Content uploaded by Paul Ponsaers
Author content
All content in this area was uploaded by Paul Ponsaers on Aug 07, 2022
Content may be subject to copyright.
Content uploaded by Paul Ponsaers
Author content
All content in this area was uploaded by Paul Ponsaers on Aug 30, 2017
Content may be subject to copyright.
Hoofdstuk V
De bijzondere inspectiediensten
Paul Ponsaers, Gudrun Vande Walle en Evelien De
Pauw
1
1. Inleiding . . . ............................... 5
2. De B.I.D.’s en hun rol in de realisatie van het nationaal
veiligheidsplan 2008-2011: enkele voorbeelden . . ..... 8
2.1. Mensenhandel en mensensmokkel . . . . . . ......... 8
2.2. Zware georganiseerde criminaliteit . . . . . . ......... 10
3. Specifieke kenmerken van de B.I.D.’s: enkele recente
ontwikkelingen. . . ........................... 11
3.1. Het systeem van autocontrole . . ................ 12
3.2. Vereniging van inspectiediensten ................ 14
3.3. De verzelfstandiging van de B.I.D.’s . . . . ......... 15
4. De Milieu-inspectie . . . . . . .................... 16
4.1. Een korte situering van de milieu-inspectie ......... 16
4.2. Het wettelijk kader . . . . . . .................... 17
4.2.1. Europese akten . . ........................... 17
4.2.2. Vlaamse decreten. ........................... 18
1. Paul Ponsaers is hoogleraar criminologie en rechtssociologie aan de
U.Gent, waar hij deel uitmaakt van de onderzoeksgroep ‘Sociale veilig-
heidsanalyse’. Gudrun Vande Walle is deeltijds doctor-assistente aan de
U.Gent in de domeinen criminologie en rechtssociologie; ze is deeltijds
onderzoekster bij de voormelde onderzoeksgroep. Evelien De Pauw was
lid van de voornoemde onderzoeksgroep. Thans maakt ze deel uit van het
expertisecentrum ‘Maatschappeleijke veiligheid’ van de katholieke hoge-
school Zuid-West-Vlaanderen (K.A.T.H.O. – departement I.P.S.O.C.).
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 209, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 1
De bijzondere inspectiediensten
4.2.3. Formele wetten en koninklijke besluiten. . ......... 18
4.2.4. Samenwerkingsakkoorden . .................... 19
4.3. De taken en afhandelingsmogelijkheden van de milieu-
inspectie . . . ............................... 19
4.4. De organisatie en de structuur van de milieu-inspectie 21
4.5. Het milieuhandhavingsdecreet: nieuwe taken en nieu-
we bevoegdheden voor de milieu-inspectie ......... 23
4.5.1. Een korte situering . . . . . . .................... 23
4.5.2. Nieuwe bevoegdheden . . . . .................... 24
4.5.3. Nieuwe controle- en sanctiemechanismen. ......... 24
4.5.4. Het opleggen van veiligheidsmaatregelen . ......... 26
4.6. Het nationaal veiligheidsplan 2008-2011 en de rol van
de milieu-inspectie ter zake .................... 27
5. De administratie der Douane en Accijnzen
2
......... 28
5.1. Organisatie van de administratie der douane en ac-
cijnzen . . . . ............................... 28
5.2. De taken van de administratie der douane en accijnzen 29
5.3. Namaak en de administratie der douane en accijnzen . 31
5.3.1. De Wet van 15mei 2007. . . .................... 33
5.3.2. Risicoanalyse . . . ........................... 35
5.3.3. Samenwerking in de strijd tegen namaak . ......... 36
5.4. Het nationaal veiligheidsplan 2008-2011 en de rol van
de administratie der douane en accijnzen ter zake. . . . 37
6. De Bijzondere Belastinginspectie (B.B.I.). . ......... 37
6.1. Een korte situering . . . . . . .................... 37
6.2. De oprichting van de B.B.I. .................... 38
6.3. De regularisatie van de bevoegdheidsproblemen ..... 39
6.4. De verhouding met het parket . . ................ 40
6.5. Een intense samenwerking tussen het parket, de B.B.I.
en de reguliere politie . . . . .................... 43
6.6. Het ‘Charter van de belastingplichtige’. . . ......... 45
6.7. Het bijstellen van de wetgeving: uitzonderingen op de
principes uit het ‘Charter van de belastingplichtige’ . . 48
6.7.1. Bij de parketten gedetacheerde ambtenaren . . . ..... 49
6.7.2. Bij de reguliere politie gedetacheerde ambtenaren. . . . 51
6.8. Een verduidelijking van de samenwerking in de recht-
spraak. . . . . ............................... 53
6.9. Nieuwe samenwerkingsakkoorden . . . . . . ......... 54
6.10. Wat blijft uiteindelijk over van het ‘charter van be-
lastingplichtige’? . ........................... 56
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 2 Afl. 88, 210, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
6.11. Het verstrekken van gegevens door de fiscus aan het
gerecht . . . . ............................... 57
6.12. Het verstrekken van gegevens door het gerecht aan de
fiscus. . . . . . ............................... 58
6.13. Het nationaal veiligheidsplan 2004-2007 en de rol van
de B.B.I. ter zake. ........................... 59
7. Tot besluit: de rol van de B.I.D.’s in de realisatie van het
nationaal veiligheidsplan . . . .................... 61
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 211, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 3
De bijzondere inspectiediensten
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 4 Afl. 88, 212, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
Hoofdstuk V
De bijzondere inspectiediensten
1. Inleiding
Veiligheid wordt vandaag niet meer uitsluitend geassocieerd met cri-
minaliteit; ze wordt thans gezien in relatie tot alles wat de kwaliteit van
het leven kan aantasten. Dat betekent ook dat niet alleen de reguliere
politie instaat voor de veiligheid sensu lato: een hele resem aan orga-
nisaties kan namelijk bijdragen tot de vrijwaring en de bevordering van
de levenskwaliteit en dus ook tot het veiligheidsgevoel van de burger.
We kunnen hierbij onder andere denken aan het Federaal Agentschap
voor de Veiligheid van de Voedselketen (F.A.V.V.), het Federaal
Agentschap voor Nucleaire Controle of de Sociale Inspectie. Men
kan immers stellen dat de kwaliteit van de voeding, van het leefmilieu
en van de arbeidsomstandigheden vandaag een doorslaggevende in-
vloed op ons veiligheidsgevoel hebben. De kadernota ‘Integrale Veilig-
heid’ van 30 maart 2004 heeft passend geantwoord op die bredere
invulling die de notie ‘veiligheid’ thans kent.
Het nationaal veiligheidsplan 2008-2011 dat als rode draad door dit
boek fungeert,
2
is in tegenstelling tot de voormelde nota een be-
leidsdocument dat het algemeen politiebeleid inhoud moet geven:
het aspect ‘veiligheid’ is in dit beleidsplan beperkt tot de bevoegd-
heden van de reguliere politie. Toch geeft het document op een
aantal punten ook het belang van een integrale aanpak van de
veiligheidsproblematiek weer, onder andere door een samenwerking
met de bijzondere inspectiediensten (B.I.D.’s). Deze laatste zijn te
omschrijven als ‘‘diensten die verbonden zijn aan diverse departemen-
ten en die toezicht uitoefenen op de naleving van de bijzondere straf-
2. Zie de algemene inleiding op dit boek.
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 5, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 5
De bijzondere inspectiediensten
wetten m.b.t. domeinen als leefmilieu, volksgezondheid, landbouw,
economische aangelegenheden, arbeid en tewerkstelling e.d.m.’’
3
In dit hoofdstuk willen we aantonen dat een integrale aanpak van
bepaalde prioriteiten, vooropgesteld in het nationaal veiligheids-
plan 2008-2011, noodzakelijk is en dat de B.I.D.’s daarbij een be-
langrijke rol te spelen hebben. Dit hoofdstuk is in zekere mate
anders opgebouwd dan de overige hoofdstukken in dit boek. Dit
vloeit voort uit het enorme aantal B.I.D.’s in Belgie
¨– het Vast
Comite
´P telde er begin 2007 al meer dan 100 – die qua taken en
bevoegdheden zeer divers zijn.
In een eerste punt duiden we aan de hand van enkele prioriteiten uit
het nationaal veiligheidsplan 2008-2011 aan hoe de B.I.D.’s bij de
uitvoering ervan een rol kunnen spelen. Aan de hand van enkele
voorbeelden wordt het duidelijk waarom het van belang is dat, naar
samenwerking toe, de reguliere politie de wereld van de B.I.D.’s
goed kent en vice versa.
Bij de uitwerking van dit eerste punt komen vanzelfsprekend niet alle
B.I.D.’s aan bod. Voor wie een goed beeld wil van alle B.I.D.’s ver-
wijzen we graag naar enerzijds het boek Wegwijzer bijzondere inspec-
tiediensten, samengesteld door De Keulenaer, Van Altert en Ponsaers.
Deze wegwijzer werd opgesteld naar aanleiding van het onderzoek
Bijzondere inspectiediensten: empirisch onderzoek naar hun verbalise-
ringsgedrag dat door de U.Gent uitgevoerd werd in opdracht van de
diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegen-
heden.
4
Anderzijds kan men ter zake de nuttige informatie putten uit
vier cahiers van het Vast Comite
´P, waarin de bevoegdheden van alle
gekende B.I.D.’s van federaal, gemeenschaps- en gewestniveau in
kaart gebracht worden.
5
Dat het Vast Comite
´P tot dit initiatief over
3. P. DE BAETS, S. DE KEULENAER en P. PONSAERS, ‘Voorwoord’
in P. DE BAETS, S. DE KEULENAER en P. PONSAERS (ed.), Het
Belgische inspectiewezen. De niet ingeloste belofte, Antwerpen, Maklu,
2003, (11), 11.
4. S. DE KEULENAER, K. VAN ALTERT en P. PONSAERS, Weg-
wijzer bijzondere inspectiediensten, Antwerpen, Maklu, 2003, 175p.
5. Voor de referenties, zie punt 4. van de Selectieve bibliografie en punt 3.
van de Adreswijzer.
prioriteiten uit het
nationaal veiligheidsplan
2008-2011 duiden aan hoe
de B.I.D.’s bij de uitvoering
een rol kunnen spelen
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 6 Afl. 88, 6, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
ging is niet verwonderlijk, nu deze instantie – naast andere
6
– toe-
zichtsbevoegd is inzake de B.I.D.’s.
7
Ten tweede belichten we op algemene wijze de vernieuwingen die
geleidelijk aan doorgevoerd worden bij de B.I.D.’s en die van
invloed zijn op hun werking. Bij samenwerking zal de reguliere
politie rekening moeten houden met deze veranderingen.
En ten derde gaan we in dit hoofdstuk dieper in op drie B.I.D.’s: de
Milieu-inspectie, de Administratie der Douane en Accijnzen en de
Bijzondere Belastinginspectie (de B.B.I.). Van de Milieu-inspectie
zetten we – naast het wettelijk kader – de bevoegdheden en taken
uiteen. Specifieke aandacht gaat hierbij uit naar het milieuhandha-
vingsdecreet, een nieuwe regulering die, zodra ze in werking treedt
een bevoegdheidsuitbreiding van de Milieu-inspectie zal zijn. Een en
ander symboliseert de verzelfstandiging van de inspectiediensten.
De Administratie der Douane en Accijnzen is een belangrijke part-
ner geworden in de strijd tegen de internationale zware criminaliteit.
Aan de hand van een voorbeeld, meer bepaald de plaats van deze
Administratie in de strijd tegen namaakhandel, illustreren we het
nut van deze B.I.D. voor de veiligheid. Wat de B.B.I. betreft,
belichten we haar ontwikkeling en haar beleid inzake de strijd tegen
fiscale fraude van bij haar oprichting in 1979 tot vandaag. Hierbij
wordt de aandacht voornamelijk toegespitst op de invoering van het
‘Charter van de belastingplichtige’ van 1987 en de implicaties hier-
van op het bestrijdingsbeleid inzake fiscale fraude.
De beknopte voorstelling van deze drie B.I.D.’s – exemplarisch
gekozen – illustreert treffend dat de B.I.D.’s een essentie
¨le rol
kunnen spelen in de realisatie van het nationaal veiligheidsplan
2008-2011 in het bijzonder en van nationale veiligheidsplannen in
het algemeen, en dat een onderlinge kennis tussen onder meer de
reguliere politie en de B.I.D.’s gewenst is.
6. Onder andere georganiseerd in de overheid waarbinnen de betrokken
B.I.D. kadert.
7. Zie over de toezichtsbevoegdheid van het Vast Comite
´P punt 6.6. van
hoofdstuk II.
vernieuwingen
bij de B.I.D.’s
drie B.I.D.’s: de Milieu-
inspectie, de Administratie
der Douane en Accijnzen en
de Bijzondere
Belastinginspectie (B.B.I.)
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 7, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 7
De bijzondere inspectiediensten
2. De B.I.D.’s en hun rol in de realisatie van het
nationaal veiligheidsplan 2008-2011: enkele
voorbeelden
De titel ‘Prioritaire criminele fenomenen en andere belangrijke
veiligheidsproblemen’ van het nationaal veiligheidsplan 2008-2011
bevat prioriteiten waarvoor de reguliere politie en de B.I.D.’s ge-
noodzaakt zijn om samen te werken, opdat efficie
¨nt opgetreden kan
worden. Het is opvallend dat binnen deze prioriteiten, in het bij-
zonder mensenhandel en mensensmokkel en – globaal geformuleerd
– zware georganiseerde criminaliteit, al een aantal samenwerkings-
vormen opgezet is.
2.1. MENSENHANDEL EN MENSENSMOKKEL
Een van de strategische doelstellingen van het nationaal veiligheids-
plan 2008-2011 is een betere beheersing en, zo mogelijk, het terug-
dringen van de mensenhandel en mensensmokkel. Aangezien deze
criminaliteitsfenomenen ontzettend moeilijk te detecteren zijn bin-
nen de gewone politieactiviteiten, kan de reguliere politie hiervoor
een beroep doen op een aantal B.I.D.’s. We verduidelijken een en
ander.
Illegale immigratie kan met zich meebrengen dat de betrokkenen op
de arbeidsmarkt uitgebuit worden, zonder dat men beschikt over de
juridische mogelijkheid om hier iets tegen te doen. De Arbeids-
inspectie – het geheel van diensten dat belast is met het toezicht
op de naleving van de arbeidswetgeving, met het oog op de bescher-
ming van de werknemers ten aanzien van de sociale, technische en
medische arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden – van de F.O.D.
Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg speelt een belangrijke
rol in het opsporen en bestrijden van uitbuitingssituaties zoals hier-
boven bedoeld.
8
Indirect geeft samenwerking met de Arbeidsinspec-
tie politie en Justitie mogelijkheden om mensenhandel, mensen-
smokkel en illegale immigratie op te sporen.
8. Wet 16 november 1972 betreffende de Arbeidsinspectie, B.S. 8 decem-
ber 1972. Zie ook: P. DE BAETS, ‘De Belgische Arbeidsinspectie op de
drempel van de eenentwintigste eeuw’, Panopticon, 2001, (141), 142.
de reguliere politie kan een
beroep doen op een aantal
B.I.D.’s
Arbeidsinspectie
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 8 Afl. 88, 8, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
De F.O.D. Werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg heeft een
aantal initiatieven genomen om doeltreffend de strijd tegen illegale
arbeid en de sociale fraude aan te gaan.
Zo werd in partnerschapscommissie een sectoraal beleid uitgewerkt,
waarbij onder andere samenwerkingsovereenkomsten gesloten wor-
den met de vertegenwoordigers van bepaalde sectoren. Meer be-
paald zijn er reeds samenwerkingsakkoorden tot stand gekomen
met de bouwsector, de schoonmaaksector, de sector personenver-
voer en met de bewakingssector.
In 1995 werden de Inspectie van de Sociale Wetten en de Sociale
Inspectie op basis van een nieuwe strafwet ingeschakeld in de be-
strijding van de mensenhandel.
9
In 2001 werd een samenwerkingsprotocol gesloten tussen het Toe-
zicht op de Sociale Wetten en de Sociale Inspectie, specifiek om de
strijd tegen de mensenhandel verder op te voeren. In alle gerechte-
lijke arrondissementen werden en worden gestructureerde en ge-
coo
¨rdineerde controleacties op touw gezet in een aantal – in de
geschetste context – risicosectoren, zoals exotische restaurants,
land- en tuinbouw, schoonmaak, renovatie, prostitutie, ...
Tevens werd een aantal initiatieven genomen om de samenwerking
met de politiediensten, met de diensten voor slachtofferopvang en
met de gerechtelijke arrondissementen te optimaliseren.
10
Zo heb-
ben de sociale inspectiediensten en de diensten van toezicht van de
sociale wetten samen met een aantal politionele, bestuurlijke en
gerechtelijke diensten de Interdepartementale Coo
¨rdinatiecel ter
bestrijding van de mensensmokkel en de mensenhandel opgericht.
In deze Cel zijn naast de Sociale Inspectie en de Arbeidsinspectie
vertegenwoordigd: referentiemagistraten mensenhandel, het fede-
raal parket, het College van procureurs-generaal, de Dienst straf-
rechtelijk beleid, gespecialiseerde politiemensen bij de federale po-
litie, de F.O.D. Buitenlandse Zaken, de Dienst Vreemdelingenzaken
en het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding.
Aangezien de Cel slechts enkele keren per jaar samenkomt, werd er
9. P. DE BAETS, ‘Functiediversiteit in arbeidsinspectie’ in P. DE
BAETS, S. DE KEULENAER en P. PONSAERS (ed.), Het Belgisch
inspectiewezen. De niet-ingeloste belofte, Antwerpen, Maklu, 2003, 68-
71.
10. Zie ter zake: Wet 3 mei 2003 houdende oprichting van de Federale
Raad voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, het
Federale Coo
¨rdinatiecomite
´en de Arrondissementscellen, B.S. 10 juni
2003; X., Strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude,http://
meta.fgov.be/pc/pce/pces/nlces16.htm.
sectoraal beleid
samenwerkings-
overeenkomsten
samenwerkingsprotocol
tussen het Toezicht op de
Sociale Wetten en de
Sociale Inspectie
Interdepartementale
Coo
¨rdinatiecel
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 9, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 9
De bijzondere inspectiediensten
daarnaast een bureau opgericht om de continuı
¨teit te garanderen.
Ook de Administratie der Douane en Accijnzen
11
vervult een taak
voor het opsporen van illegale immigratie, maar dat wordt veel
duidelijker in de context van de aanpak van de zware georgani-
seerde criminaliteit.
2.2. ZWARE GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT
De Administratie der Douane en Accijnzen treedt duidelijk op de
voorgrond wanneer de strategische doelstelling ‘zware georgani-
seerde criminaliteit’ in beeld is. Zo is de voormelde administratie
bevoegd voor zware georganiseerde eigendomsdelicten, afvalfraude,
drugshandel, hormonen, wapenzwendel, namaakhandel en pirate-
rij.
12
In hun bevoegdheid van officier van gerechtelijke politie heeft
een aantal douanebeambten uitgebreide mogelijkheden om inbreu-
ken op de douanematerie op te sporen. Ze kunnen in dit kader
bijvoorbeeld gebruik maken van de regeling inzake de bijzondere
opsporingsmethoden, sedert 2003 in het wetboek van strafvordering
ingeschreven, en beschikken over de mogelijkheid om ter zake zowel
het onderzoek uit te voeren als de strafvordering in te stellen.
Artikel 281 van de algemene wet douane en accijnzen bepaalt dat
de strafvordering door de administratie enkel uitgeoefend wordt als
het gaat over douanemisdrijven die enkel met een geldboete, met een
verbeurdverklaring of sluiting gestraft werden. Voor douanemis-
drijven die bestraft worden met een hoofdgevangenisstraf, wordt de
voormelde bevoegdheid samen met het openbaar ministerie uitge-
oefend.
13
Deze belangrijke positie van de Administratie der Douane
en Accijnzen wordt in punt 5. van dit hoofdstuk verder geı
¨llustreerd
wat de namaakhandel betreft.
Dank zij zijn bevoegdheid om toezicht te houden op de handel in
verdovende middelen, psychotrope stoffen en hun precursoren heeft
11. De vroegere Administratie D. & A.
12. Zie bijvoorbeeld: Wet 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van
giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen
en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de
illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen,
B.S. 6 maart 1921. Algemene wet 6 juli 1977 inzake douane en accijn-
zen, B.S. 12 augustus 1977.
13. Deze belangrijke positie van de Administratie der Douane en Accijnzen
wordt in punt 5. van dit hoofdstuk verder geı
¨llustreerd wat de namaak-
handel betreft.
Douane en Accijnzen
Administratie der Douane
en Accijnzen
bevoegdheid van officier
van gerechtelijke politie
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 10 Afl. 88, 10, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
de Farmaceutische Inspectiedienst een belangrijke rol te vervullen in
de bestrijding van de illegale drugsmarkt. Verder heeft deze dienst
de bevoegdheid om toezicht te houden op de handel in stoffen met
hormonale, antihormonale, anaboliserende,... werking. Ten slotte is
ze bevoegd tot het opsporen van de sluikhandel in geneesmidde-
len.
14
De Milieu-inspectie heeft samen met O.V.A.M.
15
de bevoegdheid
om inbreuken op de wetgeving inzake afvalstoffen vast te stellen.
Voor de bestrijding van de grote financie
¨le en economische crimi-
naliteit, kan de reguliere politie rekenen op de steun van diensten als
C.D.G.E.F.I.D.
16
en de B.B.I.
17
Het nationaal veiligheidsplan 2008-2011 geeft dus op meerdere
plaatsen aan dat de B.I.D.’s een nuttige rol kunnen spelen in de
realisatie van dit politieplan. In de toekomst, met nieuwe nationale
veiligheidsplannen, zal dit niet anders zijn. Bovenstaande opsom-
ming van B.I.D.’s die een rol te vervullen hebben in het kader van
het nationaal veiligheidsplan 2008-2011 is zeker niet volledig. De
voorbeelden tonen echter aan dat samenwerking tussen de reguliere
politiediensten en de B.I.D.’s, gezien de complexiteit van de betrok-
ken materies, onontbeerlijk is en dat er in de lijn van dit inzicht al
nuttige samenwerkingsovereenkomsten gesloten zijn.
3. Specifieke kenmerken van de B.I.D.’s: enkele
recente ontwikkelingen
In het licht van de samenwerking met de reguliere politiediensten is
het noodzakelijk de specifieke kenmerken van de B.I.D.’s op een rij
te zetten. De manier van werken van de B.I.D.’s hoeven we hier niet
uitgebreid toe te lichten. De bijzondere strafwetten met daarin de
14. Het Directoraat-Generaal Geneesmiddelen is vanaf 1 januari 2007
overgegaan in het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Ge-
zondheidsproducten.
15. De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij.
16. Het betreft hier de centrale dienst voor de bestrijding van de georgani-
seerde economische en financie
¨le delinquentie, ingericht binnen de
schoot van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale
politie.
17. Zie over de B.B.I. punt 5. van dit hoofdstuk.
Farmaceutische
Inspectiedienst
Milieu-inspectie en
O.V.A.M.
C.D.G.E.F.I.D.
en B.B.I.
bijzondere strafwetten met
de opdrachten en
bevoegdheden van de
B.I.D.’s vormen de basis
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 11, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 11
De bijzondere inspectiediensten
opdrachten en bevoegdheden van de B.I.D.’s vormen de basis van
hun werking. Gesteld wordt dat het gaat om een louter functionele
regulering gaan met als doel een aantal zaken uit het maatschap-
pelijk leven, zoals arbeid, milieu, sociale zekerheid, gezondheids-
zorg, het systeem van belastingen enzovoort, te regelen en op die
manier ons samenlevingsmodel te beschermen.
18
Gezien haar regu-
lerend karakter betreft het wetgeving die zich voortdurend aanpast
aan de veranderingen in de samenleving, en die steeds verder uit-
breidt.
Geleidelijk wordt een aantal vernieuwingen doorgevoerd in de we-
reld van de B.I.D.’s: aangezien voor de reguliere politie van belang
is dat ook zij hiervan op de hoogte is, lichten we een en ander nader
toe.
3.1. HET SYSTEEM VAN AUTOCONTROLE
In tegenstelling tot de reguliere politie werken de B.I.D.’s voorna-
melijk proactief en preventief. Onder proactief optreden wordt in de
context van de B.I.D.’s traditioneel verstaan het bezoeken van de
bedrijven, handelszaken enzovoort om de handhaving van de be-
trokken materie na te gaan. Uit de praktijk blijkt dat het voor de
B.I.D.’s onmogelijk is om op regelmatige basis dergelijke bezoeken
uit te voeren. Gezien het grote aantal te controleren eenheden is de
kans voor een bedrijf om gecontroleerd te worden dan ook mini-
maal: er gaat bijgevolg te weinig afschrikkend effect uit van de kans
gecontroleerd te worden. Daarbij komt dat sommige B.I.D.’s on-
derbezet zijn voor de controles. In 2001 bijvoorbeeld meldde de
Farmaceutische Inspectiedienst een voldoende capaciteit voor de
bedrijfsondersteunende functies, zoals het toekennen van vergun-
ningen, maar een gebrek aan capaciteit voor het uitvoeren van
inspecties ter plaatse. Zes jaar later is deze scheefgetrokken situatie
nog steeds niet rechtgezet.
18. Het klassieke onderscheid tussen ‘mala in se’ (de algemene strafwetten)
en ‘mala prohibita’ (de bijzondere strafwetten) is thans niet meer vol-
ledig accuraat, aangezien het gewicht van de hedendaagse maatschap-
pelijke conflicten juist komt te liggen bij inbreuken op de be-
schermingswetten die de bijzondere wetten zijn.
vernieuwingen doorgevoerd
in de wereld van de B.I.D.’s
proactief optreden:
bezoeken van de bedrijven,
handelszaken
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 12 Afl. 88, 12, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
Geleidelijk aan wordt het plaatsbezoek in eerste instantie vervangen
door een systeem van autocontrole met meldingsplicht; pas in
tweede instantie wordt overgegaan tot een bezoek ter plaatse.
Om de autocontrole in de praktijk ook efficie
¨nt te doen werken
heeft de wetgever een aantal randvoorwaarden bepaald. Indien het
gaat over de controle op producten, moeten bedrijven en handelaars
ervoor zorgen dat die producten traceerbaar zijn, tot ze zich bij de
consument bevinden. Wanneer bijvoorbeeld iets misloopt met een
geneesmiddel, is het aan de patie
¨nt om dat te melden aan de arts of
apotheker die de geijkte procedure volgt om het te melden aan het
producerende bedrijf. Deze laatste heeft de plicht de betrokken
inspectiedienst hiervan op de hoogte te brengen.
Die meldingsplicht geldt voor elke exploitant die vaststelt dat - of
die redenen heeft om aan te nemen dat een product schadelijk is
voor mens, plant en dier. Producenten/ distributiecentra verbinden
zich ertoe om onmiddellijk de procedure te starten om de schade-
lijke producten uit de markt te nemen en eventueel de consument te
verwittigen, gebruik makend van de formulieren die – in de sfeer van
de kwaliteit van de voeding bijvoorbeeld op de website van het
F.A.V.V. – ter beschikking gesteld worden. Het toezicht door de
controlerende B.I.D. verschuift in dit geval van een rechtstreekse
controle op de activiteiten naar audits op de autocontrole.
Door deze methode van werken verschuift de verantwoordelijkheid
van de overheid naar de bedrijven zelf. De bedrijven moeten een
systeem uitwerken om de veiligheid van de producten te kunnen
opvolgen. De B.I.D.’s kunnen hierbij wel de nodige knowhow
aanreiken om een degelijk preventiesysteem uit te werken. Wanneer
het bedrijf toch schade toebrengt, zal de verantwoordelijkheid af-
gewogen worden aan de kwaliteit van het autocontrolesysteem.
Bedrijven die geen autocontrolesysteem op touw zetten, dreigen
meer rechtstreekse controles te krijgen.
19
Een dergelijke aanpak
vereist van de bedrijven ook een grotere transparantie naar de
overheid toe.
Het systeem van autocontrole bij bedrijven met een laag risicoper-
centage zorgt ervoor dat de B.I.D.’s hun handen vrij hebben om
risicosectoren en risicodomeinen van nabij op te volgen. Om deze
sectoren en domeinen te selecteren wordt er onder andere gebruik
19. Het F.A.V.V. vergelijkt het met de toepassing van het bonus malus-
principe op de sector van de veiligheid van het voedsel.
systeem van autocontrole
met meldingsplicht
audits op de autocontrole
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 13, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 13
De bijzondere inspectiediensten
gemaakt van de methode van ‘datamining’. De koppeling en verge-
lijking van verschillende databanken levert informatie op over sec-
toren en bedrijven die gevoelig zijn voor het overschrijden van
regelgeving. In haar strijd tegen sociale fraude bijvoorbeeld meldt
de Directie-Generaal Sociale Inspectie dat ze zich concentreert op
risicosectoren als de bouwnijverheid, de tuinbouw en de horeca, en
op risicodomeinen als de deeltijdse arbeid en de schijnzelfstandigen.
3.2. VERENIGING VAN INSPECTIEDIENSTEN
Bij de aanstelling van de regering Verhofstadt I in 1999 werd een
begin gemaakt met de hervorming van de federale administratie.
Het was de bedoeling de administratie om te vormen tot een ‘‘betere
dienstverlener voor de bevolking en een betere werkgever voor haar
ambtenaren’’. Deze reorganisatie werkt door tot bij die B.I.D.’s die
deel uitmaken van de federale administratie. Op het niveau van de
Vlaamse overheid krijgen we eenzelfde beweging met het concept
‘Beter bestuurlijk beleid’.
Een van de methodes tot verbetering van de toegankelijkheid van de
overheden is de vereenvoudiging van de structuur. Het samennemen
van verschillende B.I.D.’s binnen eenzelfde organisatie en het naar
buiten komen als e
´e
´n organisatie, heeft voor de buitenstaander een
grotere transparantie tot gevolg.
He
´t voorbeeld ter zake is het Federaal Agentschap voor de Veilig-
heid van de Voedselketen (F.A.V.V.). Tot voor enkele jaren waren
de B.I.D.’s die zich richtten op de voedselveiligheid erg versnipperd:
de veiligheid van de voedselketen werd gegarandeerd door het
toenmalige ministerie van Landbouw, het Instituut voor Veterinaire
Keuring (I.V.K) en de Eetwareninspectie. Naar aanleiding van de
dioxinecrisis werd in 1999 een parlementaire Onderzoekscommissie
samengesteld. Een van haar bevindingen met betrekking tot de
bedoelde sector was de gebrekkige communicatie en openbaarheid
en het gebrek aan samenwerking tussen de verschillende controle-
en inspectiediensten. De dioxinecrisis en de bevindingen van de
Commissie brachten de oprichting van e
´e
´n agentschap, het
F.A.V.V., in een stroomversnelling.
20
Deze instantie volgt de veilig-
heid van de voedselketen op van het begin tot bij de consument.
20. G. CAZAUX, ‘Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de
Voedselketen’ in P. DE BAETS, S. DE KEULENAER en P. PON-
SAERS (ed.), Het Belgisch inspectiewezen. De niet-ingeloste belofte,
Antwerpen, Maklu, 2003, 158.
hervorming van de federale
administratie
Vlaamse overheid
concept ‘Beter bestuurlijk
beleid’.
grotere transparantie
voorbeeld: F.A.V.V.
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 14 Afl. 88, 14, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
Andere voorbeelden van concentratie zijn het Federaal Agentschap
voor Nucleaire Controle, het Federaal Agentschap voor Genees-
middelen en Gezondheidsproducten en het Federaal Agentschap
voor Asielzoekers.
Het verenigen van B.I.D.’s in een grotere structuur die de coo
¨rdi-
natie, de samenwerking en de transparantie ten goede komt, is een
trend die zich doorzet in heel Europa: Belgie
¨loopt hierin achter-
op.
21
3.3. DE VERZELFSTANDIGING VAN DE B.I.D.’S
De B.I.D.’s beschikken over zowel strafrechtelijke als administra-
tiefrechtelijke afhandelingsmodaliteiten. Uit een onderzoek van
Ponsaers, De Keulenaer en Vanhaverbeke is gebleken dat de straf-
rechtelijke afhandeling als ultimum remedium beschouwd wordt.
Daarbij aansluitend stelden de onderzoekers vast dat een gezamen-
lijk prioriteitenbeleid bij de reguliere politie en de B.I.D.’s ont-
breekt. Ernstige zaken die – na toepassing van de ultimum reme-
dium-gedachte – doorgestuurd worden naar het parket, kunnen bij
discrepantie in de prioriteitenstelling toch nog geseponeerd worden.
Met het milieuhandhavingsdecreet
22
worden de reactiemogelijkhe-
den van de Milieu-inspectie verruimd van louter administratiefrech-
telijke maatregelen naar ook bestuurlijke sancties. Ten tweede heeft
de wetgever ervoor geopteerd om de afhandeling van een aantal
inbreuken exclusief toe te wijzen aan de Milieu-inspectie. Deze
regulering lijkt deel uit te maken van een ontwikkeling binnen de
bedrijfswereld naar zelfregulering en ‘compliance’. Het betekent
ook dat een aantal inbreuken op de bijzondere strafwetten gedepe-
naliseerd werd.
De uitwerking van het milieuhandhavingsdecreet wijst ten tweede
ook op de verzelfstandiging van B.I.D.’s. Het openbaar ministerie is
21. In Nederland wordt een grootschalige reorganisatie afgerond. Die be-
staat vooreerst in het opdelen van de inspectiediensten in twee niveaus
op basis van de handhavingsbevoegdheden. Ten tweede bestaat de
operatie uit het verenigen van bijzondere inspectiediensten. De inspec-
tiediensten worden opgedeeld naar de bestuurlijke rechthandhaving,
bevoegd voor kleinere inbreuken (inspecties), en de diensten die instaan
voor strafrechtelijke handhaving voor ernstige delicten (opsporings-
diensten). In de praktijk zullen in Nederland nog elf inspectiediensten
en vier opsporingsdiensten bestaan.
22. Zie verder punt 4. van dit hoofdstuk.
strafrechtelijke afhandeling
als ultimum remedium
discrepantie in de
prioriteitenstelling
milieuhandhavingsdecreet
ontwikkeling binnen de
bedrijfswereld naar
zelfregulering en
compliance
verzelfstandiging B.I.D.’s
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 15, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 15
De bijzondere inspectiediensten
geen noodzakelijke partner meer om inbreuken op de bijzondere
strafwetten te sanctioneren. Een gelijkaardige ontwikkeling stellen
we vast in Nederland met de oprichting van functionele openbare
ministeries.
Met de hervorming van de reguliere politie eind 1998 was het – gelet
op hun verwevenheid
23
– niet onlogisch geweest dat ook de struc-
tuur en organisatie van de B.I.D.’s herbekeken zouden worden. Dat
gebeurde niet. De B.I.D.’s bleven een vreemd amalgaam van dien-
sten met heel diverse taken en bevoegdheden die vaak overlapten en
overlappen met andere B.I.D.’s. De ‘politionele’ bevoegdheden van
de betrokken inspecteurs reiken ver, vaak zonder dat in de nodige
opleiding voorzien wordt.
Vandaag zitten zowel de federale als de regionale B.I.D.’s in een
hervormingsfase, waarbij parameters zoals vereenvoudiging, ver-
zelfstandiging, ‘compliance’ en transparantie vooropstaan. Dat be-
tekent dat deze diensten in de toekomst als volwaardige actoren in
het nationaal veiligheidsbeleid beschouwd moeten worden en niet
meer als de dienaars van de reguliere politiediensten.
4. De Milieu-inspectie
4.1. EEN KORTE SITUERING VAN DE MILIEU-INSPECTIE
De Milieu-inspectie is e
´e
´n van de tien afdelingen van het Departe-
ment Leefmilieu, Natuur en Energie (L.N.E.). Dit Vlaamse Depar-
tement zorgt voor een duurzame en kwaliteitsvolle ontwikkeling
van het milieu, ter bescherming van mens, dier en plant. Op zijn
beurt maakt het L.N.E. deel uit van het Vlaamse ministerie van
Leefmilieu, Natuur en Energie dat uit vijf verschillende diensten
bestaat en samen met de Vlaamse Milieumaatschappij (V.M.M.), de
Vlaamse Reguleringsinstantie van de Electriciteits- en Gasmarkt
(V.R.E.G.), de Vlaamse Landmaatschappij (V.L.M.) en de Vlaamse
Afvalstoffenmaatschappij (O.V.A.M.) het Beleidsdomein Leefmili-
eu, Natuur en Energie vormt.
De afdeling Milieu-inspectie is bevoegd voor de handhaving van de
milieuhygie
¨newetgeving. Het gaat hierbij om afval, water, bodem,
23. Zie ter zake punt 2. van dit hoofdstuk.
zowel federale als regionale
B.I.D.’s in hervormingsfase
volwaardige actoren in het
nationaal veiligheidsbeleid
handhaving van de
milieuhygie
¨newetgeving
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 16 Afl. 88, 16, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
lucht, geluid en milieuvergunningen, met uitzondering van mest. Ze
houdt toezicht op en controleert ambtshalve de naleving van de
milieuvergunningen. Daarbij neemt deze inspectiedienst de nodige
maatregelen om de naleving af te dwingen en stelt ze bestuursmaat-
regelen voor aan de vergunningsverlener. Eveneens adviseert de
dienst de Vlaamse minister van leefmilieu over de handhaafbaarheid
en de uitvoerbaarheid van de milieuhygie
¨newetgeving en draagt ze
de handhaving van het milieuhygie
¨nebeleid uit naar de gemeentes en
provincies.
24
4.2. HET WETTELIJK KADER
De opdrachten en bevoegdheden van de Milieu-inspectie worden
voornamelijk bepaald door de volgende regelgeving.
4.2.1. Europese akten
.Verordening (E.E.G.) nr. 259/93 van de Raad van de Europese
Gemeenschappen betreffende toezicht en controle op de over-
brenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Ge-
meenschap, Publicatieblad van de Europese Unie, L 30, 6 februari
1993;
.Verordening (E.G.) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement
en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende
stoffen, Publicatieblad van de Europese Unie, L 244, 29 september
2000;
.Verordening (E.G.) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement
en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van de gezond-
heidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie be-
stemde dierlijke bijproducten, Publicatieblad van de Europese
Unie, L 273, 10 oktober 2002;
.Verordening (E.G.) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en
de Raad van 29 april 2004 betreffende de persistente organische
verontreinigende stoffen en tot wijziging van de richtlijn 97/117/
E.E.G., Publicatieblad van de Europese Unie, L 158, 30 april
2004.
24. F. GEYSELS, R. MEEUS, J. VANHEULE en J. HOEBEN, Handha-
vingszakboekje milieu 2007, Mechelen, Kluwer, 2007, 44.
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 17, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 17
De bijzondere inspectiediensten
4.2.2. Vlaamse decreten
.Decreet 2 juli 1981, gewijzigd door het decreet van 20 april 1994,
betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, B.S.
29 april 1994;
25
.Decreet 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, B.S.
17 september 1985 (het milieuvergunningsdecreet) en de uitvoe-
ringsbesluiten Vlarem I van 6 februari 1991 en Vlarem II van
1 augustus 1995;
.Decreet 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake grond-
waterbeheer, B.S. 5 juni 1984;
.Decreet 23 januari 1991 tot bescherming van het leefmilieu tegen
verontreiniging door meststoffen, B.S. 28 februari 1991;
.Decreet 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering, B.S.
29 april 1995 en het uitvoeringsbesluit Vlarebo van 5 maart 1996;
.Decreet 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake
milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, inzonderheid titel III van 19 april
1995 betreffende bedrijfsinterne milieuzorg;
.Decreet 21 december 2007 tot aanvulling van het Decreet van
5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid
met een titel XVI ‘Toezicht, handhaving en veiligheidsmaat-
regelen’, B.S. 29 februari 2008.
4.2.3. Formele wetten en koninklijke besluiten
.Wet 28 december 1964 op de bestrijding van de luchtverontreini-
ging, B.S. 14 januari 1965;
.Wet 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewa-
teren tegen verontreiniging, B.S. 1 mei 1971;
.Wet 18 juli 1973 op de geluidshinder, B.S. 14 september 1974 en
het K.B. 24 februari 1977 betreffende elektronisch versterkte
muziek, B.S. 26 april 1977;
.Wet 12 juli 1985 betreffende de bescherming van de mens en van
het leefmilieu tegen de schadelijke effecten en de hinder van niet-
ioniserende straling, infrasonen en ultrasonen, B.S. 26 november
1985.
25. De Wet van 22 juli 1974 op de giftige afval (B.S. 1 maart 1975) is, wat
het Vlaams gewest betreft, opgeheven, met uitzondering van de artike-
len 1 en 7 ervan.
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 18 Afl. 88, 18, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
4.2.4. Samenwerkingsakkoorden
Samenwerkingsakkoord 21 juni 1999 tussen de federale Staat, het
Vlaams gewest, het Waals gewest en het Brussels hoofdstedelijk
gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware onge-
vallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, B.S. 16 juni 2001.
4.3. DE TAKEN EN AFHANDELINGSMOGELIJKHEDEN
VAN DE MILIEU-INSPECTIE
Op 21 december 2007 werd het nieuwe zogenaamde Milieuhandha-
vingsdecreet goedgekeurd in het Vlaamse Parlement.
26
Dit decreet
heeft tot doel de milieuhandhaving op het terrein grondig te wijzi-
gen.
27
Tot op heden heeft de Vlaamse regering nog geen uitvoe-
ringsbesluit ter zake opgesteld waardoor het nieuwe decreet nog niet
in voege is: de Milieu-inspectie is daardoor op dit moment nog
gebonden aan haar oorspronkelijke takenpakket.
In het kader van het milieuvergunningsdecreet en Vlarem I oefenen
de toezichthoudende ambtenaren van de Milieu-inspectie toezicht
uit op de hinderlijke inrichtingen van klasse 1 en hoog toezicht op de
inrichtingen van klasse 2 en 3 en toezicht op de afvaltransporten.
Dit houdt in dat ze de bevoegdheid hebben om dwangmaatregelen
op te leggen en administratieve sancties voor te stellen. Deze be-
voegdheid wordt nog aangevuld met toezichtsbevoegdheden uit
meerdere aanverwante milieuhygie
¨newetgevingen.
Voor de beleidsvoorbereiding en beleidsevaluatie heeft de Milieu-
inspectie de opdracht om de Vlaamse minister van Leefmilieu te
adviseren over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de
regelgeving. Om dit te realiseren koppelt de Milieu-inspectie de
ervaringen van op het terrein terug naar de beleidsmakers.
Daarnaast vervult de Milieu-inspectie taken zoals:
28
.het uitvoeren van milieuscannings;
26. Decr. Vl. Parl. 21 december 2007 tot aanvulling van het Decreet van
5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een
titel XVI ‘Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen, B.S. 29 fe-
bruari 2008.
27. Voor verduidelijking, zie punt 4.5. van dit hoofdstuk.
28. F. GEYSELS, R. MEEUS, J. VANHEULE en J. HOEBEN, o.c., 123.
toezicht op de hinderlijke
inrichtingen van klasse 1 en
hoog toezicht op de
inrichtingen van klasse 2
en 3
beleidsvoorbereiding en
-evaluatie
taken
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 19, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 19
De bijzondere inspectiediensten
.het onderzoeken en oplossen van milieuklachten over het lozen
van afvalwater, verwijderingsinrichtingen van afvalstoffen,
luchtverontreiniging, geluidshinder, grondwaterwinning, exploi-
tatievoorwaarden en het lozen van gevaarlijke afvalstoffen in het
grondwater;
.het onderzoeken van ongevallen met effecten op het leefmilieu;
.het adviseren van gemeente en bestendige deputatie over te
nemen dwangmaatregelen en/of schorsingen.
De verschillende afhandelingsmogelijkheden waarover de Milieu-
inspectie beschikt, vinden we terug in het Vlaams decreet houdende
algemene bepalingen inzake milieubeleid.
29
Het gaat meer bepaald
over:
.het opstellen van processen-verbaal met bewijskracht tot bewijs
van het tegendeel;
.het opleggen van administratieve geldboetes (enkel indien opge-
nomen in de wetgeving en bovendien afhankelijk van de in-
breuk);
.het geven van mondelinge raadgevingen, aanmaningen of beve-
len;
.het mondeling en ter plaatse bevelen een activiteit stop te zetten
voor een termijn die de inspecteurs bepalen, het verzegelen van
de toestellen en zo nodig het opleggen van de sluiting van de
volledige inrichting of een deel ervan (enkel bij niet naleving van
de exploitatievoorwaarden, niet naleving van de onderrichten
en/of bij een dreigend of ernstig gevaar voor mens en leefmilieu);
.het verbieden van de toegang tot bepaalde ruimtes (enkel indien
de vergunningsvoorwaarden ontoereikend zijn);
.het geheel of gedeeltelijk schorsen, geheel of gedeeltelijk ophef-
fen of wijzigen van de vergunning.
De ambtenaren beschikken ook over een aantal opsporingsbe-
voegdheden.
Zij mogen dag en nacht alle inrichtingen (behalve het woongedeelte)
betreden, wanneer zij kunnen aannemen dat er overtredingen ge-
pleegd worden op wettelijke bepalingen, waarvoor zij bevoegd zijn.
De ambtenaren kunnen ook instellingen en toestellen die lawaai
kunnen veroorzaken of die bestemd zijn om lawaai te dempen,
testen of laten testen bij een door de wet erkende persoon.
29. Decr. Vl. Parl. 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake
milieubeleid, B.S. 3 juni 1995.
afhandelingsmogelijkheden
opsporingsbevoegdheden
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 20 Afl. 88, 20, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
Daarnaast kunnen zij het gebruik van inrichtingen en toestellen, die
wegens hun bouw of eigenschappen niet conform de wet kunnen
werken, voorlopig verbieden of ze verzegelen en daaromtrent alle
spoedmaatregelen treffen die in deze omstandigheden noodzakelijk
blijken.
De ambtenaren kunnen ook de hulp en bijstand van de gemeente-
overheid inroepen.
Voorts zijn zij gerechtigd elk onderzoek, controle en enqueˆ te in te
stellen, alsook alle inlichtingen in te winnen, nodig om zich er van te
vergewissen dat alle wettelijke bepalingen nageleefd worden. In deze
context kunnen de inspecteurs onder meer personen ondervragen,
zich zonder verplaatsing alle boeken en bescheiden doen overleggen
of afschriften of uittreksels ervan opmaken, en ze tegen ontvangst-
bewijs in beslag nemen.
Ten slotte kunnen zij ook:
.voertuigen ophouden en hun lading controleren;
.monsters nemen.
4.4. DE ORGANISATIE EN DE STRUCTUUR VAN DE
MILIEU-INSPECTIE
In het milieuhandhavingsrapport over het jaar 2004 stelt de afdeling
Milieu-inspectie haar werking voor.
30
Hieruit kan naar de organi-
satie en de structuur van de dienst toe het volgende afgeleid worden.
De Milieu-inspectie vangt haar omvangrijke opdracht en de veel-
heid en complexiteit van de te controleren regelgeving op door een
dubbele interne structuur: naast de klassieke verticale structuur
werd ook een horizontale structuur opgezet.
De Milieu-inspectie heeft – zoals aangegeven – vooreerst een klas-
sieke verticale structuur met enerzijds een hoofdinspectie in Brussel
en anderzijds vijf buitendiensten in de hoofdsteden van de Vlaamse
provincies. Elke dienst wordt geleid door een diensthoofd dat in
overeenstemming met het ambtenarenstatuut aangewezen is als
30. MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP. AFDE-
LING MILIEU-INSPECTIE, Milieuhandhavingsrapport 2004, Brussel,
Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, 2004, 1-14.
hulp en bijstand van de
gemeenteoverheid
instellen van elk onderzoek,
controle en enque
ˆte alsook
inwinnen van inlichtingen
organisatie en structuur
dubbele interne structuur
verticale structuur
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 21, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 21
De bijzondere inspectiediensten
hie
¨rarchische meerdere. De algemene leiding berust bij het afde-
lingshoofd.
De hoofdinspectie initieert en begeleidt de inspectiecampagnes en
opsporingsacties die gepland en gecoo
¨rdineerd over heel Vlaande-
ren ondernomen worden. Ze is ook verantwoordelijk voor de voor-
bereiding, de formulering en de evaluatie van het handhavingsbe-
leid. De hoofdinspectie zorgt tevens voor de personele en logistieke
ondersteuning van de afdeling.
De buitendiensten zorgen voor de specifieke inspectieopdrachten,
het opleggen en opvolgen van milieutechnische saneringsmaatrege-
len, het bijhouden van alle bedrijfsdossiers en het terugkoppelen van
de ervaringen op het terrein.
De Milieu-inspectie kent daarnaast ook een horizontale structuur.
Deze bestaat uit verschillende werkgroepen per milieucomparti-
ment. Er zijn zeven actieve werkgroepen: afval, bodem en grond-
water, geluid en trillingen, genetisch gemodificeerde organismen
(G.G.O.’s), lucht (inclusief geur- en lichthinder), veiligheid en water.
Een werkgroep is samengesteld uit zes of zeven leden: een vertegen-
woordiger van elke buitendienst en e
´e
´n of twee werkgroepgang-
makers (projectleiders) van de hoofdinspectie, dit naar gelang de
omvang en complexiteit van de betrokken opdracht. Bij de samen-
stelling van de werkgroepen is zo veel mogelijk rekening gehouden
met de ervaring en de specialisaties van de betrokkenen.
De Milieu-inspectie is ervan overtuigd dat de handhaving het best
planmatig gebeurt. Om niet steeds afhankelijk te zijn van klachten
beschikt de Milieu-inspectie over verschillende actiemiddelen, zoals
specifieke handhavingscampagnes, routinecontroles, reactieve con-
troles en voortgangscontroles.
Bij de specifieke handhavingscampagnes werkt men een bepaald
project of onderzoeksopdracht uit.
De routinecontroles zorgen voor een aanwezigheidspolitiek op het
terrein en maken dat de kans op een controle niet verbonden is aan
een klacht of campagne.
De reactieve controles komen er pas na een klacht: ze zijn moeilijk te
plannen en hangen af van de oproepen die binnenstromen.
De vooruitgangscontrole behoort tot het takenpakket van de amb-
tenaar na
´de inspectie: ze omvat onder meer het opstellen van het
dossier.
hoofdinspectie
buitendiensten
horizontale structuur
zeven actieve werkgroepen
verschillende actiemiddelen
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 22 Afl. 88, 22, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
4.5. HET MILIEUHANDHAVINGSDECREET: NIEUWE TA-
KEN EN NIEUWE BEVOEGDHEDEN VOOR DE MILI-
EU-INSPECTIE
Op 21 december 2007 werd het Milieuhandhavingsdecreet definitief
goedgekeurd. Het vooropgestelde decreet moet bijdragen tot een
betere milieuhandhaving op het terrein.
4.5.1. Een korte situering
In de zogenaamde ‘Beleidsnota 2000-2004’ van de toenmalige
Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw Vera Dua werd
een voorstel geconcretiseerd om de milieuregelgeving doeltreffender
en doelmatiger te maken. Men zou een deel ‘handhaving’ toevoegen
aan het Decreet van 5 april 1995 houdende de algemene bepalingen
inzake milieubeleid
31
: door de integratie van een en ander zouden de
handhavingsbepalingen uitgebreid worden.
In het regeerakkoord 2004-2009 wordt de door de vorige regering
ingeslagen weg verder bewandeld. Conform het Vlaamse regeerak-
koord en de resolutie van het Vlaams Parlement van november 2004
werden begin 2005 de werkzaamheden opgestart voor de opmaak
van een handhavingsdecreet, waarin voor het Vlaams gewest een
aangepast strafrechtelijk en administratiefrechtelijk handhavings-
instrumentarium uitgeschreven werd. De in 2002-2003 afgesloten
studies van de Universiteit Maastricht, de K.U.Leuven en de
U.Gent hebben hierbij als uitgangspunt gediend.
Deze beoogde hervorming van het handhavingsinstrumentarium en
de handhavingsorganisatie moet leiden tot een efficie
¨nt, effectief en
geloofwaardig handhavingsbeleid inzake leefmilieu in Vlaande-
ren.
32
Thans is het nieuwe decreet goedgekeurd en gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad (Cf. supra). Het is evenwel nog wachten op het
uitvoeringsbesluit van de Vlaamse regering, dat nodig is om met de
31. V. DUA, Beleidsnota leefmilieu 2000-2004, Brussel, Vlaams ministerie
van Leefmilieu en Landbouw, 2000.
32. K. PEETERS, Beleidsnota ‘leefmilieu en natuur’ 2004-2009, Brussel,
Vlaams ministerie van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Na-
tuur, http://www.vlaamsparlement.be/vpweb/p3app/htmlpages/vp/In-
fopunt/Bibliotheek/wijzer/Milieuportaal/BN04-09leefmilieu.pdf, 63.
‘Beleidsnota 2000-2004’
regeerakkoord 2004-2009
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 23, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 23
De bijzondere inspectiediensten
nieuwe handhavingsregeling van start te kunnen gaan. Men hoopt
dit laatste rond te hebben tegen het einde van de lopende legislatuur.
4.5.2. Nieuwe bevoegdheden
Verschillende toezichthouders worden in het milieuhandhavings-
decreet opgenoemd: gewestelijke, provinciale en gemeentelijke.
De toezichtrechten waarvan sprake in het betrokken ontwerp ver-
schillen niet veel van de rechten, waarover de milieu-inspecteurs
momenteel reeds beschikken.
33
Het gaat hier meer bepaald om de
volgende bevoegdheden:
.het recht op toegang, wat het vrij betreden van alle plaatsen,
behalve de bewoonde lokalen, impliceert: de schriftelijke toe-
stemming van de bewoner of een machtiging van de politierecht-
bank wordt als voorwaarde vooropgesteld;
.het recht op inzage en kopie van zakelijke gegevens;
.het recht van onderzoek van zaken, inclusief het monsterne-
mings-, metings-, beproevings- en analyserecht;
.het recht van onderzoek van transportmiddelen;
.het recht op ondersteuning;
.het recht op het doen van vaststellingen door middel van audio-
visuele middelen, zonder afbreuk te doen aan de regelgeving
inzake de privacy;
.het recht op bijstand van de politie.
4.5.3. Nieuwe controle- en sanctiemechanismen
4.5.3.1. De controlemechanismen of het bestuurlijke handhaven
De bestuurlijke maatregelen, waarvan de toezichthouders mits ont-
werp en goedkeuring van het uitvoeringsbesluit inzake het milieu-
handhavingsdecreet gebruik zullen kunnen maken, zijn
34
:
.een bevel aan de vermoedelijke overtreder om maatregelen te
nemen om de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf te bee
¨indigen,
de gevolgen ervan geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken of
herhaling ervan te voorkomen (het bevel tot regularisatie);
.een bevel aan de vermoedelijke overtreder om activiteiten, werk-
zaamheden of het gebruik van zaken te bee
¨indigen (het bevel tot
33. Art. 16.3.10. Milieuhandhavingsdecreet.
34. Art. 16.4.7., § 1 Milieuhandhavingsdecreet.
toezichthouders
niet veel verschil met
rechten milieu-inspecteurs
bestuurlijke maatregelen
bevel tot regularisatie
bevel tot staking
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 24 Afl. 88, 24, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
staking);
.een feitelijke handeling van de personen, vermeld in artikel
16.4.6. van het milieuhandhavingsdecreet, op kosten van de
vermoedelijke overtreder, om de milieu-inbreuk of het milieu-
misdrijf te bee
¨indigen, de gevolgen ervan geheel of gedeeltelijk
ongedaan te maken of herhaling ervan te voorkomen (de be-
stuursdwang).
Kenmerkend voor al deze voorgestelde bestuurlijke maatregelen is
dat ze geen sancties zijn: ze voegen met ander woorden geen leed toe
aan een individuele dader, maar zijn uitsluitend gericht op het
herstel van het geschonden leefmilieu.
Het handhavingsdecreet bepaalt – naast de mogelijkheid van be-
stuurlijke maatregelen door de bevoegde toezichthouders – ook dat
bestuurlijke sancties opgelegd kunnen worden door een gewestelijke
entiteit. Deze bestuurlijke sancties zullen de vorm aannemen van
alternatieve dan wel exclusieve bestuurlijke geldboeten. Het verschil
hangt samen met het onderscheid dat gemaakt moet worden tussen
milieumisdrijven en milieu-inbreuken:
.de exclusieve bestuurlijke geldboeten kunnen opgelegd worden
door een gewestelijke administratieve entiteit ter beteugeling van
milieu-inbreuken;
.alternatieve bestuurlijke geldboeten kunnen opgelegd worden
door een administratief rechtscollege, het zogenaamde ‘Milieu-
handhavingscollege’, ter beteugeling van milieumisdrijven, zodra
de bevoegde procureur des Konings besloten heeft het betrokken
milieumisdrijf niet te zullen behandelen.
Van milieumisdrijven zal er sprake zijn als het gaat om gedragingen
die in strijd zijn met de milieuhygie
¨newetgeving die gehandhaafd
wordt op grond van het milieuhandhavingsdecreet en die overeen-
komstig datzelfde decreet strafrechtelijk gesanctioneerd kunnen
worden.
Bij milieu-inbreuken gaat het ook om gedragingen die strijdig zijn
met de milieuhygie
¨newetgeving die gehandhaafd wordt op grond
van het milieuhandhavingsdecreet, maar – in tegenstelling tot de
milieumisdrijven – komen dergelijke gedragingen niet in aanmerking
voor een strafrechtelijke sanctionering op grond van het milieu-
handhavingsdecreet: zij zijn met andere woorden binnen de context
van het Vlaamse milieuhygie
¨nerecht onttrokken aan de toepassing
van het strafrecht (de zogenaamde ‘depenalisering’).
bestuursdwang
herstel
bestuurlijke sancties
gewestelijke entiteit
exclusieve bestuurlijke
geldboeten
alternatieve bestuurlijke
geldboeten
milieumisdrijven
strafrechtelijke
sanctionering
milieu-inbreuken
onttrokken aan het
strafrecht
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 25, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 25
De bijzondere inspectiediensten
Tegen deze beslissingen, waarbij een alternatieve of exclusieve be-
stuurlijke geldboete opgelegd wordt, zal de overtreder, volgens het
hier besproken decreet, in beroep kunnen gaan bij een nieuw op te
richten Vlaams administratief rechtscollege, het reeds genoemde
Milieuhandhavingscollege. Dit zal dus een sleutelrol innemen in
heel de milieuhandhaving, daar het zelf beslissingen kan nemen over
het opleggen van boetes, maar ook een uitspraak zal moeten doen
over de beroepen die ingesteld worden tegen beslissingen van de
gewestelijke entiteit tot oplegging van een bestuurlijke geldboete.
4.5.3.2. De strafrechtelijke handhaving
De strafrechtelijke handhaving van milieumisdrijven zal, mits ont-
werp en goedkeuring van het uitvoeringsbesluit inzake het milieu-
handhavingsdecreet, gebeuren via strafrechtelijke geldboeten en
gevangenisstraffen.
Bij de volgende feiten zullen de toezichthouders strafrechtelijke
boetes kunnen opleggen
35
:
.opzettelijke of door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid
gepleegde schendingen van het milieuhandhavingsdecreet;
.het opzettelijk niet uitvoeren, betalen of negeren van opgelegde
bestuurlijke maatregelen, bestuurlijke geldboeten, veiligheids-
maatregelen of door de strafrechter opgelegde maatregelen;
.het negeren van toezicht;
.het opzettelijk of door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid
en in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een
vergunning, rechtstreeks of onrechtstreeks, inbrengen of ver-
spreiden van stoffen, micro-organismen, geluid en andere trillin-
gen of stralingen in of op water, bodem of atmosfeer;
.het opzettelijk of door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid
en in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een
vergunning, achterlaten, beheren of overbrengen van afvalstof-
fen.
4.5.4. Het opleggen van veiligheidsmaatregelen
Nieuw in het milieuhandhavingsdecreet is dat er ook veiligheids-
maatregelen genomen zullen kunnen worden. Dit zijn maatregelen
35. Art. 16.6.1. Milieuhandhavingsdecreet.
Milieuhandhavingscollege
strafrechtelijke boetes
veiligheidsmaatregelen
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 26 Afl. 88, 26, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
waarbij de toezichthouders alle handelingen kunnen stellen of op-
leggen die zij onder de gegeven omstandigheden nodig achten om
een aanzienlijk risico voor mens of milieu uit te schakelen, tot een
aanvaardbaar niveau in te perken of te stabiliseren.
36
Meer concreet
gaat het om:
.de stopzetting of uitvoering van werkzaamheden, handelingen of
activiteiten, ogenblikkelijk of binnen een bepaalde termijn;
.het verbod op het gebruik of de verzegeling van gebouwen,
installaties, machines, toestellen, transportmiddelen, containers,
terreinen en alles wat zich daarin of daarop bevindt;
.de hele of gedeeltelijke sluiting van een inrichting;
.het meenemen, bewaren of verwijderen van daarvoor vatbare
zaken, met inbegrip van afvalstoffen en dieren;
.het niet-betreden of het verlaten van bepaalde gebieden, terrei-
nen, gebouwen of wegen.
De goedkeuring van het hierboven kort geschetste decreet is een
mijlpaal vormen in het Vlaamse milieubeleid. Het zal, bij inwer-
kingtreding, zorgen voor een aanzienlijke vereenvoudiging van het
handhavingsbeleid inzake het milieu, daar het decreet het toezicht,
sancties en veiligheidsmaatregelen harmoniseert van de belang-
rijkste milieuregelgevingen in Vlaanderen.
4.6. HET NATIONAAL VEILIGHEIDSPLAN 2008-2011 EN DE
ROL VAN DE MILIEU-INSPECTIE TER ZAKE
In het nationaal veiligheidsplan 2008-2011 werd de aanpak van
zware milieucriminaliteit, in het bijzonder de aanpak van afval-
zwendel, als een van de prioriteiten van de reguliere politie opge-
nomen.
Het opsporen van milieumisdrijven vormt dus een essentie
¨le op-
dracht van de reguliere politie: het nationaal veiligheidsplan is
namelijk een politieplan. Het voormelde wordt ook bevestigd in
de milieuwetgeving: zowel de Milieu-inspectie als de officieren van
gerechtelijke politie worden als toezichthoudende ambtenaren aan-
geduid om milieumisdrijven op te sporen en vast te stellen. Dit
betekent dat samenwerking tussen de reguliere politie en de Milieu-
inspectie essentieel is, ook ter realisatie van het nationaal veilig-
36. Art. 16.7.2. Milieuhandhavingsdecreet.
mijlpaal in het Vlaamse
milieubeleid
opsporen van
milieumisdrijven
essentie
¨le opdracht van de
reguliere politie
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 27, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 27
De bijzondere inspectiediensten
heidsplan 2008-2011 en – meer dan waarschijnlijk, zeker gelet ook
op het gegeven dat recent een revival te bespeuren is van de aan-
dacht van de politiek voor de milieuproblematiek – de opvolgers
van dit plan. Dit is des te pregnanter nu zowel de huidige milieu-
reglementering als het milieuhandhavingsdecreet bepalen dat de
toezichthouders bijstand van de reguliere politie kunnen vorderen.
Een goede kennis over en weer van elkaar is dan ook onontbeerlijk
voor de handhaving van het milieu.
5. De administratie der Douane en Accijnzen
37
5.1. ORGANISATIE VAN DE ADMINISTRATIE DER DOUA-
NE EN ACCIJNZEN
De Administratie der Douane en Accijnzen is te situeren binnen de
FOD Financie
¨n, meer bepaald binnen de Dienst Belastingen en
Invorderingen. Behalve haar Centrale dienst in Brussel heeft de
Administratie zes gewestelijke directies (in Brussel, Antwerpen,
Gent, Hasselt, Bergen en Luik), 57 kantoren die voornamelijk in-
staan voor inningen, en een honderdtal controlepunten, gespreid
volgens de noodzaak, in onder meer de zeehavens, de luchthavens
en aan de landsgrenzen. Behalve de gewestelijke directies heeft de
Administratie der Douane en Accijnzen ook een aantal gespeciali-
seerde diensten, zoals de Nationale opsporingsdirectie (NOD). De
NOD heeft negen lokale inspecties onder zich. Sommige ambte-
naren van de Administratie Douane en Accijnzen hebben sinds de
Wet van 22 april 2003 de hoedanigheid van officier van gerechtelijke
politie.
38
Op internationaal vlak is Belgie
¨lid van de Europese Douane-Unie
die opgericht werd op 1 juli 1968 met als doel de douaneplichten
binnen de Europese Unie weg te werken en gelijke douanereglemen-
tering uit te werken voor goederen die ingevoerd worden waar ook
37. Dit stuk is onder andere tot stand gekomen dankzij informatie die
studenten criminologie van de U.Gent verzamelden tijdens hun stage-
periode bij de Administratie der Douane en Accijnzen. De auteurs van
dit hoofdstuk danken de studenten Andries Defauw, Elke Antheunis en
Dieter Jonckheere voor de duidelijke rapportage ter zake.
38. Wet 22 april 2003 houdende toekenning van de hoedanigheid van
officier van gerechtelijke politie aan bepaalde ambtenaren van de
Administratie der Douane en Accijnzen, B.S. 8 mei 2003.
FOD Financie
¨n
Europese Douane-Unie
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 28 Afl. 88, 28, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
in de Europese Unie.
39
Deze afspraken werden in 1992 samenge-
bracht in de zogenaamde Community Customs Code.
40
Verder zijn de douanediensten verenigd in de Werelddouaneorga-
nisatie (World Customs Organisation) die zetelt in Brussel. Deze
intergouvernementele organisatie van momenteel 174 leden werd
opgericht in 1952 met als doel de efficie
¨ntie van de douaneadmini-
stratie in een mondiale economie te verbeteren. Ze staat in voor
onderzoek en ontwikkeling, technische organisatie en opleiding en
vorming.
5.2. DE TAKEN VAN DE ADMINISTRATIE DER DOUANE
EN ACCIJNZEN
De Administratie der Douane en Accijnzen vat haar takenpakket
als volgt samen: ‘‘het fundamenteel bijdragen tot de behartiging van
de fiscale, economische en maatschappelijke belangen van Belgie
¨en
de Europese Unie die verband houden met het vervoer, vervaardi-
gen, verwerken en het voorhanden hebben van douane- en accijns-
goederen en de andere regelingen die aansluiten bij deze hoofd-
taak’’.
De Administratie der Douane en Accijnzen is verantwoordelijk
voor een belangrijk deel van de inkomsten van de federale staat,
van gefederaliseerde instellingen en van de Europese Unie.
Praktisch gezien is het takenpakket van de Administratie der Dou-
ane en Accijnzen tweeledig. Vooreerst staat ze in voor fiscaal ge-
relateerde belangen zoals het innen van invoerrechten, landbouw-
39. Zie op het vlak van de europeanisering ook: Wet 13 september 2004
houdende instemming met de overeenkomst opgesteld op grond van
artikel K.3. van het verdrag betreffende de Europese Unie inzake
wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties,
en met de bijlage gedaan te Brussel op 18 december 1997, B.S. 4 novem-
ber 2004 en B.S. 8 mei 2007 en add., B.S. 1 februari 2008.
40. De basisregulering van de Douane-Unie zit vervat in de ‘Customs
Code’ (Verordening 2913/92 12 oktober 1992 van de Europese Raad
tot vaststelling van het communautair douanewetboek, P.B. L 302
19 oktober 1992) en de ‘Code’s implementing provisions’ (Verordening
2454/93 2 juli 1993 van de Europese Commissie houdende vaststel-
lingen van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening 2913/92
van de Europese Raad tot vaststelling van het communautair douane-
wetboek (P.B. L 253 11 oktober 1993).
Werelddouaneorganisatie
(World Customs
Organisation)
inkomsten van federale
staat, gefederaliseerde
instellingen en Europese
Unie
tweeledig takenpakket
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 29, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 29
De bijzondere inspectiediensten
heffingen, btw bij invoerrechten, accijnzen en antidumpingrechten.
Bovendien en gekoppeld aan deze fiscale belangen, houdt de Ad-
ministratie ook toezicht op de naleving van niet-fiscaal gerelateerde
reglementering, zoals het beschermen van tropische dier- en plan-
tensoorten, de handel in verdovende middelen en het detecteren van
namaak bij invoer.
De Europese Unie staat voor een eengemaakte markt met vrij ver-
keer van goederen en diensten waarbinnen gestreefd wordt naar een
gelijk fiscaal stelsel. Hoe meer eenheid er is op fiscaal vlak, hoe meer
tijd en energie vrijkomt voor de niet-fiscale taken. Deze groeiende
aandacht voor niet-fiscale belangen bij de Administratie der Dou-
ane en Accijnzen wordt versterkt door de aandacht voor terrorisme
en georganiseerde criminaliteit. Zowel terroristische groeperingen
als criminele organisaties kunnen rechtstreeks een bedreiging vor-
men door de invoer van wapens en springstoffen. Ze kunnen echter
ook onrechtstreeks bedreigend zijn. De namaakhandel zou gebruikt
worden door terroristische organisaties voor de financiering van
hun geweldsmisdrijven en criminele organisaties kunnen de na-
maakhandel gebruiken om crimineel geld wit te wassen. Vandaar
dat de Administratie der Douane en Accijnzen een belangrijke
verantwoordelijkheid krijgt in die strijd tegen ernstige internatio-
nale criminaliteit.
Een van de huidige beleidslijnen van de Europese Douane-Unie is
om de niet-fiscale taken om te zetten in veiligheidsgerelateerde
taken. In het niet-fiscaal takenpakket bestaat die veiligheid dan
uit zorg voor volksgezondheid (handel in verdovende middelen,
opsporen van namaak, controle op voedingsmiddelen), zorg voor
het milieu (fauna en flora door de CITES-wetgeving,
41
handel in
afval) en andere veiligheidsaspecten (wapenhandel, veiligheid van
producten). Dat veiligheidsdenken heeft ook repercussies voor de
manier van werken van de douane.
Het klassieke douanesysteem is gebaseerd op controle en heffingen
bij invoer. Door allerlei mechanismen die deel uitmaken van mon-
dialisering, volgen producten een weinig rechtlijnig traject. Het
douanesysteem zou in de toekomst meer moeten werken vanuit
het land van oorsprong. Vanuit het vernieuwde Amerikaanse veilig-
41. CITES staat voor ‘convention on international trade in endangered
species’.
belangrijke
verantwoordelijkheid in
strijd tegen ernstige
internationale criminaliteit
veiligheidsgerelateerde
taken
controle en heffingen
bij invoer
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 30 Afl. 88, 30, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
heidsbeleid zijn de Verenigde Staten dit nieuwe douanesysteem al
aan het uitwerken. In 2007 keurde het Amerikaanse congres de
‘U.S. 100 % maritime scanning legislation’ goed, die stelt dat uiter-
lijk tegen 2012 moet gelden dat elke container met bestemming
Verenigde Staten doorgelicht wordt voor het laden in de oor-
sprongshaven. Of deze regel werkelijk tot uitvoering gebracht kan
worden valt nog af te wachten, gezien het protest dat rijst bij de
landen die de wetgeving moeten uitvoeren: dit nieuwe systeem van
‘scan before shipping’ vraagt namelijk een enorme investering in
mensen en middelen. Nu een volledige doorlichting nog niet moge-
lijk is, zijn de douanediensten aangewezen op risicoanalyse met het
oog op veiligheid. Op basis van allerlei informatie proberen de
diensten een profiel op te maken van risicoladingen.
42
Om risico-
analyses te kunnen uitvoeren is er nood aan communicatie op
nationaal en internationaal vlak en tussen douanediensten en niet-
douanediensten.
Ee
´n veiligheidsdreiging heeft de laatste jaren bijzondere aandacht
gekregen, namelijk het fenomeen ‘namaak’. Het wordt gerekend tot
de georganiseerde criminaliteit en het staat ook in verband met
verschillende andere vormen van zware georganiseerde criminali-
teit. Aan de hand van dit fenomeen belichten we in punt 5.2. van dit
hoofdstuk de bijzondere taken van de douane inzake veiligheid.
5.3. NAMAAK EN DE ADMINISTRATIE DER DOUANE EN
ACCIJNZEN
Namaak kan gedefinieerd worden als: goederen, met inbegrip van
hun verpakking, waarop zonder toestemming een fabrieks- of han-
delsmerk aangebracht is dat identiek is aan of niet wezenlijk onder-
scheiden kan worden van het geregistreerde fabrieks- en handels-
merk voor dergelijke goederen en die dus een inbreuk vormen op de
intellectuele eigendomsrechten van de houder.
43
42. Zie punt 5.3.2. van dit hoofdstuk.
43. Deze omschrijving is gebaseerd op artikel 2 van de EG-verordening van
de Europese Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douane-
autoriteiten ten aanzien van goederen waarvan vermoed wordt dat zij
een inbreuk vormen op bepaalde intellectuele eigendomsrechten en
inzake maatregelen ten aanzien van goederen waarvan vastgesteld is
dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten (P.B. L 196 2 augustus
2003).
‘namaak’
definitie namaak
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 31, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 31
De bijzondere inspectiediensten
Om verschillende redenen is er de laatste jaren een toenemende
aandacht voor het fenomeen ‘namaak’. Namaak houdt in dat er
een inbreuk gepleegd wordt op intellectuele eigendomsrechten:
44
het
zijn deze rechten die de ruggengraat vormen van de vrijemarkt-
economie. Doordat intellectuele eigendomsrechten tijdelijk of per-
manent een monopoliepositie bezorgen aan de rechtenhouder, zor-
gen ze ervoor dat investeringen in onderzoek en ontwikkeling ge-
durende enkele jaren rendabel zijn. Het namaken van gepatenteerde
producten betekent dat het winstgevend karakter van innovatie
tenietgedaan wordt en dat er oneerlijke concurrentie optreedt. Na-
maak heeft dus ook indirect een negatieve impact op de werkgele-
genheid. Het betekent voor een overheid verlies aan btw-inkomsten,
accijnzen en directe belastingen. Doordat de productie van namaak
zich onttrekt aan de veiligheidsvoorschriften en de reguliere con-
troles op veiligheid, betekent het ook een bedreiging voor de veilig-
heid van de burger. We kunnen als voorbeeld aanhalen: de namaak
van vliegtuigonderdelen, van medicijnen, van speelgoed en van
voedingswaren.
Dat intellectuele eigendomsrechten van fundamenteel belang zijn
voor de wereldhandel wordt aangetoond door de initiatieven op het
niveau van de Wereldhandelsorganisatie (WHO). Tijdens de ‘Uru-
guay-ronde 1986-1994’ werden binnen de WHO de ‘trade related
aspects of intellectual property rights’ (TRIPS) vastgelegd. Het
TRIPS-akkoord
45
omvat de minimumstandaarden inzake intellec-
tuele eigendomsrechten die gerespecteerd moeten worden door alle
leden van de W.H.O.
46
Een van de belangrijkste bepalingen van het
voormelde akkoord is de koppeling van de intellectuele eigendoms-
rechten aan de handel. Waar intellectuele eigendomsrechten vo
´o
´r
het TRIPS-akkoord in principe een nationaal karakter behielden en
elk land de reikwijdte van de rechten bepaalde, cree
¨erde de WHO
met het voormelde akkoord een globaal en uniform systeem. Waar
een product of waar een gepatenteerd idee zich ook bevindt, de
44. Zie ter zake ook: Verdrag van Parijs 20 maart 1883 tot bescherming van
de industrie
¨le eigendom en laatst herzien in Stockholm op 14 juli 1967,
goedgekeurd bij Wet van 26 september 1974, B.S. 29 januari 1975.
45. Annex 1C van het ‘Marrakesh agreement’ tot uitwerking van de
W.T.O., getekend in Marrakesh (Marokko) op 15 april 1994.
46. Deze minimumstandaarden zijn een samenvatting van de vereisten van
de WIPO, van de ‘Paris convention for the protection of industrial
property’ van 20 maart 1883 en van de ‘Berne convention for the
protection of literary and artistic works’ van 9 september 1886.
intellectuele
eigendomsrechten vormen
ruggengraat
vrijemarkteconomie
Wereldhandelsorganisatie
(WHO): TRIPS
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 32 Afl. 88, 32, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
patentbescherming moet gerespecteerd worden binnen elke lidstaat
van de WHO.
47
Het TRIPS-akkoord bevat minimumstandaarden
die in de nationale en regionale reglementering geı
¨mplementeerd
moeten worden. Europa had bijna gelijktijdig met de opmaak van
het TRIPS-akkoord een eigen verordening uitgewerkt, meer be-
paald de verordening 40/94 van de Europese Raad van 20 december
1993 inzake het Gemeenschapsmerk. In de EG-verordening 2004/48
van het Europees Parlement en de Europese Raad van 29 april 2004
betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten werd
vooral het aspect ‘handhaving’ verder uitgewerkt.
48
Deze ontwikkeling inzake intellectuele eigendomsrechten heeft ge-
volgen voor de Administratie der Douane en Accijnzen. Aangezien
intellectuele eigendomsrechten meereizen met het product en aan-
gezien de Administratie controle uitoefent op het goederenverkeer,
heeft de Administratie der Douane en Accijnzen een belangrijke
verantwoordelijkheid in de controle op het respecteren van het
patentrecht, met ander woorden in het opsporen van namaak.
Op 22 juli 2003 werd op Europees niveau de EG-verordening 1383/
2003 goedgekeurd. Deze verordening bepaalt het optreden van de
douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan vermoed
wordt dat zij een inbreuk vormen op bepaalde intellectuele eigen-
domsrechten, en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen
waarvan vastgesteld is dat zij een inbreuk vormen op dergelijke
rechten. De verordening vertoonde een aantal tekortkomingen
waardoor namaak niet op een efficie
¨nte manier bestreden kon
worden. Met de Belgische Wet van 15 mei 2007 betreffende de
bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendoms-
rechten
49
werd een aantal innovaties doorgevoerd die een efficie
¨nte
bestrijding van namaak meer mogelijk maken. We bespreken deze
wet in punt 5.3.1. van dit hoofdstuk.
5.3.1. De Wet van 15 mei 2007
De Wet van 15 mei 2007 die in werking trad op 1 oktober 2007,
bracht grote veranderingen teweeg inzake de strijd tegen namaak
maar ook wat het takenpakket van de Administratie der Douane en
47. Zie noot 43.
48. P.B. L 157 30 april 2004.
49. B.S. 18 juli 2007.
Administratie der Douane
en Accijnzen
E.G.-verordening 1383/
2003 en Wet 15 mei 2007
op bestraffing van namaak
en piraterij van intellectuele
eigendomsrechten
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 33, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 33
De bijzondere inspectiediensten
Accijnzen betreft.
50
De wet is in de eerste plaats bedoeld om de
hiervoor vermelde verordening 1383/2003 te implementeren, maar
het geeft ook een duidelijke precisering van de controle en vaststel-
lingsmacht van de ambtenaren van de Administratie der Douane en
Accijnzen (inspectie ter plaatse, inbeslagneming van de namaak-
goederen en van de middelen die gediend hebben om de overtreding
te plegen...).
Tot voor de inwerkingtreding van de Wet van 15 mei 2007 was
namaak een klachtmisdrijf. Ook al stelde de Administratie der
Douane en Accijnzen flagrante inbreuken vast op het intellectuele
eigendomsrecht, men kon niets doen zolang de titularis van het
eigendomsrecht geen klacht indiende. Dat zorgde voor grote frus-
tratie bij de douaneambtenaren die soms botsten op grote vrachten
namaakproducten maar niets konden ondernemen zolang de eige-
naar van het beschermde product geen klacht indiende bij het
parket. De Wet van 15 mei 2007 bracht daar verandering in: na-
maak werd omgevormd tot een douanemisdrijf en de Administratie
der Douane en Accijnzen kan ambtshalve optreden via haar ge-
westelijk directeur die de vordering zal instellen bij het openbaar
ministerie. Het is belangrijk dat het parket de inbreuken op namaak
ernstig neemt en ze ook gaat vervolgen. Met deze wijziging van
klachtmisdrijf naar douanemisdrijf erkent de wetgever ook dat na-
maak niet alleen in het nadeel werkt van de merkenhouder maar
ook een bedreiging vormt voor de openbare orde.
De inwerkingtreding van de Wet van 15 mei 2007 heeft ook ge-
volgen voor het takenpakket van de Administratie der Douane en
Accijnzen. De verordening 1383/2003 was alleen van toepassing op
het extracommunautaire handelsverkeer en niet op het handelsver-
keer tussen de Lidstaten van de Europese Unie. Als de goederen
eenmaal op de Europese markt waren, kon de Administratie der
Douane en Accijnzen niets meer ondernemen op basis van de ver-
ordening. Met de nieuwe wet kan de Administratie ook met betrek-
king tot die goederen controleren, opsporen en vaststellen, net zoals
bij het extracommunautaire handelsverkeer. Inbreuken binnen de
Europese Unie zijn van gemeenrecht: het zijn inbreuken op de
artikelen 8 tot 12 van de Wet van 1 april 1879 betreffende de
50. Zie ook de algemene Wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen
(B.S. 21 september 1977).
wijziging van
klachtmisdrijf naar
douanemisdrijf
handelsverkeer
tussen de lidstaten
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 34 Afl. 88, 34, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
fabrieks- en handelsmerken.
51
Ook bij deze inbreuken hebben de
douaneambtenaren nu de mogelijkheid om een minnelijke schikking
voor te stellen.
Behalve het feit dat de wet zwaardere sancties voorschrijft geeft ze
ook de mogelijkheden aan die de Administratie der Douane en
Accijnzen heeft om zelf op te treden bij het vaststellen van een
inbreuk.
De bevoegde douaneambtenaren hebben volgens de Wet van 15 mei
2007 de mogelijkheid om, wanneer ze een inbreuk vaststellen, een
waarschuwing te geven (art. 16). Pas als de overtreder niets onder-
nomen heeft dertig 30 dagen na de waarschuwing, wordt het proces-
verbaal ter zake doorgestuurd naar het parket. De waarschuwings-
procedure is hoofdzakelijk preventief van aard.
De bevoegde ambtenaar mag volgens de voormelde wet ook een
minnelijke schikking voorstellen aan de overtreder (art. 17).
Artikel 6 § 2 van de Wet van 15 mei 2007 bepaalt ook dat de
Administratie der Douane en Accijnzen kan overgaan tot een ver-
eenvoudigde procedure: op kosten en onder verantwoordelijkheid
van de rechtenhouder kan de Administratie de goederen vernieti-
gen. Dit kan evenwel slechts nadat een monster genomen werd en na
schriftelijke instemming van de aangever, de houder of de eigenaar
van de goederen.
5.3.2. Risicoanalyse
Om namaak op te sporen maakt de Administratie der Douane en
Accijnzen gebruik van risicoinschatting. De risicoanalyses gebeuren
op basis van een aantal indicatoren. In de eerste plaats zijn er
productgebonden risicoindicatoren, zoals luxegoederen, goederen
van designmerken en medicijnen. Ook de origine, herkomst of be-
stemming kan een risicoindicator zijn. Namaak wordt vaak gepro-
duceerd in Aziatische landen. Om het land van origine te verdoe-
zelen, worden de producten vaak bet.ontl.(germ.) voor: verder ten
uitvoer gebracht via Dubai. De vermelde waarde kan een indicator
zijn als de waarde te laag ligt tegenover het aantal goederen. De
manier van verpakken kan een indicator zijn, bijvoorbeeld als
waardevolle producten in een grote doos verpakt zijn. Verder letten
51. B.S. 3 april 1879.
zwaardere sancties
waarschuwingsprocedure
vereenvoudigde procedure
risico-inschatting
op basis van indicatoren
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 35, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 35
De bijzondere inspectiediensten
de douanebeambten op de wijze van transporteren en de reisweg.
52
5.3.3. Samenwerking in de strijd tegen namaak
Een van de voorwaarden voor efficie
¨nte risicoanalyse is het be-
schikken over voldoende informatie die het mogelijk maakt de
risico’s in te schatten. Deze aanpak vraagt dan ook een nauwere
samenwerking met andere diensten op internationaal en nationaal
vlak. De World Customs Organisation heeft in 2002 een samen-
werkingsovereenkomst gesloten met Europol met als doel ernstige,
internationale vormen van georganiseerde criminaliteit te bestrij-
den. Opmerkelijk is ook de samenwerking tussen de overheid en de
private sector. De Europese Commissie sloot met de sigarettenfa-
brikant Philip Morris een akkoord voor 12 jaar om de namaak van
sigaretten te doen afnemen. De participatie van de fabrikant bij de
productie van het originele product, bijvoorbeeld door specifieke
markeringen, stelt douaneambtenaren in staat om namaak sneller
op te sporen.
Ook op nationaal vlak is communicatie noodzakelijk. Een van de
opdrachten van de NOD bestaat uit samenwerken en assistentie
verlenen aan andere diensten die instaan voor fraudebestrijding
zoals de Bijzondere Belastinginspectie en de Economische Inspectie,
met officieren van gerechtelijke politie, met Europol, met antifrau-
dediensten van de Europese Commissie en met buitenlandse dou-
anediensten. Deze opdracht tot samenwerking vinden we ook dui-
delijk terug in de Wet van 15 mei 2007. De wet stimuleert samen-
werking tussen diensten in de strijd tegen namaak. Ze kent de
bevoegdheid voor opsporing en vervolging van namaak toe aan
de ambtenaren van de Administratie der Douane en Accijnzen,
evenals aan de politie en aan de ambtenaren van de Algemene
Directie Controle en Bemiddeling van de FOD Economie. Deze
laatste instantie wordt versterkt door een nieuwe afdeling die na-
maakbestrijding tot taak heeft. Zowel de houder van het eigendoms-
recht als consumenten kunnen bij deze dienst klacht indienen via
een klachtenformulier dat online beschikbaar is op de website van
de FOD Economie. Bovendien voorziet de wet in een gezamenlijke
actie van de FOD Economie, de FOD Financie
¨n en de federale
52. EUROPESE COMMISSIE, A guide to risk analysis and customs con-
trols, Office for official publications of the European Communities,
1998, 110.
informatie en
samenwerking
communicatie
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 36 Afl. 88, 36, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
politie. De algemene coo
¨rdinatie van het optreden van deze drie
bevoegde instellingen berust bij de FOD Economie en meer speci-
fiek bij diens Algemene Directie Regulering en Organisatie van de
Markt, die bevoegd is voor de intellectuele eigendom.
5.4. HET NATIONAAL VEILIGHEIDSPLAN 2008-2011 EN DE
ROL VAN DE ADMINISTRATIE DER DOUANE EN AC-
CIJNZEN TER ZAKE
De Administratie der Douane en Accijnzen vormt een duidelijk
voorbeeld van de manier waarop de B.I.D’s een steeds belangrijker
plaats innemen in het veiligheidsbeleid en zich ook aanpassen aan
nieuwe ontwikkelingen ter zake. We kunnen ter illustratie verwijzen
naar de risicoanalyse als leidraad bij controles, de duidelijke samen-
werking en communicatie met andere publieke en private organisa-
ties op nationaal en internationaal vlak en de expliciete vertaling
van hun bevoegdheidsterrein in een veiligheidsproblematiek. Deze
aanpak lijkt vruchten af te werpen: dit komt naar voren uit de cijfers
over in beslag genomen namaakgoederen.
6. De Bijzondere Belastinginspectie (B.B.I.)
6.1. EEN KORTE SITUERING
De Bijzondere Belastinginspectie (B.B.I.) is in 1979 ontstaan uit een
samenvoeging van diensten van het (toen nog) ministerie van Fi-
nancie
¨n, met name de bijzondere diensten van de directe belastingen
en de B.T.W. De toenemende belangstelling voor financieel-econo-
mische misdrijven tijdens de jaren zeventig van de vorige eeuw had
veel te maken met de toenmalige economische crisis. Daarenboven
was er het baanbrekend werk van professor Max Frank van de
U.L.B. Hij verrichtte onderzoek naar de omvang van fiscale fraude
in Belgie
¨en kwam hierbij tot onthutsende vaststellingen.
53
De
economische situatie en het voormelde wetenschappelijke onder-
zoek maakten dat beleidsmakers er steeds meer van overtuigd
53. M. FRANK, La fraude fiscale en Belgique, Brussel, E
´ditions de l’uni-
versite
´de Bruxelles, 1977, 9.
B.I.D’s nemen een steeds
belangrijker plaats in het
veiligheidsbeleid in
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 37, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 37
De bijzondere inspectiediensten
raakten dat het noodzakelijk was werk te maken van de strijd tegen
de belastingfraude. Dit resulteerde in de oprichting bij K.B.
54
van de
B.B.I. In wat volgt bieden we een historisch overzicht van de B.B.I.
om zo haar taken en bevoegdheden te duiden.
6.2. DE OPRICHTING VAN DE B.B.I.
De B.B.I. werd actief op 1 april 1979, e
´e
´n jaar na het verschijnen van
het in punt 6.1. vermelde K.B. De toenmalige minister van Finan-
cie
¨n, Gaston Geens (C.V.P.), stelde bij deze gelegenheid: ‘‘Ze (dit is:
de B.B.I. – red.) zal zich met controles van grote omvang bezighouden,
met andere woorden met de verificaties waarvoor een team van spe-
cialisten in de verschillende takken van de fiscaliteit is vereist. Ze zal
daartoe tevens een beroep kunnen doen op de controlebeambten van
andere verschillende ministerie
¨le departementen. Deze nieuwe geı¨nte-
greerde diensten van de B.B.I. zullen hoofdzakelijk een polyvalente
taak hebben zowel inzake directe belastingen als inzake B.T.W. en
douane. Het onderzoeksrecht van de ambtenaren van deze admini-
stratie strekt zich uit tot de gehele fiscale sector.’’
55
De facto ging het erom grote fraudestromen, zogenaamde ‘geka-
rakteriseerde fraudes’, te voorkomen en op te sporen. De gewone
diensten hielden zich bezig met de gewone dossiers. Kwam daarin
een bepaald fraudeaspect van een bepaalde omvang naar voren, dan
werd dit dossier doorgeschoven naar de B.B.I.
Daarnaast was de B.B.I. de bevoorrechte partner om de contacten
met het gerecht te verzorgen. Concreet wilde dit zeggen dat er
ambtenaren aangeduid werden die als contactambtenaren fungeer-
den tussen de administratie en het parket.
56
De specifieke taak van
deze ambtenaren bestond erin de samenwerking tussen de parketten
en de fiscale administratie soepel en doeltreffend te laten verlopen.
De contactambtenaren behoorden tot de B.B.I., maar gerechtelijke
overheden konden ‘‘in geval van noodzaak’’ een beroep op hen
doen.
54. K.B. 14 november 1978 houdende wijzigingen van het Koninklijk Be-
sluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement
van het ministerie van Financie
¨n, B.S. 21 februari 1979.
55. L. HUYBRECHTS en W. DIERICK, Fiscaal strafrecht, Brussel,
Samsom, 1987, 23.
56. F. DE MOT, Fiscaal strafprocesrecht: het Charter van de belasting-
plichtige in de context van het fiscaal strafprocesrecht, Antwerpen,
Kluwer, 1988, 113.
oprichting bij K.B.
actief op 1 april 1979
‘gekarakteriseerde fraudes’
voorkomen en opsporen
samenwerking tussen de
parketten en de fiscale
administratie
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 38 Afl. 88, 38, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
Bij de oprichting van de B.B.I. werkte er ongeveer een veertigtal
ambtenaren. Deze ambtenaren waren afkomstig uit de toenmalige
administraties binnen het toenmalige ministerie van Financie
¨n. De
B.B.I. beschikte over een centrale administratie (gelegen te Brussel)
en vier regionale directies (Antwerpen, Gent, Brussel en Namen),
verdeeld in inspecties. Hoewel de directies enkel bevoegd waren
voor hun ambtsgebied, mochten zij een onderzoek dat in hun
ambtsgebied startte, voortzetten over het hele grondgebied. De
ambtenaren van de B.B.I. konden controles uitvoeren en verificaties
verrichten omtrent om het even welke vorm van belasting. Oor-
spronkelijk was deze algemene bevoegdheid van de B.B.I.-ambte-
naren niet wettelijk geregeld. Hierdoor kon elke ambtenaar slechts
die bevoegdheden uitoefenen die hij reeds bij zijn vorige admini-
stratie bezat. Dit betekende bijvoorbeeld dat de B.B.I.-ambtenaar
die afkomstig was uit de B.T.W.-administratie binnen de B.B.I.
enkel zijn bevoegdheden kon uitoefenen, zoals deze beschreven
waren in het wetboek op de B.T.W. Dit was natuurlijk een onwerk-
bare situatie. De B.B.I. had een polyvalente taak te vervullen, maar
de ambtenaren beschikten voor de uitoefening van hun taken niet
over polyvalente bevoegdheden.
6.3. DE REGULARISATIE VAN DE BEVOEGDHEIDSPRO-
BLEMEN
Door de Wet van 8 augustus 1980
57
werden de bevoegdheidspro-
blemen, zoals in punt 6.2. geduid, geregulariseerd. Artikel 87 van die
wet stelt namelijk: ‘‘De administratie van de Bijzondere Belasting-
inspectie en de ambtenaren ervan hebben de bevoegdheden die door de
wettelijke en reglementaire bepalingen inzake belastingen, rechten en
taksen worden verleend aan de fiscale administraties en al de ambte-
naren ervan.’’ Sindsdien kon een ambtenaar van de B.B.I. controles
uitvoeren en verificaties doen voor om het even welke belasting. Hij
kon daarbij gebruik maken van de controlemiddelen die specifiek
beschreven stonden in elk belastingwetboek, zijnde: het wetboek der
successierechten; het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffie-
rechten; het B.T.W.-wetboek; het wetboek inkomstenbelastingen;
en het wetboek der douane en accijnzen.
Er was slechts e
´e
´n beperking, maar die was dan ook zeer strikt: een
B.B.I.-ambtenaar kon optreden zoals een ambtenaar van om het
57. B.S. 15 augustus 1980.
Wet van 8 augustus 1980
bevoegdheden verleend aan
de fiscale administraties en
de ambtenaren ervan
beperking
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 39, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 39
De bijzondere inspectiediensten
even welke fiscale administratie, maar hij was verplicht om in het
kader van een onderzoek omtrent een welbepaalde belasting deze
onderzoeksmaatregelen te respecteren die opgenomen waren in het
specifieke wetboek met betrekking tot deze belasting. Deze beper-
king betekende dat een B.B.I.-ambtenaar niet alle controlemaat-
regelen waarin voorzien was in de diverse fiscale wetboeken kon
aanwenden om bijvoorbeeld de vennootschapsbelasting te contro-
leren. Het negeren van de beperking zou destijds
58
de nietigheid
meebrengen van het door de B.B.I. aangebrachte bewijsmateriaal in
strafzaken.
6.4. DE VERHOUDING MET HET PARKET
Met de oprichting van de B.B.I. in 1978 stond de wetgever de
bestrijding van grootschalige fiscale fraude voor ogen. De liberale
Waalse Senator en hoogleraar in de rechten aan de U.L.B. Robert
Henrion vond het betreurenswaardig dat slechts weinig fraudeurs
voor de rechtbank verschenen. Fraude was volgens hem een misdrijf
dat sociale schade met zich meebracht. Vandaar dat hij ook het
onderzoek van zijn collega Max Franck
59
stimuleerde naar de om-
vang van fiscale fraude. Volgens Henrion kon de fiscale fraude pas
krachtdadig aangepakt worden, als de parketten meer armslag
zouden krijgen. Daarom diende hij op 12 oktober 1979 een wetvoor-
stel in die zin in. Henrion wilde met zijn voorstel de samenwerking
tussen Justitie en de administratie in de strijd tegen de fiscale fraude
verbeteren. Bovendien wilde hij aan de parketten het recht op
initiatief verlenen. Zijn voorstel werd wet op 8 augustus 1980: het
parket had hiermee het recht verworven om zelf ten strijde te trek-
ken tegen fraudeurs.
60
De Wet van 8 augustus 1980
61
en de Herstelwet van 10 februari
1981
62
inzake de strafrechtelijke beteugeling van belastingontdui-
king hebben niet alleen de controlemiddelen van de fiscale admini-
58. Een en ander dateert van voor de wending die de Belgische Cassatie-
rechtspraak recent nam met betrekking tot het gebruik van onrecht-
matig verkregen bewijs in strafzaken.
59. Zie hierover punt 5.1. van dit hoofdstuk.
60. A. VAN BOSBEKE en J. WILLEMS, Kirschen en Co, het blauwe
netwerk, Antwerpen, E.P.O., 1987, 120.
61. Zie punt 5.3. van dit hoofdstuk.
62. B.S. 14 februari 1981.
onderzoeksmaatregelen te
respecteren die opgenomen
waren in het specifieke
wetboek
parketten meer armslag
wet 8 augustus 1980
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 40 Afl. 88, 40, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
straties aangevuld en gewijzigd, maar hebben eveneens de penale
bestraffing van belastingontduiking grondig hervormd. Inzake di-
recte belastingen werd door het invoeren van artikel 47 van deze
Wet van 1980 de uitoefening van de strafvordering opnieuw toever-
trouwd aan het openbaar ministerie; dit was voor de B.T.W. reeds
het geval. De taak van de ambtenaren van de fiscale administraties
werd derhalve beperkt tot de kennisgeving aan het openbaar minis-
terie van misdrijven, waarop strafrechtelijke sancties gesteld zijn.
Vo
´o
´r de totstandkoming van de voormelde wetsbepaling werd de
vervolging tot toepassing van boetes en andere straffen ingesteld op
verzoek van de Administratie der Directe Belastingen; het parket
nam geen enkel initiatief, trad slechts op als toegevoegde partij en
gaf louter advies. Dit was een belangrijke afwijking van het gemeen
recht, aangezien daarin de strafvervolging exclusief
63
tot de be-
voegdheid van het openbaar ministerie behoort. Met de Wet van
8 augustus 1980 bezat de Administratie voortaan geen enkele be-
voegdheid meer inzake strafrechtelijke vervolging.
64
Toch deed de toepassing in de praktijk enige problemen rijzen. De
ambtenaren van de fiscale administratie waren in de meeste gevallen
de eersten die kennisnamen van vermoedelijke fiscale misdrijven.
Hier rees het probleem van de samenwerking tussen administratie
en parket. Artikel 29 Sv. stelt immers: ‘‘Iedere gestelde overheid,
ieder openbaar officier of ambtenaar die in de uitoefening van zijn
ambt kennis krijgt van een misdrijf is verplicht daarvan dadelijk be-
richt geven aan de procureur des Konings.’’ Deze verplichting rust op
alle openbare overheden en ambtenaren, dus ook op de ambtenaren
van het ministerie van Financie
¨n.
De wetgeving regelde de samenwerking tussen administratie en
parket onvoldoende. De procureur de Konings, bij wie door de
fiscale ambtenaar een aangifte gedaan werd, kon aanvullende in-
lichtingen inwinnen. Hij kon in voorkomend geval technische ad-
viezen inwinnen van vakkundige personen, dit zijn personen die
wegens hun beroep of wegens hun kunde in staat zijn om ophelde-
ringen te verstrekken over de aard en de omstandigheden van het
misdrijf. Hij kon ook een onderzoeksrechter belasten met de opspo-
ring van het misdrijf. Als gevolg hiervan deden de procureurs des
63. Met uitzondering wat de klacht met burgerlijke partijstelling betreft.
64. W. DIERICK, ‘Het fiscale strafrecht in een nieuw kleed’, R.W. 1982,
1796.
directe belastingen
uitoefening van de
strafvordering opnieuw
toevertrouwd aan het
openbaar ministerie
wetgeving regelde de
samenwerking tussen
administratie en parket
onvoldoende
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 41, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 41
De bijzondere inspectiediensten
Konings en de onderzoeksrechters dan ook een beroep op de ambte-
naren van de B.B.I. om hen als deskundigen (en niet als fiscale
ambtenaren) bij te staan in een onderzoek naar fiscale misdrijven.
Ten gevolge van de voornoemde wetswijzigingen van 1980 en 1981
konden binnen het fiscaal recht twee bestraffingswijzen aangewend
worden: enerzijds de toepassing van administratieve sancties en
anderzijds het opleggen van strafrechtelijke sancties. Het eerste
middel werd uitsluitend uitgeoefend, beoordeeld en vervolgd door
de administratie, terwijl beoordeling en toepassing van de straf-
sancties de taak was van de correctionele rechtbanken.
Administratieve sancties bestaan meestal uit belastingverhoging en
boetes. Ze sanctioneren de materie
¨le belastingontduiking of de
loutere overtreding van een fiscaal voorschrift. Ze worden opgelegd
door de administratie en vereisen geen bewijs van opzet of kwade
trouw van de overtreder; het intentioneel element in hoofde van de
overtreder kan wel meespelen bij het bepalen van de hoogte van de
sanctie.
In tegenstelling tot deze administratieve sancties hebben de straf-
sancties een persoonlijk karakter. Steeds moet de persoonlijke
schuld van de overtreder bewezen worden. Daarenboven moet er
steeds een bedrieglijk opzet of een oogmerk om te schaden aanwezig
zijn. Door de notie ‘fiscale misdrijven’ te beperken tot de inbreuken
die met een speciaal opzet gepleegd worden, plaatst de wetgever zelf
het overgrote deel van de wetsinbreuken buiten het bereik van de
strafwet. Hierdoor wordt de toepasselijkheid van de strafsanctie
beperkt tot de meest zwaarwichtige inbreuken. We kunnen in deze
toestand een toepassing zien van het ‘ultimum remedium-princi-
pe’.
65
Zo goed als alle beginselen die het gemeen strafrecht beheersen, zijn
van toepassing in het fiscaal strafrecht. De bepalingen die de fiscale
fraude bestraffen, zijn terug te vinden in de diverse fiscale wetboe-
ken. De strafrechtelijke vervolging inzake fiscale zaken gebeurt op
grond van de algemene strafbepalingen die elke overtreding van de
fiscale wet strafbaar stellen, mits deze overtreding met bijzonder
65. F. DESTERBECK, ‘De sterkte van de ketting bij vervolging in fiscale
strafzaken’ in M. DE SAMBLANX, J. SPREUTELS, P. WAETE-
RINCKX, J. DORAENE, F. DESTERBECK, E. WYMEERSCH, C.
TERRIER, J. DENOLF en H. JAMAR (ed.), Financieel-economisch
rechercheren, Brussel, Politeia, 2004.
beroep op de ambtenaren
van de B.B.I.
als deskundigen
twee bestraffingswijzen
administratieve sancties
strafsancties
fiscaal strafrecht
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 42 Afl. 88, 42, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
opzet gebeurt. Meestal wordt ook valsheid in geschriften voor-
zien
66
. Beide systemen (administratieve en strafrechtelijke) kunnen
op dezelfde feiten toegepast worden.
In sommige omstandigheden kan een administratieve sanctie een
strafrechtelijk karakter hebben. Het Hof van Cassatie
67
heeft hier-
over uitspraak gedaan en oordeelde dat een administratieve sanctie
een strafrechtelijk karakter heeft, als ze:
.zonder onderscheid elke belastingplichtige treft en niet slechts
een bepaalde groep met een particulier statuut;
.een bepaald gedrag voorschrijft en op de niet-naleving ervan een
sanctie stelt;
.niet alleen maar een vergoeding in geld van een schade betreft,
maar essentieel ertoe strekt te straffen om de herhaling van
gelijkaardige handelingen te voorkomen;
.stoelt op een norm met een algemeen karakter, waarvan het
oogmerk tegelijkertijd preventief en repressief is;
.tegelijk zeer zwaar is, gelet op het bedrag ervan.
Wanneer een administratieve sanctie aan al deze voorwaarden vol-
doet, krijgt ze een strafrechtelijk karakter. Dit brengt met zich mee
dat een latere bestraffing van hetzelfde feit door de strafrechter
onmogelijk wordt.
6.5. EEN INTENSE SAMENWERKING TUSSEN HET PAR-
KET, DE B.B.I. EN DE REGULIERE POLITIE
Zoals in de vorige punten gezegd, waren zowel de B.B.I. als de
reguliere politie bevoegd binnen dezelfde materie. Daarenboven
werd vastgesteld dat een duidelijk kader omtrent samenwerking
ontbrak. Het feit dat ze niet zo vertrouwd waren met de juridische
en technische aspecten van de fiscaliteit en niet konden beschikken
over eigen aangepaste middelen en gespecialiseerde medewerkers,
heeft de parketten en de onderzoeksrechters aangezet tot samen-
werking met de belastingadministratie: daar was immers de nood-
zakelijke knowhow aanwezig. In het begin van de jaren tachtig van
de vorige eeuw kwam dan ook een nauwe samenwerking tussen de
B.B.I. en de reguliere politie tot stand.
66. F. DESTERBECK, ‘Belasting en belastingontduiking’ in X. (ed.),
Postal memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wet-
ten, Mechelen, Kluwer, losbl., 1.
67. Cass. 25 mei 1999, Arr. Cass. 1999, 307.
administratieve sanctie
soms strafrechtelijk
karakter
nauwe samenwerking
tussen B.B.I. en reguliere
politie
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 43, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 43
De bijzondere inspectiediensten
Het parket kon gelijk wie aanduiden als expert, ook een fiscaal
ambtenaar. Vermits geen verbod bestond om samen te werken,
mocht een fiscaal ambtenaar in zijn functie die opdracht aanvaar-
den. Voornamelijk in Brussel werd steeds meer een beroep gedaan
op de medewerkers van de B.B.I., ook ter gelegenheid van huis-
zoekingen en verhoren. Het gebeurde eerst schoorvoetend, maar
daarna werd het eerder het systeem dat de onderzoeksrechter die
belast was met fiscale zaken, geen deskundige aanstelde maar via
een kantschrift technische bijstand vroeg aan de B.B.I. De B.B.I.-
medewerkers beschikten weliswaar niet over de hoedanigheid van
officier van gerechtelijk officier en konden dus niet actief meewer-
ken ter gelegenheid van huiszoekingen, maar ze konden wel aan-
wijzingen geven aan de onderzoekers om te zeggen welke stukken
belangrijk waren voor het onderzoek. Tegelijkertijd verleenden zij
technische bijstand bij de ondervraging en verhoren, na vordering
door de onderzoeksrechter. De ambtenaren van de B.B.I. raakten
met andere woorden rechtstreeks betrokken bij de materie
¨le uitoe-
fening van het strafonderzoek.
We kunnen ons hierbij natuurlijk afvragen of deze B.B.I.-ambte-
naren, die ‘technische bijstand’ verleenden aan politiemensen in een
gerechtelijk dossier, niet veeleer gericht waren op hun eigen admi-
nistratief onderzoek. Ze verleenden echter bijstand als expert en niet
als fiscaal ambtenaar. Om de stukken zelf te mogen gebruiken in
hun administratief dossier moesten de mensen van de B.B.I. de
toestemming vragen aan de procureur-generaal. Hierbij mag niet
uit het oog verloren worden dat de oorspronkelijke informatie in
een aantal gevallen voortkwam uit de belastingdiensten zelf. Soms
ging het ook wel om dossiers die door het parket zelf opgestart
waren en waarin de B.B.I.-ambtenaren dan verder onderzoek de-
den. Daarna werd een fiscaal onderzoek gevoerd, waaruit vrij snel
duidelijk werd of het al dan niet ging om fraude. In het positieve
geval werd klacht ingediend vanuit de B.B.I. bij het parket. Het was
de parketmagistraat die besliste of hij deze klacht dan verder on-
derzocht.
De nauwe samenwerking tussen de B.B.I. en de politiediensten in
het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw kwam er op het
ogenblik dat de uitoefening van de strafvordering in fiscale zaken
door de in punt 6.4. vermelde Wet van 8 augustus 1980 aan het
openbaar ministerie toevertrouwd werd.
De parketten waren echter in de fiscale materie niet ingewerkt. Zij
ambtenaren B.B.I.
rechtstreeks betrokken bij
materie
¨le uitoefening
strafonderzoek
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 44 Afl. 88, 44, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
beschikten ook niet over de gespecialiseerde medewerkers en de
nodige middelen om grootschalige fiscale fraude te bestrijden.
De B.B.I. daarentegen werd in dezelfde periode net opgericht ter
bestrijding van belangrijke fraudepraktijken in alle domeinen van
het fiscaal recht. Het lag voor de hand dat de parketten juist op deze
specialisten een beroep zouden doen om bijstand te verlenen bij
ingewikkelde fiscale onderzoeken. De samenwerking had vooral een
doeltreffende en deskundige bestrijding van fiscale criminaliteit
voor ogen. Nochtans ontbrak er een duidelijke regelgeving die deze
samenwerking nauwkeurig vastlegde. De inbreng van de B.B.I.-
ambtenaren heeft tijdens deze periode sterk bijgedragen tot meer
doelgericht speurwerk.
6.6. HET ‘CHARTER VAN DE BELASTINGPLICHTIGE’
Er kwam echter steeds meer kritiek op de samenwerking tussen
politie en fiscale ambtenaren. Allerlei argumenten werden aange-
voerd om de samenwerking tussen parket, onderzoeksrechter en
belastingadministratie terug te schroeven. Deze argumenten kwa-
men hoofdzakelijk vanuit de hoek van de advocatuur. Zo werd
voorgehouden dat de deelname van belastingambtenaren aan het
strafonderzoek van die aard was dat het geheim karakter van het
onderzoek geschonden zou zijn. Eveneens zouden de onpartijdig-
heid en de objectiviteit van de onderzoeksrechter aangetast zijn.
Uiteindelijk volgde er een Cassatiearrest
68
dat duidelijk stelde dat
het feit dat de onderzoeksrechter de verdachte ondervraagt en een
huiszoeking doet uitvoeren in aanwezigheid van de B.B.I.-ambte-
naren in overeenstemming is met de vereiste van het geheim karak-
ter van het gerechtelijk onderzoek. Deze uitspraak heeft er niet toe
geleid dat de golf van kritiek op de samenwerking luwde. De kri-
tieken vanuit de rechtsleer zorgden eveneens voor discussie binnen
het politieke milieu. Het is opmerkelijk dat de sfeer van het debat
mee bepaald werd door enkele zeer grote politieke fiscale schanda-
len. De politieke meerderheid, toen de C.V.P. en de P.V.V., wilde
komen tot een strikte scheiding tussen fiscus en gerecht.
Het is in deze verwarde sfeer dat de Wet van 4 augustus 1986
69
tot
stand kwam. Door deze wet werd het zogenaamde ‘Charter van de
68. Cass. 27 maart 1985, www.cass.be.
69. Wet 4 augustus 1986 houdende fiscale bepalingen, B.S. 20 augustus
1986.
vooral een doeltreffende en
deskundige bestrijding van
fiscale criminaliteit voor
ogen
kritiek op de samenwerking
advocatuur
invoering ‘Charter van de
belastingplichtige’
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 45, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 45
De bijzondere inspectiediensten
belastingplichtige’ ingevoerd. Dit ‘Charter’ stelde strikte beperkin-
gen aan de werkrelaties tussen de ambtenaren van de B.B.I. en de
politie. Ten gevolge van de invoering van het ‘Charter’ kan er van
‘samenwerking’ in de concrete betekenis van het woord niet meer
gesproken worden. De bepalingen van het ‘Charter’ komen erop
neer dat een soort ‘terreinverdeling’ ingevoerd wordt tussen fiscale
administraties en strafrechtelijke opsporingsdiensten.
Een belangrijk gevolg van deze wet is dat het initiatiefrecht inzake
vervolgingen van fiscale misdrijven toevertrouwd werd aan het
openbaar ministerie. Dit neemt niet weg dat de eersten die van
dergelijke (vermeende) misdrijven kennis krijgen, in de meeste ge-
vallen de ambtenaren van de fiscale administratie zijn. Deze ambte-
naren waren verplicht om, volgens artikel 29 Sv., dadelijk de procu-
reur des Konings in kennis te stellen, wanneer zij door de uitoefe-
ning van hun ambt kennis kregen van een misdaad of wanbedrijf.
Het was duidelijk dat de verplichte kennisgeving van fiscale mis-
drijven door belastingambtenaren aan het parket problemen zou
stellen, dit vooral op het vlak van de beoordeling van het bedrieglijk
opzet of het oogmerk om te schaden dat voor de meeste fiscale
misdrijven vereist is. De voormelde Wet van 4 augustus 1986 heeft
hier enkele wijzigingen in aangebracht, hoofdzakelijk van formele
aard. De wet voorziet in een kanalisatie van klachten of aangiften
bij het parket via een hie
¨rarchisch hogere belastingambtenaar.
Daarnaast legt ze het parket de verplichting op om advies te vragen
aan een hogere ambtenaar, wanneer het zich voorneemt om op
eigen initiatief een vervolging in te stellen.
De verplichting tot aangifte, waartoe alle openbare ambtenaren
gehouden waren, wordt in het nieuwe stelsel aanzienlijk beperkt.
Artikel 107 van de Wet van 4 augustus 1986 voegt een tweede lid toe
aan artikel 29 Sv. Dit tweede lid verbiedt de ambtenaren van de
fiscale administratie om aangifte te doen zonder daartoe een mach-
tiging ontvangen te hebben. Die machtiging wordt verleend door de
gewestelijk directeur, onder wie de betrokken ambtenaren ressorte-
ren. De sanctie voor strafvervolgingen die ingesteld zouden worden
ingevolge een aangifte door een niet-gemachtigd ambtenaar, is de
terreinverdeling tussen
fiscale administraties en
strafrechtelijke
opsporingsdiensten
initiatiefrecht
kennisgeving fiscale
misdrijven aan parket
toevoeging tweede lid aan
artikel 29 Sv.
machtiging gewestelijk
directeur
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 46 Afl. 88, 46, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
niet-ontvankelijkheid van de strafvordering. Het openbaar ministe-
rie kan geen vervolging instellen, indien het kennis heeft gekregen
van de feiten ten gevolge van een klacht of aangifte van een niet
gemachtigd ambtenaar.
70
Er wordt op deze manier een kanalisatie van de aangifte van fiscale
misdrijven georganiseerd. De gewestelijk directeur is immers, naar
het oordeel van de wetgever, beter dan de ondergeschikte ambte-
naar in staat om uit te maken of het ingezamelde materiaal wel
voldoende bewijskrachtig is. De directeurs hebben niet de keuze
maar de verplichting de procureur des Konings op de hoogte te
stellen. Maar aan de andere kant beschikken ze toch over een zekere
beoordelingsmarge, namelijk wat de appreciatie van de bewijsele-
menten betreft.
71
In de gevallen waarin de procureur des Konings kennis krijgt van
fiscale misdrijven anders dan door de aangifte van de daartoe ge-
machtigde ambtenaar, moet hij, indien hij vervolging wil instellen,
het advies vragen van de bevoegde gewestelijk directeur. Dit advies
betreft niet de opportuniteit van een eventuele strafvervolging door
de administratie, maar strekt ertoe de administratie de nodige ge-
gevens en inlichtingen te laten inwinnen die het openbaar ministerie
moeten in staat stellen de wenselijkheid van vervolging te beoor-
delen. Hieruit kunnen we toch afleiden dat de gewestelijke direc-
teurs over een zekere opportuniteitsbevoegdheid beschikken.
We kunnen stellen dat door de invoering van het ‘Charter van de
belastingplichtige’ de fiscale ambtenaren, en in het bijzonder de
B.B.I.-ambtenaren, volledig geweerd werden uit het strafrechtelijk
fiscaal onderzoek. Zij konden enkel nog ‘gehoord’ worden als ge-
tuige. Zelfs deze rol moest dan nog zeer beperkt geı
¨nterpreteerd
worden. Dit blijkt ook uit een later arrest van het Hof van beroep te
Gent.
72
Hierin kwam de kwestie aan bod waarop de getuigenis van
een belastingambtenaar precies betrekking kan hebben. Volgens het
Gentse Hof kon dat zeker niet op de rationele wetenschappelijke
interpretatie van de vastgestelde feiten. Dan zit de belastingambte-
70. J. D’HAENENS, ‘Het formeel fiscaal strafrecht na de hervormingen
van 1980 en 1986’ in X. (ed.), Actuele problemen van strafrecht, Ant-
werpen, Kluwer, 1988, 159-160.
71. L. HUYBRECHTS, ‘Het Charter van de gemiste kans’, Fiskoloog
1986, afl. 152, 15.
72. C. BUYSSE, ‘Welke rol voor getuigende belastingambtenaren?’, Fisco-
loog 2000, afl. 738, 3.
procureur
advies bevoegde gewestelijk
directeur
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 47, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 47
De bijzondere inspectiediensten
naar immers opnieuw op het verboden terrein van de deskundige.
Een getuigenis kan daarentegen volgens het Hof enkel betrekking
hebben op de ‘‘materialiteit van het misdrijf of de persoon van de
betrokkene’’.
Waar het zo is dat het openbaar ministerie en de onderzoeksrechters
tot aan de Wet van 4 augustus 1986 in fiscale strafzaken dikwijls een
beroep deden op ambtenaren van de B.B.I. als deskundigen, dan
was dat voornamelijk omdat zij zelf niet over de nodige fiscale
ervaring beschikten. Door de voormelde wet werden alle fiscale
ambtenaren uit het fiscale strafonderzoek geweerd. Om te verzeke-
ren dat er in de parketten voldoende knowhow aanwezig was om het
onderzoek van de fiscale fraude met kennis van zaken te laten
verlopen, werden 15 fiscale substituten benoemd.
73
Zij beschikten
niet over het monopolie inzake het uitoefenen van de vervolging in
fiscale strafzaken; de andere parketmagistraten bleven ter zake
eveneens bevoegd. Evenmin kan gesteld worden dat fiscale sub-
stituten uitsluitend fiscale zaken behandelden. Samengevat: de band
tussen de B.B.I. en de reguliere politie bleek met de Wet van
4 augustus 1986 voor een groot stuk verbroken. Hoe moest het nu
verder na het ‘Charter’?
6.7. HET BIJSTELLEN VAN DE WETGEVING: UITZONDE-
RINGEN OP DE PRINCIPES UIT HET ‘CHARTER VAN
DE BELASTINGPLICHTIGE’
Al snel bleek dat het ‘Charter van de belastingplichtige’ in zijn
oorspronkelijke vorm niet werkbaar was.
74
Dit heeft de wetgever
ertoe aangezet nieuwe formules uit te denken die rekening moesten
houden met de kritieken die geuit werden met betrekking tot de
samenwerking tussen fiscus en gerecht. Zo stelde men vast dat een
doeltreffende en deskundige bestrijding van fiscale fraude onmoge-
lijk werd wanneer fiscale ambtenaren in het strafonderzoek enkel
mogen optreden in de rol van getuige.
75
Daarom werden op de
73. L. HUYBRECHTS, l.c.,16.
74. F. DESTERBECK, ‘De sterkte van de ketting bij vervolging in fiscale
strafzaken’ in M. DE SAMBLANX, J. SPREUTELS, P. WAETE-
RINCKX, J. DORAENE, F. DESTERBECK, E. WYMEERSCH, C.
TERRIER, J. DENOLF en H. JAMAR (ed.), Financieel-economisch
rechercheren, Brussel, Politeia, 2004.
75. M. ROZIE en F. DERUYCK, Fiscaal strafrecht en strafprocesrecht,
Gent, Mys & Breesch, 1996, 48.
getuigenis enkel betrekking
op de ‘‘materialiteit van het
misdrijf of de persoon van
de betrokkene’’
fiscale substituten
band tussen de B.B.I. en de
reguliere politie voor een
groot stuk verbroken
twee uitzonderingen op de
beperking van de rol van de
fiscale ambtenaar in het
strafonderzoek tot die van
getuige
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 48 Afl. 88, 48, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
beperking van de rol van de fiscale ambtenaar in het strafonderzoek
tot die van getuige twee uitzonderingen ingevoerd.
6.7.1. Bij de parketten gedetacheerde ambtenaren
Bij Wet van 28 december 1992
76
werd aan de minister van Financie
¨n
de bevoegdheid verleend om belastingambtenaren ter beschikking
te stellen van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur om
hen bij te staan in de uitoefening van hun taken. De concrete regels
die de terbeschikkingstelling van fiscale ambtenaren bij de parketten
regelden, werden pas anderhalf jaar later bij K.B. vastgelegd.
77
Zestien ambtenaren werden gedetacheerd voor een termijn van zes
jaar, hernieuwbaar voor een termijn van maximum twee jaar.
78
De ambtenaren konden enkel optreden als medewerkers aan het
strafonderzoek. Zij waren geen officier van gerechtelijke politie en
hadden vanaf hun terbeschikkingstelling geen taxatiebevoegdheid
meer. De gedetacheerde ambtenaren mochten geen zaken behande-
len die zij behandeld hadden of waarvan zij weet hadden ingevolge
hun functies bij hun administratie van oorsprong. Na hun terugkeer
in hun administratie van oorsprong mochten zij geen zaken be-
handelen, waarvan zij weet hadden ingevolge hun functie bij het
parket of bij het arbeidsauditoraat.
79
76. Wet 28 december 1992 houdende fiscale, financie
¨le en diverse bepalin-
gen, B.S. 31 december 1992.
77. K.B. 17 juni 1994 tot vaststelling van de regels waarbij ambtenaren van
de fiscale administraties ter beschikking worden gesteld van de procu-
reur des Konings of van de arbeidsauditeur teneinde hen bij te staan in
de uitoefening van hun taken, B.S. 14 juli 1994. Zie ook M.B. 18 juni
1994 tot vaststelling van het aantal ambtenaren van het ministerie van
Financie
¨n die in elk ambtsgebied van een Hof van beroep ter beschik-
king worden gesteld van de procureur des Konings of van de arbeids-
auditeur en van de administratieve standplaats waarin zij worden ter
beschikking gesteld, B.S. 14 juli 1994. Dit K.B. en dit M.B. werden
opgeheven door het K.B. van 21 januari 2007 tot vaststelling van de
regels waarbij ambtenaren van de fiscale administraties ter beschikking
worden gesteld van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur
teneinde hen bij te staan in de uitoefening van hun taken, B.S. 2 februari
2007: dit K.B. vormt thans de vigerende regelgeving ter zake.
78. F. DESTERBECK, ‘Belasting en belastingontduiking’ in X. (ed.),
Postal memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wet-
ten, Mechelen, Kluwer, losbl., 76.
79. F. DESTERBECK, ‘Enkele actuele knelpunten bij de strafrechtelijke
beteugeling van fiscale fraude’, R.W. 2000-2001, 859.
belastingambtenaren ter
beschikking van de
procureur des Konings of
de arbeidsauditeur
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 49, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 49
De bijzondere inspectiediensten
De gedetacheerde ambtenaren zouden op verzoek van het openbaar
ministerie, en dus niet op eigen initiatief, bijstand kunnen verlenen
bij huiszoekingen, inbeslagneming en verhoren. Bij afsluiting van
het onderzoek konden deze ambtenaren ook nuttig zijn bij de
analyse en de samenvatting van het dossier en konden ze een
juridische kwalificatie voorstellen voor de ten laste gelegde feiten.
In het streven naar een meer ‘buitgerichte’ aanpak van de fiscale
criminaliteit konden gedetacheerde ambtenaren belast worden met
de begroting van het vermogensvoordeel dat de dader gerealiseerd
had.
De concrete samenwerking tussen parketmagistraten en gedeta-
cheerde fiscale ambtenaren verliep echter niet zo vlot. De eerste
poging om de bijstand door gedetacheerde ambtenaren ook daad-
werkelijk te organiseren, kan als een mislukking bestempeld wor-
den. Hieraan lagen verschillende oorzaken ten grondslag. De ge-
detacheerde ambtenaren mochten ingevolge hun detachering geen
financieel nadeel ondervinden; langs de andere kant werden zij
evenmin financieel beloond en raakten ze feitelijk vervreemd van
hun administratie van herkomst. Er was een voortijdig afhaken en
een ontmoediging merkbaar bij de gedetacheerde ambtenaren.
Daarenboven waren de meeste procureurs des Konings eerder te-
rughoudend bij het inzetten van deze ambtenaren. Een en ander
betekende dat hun rol meestal beperkt bleef tot het verlenen van
advies.
Een belangrijke wijziging vond echter plaats in 1997. Door een Wet
van 10 juni 1997
80
werd aan de gedetacheerde ambtenaren bij de
parketten de hoedanigheid verleend van officier van gerechtelijke
politie, hulpofficier van de procureur des Konings. Voortaan was de
onbeperkte inzet van gedetacheerde ambtenaren, ook in het con-
crete politiewerk, zonder meer mogelijk. Na 1997 werd het voor
deze ambtenaren opnieuw mogelijk om in concrete strafzaken sa-
men te werken met de politie.
Het is echter opmerkelijk dat dit kader slechts zeer gedeeltelijk
opgevuld is. In feite werden er evenveel ambtenaren voorzien als
er substituten gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden zijn.
80. Wet 10 juni 1997 houdende toekenning van de hoedanigheid van
officier van gerechtelijke politie aan de ambtenaren van de fiscale
administraties ter beschikking gesteld van de procureur des Konings
en van de arbeidsauditeur, B.S. 18 juli 1997.
samenwerking
niet zo vlot
officier van gerechtelijke
politie, hulpofficier van de
procureur des Konings
kader slechts zeer
gedeeltelijk opgevuld
Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie Handboek Politiediensten
De bijzondere inspectiediensten / 50 Afl. 88, 50, 23 december 2008
Dragers van de politiefunctie
Slechts 12 van de 16 geplande fiscale ambtenaren werden effectief
ter beschikking gesteld van het parket.
81
De voormalige regeringscommissaris toegevoegd aan het ministerie
van Financie
¨n, Alain Zenner, was bevoegd voor de vereenvoudiging
van de fiscale procedures en de strijd tegen de grote fiscale fraude. In
het actieplan, ter zake opgesteld door de regeringscommissaris,
vinden we nog steeds het voornemen om de 16 betrekkingen van
fiscale ambtenaren bij de parketten maximaal aan te vullen.
82
Zijn
opvolger, Herve
´Jamar, besteedde in zijn strategische nota eveneens
aandacht aan de detachering van fiscale ambtenaren bij de parket-
ten.
83
De aanstelling van 6 bijkomende fiscale ambtenaren ten
behoeve van de onderzoeksmagistraten blijkt noodzakelijk.
6.7.2. Bij de reguliere politie gedetacheerde ambtenaren
Een tweede uitzonderingscategorie van fiscale ambtenaren, wiens rol
niet beperkt is tot die van getuigen, bestaat uit de ambtenaren die ter
beschikking gesteld werden van de centrale dienst voor de bestrijding
van de economische en financie
¨le delinquentie (C.D.G.E.F.I.D.) van
de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie.
84
Een
81. M. ROZIE en F. DERUYCK, o.c., 51.
82. A. ZENNER, Naar een nieuwe fiscale cultuur, vereenvoudiging van de
fiscale procedures en de strijd tegen de grote fiscale fraude (Actieplan van
de regeringscommissaris), Brussel, Ministerie van Financie
¨n, 2001.
83. H. JAMAR, H., Strategische nota (Actieplan van de staatssecretaris
voor de modernisering van financie
¨n en de strijd tegen de fiscale
fraude), Brussel, F.O.D. Financie
¨n, 2003, 26.
84. F. DESTERBECK, l.c., 860. De C.D.G.E.F.I.D. is een steundienst die
zich in financie
¨le zaken specialiseert. Deze dienst maakt – zoals aange-
geven – deel uit van de federale politie en verleent ondersteuning bij het
uitvoeren van bepaalde politionele operationele taken. De dienst kan
zowel autonoom optreden als steun verlenen aan Belgische of buiten-
landse politiediensten. De gerechtelijke onderzoeken waarbij de
C.D.G.E.F.I.D. betrokken wordt, moeten kaderen in het domein van
de georganiseerde economische en financie
¨le delinquentie. Dit impli-
ceert dat het moet gaan om inbreuken van economische, financie
¨le,
fiscale en sociale aard, die verband houden met georganiseerde crimi-
naliteit. De C.D.G.E.F.I.D. wordt ingeschakeld op verzoek van parket-
of onderzoeksmagistraten. De dienst beschikt over een gegevensbank
en fungeert als verzamelpunt voor materie
¨le inlichtingen en knowhow.
P. PONSAERS, Bijzondere vraagstukken in de criminologie, Gent, 2003-
2004, 126. A. ZENNER, o.c., 84.
ambtenaren ter
beschikking van de centrale
dienst voor de bestrijding
van de economische en
financie
¨le delinquentie
Handboek Politiediensten Organisatie politiewezen – Dragers van de politiefunctie
Afl. 88, 51, 23 december 2008 De bijzondere inspectiediensten / 51
De bijzondere inspectiediensten
Wet van 30 maart 1994 maakt de detachering van 12 fiscale ambte-
naren aan deze dienst mogelijk.
85
Opnieuw stellen we vast dat de uitvoering van de Wet van 1994
lange tijd op zich liet wachten. Gedurende zes jaar bleef de detache-
ring een dode letter. Uiteindelijk regelde men via een K.B. in 2000 de
uitvoering van de Wet van 1994.
86
Er zijn in het K.B. grote gelijke-
nissen vast