lemma uitgevers; 2016.
7. Maso I, Smaling A. Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie.
Amsterdam: Boom Lemma uitgevers; 2004.
8. Green J, Thorogood N. Qualitative Methods for Health Rese-
arch. London: SAGE Publications Ltd; 2014.
9. Capaciteitsorgaan. Capaciteitsplan 2016. Deelrapport 4 Soci-
aal Geneeskundigen. Utrecht: Capaciteitsorgaan; 2016.
10. Smaling A. Generaliseerbaarheid in kwalitatief onderzoek.
KWALON. 2009;3:2.
11. Wresniewski A, Dutton J. Crafting a job: Revisioning
employees as active crafters of their work. Acad Manag Rev.
2001;26:179-201.
12. Bakker A. An evidence-based model of work engagement.
Psychol Sci. 2011;20:265-269.
13. Weggeman M. Leidinggeven aan professionals? Niet doen!
Schiedam: Scriptum; 2007.
14. Ruijters CP. Je binnenste buiten. Over professionele identiteit
in organisaties. Deventer: Vakmedianet; 2015.
15. Billett S. International Handbook of Research in Professional
and Practice-based Learning. Dordrecht: Springer Internatio-
nal Handbooks of Education; 2014.
Summary
Studies show that some occupational physicians
aren’t as satisfied with their job as they used to be,
while others carry out their work with great pleasure.
We conducted a qualitative research among the latter
group of occupational physicians. This article is based
on their ideas about how to be and stay satisfied at
work. One of the main findings is that occupational
doctors have a lot of possibilities when it comes to
improving or increasing their job satisfaction. Our
participants showed ample initiative and engaged
their boss in a conversation about how they envision
their job. Employers are advised to take into account
the wishes of these more versed physicians as well
as those without years of experience since it might
benefit their professional development and job satis-
faction and, in addition, contribute to lesser efflux.