Content uploaded by Paul Ponsaers
Author content
All content in this area was uploaded by Paul Ponsaers on Aug 30, 2017
Content may be subject to copyright.
1
Het proces van radicalisering
Paul Ponsaers
Inleiding
Radicalisering staat afgelopen jaren hoog op de politieke agenda. In de loop van 2010 voerde de
onderzoeksgroep Sociale Veiligheidsanalyse een onderzoek naar radicalisering en polarisering in
België in opdracht van de FOD Binnenlandse Zaken1. Dit onderzoek mondde uit in een publicatie
(Noppe et al., 2010). In onderstaande bijdrage wil ik op een synthetische wijze de belangrijkste
onderzoeksbevindingen samenbrengen.
De bijdrage is gebaseerd op het dynamisch model van het radicaliseringsproces, dat werd ontwikkeld
door de onderzoeksequipe en de diverse thema’s die hierbij aan bod komen. De verschillende items
werden getoetst aan de onderzoeksresultaten die voortkomen uit de verschillende
onderzoeksmethoden die doorheen het onderzoek werden gehanteerd (interviews met de
bevoorrechte getuigen [n=26]2, de studie van Belgische case-studies [n=2] en de meta-analyse van
buitenlandse onderzoeksrapporten [n=4]).
Telkens zal een korte beschouwing (spiegeling) worden toegevoegd die een vergelijking bevat tussen
de actuele stand van zaken mbt. radicalisering en de radicale extreemlinkse groepen uit de
zeventiger en tachtiger jaren. Deze spiegeling is gebaseerd op het boek van Vander Velpen (1986)
m.b.t. de Cellules Communistes Combattantes (CCC). Deze spiegeling moet toelaten in te schatten in
hoeverre het verschijnsel van radicalisering doorheen de tijd is geëvolueerd in België.
Dit onderzoek was van bij de aanvang uitdrukkelijk gericht op het exploreren van de mogelijkheden
preventiestrategieën te ontwikkelen inzake radicalisering. Het model dat we ontwierpen maakt
inzichtelijk op welke wijze het radicaliseringsproces vorm krijgt. Op de eerste plaats dienen we vast
te stellen dat het model adequaat het radicaliseringsproces vat. Het beeld dat uit de diverse soorten
van analyses naar voren treedt valideert en confirmeert in grote mate het door ons ontwikkelde
dynamisch model. Opvallend doorheen deze analyse is het toenemend belang van internet bij
Gewoon Hoogleraar Criminologie en Rechtssociologie, Universiteit Gent, Faculteit Rechtsgeleerdheid,
Vakgroep Strafrecht & Criminologie, co-directeur Onderzoeksgroep Sociale Veiligheidsanalyse.
1 De opdrachtgever verzocht de onderzoeksploeg zich toe te spitsen op vier vormen van radicalisering, met
name het islamitisch geïnspireerd radicalisme, het extreemrechtse radicalisme, het extreemlinkse radicalisme
en het op dierenrechten geïnspireerd radicalisem.
2 Het gaat om respondenten afkomstig uit : de sociale sector, de academische wereld, gemeentelijke diensten,
inlichtingendiensten, onafhankelijke diensten, politie, justitie, overheidsdiensten, onafhankelijke experten en
media.
2
(zelf)rekrutering en het uitbouwen van netwerken, alsook bij de financiering van radicale groepen.
Tevens is het markant te noemen dat radicalisering zich voornamelijk voor blijkt te doen bij jongeren.
Toch dienen we op de tweede plaats eveneens vast te stellen dat het model zoveel diverse varianten
in elke fase toelaat dat het onmogelijk is om een eenduidig proces van radicalisering te schetsen.
Diverse alternatieve routes dienen zich aan en elk van hen kan aanleiding geven tot radicalisering.
Kortom : geen van deze routes is exclusief.
Daarenboven was de achterliggende gedachte van bij de start van dit project om vanuit een
retrospectief standpunt de levensloop van geradicaliseerde personen en groepen te bestuderen, die
op een bepaald moment overgegaan zijn tot gewelddadig gedrag3. We zijn met andere woorden
gaan kijken welke voorgeschiedenis personen en groepen hebben doorgelopen die uiteindelijk zijn
overgegaan tot politieke geweldpleging en terrorisme. De gedachte die hierbij voorop stond was dat
deze methode ons meer kon leren over het traject dat hieraan vooraf ging, zodat we een duidelijker
zicht zouden krijgen op deze levensfase, en we hieruit lessen zouden kunnen trekken inzake
preventie van radicalisering.
Hiermee is meteen gezegd dat een belangrijk deel uit het blikveld van dit onderzoek onvermijdelijk
ontsnapt, met name diegenen die een beginnend radicaliseringsproces hebben doorgegaan, doch om
één of andere reden dit proces hebben afgebroken. Het zal de lezer niet ontgaan dat hier nog een
belangrijk studiedomein ligt, dat we in het bestek van dit onderzoek noodzakelijkerwijs terzijde
hebben moeten laten. Niettemin dient uiteraard beklemtoond dat werkvormen inzake de-
radicalisering aandacht verdienen en moeten ondersteund worden.
1. Fenomeen
Door de geïnterviewde respondenten wordt aangegeven dat momenteel in België het islamitisch
geïnspireerd radicalisme het meest bedreigend is, gevolgd door het links en het rechts geïnspireerd
radicalisme. Het op dierenrechten gebaseerd activisme zou heel wat minder bedreigend zijn. De
respondenten baseren zich hiervoor op de gewelddaden die uit deze strekkingen voortvloeiden
gedurende afgelopen jaren. Het valt de onderzoeksequipe op dat de respondenten een diversiteit in
gewelddaden onderscheiden. Men maakt bijvoorbeeld een onderscheid tussen gewelddaden tegen
bepaalde bevolkingsgroepen of personen enerzijds en klassieke terroristische (bom)aanslagen
anderzijds. Tevens is het opvallend dat de respondenten vaak terugvallen op gebeurtenissen uit het
eerder recente verleden. Zo verwijzen ze dikwijls naar heel recente incidenten en veel minder naar
radicaal geïnspireerde aanslagen uit het verdere verleden.
3 De onderzoeksequipe definieerde het eindpunt van het radicaliseringsproces als de aanwending van
geweldpleging. Om de onderzoekers de gelegenheid te geven onderzoek te verrichten op de voorgeschiedenis
van dergelijke cases werd geopteerd voor dit retrospectief perspectief.
3
De case-study inzake Muriel Degauque4 (De Stoop, 2010) maakt de trend naar ‘de globalisering van
het martelaarschap’ duidelijk. Zij en haar echtgenoot bleken namelijk bereid in een vreemd land te
sterven voor de jihad. Religieuze radicalisering gaat om het zoeken naar identiteit in tegenstelling tot
politieke radicalisering, die ontstaat vanuit gevoelens van woede en aangedaan onrecht, zowel aan
henzelf als aan de groep waartoe zij zich rekenen.
Uit de case-study inzake Blood & Honour5 blijkt dat de rechts geïnspireerde radicalisering verloopt via
het propageren van het nationaal-socialistisch gedachtegoed ter gelegenheid van muziekconcerten.
De concerten blijven tot op het laatste moment geheim en door middel van een ‘kat en muis’spel
worden deelnemers via sms verwittigd op welke locatie wordt samengekomen.
Met betrekking tot het fenomeen radicalisering als zodanig komt in de meta-analyse van een aantal
onderzoeksrapporten naar voor dat de radicale islam sinds 9/11 internationaal gelijkgesteld wordt
aan het salafisme. Alle drie de stromingen (het apolitieke, het politieke en het jihadistische salafisme)
houden volgens de auteurs van de bestudeerde rapporten een risico van radicalisering in, enerzijds
omdat ze geweld niet principieel afwijzen en anderzijds omwille van de neiging het sociaal isolement
op te zoeken. Het aantal home-grown geradicaliseerde, potentieel gewelddadige moslims zou sinds
2001 in West-Europa zijn toegenomen.
M.b.t. het rechts geïnspireerd radicalisme worden twee hoofdstromen onderscheiden, met name
een gematigde stroming en een extreme stroming. De ‘raciale revolutionairen’ worden beschouwd
als de meest radicale stromingen binnen de extreem-rechtse beweging. In verschillende landen blijkt
het dierenrechtenactivisme en het dierenrechtenextremisme door elkaar te lopen. Voor de
meerderheid van de aanhangers die zich inzetten voor dierenrechten zou de politieke kleur van de
betrokken personen en groeperingen van ondergeschikt belang zijn. Enkel het thema dierenrechten
zou centraal staan.
Spiegeling met het verleden
Bovengeschetste actuele situatie staat in schril contrast met het terrorisme uit de jaren zeventig en
tachtig. Gedurende deze periode was het links geïnspireerd terrorisme sterk verspreid in Europa
(Action Directe, Rote Armee Fraktion, Rode Brigades en in ons land de CCC). De meeste van deze
terreurbewegingen hadden een gelijkaardige organisatie en wijze van optreden. Opvallend is dat de
4 De case Muriel Degauque handelt over de eerste en enige Belgische vrouw die ooit een zelfmoordaanslag
pleegde. Op 9 november 2005 reed ze met haar wagen explosieven te pletter tegen een Amerikaans
legerkonvooi. De aanslag mislukte, slechts één Amerikaanse soldaat raakte lichtgewond, zelf was ze het enige
dodelijke slachtoffer
5 De case-study ‘Blood and Honour’ is in grote mate gebaseerd op enerzijds een analyse van een aantal
gerechtelijke dossiers met betrekking tot rechts geïnspireerd radicalisme die ter beschikking werden gesteld
door het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding (CGKR) en anderzijds een interview met
een bevoorrechte getuige.
4
meeste van deze terreurgroepen intussen quasi verdwenen zijn. Deze links geïnspireerde
terreurgroepen waren sterk militair gestructureerd en vertoonden weinig of geen gelijkenis met de
lossere netwerkstructuren van het hedendaags terrorisme, welke nogal eens middels zelfrekrutering
tot stand komen.
In België vonden de uitgevoerde CCC-aanslagen meestal plaats op gebouwen van bedrijven, politieke
partijen, banken, edm. De aanslagen waren zeer gewelddadig, maar niet gericht op de fysische
liquidatie van personen, in tegenstelling tot terreurdaden die zich in deze periode voordeden in het
buitenland. Het huidig terrorisme is vanuit deze vaststelling gewelddadiger, minder gepunt en
blinder ten aanzien van grote groepen uit de samenleving.
2. Ideologie
Namens een groot deel van de geïnterviewde respondenten is ‘ideologie’ een noodzakelijk element
voor radicalisering en is het de kern van het radicaliseringsproces. Vanuit de stellingen van de
respondenten lijkt het echter alsof ideologie en actie volledig los staan van elkaar. De
onderzoeksequipe bemerkt echter dat – op het niveau van het discours – de oproep tot de
gewapende strijd ook deel kan uitmaken van de ideologie.
De case-study inzake Muriel Degauque leert dat Muriel eerder toevallig in aanraking kwam met de
Koran (Noppe & Verhage, 2011). Muriel rekruteerde als het ware zichzelf door steeds strikter en
radicaler te leven volgens de regels van de islam. Toen ze herhuwde met een strenge salafist werd ze
aanhanger van het salafisme. Het koppel knutselde aan een islam waarin een orthodoxe leer
verzoend werd met aspecten van de volksislam.
Uit de case-study inzake Blood & Honour blijkt dat de ideologie extreemrechts geïnspireerd is en
gebaseerd is op de nazi-ideologie. In Vlaanderen kent men twee afdelingen van Blood & Honour. Een
officiële afdeling en een officieuze die niet erkend is door de moederafdeling in Groot-Brittanië. Niet
zelden leidt dit tot confrontaties tussen beide. Ideologisch is Blood & Honour - Vlaanderen sterker
geïnspireerd dan hun rivaal Blood & Honour - Midgard Vlaanderen.
Uit de meta-analyse blijkt dat het islamitisch geïnspireerd radicalisme ideologisch wordt gekenmerkt
door hetgeen de auteurs noemen een knip-en-plak-islam, die vooral gehanteerd wordt om geweld te
rechtvaardigen. In die knip-en-plak-islam zou het jihadistisch salafisme gecombineerd worden met de
takfir-ideologie en aangevuld worden met westerse revolutionaire concepten uit politieke en
gewelddadige activistische bewegingen.
Wat de ideologie betreft bij het rechts geïnspireerd radicalisme wordt vastgesteld dat zij geen
duidelijk uitgewerkte ideologie vooropstellen. Een aantal extreem-rechtse ideologische kenmerken
zijn : nationalisme, racisme, heftige kritiek op het politieke bestel en de parlementaire democratie,
de roep om een sterke staat en leider en de bestrijding van de politieke tegenstander.
5
De centrale ideologie van het dierenrechtenactivisme gaat ervan uit dat dieren over dezelfde rechten
beschikken als mensen. Binnen extremistische dierenrechtengroeperingen zijn er echter varianten op
te merken inzake ideologische onderbouw.
Spiegeling met het verleden
Bij de bespreking van de ideologie per strekking merken we op dat de geïnterviewde respondenten
weinig terugkijken op het ideologisch vraagstuk vanuit een historisch oogpunt. We verwijzen in dit
verband naar het feit dat de ideologie van zowel links als rechts geïnspireerd radicalisme een lange
historische ontwikkeling kende. Tot slot stellen we vast dat het theoretisch kader dat door de
respondenten wordt aangehaald met betrekking tot het rechts geïnspireerd radicalisme tamelijk
éénzijdig is, er wordt weinig gewezen op de diversiteit aan ideologieën binnen deze strekking, zoals
bijvoorbeeld de verschillende theorieën die aangereikt worden door bv. de Vlaamse Militanten Orde
(VMO)6, het Front de la Jeunesse7 en Jeune Europe8, welke overigens inhoudelijk erg tegenstrijdige
tendenzen bevatten.
Indien we de huidige radicalisering in het licht van de voormalige Belgische CCC beschouwen valt het
sterk op dat de toenmalige terreurorganisatie zich veel moeite getroostte om hun terreurdaden van
een ideologische grondslag te voorzien. Hierbij spiegelden de leden zich aan Frédéric Oriach
(oprichter van het Franse Noyaux Armés pour l’Autonomie Populaire - NAPAP), die zich ‘Marxist-
Leninist’ noemde. In werkelijkheid gaf hij een eigen interpretatie van deze ideologie. Daar waar Lenin
ervan uitging dat alleen wanneer de ‘onderste lagen’ de dominante orde niet langer willen verdragen
en de ‘bovenste lagen’ niet langer op de oude wijze kunnen leven; de revolutie zou zegevieren, stelt
Oriach de revolutie voor als destabilisering. Wanorde wordt gezien als de essentiële voorwaarde voor
de socialistische revolutie. In een latere fase zal Oriach zijn steun koppelen aan willekeurig welke
gewapende strijd.
In een opeisingbrief van de CCC na de anti-imperialistische campagne wordt verwezen naar volgend
citaat van Lenin : ‘Het idee dat een revolutie alleen door revolutionairen gemaakt kan worden, is de
grootste en gevaarlijkste vergissing die communisten kunnen begaan. Een voorhoede neemt haar
taak slechts serieus op, als zij er in slaagt een breuk met de massa’s te voorkomen en als ze werkelijk
in staat is de massa een stap vooruit te brengen.’ Blijkbaar hebben de leden van de CCC dit citaat
volkomen in een verkeerde context geplaatst. Niettemin volgde de CCC trouw de recepten van
Oriach.
6 De Vlaamse Militanten Orde of VMO was een Vlaams-nationalistische en later extreemrechtse propaganda-
en actiegroep in Vlaanderen van 1950 tot 1983. Het VMO werd veroordeeld als private militie in 1981.
7 Het Front de la Jeunesse (FJ) was een Belgische private militie. Ze werd opgericht in 1973 door leden van de
zogn. NEM-clubs, rond Nouvel Europe Magazine.
8 Jeune Europe was een op Europa gerichte beweging, opgericht door Jean Thiriart in België. Emile Lecerf, de
latere editor van Nouvel Europe Magazine, was één van Thiriart's medewerkers.
6
3. Polarisatie
De elementen die door de geïnterviewde respondenten als oorzaak gezien worden van polarisatie –
bijvoorbeeld diversiteit in de samenleving, aanpassingsproblemen, mediaberichtgeving – zijn vaak
ook terug te vinden in de voedingsbodem van het radicaliseringsproces. Hoewel een aantal
respondenten opmerken dat polarisatie radicalisering voorafgaat, lijkt het ons meer waarschijnlijk
dat beide fenomenen elkaar in stand houden en versterken. Enerzijds kan radicalisering – of radicaal
gemotiveerde daden – leiden tot polarisatie. Anderzijds kan polarisatie een voedingsbodem zijn voor
radicalisering.
De case-study inzake Muriel Degauque maakt duidelijk dat de protagoniste haar wereld in
toenemende mate indeelt in een ‘wij’/’zij’ wereld, in gelovigen en ongelovigen. Uit de case-study
inzake Blood & Honour blijkt overduidelijk dat doorheen de racistisch getinte muziek polarisatie
wordt bewerkstelligd : het machtige blanke ras (übermensch) tegen de anderen (joden, kleurlingen,
homo’s, drugsdealers,…).
Daar waar het gaat om polarisering wordt vastgesteld in de meta-analyse dat polarisatie en
radicalisering voor een deel ontstaan vanuit dezelfde voedingsbodem, met name frustratie, onvrede,
gevoelens van onrechtvaardigheid en ervaren achterstelling. Bovendien zouden beide fenomenen
elkaar kunnen beïnvloeden en versterken.
Spiegeling met het verleden
Het extreemlinkse terrorisme uit de zeventiger en tachtiger jaren ontleende de RAF-slogan : “Klare
Fronten schaffen” (nvdr : scherpe tegenstellingen creëren). Het toenmalig terrorisme was er in grote
mate op gericht de polarisering tussen enerzijds de politieke en economische klasse en anderzijds de
zogn. onderdrukte klasse tot een toppunt te drijven, waardoor men hoopte het gewapend verzet in
de hand te werken. Polarisering was ook toen één van de essentiële drijfveren van het toenmalig
terrorisme. Nochtans dient hierbij opgemerkt dat de hedendaagse radicalisering zich in grote mate
richt op polarisering tussen bevolkingsgroepen, terwijl het toenmalige terrorisme zichzelf
beschouwde als een avantgarde van de onderdrukte klasse die moest opkomen tegen de staat en de
economisch sterke groepen.
4. Voedingsbodem
In de voedingsbodem voor radicalisering bevinden zich, volgens de geïnterviewde respondenten, een
diversiteit aan problemen die hoofdzakelijk uitmonden in frustraties en ontevredenheid. Dit werd
ook al bevestigd vanuit de literatuurstudie, waarin wordt aangegeven dat radicaliseringsprocessen
7
verklaard kunnen worden vanuit een combinatie van elementen die ontleend kunnen worden uit de
sociale leertheorie9 en theorieën inzake subjectieve rechtvaardigingsgronden.
Deze laatste theorieën bevestigen ook de vaststelling van de geïnterviewde respondenten dat het in
de voedingsbodem heel vaak gaat over frustraties ten gevolge van de perceptie van relatieve
deprivatie van een groep – en dus niet om een objectief meetbaar criterium. Veel van de logica die
mensen hanteren om handelingen te legitimeren vertrekt namelijk vanuit het eigen referentiekader.
Er wordt weinig nagedacht over het breder referentiekader.
In de case Muriel Degauque spelen individueel-psychologische problemen een belangrijke rol als
voedingsbodem voor het radicaliseringsproces van de betrokkenen. Bovendien kende de gemeente
Sint-Joost-Ten-Node, waar de betrokken vrouw woonachtig was, in die periode een hoge
werkloosheidsgraad. In de Blood & Honour case blijkt uit de strafdossiers dat er weinig aandacht
wordt besteed aan de voedingsbodem. Sporadische verwijzingen treden op naar anecdotische
gebeurtenissen. In één van de dossiers wordt de levensloop van het individu benadrukt, waarbij
sprake is van indoctrinatie.
Op de vraag naar de voedingsbodem van het radicaliseringsfenomeen komt uit de meta-analyse van
de bestudeerde rapporten naar voor dat terroristen niet vaker dan gemiddeld een
persoonlijkheidsstoornis hebben, hetgeen niet betekent dat persoonlijkheidsfactoren nooit een rol
zouden spelen in het radicaliseringsproces van individuen. De voedingsbodem voor radicalisering
blijkt toch vooral te vinden in structurele uitsluiting en discriminatie. Van belang is ongetwijfeld het
onderscheid tussen een zelf gekozen identiteit (bij de extreem-rechtse jongeren en de salafisten) en
een toegeschreven identiteit (bij de moslims).
Spiegeling met het verleden
Opvallend is dat het extreemlinkse terrorisme van de jaren zeventig en tachtig zich ontwikkelde in
eerder intellectualistische milieus. De leden beschouwden zichzelf of hun onmiddellijke sociale
omgeving niet zozeer als slachtoffers van achterstelling of deprivatie, maar zagen het als hun morele
plicht zich in de plaats te stellen van de onderdrukte klasse. De voedingsbodem van deze
radicalisering lag met andere woorden niet zozeer in de legitimering of rationalisering van de eigen
situatie, doch in deze van die groepen waarvoor zijn meenden te moeten optreden.
5. Signalen
Alvorens signalen van radicalisering te kunnen detecteren wijzen de respondenten erop dat er eerst
en vooral nood is aan (wetenschappelijk onderbouwde) kennis over het fenomeen.
9 Deze theorie gaat in essentie over zogenaamde intentionele “rekrutering- of indoctrinatieprocessen” die door
derden worden geïnitieerd.
8
Daarnaast stellen een aantal geïnterviewde respondenten vast dat ouders, imams, leraren en andere
professionals – indien ze daadwerkelijk bepaalde signalen hebben opgevangen – niet weten hoe ze
ermee moeten omgaan en waar ze ermee naartoe moeten. Er zou nood zijn aan een orgaan waar
deze mensen terecht kunnen voor het verkrijgen van informatie, informatie-uitwisseling en hulp.
Mensen moeten met andere woorden vaardig gemaakt worden in het oplossen van dergelijke
problemen. Er dient dus een aanbod hierrond uitgebouwd te worden die aansluit op de behoeften
van deze actoren. Bovendien moet dat aanbod via één of ander orgaan bekend worden gemaakt.
Uit de case Muriel Degauque kunnen we besluiten dat een verandering in gedrag, ingesteldheid en
kledij een signaal kan zijn dat iemand verstrengeld raakt in een radicaliseringsproces. Ze ging zich ook
meer en meer verdiepen in haar geloof en leefde de islamitische regels steeds strikter na. In deze
case konden mogelijke signalen hoofdzakelijk opgevangen worden door mensen in de directe sociale
omgeving van de geradicaliseerde personen – bijvoorbeeld ouders, echtgenoot, familie, vrienden. Uit
de Blood & Honour case blijkt dat aanhangers focussen op sterke externe signalen, zoals expliciete
kledij en symbolen/tatoeages. Extreemrechtse aanhangers willen met het dragen van hakenkruisen
en andere symbolen zich onderscheiden van een al te tolerante maatschappij. Dergelijke signalen
kunnen dan ook makkelijk worden waargenomen door ouders, schoolverantwoordelijken of
wijkwerkers. De dossierstudie leert dat een dergelijk ingrijpen een positief en afschrikkend effect kan
bewerkstelligen.
De auteurs van de verschillende rapporten die werden geanalyseerd in de meta-analyse
benadrukken dat gedrag niet kan worden voorspeld op basis van individuele kenmerken. Zij kunnen
een aanwijzing geven van radicalisering, maar dit hoeft niet altijd zo te zijn. Er wordt op gewezen dat
‘profiling’ zelfs contraproductief kan werken doordat grote groepen erdoor gestigmatiseerd worden,
maar slechts een enkeling radicaliseert. In deze context dient melding gemaakt te worden van
“verhullingstechnieken”.
Spiegeling met het verleden
Het extreemlinkse terrorisme van de jaren zeventig en tachtig hanteerde logo’s en slogans die erg
herkenbaar waren. Deze werden echter in grote mate gehanteerd door de propagandavleugel van de
organisaties, die zich in de semi-legaliteit bevond. De harde kern van de organisatie functioneerde
volkomen in de clandestiniteit en vermeed zorgvuldig herkenbare signalen uit te zenden.
6. Triggers
Met betrekking tot de ‘triggers’, die ervoor zorgen dat individuen doorschieten in het
radicaliseringsproces, verwijzen de geïnterviewde respondenten zowel naar individueel-
psychologische factoren (critical life events), omgevingsfactoren als externe factoren.
9
In de case Muriel Degauque speelde een individueel-psychologische factor – een critical life event –
een belangrijke rol. Enerzijds was dit de ontdekking van haar ziekte, anderzijds was dat het overlijden
van haar broer. Bij de jongens uit Sint-Joost-Ten-Node herkennen we ook heel specifieke
omgevingsfactoren in hun persoonlijk leven die ervoor zorgen dat deze jongens verder doorschieten
in het radicaliseringsproces: het verliezen van hun job, verlaten worden door hun echtgenoot, edm.
Uit deze case kunnen we ook afleiden dat berichtgeving over de situatie in onder andere Irak,
Palestina en Tsjetsjenië een invloed kan hebben op het radicaliseringsproces. In het Blood & Honour
dossier komen zowel individueel-psychologische factoren, omgevingsfactoren als maatschappelijke
factoren naar voor als triggers voor radicalisering. Persoonlijke ervaringen blijken van belang, maar
ook het opgroeien in een extreemrechts milieu, en verkeerde peergroups blijken een belangrijke
impact te hebben. Internet blijkt opnieuw van bijzonder belang te zijn in het vormen van virtuele
extreemrechtse gemeenschappen.
Uit de meta-analyse komt naar voor dat triggers voor radicalisering in de bestudeerde rapporten niet
in de eerste plaats in relatie gebracht worden met ingrijpende of schokkende gebeurtenissen in de
persoonlijke levenssfeer van het individu. Groepsvorming blijkt eerder een trigger effect te hebben
bij het islamitisch geïnspireerde radicalisme, maar dat geldt evenzeer voor internationale
geopolitieke gebeurtenissen.
Spiegeling met het verleden
Het extreemlinkse terrorisme van de jaren zeventig en tachtig functioneerde in grote mate in functie
van triggers die zich voordeden op geopolitiek en economisch vlak. Niet zelden ging het om personen
met een hoge opleiding (men denke in dit verband bv. aan RAF-lid Ulrike Meinhof). Natuurlijk had
ieder van de betrokkenen zijn of haar persoonlijke voorgeschiedenis. De opvallende aanwezigheid
van vrouwen in deze groepen werd gekaderd binnen de emancipatiegedachte.
7. Isolatie
In het radicaliseringsproces is steeds een vorm van isolatie op te merken. De meeste geïnterviewde
respondenten zijn het er over eens dat hoe verder men afglijdt in het radicaliseringsproces, hoe meer
men zich afscheidt van de maatschappij. Toch blijft er, volgens de meeste respondenten, enige
interactie bestaan met de buitenwereld. Wat betreft het afstand nemen van familie en vrienden zijn
de meningen verdeeld. Enerzijds wijzen respondenten erop dat het contact met vrienden en familie
behouden blijft. Men houdt zijn (virtuele) radicale leven als het ware geheim voor familie en
vrienden. Anderzijds wordt aangegeven dat, eens men zich als illegale activist manifesteert, men
volledig moet breken met familie en vrienden. Het zich onttrekken aan de maatschappij en het
afstand nemen van familie en vrienden zijn belangrijke handvaten naar preventie toe. Want eens
groepen en individuen de clandestiniteit induiken, is het vaak te laat om preventief in te grijpen en
moeten er repressieve maatregelen worden genomen.
10
In de case Muriel Degauque was (sociale) isolatie een belangrijk factor bij de overgang van de fase
van radicalisme naar de fase van extremisme. In deze case is ook een vorm van sociale isolatie terug
te vinden binnen de islamitische centra en moskeeën in Sint-Joost-Ten-Node, waar moslims
verzamelden voor lessen en lezingen. Ook Muriel raakte geleidelijk aan volledig geïsoleerd van de
maatschappij en van haar familie. Onder isolatie wordt in het Blood & Honour dossier vooral
verwezen naar de concerten die steeds een heimelijk karakter hebben. Het is op dat moment dat
aanhangers zich fysiek afsluiten van de buitenwereld. Op andere momenten participeren ze aan het
alledaagse leven. Hoe meer ze in het radicaliseringsproces gevat zitten, hoe meer afstand ze zullen
nemen van ouders en voormalige vrienden.
Het isolatie-effect dat met radicalisering gepaard gaat blijkt ook in de rapporten die doorheen de
meta-analyse werden geanalyseerd geconfirmeerd te worden. Langs de éne kant willen gevestigde
organisaties niet samenwerken met radicale groepen, langs de andere kant willen de radicale
groepen geen contact met andersgezinden. Het maatschappelijk en sociaal isolement wordt voor een
belangrijk deel door de buitenwereld opgelegd, maar wordt ook in toenemende mate door de groep
zelf bevorderd.
Spiegeling met het verleden
Het voormalige extreemlinkse terrorisme ging in grote mate gepaard met volledige sociale isolatie,
tenminste daar waar het ging om de leden van de harde kernen. Deze harde kernen stonden wel in
contact met sympathisanten (cfr. infra). Ook valt op dat deze kernen in contact stonden met
gelijkaardige organisaties in het buitenland en via clandestiene wegen deze contacten verder
uitbouwden.
8. Illegitieme handelingen
De illegitieme handelingen die gesteld worden tijdens het radicaliseringsproces hangen af van de
strekking waartoe men behoort. De geïnterviewde respondenten onderscheiden een diversiteit van
geweldpleging. Heel zorgwekkend is de trend die een aantal respondenten vandaag vaststellen bij
het islamitisch geïnspireerd radicalisme waarbij criminele en radicale middens met elkaar gaan
samenwerken, waardoor logistieke ondersteuning tot stand komt ten voordele van het radicale
gedachtegoed.
In de case Muriel Degauque blijkt dat betrokkenen een systeem uitwerkten om de sociale zekerheid
te frauderen. Ook werd een kleine handel in valse documenten opgezet. In de Blood & Honour case
blijken illegitieme handelingen vooral te bestaan uit het hanteren van racistische en haatdragende
teksten, maar ook haatgedreven slagen en verwondingen en racistische taal zijn aan de orde. Verder
is er sprake van het verkopen van anabole steroïden en verboden wapendracht.
Uit de meta-analyse kwam in dit verband naar voor dat gewelddadige acties – zowel bij het
islamitisch geïnspireerd als het rechts geïnspireerd radicalisme – de functie hebben als volwaardig lid
11
geaccepteerd te worden in radicale groepen en subculturen, anderzijds blijkt het een middel te zijn
om geloofwaardig te blijven binnen de groep. De wijze waarop door de media wordt gerapporteerd
over extreme gedragingen van radicale groepen is medebepalend of hun gedragingen als een succes
worden gepercipieerd binnen de groep. Met betrekking tot het op dierenrechten gebaseerd
activisme blijkt uit de meta-analyse dat slechts een kleine minderheid heimelijk illegitieme
handelingen onderneemt – zoals geweld, maar ook het bevrijden van dieren, brandstichting,
vandalisme, intimidatie, enz.
Spiegeling met het verleden
De extreemlinkse organisaties uit de zeventiger en tachtiger jaren voerden naast hun aanslagen
activiteiten uit die erop gericht waren de organisatie te financieren. Niet zelden ging het om zogn.
“proletarische onteigeningen”, onder de vorm van hold-ups. Daarnaast werd dikwijls een
propagandamachine op gang gebracht die in de marge van de wettelijkheid functioneerde, aangezien
deze vleugel niet zelden opriep tot deelname aan de gewapende strijd.
9. Individu versus groep
De geïnterviewde respondenten stellen dat radicalisering enerzijds een groepsproces kan zijn,
anderzijds geven ze ook voorbeelden van radicalisering als individueel proces. Zij wijzen erop dat
jongeren heel vaak louter op zoek zijn naar een plek – een virtuele of fysieke groep – om bij te horen.
In die zoektocht naar gelijkgestemden speelt het internet een belangrijke rol als medium.
In de case Muriel Degauque is het duidelijk dat de groep een belangrijke functie had in het
radicaliseringsproces. Betrokkenen jutten elkaar op. Deze case bevestigt het belang van peer
pressure. In deze case gaat het heel duidelijk om een groepsproces waarin een groepje jongeren
elkaars radicale ideeën versterkten. Uit de Blood & Honour case blijkt dat het belang van de groep
voornamelijk verband houdt met de deelname aan de activiteiten op een geheime locatie. Een
lidkaart is er niet, maar niet iedereen komt erin, je moet in het netwerk zitten of vrienden hebben.
Uit de rapporten die werden geanalyseerd in de meta-analyse bleek eveneens dat het
radicaliseringsproces in het merendeel van de gevallen in groepsverband wordt doorlopen.
Groepsvorming komt meestal tot stand via informele sociale relaties. Netwerk- of groepsdynamiek
en groepsmechanismen blijken een belangrijke rol te spelen bij radicalisering, men denke hierbij in
eerste instantie aan groepsdruk of peer pressure. Ook zorgt het mechanisme van sociale identificatie
met bredere gemeenschappen overal ter wereld ervoor dat leden binnen dezelfde groep elkaars
(radicale) opvattingen nog versterken. Groepsgrenzen worden als het ware van binnen- en van
buitenuit versterkt. Bij het op dierenrechten gebaseerd activisme zouden extremistische acties
eerder gepleegd worden door ‘lone wolves’, individuen die niet aangesloten zijn bij een groep of
organisatie.
Spiegeling met het verleden
12
Het is opvallend dat met de introductie van het internet de groepsvorming vandaag heel anders tot
stand komt dan in de zeventiger en tachtiger jaren, waar het beschikken over verspreidingskanalen
via de geschreven weg nog centraal stond. Het mag illustratief genoemd worden dat Pierre Carrete
(leider van de CCC) in zijn jeugdjaren in een drukkerij werkzaam was en dat doorheen de ganse
uitbouw van de CCC-organisatie steeds nadrukkelijk naar een publicatie-orgaan werd gegrepen. Het
was via deze propagandamachine dat de organisatie leden trachtte te werven.
10. Rekrutering
Rekrutering speelt, volgens het merendeel van de geïnterviewde respondenten, een cruciale rol. Er
zijn ook een aantal respondenten die het proces van rekrutering zien als een katalysator of trigger in
het radicaliseringsproces. In Europa zou het voornamelijk gaan om een bottom-up proces waarbij
individuen zelf op zoek gaan naar antwoorden op hun vragen, en zo via internet en andere
gelijkgestemden verstrengeld raken in het radicaliseringsproces. Het gaat veeleer om zelfontbranding
of zelfrekrutering, dan om actieve rekrutering door bepaalde ronselaars. Het gaat ook eerder om
rekrutering in losse cellen – men sluit zich aan bij een bepaalde stroming – en niet meteen om
actieve rekrutering in een organisatie met een piramidale structuur. Tot slot blijkt uit de interviews
dat het internet steeds meer gebruikt wordt als medium of setting voor radicalisering en rekrutering.
In de case Muriel Degauque is geen sprake van actieve rekrutering, het gaat eerder om een
voorbeeld van zelfradicalisering of zelfrekrutering. Muriel, haar echtgenoot en de jongeren uit Sint-
Joost-Ten-Node radicaliseren praktisch volledig door hun vriendenkring of familie. In deze case speelt
opnieuw het internet een belangrijke rol in het proces van zelfrekrutering. Uit de Blood & Honour
case blijkt het belang van charismatische figuren. Peer pressure is groot in deze kringen : men “gaat
voor elkaar door het vuur”. Ook zelfrekrutering of zelfontbranding doet zich regelmatig voor,
voornamelijk via internet. Het financieel aspect speelt geen belangrijke rol, het ideologisch aspect
overheerst.
Daar waar het gaat om rekrutering in de meta-analyse blijkt zelfrekrutering inderdaad aan belang te
winnen, hoewel actieve rekrutering niet mag uitgesloten worden. Veel eerder losse, horizontale
netwerken blijken in toenemende mate te ontstaan. Het blijkt veeleer te gaan om een bottom-up
proces, een proces op eigen initiatief. Geradicaliseerde individuen en groepen jongeren zouden als
het ware zichzelf, maar ook binnen hun onmiddellijke familie- en vriendenkring rekruteren.
Spiegeling met het verleden
De extreemlinkse terreurorganisaties uit zeventiger en tachtiger jaren organiseerden zich volgens
zogn. “concentrische cirkels”. De buitenste cirkel waren de zogn. legale sympathisanten, welke
meestal de propaganda van de organisatie verzorgde (bv. Ligne Rouge bij de CCC). Een kleinere cirkel
bevatte de halflegale sympathisanten, die werden ingezet om doelwitten voor aanslagen te zoeken,
schuilplaatsen te organiseren en fondsen te werven.
13
De kleinste binnenste kern van de organisatie was de gewapende, clandestiene kern die de
offensieve guerilla voerde, de militaire vleugel, kortom : aanslagen pleegde. Bij de CCC werd deze
kern slechts gevormd door vier personen. Als een lid van de harde kern werd gearresteerd, schoof
iedereen wat op naar het middelpunt, enerzijds om de aangehoudene te vervangen, anderzijds om in
de buitenste kring plaats te maken voor vers bloed.
Conclusie
Het detecteren van zichtbare signalen van radicalisering, zoals dit bvb. tot uiting komt in het
COPPRA-project, zijn ongetwijfeld nuttig en noodzakelijk. De sterkte van dit project is immers dat in
een geest van gemeenschapsgericht politiewerk de lokale politie gevoelig wordt gemaakt voor een
aantal signalen waarmee zij niet vertrouwd zijn en die cumulatief (eventueel) kunnen wijzen op
radicaliseringsprocessen. De finaliteit van het project ligt voornamelijk in het doorsignaleren van
deze tekenen naar professionals die beter en meer vertrouwd zijn met deze problematiek, zodat
hierop via doelgerichte intelligence, infogaring en desgevallend opsporing met een grotere mate van
zekerheid kan uitgemaakt worden of het nu al dan niet gaat om een reëel gevaar. Dergelijke
projecten behoren echter veeleer tot het politieel en inlichtingendispositief en zijn niet essentieel
preventief van aard.
In deze context dienen we er in eerste instantie op te wijzen dat radicaliseringsprocessen zich
(kunnen) enten op geo-politieke gebeurtenissen, welke niet of nauwelijks raken aan de lokale
context waarbinnen zich radicalisering voordoet. Gebeurtenissen op geopolitiek vlak kunnen in
bijzondere mate een impact hebben op radicalisering (versnelling van het proces, verharding, ...)
Aangezien preventiestrategieën weinig of geen vat hebben op deze geopolitieke contexten is het van
groot belang de informatiefunctie omtrent dergelijke gebeurtenissen te blijven benadrukken en
vooral de diverse standpunten en gezichtshoeken in het publieke (politieke) debat tot uiting te laten
komen. Dit punt is van toenemend belang in de mate dat we doorheen het onderzoek hebben
kunnen vaststellen dat personen en groepen die radicaliseren in toenemende mate hun
maatschappij- en mensvisie grondvesten op legitimeringen en rationaliseringen die vanuit één
bepaalde gezichtshoek weliswaar enige objectieve grond lijken te hebben, maar waarbij opvallend is
dat men er niet (langer) in slaagt zich te verplaatsen in de zienswijze van de ander.
Een andere markante bevinding uit het onderzoek is ongetwijfeld dat mensen die een
radicaliseringsproces doormaken alsmaar nadrukkelijker in een sociale isolatie terecht komen. Dit
maatschappelijk isoleringsproces zet zich door in concentrische cirkels, waarbij eerst afstand
genomen wordt van de brede kring van kennissen en in laatste instantie teruggetrokken wordt ten
aanzien van de naaste sociale omgeving. Vanuit dit oogpunt is binding met school, werkomgeving, de
buurt, edm. van groot belang. Maar de meest opmerkelijke, laatste band is deze met de ouders.
Aangezien radicalisering zich vooral (niet uitsluitend) bij jongeren voordoet is bij de ontwikkeling van
een preventiestrategie het aanhalen en versterken van deze band van primordiaal belang.
14
Geselecteerde bibliografie
Boeken
Brown, R., & Gaertner, S.L. (2001). Blackwell Handbook of social psychology: intergroup processes. Oxford: Blackwell.
Buijs, F. J., Demant, F., & Hamdy, A. (2006). Strijders van eigen bodem. Radicale en democratische moslims in Nederland.
Amsterdam: University Press.
De Koning, M. (2008). Zoeken naar een ‘zuivere’ islam: geloofsbeleving en identiteitsvorming van jonge Marokkaanse-
Nederlandse moslims. Amsterdam: Bakker.
Fanon, F. (1965). The wretched of the earth. New York: Pelican.
Friedland, N. (1992). Becoming a terrorist: social and individual antecedents. New York: Praeger.
Gurr, T. (1970). Why men rebel. Princeton, NJ: Princeton University Press.
Hoffman, B. (2006). Inside terrorism. New York: Colombia University Press.
Kellen, K. (1979). Terrorists- what are they like? How some terrorists describe their world and actions. Santa Monica: Rand.
Khosrokhavar, F. (2004). L'islam Dans les Prisons. Parijs: Balland.
Lorenz, K. (1966). On aggression. New York: Harcourt, Brace, World.
Marschan-Piekkari, R., & Welch, C. (2004). Handbook of Qualitative Research Methods for International Business.
Cheltenham: Edward Elgar Publishing.
Marton, K. (1996). A death in Jerusalem. New York: Arcade.
Mervielde, I., & Van Hiel, A. (2006). Sociale Psychologie. Gent: Academia Press.
Olsen, J.A. (2009). Roads tot militant radicalization. Interviews with five former perpetrators of politically motivated
organized violence. Copenhagen: Danish Institute for International Studies.
Sageman, M. (2004). Understanding Terror Networks. Philadelphia. PA: University of Pennsylvania Press.
Schmid A.P. (1983). Political Terrorism. New Brunswick: Transaction Books.
Silke, A. P. (2003). Becoming a terrorist. Chichester: Wiley.
Taylor, M., & Quayle, E.(1994). Terrorist lives. London: Brassey's.
Thrasher, F. (1963). The gang: A study of 1,316 gangs in Chicago. Chicago: University of Chicago Press.
Tyler, T. R., & Huo,Y.J. (2002). Trust in the law. New York: Russel sage foundation.
Vander Velpen, J. (1986). De CCC. Berchem: EPO.
Whitaker (1972). The fourth world: Victims of group oppression: eight reports from the field work of the minority rights
group. New York: Schocken.
Wieviorka, M. (1993). The making of terrorism. Chicago: University of Chicago press.
Zemni, S. (2006). Politieke Islam, 9/11 en jihad. Leuven: Acco.
(Bijdragen in) verzamelwerken
Bjørgo, T., & Horgan, J. (Eds.). (2009). Leaving terrorism behind; individual and collective disengagement. London:
Routledge.
Bovenkerk, F., Roex, I. (2010). Trainingskampen voor terroristen. In F. Bovenkerk, M. Easton, L. G. Moor, & P. Ponsaers
(Eds.), Cahiers Politiestudies: Vol.2. Policing Multiple Communities, (pp. 215-234). Antwerpen/Apeldoorn: Maklu.
Clarck, R.P. (1986). Patterns of ETA violence. In P.H. Merkl (Ed.), Political Violence and Terror (pp. 380). Londen: University
of California Press.
Hacker, F. J. (1983). Dialectic interrelationships of personal and political factors in terrorism. In L. Z. Friedman, & Y.
Alexander (Eds.), Perspectives on terrorism (pp. 19-31). Wilmington: Scholarly resources inc.
Mc Cauley, C. (2006). Jujitsu politics: terrorism and response to terrorism. In E.R. Kimmel, & C.E. Stout (Eds.), Collateral
damage: the psychological consequences of America's war on terrorism (pp. 45-65). Westport: Praeger.
Mellis, C. (2007). Amsterdam and radicalisation: the municipal approach. In Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijkrelaties en Ministerie van Justitie (Ed.), Radicalization in broader perspective (pp. 40-48). Den haag: The
national coördinator for counterterrorism.
Tajfel, H., & Turner, J.C. (1986). The social identity theory of intergroup behaviour. In S. Worchel, & W.G. Austin, (Ed.),
Psychology of intergroup relations (pp. 7-24). Chicago: Nelson.
Tijdschriftartikelen
Bakker, E. (2004). Zin en onzin van de zoektocht naar oorzaken van terrorisme. Internationale Spectator, 11.
Crenshaw, M. (1986). The psychology of political terrorism. Political Psychology, 379-413.
Crenshaw, M. (2000). The psychology of terrorism: An agenda for the 21st century. Political Psychology, 21, 405-420.
Cuthbertson, I. (2004). Prisons and the education of terrorists. World Policy Journal, 21(3), 15.
De Graaff, B., de Poot, C., & Kleemans, E. (2009). Radicalisering en radicale groepen in vogelvlucht. Tijdschrift voor
Criminologie, 51(4), 331-344.
15
Ferracuti, F. (1982). Sociopsychiatric interpretation of terrorism. Annals of the American Academy of Political and Social
Science, 463, 129-140.
Hannes, K., & Claes L. (2007). Learn to Read and Write Systematic Reviews: The Belgian Campbell Group. Research on Social
Work Practice, 17(6), 748-753.
Koomen, W., & Van der Pligt, J. (2009). Achtergronden en determinanten van radicalisering en terrorisme: Een overzicht.
Tijdschrift voor Criminologie, 51(4), 345-359.
Levine, S. (1999). Youths in terroristic groups, gangs and cults: The allure, the animus and the alientation. Psychiatric
Annals, 29, 342-349.
Mandaville, P. (1999). Territory and Translocality: Discrepant Idioms of Political Identity. Millennium: Journal of
International Studies, 28(3), 653-673.
Mc Cauley, C., & Moskalenko, S. (2008). Mechanisms of political radicalization: Pathways to terrorism. Terrorism and
Political Violence, 20(3), 415-433.
Moghaddam, F.M. (2005). The staircase to terrorism: a psychological exploration. American Psychologist, 60(2), 161-169.
Nesser, P. (2008). How did Europe’s global jihadis obtain training for their militant causes? Terrorism and Political Violence,
20(2), 234-256.
Noppe, J., Verhage, A. (2011), Radicalisering en de rol van de lokale setting. In: van Stokkom, B., Terpstra, J., Easton, M.,
(eds), Cahiers Politiestudies nr. 18, Social Disorder, Antwerpen, Maklu, p. 119-134. (ISBN 978-90-466-0331-4 / ISSN
1784-5300).
Olsson, P. A. (1988). The terrorist and the terrorized: some psychoanalytic consideration. Journal of Psychohistory, 16, 47-
60.
Schbley, A. H. (2000). Torn between God family and money: The changing profile of Lebanon's religious terrorists. Studies in
conflict and terrorism, 23, 175-196.
Tyler, T. R. (2001). Trust and law abidingness: a proactive model of social regulation. Boston University Law Review, 81, 361-
406.
Van Leeuwen, M. (2005). Ronselen in Europa voor de Heilige Oorlog. Justitiële Verkenningen, 31 (2), 84-94.
Veldhuis T., & Bakker, E. (2007). Causale factoren van radicalisering en hun onderlinge samenhang. Vrede en Veiligheid,
36(4), 447-470.
Victoroff, J. (2005). The mind of the terrorist: a review and critique of psychological approaches. Journal of Conflict
Resolution, 49(3), 3.
(Onderzoeks)rapporten
AIVD (2002). Rekrutering in Nederland voor jihad. Den Haag: Author.
AIVD (2004). Van dawa tot jihad. De diverse dreigingen van de radicale islam tegen de democratische
rechtsorde. Den Haag: Author.
AIVD (2009). Dierenrechtenextremisme in Nederland. Den Haag: Author.
Corens, S. (2008). Op zoek naar een betere wereld: Islamitisch gefundeerde radicalisering binnen een Europese context. Een
psychosociale analyse. MENARG Working Paper.
Demant, F., Slootman, M., Buijs, F., & Tillie J. (2008). Teruggang en uittreding. Processen van deradicalisering ontleed.
Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, Institute for Migration and Ethnic Studies.
Fermin, A. (2009). Islamitische en extreem-rechtse radicalisering in Nederland. Den Haag: WODC.
Gielen, A.-J. (2008). Radicalisering en identiteit: Radicale rechtse en moslimjongeren vergeleken. Amsterdam: Aksant.
Gielen, A.-J. (2009). Religie en cultuur in de (Marokkaanse) opvoeding. Evaluatie cursus opvoedingsondersteuning in
Stadsdeel Slotervaart. Almere: A.G. Advies.
Gielen, A.-J. (2009). Uitgesproken meningen. Evaluatie van de religieus-seculiere kring in Stadsdeel Slotervaart. Almere: A.G.
Advies.
Linden, A. (2009). Besmet: Levenslopen en motieven van extreem-rechtse activisten in Nederland (Doctoraal Proefschrift).
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (2010). Jihadisten en het internet. Update 2009. Den Haag: Koninklijke De
Swart.
Noppe, J., Ponsaers, P., Verhage, A., De Ruyver, B., Easton, M., Preventie van radicalisering in België, Governance of Security
Research Report Series, Maklu, Antwerpen-Apeldoorn, 185 pp.
Slootman, M., & Tillie, J. (2006). Processen van radicalisering: Waarom sommige Amsterdamse moslims radicaal worden.
Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Migratie- en Etnische Studies.
VNG, Radar Advies (2006). Radicalisme: Signaleren en Aanpakken. Radar Advies.
Zannoni, M., van der Varst, L.P., Bervoets, E.J.A., Wensveen, M., van Bolhuis, V.J., & van der Torre, E.J. (2008). De rol van
eerstelijnswerkers bij het tegengaan van polarisatie en radicalisering. Van 'ogen en oren' naar 'het hart' van de aanpak.
Den Haag: COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement.
Zannoni, M., Varst, L., & Van der Wesselink, L. (2009). Na de schok. Evaluatie van onderdelen van de Nota Weerbaarheid en
Integratiebeleid: ‘Niet naast elkaar, maar met elkaar’ en ‘Democratische Rechtstaat, Weerbare Samenleving’. Deel I:
16
hoofdrapport. Den Haag: COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement.
Beleidsdocumenten
Gemeente Amsterdam (2004). Actieplan Wij Amsterdammers. Geraadpleegd op
http://www.nuansa.nl/documentatie/beleidsstukken/actieplan-wij-amsterdammers
Gemeente Amsterdam (2007). Amsterdam tegen radicalisering. Geraadpleegd op
http://www.nuansa.nl/documentatie/beleidsstukken/amsterdam-tegen-radicalisering
Gemeente Rotterdam (2005). Meedoen of Achterblijven. Geraadpleegd op
http://www.nuansa.nl/documentatie/beleidsstukken/meedoen-of-achterblijven
Stadsdeel Slotervaart (2007). Actieplan Slotervaart. Het tegengaan van radicalisering. Geraadpleegd op
http://www.nuansa.nl/documentatie/beleidsstukken/actieplan-slotervaart
Internetbronnen
Bergen, P., & Cruickshank, P. (2007). The Iraq effect: the war in Iraq and its impact on the war on terrorism. Mother Jones.
Retrieved from http://www.newamerica.net/publications/articles/2007/the_iraq_effect_4980
Coolsaet, R. (2010). Zoek de verklaring voor het gedrag van een terrorist niet in wat hij denkt, maar in hoe hij zich voelt.
Retrieved August 13, 2010, from http://www.rikcoolsaet.be/files/art_ip_com/Chris%20De%20Stoop%20160210.pdf
Danish Government (2008). A common and safe future: Proposal for an action plan to prevent extremist views and
radicalisation among young people. Geraadpleegd op http://www.nyidanmark.dk/en-
us/citizenship/prevention_of_radicalisation/prevention_of_radicalisation.htm
Debroux, S. (2010). CoPPRa als preventie tegen. Geraadpleegd op http://www.polfed-
fedpol.be/pub/inforevue/inforeveu/nl/10_IREU_NL-Coppra.pdf
Pels, T., De Gruijter, M., & Van Middelkoop, C. (2008). Evaluatie trainingen Amsterdamse professionals in het herkennen en
omgaan met radicalisering: eindverslag. Geraadpleegd op
http://www.nuansa.nl/documentatie/beleidsstukken/evaluatie-trainingen-in-het-herkennen-en-omgaan-met-
radicalisering
Waller, M. (2003). Terrorist recruitment and infiltration in the United States: prisons and Military as an Operational Base.
Geraadpleegd op http://www.iwp.edu/news_publications/detail/terrorist-recruitment-and-infiltration-in-the-united-
states-prisons-and-military-as-an-operational-base
X (2010). Bin Laden's terrorism Bible. Geraadpleegd op Januari 27, 2010, from
http://www.thesmokinggun.com/archive/jihadmanual.html
X (2010). Crofty bom. Geraadpleegd op Januari 25, 2010, from http://www.youtube.com/watch?v=DIW85fiHGO8&NR=1
X (2005). Protocol Meldpunt Radicalisering. Geraadpleegd op http://www.nuansa.nl/documentatie/uitvoering/protocol-
meldpunt-radicalisering.
Grijze literatuur
Barrett, P. (2003, Februari 5). How a Muslim Chaplain Spread Extremism to an Inmate Flock, Wall Street Journal.
Clerix, K. (2008, Mei 28). Strijd tegen radicalisme in tweede versnelling. Mondiaal Nieuws. Geraadpleegd op
http://www.mo.be/index.php?id=348&tx_uwnews_pi2[art_id]=21378&cHash=004171395b
KSG (2010, Januari 27). Proces Malika echt van start op 8 maart. De Standaard.
Rotella, S. (2004, Oktober 3). Social bonds pull muslim youth to Jihad, expert says. Los Angeles Times.
Vonnissen
Corr. Brussel, 10 januari 2008.
Hof van Beroep, Brussel, 26 juni 2008
Andere
Council of the European Union (2005). The European Union Strategy for Combating Radicalisation and Recruitment to
Terrorism, Brussel, 24 November 2005.
De Stoop, C. (2010). Vrede zij met u, zuster. Het verhaal van een westerse zelfmoordterroriste. Amsterdam: De Bezige Bij.
La Free, G. (2008). Countering Myths about Terrorism, 38th Annual Theodore Standing Lecture, SUNY-Albany.
Reinares, F. (2008). Radicalisation processes leading to acts of terrorism A concise report by the European Commission's
expert group on violent radicalisation: European Commission.
Voorstel van resolutie betreffende de bestrijding van Islamitische satellietzenders, radiostations en websteks die op het
Belgische en Europese grondgebied anti-westerse haatpropaganda verspreiden, Kamer van Volksvertegenwoordigers,
11 juli 2008, nr 1369/001