Vraag : "Dat soort mensen functioneert als een computerprogramma. Als wij met vragen over het onderzoek kwamen aanzetten, antwoordde men altijd: 'Laat de professionelen toch begaan'. Met andere woorden: stuur onze programma's en procedures niet in de war met een menselijke benadering, met liefde en met wanhoop …" [Gino Russo, vader van één van de vermoorde en vermiste kinderen]. Antwoord : De
... [Show full abstract] "Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus", van 7 december 1998. Sinds de jaren 80 is de Belgische politie niet meer van de politieke agenda weg te denken en is ze voorwerp van grote maatschappelijke beroering. De optimisten, die gehoopt hadden de invoering van een gewijzigde politiestructuur eindelijk de rust zou brengen, kwamen van een kale reis terug. Inmiddels werd er een audit doorgevoerd bij de federale politie in 2002, voerde het Rekenhof in 2003 een audit door (naar de minimale capacteitsnormen gehanteerd ten aanzien van de lokale politie) (Rekenhof, 2004), signaleerde het externe, parlementaire controleorgaan op de politiediensten (het zgn. Comité P) ernstige tekortkomingen, wezen de lokale zonechefs op spanningen in de samenwerking met het federale niveau (Van Outrive, 2005: 598-601), legden twee werkgroepen hun evaluatieve conclusies neer en startte de Belgische Senaat met studiewerk naar "de" kerntaken van de politie. Kortom, een kleine vier jaar na de zeer ingrijpende politiehervorming zijn er nog steeds belangrijke problemen. In deze bijdrage wensen we de stelling te onderbouwen dat bij crisismomenten, waarbij het politiële apparaat onder sterke druk komt te staan, erg nadrukkelijk gegrepen wordt naar louter structurele wijzigingen, terwijl deze crisissen zélf eerder voortvloeien uit culturele vraagstukken. In feite, zo zullen we argumenteren, gaat het telkens om legitimiteitvraagstukken waarbij zowel waarden en normen als verwachtingen en beelden die nauw verband houden met de geloofwaardigheid van de politie, ter discussie worden gesteld. We gaan uit van de stelling dat door de overheidsreactie, die zich beperkt tot het ingrijpen op de structuren, de crisissen zich blijven accumuleren en een quasi-chronisch karakter krijgen. In de recente politiegeschiedenis kunnen we drie crisismomenten onderscheiden waarin de politie dermate in opspraak kwam dat de volksvertegenwoordiging het noodzakelijk achtte om over te gaan tot de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie: (1) In 1985 naar aanleiding van het Heizeldrama, waarbij vóór de aanvang van de voetbalfinale van de Europacup tijdens rellen 40 doden en 100-den gewonden vielen (Van Outrive et al, 1992: 285; Kamer, 1985); (2) Een tweede crisismoment betrof de oprichting van de onderzoekscommissie naar aanleiding van de zgn. "Bende van Nijvel" (Kamer, 1990). Deze bende bracht tussen 1983 tot 1987 terreur teweeg, door-in ware commandostijl-overvallen te plegen op warenhuizen, hierbij een onbeduidende buit te vangen en 29 winkelbezoekers op brutale wijze te doden.