ArticlePDF Available

Verspreiding en bestrijding van de Aziatische modderkruiper - Een nieuwe exoot in Nederland

Authors:
  • Bureau Natuurbalans - Limes Divergens BV

Abstract and Figures

The Asian weather loach (Misgurnus anguillicaudatus) was found for the first time in the Netherlands in the Tungelroysebeek brook in 2012. The species is non-native to Europe and is currently found in several countries. A project to eliminate the loach from the brook basin was initiated in 2013. Between 2012 and 2016, 763 loaches where caught by means of electrofishing, and eliminated. Since 2012, the population has continued to grow, however, and shows no sign of saturation, despite the elimination efforts: more individuals, wider dispersion and more age classes. At this moment, there are no methods available in the Netherlands that have proved to be successful in eliminating this invasive fish species from open waterways, through which fish can migrate freely. It is expected that the population will expand further and the Asian weather loach will pose a significant threat to the internationally protected European weather loach (Misgurnus fossilis).
Content may be subject to copyright.
natuurhistorisch maandblad september 2017 jaargang 106 | 9 I
Natuurhistorisch Maandblad
JAARGANG 106 • NUMMER 9 • SEPTEMBER 2017
9
Plataangebonden wantsen in Limburg
Verspreiding en bestrijding van de
Aziatische modderkruiper
natuurhistorisch maandblad164 september 2017 jaargang 106 | 9 natuurhistorisch maandblad
migreerbare sifons onder de Zuid-Willemsvaart en het kanaal Wes-
sem-Nederweert door. De inrichting en het peilbeheer van de Tun-
gelroysebeek zijn voornamelijk afgestemd op de landbouw aange-
zien het grootste deel van de beek in relatief vlak landbouwgebied
ligt. In het Leudal en verder benedenstrooms zijn het bodemverval
en de stroomsnelheid van de beek hoger.
aziatische modderkuiper
In september 2012 zijn tijdens een reguliere visstandbemonste-
ring in de Tungelroysebeek, ter hoogte van de instroom van de Vliet,
twee Aziatische modderkruipers gevangen [figuur 2]. Het gaat om
de eerste waarneming van de soort in open water in Nederland. In
2009 zijn dezelfde trajecten bemonsterd als in 2012. De soort werd
toen nog niet aangetroffen.
De Aziatische modderkruiper is nauw verwant aan onze inheemse
Grote modderkruiper (Misgurnus fossilis). Het natuurlijke versprei-
dingsgebied van de Aziatische modderkruiper ligt in Azië, onder an-
dere in Siberië (Tugur- en Amurstroomgebied), Korea, Japan, China,
Vietnam (kottelAt & FreyHoF, 2007), Cambodja, India, Taiwan, Laos
en Thailand (tABor et al., 2001; Froese & PAuly, 2012; kessel et al., 2013).
De soort wordt in Europa geïmporteerd voor de aquacultuur (tA-
Bor et al., 2001; FrAncH et al., 2008; cHAng et al., 2009; strecker et al.,
2011; PArk et al., 2006 in VAn kessel et al., 2013; VAn kessel et al., 2013),
voor consumptie en een traditionele oosterse geneeswijze (Qin et
al., 2002; WAng et al., 2008; sPikmAns et al., 2010) en als levend aas
voor de hengelsport (FrAncH et al., 2008). In Europa is de soort (be-
In september 2012 is de visstand in het stroomgebied van
de Tungelroysebeek bemonsterd. Op één meetlocatie wer-
den twee vreemde ‘Grote modderkruipers’ aangetroffen.
Het bleek te gaan om een nieuwe exoot voor Nederland,
de Aziatische modderkruiper (Misgurnus anguillicaudatus).
Sinds de ontdekking in 2012 is de verdere verspreiding van
de soort gemonitord en zijn de mogelijkheden voor bestrij-
ding van de soort in de vrije natuur onderzocht. Dit artikel
beschrijft de verspreiding van de Aziatische modderkruiper
in het stroomgebied van de Tungelroysebeek en de resulta-
ten van de bestrijdingsactiviteiten.
stroomgebied tungelroysebeek
De Tungelroysebeek is een langzaam stromende laaglandbeek. Het
stroomgebied van de beek ligt in Midden-Limburg aan de westkant
van Maas, ter hoogte van Weert. De Tungelroysebeek ontspringt
in België als de Hamonterbeek. De Hamonterbeek stroomt na de
grens in het Ringselven. Een klein stukje voorbij het Ringselven, van-
af de Zuid-Willemsvaart, krijgt de waterloop de naam Tungelroyse-
beek. Ongeveer ter hoogte van de N273 stroomt de beek in de Neer-
beek die benedenstrooms van Neer uitmondt in de Maas [figuur 1].
De Tungelroysebeek heeft een lengte van 35
km. De belangrijkste zijbeken zijn de Raam,
de Vliet, de Leukerbeek, de Rijdt en de Rog-
gelsebeek. In de situatie rond 1850 bestond
het bovenstroomse deel van het stroom-
gebied uit heide en moeras. In de 20e eeuw
hebben meerdere ruilverkavelingen plaats-
gevonden die voornamelijk gericht waren
op een optimale waterhuishouding voor
de agrarische sector. Hierbij zijn veel aan-
grenzende moerasgebieden verdroogd en
ontgonnen. De Tungelroysebeek is vanaf
de Maas tot en met het Ringselven vrij op-
trekbaar voor vissen. De beek stroomt via
Verspreiding en bestrijding van de Aziatische
modderkruiper
EEn niEuwE Exoot in nEdErland
E. Binnendijk, Waterschap Limburg, Drie decembersingel 46, 5921 AC, Venlo, e-mail: e.binnendijk@waterschaplimburg.nl
P. Lemmers & B.H.J.M. Crombaghs, Ecologisch adviesbureau Natuurbalans-Limes Divergens, Toernooiveld 1, 6525 ED, Nijmegen
FIGUUR 1
Stroomgebied Tungelroysebeek, kleinere waterlo-
pen zijn niet afgebeeld.
natuurhistorisch maandbladnatuurhistorisch maandblad september 2017 jaargang 106 | 9 165
tie (door zijn verborgen leefwijze) en hoge voortplantingssnelheid
(FreyHoF & korte, 2005) heeft de Aziatische modderkruiper de poten-
tie om een invasieve exoot te worden. Mogelijke bedreigingen voor
de inheemse fauna zijn het overbrengen van ziekten en parasieten,
predatie op inheemse fauna, concurrentie om voedsel en leefge-
bied en hybridisatie met inheemse vissoorten.
Eerdere introducties in Europa in Duitsland (FreyHoF & korte, 2005),
Italië (rAzzetti et al., 2001) en Spanje (FrAncH et al., 2008) laten zien
dat de soort zich in korte tijd kan voortplanten en levenskrachtige
populaties kan vormen. Verspreiding in openwatersystemen gaat
langzaam maar gestaag. In Duitsland en Italië komt de soort in
een geïsoleerd gebied voor. Actieve verspreiding komt in Duitsland
daarom niet voor (sPikmAns et al., 2010). Van de populatie in Italië is
geen verdere verspreiding beschreven. In Spanje zit de soort in de
Ebro-delta en verspreidt zich van daaruit over het stroomgebied van
de Ebro en waarschijnlijk ook al daarbuiten (FrAncH et al., 2008). In
Australië en Amerika blijkt de soort zich in stromende wateren met
twee tot zeven kilometer per jaar uit te breiden (tABor et al., 2001;
keller & lAke, 2007; sPikmAns et al., 2010).
Concreet onderzoek naar effecten op de inheemse fauna heeft voor
zover bekend slechts beperkt plaatsgevonden. In Amerika blijkt de
soort geen negatieve effecten te hebben op de inheemse visfauna
(logAn et al., 1996; FreyHoF & korte, 2005). In Australië werd alleen
een beperkt negatief effect op aquatische ongewervelden vastge-
steld (alleen negatief effect op chironomiden (dansmuggen)(keller
& lAke, 2007). Uit een studie van doVe & ernst (1998) blijkt dat de Azi-
wust of onbewust) geïntroduceerd in Duits-
land (Rijn), Italië (Ticino), en Spanje (FreyHoF
& korte, 2005; kottelAt & FreyHoF, 2007). In de
Tungelroysebeek is de soort waarschijnlijk
uitgezet door een aquariumhouder.
De Aziatische modderkruiper heeft een ben-
thische (bodemgebonden) levenswijze en
komt in zijn oorspronkelijke verspreidings-
gebied voor in een brede range van leefmi-
lieus zoals meren, vijvers, sloten, rivieren en
beken. De soort kan, evenals de Grote mod-
derkruiper, overgaan op ademhaling via de
huid en/of via het darmkanaal wanneer
zuurstofconcentraties laag zijn (kottelAt & FreyHoF, 2007). Het voed-
sel bestaat voornamelijk uit kleine ongewervelden. Voortplanting
kan meerdere keren per jaar plaats vinden. De Grote modderkrui-
per heeft wat betreft leefmilieu meer een voorkeur voor waterlopen
met weinig of geen stroming en relatief dichte (verlandings)vege-
taties (kottelAt & FreyHoF, 2007). In het stroomgebied van de Tungel-
roysebeek vindt de Aziatische modderkruiper vermoedelijk meer
geschikt habitat dan de Grote modderkruiper aangezien de Tungel-
roysebeek een grote diversiteit aan biotopen kent.
De Grote en de Aziatische modderkruiper lijken op het eerste zicht
sterk op elkaar. De Aziatische modderkruiper is het beste te her-
kennen aan de donkere, vage en onregelmatige ‘spikkels’ op het li-
chaam en een duidelijke zwarte stip op de staartvinbasis. De Grote
modderkruiper [figuur 3] heeft op het lichaam een duidelijke brede
streep en geen stip op de staartvinbasis. Beide soorten hebben tien
bekdraden (kottelAt & FreyHoF, 2007). De maximale lengte van de
Aziatische modderkruiper is met 28 cm ongeveer gelijk aan de Grote
modderkruiper (kottelAt & FreyHoF, 2007).
De Aziatische modderkruiper kan ook makkelijk verward worden
met de Kleine modderkruiper (Cobitis taenia)[figuur 4]. De Kleine
modderkruiper heeft zes bekdraden in plaats van tien. Op het li-
chaam heeft de Kleine modderkruiper meestal duidelijke grote
zwarte ‘blokjes’ in plaats van kleine vage ‘spikkels’. De Kleine mod-
derkruiper heeft evenals de Aziatische modderkruiper een zwarte
stip op de staartvinbasis (kottelAt & FreyHoF, 2007).
mogelijke bedreigingen
De Aziatische modderkruiper kan zich re-
latief snel voortplanten en heeft een bre-
dere tolerantie voor verschillende milieu-
omstandigheden dan de inheemse Grote
modderkruiper. Samen met de lage preda-
FIGUUR 2
Aziatische modderkruipers (Misgurnus anguil-
licaudatus) uit de Tungelroysebeek (foto: E.
Binnendijk).
FIGUUR 3
Grote modderkruiper (Misgurnus fossilis) (foto: P.
Lemmers).
natuurhistorisch maandblad166 september 2017 jaargang 106 | 9 natuurhistorisch maandblad
loop van de Tungelroysebeek ter hoog-
te van de Diesterbaan werd één exem-
plaar aangetroffen. Later bleek dat in
mei 2012 de Aziatische modderkruiper
al ter hoogte van de A2 was waargeno-
men. De soort stond op de website van
RAVON bij de foto’s en was toen gede-
termineerd als Kleine modderkruiper,
met de opmerking ‘vreemde tekening’.
Het onderzoek in 2012 toont aan dat de
verspreiding van de Aziatische mod-
derkruiper in 2012 beperkt is tot de bo-
venloop van de Tungelroysebeek (bo-
venstrooms van het kanaal Wessem-
Nederweert).
In 2013 is gestart met het wegvangen van de Aziatische modder-
kruiper. Het doel was zo veel mogelijk exemplaren uit het systeem
te halen zodat de totstandkoming van een vitale levenskrachtige
populatie kon worden voorkomen. In totaal is er negen dagen ge-
vist met schepnetten en/of elektrovisserij, voornamelijk in de om-
geving van de bekende vindplaatsen. In totaal zijn 178 exemplaren
uit het gebied rond de instroom van de Vliet verwijderd [figuur 5b].
In de bovenloop ter hoogte van de Baanbrug en bij de A2 zijn in 2013
geen exemplaren gevangen. In dat jaar is ook in de oorsprong van de
Tungelroysebeek, de Hamonterbeek in Vlaanderen, één extra dag
gezocht naar Aziatische modderkruipers. Hier is geen Aziatische
modderkruiper aangetroffen.
In 2014 is er zes dagen gevist met elektroapparatuur en/of schep-
net [figuur 5c]. Er zijn 284 Aziatische modderkruipers gevangen. On-
danks de kleinere inspanning ten opzichte van 2013 is de Aziatische
modderkruiper flink in aantallen toegenomen. Verdere versprei-
ding heeft plaats gevonden in de bovenloop van de Tungelroyse-
beek en Leukerbeek. De meeste exemplaren zijn tussen de Vliet en
het kanaal Wessem-Nederweert gevangen.
In het najaar van 2014 is aanvullend onderzoek gedaan naar de ef-
fectiviteit van het vangen van de Aziatische modderkruiper met
kreeftenfuiken. Op negen locaties, verspreid over het verspreidings-
gebied van de Aziatische modderkruiper, zijn per locatie drie fuiken
geplaatst; de eerste fuik zonder lokvoer, de tweede met honden-
brokken en de derde met kattenpaté. Elke drie dagen zijn de in to-
taal 21 fuiken geleegd. Na negen dagen waren er 3.542 vissen gevan-
gen, waarvan slechts vier Aziatische modderkruipers. De rest van de
vangst bestond voornamelijk uit Driedoornige stekelbaars (Gaste-
rosteus aculeatus) en Bittervoorn (Rhodeus amarus). Na drie lichtin-
gen is geconcludeerd dat de fuiken niet efficiënt zijn en werd dit ex-
periment gestaakt.
In 2015 is niet gericht gevist naar Aziatische modderkruipers. De resul-
taten in dat jaar [figuur 5d] zijn gebaseerd op vangsten tijdens regu-
liere visstandbemonsteringen. In totaal zijn er acht exemplaren ge-
vangen. Het verspreidingsgebied lijkt ook in 2015 nog beperkt tot het
bovenstroomse deel van het stroomgebied van de Tungelroysebeek .
In 2016 is er vijf dagen gericht op de verspreiding van de Aziatische
modderkuiper gevist met elektroappatuur en/of schepnetten. In to-
taal zijn er 278 exemplaren uit het systeem verwijderd. Het versprei-
atische modderkruiper waarschijnlijk een grote rol heeft gehad in
de introductie van de parasitaire platworm Gyrodactylus macracan-
thus in Australië. Uit de overige introductiegebieden zijn geen ge-
vallen bekend van het overbrengen van ziekten en parasieten.
Bekend is dat de Aziatische modderkruiper onder laboratoriumom-
standigheden kan hybridiseren met andere soorten modderkruipers
(nAm et al., 2004; You et al., 2009; sPikmAns et al., 2010) en Kroeskarper
(Carassius carassius) (koBAyAsHi, 1963; sPikmAns et al., 2010). Dit laatste
resulteerde in onvruchtbare en zwak ontwikkelde nakomelingen.
In het gehele stroomgebied van de Tungelroysebeek komt de Kleine
modderkruiper algemeen voor. De Grote modderkruiper komt voor
in de nabij gelegen Uffelsebeek en mogelijk in de Moeselpeel.
bestrijding
De mogelijke bedreigingen, het kleine verspreidingsgebied en de
beperkte populatieomvang zorgden ervoor dat er, in opdracht van
de Nationale Voedsel- en Warenautoriteit (Team Invasieve Exoten)
en het voormalig Waterschap Peel en Maasvallei, begin 2013 is ge-
start met het wegvangen van de Aziatische modderkruiper. Dit alles
in de hoop de jonge populatie in de kiem te smoren, aangezien op
dat moment de populatie nog klein werd geacht. Over een periode
van drie jaar is er elk jaar minimaal drie dagen elektrisch gevist, aan-
gevuld met schepnetvisserij door vrijwilligers. Andere vormen van
bestrijding dan wegvangen zijn overwogen maar op grond van fi-
nanciële, praktische, ecologische of juridische redenen bleken deze
(op korte termijn) niet uitvoerbaar: het natuurlijke bestrijdingsmid-
del rotenon, uitzetten van onvruchtbare exemplaren, andere me-
thoden van wegvangen, langdurig droogzetten van het leefgebied
en het beheersen of isoleren van de populatie.
verspreiding 2012-2016
In september 2012 zijn tijdens een reguliere visbemonstering de eer-
ste twee Aziatische modderkruipers aangetroffen in de Tungelroy-
sebeek ter hoogte van de instroom van de Vliet [figuur 5a]. Om meer
inzicht te krijgen in de verspreiding en de populatieomvang zijn in
oktober 2012 aanvullende bemonsteringen uitgevoerd. In de boven-
FIGUUR 4
Kleine modderkruiper (Cobitis taenia)(foto:
P. van Hoof ).
natuurhistorisch maandbladnatuurhistorisch maandblad september 2017 jaargang 106 | 9 167
getatiezones tegen de oever. Vooral oevers met Slanke waterkers
(Nasturtium microphyllum) en Moerasvergeet-mij-nietje (Myosotis
scorpioides) leveren relatief veel exemplaren op.
Op de locaties waar de Aziatische modderkruiper in 2016 voorkomt
zijn in de onderzoeksperiode 26 andere vissoorten aangetroffen [ta-
bel 1]. In het leefgebied van de Aziatische modderkruiper in de Tun-
gelroysebeek komen vooral Snoek (Esox lucius), Riviergrondel (Go-
bio gobio), Ruisvoorn (Scardinius erythrophthalmus), Blankvoorn
(Rutilus rutilus), Brasem (Abramis brama) en Kleine modderkruiper
in hoge aantallen voor.
populatieopbouw
De grenzen van de verschillende leeftijdsklassen verschillen van
jaar tot jaar. Het moment van monstername speel hierbij een rol.
Grofweg zijn de volgende leeftijdsklassen te onderscheiden: <6 cm
= 0+ (< 1 jaar), 6-11 cm = 1+ (1 tot 2 jaar), 12-16 cm = 2+ (2 tot 3 jaar), >16
cm = 3+ (3 jaar en ouder) [figuur 6]. In 2012 zijn vooral 0+ en 1+ vissen
en één 2+ exemplaar gevangen. In 2013 zijn 0+ tot en met 2+ vissen
gevangen. In 2014 tot en met 2016 zijn 0+ tot en met 3+ vissen gevan-
gen. In 2016 zijn veel 0+ en 1+ vissen gevangen.
De populatie groeit en de resultaten tonen aan dat er elk jaar voort-
planting plaatsvindt, in alle meetjaren worden immers 0+ vissen
dingsgebied heeft zich, ondanks het wegvangen van de vis in 2013
en 2014, in 2016 uitgebreid naar de middenloop van de Tungelroy-
sebeek [figuur 5e].
Vanaf de ontdekking in 2012 tot eind 2016 heeft de Aziatische mod-
derkruiper zich twaalf kilometer in benedenstroomse richting en
één kilometer (en mogelijk meer) in bovenstroomse richting ver-
spreid. In benedenstroomse richting lijkt het Leudal (beneden-
strooms Spikkerbrug) een (tijdelijke) barrière. Door de hoge mate
van beschaduwing in het bos komen hier nauwelijks waterplan-
ten voor. De beekbodem bestaat hier voornamelijk uit zand en de
stroomsnelheid is hoger dan in de boven- en middenloop. Mogelijk
is dit habitat minder geschikt en remt dit de verdere verspreiding in
benedenstroomse richting.
De meeste Aziatische modderkruipers zijn gevangen in dichte ve-
FIGUUR 5
De verspreiding Aziatische modderkruiper (Misgurnus anguillicaudatus) in a:
2012, b: 2013, c: 2014, d: 2015 en e: 2016. Rood is aanwezig en groen is afwezig.
aa
ac
ae
bb
bd
natuurhistorisch maandblad168 september 2017 jaargang 106 | 9 natuurhistorisch maandblad
De auteurs kwamen in twee afzonderlijke situaties een dag na de-
ze maaiwerkzaamheden ter plaatse en vonden verschillende vis-
soorten op de oever waaronder Blankvoorn, Baars (Perca fluviatilis),
Kleine modderkruiper, Zeelt (Tinca tinca), Driedoornige stekelbaars,
Snoek, Riviergrondel en Aziatische modderkruiper. Alle vissen wa-
ren minimaal 24 uur nadat ze uit de waterloop waren verwijderd
dood, met uitzondering van alle Aziatische modderkruipers, die
leefden nog! Het vermogen van de soort om over te gaan van adem-
haling via kieuwen op ademhaling via de huid of het maagdarmka-
naal ligt hieraan hoogstwaarschijnlijk ten grondslag. Een relatief
lage temperatuur en regenachtig weer zal de overlevingstijd naar
verwachting nog aanzienlijk verlengen. Bij toekomstige maaiwerk-
zaamheden in het stroomgebied van de Tungelroysebeek wordt
door Waterschap Limburg beter opgelet of er geen vegetatie, mod-
der of ander beekmateriaal aan de maaimachines blijft hangen. Zo
wordt voorkomen dat maaiwerkzaamheden en de maaimachines
bijdragen aan de verspreiding van Aziatische modderkruiper naar
andere stroomgebieden.
conclusie en discussie
De Aziatische modderkruiper heeft zich ondanks het wegvan-
gen (van 763 exemplaren) met succes gevestigd in het stroomge-
bied van de Tungelroysebeek. Het wegvangen van alle exemplaren
blijkt zeer moeilijk door de brede moeraszones en vele zijwaterlo-
pen. De huidige beschikbare bestrijdingsmethoden zijn ontoerei-
kend voor het succesvol elimineren van de Aziatische modderkrui-
per in de Tungelroysebeek. Het verspreidingsgebied in de Tungel-
roysebeek is tussen 2012 en 2016 relatief langzaam uitgebreid en
zal zich naar verwachting verder blijven uitbreiden, ook buiten het
stroomgebied van de Tungelroysebeek. De populatie groeit, net als
in Duitsland, Italië en Spanje waar de soort zich ook langzaam maar
gestaag uitbreidt (FrAncH et al., 2008; FreyHoF & korte, 2005; rAzzetti
et al., 2001). De soort kan relatief
lang buiten het water overle-
ven. Het risico van verspreiding
over land via het meeliften met
maaimachines of maaisel is
daarmee groot. Bij onderhouds-
werkzaamheden in het stroom-
gebied van de Tungelroysebeek
is dit inmiddels een aandachts-
punt voor het Waterschap.
gevangen [figuur 6]. In de loop van de jaren worden er steeds meer
hogere leeftijdsklassen aangetroffen. In 2015 en 2016 zijn er al vol-
doende geslachtrijpe exemplaren. Deze zorgen voor een groeiend
aandeel 0+ en 1+ dieren in de populatieopbouw. Terugrekenend lijkt
het erop dat in 2010 de eerste 0+ dieren zijn geboren. Vermoedelijk is
de Aziatische modderkruiper in 2009 (als volwassen) of 2010 (als 0+)
in de Tungelroysebeek geïntroduceerd.
een taaie vissoort
Om voldoende afvoer in een watergang te waarborgen wordt de wa-
tervegetatie door het Waterschap gemaaid en op de oever gebracht.
FIGUUR 6
Aantal individuen van de Aziatische
modderkruipers (Misgurnus anguil-
licaudatus) per lengteklasse (cm) per
jaar. In 2015 is er niet gericht gevist
naar de soort.
Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Abundatie
Amerikaanse hondsvis Umbra pygmaea laag
Baars Perca fluviatilis middel
Bermpje Barbatula barbatula middel
Bittervoorn Rhodeus sericeus middel
Blankvoorn Rutilus rutilus hoog
Brasem Abramis brama hoog
Driedoornige stekelbaars Gasterosteus aculeatus middel
Europese meerval Silurus glanis laag
Karper Cyprinus carpio laag
Kleine modderkruiper Cobitis taenia hoog
Kolblei Blicca bjoerkna middel
Kopvoorn Leuciscus cephalus laag
Marmergrondel Proterorhinus semilunaris laag
Paling Anguilla anguilla laag
Pos Gymnocephalus cernuus laag
Rivierdonderpad Cottus perifretum laag
Riviergrondel Gobio gobio hoog
Ruisvoorn Scardinius erythrophthalmus hoog
Serpeling Leuciscus leuciscus laag
Snoek Esox lucius hoog
Snoekbaars Sander lucioperca laag
Tiendoornige stekelbaars Pungitius pungitius laag
Vetje Leucaspius delineatus middel
Winde Leuciscus idus laag
Zeelt Tinca tinca middel
Zonnebaars Lepomis gibbosus laag
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Aantal
Lengte (cm)
Lengte-frequentie
2012
2013
2014
2015
2016
TABEL 1
Aangetroffen vissoorten in de periode 2012-2016 op locaties waar ook
Aziatische modderkruiper (Misgurnus anguillicaudatus) is aangetroffen (laag
is < 20 exemplaren, middel is 20-100 exemplaren en hoog >100 exemplaren).
natuurhistorisch maandbladnatuurhistorisch maandblad september 2017 jaargang 106 | 9 169
del in exotische plant- en diersoorten. Voorkomen is mogelijk, ge-
nezen in veel gevallen niet. Tevens pleiten de auteurs voor (meer)
onderzoek naar geschikte bestrijdingsmethoden voor ongewenste
vissen in verschillende watertypen. Mocht er in de toekomst weer
een nieuwe uitheemse vissoort opduiken dan kan beter ingeschat
worden welke methoden in welke watertypen snel toepasbaar en
succesvol zijn.
dankwoord
Rob van Dijk, Sam Fiers, Ron Hendriks, Jos Hoogveld, Sander Hunink
en Sjuul Philipsen worden bedankt voor hun hulp bij het wegvangen
en monitoren van de Aziatische modderkruiper. Sam Fiers wordt ex-
tra bedankt voor het uitvoeren van de laatste twee lichtingen van de
kreeftenfuiken.
De Aziatische modderkuiper is veel meer een generalist dan de in-
heemse Grote modderkruiper. De ecologische amplitude van de
Aziatische modderkruiper is groter en hij lijkt weinig gevoelig voor
concurrentie van andere vissoorten. Het risico is groot dat de Azi-
atische modderkruiper zich in veel watertypen in Nederland weet
te handhaven, ook in het specifieke voorkeurshabitat van de Grote
modderkruiper. De soort heeft hiermee de potentie een sterke con-
current van de (inter)nationaal bedreigde Grote modderkruiper te
worden. Momenteel is nog niet aangetoond dat de Aziatische mod-
derkruiper in de Tungelroysebeek ook daadwerkelijk een bedrei-
ging vormt voor de inheemse fauna. De soort vertoont alle karakte-
ristieken van een invasieve exoot. Er bestaat daarom een groot risi-
co dat de Aziatische modderkruiper zich in de toekomst verder door
Nederland verspreidt en een gevaar voor de Grote modderkruiper
gaat vormen.
De auteurs pleiten voor een strengere regelgeving omtrent de han-
Summary
EXPANSION AND CONTROL OF THE ASIAN
WEATHER LOACH
A new non-native species in the
Netherlands
The Asian weather loach (Misgurnus anguil-
licaudatus)was found for the first time in the
Netherlands in the Tungelroysebeek brook
in 2012. The species is non-native to Europe
and is currently found in several countries.
A project to eliminate the loach from the
brook basin was initiated in 2013. Between
2012 and 2016, 763 loaches where caught
by means of electrofishing, and eliminated.
Since 2012, the population has continued to
grow, however, and shows no sign of satura-
tion, despite the elimination efforts: more
individuals, wider dispersion and more age
classes. At this moment, there are no meth-
ods available in the Netherlands that have
proved to be successful in eliminating this
invasive fish species from open waterways,
through which fish can migrate freely. It is
expected that the population will expand
further and the Asian weather loach will
pose a significant threat to the interna-
tionally protected European weather loach
(Misgurnus fossilis).
Literatuur
l cHAng, A.L., J.D. grossmAn, t.s. sPezio, H.W. Weis-
kel, J. c. Blum, J.W. Burt, A.A. muir, J. PiovA-scott, k.e.
veBlen & e.D. grosHo lz, 2009. Tackling aquatic in-
vasions: risks and opportunities for the aquarium
fish industry. Biological Invasions 11: 773-785.
l Dove, A.D.m. & i. ernst, 1998. Concurrent invad-
ers - four exotic species of Monogenea now estab-
lished on exotic freshwater fishes in Australia. In-
ternational Journal for Parasitology 28: 1755- 1764.
l FrAncH , n., m. cl Avero, m. gA rriD o, n. gAyA, v.
lóPez, Q. Pou -rovirA & J.m. Qu erAl, 2008. On the
establishment and range expansion of oriental
weatherfish (Misgurnus anguillicaudatus) in the
NE Iberian Peninsula. Biological Invasions 10(8):
1327-1331.
l FreyHoF, J. & e. korte, 2005. The first record of
Misgurnus anguillicaudatus in Germany. Journal
of Fish Biology 66(2): 568-571.
l Froese, r. & D. PAuly, 2012. FishBase. www.fish-
base.org, version 12/2012.
l keller, r.P. & lAke, P.s., 2007. Potential impacts of
a recent an rapidly spreading colonizer of Austra-
lian freshwaters: Oriental weatherloach (Misgur-
nus anguillicaudatus). Ecology of Freshwater Fish
16: 124-132.
l kessel, n. vAn, m. DorenB oscH, B. cromBAgHs, B.
niemeiJer & e. Bin nenDiJk, 2013. First record of Asian
weather loach Misgurnus anguillicaudatus (Ca n-
tor, 1842) in the River Meuse basin. BioInvasions
Records 2(2): 167-171.
l koBAyAsHi, H., 1963. Some cytological aspects of
fertilization in the cross between the funa (Caras-
sius carassius) and the loach (Misgurnus anguilli-
caudatus). The Biological Bulletin 125: 114- 124.
l kottelAt, m. & J. FreyHoF, 2007. Handbook of Eu-
ropean Freshwater Fishes. Kottelat/Freyhof, Cor-
nol (CH)/Berlijn (D).
l logAn, D.J., e.l. BiBles & D.F. mArkle, 1996. Recent
collections of exotic aquarium fishes in the fresh-
waters of Oregon and thermal tolerance of orien-
tal weatherfish and pirapatinga. California Fish
and Game 82: 66-80.
l nAm, y.k., i-s. PArk & D.s. kim , 2004. Triploid
hybridization of fast-growing transgenic mud
loach Misgurnus mizolepis male to cyprinid loach
Misgurnus anguillicaudatus female: the first per-
formance study on growth and reproduction of
transgenic polyploid hybrid fish. Aqauculture, 231:
559-572.
l Qin, c., y. Ding, k. HuAng & H. Xu, 2002. Protective
effect of Misgurnus anguillicaudatus polysaccha-
ride on immunological liver injury in mice. Inter-
national Immunopharmacology 8 : 607-612.
l rAzzetti, e., P.A. nAr Di, s. strosselli & F. Ber nini,
2001. Prima segnalazione di Misgurnus anguilli-
caudatus (Cantor, 1842) in acque interne italiane.
Annali del Museo Civico di Storia Naturale di Ge-
nova 93: 559-563.
l sPikmAns, F., n. vAn kessel, m. DorenBoscH, J. krA-
nenBA rg, J. BosvelD & r. leuven, 2010. Plaag risico:
Analyses van tien exotische vissoorten in Neder-
land. Nederlands Centrum voor Natuuronderzoek.
Stichting RAVON, Nijmegen/Stichting Barger-
veen/Natuurbalans – Limes Divergens, Nijmegen.
l streck er, A.l., P.m. cAmPBell & J.D. olDen, 2011.
The aquarium trade as an invasion pathway in the
Pacific Northwest. Fisheries 36: 74-85.
l tABor, r.A., e. WAr ner & s. HAger, 2001. An Ori-
ental Weatherfish (Misgurnus anguillicaudatus)
population established in Washington State.
Northwest Science 75: 72–76.
l WAng, y., m.Hu, W. WAng , l. cAo, y. yAn, B. lü &
r. yAo, 2008. Transpositional feeding rhythm of
loach Misgurnus anguillicaudatus from larvae to
juveniles and its ontogenesis under artificial rear-
ing conditions. Aquaculture International 16: 539-
549.
l you, c., X. yu & J. tong, 2009. Detection of hy-
bridization between two loach species (Paramis-
gurnus dabryanus and Misgurnus anguillicauda-
tus) in wild populations. Environmental Biology of
Fishes 86: 65-71.
108 mei 2017 jaargang 106 | 5 natuurhistorisch maandblad
redactie Olaf Op den Kamp (hoofdredacteur),
Phlip Bossenbroek, Henk Heijligers, Jan Hermans,
Martine Lejeune, Ton Lenders, Gerard Majoor
(eindredactie), Arjan Ovaa, Guido Verschoor
& Mark en Anita Poeth (redactie-assistenten)
(redactie@nhgl.nl).
richtlijnen voor kopij-inzending
Diegenen die kopij willen inzenden, dienen zich te
houden aan de richtlijnen voor kopij-inzending.
Deze kunnen worden aangevraagd bij de re dactie
of zijn te bekijken op www.nhgl.nl.
lay-out & opmaak Van de Manakker,
Grafi sche communicatie, Maas tricht
(mvandemanakker@xs4 all.nl).
editing summaries Jan Klerkx, Maastricht.
druk Grafigroep Zuid, Swalmen.
copyright Auteursrecht voorbehouden.
Overname slechts toegestaan na voorafgaande
schriftelijke toestemming van de redactie.
ISSN 0028-1107
Colofon
gesubsidieerd door de Provincie Limburg
KRINGEN
kring heerlen
John Adams (kringheerlen@nhgl.nl).
kring maastricht
Bert Op den Camp (kringmaastricht@nhgl.nl).
kring roermond
Math de Ponti (kringroermond@nhgl.nl).
kring venlo
Jos Hoogveld (kringvenlo@nhgl.nl).
kring venray
Patrick Palmen (kringvenray@nhgl.nl).
STUDIEGROEPEN
fotostudiegroep
Bert Morelissen (fotostudiegroep@nhgl.nl).
herpetologische studiegroep
Rick Reijerse (herpetostudiegroep@nhgl.nl).
libellenstudiegroep
Jan Hermans (libellenstudiegroep@nhgl.nl).
mollusken studiegroep limburg
Stef Keulen (molluskenstudiegroep@nhgl.nl).
mossenstudiegroep
Paul Spreuwenberg (mossenstudiegroep@nhgl.nl).
paddenstoelenstudiegroep
Henk Henczyk (paddenstoelenstudiegroep@nhgl.nl).
plantenstudiegroep
Olaf Op den Kamp (plantenstudiegroep@nhgl.nl).
plantenwerkgroep weert
Jacques Verspagen (plantenwerkgroepweert@nhgl.nl).
sprinkhanenstudiegroep
Harry van Buggenum
(sprinkhanenstudiegroep@nhgl.nl).
studiegroep onderaardse kalksteengroeven
Erwin Geuskens (secretariaat@sok.nl).
vissenwerkgroep
Victor van Schaik (vissenstudiegroep@nhgl.nl).
vlinderstudiegroep
Mark de Mooij (vlinderstudiegroep@nhgl.nl).
vogelstudiegroep
Nicky Hulsbosch
(vogelstudiegroep@nhgl.nl).
wantsenstudiegroep limburg
Martine Lemmens (wantsen@nhgl.nl).
werkgroep driestruik
Wouter Jansen (werkgroepdriestruik@nhgl.nl).
zoogdierenstudiegroep
Aegidia van Grinsven
(zoogdierenstudiegroep@nhgl.nl).
STICHTINGEN
stichting natuurpublicaties limburg
Uitgever van publicaties, boeken en rapporten
(snl@nhgl.nl).
stichting de lierelei
Projectbureau voor onderzoek van natuur en
landschap in Limburg (lierelei@nhgl.nl).
stichting ir. d.c. van schaïk
Stichting voor het beheer van onderaardse
kalksteengroeven in Limburg. Postbus 2235,
6201 HA Maastricht (vanschaikstichting@nhgl.nl).
stichting natuurbank limburg
Stichting voor het beheer van waarnemingen van
het NHGL (natuurbank@nhgl.nl).
dagelijks bestuur
Harry Tolkamp (voorzitter), Rob Geraeds (vice-voor-
zitter), Alfred Paarlberg (penningmeester).
algemeen bestuur
Wouter Jansen, Marian Baars,
Stef Keulen, Pieter Puts, Victor van Schaik,
Jan-Joost Bakhuizen, Katrien de Vos-Reesink,
Johannes Regelink, Linda Wortel & Aidan Williams.
kantoor
Olaf Op den Kamp, Jeanne Cuypers,
Martine Lemmens & Roel Steverink.
adres
Godsweerderstraat 2, 6041 GH Roermond,
tel. 0475-386470 (kantoor@nhgl.nl).
www.nhgl.nl.
lidmaatschap
35,00 per jaar. Leden t/m 23 jaar 17,50; bedrijven,
verenigingen, instellingen e.d. 105,00.
Okjen Weinreich (leden@nhgl.nl).
IBAN: NL73RABO0159023742, BIC: RABONL2U.
bestellingen/publicatiebureau
Publicaties zijn te bestellen bij het publicatie bureau,
Marja Lenders (publicaties@nhgl.nl).
Losse nummers 4,–; leden 3,50 (incl. porto),
thema nummers 7,–.
IBAN: NL31INGB0000429851, BIC: INGBNL2A.
... Both alien fish species are still expanding their range in North-western Europe (Cammaerts et al. 2012;Manné et al. 2013;Binnendijk et al. 2017). A feeding morphology study demonstrated that the feeding capacities of several alien benthic species overlapped with those of native species, which makes competitive trophic interactions likely (Nagelkerke et al. 2018). ...
... This brook of 35 km length has several tributaries and discharges into the Meuse River. The sampling site was selected because it harbors the largest known M. bipartitus population in the Netherlands (Binnendijk et al. 2017). Over most of its course, the brook was meandering and harbored well-developed riparian and hydrophyte vegetation. ...
... The presented proportions are based on four different fractionation factors* (A, B, C, and D), where the highest determined proportion per dietary item is depicted in bold. (Binnendijk et al. 2017). Cobitis taenia and G. gobio are considered highly abundant. ...
Article
Full-text available
Co-occurring and morphologically similar species have adapted to differential niches to minimize competition. An invasive alien species can occupy an ‘empty niche’ in introduced ranges. Alternatively, the invader may occupy an overlapping niche and compete with native species to a certain degree. In a Western European lowland brook with high nutrient loads, we studied a benthic community of five fish species, including two alien species: an Asian weatherfish (Misgurnus bipartitus) and the western tubenose goby (Proterorhinus semilunaris). The native species concerned stone loach (Barbatula barbatula), spined loach (Cobitis taenia), and gudgeon (Gobio gobio). Because of the unknown effects of the invaders on native benthic fish species, the trophic position, isotopic niche overlap, and potential food competition among these species were identified using nitrogen and carbon stable isotopes. The trophic levels of the five fish species indicated that they are secondary consumers. The body size of native fish species correlated significantly negatively with their δ15N (‰) signature, in contrast with the invaders indicating that the latter are generalists. Significant isotopic niche overlap was observed among all benthic species. The degree of niche overlap of M. bipartitus was the highest with G. gobio (91.8%). Proterorhinus semilunaris showed the highest degree of niche overlap with B. barbatula (91.2%). It was notable that the observed niche overlap between the native B. barbatula and C. taenia was high (99.2%). Overlap between M. bipartitus and P. semilunaris was low (8.9%), indicating little resource competition between these alien species. Native species showed wider isotopic niches than the invaders. Bayesian mixing models revealed that native and alien species slightly differ in their main diet. The results suggest that the invaders are plastic in their resource use, leading to niche differentiation and promoting the co-existence of benthic fish species.
... De soort blijkt zich steeds verder uit te breiden. Aanvankelijk binnen het stroomgebied van de Tungelroyse beek (Binnendijk et al., 2017), maar later ook naar naburig Vlaanderen . Via de Maas heeft de soort de 12 km stroomafwaarts gelegen Aalsbeek gekoloniseerd (Binnendijk, 2020). ...
Technical Report
Full-text available
Inleiding en achtergrond Van nature komt de Grote modderkruiper voor in ontwikkelde (kwel)moerassen, sloten en traag stromende beeklopen en –meanders. Door de natuurlijke dynamiek zijn dergelijke habitats onderhevig aan extreme omstandigheden, vooral wat betreft waterpeil en -temperatuur. Vaak is Grote modderkruiper één van de weinige vissen die in deze extreme habitats weet te overleven waardoor prederende en concurrerende vissen hier weinig voorkomen. De soort was in Nederland en de provincie Limburg ooit veel talrijker dan tegenwoordig. De belangrijkste historische oorzaken voor deze achteruitgang zijn het kanaliseren van rivieren en beken, het inpolderen van moerassen en de ruilverkaveling in de 20e eeuw. Deze ingrijpende veranderingen van het landschap zorgde voor isolatie van wateren, vaste waterpeilen, een afname van het areaal overstromingsvlaktes, het verdwijnen van moerassen en het dempen van boerensloten. Tegenwoordig vormen exoten, genetische verarming door versnippering en inteelt, grootschalige machinale schoning van wateren, klimaatverandering (droogteproblematiek), stikstofdepositie en het uitspoelen van meststoffen bedreigingen voor de duurzame staat van instandhouding van de Grote modderkruiper. Doel van het soortbeschermingsplan is om in beeld te brengen welke relictpopulaties nog aanwezig zijn in de provincie Limburg, wat de status is betreft duurzaamheid en waar kansen liggen om de populaties te behouden en te vesterken in de nabije toekomst. Status van de resterende populaties In de provincie Limburg is het één voor twaalf voor de Grote modderkruiper, hier zijn nog slechts zes sterk versnipperde en kleine relictpopulaties bekend: 1) Kievitsbeek – Zuidelijk Peelgebied 2) Uffelse beek – Zuidelijk Peelgebied 3) Broekhuizer molenbeek – Schuitwater – Noordelijk Peelgebied 4) TurUkoelen, Post- en Bosbeek – Herkenbosch 5) Maasnielderbeek – Roermond 6) Landgoed Hoosden – Roerdal In de populaties van Herkenbosch en Landgoed Hoosden zijn recentelijk nog enkele tot een tiental dieren aangetroffen. Van de overige relictpopulaties is recentelijk slechts één enkel individu, of helemaal geen (slechts het eDNA van de soort werd gedetecteerd) Grote modderkruiper aangetroffen. De populaties zijn hoogstwaarschijnlijk zo klein dat ze niet als duurzaam kunnen worden beschouwd. De populaties lopen het risico op genetische verarming, en daardoor uitsterving. In alle populaties zijn habitatherstelmaatregelen nodig, gericht op het veiligstellen, versterken, verbinden en uitbreiden van Grote modderkruiperpopulaties. Maatregelen Voor ieder leefgebied zijn maatregelen opgesteld volgens een driefasenbenadering. Maatregelen in fase 1 hebben de hoogste prioriteit en de uitvoering ervan is noodzakelijk om de grootste habitatkwaliteit-knelpunten binnen ieder leefgebied aan te pakken. De maatregelen zijn kleinschalig van aard en ontworpen om snel en op korte termijn uitgevoerd te kunnen worden tijdens regulier beheer en onderhoud van watergangen door het Waterschap Limburg. Het betreffen maatregelen die enerzijds gericht zijn op het verbeteren van het oever- en diepteproUiel en dimensionering van de watergangen, en anderzijds op het (tijdelijk) verhogen van het waterpeil. De herstelmaatregelen zullen leiden tot directe verbetering van de habitatkwaliteit. Fase 2-herstelmaatregelen worden uitgevoerd op de middellange termijn, nadat de belangrijkste habitats binnen het huidige leefgebied zijn verbeterd (fase 1). De maatregelen betreffen het herstellen van oud leefgebied (ongeschikt geraakt voormalig habitat) en/of het inrichten van compleet nieuw leefgebied (potentieel habitat), direct grenzend aan het huidige leefgebied. Ze zijn erop gericht om het totale areaal leefgebied te vergroten om populaties te verduurzamen. Fase 3 omvat grootschaligere herstelmaatregelen op lange termijn ter vergroting van het Grote modderkruiperleefgebied. De maatregelen betreffen maatwerk en spelen in op speciUieke kansen aUhankelijk van het gebied. Het spreekt voor zich dat niet alleen de Grote modderkruiper van bovengenoemde herstelmaatregelen proUiteert, ook tal van andere kritische en bedreigde Ulora- en faunasoorten zullen hier baat bij hebben. Duurzaamheid en mogelijk kweekprogramma Op grond van een uitgevoerde duurzaamheidsanalyse lijkt aannemelijk dat de Grote modderkruiperpopulaties in de Bosbeek (Herkenbosch), Maasnielderbeek, Kievitsbeek en Broekhuizer molenbeek zodanig klein zijn dat ze niet meer duurzaam zijn en op (korte) termijn kunnen verdwijnen. Van de overige populaties is het maar de vraag of ze van voldoende grootte zijn om als genetisch levensvatbaar te kunnen worden aangemerkt, mogelijk is de genetische basis hier ook te klein. Naast habitatverbeterende maatregelen dient er daarom mogelijk actief en op korte termijn te worden ingegrepen in de resterende populatiegrootte. Aanbevolen wordt om tenminste voor de locaties Bosbeek (Herkenbosch), Maasnielderbeek, Kievitsbeek en Broekhuizer molenbeek, parallel aan fase 1, te starten met de kweek van Grote modderkruipers om uitsterven van de soort op genoemde locaties te voorkomen. Voor de locaties TurUkoelen en Postbeek (Herkenbosch), het Landgoed Hoosden en de Uffelse beek is het ook raadzaam om de genetische diversiteit te verhogen door middel van kleinschaligere uitzettingen van dieren aUkomstig uit een kweekgroep. Parallel aan fase 1 kunnen de laatstgenoemde populaties snel worden vergroot door Grote modderkruipers onder gecontroleerde omstandigheden te laten reproduceren en terug te zetten in het oorsprongsgebied (repopulatie). Evaluatie van de drie-fasenbenadering en het actief bijplaatsen is een belangrijk onderdeel van het herstel. De evaluatie is tweeledig en behelst monitoring van de populaties en de habitatkwaliteit. Dit is belangrijk om de effectiviteit van de maatregelen te bepalen en waar nodig bijsturing te geven.
... Het feit dat Aziatische modderkruipers erg dynamische soorten blijken te zijn, die zich kunnen aanpassen aan een breed spectrum van omgevingscondities, erg flexibel zijn in hun dieet en een hoog reproductief potentieel hebben (Koetsier & Urquhart 2012), maakt dat deze soorten alle kenmerken hebben om in onze contreien invasief te worden. In Nederland bleek inderdaad dat de Noord-Aziatische modderkruiper sinds de eerste waarnemingen in 2012 aan een gestage opmars bezig is in de vallei van de Tungelroyse beek, waar hij zich over een periode van vier jaar reeds twaalf kilometer stroomafwaarts en een kilometer stroomopwaarts heeft uitgebreid (Binnendijk et al. 2017). Onze bevindingen tonen aan dat zijn areaal ondertussen al veel sterker is toegenomen en de soort reeds een heel eind in Vlaanderen is opgeschoven. ...
Article
Full-text available
Oriental Weather Loaches are invasive fish species preferring lentic waterbodies, such as backwaters, streams, swamps and periodically flooded pools and meadows. There are seven species described within this genus Misgurnus and several of them are increasingly spreading as invasive species across the globe. In 2019 a first observation of an Oriental Weather Loach was documented in a pond near Bocholt (Flanders), close to the Dutch border. In the Netherlands it was known that Oriental Weather Loach already occurred near the Belgian border in the Tungelroyse beek since 2012. However, besides this single observation in Flanders, it was expected that the species had not further invaded Belgium until then. A recent broad scale eDNA screening in that region carried out at 50 locations in 2019 and 2020 unfortunately revealed that the species already colonized a large number of streams, ditches and ponds over relative large distances (> 10 km) from the Dutch border. Barcoding additionally revealed that this new species is Misgurnus bipartitus instead of M. anguillicaudatus as it was previously incorrectly identified and thought to be. At seven locations the species co-occurred with the native and Habitat directive species M. fossilis, which poses serious concerns regarding the problem of hybridization. The obtained results are discussed in this article and again confirm that eDNA monitoring is a valid addition to traditional monitoring methods to detect and monitor both invasive and rare freshwater fishes.
... Op basis van eDNA-metabarcodingonderzoek kunnen ook hybriden worden aangetoond (de tot dusver in Nederland aangetroffen vorm heeft mitochondriaal DNA van C. elongatoides). C. tanaitica en C. elongatoides komen in pure vorm in Nederland niet voor en worden hier ook niet verwacht (op basis van hun huidige verspreiding), zodat ze niet op deze namenlijst opgenomen zijn.Sinds 2012 is de aanwezigheid van Misgurnus anguillicaudatus in Nederland bekend(Binnendijk et al., 2017). Voor Vlaanderen is er slechts één waarneming bekend uit 2006, in een sloot die in verbinding staat met het Donkmeer (Oost-Vlaanderen) (Jan Maertens, persoonlijke mededeling). ...
Technical Report
Full-text available
In dit achtergronddocument wordt ingegaan op deze veranderingen en worden de veranderingen in de namenlijst van de Nederlandse en Vlaamse zoetwatervissen beargumenteerd. We beogen hiermee eenduidigheid te scheppen in het naamgebruik voor de zoetwatervissen die in Nederland en Vlaanderen voorkomen.
Thesis
Full-text available
Introductions of organisms outside their natural range are increasingly taking place due to the increasing globalisation of human activities. The establishment of invasive alien species can have far-reaching adverse ecological and socio-economic consequences with high societal costs (Chapter 1). Not every introduced (alien) species is invasive. This thesis comprises five studies that analyse the risks of recently introduced alien species in Dutch freshwater ecosystems. Based on these studies, appropriate management measures for high-risk species can be applied. Ecological impact studies of alien species require sound information on the reference situation of ecosystems. Monitoring in the period 2005-2015 showed a population increase of the native Rhine sculpin (Cottus rhenanus) in the River Geul catchment, coinciding with a water quality improvement (Chapter 2). The recent emergence of the invasive round goby (Neogobius melanostomus) poses a threat to the sustainable conservation of Rhine sculpin populations. Dispersal barriers (weirs) can prevent or delay the upstream spread of round gobies. The abundance of the invasive topmouth gudgeon (Pseudorasbora parva), an asymptomatic carrier of the parasite Sphaerothecum destruens, correlates negatively with that of sunbleak (Leucaspius delineatus), ninespine stickleback (Pungitius pungitius) and three fish biodiversity indices (Chapter 3). The ongoing invasion of the topmouth gudgeon and its parasite poses a threat to native fish communities. Using stable isotopes (nitrogen, carbon), the dietary overlap between two alien (Asian weather loach Misgurnus bipartitus, western tubenose goby Proterorhinus semilunaris) and three native (stone loach Barbatula barbatula, spined loach Cobitis taenia, gudgeon Gobio gobio) benthic fish species was investigated (Chapter 4). The invaders show a high plasticity of their resource use, indicating niche differentiation and coexistence with the native species. Risk assessments of nine alien crayfish species show that all North American species pose a high risk of adverse impacts to biodiversity, water security and ecological status of water bodies due to their burrowing and feeding behaviour (Chapter 5). Eradication of crayfish populations is unfeasible. Feasible strategies for population control or the mitigation of adverse impacts combine measures that increase ecosystem robustness and resilience with crayfish trapping by professional fishermen, water authorities and trained volunteers. The invasive crayfish species with the highest risk score concerns the red swamp crayfish (Procambarus clarkii). The number of burrows of this species was significantly less in natural banks compared to non-natural and semi-natural banks (Chapter 6). The construction of more natural banks may significantly reduce adverse impacts caused by burrowing activities. An inclination experiment mimicking terrestrial dispersal barriers showed that overland movement reduces at inclinations from 20°, and on sand and grass substrates. Sophisticated design of embankments along watercourses can help reduce colonisation of nearby water bodies with high nature values.
ResearchGate has not been able to resolve any references for this publication.