ArticlePDF Available

Smets, L., Ponsaers, P. (2011). “Het proces-verbaal van een verdachtenverhoor: Een bron van informatie? – Diverse formats van geschreven communicatie tussen politie en parket”, Cahiers Politiestudies , n°21, 123-144.

Authors:

Abstract

lotte Smets en Paul Ponsaers 1 Is het proces-verbaal van verdachtenverhoren daadwerkelijk de bron van informatie dat het beoogt te zijn? Om een antwoord te kunnen genereren op deze vraag werd een verken-nende studie opgezet naar de methodologie die politie hanteert bij het uitschrijven van PV's. Quasi-experimentele veldobservaties, gekoppeld aan een onderzoekssurvey werden hiervoor georganiseerd. Het onderzoek objectief hierbij was de uniformiteit en de vorm van verschillende PV's na te gaan. De duale taakperformantie gekoppeld aan het verbaliseren, de hybride doelstelling van het PV, de complexe interactionele aard van het verhoor en de hieraan gekop-pelde informatieselectie processen in acht genomen, werden twee hypothesen geformuleerd. Voorafgaand werd er verondersteld dat (1) er markante verschillen kunnen worden vastgesteld tussen de diverse formats waarin verklaringen van verdachtenverhoren worden neergeschreven door verhoorders en, (2) dat deze verschillen met name afhankelijk zijn van de persoonlijke voorkeuren van de verhoorders over de wijze waarop best een verklaring kan neergeschreven worden. De huidige onderzoeksresultaten tonen uiteenlopende formats waarbij persoonlijke voorkeuren en gewoontes van de verhoorders de wijze waarop de verklaring wordt neergeschreven domineren. Het lijkt het ons daarom noodzakelijk dat op basis van de formele wetgeving, kwaliteitsstandaarden worden gedefinieerd voor het uitschrijven van PV's van verhoor. Idealiter dienen deze als norm en worden deze universeel aangeleerd aan de politiefunctionarissen. Inleiding Afgelopen jaren werd nogal wat onderzoek verricht naar het politieel verdachtenverhoor ter gelegenheid van het opsporingsonderzoek (Baldwin
CPS 2011-4, nr. 21 123
Het proces-verbaal van een
verdachtenverhoor:
Een bron van informatie?
Diverse
formats
van geschreven
communicatie tussen politie en parket
Cahiers Politiestudies
Jaargang 2011-4, nr. 21
p. 123-142
© Maklu-Uitgevers
ISBN 978-90-466-0413-7
Lotte Smets en Paul Ponsaers1
Is het proces-verbaal van verdachtenverhoren daadwerkelijk de bron van informatie dat
het beoogt te zijn? Om een antwoord te kunnen genereren op deze vraag werd een verken-
nende studie opgezet naar de methodologie die politie hanteert bij het uitschrijven van PV’s.
Quasi-experimentele veldobservaties, gekoppeld aan een onderzoekssurvey werden hiervoor
georganiseerd. Het onderzoek objectief hierbij was de uniformiteit en de vorm van verschillende
PV’s na te gaan. De duale taakperformantie gekoppeld aan het verbaliseren, de hybride
doelstelling van het PV, de complexe interactionele aard van het verhoor en de hieraan gekop-
pelde informatieselectie processen in acht genomen, werden twee hypothesen geformuleerd.
Voorafgaand werd er verondersteld dat (1) er markante verschillen kunnen worden vastgesteld
tussen de diverse formats waarin verklaringen van verdachtenverhoren worden neergeschreven
door verhoorders en, (2) dat deze verschillen met name afhankelijk zijn van de persoonlijke
voorkeuren van de verhoorders over de wijze waarop best een verklaring kan neergeschreven
worden. De huidige onderzoeksresultaten tonen uiteenlopende formats waarbij persoonlijke
voorkeuren en gewoontes van de verhoorders de wijze waarop de verklaring wordt neergeschreven
domineren. Het lijkt het ons daarom noodzakelijk dat op basis van de formele wetgeving,
kwaliteitsstandaarden worden gedefinieerd voor het uitschrijven van PV’s van verhoor. Idealiter
dienen deze als norm en worden deze universeel aangeleerd aan de politiefunctionarissen.
Inleiding
Afgelopen jaren werd nogal wat onderzoek verricht naar het politieel verdachtenverhoor
ter gelegenheid van het opsporingsonderzoek (Baldwin, 1994; Milne & Bull, 1999;
Gudjonsson, 2003; Holmberg, 2004; Williamson, 2006; Powell, Wright & Clark, 2009).
1 Beide auteurs zijn lid van de Onderzoeksgroep Sociale Veiligheidsanalyse, Vakgroep Strafrecht en Criminologie,
Rechtsfaculteit, Universiteit Gent.
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
124 CPS 2011-4, nr. 21
Hoe nuttig dergelijk onderzoek ook moge zijn voor de politiepraktijk, het blijft zo dat
een verhoor mondeling gevoerd wordt, maar in de meeste gevallen een geschreven
neerslag krijgt onder de vorm van een papieren proces-verbaal (PV), dat toegevoegd
wordt aan het gerechtelijk dossier. Het is op basis van dit dossier dat de communicatie
tussen politie en parket op gang komt, onderhouden wordt, eventuele verdergaande
onderzoeksverrichtingen tot stand komen en het parket uiteindelijk een beslissing zal
nemen.
Overigens blijft ditzelfde dossier eveneens het collectieve geheugen van een criminele
zaak bij de verdere rechtsgang voor diverse gerechtelijke eindgebruikers, zoals advocaten
en (onderzoeks-)rechters. Het dossier vormt een belangrijke basis bij de oordeelsvorming
met het oog op vrijspraak of veroordeling2.
Hierbij valt het op dat dit essentieel communicatiemiddel nauwelijks voorwerp werd van
onderzoek in het verleden. Op zich mag dit merkwaardig genoemd worden, aangezien
de inspanningen tot verbetering van de verhoorpraktijk in grote mate kunnen gehinderd
worden door het maken van een gebrekkige schriftelijke neerslag. Het is dan ook ons
uitgangspunt dat het ene niet zonder het andere kan, en naast de inspanningen die
geleverd worden op het vlak van het voeren van een verdachtenverhoor, er eveneens
dringend werk dient gemaakt van wetenschappelijk onderzoek naar de schriftelijke
registratie van een mondelinge verklaring van een verdachte onder de vorm van een
PV naar aanleiding van een verdachtenverhoor. Deze bijdrage wil hiertoe een eerste
aanzet geven.
1. Probleemstelling
1.1. Duale taakperformantie
Het verhoor (ook wel ‘ondervraging’ genoemd) is één van de meest courant gebruikte
politiemethoden. Ook het verbaliseren of schriftelijk registreren ervan behoort tot de
dagelijkse routine van politiemensen. Nochtans bestaan er weinig wettelijke vereisten
waaraan zowel het ene als het andere dient te beantwoorden. De zgn. wet Franchimont3
voorziet in België op dit vlak wel een aantal gedragsregels, maar deze blijven beperkt
tot enkele summiere aanduidingen. Zo kan in het algemeen worden aangenomen dat
een politieel verhoor start op het ogenblik dat de verhoorder de verdachte formeel wijst
op zijn rechten in de situatie van het verhoor. Dit impliceert dat de verdachte erop
gewezen wordt dat hij het recht heeft om te vragen bepaalde onderzoeksverrichtingen
te stellen of een bepaald verhoor wordt afgenomen, het recht heeft om te vragen dat de
verhoorder alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, noteert
in de gebruikte bewoordingen en hij het recht heeft te weten dat zijn verklaring als
bewijs in rechte kan gebruikt worden4.
2 De eindgebruikers (die niet aanwezig zijn tijdens het verhoor) beschouwen het PV niet enkel als een
communicatiemiddel, maar ook als een beveiliging, aangezien het niet zelden de enige beschikbare
informatie bevat om te kunnen inschatten of de informatie adequaat en betrouwbaar werd bekomen,
gebaseerd op de principes van hetgeen genoemd wordt “fair trial” (Komter, 2003; Masch, de Keijser,
Kranendonk & de Gruijter, 2011).
3 De wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingson-
derzoek en het gerechtelijk onderzoek, BS 2 april 1998.
4 Dat neemt niet weg dat aan deze formele passage tussen verhoorder en verhoorde wellicht al monde-
linge communicatie voorafging, maar aangenomen kan worden dat deze conversatie niet behoort tot
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
CPS 2011-4, nr. 21 125
Hoewel audiovisuele registratie terrein wint in de politiepraktijk blijft het gangbaar dat
de conversatie tussen verhoorder en verdachte wordt neergeschreven tijdens het verhoor,
en dus niet erna5. Formeel is immers voorzien dat de verdachte gevraagd zal worden
op het einde van het verhoor om de uitgeschreven verklaring (het PV van verhoor) voor
akkoord te ondertekenen. Het akkoord van de verhoorde betekent immers dat hij ermee
instemt dat het geschreven stuk een adequate neerslag vormt van hetgeen tijdens het
verhoor door hem werd verklaard. Het moment van ondertekening sluit het verhoor
dan ook formeel af.
Hetgeen rest van de ganse procedure is dan ook meestal slechts het uitgeschreven PV.
Het is als het ware de waardevolle ‘outcome’ van een verhoor. Het gebrek aan wettelijke
en formele regels met betrekking tot deze uiteindelijke ‘outcome’ leidt tot praktische
moeilijkheden bij het evalueren en managen van de verhoorprocedure. Het voeren
van een verhoorgesprek en het neerschrijven van datgene dat tijdens dit verhoor wordt
gezegd (en waargenomen) zijn immers twee verschillende taken, en impliceren twee
verschillende competenties:
• Enerzijdsimpliceerthetverhorenvaneenverdachtecompetentiesalshetopbouwen
van een werkrelatie tussen verhoorde en verhoorder, het stimuleren van ongehinderd
geheugen, het gebruik van open vragen en de vaardigheid om te luisteren terwijl
de verhoorder intussen al moet nadenken over de volgende vraag en de conversatie
gaande te houden;
• Anderzijdsmoetdeverhoorderoverdevaardigheidbeschikkenomopeencorrecte
wijze de bekomen informatie neer te schrijven, zonder dat dit al te fel mag interfereren
met de verbale interactie, om adequaat de relevante sequenties te rapporteren. Hier-
bij wordt van de verhoorders verwacht dat ze in staat zijn een neutrale en objectieve
weergave van het verhoor te produceren.
Studies met betrekking tot duale taakperformantie zijn niet gelijkluidend over de vraag of
één persoon tezelfdertijd adequaat twee taken kan verrichten die niet onderling verbon-
den zijn. Een belangrijk aantal van deze studies toont aan dat duale taakperformantie
gehinderd wordt door ‘bottlenecks’ die tijdens het uitvoeren van één bepaalde taak
optreden. Recente resultaten tonen aan dat, mits voldoende praktijk, het oponthoud tij-
dens duale taakuitvoering kan geëlimineerd worden (Hazeltine, Ruthruff & Remington,
2005). Niettemin blijft het uitvoeren van een duale taak contradictorisch met hetgeen
we in het algemeen verwachten van verhoorders wanneer zij een verdachte ondervragen
en simultaan de antwoorden rapporteren.
1.2. Hybride doelstelling van het PV
Doorheen beide hoger beschreven taken moet de verhoorder (tezelfdertijd) daarenboven
aandacht hebben voor de doelstellingen die het verhoor heeft. Ook dit is immers duaal.
het verhoor.
5
In België hebben geschreven PV’s voortkomend uit een verhoor een centrale plaats, aangezien ondervrag-
ingen van verdachten slechts uitzonderlijk worden opgenomen op tape. Zelfs wanneer video-opnames
worden gemaakt, hetgeen courant is in de UK en eerder uitzonderlijk in België, blijven de geschreven
PV’s cruciaal, aangezien audiovisuele opnamen niet routinematig volledig kunnen worden herbekeken
(Baldwin & Bedward, 1991). De reden hiervoor is eenvoudig: het raadplegen van geschreven stukken
neemt minder tijd in beslag dan in reële tijd doorheen een ganse opname te gaan.
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
126 CPS 2011-4, nr. 21
• Enerzijdsishetdeopdrachtvanpolitiefunctionarissenteonderzoekenwaterprecies
gebeurde bij het plegen van een misdrijf. Zij gebruiken een PV immers voor verdere
onderzoeksdoeleinden. Zij gebruiken de informatie om hun opsporing verder te ont-
wikkelen, om na te gaan of het verhoor al dan niet nieuwe bewijselementen oplevert,
of verifieerbare zaken die nuttig kunnen zijn in de waarheidsvinding. In die zin zal
een verhoorder steeds oog moeten hebben voor de juridische consequenties die uit
het verhoor en het PV al dan niet kunnen voortvloeien. Hij moet aandacht hebben
voor het aangeven van de aan- of afwezigheid van constitutieve bestanddelen van
het misdrijf, de juridische kwalificatie(s) die eruit kan (kunnen) afgeleid worden, de
eventuele aanwezigheid van nieuwe bewijselementen, e.d.m. Daarenboven hanteren
verhoorders het verhoor om gerechtelijke actoren te informeren en hen van dienst te
zijn bij de verdere rechtsgang (Baldwin & Bedward, 1991; Komter, 2003; Keijser, de,
Malsch, Kranendonk & Gruijter; 2011). Deze gezichtshoek kan beschreven worden
als prospectief, gericht naar de toekomst;
• Anderzijdsgebruikeneindgebruikers(advocatenenrechters)eenPVnadathetver-
hoor heeft plaatsgevonden, om na te gaan of er al dan niet voldoende wettelijk bewijs
van schuld voorhanden is. Zij zullen daartoe bijvoorbeeld nagaan hoe de politie zich
organiseerde tijdens de opsporing en de ‘outcome’ evalueren. Hier gaat het dus niet
langer om een prospectieve gezichtshoek, maar eerder om een retrospectief (maar cru-
ciaal) gebruik van officiële schriftelijke informatie, aangezien wettelijke argumenten
en beslissingen een soliede basis behoeven. Het PV moet dus informatie verschaf-
fen over de wijze waarop het tot stand kwam. Het PV is dan ook een instrument dat
eindgebruikers toelaat om zich a posteriori een beeld te vormen van de wijze waarop
het verhoor verliep. Met dit doel voor ogen gebruiken rechters, parket en verdediging
meestal het gerechtelijk dossier als een representatie -een voorstelling- van hetgeen
plaatsvond tijdens het verhoor en van wat de verdachte verklaarde tegenover de politie
(Baldwin & Bedward, 1991; Komter, 2003; Keijser, de, Malsch, Kranendonk & Gruijter;
2011). Het feit dat de verhoorder zich bewust is van dit retrospectief perspectief zal
mede de format bepalen waarin hij op het moment van het verhoor zal registreren6.
Omwille van de prospectieve en retrospectieve aanwending wijst Komter (2003) erop
dat het PV gekarakteriseerd wordt door een hybride perspectief. Hierbij stippen onder-
zoekers aan dat het doel van een PV in grote mate de aard en de format van het PV
zal bepalen (Komter, 2003; Keijser, de, Malsch, Kranendonk & Gruijter; 2011; Westera,
Kebbell & Milne, 2011).
1.3. Interactionele verhoorinformatie
Ondanks het feit dat de voorbereiding van een geschreven verklaring een evidentie lijkt,
precies omwille van de duale taakperformantie en het hybride perspectief ervan, is de
‘outcome’ in de praktijk het resultaat van een vrij complexe communicatie die plaatsvindt
6
Juristen zullen zich baseren op de geschreven voorstelling van zaken (van hetgeen de verdachte verklaarde)
om er een juridische betekenis aan te verlenen, hetgeen tevens gericht is op het verkrijgen van inzicht in
de motieven van de verdachte. Aangezien zij niet aanwezig waren op het moment dat de feiten werden
gepleegd, zullen zij eerder gebruik maken van een conceptualisering van de geschreven ‘outcome’ dan
van hetgeen de verdachte reëel vertelde, aangezien niet alle informatie van het interactioneel verhoor kan
weergegeven worden in een PV. Zo zullen onderliggende dynamieken en non-verbaal gedrag tijdens het
verhoor verloren gaan. De persoon die het PV leest kan onmogelijk ontsnappen aan het feit dat hij zich
een bepaald beeld zal vormen bij het lezen ervan, een beeld dat gebaseerd is op persoonlijke ervaring,
referentiekader, geschiedenis en ideeën.
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
CPS 2011-4, nr. 21 127
doorheen het interactieproces in de verhoorruimte tussen verdachte en verhoorder. Het
bekomen van informatie en het redigeren van een geschreven PV zijn complexe taken,
die beide het resultaat zijn van selectieprocessen die de kwantiteit en de kwaliteit van
de oorspronkelijke informatie filteren. Ondanks het feit dat het PV in de praktijk wordt
gezien als een relatief inzichtelijke representatie (voorstelling) van een verhoor, dient
het eerder beschouwd te worden als een extractie of samenvatting dan als een volledige
weerspiegeling van het verhoor dat in essentie interactioneel verloopt.
• Enerzijds is er de gezichtshoek van de verhoorde, bijvoorbeeld de verdachte. Hij dient
zijn medewerking te verlenen, anders is een verhoor onmogelijk. Daarenboven moet
hij zich zoveel als mogelijk informatie herinneren omtrent het misdrijf. Onafgezien
van die zaken die verband houden met de manier waarop het menselijk geheugen
werkt bij het terug oproepen van informatie uit het verleden (Milne & Bull, 1999),
beïnvloedt de wijze waarop het verhoor verloopt de aard en de inhoud van de beko-
men informatie. Aangezien het niet steeds in het belang van de verdachte is om zijn
vrijwillige medewerking te verlenen, zal een verhoorder een beroep moeten doen
op bepaalde verhoormethoden en -technieken om case-gerelateerde en relevante
informatie te bekomen. De betrouwbaarheid van en het volume aan informatie zal
tot op zekere hoogte afhankelijk zijn van de methoden die gehanteerd worden door
de verhoorder (Powell et al., 2010). We kunnen daarom aannemen dat de verdachte
daarom spaarzaam zal zijn met het verschaffen van informatie, dat hij eerder niet
waardevolle, mogelijks verdraaide informatie zal geven met het oog op het minima-
liseren van zijn verantwoordelijkheid. Dit is een eerste selectieproces dat plaatsvindt
op het niveau van de verhoorde;
• Anderzijds is er de gezichtshoek van de verhoorder. Hoe een geschreven verklaring tot
stand komt is volgens sommige onderzoekers sterk gerelateerd aan de wijze waarop
de verhoorder ermee omgaat, en dus informatie selecteert, transformeert en verwijdert
(Baldwin & Bedward, 1991; Komter, 2003). Het is in essentie op het moment dat de
verhoorder de verbale verklaring van de verdachte tracht te transformeren in een
geschreven tekst dat zich mogelijkerwijs informatieselectie zal voordoen. Aangezien
dit het object is van deze bijdrage zullen we hierop verder ingaan.
Samenvattend kunnen we stellen dat bij het tot stand komen van een geschreven
verklaring, de waarde van de informatie op verschillende manieren kan worden bedreigd.
De informatie kan namelijk geselecteerd, gefilterd en verzwegen worden door zowel de
verdachte als de verhoorder. Het feit dat de verhoorder geconfronteerd wordt met een
duale taakperformantie en het hybride perspectief van het PV (waarbij hij rekening houdt
met gerechtelijke eindgebruikers) zal op dit proces allicht een enorme invloed hebben.
2. Methodologie
2.1. Onderzoekshypothesen
Omwille van bovenstaande probleemstelling werd een onderzoek opgezet naar de metho-
dologie die politierechercheurs hanteren bij het uitschrijven van PV’s. We ondernamen
hiertoe quasi-experimentele veldobservaties, gekoppeld aan een onderzoekssurvey.
Ons onderzoek objectief hierbij was de uniformiteit en de vorm van verschillende
PV’s, opgemaakt door verhoorders ter gelegenheid van een gesimuleerd verhoor, een
rollenspelen, na te gaan. We hebben dit onderzoek opgezet vanuit de hypothese dat:
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
128 CPS 2011-4, nr. 21
Markante verschillen kunnen worden vastgesteld tussen de diverse formats waarin verklaringen
van verdachtenverhoren worden neergeschreven door verhoorders.
Ondanks dat het wettelijk is vastgesteld dat de verdachte kan vragen zijn antwoorden in
de letterlijk gebruikte bewoording te laten noteren, werd de hypothese gevoed door onze
overtuiging dat letterlijke transcripties van hetgeen de verdachte verklaart onbestaande
zijn. Dit omwille van de duale taakperformantie gekoppeld aan het verbaliseren, de
hybride doelstelling van het PV, de complexe interactionele aard van het verhoor en de
hieraan gekoppelde informatieselectie processen.
Verder vertrokken we vanuit de hypothese dat de keuze tussen de diverse formats in
grote mate afhankelijk is van de wijze waarop verhoorders een schriftelijke verklaring
onder de vorm van een PV construeren. Kortom onze tweede hypothese was dat:
De keuze tussen diverse formats is afhankelijk van de persoonlijke assumpties van de verhoorder
over de wijze waarop best een verklaring kan neergeschreven worden.
De vragen die dan ook zullen beantwoord worden in deze bijdrage zijn: Hoe zien
politiële PV’s er in feite uit? Hoe worden deze verklaringen geconstrueerd? Gebruiken
politieverhoorders gelijkaardige procedures of kunnen we verschillen observeren in de
wijze waarop verklaringen worden neergeschreven in PV’s? Hoe denken verhoorders
over hun eigen vaardigheden om schriftelijk te rapporteren?
2.2. Naar een typologie?
Om een antwoord te kunnen formuleren op onze onderzoeksvragen hebben we op basis
van onze veldobservaties ter gelegenheid van een quasi-experimenteel onderzoeksdesign
(cfr. infra) PV’s laten opstellen van fictieve cases door verschillende verhoorders. Deze
PV’s vormden de basis om zelf een typologie op te stellen van formats waarin PV’s van
verhoor worden geregistreerd. Hierbij werden drie hoofdcategorieën onderscheiden,
met name het ‘ik-verhaal’ (Format 1), het ‘wij-verhaal’ (Format 2) en het ‘verhoor-verhaal’
(Format 3) (cfr. infra). Deze typologie vertoont grote gelijkenissen met de voorheen
gehanteerde formats van Keijser, de, Malsch, Kranendonk & Gruijter (2011). De typologie
bevatte volgende formats:
• Format1:Het ‘ik-verhaal’ is een chronologisch narratief van het verloop van het
misdrijf. We karakteriseerden dergelijke format als een geschreven verklaring in de
eerste persoonsvorm. Dit soort van format wekt de indruk dat de verdachte spontaan
en chronologisch vertelt wat er gebeurde in relatie tot het bestudeerde misdrijf, zonder
dat de verhoorder tussenkomt. Het lijkt als het ware een vrijwillige monoloog. Dit is
de reden waarom we dit format het ‘ik-verhaal’ noemen, waarbij de eerste persoons-
vorm (ik) symbool staat voor het feit dat latere eindgebruikers haast onvermijdelijk
de indruk krijgen een verhaal te lezen van hetgeen gebeurde op het moment dat het
misdrijf werd gepleegd, en welke de rol van de verdachte hierin was. Verklaringen als
‘U vraagt me …’ en ‘Ik verklaar hierbij …’ worden in dit format frequent gehanteerd,
waarbij de vragen en de verhoorinteractie niet worden weergegeven, en dus onzicht-
baar blijven voor de lezer. Bijkomende informatie die verband houdt met emoties,
non-verbaal gedrag van de verdachte en stiltes komen er niet in voor.
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
CPS 2011-4, nr. 21 129
• Format2:Het‘wij-verhaal’ is zowel een chronologisch narratief van het verloop
van het misdrijf, als een vraag-antwoord format. Dit format kan gezien worden als
een samenvatting van hetgeen gebeurde tijdens het plegen van het delict, waarbij
de verhoorder de vraag-antwoord structuur hanteert om transparantie te brengen in
de verhoorinteractie. Niet alle vragen van de verhoorder worden genoteerd, slechts
diegene die hij als de meest relevante beschouwt. In dit format structureert de verhoor-
der dus het PV chronologisch in volgorde van de gepleegde feiten, om de informatie
die verkregen wordt tijdens het verhoor samen te vatten. De volgorde van de vragen
correspondeert dan ook met de chronologie van de feiten en niet met de chronologie
van het verhoor. De antwoorden zijn samenvattingen van hetgeen de verdachte zei,
neergeschreven door de verhoorder, alsof het gaat om korte, preciese en zakelijke
verklaringen. Dit is de reden waarom we dit format het ‘wij-verhaal’ noemen. De
uiteindelijke ‘outcome’ wekt de indruk van een chronologisch verhaal van hetgeen
er gebeurde in relatie tot het delict. Opnieuw worden emoties, non-verbaal gedrag
en stiltes niet gereproduceerd.
• Format3:Het‘verhoor-verhaal’ weerspiegelt de vraag-antwoord structuur en de chro-
nologie van het verhoor, en niet van de criminele feiten. Dit format heeft de intentie
om de eindgebruiker een helder beeld te geven van datgene wat er gebeurde tijdens
het verhoor. De antwoorden zijn geen samenvattingen van hetgeen de verdachte ver-
klaarde. Ze worden extensiever weergegeven, zichtbaar met de intentie de woorden
van de verdachte zo dicht mogelijk te benaderen. Stiltes worden dikwijls mee opge-
nomen. Dit format verleent inzicht in de structuur van het verhoor. Dit is de reden
waarom we dit format het ‘verhoor-verhaal’ noemen. De leidraad is de vragenreeks
die deels tot stand kwam tijdens de voorbereiding van het verhoor, welke de visie van
de verhoorder op de zaak weerspiegelt. Dergelijk soort van PV’s zijn erg begrijpelijk
aangezien nauwelijks vragen worden weggelaten.
In een tweede fase van het onderzoek hebben we dezelfde PV’s en bovenstaande typolo-
gie voorgelegd aan verhoorders en gevraagd om de PV’s te evalueren en te categoriseren,
waarbij zoveel als mogelijk getracht werd de legitimeringsgronden van de verhoorders
te trachten te achterhalen en te testen.
2.3. Steekproef
Bij de start namen 63 (M leeftijd = 42,5 jaar, SD = 7) politiefunctionarissen vrijwillig
deel aan deze studie, 51 mannen en 16 vrouwen. Allen waren ervaren verhoorders (M
jaren ervaring = 19, SD = 8), welke afkomstig waren uit vijf verschillende politiediensten
(zowel federaal als lokaal) uit drie verschillende grote steden uit België. Nadat een
vragenlijst werd verzonden aan de 63 participanten hebben 33 verhoorders geantwoord.
De responsgroep bestond uit 28 mannen (M leeftijd = 46), en 5 vrouwen (M age = 37).
Het ging om 17 speurders afkomstig uit de lokale politie, 21 uit de federale politie.
De meerderheid (91%) vinden het afnemen van verhoren aangenaam werk en 96%
beschouwen zichzelf als ervaren of enigszins ervaren in het afnemen van verhoren.
Alhoewel de meeste van deze verhoorders kritisch stond tegenover de eigen prestaties
(aangezien de meerderheid ervan overtuigd was dat zij “nooit te oud waren om te
leren”), waren 53% tevreden over het resultaat van hun verhoorprestaties en 44% waren
tamelijk tevreden.
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
130 CPS 2011-4, nr. 21
2.4. De herkomst van de beoordeelde PV’s
In tegenstelling tot eerdere onderzoeken die zich richten op de analyse van door poli-
tiemensen geschreven verklaringen, verzochten we de participerende verhoorders
tezelfdertijd het verhoor door te voeren en neer te schrijven gedurende een gesimuleerd
verhoor. Op deze wijze waren we in de mogelijkheid om experimenteel materiaal te
verwerven onder bepaalde gecontroleerde voorwaarden. Deze procedure gelijkt sterk
op de realiteit en ondersteunt daarom de ecologische geldigheid van dit onderzoek7.
Nadat de verhoren waren afgerond, werd aan de participant-verhoorders gevraagd een
vragenlijst in te vullen over de wijze waarop zij verklaringen uitschrijven en welke
methodologie zij hanteren.
2.5. Procedure
Interviews
63 verhoorders namen deel aan het gesimuleerd verhoor. Het ging hier om een rollenspel
met een professioneel acteur die de rol speelde van verdachte. De rollenspelen waren
gebaseerd op zes cases uit de werkelijkheid, aangepast aan onze onderzoeksdoeleinden.
Dit maakte het mogelijk geschreven verklaringen van verschillende politie-inspecteurs
te analyseren die geconfronteerd werden met dezelfde case. Aan de verhoorders werd
gevraagd hun verhoor zo te voeren en hun verklaring zo neer te schrijven, overeen-
komstig hun normale praktijk.
De meerderheid van de verhoorders produceerde een geschreven verklaring tijdens
hun verhoor. Niettemin maakten 18 verhoorders geen PV, aangezien zij gewoon waren
dat een collega tijdens het verhoor de informatie neerschreef, terwijl zij de verdachte
bevroegen.
De verhoorders beschikten over 40 minuten8 om zowel het verhoor als het PV af te
werken. Niet alle verhoorders slaagden erin om beide taken te voleindigen binnen het
voorziene tijdsbestek. Vijf geschreven verklaringen waren onvolledig en werden daarom
uitgesloten van verder onderzoek. Uiteindelijk werden dus 40 PV’s ter studie genomen
en gecategoriseerd in drie verschillende formats (cfr. supra)9.
Ingevulde vragenlijsten
Nadat de verhoorders hun gesimuleerd verhoor beëindigden kregen zij een vragenlijst
toegestuurd via email. Deze vragenlijst peilde naar hun perceptie met betrekking tot
de neergeschreven PV’s. In het eerste gedeelte peilden 31 meerkeuzevragen naar de
wijze waarop de verhoorders hun eigen schriftelijke ‘outcome’ evalueerden, aangevuld
met het verzoek hun antwoorden te motiveren.
7
De ecologische validiteit is de mate waarin het onderzoeksdesign overeenkomsten vertoont met de alledaagse
en gebruikelijke praktijk.
8
De keuze voor 40 minuten durende verhoor werd voornamelijk gestuurd omwille van organisatorische redenen.
9
De typologie die hierboven beschreven werd, werd ontwikkeld op basis van observaties van reële verhoren
en observaties die gebaseerd waren op de 64 verhoren ter gelegenheid van de rollenspelen enerzijds, en
de studie van de geschreven resultaten anderzijds.
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
CPS 2011-4, nr. 21 131
De onderwerpen die in de vragenlijst aan bod kwamen waren: achtergrondinformatie,
verhoorervaring, verhoortevredenheid, diverse benaderingen met betrekking tot het
PV, diverse benaderingen van de eindgebruikers, de productietijd van de verklaring,
de verhoorsetting, de opleiding van de verhoorder, de juridische vereisten en regels, en
de aanwezigheid van een advocaat tijdens het verhoor10.
Het tweede deel van de vragenlijst had betrekking op een geanonimiseerde geschreven
verklaring afkomstig van één van hun collega’s. Deze verklaring werd in de eerste
onderzoeksfase gedurende het gesimuleerde verhoor opgemaakt. Met het oog op de
studie van de externe geldigheid van onze typologie verzochten we de verhoorders
de format van de verklaring te beschrijven, overeenkomstig de door ons gehanteerde
typologie, waarbij we wel de gelegenheid voorzagen nieuwe formats te creëren.
3. Resultaten
3.1. Methoden om mondelinge verklaringen neer te schrijven
De analyse van de vragenlijsten wees op drie dominante factoren in de antwoorden
van de verhoorders. Deze factoren weerspiegelen de percepties van de verhoorders
met betrekking tot de wijze waarop zij verklaringen neerschrijven. De methoden die
zij hanteren beïnvloeden de uiteindelijke resultaten van de geschreven verklaringen
en leiden tot verschillende outcomes. Deze assumpties van de verhoorders worden
hieronder becommentarieerd en worden door diverse factoren beïnvloed.
Het ‘solo verhoor’ versus het ‘duo verhoor’
De resultaten tonen aan dat in het algemeen de verhoorders zowel een verhoor alleen
als met de hulp van een collega voeren. Deze keuze blijkt afhankelijk te zijn van
twee onderscheidbare elementen, met name van organisationele of van persoonlijke
aard. 23% van de bevraagde respondenten (zie tabel 1) had echter geen bijzondere
voorkeur wat dit aspect betreft. Deze groep hanteerde beide benaderingen, afhanke-
lijk van de situatie, de aard van het misdrijf, de persoon van de verdachte, van zijn
gedrag en zijn mentale staat. 41% van de respondenten (zie tabel 1) stelde vooral
verhoren alleen te voeren, alhoewel sommigen onder hen verkozen om dit samen
met een collega te doen.
Tabel 1. Wanneer ik een verdachte dien te verhoren ...
averhoor is meestal alleen waarbij ik tegelijkertijd de vragen stel en verbaliseer 41%
bverhoor ik meestal met twee waarbij ik de vragen stel en mijn collega verbaliseert 3%
cverhoor ik meestal met twee waarbij mijn collega de vragen stel en ik verbaliseer 0%
dverhoor ik meestal met twee waarbij mijn collega en ik afwisselend vragen stellen en
verbaliseren
33%
eandere 23%
100%
Ondanks deze voorkeur, vooral ingegeven door de overtuiging dat deze wijze van werken
een aantal voordelen bood in vergelijking met het solo verhoor, worden zij gedwongen
10
Enkel de onderwerpen die relevant zijn voor de inhoudelijk invulling van de huidige bijdrage (cfr. besproken
onderzoeksvragen) zullen verderop besproken worden.
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
132 CPS 2011-4, nr. 21
de één-op-één benadering toe te passen omwille van organisatorische redenen. Eén
respondent drukte zich als volgt in dit verband uit:
”De werklast en de visie van ons departementshoofd laten niet toe dat we ons organi-
seren samen met een andere verhoorder, ondanks het feit dat dit in sommige gevallen
een absolute meerwaarde zou betekenen.”
Anderen stelden niettemin dat de keuze tussen beide benaderingen in essentie een
persoonlijke keuze is en tot de routine is gaan behoren, hetgeen toelaat onafhankelijk
en autonoom te werken en het verhoor te finaliseren. Nog anderen stelden het solo
verhoor te prefereren omdat zij ervan overtuigd waren dat deze benadering beter
werkt. Volgens hen laat dit verhoor beter toe om onafhankelijk het vooraf uitgewerkt
verhoorplan uit te voeren.
33% van de verhoorders (zie tabel 1) voeren in het algemeen verdachtenverhoren uit in
het bijzijn van een collega, en alterneren tussen het stellen van vragen en notuleren van
de verklaring tijdens het verhoor. Verschillende verhoorders stelden dat zij dit zo deden
omdat het hen zo werd aangeleerd op de politieacademie, anderen doen dit omdat deze
benadering een aantal voordelen zou bieden.
Sommigen werken zelfs op permanente basis met dezelfde collega, waaruit een vrij
vaste rolverdeling groeide tussen het stellen van vragen en notuleren. Eén verhoorder
stelt dan steeds de vragen, terwijl de ander nota’s maakt. Verhoorders maken ook
gebruik van collega’s die op het moment van het verhoor tijd kunnen maken, maar die
niet noodzakelijk betrokken zijn bij het dossier. 18% (zie tabel 2) van de respondenten
vertrouwen op collega’s die niet betrokken zijn in het specifieke dossier, maar die enkel
kort voorheen werden gebrieft. Niettemin voert de meerderheid van de respondenten
(69%) (zie tabel 2) verhoren met collega’s die betrokken zijn in het onderzoek en de
case kennen.
Tabel 2. Indien ik met een collega verhoor, is dit voornamelijk met ...
aeen collega die niet bij het dossier betrokken is en geen dossierkennis heeft 0%
been collega die niet bij het dossier betrokken is maar wel enige dossierkennis heeft 18%
ceen collega die niet bij het dossier betrokken is maar wel een uitgebreide dossier-
kennis heeft
0%
deen collega die wel bij het dossier betrokken is maar geen dossierkennis heeft 0%
eeen collega die wel bij het dossier betrokken is en enige dossierkennis heeft 28%
feen collega die wel bij het dossier betrokken is en een uitgebreide dossierkennis heeft 41%
gandere 13%
100%
Deze verhoorders zijn ervan overtuigd dat het duo verhoor het voordeel heeft dat één
van de verhoorders zich kan concentreren op het onderhouden van het contact met
de verdachte. Dit contact wordt als belangrijk gepercipieerd, terwijl de aanwezigheid
van een computer en het typen door een collega gezien worden als factoren die de
vrije herinnering en de observatie van niet-verbaal gedrag van de verdachte verstoren.
Daarenboven zijn zij ervan overtuigd dat de verhoorder die de vragen stelt de gang
van de conversatie kan ondersteunen, terwijl de ander zich kan concentreren op het
notuleren van de verklaring en op de observatie van het gedrag van de verdachte.
Verhoorders zijn ervan overtuigd dat flexibiliteit van groot belang is om elkaar aan
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
CPS 2011-4, nr. 21 133
te vullen wanneer een duo verhoor wordt gevoerd. In dit verband gaf een verhoorder
het volgende antwoord:
”Meestal doe ik verhoren van een verdachte samen met een collega, waarbij we al-
ternerend vragen stellen en antwoorden notuleren. De persoon die aanvankelijk de
vragen stelt is meestal diegene die het opsporingswerk verrichtte en dus over de meeste
dossierkennis beschikt. Maar na verloop van tijd zal de persoon die het beste contact
heeft met de verdachte de meeste vragen gaan stellen. De ander zal dan de informatie
notuleren. Dit is een natuurlijk proces, dat vorm krijgt doorheen het verhoor zelf en
kan daarom niet bij voorbaat worden voorspeld.”
Wanneer het gaat om een duo verhoor, zal diegene die de geschreven verklaring zal
produceren die het het moeilijkst had om contact te leggen met verdachte. Nochtans
blijkt het verhoren in team niet permanent realiseerbaar omwille van organisatori-
sche redenen en Belgische verhoorders verhoren dikwijls enkel verdachten in hun
persoonlijk kantoor in plaats van in een professionele verhoorruimte. Computervaar-
digheden en vertrouwdheid met tekstverwerking worden beschouwd als noodzakelijk,
en kunnen in de ogen van de verhoorders, de storende factoren verminderen wanneer
zij een eenmansverhoor voeren. Niettemin zijn zij van oordeel dat het uittypen van een
verklaring altijd wel het verhoor zal verstoren. Zij zijn van oordeel dat het opnemen
van een verhoor op tape dit zou kunnen compenseren. Omwille van deze reden zijn
88% van de verhoorders in dit onderzoek bereid in de toekomst audiovisuele verhoren
te voeren.
Wanneer het gaat om een duo verhoor stelden de respondenten niet te geloven
dat het noodzakelijk is dat beide verhoorders het verhoor voorbereiden. 59% van
de verhoorders (zie tabel 3) vinden het toereikend dat slechts één van beiden het
interview voorbereidt en de ander nauwelijks of niet. In tegenstelling hiermee vindt
23% dat het belangrijk is dat een duo verhoor samen diepgaand voorbereid wordt
door beide verhoorders.
• De‘vraag-antwoord’versusde‘abstracte’benadering
Tabel 3. Indien ik met een collega verhoor, ...
abereiden we het verhoor samen grondig voor 23%
bbereiden we het verhoor samen een beetje voor 10%
cis het voldoende dat een van ons het verhoor goed heeft voorbereid en de ander niet 23%
dis het voldoende dat een van ons het verhoor goed heeft voorbereid en de ander een
beetje
36%
ebereiden we het verhoor niet voor 3%
fandere 5%
100%
21% van de verhoorders (zie tabel 4) stelden dat ze een vraag-antwoord format han-
teerden bij het rapporteren over het verhoor en stelden dat zij de bekomen informatie
letterlijk rapporteerden. 44% van de respondenten stelden echter dat zij weliswaar
de vraag-antwoord format hanteerden, maar hierbij de woorden van de verdachten
slechts benaderend weergaven. Eén verhoorder stelde dat hij beide benaderingen door
mekaar gebruikte, aangezien hij het moeilijk vond om de woorden van de verdachte
zelf letterlijk weer te geven. Hij was ervan overtuigd dat er een groot verschil bestaat
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
134 CPS 2011-4, nr. 21
tussen gesproken en geschreven taal, en dat door het integreren van pauzes en stiltes
in een geschreven tekst de verklaring moeilijk leesbaar wordt.
Deze vraag-antwoord methode komt overeen met onze formats 2 (‘wij-verhaal’) en
3 (‘verhoor-verhaal’). Door de verhoorders wordt aangegeven dat met deze methode
gebruik wordt gemaakt van de ‘juiste’ vraagstelling van de verhoorder, gevolgd door het
‘concrete’ antwoord van de verdachte. Volgens de verhoorders is deze vraag-antwoord
methode verbonden met een diepgaande voorbereiding van het verhoor. Voorafgaand
aan het verhoor worden de vragen geformuleerd en op papier gezet. Deze voorbereiding
wordt navolgend gebruikt als verhoorgids. Deze methodologie sluit echter niet het ‘vrije
verhaal’ uit, aangezien de verhoorders stellen dat zij de verdachte eerst de gelegenheid
geven zijn eigen verhaal te vertellen zonder al teveel tussenkomsten van de verhoorder
zelf. De verhoorders geloven dat de woordelijke weergave van de vraagstelling een
mogelijke discussie omtrent eventuele suggestieve vraagstelling uitsluit. In deze zin
beschermen zij zich tegen eventuele kritiek die naderhand zou geformuleerd kunnen
worden.
”Een verklaring is de reproductie van een conversatie die je had met een verdachte.
Een getrouwe reproductie is daarom in mijn visie vereist, ook als het verhoor bijvoor-
beeld tamelijk of erg chaotisch verliep. Dit is de enige wijze om klaarheid te brengen
omtrent de omstandigheden en de gegeven antwoorden. Dit is belangrijk om discussie
over suggestiviteit uit te kunnen sluiten. Hetgeen wordt opgeschreven zal steeds worden
getoetst aan hetgeen de verdachte heeft gezegd, aan zijn mentaliteit en zijn oordeel.
Deze benadering lijkt daarom sterk op een audio-visuele opname van een verhoor.”
Verder is er nog 13% (zie tabel 4) van de verhoorders die niet focussen op de transpa-
rantie die zou voorvloeien uit de vraag-antwoord methode. Deze verhoorders focussen
op het afleveren van een chronologisch verhaal van het misdrijf dat werd gepleegd, dat
leesbaar en begrijpelijk is voor de eindgebruikers. Een dergelijke verklaring is meestal
een samenvatting van de conversatie tussen de verdachte en de verhoorder. Deze samen-
vattende benadering komt overeen met ons format 1 (‘ik-verhaal’) en kan beschreven
worden als een geschreven, begrijpelijke monoloog in de eerste persoonsvorm, waarbij
het lijkt alsof het verhaal van het misdrijf spontaan werd verteld zonder enige interventie
vanwege de verhoorder. In realiteit echter stelde de verhoorder permanent vragen met
het oog op het incorporeren van de gegaarde informatie in de chronologische sequentie.
Tabel 4. Wanneer ik een proces-verbaal van een verdachtenverhoor opstel ...
agebruik ik meestal de vraag-antwoord formule waarbij ik de gestelde vragen en de
geformateerde antwoorden van de verhoorde letterlijk weergeef
21%
b
gebruik ik meestal de vraag-antwoord formule waarbij ik de gestelde vragen en de
geformateerde antwoorden van de verhoorde zo als goed mogelijk letterlijk probeer
weer te geven
44%
c
maak ik geen gebruik van de vraag-antwoord formule en probeer ik de inhoud van het
verhoor zo goed mogelijk samen te vatten in de volgorde zoals aangebracht door de
verhoorde
0%
dmaak ik geen gebruik van de vraag-antwoord formule en probeer ik de inhoud van het
verhoor zo goed mogelijk samen te vatten in een chronologisch opgebouwd verhaal
13%
eandere 21%
* Eén respondent beantwoordde deze vraag niet
98%*
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
CPS 2011-4, nr. 21 135
Op het eerste gezicht lijkt het dat de verhoorder de woorden van de verdachte weergeeft,
terwijl het eerder gaat om een combinatie van de frasering van de verhoorder zelf en
politieel taalgebruik met een overvloed aan typisch jargon. Sommige verhoorders houden
vol dat deze methode aangeleerd werd wanneer zij de politieorganisatie vervoegden en
dat deze methode nu een routinepraktijk is geworden die hun werk vergemakkelijkt.
Eén verhoorder maakt zelfs de vergelijking tussen deze abstracte benadering en een
verhoor met een tolk, en zegt dat de informatie die de tolk geeft ook nooit de letterlijke
weergave is van de woorden van de verdachte.
De focus van de verhoorders bij de productie van een geschreven verklaring werd
eveneens onderzocht. De verhoorders werd gevraagd de volgende vijf prioriteiten te
rangschikken in orde van belang, met name:
“Het is belangrijk dat:
1) de verdachte wordt geïnformeerd over de regels die voorgeschreven staan in de Wet
Franchimont en dat deze informatie letterlijk kan teruggevonden worden in de
verklaring;
2) de antwoorden van de verdachte worden geformuleerd in de preciese woorden van
de persoon;
3) de informatie in de verklaring helder is en in de vorm van een chronologisch verhaal;
4) de constitutieve bestanddelen en de wettelijke kwalificaties opgenomen zijn in de
verklaring; en
5) de gestelde vragen letterlijk worden opgenomen.”
Onze studie toont aan dat, ondanks het feit dat de meerderheid van de verhoorders stel-
len dat ze de vraag-antwoord methode hanteren, het letterlijk opnemen van de gestelde
vragen niet beschouwd wordt als de belangrijkste prioriteit, aangezien dit item vierde
of vijfde werd gerangschikt. In tegenstelling hiermee vindt 35% van de respondenten
het belangrijk dat de verklaring helder is en in de vorm van een chronologisch verhaal.
Deze prioriteit wordt gevolgd door de noodzaak de constitutieve bestanddelen en de
wettelijke kwalificaties weer te geven. Daaropvolgend stellen 23,5% van de verhoorders
dat hun derde prioriteit is dat de antwoorden van de verdachte geformuleerd worden
in de precieze bewoordingen van de persoon zelf.
Uit de resultaten blijkt verder dat de prioriteiten ongelijk verdeeld zijn over de verschil-
lende respondenten en dat de resultaten gerelateerd zijn aan persoonlijke voorkeuren,
aangezien ze geen expliciete ranking toelaten van de prioriteiten van de verhoorders.
• De‘letterlijkeweergavevandewoordenvandeverdachte’versushetgebruikvaneen‘alge-
mene politietaal
De resultaten van het onderzoek laten in laatste instantie toe een derde factor te onder-
scheiden die de geschreven outcome van een verhoor kan beïnvloeden. Deze factor
maakt het onderscheid tussen twee verschillende wijzen waarop verhoorinformatie
wordt gerapporteerd, afhankelijk van de taal die gehanteerd wordt, met name ofwel
het typisch politiejargon, ofwel de woorden die gebruikt worden door de verdachte
zelf. Analyse van de vragenlijsten maakt duidelijk dat de verhoorders verschillende
technieken integreren bij het maken van een schriftelijke weergave van hetgeen gezegd
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
136 CPS 2011-4, nr. 21
werd. Zij gebruiken standaardzinnen, zoals ‘U vertelt me dat ...’ en ‘U vraagt me of
...’, in combinatie met (zoveel als mogelijk) de eigen woorden van de verdachte. De
onderstaande citaten illustreren hoe verhoorders een combinatie van verschillende
technieken hanteren:
“Over de jaren heen ontwikkel je als verhoorder een persoonlijke verhoortaal. Wan-
neer echter blijkt dat een verdachte moeilijkheden heeft met de geschreven taal die ik
gebruik en het blijkt dat deze taal niet aangepast is aan hetgeen hij precies zei, zal ik
dit onmiddellijk aanpassen tijdens het verhoor. Wanneer de verdachte navolgend zijn
verklaring leest en hij nog steeds niet akkoord is met de wijze waarop ik rapporteer
wat hij zei, zal ik dit opnieuw aanpassen tot hij akkoord is.”
“De letterlijke weergave van hetgeen de verdachte zei wordt door mij beoordeeld in
functie van de meerwaarde dat dit biedt tot het verhoor. Dit noteer ik dan naderhand.
Indien ik dit niet letterlijk weergeef, zal ik meestal bepaalde standaardformuleringen
of persoonlijke uitdrukkingen hanteren.”
“Ik lees permanent hetgeen ik schrijf gedurende het verhoor in overleg met de verdachte.
Op deze wijze weet de verdachte wat ik precies op papier zet. Dit verhoogt de betrok-
kenheid van de verdachte en verkleint de mogelijkheid dat ik genoodzaakt ben dingen
te corrigeren tijdens een latere fase. Ik gebruik eveneens zoveel als mogelijk letterlijk
de woorden van de verdachte.”
3.2. Formats definiëren van geschreven verklaringen
Ons onderzoek was er, zoals eerder toegelicht, eveneens op gericht om de vorm van
de geschreven verklaringen te bestuderen op een quasi-experimentele wijze. Nadat
de onderzoeker (een van de auteurs) en de participerende verhoorders de geschreven
verklaringen categoriseerden, bekwamen we enkele nieuwe formats die we hieronder
toelichten.
• Het‘ik-verhaal’enzijnvarianten
De resultaten in tabel 5 vatten de verschillen en occassioneel de conflicterende scores
samen van de verhoorders en de onderzoeker bij het indelen van de verklaringen die
geproduceerd werden in format 1, of ook het ‘Ik-verhaal’, maw. de monoloog. Terwijl
de onderzoeker vier outcomes als een monoloog karakteriseerde blijkt uit tabel 5 dat de
verhoorders deze verklaringen interpreteerden als een vraag-antwoord format (format
2), zelfs wanneer de vragen van de verhoorders als zodanig niet waren opgenomen
in de geschreven verklaring. Na zorgvuldige analyse van deze verschillende wijze van
scoren, konden variaties van categorie 1 verklaringen worden onderscheiden die een
verklaring konden bieden voor deze scores. De variaties die geobserveerd werden in de
‘ik-format’ worden hieronder besproken.
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
CPS 2011-4, nr. 21 137
Tabel 5. Samenvattende score-tabel bij de samenstelling van categorieën
Casus
Verklaring
Categorie door
verhoorder
Categorie door
onderzoeker
Hit and Run 27
31
36
36
39
2
2
2
2
1
2
1+2
2
2
1
Erfenis 4
13
25
33
2
2
2
2
1+2
1+2
2
1
Tabak 2
8
22
1
2
2+3
1
2
2+3
Schrijnwerker 3
9
19
34
37
37
1
2
2
2
2
1
1
1+2*
2
2
2
Zwembad 7
17
21
2
2
1
2
2/2+3
1
Belastingen 10
23
23
23
30
1+2
2
2
2
1
1+2
2*
2*
2*
1+2
Babysitter 11
14
28
28
35
38
1
2
2
2
2
1
1+2
2
2
2
3
1
* De geschreven verklaring bevat een aantekening
(1) Een eerste variatie in de ‘ik-format’ kan beschreven worden als een ‘wie deed het’
(whodunit) monoloog. De geschreven verklaring weerspiegelt een monoloog in de eerste
persoonsvorm die de indruk wekt dat de verdachte vrijwillig het verloop van de feiten
vertelt zonder enige interventie van de verhoorder(s). Dit resulteert in een informatief
(bv. details zoals tijdssequenties worden erin opgenomen) en chronologisch verhaal
waarin uitdrukkingen zoals ‘U vraagt mij ...’ en ‘Ik verklaar hierbij ...’ niet worden
gemaakt, waardoor de verklaring makkelijk te lezen valt. In feite gelijkt het lezen van
dergelijke verklaring in grote mate op het lezen van een whodunit roman, eerder dan
op een objectieve verklaring. Het is niet langer duidelijk welke vragen werden gesteld,
waardoor de techniek aan transparantie inboet. Bijkomende informatie die verband
houdt met emoties, non-verbaal gedrag van de verdachte en periodes van stilte worden
niet opgetekend.
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
138 CPS 2011-4, nr. 21
Een voorbeeld:
”Thuis hebben we één wagen, een Opel Corsa. Dit is de wagen waarvan jij ver-
moedt dat hij een ongeval veroorzaakte vorige zaterdag. Deze wagen wordt enkel
gebruikt door mijn echtgenoot, mezelf en sinds kort ook door mijn zoon, aangezien
hij net 18 werd en zijn rijlessen startte ... Zaterdag reed ik omstreeks 19h naar
mijn vriendin. Mijn vriendin noemt Sonja de Weert. Sonja woont in Leuven
in de Tiensestraat. Ik bezocht haar tot 22:00h. Het was een koude, donkere en
regenachtige nacht. Daarom reed ik rechtstreeks naar huis. Naar mijn zoon,
aangezien mijn echtgenoot in het buitenland was. Ik merkte in het geheel niets
bijzonders op op mijn terugweg. Rond ongeveer 23:00h was ik terug thuis. De rit
tot bij Sonja van bij mij thuis duurt ongeveer 20 minuten. Als ik thuis kwam zag
ik mijn zoon die naar een televisieshow aan het kijken was. Eens thuis maakte ik
ons een kop chocolademelk.”
(2) Een tweede variant van de monoloog methode, waarin de verhoorder zijn vragen
verwerkt, kan beschreven worden als een soort van vraag-antwoord format. Bij deze
methode hanteert de verhoorder frequent uitdrukkingen als ‘U vraagt mij ...’, ‘Ik
verklaar hierbij ...’ en ‘U informeert me dat ik ...’, gevolgd door de vraag die de
verhoorder stelde. Op het eerste gezicht lijkt deze format sterk op een vrijwillige
monoloog, aangezien de verklaring in de eerste persoonsvorm is gesteld, niettemin is
de transparantie mbt. de vraagstelling aanwezig. Bijkomende informatie die verband
houdt met emoties, non-verbaal gedrag van de verdacht en periodes van stilte worden
niet opgetekend.
Een voorbeeld:
”U vraagt me de reden voor mijn belangstelling in babysitting. Ik volg een opleiding
in verpleegkunde en ik hou erg van kinderen. Daarom is babysitting een interessante
studentenjob. U vraagt me of ik verzekerd ben tegen ongevallen in het huis van de
familie Janssens. Dat weet ik niet. U vraagt me of ik over een gsm-nummer beschik.
Ja, mijn nummers is 0498/667 125. Op die noodlottige nacht kwam ik bij de familie
Janssens toe omstreeks 19:00h. Kim, de baby was nog wakker. U vraagt me wat mijn
job was die avond tijdens het babysitten. Mijn job bestond erin Kim te voeden en over
haar te waken tijdens het slapen. Voordat ik Kim te eten gaf warmde ik haar melkfles
en gaf het haar. Naderhand speelden we wat beneden voordat ik haar verschoonde en
haar te bed legde.”
(3) Een derde versie van de monoloog of ‘ik-format’ vonden we ook terug. Dit format
verschilt van beide voorgaande varianten, terwijl deze versie nochtans kan gezien worden
als een combinatie van deze en daarom kan beschreven worden als een monoloog
van antwoorden. Dit, omdat de vraag-antwoord structuur eruit blijkt, doch er is geen
transparantie omtrent de preciese vragen die gesteld werden. De antwoorden die de
verdachte geeft op de afwezige vragen worden geproduceerd door middel van een
monoloog in de eerste persoonsvorm en neergeschreven in de volgorde van vraagstel-
ling. Opnieuw ontbreekt er informatie omtrent de interviewsituatie of de emoties en
het gedrag van de verdachte.
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
CPS 2011-4, nr. 21 139
Een voorbeeld:
”Ik ben een belastingsinspecteur die werkt voor de overheid op de belastingsdienst in
het district Antwerpen. Ik werk hier nu gedurende vijf jaar. Ik heb ook gewerkt in
andere disctricten want ik startte mijn loopbaan 35 jaar geleden. Ik voer audits van
terugbetalingen van belastingen. Ik werk in een team waar ik aan het hoofd van sta.
Het team bestaat uit 8 mensen. Mijn staf behandelt de rekeningen en ik kijk deze na
en neem de uiteindelijke beslissing. Ik ben de laatste schakel in de besluitvorming met
betrekking tot een dossier. Over het algemeen worden wij goed gecontroleerd, maar dat
gebeurt slechts conjunctureel en zeker niet systematisch op elk dossier. Wat de Heer
Stevens betreft kan ik zeggen dat ik hem inderdaad ontmoette, doch dat was meer dan
15 jaar geleden. Wij hadden contact naar aanleiding van een klacht die hij indiende.
Sindsdien ben ik niet meer in contact geweest met hem.”
• Het‘wij-verhaal’enzijnvarianten
Uit tabel 5 blijkt dat in de helft van de geschreven verklaringen (16 van de 31) zowel de
verhoorders als de onderzoeker het ‘wij-verhaal’ (format 2) hanteerden om de methode
te beschrijven die werd gehanteerd bij het produceren van het PV. Uit deze resultaten
blijkt dat deze methodologie één van de meest frequent gehanteerde is. Zoals we
reeds voorheen observeerden wordt dit format beschreven als een manier waarbij de
verhoorder de vragen opneemt die hij stelde, gevolgd door een zakelijke samenvatting
van het antwoord vanwege de verdachte. Bijkomende informatie die betrekking heeft
op emoties, non-verbaal gedrag van de verdachte en periodes van stilte worden niet
geregistreerd.
Een voorbeeld:
”Op welk uur gaan jouw medewerkers meestal naar huis? Rond 17h beëindigen zij
het werk en gaan naar huis. Soms is het een beetje later, wanneer we nog iets moeten
afronden bijvoorbeeld. Werken zij soms over? Enkel wanneer het echt noodzakelijk
is, wanneer er bijzondere bestellingen werden geplaatst of er achterstand is. Hoeveel
mensen stel jij tewerk? Twee mensen. Zij zijn werkzaam op het bedrijf sinds mijn
vader het startte. Zij heten Jan Declercq en Peter Vervaet. Heb je ooit problemen
gehad met deze mensen? Nooit, wij vormen een zeer goed team. Wie sluit het ge-
bouw wanneer de medewerkers vertrokken zijn? De sleutel is langs de binnenkant
van de grote poort. Eens dat de medewerkers het gebouw verlaten hebben doe ik de
deur van de poort op slot.”
Na de resultaten te hebben bestudeerd konden we eveneens een subvariant van format 2
observeren, die het best kan omschreven worden als een vraag-antwoord format met ont-
brekende vragen. In deze variant hanteert de registrerende verhoorder de vraag-antwoord
methode, waarbij niet alle vragen voluit worden genoteerd. Dit wordt duidelijk omdat de
antwoorden van de verdachte voluit worden gerapporteerd in monoloogvorm, waardoor
de indruk gewekt wordt dat zij spontaan zijn ontstaan, terwijl andere antwoorden kort
en precies zijn. In realiteit echter vervolgde de verhoorder zijn vraaglijn met het oog
op het bereiken van dit resultaat.
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
140 CPS 2011-4, nr. 21
• Het‘verhoor-verhaal’enzijnvarianten
De resultaten (Tabel 5) tonen aan dat de derde format nauwelijks voorkomt in zijn
pure vorm, uitgenomen in één geschreven verklaring. Dit is zonder twijfel de langste
en meest uitgebreide verklaring die we bestudeerden (vier pagina’s, resulterend uit
een verhoor van 40 minuten), waarin de verhoorder tracht een getrouwe weergave te
maken van het verloop en de chronologie van de vraagstelling en de interactie tussen
verhoorder en verdachte. Als lezer van deze verklaring kun je automatisch een beeld
vormen van hetgeen plaatsvond tijdens het interview, met betrekking tot de attitude
van de verdachte, de structuur van het verhoor, de interactie tussen de verhoorder en
de verhoorde, zonder dat je je moet inbeelden hoe de feiten werden gepleegd.
Het is dit verschil in perceptie dat gevolgen kan hebben voor de evaluatie en het
besluitvormingsproces van de eindgebruikers. Je kan het ‘ik-verhaal’ en het ‘wij-verhaal’
vergelijken met de wijze waarop het in een misdaadserie een beeld van een misdrijf
wordt opgehangen, terwijl in het ‘verhoor-verhaal’ de meest betrouwbare informatie
wordt neergeschreven. Het verschaffen van inzicht in het verhoorproces is immers
relevant om informatie te garen op een objectieve wijze. De interactie en de informatie
die voortkomt uit een verhoor is representatiever in een ‘verhoor-verhaal’ dan in de
twee andere categorieën, waar de verhoorder de informatie als het ware transformeert
in een ‘whodunit’ verhaal.
Een voorbeeld:
Verdachte: “Waarom ben ik hier? Ik begrijp het niet zo goed”.
Verhoorder: “Wij luisteren naar jou.”
Verdachte: “Welk verhaal? Ik weet niet waarom ik hier zit? Ik ben een beetje ongerust.
Vertel het mij”.
Verhoorder: “Waarom ben je ongerust?”
Verdachte: “Ik weet niet waarom ik hier ben. Daar moet een reden voor zijn.”
Verhoorder: “Werk je?”
Verdachte: “Ik studeer nog. Ik studeer Engels. Ik zit in mijn tweede jaar in Antwerpen.”
Verhoorder: “Betaal je zelf voor je studies?”
Verdachte: “Neen, mijn ouders doen dat.”
Verhoorder: “Heb je een studentenjob?”
Verdachte: “Ja, ik ben babysitter. Ik babysit en eens per week werk ik in een café.”
Verhoorder: “Hoe lang ben je al babysitter?”
Verdachte: “Zes maanden ongeveer.”
Verhoorder: “Hoe dikwijls doe je dat?”
Verdachte: “Meestal een keer per week. Op zaterdag, bij de familie Janssen.”
Verhoorder: “Kun je iets vertellen over de familie Janssen?”
Verdachte: “Dat is een erg aardige familie met een klein kindje, Kim. Zij is zes maand
en ik ben er slechts eenmaal per week.”
Verhoorder: “...”
Slechts één geschreven verklaring kwam overeen met dit derde format, ondanks dat
sommige kenmerken eigen aan het ‘verhoor-verhaal’ konden geobserveerd worden in
twee andere geschreven stukken (met name PV 17 en 22). Deze stukken werden reeds
eerder beschreven onder voorgaande categorieën, maar vertoonden één karakteristiek
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
CPS 2011-4, nr. 21 141
van de derde categorie. PV nummer 23 (de belastingscase) bevatte een bijkomende
aantekening van de verhoorder die extra informatie bevatte mbt. de verhoorsituatie:
Auteursnota: De reden voor het verhoor wordt toegelicht aan de verdachte.”
Ook in de geschreven verklaring nummer 19 (de case schrijnwerker – zie ook tabel
5) noteert de verhoorder dat de verdachte, nadat deze geconfronteerd wordt met het
beschikbare bewijsmateriaal, niet onmiddellijk antwoord geeft op de vraag en het
verhoor overgaat in een stilte.
4. Conclusie
Het verhoor van verdachten en het uitwerken van een schriftelijke neerslag ervan onder de
vorm van een proces-verbaal is een uitermate complex proces, dat een duale taakperformantie
impliceert, het dienen van hybriede perspectieven en in essentie interactioneel selectief van
aard is. Uit ons onderzoek blijkt dat dit tot de grote dispariteit in de praktijk van het schriftelijk
registreren in PV-vorm van een verdachtenverhoor aanleiding geeft. Het typologeren van de
gehanteerde formats blijkt veel meer variaties op de verschillende types op te leveren dan
bij aanvang vermoed kon worden. Overigens blijken verbalisanten combinaties te maken
van verschillende formats. Verschillende factoren beïnvloeden daarenboven de methoden
die gehanteerd worden: de verdachte, het misdrijf, het verloop van het verhoor en andere
te voorziene en niet te voorziene situationele factoren.
Klaarblijkelijk kunnen we duidelijke markante verschillen vaststellen tussen de diverse
formats waarin verklaringen van verdachtenverhoren worden neergeschreven door
verhoorders, waarbij persoonlijke voorkeuren en gewoontes van de verhoorders de
wijze waarop de verklaring wordt neergeschreven domineren.
Is het proces-verbaal van een verdachtenverhoor een bron van informatie? Op basis van
huidige onderzoeksresultaten kunnen we niet anders dan concluderen dat verhoorders
PV’s van verhoor op een persoonlijke en autonome wijze opmaken. Ondanks de vast-
gestelde inconsistenties in methode en format zijn we ervan overtuigd dat PV’s van
verdachtenverhoren waardevolle communicatie instrumenten zijn en dat zij de beoogde
doelstellingen dienen, met name het informeren van gerechtelijke eindgebruikers.
Niettemin manen de onderzoeksresultaten tot voorzichtigheid bij het gebruik van deze
PV’s. De interpretatie die eruit voortvloeit kunnen immers vergaande consequenties
hebben voor de verdachten.
Huidig onderzoek beoogt dan ook met name een aanzet te geven om de kwaliteit van de
Belgische PV’s nader te bestuderen. Er dient dan ook dringend meer wetenschappelijk
onderzoek en begeleiding te komen voor wat betreft het verhoren en het neerschrijven
van verhoren, en dit o.a. vanuit (rechts)psychologische perspectief. Vervolgonderzoek
zou bijvoorbeeld de huidige resultaten kunnen verduidelijken met betrekking tot de
productietijd van het PV, de verhoorsetting en de toekomstige aanwezigheid van een
advocaat (cfr. EHRM Salduz-arrest11).
11 Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft op internationaal niveau een duidelijk signaal gege-
ven omtrent het gebruik van (on)geoorloofde pressie tijdens het verhoor door de uitspraak in het inmiddels
beruchte Salduz-arrest. In België zal hierdoor vanaf januari 2012 een verdachte recht hebben op bijstand en
advies van zijn/haar advocaat zowel voorafgaand als tijdens het eerste verhoor.
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
142 CPS 2011-4, nr. 21
Verder lijkt het ons noodzakelijk dat hoge kwaliteitsstandaarden voor het uitschrijven
van verhoor-PV’s worden gedefinieerd. Zij zouden moeten dienen als norm, zich
moeten inspireren op de vigerende formele regelgeving, en politiespeurders zouden
vooral moeten aangeleerd worden hoe zij deze dienen te hanteren. Hiervoor kunnen
praktische maatregelen op het terrein worden genomen in de vorm van trainingssessies
waar nationaal gedefinieerde kwaliteitsstandaarden kunnen worden aangeleerd ten
voordele van een meer universele verbaliseringsmethodiek.
Hierbij gaat de voorkeur uit naar een verbaliseringsmethodiek met een realiteitsge-
trouwe format waarbij de focus ligt op een zo representatief mogelijke weergave van
hoe de verhoorder de vrijgekomen case gerelateerde informatie heeft bekomen. Niet
alleen wordt hierdoor inzicht geboden op het relaas van de feiten maar wordt er ook
transparantie gecreëerd inzake de waardering van deze informatie.
Bibliografie
BALDWIN, J. (1993). “Police interviewing techniques: Establishing truth or proof?”
British Journal of Criminology, 33, 325-352.
BALDWIN, J. and BEDWARD, J. (1991). “Summarising Tape Recordings of Police
Interviews.” Criminal Law Review, 671-679.
GUDJONSSON, G. H. (2003). The psychology of interrogations and confession: A handbook.
Chichester: Wiley.
HAZELTINE, E. and RUTHRUFF, E. (2005). Modality pairing effects and the response
selection bottleneck. Psychological Research.
HOLMBERG, U. (2004). Police interviews with victims and suspects of violent and
sexual crimes: Interviewees’ experiences and interview outcomes [Doctoral dissertation]
Department of Psychology, Stockholm University.
KEIJSER, J. W. DE, MALSCH, M., KRANENDONK, R. en GRUIJTER, M. DE (2011).
“Written records of police interrogation: differential registration as determinant of
statement credibility and interrogation quality. Psychology”, Crime & Law, 1-17.
KOMTER, M. L., (2003). “The construction of records in Dutch police interrogations.”
Information Design Journal + Documents, 11(2/3), 201-213.
MALSCH, M., DE KEIJSER, J., KRANENDONK, P. R., en DE GRUIJTER, M., (2011).
“Het verhoor op schrift of op band? De gevolgen van het ‘verbaliseren’ van verhoren
voor het ooreel van de jurist.” NJB, 37.
MILNE, R., and BULL, R. (1999). Investigative interviewing: Psychology and practice.
Chichester: Wiley.
POWELL, M. B., WRIGHT, R., en CLARK, S. (2009). “Improving the competency of
police officers in conducting investigative interviews with children.” Police Practice and
Research, 11(3), 211-26.
POWELL, M. B., CAVEZZA, C., HUGHES-SCHOLES, C., and STOOVE, M. (2010).
“Examination of the consistency of interviewer performance across three distinct in-
terview contexts.” Psychology, Crime & Law, 16(7), 585-600.
HET PROCES-VERBAAL VAN EEN VERDACHTENVERHOOR: EEN BRON VAN INFORMATIE?
CPS 2011-4, nr. 21 143
RUTHRUFF, E., HAZELTINE, E., and REMINGTON, R. (2005). “Residual Dual-Task
Cost after Practice: What Does it Mean?”, Psychological Research.
SMETS, L. en PAUWELS, C. (2010). “The feasibility and practicability of police training:
Investigative interviewers’ perceptions towards coaching.” Policing: An International
Journal of Police Strategies & Management, 33 (4), 664-680.
WESTERA, N., KEBBELL, M., and MILNE, R. (2011). “Interviewing rape victims: Police
officer’s perceptions of interview format and quality of evidence.” Journal of Applied
Cognitive Psychology, iFirst
WILLIAMSON, T. M. (2006). Investigative interviewing: Rights, research, regulation. Port-
land: Willan Publishing.
... Finally, our study is important for the stakeholders of the judicial system. Written records are crucial to the judicial process in Belgium (Smets and Ponsaers 2011) and deemed a trustworthy, though not literal, reflection of the witness' oral statement. By documenting the degree to which the interpreting process interferes with the drafting process and influences its outcome, this study also seeks to raise awareness and spark reflection on the interplay between interviewing, recording statements and interpreting. ...
... In non-adversarial and court-centered judicial systems, such as the Belgian judiciary, the recording of statements made by suspects or witnesses is a crucial stage in the investigation of a criminal case, as the written record is used as evidence in court. Written records serve multiple purposes (Smets and Ponsaers 2011): (i) they represent statements about facts located in the past; (ii) they constitute a source of information about how these statements were elicited; (iii) they constitute the main source of factual information for the trial as police officers are rarely called as witnesses by courts in non-adversarial systems. Written records have a dual nature: on the one hand, they look back at past events (i and ii); on the other, they look forward to their own judicial future (iii). ...
... Drafting of the written record can be carried out by the police interviewer him/herself or a by a colleague. Experimental evidence collected in Belgium by Smets and Ponsaers (2011) and empirical evidence collected in the Netherlands by Komter (2006) and van Charldorp (2011van Charldorp ( , 2014 clearly show that, when police interviewers are also the drafters of the written record, they tend to intertwine interviewing and drafting. A substantial part of the interview is actually devoted to negotiating the content of the written record, while the latter is being typed out. ...
Article
Text drafting is an essential component of many of the contexts in which interpreters are called in to ensure communication (Määttä 2015). As Komter (2006) shows, the drafting process itself can be considered a turn in the interaction. Interpreters involved in such contexts thus perform a communicative pas de quatre , crossing not only the language divide, but also the modal divide (oral vs. written). In this paper, we analyse how an interpreter in a Belgian police interview handles this complex task. It appears that she procedurally and declaratively recognises a written turn in the interaction and uses its authoritative voice to silence the witness by sight-translating the turn as it is being typed on the screen. In line with previous research on interpreters’ handling of dialogues (Hale 1997), the interpreter also shapes turns, including the written turn, to the needs of the addressees: upgrading the register properties of the interviewee’s talk and downgrading those of the written turn.
Article
Full-text available
Police records in the Netherlands should be written as much as possible in the suspects own words. However, they show a curious mix of legal phrases and colloquialisms. They are drawn up as first person monologues, which obscures the interactional nature of the interrogation. This article sheds light on the interrelations between the interrogation and the recording of it, showing how the interaction in the interrogation affects what is written down, and how the recording activities affect the interaction in the interrogation. Moreover, it illuminates some of the discrepancies between actual practice and the recommendations in police manuals. What appears to have a significant effect on the interrogation is the practice of contemporaneous typing of the records. The resulting question-answertyping format favors some interrogation and recording techniques over others. This may explain why it is often not the suspects own words that are recorded, but those of the interrogator.
Article
Full-text available
The present experiment examined the effects of input/output modality pairings on dual-task performance using the psychological refractory period (PRP) procedure. Four groups of participants performed two tasks composed of the same sets of inputs (visual and auditory) and the same sets of outputs (manual and vocal), but with different input/output modality pairings. Whereas modality pairings had only small effects on single-task reaction times, they had large effects on dual-task reaction times. The modality pairing effect cannot stem from differences in the difficulty of stimulus classification or response execution, because these task demands were the same across groups. The effect also does not appear to result from changes in stimulus-response compatibility. The present findings suggest dual-task interference arises not only from postponement of central operations (due to a central bottleneck), but also from a slowing of central operations whose magnitude is sensitive to the input/output modality pairings.
Article
With the introduction of recording facilities in police interview rooms, the techniques that officers adopt when questioning suspects are being increasingly subjected to scrutiny. The research reported in this article, based upon 600 audio and video tapes recorded in three police forces in 1989 and 1990, examines the way in which interviews with suspects were conducted. The study suggests that greater efforts will need to be made in the future if public concern about interview procedures is to be assuaged. © 1993 The Institute for the Study and Treatment of Delinquency.
Article
Despite the provision of ‘best‐practice’ guidelines regarding conducting interviews with children, research indicates that most investigative interviews do not adhere to these guidelines. To date, there has been little discussion in the literature of the conditions that are needed to promote and sustain expertise in forensic interviewing. The current paper addresses this limitation by describing the main factors preventing the adoption of ‘best‐practice’ interview guidelines. A description of these barriers (and the literature that supports them) forms the basis for the review component of this paper as well as the subsequent recommendations for change.
Article
Purpose – Although there is an international consensus concerning how police investigative interviews should be adequately and reliably conducted, daily police interview practices are still rather poor. It is hypothetically assumed that this may be caused by unsatisfactory interview training programmes. The purpose of this paper is to focus on a new type of interviewing training, the individual coaching project, where interpersonal interview competences are being defined and optimised. Design/methodology/approach – Building upon previous studies, this paper reflects the outcome of an elaborate process concentrated on exploring new investigative interview training opportunities. In addition the interviewer's perceptions of feedback and mentoring were evaluated in order to study the feasibility and practicability of the individual coaching project. Findings – Results showed that 72 per cent of the participating interviewers were very eager about their project participation. Almost all interviewers thought the coaching project was very worthwhile and instructive, and believed they really developed and optimised their interview skills. Originality/value – The present paper innovatively contributes to the current discussion concerning investigative interviewing and training by concentrating and defining the role and necessity of ongoing feedback. Moreover this paper concentrates on the content of this new training project, which can be of high interest for the daily police interview practices.
Chapter
The Gudjonsson Suggestibility ScalesSuggestibility And Hypnotic SusceptibilityComplianceAcquiescenceCorrelations Between Suggestibility, Compliance And AcquiescenceSuggestibility and GenderSuggestibility and Ethnic Background Suggestibility and AgeSuggestibility and IntelligenceSuggestibility and MemorySuggestibility and AnxietySuggestibility and ImpulsivitySuggestibility and the Mmpi-2Suggestibility and Sleep DeprivationSuggestibility: Dissociation And Fantasy PronenessSuggestibility and Instructional ManipulationSuggestibility and the Experimenter EffectSuggestibility and Social DesirabilitySuggestibility and Coping StrategiesSuggestibility and AssertivenessSuggestibility and Self-EsteemSuggestibility and Locus Of ControlSuggestibility and Field DependenceSuspiciousness and AngerSuggestibility and Test SettingSuggestibility and Previous ConvictionsPolice Interviewing and SuggestibilityResisters and Alleged False ConfessorsSuggestibility and False ConfessionsSuggestibility and Eyewitness TestimonySuggestibility and Recovered MemoryConclusions
Article
This study explored police perceptions of video recording rape complainant interviews for investigative and evidential purposes. Officers (N = 136) rated the accuracy of one of three mock transcripts of a rape complainant video interview: A ‘standard interview’ containing inappropriately closed and leading questions; a ‘structured interview’ with open and appropriately closed questions and a ‘cognitive interview’ (CI) containing the CI mnemonics. Officers' in the standard condition rated the complainant as less accurate and that they were less likely to proceed with charges than in the structured and CI conditions. Officers cited the main advantages of video interviewing as improved forensic quality and interviewing practices, and the ability to use the interview as good evidence. Officers' rated the ideal characteristics of the complainant's video interview similarly when used for investigative compared to evidential purposes. These findings suggest video recording complainant interviews may be one way of improving quality resolutions in rape cases. Copyright © 2011 John Wiley & Sons, Ltd.
Summarising Tape Recordings of Police Interviews
  • J Baldwin
  • J Bedward
BAlDWIN, J. and BEDWARD, J. (1991). "Summarising Tape Recordings of Police Interviews." Criminal law Review, 671-679.
Investigative interviewing: Psychology and practice
  • R Milne
  • R Bull
MIlNE, R., and BUll, R. (1999). Investigative interviewing: Psychology and practice. Chichester: Wiley.