Content uploaded by Paul Ponsaers
Author content
All content in this area was uploaded by Paul Ponsaers on Aug 27, 2017
Content may be subject to copyright.
De Nederlandse politiehervorming,
gezien vanuit een Belgisch perspectief
Willy Bruggeman & Paul Ponsaers
57
6.1 Inleiding
Met enige haast en nog in afwachting van toetsing door de Eerste Kamer
wordt momenteel gewerkt aan de totstandkoming van de Nederlandse Natio-
nale Politie. De desbetreffende regelgeving is uiteraard belangrijk, maar het
politiebestel is geen rustig bezit.1Beoogd wordt dat de efficiëntie en de effec-
tiviteit van het politiebestel er beter van worden. Hierbij moeten fundamente-
le keuzes gemaakt worden. Kijken naar andere landen, en zeker ook naar
buurlanden zoals België, is, als het gaat om de lessen die geleerd kunnen
worden van ervaringen van anderen, zeker op zijn plaats. Maar tussen Neder-
land en België bestaan naast veel punten van overeenkomst ook aanzienlijke
verschillen in politiek-bestuurlijke en andere tradities, en verschillen in de in-
richting van het openbaar bestuur en opvattingen over politie en politiewerk.
Elk nieuw bestel lost sommige problemen bevredigend op, maar andere niet
en creëert bovendien weer nieuwe problemen. België en Nederland verschil-
len ook sterk waar het politie en justitie betreft. Dit blijft een opvallend gege-
ven, zeker nu er binnen de Europese Unie wordt gestreefd naar meer samen-
hang en wederzijdse erkenning. Maar opvallend is wel dat weinig van de vele
politiesystemen die in de Europese landen gereorganiseerd werden, de inter-
nationale samenwerking sterker en vernieuwend hebben verankerd. Meestal
bleef de internationale samenwerking een weinig zichtbaar onderdeel van de
organisatiestructuur en -werking. Anderzijds bieden deze verschillen aankno-
pingspunten om te vergelijken en te zoeken naar mogelijke specifieke meer-
waarde van die verschillende oplossingen bij het nemen van beslissingen. Een
goede reden dus om te vergelijken wat er nu in Nederland en ook in België
gebeurt.
6
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
1 Van Sluis e.a., 2009.
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 57
In deze bijdrage gaan we na een korte inleidende paragraaf in op een aan-
tal kritiekpunten die naar voren kwamen bij de Belgische politiehervorming.
Daarna komen een aantal essentiële elementen naar voren die ter gelegenheid
van de evaluatie na tien jaar hervorming in België werden behandeld, om
vervolgens af te sluiten met een aantal recente ervaringen tussen Nederlandse
en Belgische politiemensen.
6.2 Het Nederlandse en Belgische bestel onderling vergeleken
Nederland: van een Frans, via een Brits, naar een Scandinavisch bestel
Het Nederlandse politiebestel kent een onrustig bestaan, zoals zo veel andere
bestellen in Europa. Van eind 1945 tot 1993 kende Nederland een bestel met
twee verschillende soorten politiediensten; enerzijds was er de gemeentepoli-
tie (in gemeenten van 25.000 of meer inwoners), anderzijds de rijkspolitie
(in de kleinere gemeenten). De gemeentepolitie stond dus sterk in de grotere
steden, terwijl de rijkspolitie vooral aanwezig was in de meer rurale gebie-
den. Er was, met andere woorden, een wettelijk verankerde geografische taak-
verdeling tussen beide soorten korpsen.
Een dergelijk politiebestel bestond in het verleden in Frankrijk.2Ook daar
was er een sterke gemeentepolitie in stedelijke omgevingen, naast de nationa-
le Gendarmerie, die vooral actief was in rurale omgevingen. Tijdens het Vi-
chy-regime werden echter de diverse gemeentekorpsen bij wet van 23 april
1941 samengebracht binnen een Police Nationale. Resultaat hiervan is dat
Frankrijk momenteel twee nationale politiediensten naast elkaar kent en geen
eigenlijke gemeentepolitie meer. Opvallend is echter dat afgelopen jaren de
Franse burgemeesters er alles aan doen om opnieuw een police municipale op de
been te brengen, zij het dat deze gemeentelijke korpsen niet over een volle
politiebevoegdheid beschikken. In het Franse bestel bestaan
er vormen van gedeeltelijke hiërarchische integratie, terwijl functionele taken
van administratieve en gerechtelijke politie in alle diensten vallen waar te
nemen. Het Franse bestel wordt bovendien gekenmerkt door een afzonderlijk
statuut dat toegekend werd aan de forse politie van de Parijse metropool.
Politie & Wetenschap overzichtsstudies | Voer voor kwartiermakers
58
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2 Cools e.a., 2010.
3 Prins e.a., 2012.
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 58
Sinds 1993 kent Nederland een bestel dat in grote mate gelijkt op dat van
het Verenigd Koninkrijk.3Nederland opteerde op dat moment voor de fusie
van de gemeentepolitie en de rijkspolitie in één nieuw soort van politie. In
essentie ging het niet om een reorganisatie tot één politiedienst, maar om een
reorganisatie naar één soort van politie met 25 relatief autonoom functione-
rende regiokorpsen. Opnieuw was het grondprincipe een geografische verde-
ling van het rijk in politieregio’s. Het ging om de inrichting van relatief ster-
ke, grote korpsen, met nationale steundiensten waartussen geen hiërarchisch
verband bestond.
Het Britse politiebestel lijkt sterk op dat van de Nederlandse regiopolitie.
Ook hier gaat het om één soort van politie (ook wel county-politie genoemd),
met verschillende solide, autonome korpsen. Vandaag merken we dat in het
Verenigd Koninkrijk een tendens bestaat om (vanuit het Home Office) meer
vat te krijgen op deze verschillende korpsen, zonder dat dit evenwel leidt tot
een discussie omtrent de inrichting van een nationale politie. Eerder wordt er
gestreefd naar nog robuustere korpsen van gemiddeld 4000 manschappen.
Ook het Britse bestel wordt gekenmerkt door een sterke functionele integratie
van administratieve en gerechtelijke taken binnen de diverse korpsen. Ook
wordt het Britse bestel gekenmerkt door een afzonderlijk statuut van een for-
se politie in de Londense metropool.
Met de beoogde overstap van een regiopolitie naar een Nationale Politie in
Nederland maakt het Nederlandse bestel aanstalten om zich eerder te richten
op een Scandinavisch bestel. In diverse Scandinavische landen vinden we niet
langer één soort van politie, maar wel één politieorganisatie. Het gaat kortom
om een eenheidspolitie. Opvallend is wel dat deze Scandinavische politiebe-
stellen zich meestal bewegen in weinig dichtbevolkte samenlevingen, met een
beperkt aantal grote steden en grote rurale gebieden. Het is dan ook logisch
dat deze bestellen behoefte hebben aan een sterke mobiele nationale politie,
zij het met sterke lokale verankering. Deze Scandinavische politiebestellen
worden gekenmerkt door een hoge mate van hiërarchische integratie en op-
nieuw een opvallende functionele integratie van administratieve en gerechte-
lijke taken. Het grote voordeel van een dergelijk bestel is zonder enige twijfel
de grote mate van flexibiliteit in inzet van personeel en het vermijden van
enige overlap. Een geografische taakverdeling staat niet langer centraal.
Het Nederlandse bestel is, met andere woorden, geëvolueerd van een
Frans, via een Brits, naar een Scandinavisch systeem.
De Nederlandse politiehervorming, gezien vanuit een Belgisch perspectief
59
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 59
België: van een Frans naar een eigensoortig geïntegreerd bestel
De Belgische hervorming van 1998 zag er geheel anders uit. Vóór 1998 kende
België drie verschillende soorten politiediensten, die vrij autonoom van elkaar
werkten. In dat opzicht leek het toenmalige Belgische bestel sterk op het Fran-
se. Je had enerzijds een sterk versnipperde gemeentepolitie over niet minder
dan 589 gemeenten, die in grote mate steunde op gemeentelijke financiering,
en anderzijds had je de rijkswacht. Zoals in Nederland was de gemeentepolitie
het sterkst aanwezig in de grotere steden, terwijl de mobiele rijkswacht zich
vooral ophield op rurale territoria. Er bestond evenwel geen geografische taak-
verdeling die wettelijk verankerd was, zodat beide politiediensten elkaar nogal
eens in de weg liepen op het terrein. Om het allemaal nog wat ingewikkelder
te maken, bestond naast beide genoemde diensten nog een derde politiedienst,
de Gerechtelijke Politie bij de Parketten (GPP), een essentieel reactieve crimi-
nele politie, die zich enkel bezighield met gerechtelijke opdrachten en waar
dus op geen enkele wijze een functionele integratie bestond tussen gerechtelij-
ke en bestuurlijke opdrachten.
Zonder op de details in te gaan, bestond de hervorming van 1998 (de in-
richting van één politiedienst, gestructureerd op twee niveaus) in het toevoe-
gen van de lokale antennes van de rijkswacht (de brigades) aan de gemeente-
politie, onder het nieuwe label ‘Lokale Politie’, en het samenbrengen van de
GPP met de rest van de bovenlokale niveaus van de rijkswacht, onder het
nieuwe etiket ‘Federale Politie’. Hierbij dient vermeld te worden dat de lokale
politie niet langer georganiseerd werd op het gemeentelijk niveau, maar op
intergemeentelijk niveau in 195 politiezones (gemiddeld overspant een poli-
tiezone een drietal gemeenten).4Tussen beide soorten van politie, de lokale
en de federale, werd geen hiërarchisch verband voorzien. Vandaag staat de fe-
derale politie onder druk vanwege een al te logge organisatie en verkokering,
terwijl op het niveau van de lokale politie de discussie wordt gevoerd over
een schaalvergroting van (soms) al te kleine lokale korpsen.5Het huidige be-
stel wordt evenwel zelden ter discussie gesteld en in algemene zin wordt de
hervorming als ‘relatief geslaagd’ beschouwd.6
Politie & Wetenschap overzichtsstudies | Voer voor kwartiermakers
60
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
4 Devroe & Ponsaers, 2011.
5 Bruggeman e.a., 2012.
6 Boels e.a., 2011.
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 60
België en Nederland onderling vergeleken
Aan de basis van de Belgische politiehervorming, ingezet in 1998 na de ont-
snapping van Dutroux en in feite gestart in 2001, lag een diepe vertrouwens-
crisis, niet alleen bij de bevolking en bij de overheid, maar ook tussen de poli-
tiediensten onderling. Reorganiseren vanuit een crisis heeft altijd het voordeel
van de urgentie en van de ontvankelijkheid voor nieuwe maatregelen. De her-
vorming beoogde vooral het samenvoegen en integreren van de toenmalige
rijkswacht, de gemeentelijke politie en de gerechtelijke politie. Bovendien
werd gestreefd naar een meer geïntegreerde werking van de nieuwe politie,
die, alhoewel geen nationale politie in de beperkte zin van het woord, toch
één politie werd, al was die georganiseerd op twee niveaus: federaal en lokaal.
Bovendien moet ook rekening gehouden worden met het feit dat én de
functie én de rol van de burgemeester, het gemengde financieringsmechanis-
me (federaal en gemeenten, die in belangrijke mate de lokale politie mee -
financieren in België), de afwezigheid van veiligheidsregio’s en de achter -
blijvende gerechtelijke hervorming mede de specificiteit van het Belgische
politiemodel kunnen duiden en verklaren. Toch kwam heel veel inspiratie
vanuit Nederland en dat is voelbaar, zowel bij de strategische als bij de meer
operationele keuzes. Het zogenaamde COP-model (in België als gemeen-
schapsgerichte politiezorg benoemd) werd wettelijk verankerd, hetgeen in
Nederland veel minder expliciet het geval is geweest. De probleemgerichte
aanpak en het gebiedsgebonden werken worden wel algemeen beschouwd
als het gemeenschappelijk tafelzilver van het Nederlandse en het Belgische
politiebestel. Projecten betreffende integrale veiligheid in de Belgische grote
steden zijn meestal Nederlands geïnspireerd. De scheidingslijn tussen adminis-
tratieve en gerechtelijke politie is in België sterker structureel ingebed in de
organisatie, zeker bij de federale politie. Tot 2001 was Nederland altijd vóór op
België in het reorganiseren, maar in dit geval opteerde België vóór Nederland
voor één politie, zij het middels een geïntegreerde formule op twee niveaus
(federaal en lokaal).
De verwevenheid met de federale en lokale autoriteiten werd in België be-
vestigd door het inrichten van enerzijds een federale politieraad en anderzijds
ook lokale politieraden en colleges. Ook bleef de Belgische politie meer te-
rughoudend in het (over)organiseren. Het vastleggen van systemen, proto -
collen, convenanten en profielen is minder aanwezig in het Belgische bestel
dan in het Nederlandse. Het Belgische systeem is meer gebaseerd op basis-7
en gespecialiseerde politietaken en minder op het inrichten van ‘waterdichte
De Nederlandse politiehervorming, gezien vanuit een Belgisch perspectief
61
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 61
schotten’ tussen de verschillende componenten van de politiestructuur, alhoe-
wel daar ook vragen bij gesteld kunnen worden. Ook werd veel minder geïn-
vesteerd in (individuele) prestatienormen. De impact van de federale, regiona-
le (parketten) en lokale autoriteiten is groot, mede omwille van de zogenaam-
de nationale en zonale veiligheidsplannen. Maar waar de Nederlandse collega’s
meesters zijn in het maken van plannen, zijn de Belgische collega’s wellicht
dan weer beter in het uitvoeren van (minder) plannen. Het gevolg is dat de
planmatige Nederlandse aanpak en de meer situationele en programmagerich-
te aanpak van de Belgische diensten nogal eens aanleiding geven tot fricties
tussen enerzijds de politiediensten onderling, en anderzijds de parketten en
onderzoeksrechters (rechter-commissaris).
De Nederlandse beleidsdocumenten, opleidingsinspanningen en studieda-
gen zijn steeds een belangrijke bron van inspiratie geweest voor de Belgen.
Beide landen hebben een eigen systeem om de politiesterkte over de verschil-
lende componenten van de politie te verdelen. Niettemin blijft de geografi-
sche distributie van het personeel en de bijbehorende attributie van bevoegd-
heden in België nog steeds een discussiepunt, wellicht mede door de keuze
die gemaakt werd voor de structurering op twee niveaus. In plaats van ook
hier inspiratie te zoeken in Nederland, heeft de Belgische overheid gekozen
voor een eigen systeem (de KUL-norm) dat nog steeds niet het nodige draag-
vlak heeft verworven, noch binnen de politie, noch bij de overheden van de
politie. Daarentegen kijkt men in België met verwondering naar de Neder-
landse overregulering en de groeiende bureaucratie.8Ook het nadrukkelijk
bedrijfsmatig denken, onder meer in termen van prestatieafspraken en -nor-
men, doet de Belgen meer dan eens de wenkbrauwen fronsen.
Anderzijds is het zo dat blijkbaar in de aangekondigde amendementen ter
aanpassing van de nieuwe politiewet tot vorming van een Nationale Politie in
Nederland Belgische invloeden merkbaar zijn.9We verwijzen hiervoor naar
artikel 19, dat bijkomend bepaalt dat overleg door de minister met de regio-
burgemeester en de voorzitter van het College van procureurs-generaal wordt
gevoerd, in aanwezigheid van de korpschef. Een toevoeging die verrassend
Politie & Wetenschap overzichtsstudies | Voer voor kwartiermakers
62
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
7 Het gaat om interventie (noodhulp), wijkwerking, onthaal, recherche, slachtofferzorg, openbare orde en verkeer. Zie: Vande-
voorde e.a., 2003; Ponsaers, 2007.
8 Men denke hierbij aan het instellen van ‘weegploegen’ gerechtelijk onderzoek, te strakke functieprofielen (het ‘labelen’ of
oormerken van capaciteit in diensten en functies), e.d.m.
9 Document 30 880, ministerie van Veiligheid en Justitie.
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 62
veel lijkt op de taakstelling van de Belgische federale politieraad. Ook de ster-
kere focus op de relatie met de individuele gemeenten illustreert dit.
In bovenstaande tabel hebben we beide landen met elkaar vergeleken, zodat
de lezer een goed begrip heeft van de volgende paragrafen.
6.3 De kritiek kort na de Belgische politiehervorming
Toen in december 1998 in België de Wet op een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd
op twee niveaus tot stand kwam, werd besloten dat de volledige implementatie
van het nieuwe bestel van start zou gaan in januari 2001. Zo is het ook ge-
gaan. Het politiebestel werd met andere woorden in twee jaren omgebouwd
naar het sjabloon van de wet. De doorlooptijd van het Programma Nationale
Politie in Nederland is eveneens bepaald op twee jaar, gerekend vanaf het
moment dat de nieuwe Politiewet van kracht zal worden.
De Nederlandse politiehervorming, gezien vanuit een Belgisch perspectief
63
Tabel 6.1: Het Belgische en Nederlandse politiebestel vergeleken
België Nederland
• Nadrukkelijk officiële COP-visie op het gehele functioneren
van het bestel
• Variabiliteit in officiële visie op het functioneren van het
bestel
• Lokale politie in dominante mate gefinancierd door steden
en gemeenten, federale politie door de federale overheid
• Volledig gefinancierd door de nationale overheid
• Poging tot moeilijke afstemming tussen bestuurlijke en
gerechtelijke schalen. Tendens om naar het provinciale
(bestuurlijke) niveau te evolueren
• Poging tot afstemming tussen bestuurlijke en gerechtelijke
schalen. Tendens om naar het (gerechtelijke) parketressort-
niveau te evolueren
• Rol van de burgemeester blijft belangrijk: lokale autonomie
inzake integraal veiligheidsbelei d wordt benadrukt, met een
risico van beperkte federale impact op lokaal beleid
• Rol van de burgemeester is anders: nationale impact op
lokaal beleid vergroot, risico op afnemende impact van
lokale overheid op het lokale beleid
• Problemen om minimale capaciteitsnorm te garanderen en
territoriale redistributie van personeel te realiseren
• Flexibiliteit in het garanderen van minimale capaciteit en
territoriale redistributie van personeel
• Lokale politie is niet genormeerd i.f.v. prestaties, maar
volgens basisfuncties (noodhulp, recherche, wijkwerking,
onthaal, slachtofferzorg, openbare-ordehandhaving en
verkeer)
• Het personeelsbestand wordt in grote mate vastgezet
(‘gelabeld’/geoormerkt) naar gelang bepaalde diensten.
Verlies van transversaliteit en flexibiliteit
• Inhoudelijke impact van overheden op federaal en lokaal
niveau is relatief beperkt dankzij de planmatige werking
(veiligheidsplannen)
• Risico op impactverlies ten voordele van de politieleiding
(veel interne accountability, afname van externe
accountability)
• Gebrek aan solide monitoring- en evaluatiesystemen,
waardoor bijsturing wordt bemoeilijkt
• Goed uitgebouwde monitoringsystemen, maar niet steeds
duidelijk wat het doel ervan is
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 63
In België waren er destijds een aantal verreikende commentaren op deze
gang van zaken, die we graag meegeven aan de Nederlandse kwartiermakers
van het nieuwe bestel. We lopen deze kort na.10
Hebben we een sequentieel masterplan?
De invoering van de Nationale Politie in Nederland wordt uitgezet middels een
gefaseerde uitwerking van het nieuwe politiebestel (Programmaplan, Ontwerp-
plan, Inrichtingsplan, Realisatieplan en Communicatieplan). Het lijkt er sterk
op dat de Nederlandse hervorming stevig wordt onderbouwd middels deze
plannen. Verschillende Belgische observatoren hebben er bij de Belgische poli-
tiehervorming op gewezen dat de hervorming werd ingezet zonder dat er een
masterplan voorhanden was. Een aanpassing van het politiebestel is immers
een heikele onderneming, waarin een sequentiële opbouw hoort te zitten,
het ene deel kan immers niet voorafgaand aan het andere worden ingevoerd.
Sommige commentatoren hebben in het verleden de Belgische hervorming
bekritiseerd vanwege het feit dat het bestel ‘als een ritssluiting’ werkte, of om
het helderder te zeggen: alle elementen van het nieuwe bestel moesten op het-
zelfde moment in plaats worden gebracht en werkzaam zijn, wilde het bestel
als geheel werkzaam kunnen worden. Het moge duidelijk zijn, de Belgische
hervorming van tien jaar geleden was veel ingrijpender dan de Nederlandse
van vandaag. In Nederland zijn veel van de bouwstenen voor het nieuwe bestel
afkomstig uit het oude. In die zin lijkt het gevaar van de ‘ritssluiting’ minder
groot, mede dankzij de genoemde sequentiële planning. Niettemin zijn er een
aantal eventuele gevaren, die we hier kort benoemen.11
Papier is geduldig. Dat alles netjes in plannen is vervat, betekent niet dat
de implementatie het voorgeschreven tempo en de voorgeschreven fasering
ook zal volgen. Bij elk bouwwerk wordt achterstand op het plan van de archi-
tect opgelopen tijdens de fase van de realisatie. Onvermijdelijk zullen er zaken
opduiken die op de werkvloer moeilijker te realiseren blijken dan de bestel -
architecten vandaag kunnen voorzien. Het is dan ook van groot belang dat er
voldoende implementatieflexibiliteit ingebouwd is en blijft in de implemen-
tatieplanning, zodat de reorganisatie een rustig verloop blijft kennen en de
dominostenen op een gegeven moment niet over elkaar heen tuimelen.
Politie & Wetenschap overzichtsstudies | Voer voor kwartiermakers
64
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
10 Enhus e.a., 2001.
11 Duhaut e.a., 2002.
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 64
Overigens hebben we in België door schade en schande moeten ervaren
dat het nodig is om niet enkel een nieuwe politiële structuur op te zetten,
maar dat dit onvermijdelijk dient gepaard te gaan met het uitwerken van een
inhoudelijk concept, een nieuwe politiële cultuur als het ware. In ons land
hebben we de structurele componenten van het nieuwe bestel in wetgeving
vastgelegd en slechts jaren later de ‘gemeenschapsgerichte politie’ en de
‘excellente politiezorg’ als culturele inhoudelijke bagage uitgewerkt.12 Dat is
de hervorming niet ten goede gekomen, dat moge duidelijk zijn.13
Het Ontwerpplan Nationale Politie bevat nu reeds goede aanzetten tot in-
houdelijke en culturele uitwerking, maar blijft naar ons gevoel op onderdelen
niettemin nog te impliciet. Vanuit de ervaring in België kunnen we dan ook
niet anders dan aanraden om rustig de tijd te nemen om een dergelijk inhou-
delijk cultuurconcept te laten rijpen en mee te laten groeien tijdens de imple-
mentatiefase, en dus niet de fout te maken dat pas te ontwikkelen nadat de
implementatie van de nieuwe structuur reeds een feit is.
Hoe zetten we bottom-upmechanismes in werking?
Het risico bij de implementatie van een bestel met een Nationale Politie is dat
het om een top-downbenadering gaat, of minstens dreigt het gevaar dat het
zo zal worden gepercipieerd door de midden- en basiskaders. Zeker waar het
gaat om het inhoudelijk concept en de cultuuraspecten is het nodig om ook
een bottom-upbeweging in gang te zetten als gezond tegengewicht. Hiertoe
dienen dan ook de nodige kanalen gecreëerd te worden. Cultuur gaat immers
over gedeelde waarden en normen binnen een organisatie, en die laten zich
moeilijk of niet van bovenaf opleggen.14 Waarden en normen moeten geïnter-
naliseerd raken via socialisatie- en identificatieprocessen. Dat vergt onvermij-
delijk tijd, inspraak en participatief beleid, maar dient ook een plaats te krij-
gen in de vernieuwde opleiding.
Een onvermijdelijke voorwaarde zal zijn dat de kwartiermakers van het
nieuwe bestel dit bestel onvoorwaardelijk uitdragen en er dus van overtuigd
moeten zijn. Zij zullen dienen te fungeren als rolmodellen voor de hele orga-
nisatie. Zij moeten dan ook gepaste en onderbouwde antwoorden kunnen
De Nederlandse politiehervorming, gezien vanuit een Belgisch perspectief
65
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
12 Van Branteghem e.a., 2007.
13 Easton e.a., 2003.
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 65
geven op vragen die zullen komen. Zij moeten de dragers zijn van het nieuwe
inhoudelijke concept en van de waarden en normen van de nieuwe organisa-
tie. Dit impliceert sterke leiders, die beredeneerde en ervaringsgedreven ant-
woorden op vragen hebben, en niet louter hiërarchische aansturing. Dat im-
pliceert dat de nieuwe politieleiding goed de vinger aan de pols moet houden
op de werkvloer, bereid is van de ervaring van frontlijnwerkers te leren en er-
in moet slagen deze ervaring en kennis ten nutte te maken van de organisatie.
Politieleiders dienen zich met andere woorden meer als coaches te gedragen
dan als blinde interne regelgevers. Louter hiërarchische sturing rendeert enkel
op korte termijn, maar leidt op lange termijn tot immobilisme, traditionalis-
me en verhindert flexibiliteit en innovatie.
Wat we in België veel te weinig gedaan hebben in de fase na de imple-
mentatie van het nieuwe bestel is bovengenoemd leerproces bevorderen en
bestendigen door middel van het opzetten van goed geplande pilotprojecten.
Uittesten wat werkt en wat niet, is nuttig en noodzakelijk. Hierbij is het op-
zetten van evaluatie-instrumenten en -structuren noodzakelijk. Het met zorg
beschrijven van deze pilots door middel van bruikbare casestudies stelt een
mechanisme in werking van een lerende organisatie, en maakt het mogelijk
strategische beleidskennis te accumuleren en te borgen. Het is in een derge -
lijke onderneming van groot belang te voorzien in een degelijke kennis- en
evaluatie-infrastructuur, die transparant successen en mislukkingen documen-
teert en als vraagbaak fungeert voor de hele organisatie. Het lijkt voor de
hand te liggen dat dergelijke kennis essentiële voeding is voor de coaching
van de nieuwe politieleiders.
Kopen we de hervorming af?
De slechtst denkbare oplossing om veranderingsweerstanden binnen de orga-
nisatie weg te werken – ook dat heeft het Belgische voorbeeld ons geleerd –
is de hervorming ‘afkopen’ bij het personeel. In België ging de hervorming
immers gepaard met een indrukwekkende financiële tegemoetkoming aan het
personeel. Wellicht had dat te maken met het feit dat de verschillende politie-
diensten (gemeentepolitie, gerechtelijke politie bij de parketten en rijks-
wacht) elk beschikten over een eigen financieel statuut en dat de overheid
Politie & Wetenschap overzichtsstudies | Voer voor kwartiermakers
66
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
14 Enhus & Ponsaers, 2005.
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 66
uiteindelijk uit de onderhandelingen met de vakbonden is gekomen met een
nivellering naar boven.15 Dat gevaar bestaat naar ons gevoelen in Nederland
niet of nauwelijks. Dat vormt naar ons gevoel nog een bijkomende reden om
de hervorming niet te compenseren via de financiële weg, maar het pad op te
gaan van een gestage interiorisering van de nagestreefde doelen.
Een dergelijk proces, vrezen we, leg je moeilijk van bovenaf op, maar ver-
dien je telkens weer door het boeken van successen en het zichtbaar leren uit
mislukkingen. Ook is het van belang het geloof in unieke oplossingen voor
bepaalde problemen te propageren. Het erkennen van een vrije beleidsruimte
op elk niveau van de organisatie is essentieel en kan enkel, als voor een speci-
fiek probleem alternatieve oplossingen worden gesuggereerd. Politiewerk is
maatwerk en vooral op maat van erg lokale omstandigheden. Het opdringen
van exclusieve recepten is in dit verband dan ook contraproductief. De alge-
mene opvatting is vandaag de dag dat de politie slecht en traag leert. Wellicht
is dit juist het gevolg van een eendimensionale visie op politiewerk. In ons
land hebben we tot op zekere hoogte deze weg bewandeld, zij het met wisse-
lend succes. Niettemin kunnen we vaststellen dat frontlijnwerkers vandaag
veel minder cynisch in hun job staan, een grotere arbeidssatisfactie kennen en
met een groeiende maatschappelijke betrokkenheid opereren.
Een laatste punt dat in deze context toch dient opgemerkt te worden, is de
problematiek van de recuperatie van ‘gefaalde’ kandidaten voor kaderbenoe-
mingen. De Belgische hervorming leverde een implosie op van het aantal poli-
tieleiders. Dat bracht met zich mee dat een aantal voormalige politieleiders
diende terug te treden. Ook dit werd grotendeels tegemoet getreden door deze
‘gefaalde’ kandidaten hun financieel statuut te laten behouden, maar functio-
neel werden deze personen vaak ‘weggestopt’ in ad-hocfuncties die strikt ge-
zien niet noodzakelijk waren. Vandaag, tien jaar na de hervorming, doet dit
fenomeen zich nog steeds gevoelen. Hoe organiseer je ‘demotie’ in plaats van
‘promotie’? Deze geleding van de politieorganisatie is vaak een reservoir van
kennis en kunde. Het lijkt dan ook raadzaam voor de Nederlandse kwartierma-
kers om te voorzien in een carrièrepad voor deze medewerkers dat niet leidt
tot groeiende frustratie, maar nieuwe kansen biedt. Dit vormt naar ons idee
een essentiële kritische succesfactor voor het welslagen van de hervorming.16
De Nederlandse politiehervorming, gezien vanuit een Belgisch perspectief
67
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
15 Bruggeman & Ponsaers, 2009.
16 Ponsaers e.a., 2006.
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 67
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
17 Ponsaers e.a., 2005.
Doen we de juiste dingen goed?
De Nederlandse houtskoolschets voorziet weliswaar ‘metingen van de tevre-
denheid, zowel intern als extern’, maar de indruk ontstaat bij de aandachtige
lezer dat op dit punt nog winst gemaakt kan worden. Het wordt immers door-
verwezen naar het toekomstig ‘Realisatieplan’, maar voor het overige wordt
hier weinig aandacht aan gegeven. Bij de Belgische hervorming was precies
op dit punt veelvuldig commentaar. Op de eerste plaats werd immers aange-
drongen op solide meetpunten die het mogelijk moesten maken de opvolging
van de implementatie te monitoren, en desgewenst bij te sturen. Tien jaar na
datum, bij de evaluatie van de hervorming door de Belgische federale politie-
raad, bleek een dergelijk solide opvolgingssysteem niet voorhanden, hetgeen
de evaluatie danig bemoeilijkte. Een aandachtige lectuur van het Nederlandse
Ontwerpplan Nationale Politie leert dat de architecten bijzonder ambitieus
zijn, door niet enkel de kwantiteit, maar ook kwaliteit te willen borgen in
de schoot van de organisatie. De juiste dingen goed doen is de ambitie.
Essentieel hierbij is, zo leert de Belgische ervaring, dat een nulmeting
voorhanden is voordat de ombouw van het bestel wordt ingezet. Slechts op
deze wijze kan immers zichtbaar gemaakt worden in welke mate de systeem-
ombouw zal leiden tot verbetering op die punten die centraal worden gesteld
in het Ontwerpplan. Nederland beschikt over een historische kans om dit nu
te realiseren. Kortom: slechts een degelijke nulmeting kan leiden tot solide
evaluatie naderhand. Dikwijls wordt het belang van een dergelijke nulmeting
pas onderkend op het moment dat men aan bijsturing en evaluatie toe is.
Dan is het echter te laat om het nieuwe plaatje naast dat van weleer te hou-
den, want men beschikt gewoonweg niet over dat laatste. De neiging wordt
dan groot om te grijpen naar datgene dat men sowieso heeft klaarliggen, en
dat is nu precies de vraag: zijn de huidige instrumenten het meest geschikt
om metingen te doen op die punten die men juist wenst te veranderen? De
vraag stellen is haar in grote mate beantwoorden.17
In deze context is het van groot belang, zo leert de Belgische ervaring,
receptief te zijn en te blijven voor het monitoren van kritiek. Kritiek, of
deze nu intern of extern van aard is, kan bijzonder nuttig zijn. Zij houdt
hervormingsarchitecten immers alert en verplicht hen de vinger aan de pols
te houden. Vanuit deze gedachte is het van belang de blauwdruk van een
Politie & Wetenschap overzichtsstudies | Voer voor kwartiermakers
68
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 68
nieuw bestel voldoende robuust te onderbouwen, maar steeds ook ‘bijstel-
punten’ te voorzien om op een flexibele wijze aanpassingen en verbeterin-
gen mogelijk te maken. Een nieuw bestel volledig ‘vast cementeren’ is dan
ook gevaarlijk en leidt als het ware tot het obligaat vasthouden aan al te
strakke uitgangspunten. Een dergelijke opstelling kan slechts leiden tot
onvruchtbare zwart-witdiscussies in de toekomst. Kritiek kan evenwel het
best beantwoord worden aan de hand van een helder evaluatief stuurbord.
Dat maakt het immers mogelijk om op een vruchtbare wijze ermee om te
gaan. Goede stuurborden laten immers toe transparant te maken in welke
mate de kritiek al dan niet terecht is.
Voldoende gestuurd naar vertrouwen en externe inkijk?
Het Ontwerpplan Nationale Politie biedt verschillende en voldoende aangrij-
pingspunten om een dergelijk evaluatief mechanisme in te bouwen. Dit staat
buiten kijf. Op twee punten is het echter van belang tunnelblindheid in het
systeem te weren.
Op de eerste plaats is het essentieel om herhaalde peilingen door te voeren
ten aanzien van de bij de ombouw betrokken groepen. Dat betekent peilingen
bij bestuurlijke overheden (zoals bij burgemeesters) en bij de gerechtelijke
overheden (zoals het OM) omtrent hun vertrouwen en tevredenheid met het
nieuwe systeem, maar eveneens bij het personeel in de verschillende geledin-
gen van de nieuwe organisatie. Maar dat is niet voldoende.
Het meten van de publiekstevredenheid blijft immers primordiaal. Het
maakt immers de peiling van het vertrouwen van de bevolking in het nieuwe
politiesysteem mogelijk, een essentieel vraagstuk voor eender welk politiebe-
stel. Het volstaat niet te onderschrijven dat ‘de belangrijkste maatstaf voor goed
politiewerk het vertrouwen is dat de burger heeft in het werk van “haar” of
“zijn” politie’ (p. 4), maar het is nodig dit ook feitelijk aan te kunnen tonen.
Regelmatige monitoring van dit vertrouwen is dan ook essentieel.
In dit opzicht is ook een goede communicatie met de bevolking, via de
media, van groot belang. Dat betekent dat de politie proactief een beleid uit-
werkt ten aanzien van de media. Het gaat om een vorm van accountability, het
afleggen van rekenschap. De Belgische politie heeft een achterstand van jaren
op dit domein in korte tijd kunnen wegwerken. Dit komt een meer zakelijke
benadering van het politiewezen sterk ten goede. Het risico is groot dat een
Nationale Politie de regie op een dergelijke mediastrategie in één centrale
De Nederlandse politiehervorming, gezien vanuit een Belgisch perspectief
69
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 69
hand wil houden. Het is nochtans essentieel dat alle geledingen van de orga-
nisatie mee kunnen participeren in dit beleid.
Op de tweede plaats blijft het van belang het nieuwe bestel op een vol-
doende wijze open te stellen voor externe, wetenschappelijke studie. Het
Nederlandse politiebestel heeft nogal eens de neiging ‘alles in eigen hand’ te
willen houden en evaluatieonderzoek enkel vanuit eigen rangen door te wil-
len voeren. Kritische, doordachte en onderbouwde inkijk van buitenaf blijft
echter gezond en noodzakelijk. Het garanderen van kritisch en onafhankelijk
wetenschappelijk politieonderzoek is en blijft vanuit dit oogpunt essentieel,
wil de nieuwe politie niet in zichzelf gekeerd blijven kijken naar het eigen
functioneren. De onafhankelijke positie hierbij van een programma als Politie
& Wetenschap is uiteraard cruciaal vanuit strategisch oogpunt.
6.4 De evaluatie van de Belgische politiehervorming na tien jaar
Exact tien jaar na het afsluiten van het Octopus-akkoord (de politieke basis
van de hervorming, 1 juni 1998) voerde de federale politieraad een evaluatie
door van de politiehervorming.18 De zogenaamde geïntegreerde politie startte
pas later, en wel op 1 januari 2001 voor de federale component en op 1 janu-
ari 2002 voor de lokale component. De reorganisatie wordt over het alge-
meen als geslaagd beoordeeld, maar er werden nogal wat aandachts- en ver-
beterpunten aangegeven, waarvan er heel wat zeker ook voor Nederland rele-
vant zijn om hier te vermelden.19
De federale politieraad is een in-between met een belangrijke adviserende rol
tussen de minister en de politie. De ervaring leert dat deze raad zowel voor de
overheden als voor de politiediensten zelf een nuttig instrument is, vooral
doordat niet alleen de politionele maar ook de gerechtelijke en de bestuurlij-
ke overheden erin vertegenwoordigd zijn. Zoals al aangegeven in §6.2, heeft
dit blijkbaar mede de aangekondigde amendering beïnvloed.
Politie & Wetenschap overzichtsstudies | Voer voor kwartiermakers
70
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
18 Bruggeman e.a., 2010a.
19 Bruggeman e.a., 2010b.
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 70
Het evenwicht houden tussen het landelijk en het lokale niveau
De geïntegreerde structuur van de Belgische politie (met een lokale en een
federale component) werd op zich positief beoordeeld, hoewel het niet altijd
makkelijk is om te zorgen voor de nodige interne evenwichten. In plaats van
concurrentie tussen politiediensten zijn vooral de niet optimale samenwer-
king federaal-lokaal en de verdedigingsstrategie administratief en gerechtelijk
aanleiding tot kritiek. Bovendien is er een groeiende ongerustheid inzake de
samenwerking tussen de federale en de lokale politie.
Een belangrijke hefboom om de balans tussen de lokale en federale com-
ponenten in evenwicht te houden, is congruentie na te streven tussen de fe-
derale en de zonale overheidsplannen. Toch zouden deze, in samenhang met
het Europese project Harmony20 (een intelligence model dat op 1 januari 2014 in
werking treedt), beter moeten worden ingebed in een globale en geïntegreer-
de planning-, uitvoerings- en evaluatiecyclus, geschraagd op een eenduidige
vierjarenbenadering.
Zoals ook bij de Nederlandse politie, is het Belgische ICT-domein voor-
werp van kritiek. Vooral de verschillende informatiehuishoudingen bij de
federale en bij de lokale politie baren zorgen. Gelukkig is er één nationale
gerechtelijke gegevensbank (ANG). In het algemeen is er dringend behoefte
aan een duidelijke en gedragen strategie voor het opwaarderen, meer klant -
gericht maken en beter integreren van de ICT-toepassingen voor de gehele
politie.
De lokale politie te veel versnipperd?
Opvallend voor de Nederlandse collega’s is het grote aantal (eerst 196, nu
195) lokale zones in België. Deze versnippering is het gevolg van het feit dat
men de lokale structuur van de politie wilde verankeren dicht bij de lokale
overheden. De bestuurlijke en de gerechtelijke overheden bepalen de prioritei-
ten voor het politielandschap en ze zijn determinerend voor de vrijheid van
handelen van een gezagsafhankelijke organisatie zoals de politie. De totale poli-
tiecapaciteit wordt als voldoende beoordeeld, maar te veel capaciteit verdampt
in overdreven bureaucratie, zo stelde de federale politieraad vast. Mede aanlei-
De Nederlandse politiehervorming, gezien vanuit een Belgisch perspectief
71
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
20 En Ecrim (European crime intelligence model), dat in werking treedt in 2014.
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 71
ding hiertoe is het feit dat ongeveer tien zones zeker te klein zijn om zelfstan-
dig te werken en om een – die naam waardige – minimumdienstverlening te
verzekeren. Schaalvergroting wordt echter niet opgelegd, maar aangemoedigd.
De vraag blijft natuurlijk open of de Nederlandse regio’s niet te groot worden
en de Belgische te kleinschalig. Wellicht ligt de waarheid in het midden.
De wijkwerking blijft op veel plaatsen in België een zorgenkind. De reden
hiervoor is dat door te kleine zones en ook door prioriteitstelling binnen
grotere korpsen de wijkwerking wordt aangetast, doordat bij personeelstekort
de wijkwerking het eerst wordt afgebouwd.
De politiechefs bekleden een mandaatfunctie die om de vijf jaar moet
worden verlengd, maar die nu niet meer in de tijd beperkt is. Ook zijn alle
mandaathouders gehouden aan het, in afstemming met ‘hun’ autoriteiten,
opstellen van een opdrachtbrief. Deze brief is eigenlijk een afsprakennota
tussen de verschillende partijen, waarop bijvoorbeeld de korpschef naar aan-
leiding van zijn evaluatie afgerekend kan worden. De opdrachtbrief op zich
is een waardevol contractueel engagement, maar schaadt door de lokale ver-
ankering anderzijds het geïntegreerd zijn van de politie in zijn geheel.
De federale politie te weinig operationeel?
Binnen de federale politie moeten maatregelen genomen worden om in
uitzonderlijke en ernstige crisissituaties met eigen middelen een versterkte
reserve samen te kunnen stellen in functie van de openbare-ordehandhaving.
De vrees bestaat, dat de huidige inzetmogelijkheden onvoldoende zijn om in
alle omstandigheden volwaardig te reageren op onverwachte en onvoorziene
buitengewone crisissituaties. Er kan dus niet altijd voorzien worden in een
openbare-ordereserve.
De goede samenwerking tussen de lokale en de federale recherchedien-
sten verdient aandacht. Wel kon er geen eenduidig standpunt aangenomen
worden om de oprichting van een nationale recherche mogelijk te maken.
De operationele internationale samenwerking door de lokale en de federale
diensten verdient bijzondere aandacht, vooral in het raam van de komende
ontwikkelingen op Europees niveau. Ook wordt er gepleit voor veel meer
samenhang inzake de activiteiten van de interne en externe controle-instan-
ties en inspecties.
Politie & Wetenschap overzichtsstudies | Voer voor kwartiermakers
72
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 72
Behoefte aan een langetermijnvisie
De grote vraag is nu wat de duurzaamheid is van deze grote politiehervor-
ming in België. Dit zal voornamelijk afhangen van de snelheid en de intensi-
teit waarmee de in het evaluatierapport gemelde probleemgebieden worden
aangepakt en een oplossing krijgen. De nu voorliggende Nederlandse hervor-
ming zal opnieuw een aanleiding zijn om hierover kritisch te reflecteren. De
keuzes die in Nederland gemaakt worden, verrijken de argumentatie bij de
keuzes en optimalisaties die zich in België opdringen.
Alleszins wordt er in het evaluatierapport gepleit voor een langetermijnvi-
sie, die het liefst met academische inbreng wordt voorbereid. Ondertussen is
er ook dringend behoefte aan een justitiehervorming. De grote kaders hier-
voor zijn al uitgezet, en verwacht wordt dat de nieuwe Belgische regering,
waarop al zo lang gewacht wordt, hier werk van zal maken.
Het personeelsstatuut is veel te zwaar en er is grote behoefte aan een een-
voudig en werkzaam statuut. Functionele beloning, meer flexibiliteit en mo-
biliteit zijn de grootste en meest urgente noden, wil men kunnen evolueren
naar de gewenste toekomst zoals die in de langetermijnvisie wordt vertolkt .
Selectie, rekrutering en opleiding blijven problematisch. De nu lopende
‘Bologna-visitaties’ en het opgestarte initiatief ‘Politie, een lerende organisatie’
kunnen, naar gehoopt wordt, een oplossing bieden. Het lerende vermogen
van een organisatie en zijn mensen zal een steeds groter belang innemen,
wil men een langetermijnbenadering omzetten in concrete veranderings -
strategieën en daden.
6.5 De samenwerking België-Nederland: wat nu?
Europese en internationale samenwerking zijn ook nu blijkens de stukken
over de reorganisatie geen aanleiding geweest voor de vorming van de Natio-
nale Politie in Nederland. Het feit dat Nederland en België te maken hebben
met aanzienlijke volumes internationale criminaliteit, nodigt nochtans uit om
ook dit aspect te belichten. De reden ligt vooral in het feit dat schaalvergro-
ting nu juist een perfecte kans biedt om de grensoverschrijdende en mobiele
criminaliteit, grootschalige openbare-ordeverstoring en regio-overstijgende
rampen en crises beter en gezamenlijk aan te pakken.21 Op het terrein van
De Nederlandse politiehervorming, gezien vanuit een Belgisch perspectief
73
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
21 Den Boer, 2012.
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 73
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
22
Inforevue
, 2007, nr. 4
veiligheid en veiligheidsvoorziening zijn er tal van dwarsverbindingen. Die
zijn complex van aard, niet in de laatste plaats vanwege de tussen de landen
uiteenlopende politieke, bestuurlijke en justitiële arrangementen betreffende
de politie en de verschillen in de organisatie van de politie.
Wel wordt steeds vaker grensoverschrijdend samengewerkt en het Benelux-
secretariaat is hierbij vaak leidinggevend, meer en meer gebaseerd trouwens
op een steeds groeiend aantal internationale verdragen en overeenkomsten.
In de concrete samenwerking waren vooral de gebrekkige invulling van ge-
rechtelijke verzoeken vanuit België een pijnpunt, iets waar nu wel verande-
ring in is opgetreden. Maar verschillende wetgeving, uiteenlopende prioritei-
ten (bijvoorbeeld inzake de aanpak van illegaal vuurwerk) en het zogenaamde
gedoogbeleid maken de samenwerking zeker niet makkelijker. Te betreuren
is ook het feit dat de Nederlandse en Belgische politieleiding zo weinig met
elkaar optrekken wat de centrale beleidsvorming betreft, alsook bij de verte-
genwoordiging binnen de Europese beslissings- en discussiefora.
De vraag is wel open of de vorming van een Nationale Politie de samen-
werking tussen beide landen kan verbeteren. Blijkens artikel 4 van de nieuwe
Politiewet zijn aan de Koninklijke Marechaussee internationale politietaken
opgedragen zoals assistentieverlening aan de politie bij de bestrijding van
grensoverschrijdende criminaliteit en het uitoefenen van de politietaak op
Schiphol (buitengrens). Blijkens artikel 42.1 wordt de landelijke eenheid van
de politie belast met landelijke en specialistische taken, en met het ‘verzame-
len, registreren, bewerken, beheren, analyseren en verstrekken van informatie
en het verrichten van andere ondersteunende werkzaamheden ten behoeve
van de taakuitvoering van de (...) genoemde organen en personen, en andere
bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde betrokken organen, als-
mede de internationale uitwisseling van informatie en de landelijke voorlich-
ting aan particulieren’. Waarover gaat het dan in de praktijk? Het meest be-
kend zijn natuurlijk de rechtshulpverzoeken. Nederland participeert samen
met België in een Joint Hit Team aan de Nederlands-Belgische grens, vooral
ter bestrijding van de drugshandel, maar in toenemende mate treedt het ook
op tegen de illegale vuurwerkhandel, wapenhandel en mensenhandel. De
meest structurele ingreep is uiteraard het inrichten van NEBEDEACPOL in
Heerlen, in samenwerking met België en Duitsland.22
In het Ontwerpplan Nationale Politie van januari 2012 wordt gesteld dat
de Nationale Politie een korps is dat nationaal en internationaal verbonden is.
Politie & Wetenschap overzichtsstudies | Voer voor kwartiermakers
74
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 74
Verder adresseert het Ontwerpplan de participatie in bijvoorbeeld Gezamen -
lijke Opsporingsteams of Joint Investigation Teams (JIT’s) (nog) niet, en ook
niet de capacitaire inzet in bijvoorbeeld Joint Hit Teams of Euregionale infor-
matieknooppunten. Concreter wordt het Ontwerpplan wel in paragraaf 10,
die expliciet over internationalisering gaat: daarin wordt gesteld dat operatio-
neel wordt samengewerkt met buitenlandse politiediensten. Maar het accent
wordt daarin blijkbaar gelegd op niet-executieve samenwerking. Dit plan
verwijst verder naar de tien regionale Rechtshulpcentra (RIC’s) en een IRC
op landelijk niveau. In elke regio wordt een internationale coördinator aange-
duid. Het is zeker nodig om de internationale samenwerking in het algemeen
en de bilaterale samenwerking tussen beide landen beter in alle strategische
thema’s te verankeren.
In België wordt de samenwerking tussen beide landen, behoudens aan de
grens, meer centraal aangestuurd. Vanuit de Directie internationale samenwer-
king, die rechtstreeks ressorteert onder de commissaris-generaal, is het mak-
kelijker om de internationale samenwerking beter aan te sturen en te zorgen
voor meer cohesie. Dit is voor Nederland een aandachtspunt. Toch is het
eigenaardig dat België nog steeds niet over een centrale recherche beschikt.
Nu juist fundamentele nieuwe instrumenten voor internationale samenwer-
king in werking treden (het verdrag van Prüm, Zweeds kaderbesluit) zijn
concretere afspraken en samenwerken zeker gewenst.
6.6 Tot slot
Waar België op politiegebied in het verleden meestal inspiratie zocht bij Ne-
derlandse ontwikkelingen, heeft de jongste reorganisatie van de Belgische poli-
tie de rollen wat omgekeerd. Nu Nederland opteert voor één Nationale Politie
en België bij zijn reorganisatie heil zocht in een meer gedifferentieerd model,
ontstaat een ideale gelegenheid om van elkaars praktijken te leren en om na
te gaan hoe ook in de Europese context beter gewerkt kan worden. Behoudens
individuele inspanningen en specifieke samenwerkingsinitiatieven, is het samen
zoeken naar meer efficiency en effectiviteit en naar onderlinge samenwerking
gewenst. Het verdient alleszins aanbeveling om én de nationale veiligheids-
plannen én de respectieve toekomstvisie met elkaar te delen. Dit betekent niet
dat alles zomaar kan en moet worden overgenomen, maar biedt wel kansen
om van elkaar te leren en mogelijke verschillen constructief en structureel te
benaderen.
De Nederlandse politiehervorming, gezien vanuit een Belgisch perspectief
75
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 75
Verwacht mag worden dat, als de evaluaties naast elkaar gelegd worden,
de Nederlandse reorganisatie een bijkomende opportuniteit kan bieden dit
te doen.
6.7 Literatuur
Boels, D. e.a. (2011). ‘Capaciteit bij de Belgische politie: meer blauw op
straat?’, in: Handboek Politiediensten 99, 423 (september 2011), 1-40.
Boer, M. den (2012). ‘Is de Nationale Politie klaar voor Europa?’, in: Strafblad
10-1, 43-53.
Branteghem, J.-M. Van e.a. (2007). ‘De pijlers van een gemeenschapsgerichte
politiezorg in België’, in: W. Bruggeman e.a. (red.), Naar een excellente politie-
zorg. Brussel: Politeia.
Bruggeman, W. e.a. (2010a). Evaluatie van 10 jaar politiehervorming.
Antwerpen/Apeldoorn: Maklu.
Bruggeman, W. e.a. (2010b). ‘Conclusie: Kijken naar de toekomst van de poli-
tie’, in: W. Bruggeman e.a. (red.), Evaluatie van 10 jaar politiehervorming. Antwer-
pen/Apeldoorn: Maklu.
Bruggeman, W. e.a. (2012). ‘Wat met de politieschaal en het politiebestel
anno 2012 in ons land?’, in: Orde van de dag 57. Themanummer Bestellen
en Schalen.
Bruggeman, W. & P. Ponsaers (2009). ‘Editoriaal: evaluatie 10 jaar politie -
hervorming’, in: Panopticon 30-4, 1-20.
Cools, M. e.a. (red.) (2010). Police, policing, policy and the city in Europe. Den Haag:
Eleven International Publishing.
Devroe, E. & P. Ponsaers (2011). ‘Bestuurlijke aanpak van kleine vormen van
ordeverstoring in 3 Europese landen’, in: B. van Stokkem e.a., Social disorder.
Antwerpen/Apeldoorn: Maklu, 221-247.
Duhaut, G. e.a. (red.) (2002). Voor verder onderzoek/Pour suite d’enquête. Brussel:
Politeia.
Easton, M. e.a. (red.) (2003). ‘De politiehervorming. Een evaluatie vanuit de
praktijk’, in: Orde van de dag 23.
Enhus, E. e.a. (red.) (2001). De politiehervorming. Brussel: Politeia.
Enhus, E. & P. Ponsaers (2005). ‘Onmacht tot cultuurverandering – politie -
hervorming in België’, in: Tijdschrift voor Criminologie 47-4, 345-354.
Ponsaers, P. e.a. (red.) (2005). 10 miljoen klanten moet je verdienen. Bijdrage(n) tot de
evaluatie van politie en justitie. Brussel: Politeia.
Politie & Wetenschap overzichtsstudies | Voer voor kwartiermakers
76
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 76
Ponsaers, P. e.a. (red.) (2006). Het kerntakendebat continued. Brussel: Politeia.
Ponsaers, P. (2007). ‘Basisfunctionaliteiten als kerntaken van de lokale politie’,
in: B. De Ruyver e.a. (red.), Commissie ter begeleiding van de politiehervorming op
lokaal niveau. Derde evaluatieverslag. Brussel: Politeia, 85-97.
Prins, R.S. e.a. (2012). ‘Fragmentation and interconnection in public safety
governance in the Netherlands, Belgium and England’, in: M. Fenger &
V. Bekkers (red.), Beyond fragmentation and interconnectivity. Amsterdam: IOS
Press, 19-43.
Sluis, A. van e.a. (2009). Het betwiste politiebestel. Apeldoorn/Den Haag: Politie
& Wetenschap/Reed Business.
Vandevoorde, N. e.a. (2003). Politie in de steigers: bouwen aan gemeenschapsgerichte
politiefuncties in een lokale context. Brussel: Politeia.
De Nederlandse politiehervorming, gezien vanuit een Belgisch perspectief
77
bw.voer_kwartiermakersJT_deel 30.5 26-10-12 14:47 Pagina 77