BookPDF Available

Ponsaers, P. (2017). Jihadi’s in België - De route naar Zaventem en Maalbeek, Antwerpen/Apeldoorn: Maklu, pp. 252.

Authors:

Figures

No caption available
… 
Content may be subject to copyright.
Waarom België niet in oorlog is
Jan Walraven | 7 september 2017 | Apache
“De bommen die op de luchthaven van Zaventem en in het metrostation Maalbeek ontploften,
zijn niet uit de lucht komen vallen.” Met zijn boek ‘Jihadi’s in België’ voorziet emeritus
hoogleraar criminologie Paul Ponsaers de recente terreur van historische context. Uit het
patchwork aan informatie dat ons via de media bereikt, destilleert hij een historisch overzicht
dat de huidige generaties jihadi’s linkt aan de vergeten “veteranen van de terreurscène”.
“In het mobieltje van Hasna Ait Boulahcen (de nicht van Abdelhamid Abaaoud – JW) vinden
de politiemensen een foto. Op de foto staat naast Abdelhamid Abaaoud lachend Farid
Melouk. Het lijkt er fel op dat de foto genomen is in Syrië, waar hij een trainingskamp heeft
opgericht voor het gebruik van wapens.”
Met deze cruciale passage maakt Paul Ponsaers de centrale these van zijn boek ‘Jihadi’s in
België’ in één keer duidelijk. Melouk die Abaaoud ontmoet in het kalifaat, dat is een lid
van het Algerijnse GIA-netwerk dat in 1995 een moorddadige reeks van aanslagen pleegde in
Frankrijk die de coördinator van de terroristische aanslagen in Parijs van november 2015
ontmoet. Melouk werd bovendien door de inlichtingendiensten gespot aan de zijde van onder
meer Chérif Kouachi, die samen met zijn broer Saïd de aanslag op Charlie Hebdo zal plegen.
Twee generaties jihadi’s die vlot in elkaar overvloeien, voor Ponsaers bewijs dat de huidige
generatie meer dan schatplichtig is aan hun voorgangers.
Abdelhamid Abaaoud, de coördinator van de aanslagen op de luchthaven van Zaventem, ontmoette in Syrië een lid van het
Algerijnse GIA-netwerk dat in de jaren negentig een reeks aanslagen in Frankrijk pleegde. (Foto: Belga (c) Yorick Jansens)
“De bommen die op Zaventem luchthaven en in het metrostation Maalbeek ontploften, zijn
niet uit de lucht komen vallen. Zij vormen het culminatiepunt van een lange voorgeschiedenis.
Die voorgeschiedenis gaat tot ver terug in de tijd, minstens tot begin 90-er jaren”, schrijft
Ponsaers aan het eind van zijn boek, nadat hij gedurende tweehonderd pagina’s het doen en
laten, komen en gaan heeft beschreven van de eerste en tweede generatie jihadi’s die op één
of andere manier met België verbonden zijn.
Algerije
Ponsaers, ex-journalist van De Morgen en emeritus hoogleraar criminologie (UGent) volgt al
jaren de politiediensten in België en Europa op de voet. Voor zijn gedetailleerde who’s who
van het Belgische jihadimilieu gaat hij terug tot het ontstaan van Al Qaida in Afghanistan en
de voortschrijdende radicalisering van de Algerijnse kwestie.
De neergang van de Algerijnse onafhankelijkheidsbeweging FIS (Front Islamique du Salut)
en de opkomst van de eveneens Algerijnse terreurorganisatie GIA (Groupe Islamique Armé)
zal uiteindelijk een cruciale rol spelen. Het is via het GIA-netwerk dat de jihadi’s in ons land
neerstrijken en hun gedachtegoed beginnen te verspreiden.
Zo is er bijvoorbeeld de Algerijn Djamel Beghal, een prominent lid van de GIA, die veel reist
tussen Duitsland, België, Nederland en Spanje. Hij is de man die Nizar Trabelsi overtuigt om
naar Afghanistan te gaan en die geboekstaafd staat als de ‘goeroe’ van Chérif Kouachi en
Amedy Coulibaly. Coulibaly is de man die twee dagen na Charlie Hebdo de aanslag pleegde
op de Parijse joodse supermarkt in 2015 en de wapens daarvoor via contacten in België kocht.
Historische continuïteit
Het is Ponsaers net te doen om deze opvallende historische continuïteit tussen generaties van
jihadi’s. Die gaat ons al te vaak verloren. Onze kijk op het internationaal terrorisme wordt in
grote mate bepaald door wat we via de filter van nieuwsmedia voorgeschoteld krijgen.
Individuele feiten volgen elkaar in sneltempo op, waarbij enig panoramisch overzicht op het
geheel van individuen, netwerken en groeperingen ons ten langen leste ontgaat.
De historische verbanden ontglippen ons, waardoor we, ondanks de decennialange
aanwezigheid van terroristische netwerken op ons grondgebied, nog steeds verbaasd waren
toen ons kleine land getroffen werd door jihadistische terreur. Evenwel, schrijft Ponsaers, is er
met een beter begrip van deze historische continuïteit kans om gedrag voorspelbaar te maken
en wordt het mogelijk om erop te anticiperen.
Nochtans zijn intussen lang vergeten figuren als Beghal en Melouk van cruciaal belang,
meent Ponsaers. “Het zijn als het ware personen die het ‘klappen van de zweep’ kennen en
daarom ook als identificatiepersonen fungeren. Het gaat om de ‘veteranen van de
terreurscène’, de ‘helden’. Het zijn zij die de dragers zijn van de technische kennis en ervaring
die wordt doorgegeven”, schrijft Ponsaers.
Inner circle
Het doorgeven van die kennis en ervaring gebeurt in wat hij “differentiële associaties” noemt.
Ponsaers bouwt daarmee verder op de theorie van socioloog Edwin Sutherland, die met zijn
theorie alle vormen van criminaliteit wil verklaren. Het komt erop neer dat iemand crimineel
gedrag wordt aangeleerd binnen deze ‘differentiële associatie’, de nabije sociale omgeving en
intieme persoonlijke groepen. Criminaliteit wordt aangeleerd in interactie met andere
personen.
Binnen die groepen wordt niet enkel de zeer praktische kennis het maken van explosieven
aangeleerd, maar evengoed de theorieën en denkkaders die als motivering en verantwoording
voor het plegen van terroristische daden dient.
Naast het belang van een aantal centrale identificatiefiguren benadrukt Ponsaers ook dat van
de rekruteringscirkels waarbinnen ze opereren. Sharia4Belgium is daar natuurlijk het
bekendste voorbeeld van. “Jihadi’s, zelfs zogenaamde lone wolves, handelen niet alleen”,
schrijft Ponsaers.
Die inner circle bestaat niet toevallig uit mensen uit de directe sociale omgeving. De broers
Kouachi, de broers Abdeslam, of Abaaoud die zich schuilhoudt bij een nicht, die familiale
banden zijn geen toeval. Het verklaart ook waarom het Franse stadje Trappes, waar 60 tot 80
van de 30.000 inwoners afreisden naar Syrië om IS te vervoegen, vandaag het bastion van het
Franse Jihadisme genoemd wordt.
Ponsaers maakt de vergelijking met de Italiaanse maffia. Daar steunt men evenzeer in
belangrijke mate op familiale banden. “Men gaat er impliciet van uit dat men elkaar kan
vertrouwen, dat niemand zijn mond voorbij praat buiten het referentiesysteem, dat er
voldoende know-how aanwezig is binnen datzelfde systeem.”
Zaoui
In zijn chronologische oplijsting springt Ponsaers van de ene terrorist naar de volgende
terreurcel en een al dan niet geslaagde aanslag. Met ons land als rode draad, op zoek naar
verbanden tussen België en het internationaal terrorisme. Niet alleen de jihadi’s met de
Belgische nationaliteit passeren dus de revue, ook eerder aangehaalde buitenlandse
sleutelfiguren of tijdelijke passanten worden door Ponsaers gecatalogeerd.
Er passeert een rist namen waarvan de ene al langer blijft plakken dan de ander. Het maakt het
lezen er niet makkelijker op, maar uiteindelijk komen verbanden bovendrijven, kunnen
netwerken ontwaard worden, waarbij een aantal ringleaders meer dan eens terugkomt.
Melouk en Beghal zijn er slechts twee van.
Er is ook Ahmed Zaoui, een Algerijnse vertegenwoordiger van het FIS die zich in 1993 in
België vestigt en hier in contact komt met Tarek Maaroufi, een Belgische imam van
Tunesische origine. Maaroufi, lid van het Islamitisch Tunesisch Front (ITF), de gewapende
arm van het verzet tegen het Tunesisch presidentieel regime, wordt ervan verdacht een tijd te
hebben doorgebracht in een opleidingskamp in Afghanistan.
Na een huiszoeking wordt duidelijk dat Zaoui in contact staat met belangrijke leden van het
GIA. Op 1 maart 1994 komt de Belgische politie in actie en arresteert een dozijn
vermeende GIA-leden, ondermeer Ahmed Zaoui en Tarek Maaroufi. Zware wapens, munitie
en valse papieren worden in beslag genomen. Het netwerk heeft banden met de brede diaspora
van Afghaanse veteranen.
Zaoui zal uiteindelijk worden vrijgesproken, wegens onvoldoende harde bewijzen. Maaroufi
krijgt wel een straf, voor illegale wapenhandel.
Later zal blijken dat het netwerk van Ahmed Zaoui wellicht onderschat werd door de
Belgische veiligheidsdiensten. Zo stond het netwerk in contact met GIA-leden die in 1995 een
reeks van dodelijke aanslagen zullen plegen in Parijs. Het is hier, in België, bij Ahmed Zaoui,
dat de aanslagencampagne van 1995 wordt beraamd en voorbereid.
De moord op Massoud
Maaroufi was op zijn beurt betrokken bij de moordaanslag op commandant Ahmed Chah
Massoud, twee dagen voor 9/11. Massoud was een van de leiders van de Afghaanse
Noordelijke Alliantie die strijd voerde tegen de taliban. Het was Maaroufi die de uiteindelijke
moordenaars van valse papieren voorzag.
De moordenaars, die bij de aanslag zelf het leven lieten, deden zich voor als Belgische
journalisten en geraakten zo tot bij Massoud, waarop ze één of meerdere bommen lieten
afgaan. Met de moord op Massoud, de belangrijkste tegenstander van de taliban, verzekerden
Al Qaida en Osama Bin Laden zich twee dagen voor 9/11 van de steun van de taliban.
De moord op Massoud is voor Ponsaers een illustratie van het cynisme en opportunisme van
de leiding van terreurgroeperingen als Al Qaida of IS. Het geopolitieke keerpunt dat de moord
op Massoud betekende, maakt voor Ponsaers duidelijk dat “in Afghanistan, later in Irak en
Syrië, strategieën worden uitgezet, die tot uitvoering worden gebracht door Europese
rekruten, die wellicht zelden de volledige draagwijdte van hun acties begrepen.”
Die leiders maakten en maken nog steeds gebruik van geradicaliseerde en geïndoctrineerde
jonge rekruten. Ponsaers bestempelt die jongeren als handpoppen die misbruikt en opgeofferd
worden voor doeleinden waarvan ze nauwelijks enig benul hebben.
Brutale criminaliteit
Ponsaers wil niet weten van de oorlogsretoriek die momenteel
in België en Europa weerklinkt. Natuurlijk speelt het militaire
op het terrein in Syrië, Irak en elders een rol, maar de
terreurcampagne die IS voert tegen het Westen weigert
Ponsaers als oorlog te erkennen. “Het gaat niet om oorlog in
ons land, het gaat om brutale criminaliteit, niets meer of
minder”, schrijft hij.
“Het definiëren van terreur op Belgisch territorium als oorlog
komt erop neer dat de Belgische staat de definitie van de
terroristen overneemt, waarbij deze laatsten, als niet-statelijke
actoren, de oorlog verklaard hebben aan eenieder die tegen hun
aspiraties op het vestigen van een allesomvattende Islamitische
Staat ingaat.”
Het boek “Jihadi’s in België. De route naar Zaventem en Maalbeek” (252 blz., ISBN:
9789046608937) is verschenen bij Uitgeverij Maklu.
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
ResearchGate has not been able to resolve any references for this publication.