Content uploaded by Paul Ponsaers
Author content
All content in this area was uploaded by Paul Ponsaers on Aug 27, 2017
Content may be subject to copyright.
Dit rapport kwam tot stand in opdracht van de heer gouverneur van Oost
visitatierapport dat OPAC ontving in het kader van het federaal project “Politie, een lerende organisatie”. Het
rapport kwam tot stand na herhaalde
Aanvullend werden diverse interviews gevoerd met personen uit het werkveld, met
en functie
, die in een werkverband staan met OPAC
aantal experten, die nuttige aanvullingen maakten.
uiteraard ook de volledige verantwoordelijkheid voor opneemt.
experten die hij in dit kader zag
en contacteerde
Paul Ponsaers
Dit rapport kwam tot stand in opdracht van de heer gouverneur van Oost
-
Vlaanderen, naar aanleiding van het
visitatierapport dat OPAC ontving in het kader van het federaal project “Politie, een lerende organisatie”. Het
rapport kwam tot stand na herhaalde
gesprekken
met de heer directeur van OPAC, Patrick Van Parys.
Aanvullend werden diverse interviews gevoerd met personen uit het werkveld, met
verschillende
, die in een werkverband staan met OPAC
. E
en draftversie van dit rapport werd voorgelegd aan een
aantal experten, die nuttige aanvullingen maakten.
Het werd geschreven door prof. dr. Paul Ponsaers, die er
uiteraard ook de volledige verantwoordelijkheid voor opneemt.
De auteur wenst alle respondent
en contacteerde
van harte te danken voor hun constructieve medewerking.
Vlaanderen, naar aanleiding van het
visitatierapport dat OPAC ontving in het kader van het federaal project “Politie, een lerende organisatie”. Het
met de heer directeur van OPAC, Patrick Van Parys.
verschillende
achtergrond
en draftversie van dit rapport werd voorgelegd aan een
Het werd geschreven door prof. dr. Paul Ponsaers, die er
De auteur wenst alle respondent
en en
van harte te danken voor hun constructieve medewerking.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
2
Voorwoord door provinciegouverneur André Denys
Als voorzitter van de Raad van Bestuur van de Oost-Vlaamse Politieacademie, heb ik de gelegenheid gehad het
politieonderwijs gedurende de afgelopen jaren van nabij op te volgen. Ik heb gedurende mijn ambtstermijn
vastgesteld dat de politieopleiding fel is geëvolueerd. Naast het opvolgen van de federaal opgelegde
programma's en richtlijnen hebben de Oost-Vlaamse Politieacademie, haar raad van bestuur en al haar
medewerkers geen moeite gespaard om steeds verder te gaan om het nog beter te doen.
Ik ging dan ook onmiddellijk akkoord met het voorstel van de directeur van de Oost-Vlaamse Politieacademie
om mee te werken aan het project waarbij de politiescholen een visitatie zouden laten gebeuren. Temeer daar
nieuwe uitdagingen zich aandienen. Onder meer de inschakeling van het politieonderwijs in een Europees
kader en de afstemming op het regulier hoger onderwijs , met officieel erkende diploma's als resultaat. Het
politieonderwijs moet er niet alleen toe leiden dat we politiemensen op het werkveld brengen die over de
competenties beschikken die vereist zijn voor hun taakuitvoering, en die deze competenties op peil houden,
maar het politieonderwijs moet ook leiden tot erkende en gevalideerde diploma's in de context van de Bologna
en Kopenhagen verklaringen.
We zijn er ons ten volle van bewust dat alles altijd beter kan, en daarom erkennen we de voorstellen die we
terugvinden in het visitatierapport waarbij verbeterpunten worden aangereikt. Een aantal daarvan kunnen
enkel aangepakt worden op federaal niveau. Andere kunnen door de directie van de politieschool zelf worden
geremedieerd door een aantal verbeteracties. Daaraan wordt hard gewerkt.
Maar ik zag ook dat een aantal problemen een meer strategische aanpak vereisen. Daarom heb ik aan
professor Paul Ponsaers, lid van onze Raad van Bestuur, gevraagd een analyse uit te voeren op intermediair
strategische niveau en daaraan voorstellen te koppelen die een kader kunnen scheppen die de Oost-Vlaamse
Politieacademie in de mogelijkheid stelt zich volop te richten naar de toekomst.
Ik apprecieer dat dit rapport vanuit een onbevangen visie ook denkpistes aanreikt waarover grondig zal moeten
worden nagedacht en gedebatteerd op het niveau van de raad van bestuur, en onze diverse partners als daar
zijn de Oost-Vlaamse politiezones, het provinciebestuur, de bestuurlijke en gerechtelijke overheden, de
federale politie ...
Ik beschouw dit document als mijn afsluitende bijdrage, een aanzet tot verdere reflectie èn actie op alle
niveaus, en ik vind het belangrijk dit waardevolle document door te geven aan mijn opvolger.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
3
Inhoud
Inleiding ................................................................................................................................................... 5
Hoofdstuk 1. Stand van zaken ter gelegenheid van de visitatie ............................................................. 6
1. Het programma ............................................................................................................................... 6
2. Interne kwaliteitszorg ...................................................................................................................... 7
Hoofdstuk 2. Verbeterplan OPAC na de visitatie .................................................................................... 8
1. Hefboom 1: Uitwerken van matrix eindcompetenties en introductie van ECTS-fiches .................. 8
2. Hefboom 2: Het uitwerken van een onderwijs- en examenreglement (OER) ................................ 8
3. Hefboom 3: Het uitwerken van flexibiliseringstrajecten................................................................. 9
4. Hefboom 4: Het uitbouwen en empowerment van vakgroepwerking ........................................... 9
5. Hefboom 5: Uitbouw kwaliteitsmetingen en -stuurborden .......................................................... 10
Hoofdstuk 3. Meervoudigheid perceptie van OPAC ............................................................................. 11
1. Evaluatieve elementen bij respondenten ..................................................................................... 11
2. Multidimensioneel onderwijs ........................................................................................................ 12
Hoofdstuk 4. Essentiële verbetertrajecten ........................................................................................... 13
1. De finaliteit van het politieonderwijs in OPAC verhelderen ......................................................... 13
2. Het docentenkorps van OPAC verder professionaliseren ............................................................. 14
2.1. Doorgaan binnen de huidige VZW-structuur ......................................................................... 16
2.2. Het ombouwen van OPAC tot een provinciale instelling ....................................................... 17
2.3. Het inpassen in het regulier onderwijs ................................................................................... 18
3. De accountability en evaluatie verbeteren ................................................................................... 20
Hoofdstuk 5. Federale initiatieven ........................................................................................................ 22
1. Profielbepaling voor INP en HINP .................................................................................................. 22
2. Koppeling rekrutering / selectie - opleiding .................................................................................. 22
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
4
3. Oprichting POR .............................................................................................................................. 23
4. Inschatten behoefte aan rekrutering institutionaliseren – Opleiden van aantal politiemensen ifv
behoeften .......................................................................................................................................... 23
5. Uitwerken van een centraal onderwijs- en examenreglement ..................................................... 23
6. Onderzoeken bachelor voor INP en HINP ..................................................................................... 23
Hoofdstuk 6. Besluit .............................................................................................................................. 25
1. Opteren voor multidimensioneel politieonderwijs ....................................................................... 25
2. Niet overinvesteren in materies die federaal worden aangepakt ................................................ 25
3. Het inzetten van een groep van bekwame kerndocenten ............................................................ 26
4. Het heroverwegen van de juridische constructie OPAC ............................................................... 26
Bijlagen .................................................................................................................................................. 27
Inleiding
Dit rapport heeft betrekking op de beleidsvorming die zich situeert op het
niveau
, met name deze die binnen het bereik ligt van de beheerso
Raad van Bestuur, de Opleidingsraad, …) ,
-
deze die de loutere interne bedrijfsvoering betreft van OPAC, noch
-
deze die volledig structureel bepaald wordt door federale regelgeving en structuren.
In deze zin gaat het om “
een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
Het rapport
heeft betrekking op de basisopleidingen (basis
door OPAC, dus niet de voortgezette vorming, noch de officieren opleiding, met andere woorden de
core business van OPAC.
Onderstaande grafiek geeft
in ruwe trekken
in relatie tot deze beide opleidingen:
Eind
versie
Dit rapport heeft betrekking op de beleidsvorming die zich situeert op het
intermediaire strategisch
, met name deze die binnen het bereik ligt van de beheerso
rganen van OPAC (ondermeer de
Raad van Bestuur, de Opleidingsraad, …) ,
en dus niet :
deze die de loutere interne bedrijfsvoering betreft van OPAC, noch
deze die volledig structureel bepaald wordt door federale regelgeving en structuren.
een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
”.
heeft betrekking op de basisopleidingen (basis
-
en middenkader) die verstrekt worden
door OPAC, dus niet de voortgezette vorming, noch de officieren opleiding, met andere woorden de
in ruwe trekken
de
activiteit van OPAC weer gedurende afgelopen jaren
in relatie tot deze beide opleidingen:
versie
6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
5
intermediaire strategisch
rganen van OPAC (ondermeer de
deze die volledig structureel bepaald wordt door federale regelgeving en structuren.
en middenkader) die verstrekt worden
door OPAC, dus niet de voortgezette vorming, noch de officieren opleiding, met andere woorden de
activiteit van OPAC weer gedurende afgelopen jaren
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
6
Hoofdstuk 1. Stand van zaken ter gelegenheid van de visitatie
Deze nota heeft vooral betrekking op de twee onderwerpen waarop OPAC een onvoldoende scoorde
ter gelegenheid van de visitatie. Het gaat met name om de onderwerpen :
- Programma, en
- Interne Kwaliteitszorg
Aan de facetten binnen deze onderwerpen waarop een onvoldoende gescoord werd wordt
bijzondere aandacht besteed. Er wordt in deze analyse uitgegaan van de sterktes om zwakkere
punten te remediëren.
1. Het programma
1.1. De eindcompetenties, het praktijkonderwijs
In het visitatierapport wordt als positief beoordeeld:
− De visie over de verbetering van het curriculum
− Uitwerkte onderwijsvisie is beschikbaar (ontwerp pedagogisch project)
− Megaschema en microplanning (betere chronologie en afstemming)
− Inhoud en doelstellingen van stages
− Geïndividualiseerd programma voor lessen sport en Frans/Nl.
In het visitatierapport wordt als negatief beoordeeld:
− Het gebrek aan een competentiematrix (eindcompetenties)
− De relatie tussen doelstellingen en programma
− Minimaal volume praktijkoefeningen voorzien
− Aansluiting met beroepspraktijk is weinig aantoonbaar
− Disciplineoverschrijdend werken en praktijk
1.2. Examen, criteria, transparantie
In het visitatierapport wordt als positief beoordeeld:
− Diversiteit aan evaluatievormen
− Afname examens voor de stageperiode
In het visitatierapport wordt als negatief beoordeeld:
− Gebrekkige feedback op examens en testen
− Beoordelingscriteria examens zijn onvoldoende transparant
− Onvoldoende opvolging vorm, inhoud en criteria toetsen
1.3. Instroom, flexibilisering, vrijstellingen
In het visitatierapport wordt als positief beoordeeld:
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
7
− Instroom stemt overeen met vastgelegde criteria
In het visitatierapport wordt als negatief beoordeeld:
− Gebrek aan systeem voor vrijstellingen (EVC’s en EVK’s)
− Te weinig aandacht voor flexibele leertrajecten
− Expertise onder aspiranten moet beter benut worden (peer tutoring)
− Weinig voorkennis over instromende aspiranten
1.4. Sturing, stimulering, coaching
In het visitatierapport wordt als positief beoordeeld:
− De vakgroepstructuur
− Kwaliteit van cursusmateriaal
In het visitatierapport wordt als negatief beoordeeld:
− Beperkte sturing, coaching en ondersteuning onderwijzend personeel
− Beperkte beschikbaarheid docenten heeft te grote impact op programma
− Interactieve werkvormen worden nauwelijks toegepast
− Te weinig geïntegreerde oefeningen en rollenspelen
− Afwijkende meningen over stagedoelstellingen bij mentoren
− Teveel tegenstrijdigheden in wat wordt aangeleerd
− Te weinig stimulering van kennisontwikkeling (leerplatform, vakliteratuur)
2. Interne kwaliteitszorg
In het visitatierapport wordt als positief beoordeeld:
− Reeds verschillende initiatieven tot kwaliteitsmetingen
− Kwaliteitsdenken is aanwezig in beleid
− Aanwezigheid van meerdere overlegfora voor externe en interne actoren
− Zelfinzicht en juiste verbetermaatregelen
− Vele ervan zijn reeds in uitvoering
In het visitatierapport wordt als negatief beoordeeld:
− Weinig feedback van resultaten evaluatie naar docenten
− Geen transparante analyse
− Nog geen structureel ingebed systeem van kwaliteitsmetingen
− Middelen en verantwoordelijkheden verbetertrajecten zijn niet toegewezen
− Kwaliteitsplan onvoldoende uitgediept
− Weinig inspraak studenten in schoolbeleid
− Weinig inspanningen om alumni en beroepenveld bij IKZ te betrekken
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
8
Hoofdstuk 2. Verbeterplan OPAC na de visitatie
OPAC werkte een uitgebreid verbeterplan uit naar aanleiding van het rapport van de
visitatiecommissie. Navolgend geven we een overzicht van deze plannen in relatie tot de werkpunten
die in hoofdstuk 1 werden opgenomen. We structureren deze verbeterpunten volgens vijf
“hefbomen”.
1. Hefboom 1: Uitwerken van matrix eindcompetenties en introductie van
ECTS-fiches
Het opstellen van een matrix van eindcompetenties, met daaraan gekoppeld deze die in elk vak
dienen te worden nagestreefd, zodat kan nagegaan worden of het programma in voldoende
mate al deze eindcompetenties dekt met daaraan gekoppeld de invoering van ECTS-fiches
(deze fiches bevatten eveneens examenvorm, werkvormen, cursusmateriaal, enz.)
Bijkomend:
− Vakgroepen responsabiliseren in deze oefening.
− De megaplanning bepalen.
− De deelprojecten die verband houden met praktijkbetrokkenheid hierin betrekken,
nadrukkelijk opvolgen en realiseren, dankzij de winst die gemaakt wordt via de
vakgroepwerking. Inzetten van praktijkcoördinator, casussen middels oproep bij korpsen
opvragen (meer realisaties ism. korpsen, ifv. hun behoeften).
− Betrekken van stage-coördinator: visietekst inzake stages, uitwerken stagewerkboek &
opvolging ervan
2. Hefboom 2: Het uitwerken van een onderwijs- en examenreglement (OER)
Het opstellen van een onderwijs- en examenreglement (OER)
Bijkomend:
− De deelprojecten die verband houden met toetsingscriteria en feedback op examen en
oefeningen hierin betrekken, nadrukkelijk opvolgen en realiseren en de vakgroepen
hierin responsabiliseren
− Inkorten van verbetertermijnen, verplichte feedbacksessies binnen redelijke termijn, …
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
9
3. Hefboom 3: Het uitwerken van flexibiliseringstrajecten
Analyse uitvoeren mbt. de mogelijkheid tot invoering van een systeem dat de EVC’s van
aspiranten erkent en actief aanwendt in de opleiding
Bijkomend:
− Bij het begin van elke opleiding zal elke docent op de hoogte gesteld worden van de
EVC’s van aspiranten via een nog te ontwikkelen ICT-applicatie
− De deelprojecten die verband houden met een betere kennis omtrent de kennis van
EVC’s en het gepaste gevolg dat hieraan dient gegeven hierin betrekken, nadrukkelijk
opvolgen en realiseren en de vakgroepen hierin responsabiliseren
4. Hefboom 4: Het uitbouwen en empowerment van vakgroepwerking
Uitwerken van het werkingskader van de vakgroepen, volledige implementatie ervan, incl.
zelfevaluaties
De vakgroepstructuur (7 vakgroepen, met telkens een verantwoordelijke coördinator) werd
ingevoerd om meer samenhang in het programma te kunnen realiseren. Deze structuur werd in
het het leven geroepen om een grotere afdwingbaarheid te realiseren van beleidsbeslissingen.
Hierdoor moet het mogelijk worden om :
− Overlappingen tussen diverse cursussen te vermijden, de introductie van één
gemeenschappelijke syllabus voor diverse docenten mogelijk te maken, enz.
− Tegenstrijdige vakinhouden vermijden
− Een grotere betrokkenheid te creëren vanwege gastdocenten, die zich al te dikwijls
beperken tot louter doceren
− Disciplineoverschrijdend werken stimuleren
− Interactieve werkvormen stimuleren
− Activeren van kennisontwikkeling
Het is duidelijk dat veel van de inspanningen die dienen te gebeuren in het kader van het OPAC-
verbeterplan zich situeren in het verlengde van deze hefboom, en in essentie neerkomen op een
verdergaande professionalisering van het docentenkorps:
− Noodzakelijke actie : Professionalisering van het docentenkorps
− School (vakgroepcoördinator) bepaalt de noodzakelijke beschikbaarheid van docenten
− Heldere profieleisen schetsen bij aantrekken van docenten
− Noodzaak van een kern van vaste docenten, met autonomere positie (nu te sterke
binding werkplek)
− Nagaan of er geen mogelijkheden zijn op het vlak van detachering van docenten
− Grotere autonomie verlenen aan vakgroep-coördinatoren bij het inzetten van
gastsprekers
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
10
− Inzetten van aspiranten met EVC’s en EVK’s in onderwijs zelf of andere nuttige taken
geven (systeem van vrijstellingen is stroef, aangezien alle examens en oefeningen
bewijsbaar moeten zijn)
− 3-maandelijks intervakgroepoverleg, met wederzijdse verslaggeving
− Kostprijs van boeken laten dragen door aspiranten zelf
− Periodische evaluatie van de vakgroepwerking
− In de schoot van vakgroepen bepalen wat de “goede praktijken” zijn (verhoor,
geweldbeheersing, …).
− Zoeken naar een systeem van validering van deze “goede praktijken”
− Praktijken dienen erkend te worden door de korpsen
− Organiseren van pedagogische studiedagen met oog op versterking van interactieve
werkvormen
− Activering van het gebruik van het electronisch leerplatform
− Evaluatie van docenten op diverse domeinen uitwerken
− Inschakelen van stagiairs in vakgroepwerking of van EVC-studenten (peer tutoring)
− Vakgroepcoördinatoren vragen examenvragen op ter controle, ook herhalingstoetsen (in
OER voorzien)
− Docenten stimuleren in het gebruik van leerplatform als communicatiemiddel
− Feedbacksessie inbouwen in het onderwijs zelf, of via het leerplatform
5. Hefboom 5: Uitbouw kwaliteitsmetingen en -stuurborden
Meetinstrumenten opzetten en verfijnen die met aangepaste frequentie systematisch worden
aangewend om de resultaten te meten bij aspiranten, medewerkers, gastdocenten, mentoren,
het werkveld en alumni, met het helder toewijzen van verantwoordelijkheden bij de realisatie
hiervan, middels participatief beleid
Bijkomend:
− Vernieuwde klachtopvolging en –afhandeling
− Introductie van electronische nieuwsbrief
− Oprichting van een studentenraad
− Opzetten van een digitaal kwaliteitsstuurbord, met systematische terugkoppeling (cyclus
uitbouwen)
− Instellen van kwaliteitsmeetpunten voor docenten
− Regelmatig overleg met de korpschefs
− Opstarten van systematische alumni-werking
− Instellen van functioneringsgesprekken tussen docenten en vakgroepcoördinatoren
− Bij negatieve evaluatie: gesprek op directieniveau
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
11
Hoofdstuk 3. Meervoudigheid perceptie van OPAC
1. Evaluatieve elementen bij respondenten
Doorheen de interviews die gevoerd werden in het kader van de voorbereiding van dit rapport werd
bij enkele respondenten-korpschefs kort getoetst naar hun evaluatie van het OPAC-onderwijs. De
meeste respondenten maken een onderscheid tussen de opleiding tot inspecteur (basiskader) en tot
hoofdinspecteur (middenkader).
(1) Volgens een respondent wordt de opleiding tot inspecteur in het algemeen positief geëvalueerd.
Afgestudeerde aspiranten zijn positief ingesteld en gemotiveerd om aan de slag te gaan. Ze hebben
een constructieve en mensgerichte attitude. Ze beschikken over een uitgesproken interventieprofiel.
De technische vaardigheden
1
waarover de afgestudeerden beschikken worden onvoldoende
bevonden door deze respondent. Dat komt volgens hem tot uiting op verschillende vlakken,
ondermeer:
− Onvoldoende kennis van het strafrecht in concrete situaties toepassen, bvb. in welke
omstandigheden mag een politieambtenaar nu al dan niet een woning betreden?
− Onvoldoende vaardigheden om met het ISLP-systeem te werken, daar waar het gaat om
het werken in specifieke korps-eigen configuraties en het leggen van koppelingen tussen
verschillende modules;
− De attitude inzake veiligheidsaspecten en tactisch handelen (risicobesef) is onvoldoende
getraind, bvb. beschikt men over voldoende info bij een oproep?
Hij is de mening toegedaan dat de opleiding minstens 1 jaar zou moeten bedragen, met bijkomend
een half jaar stage in het korps.
De opleiding tot hoofdinspecteur wordt over het algemeen als positief ervaren (80% van de
gevallen). De afgestudeerden komen rijker terug na de opleiding en hebben aan leiderschap
gewonnen.
De huidige opleiding is zeker te kort. Afgestudeerden beschikken over te weinig technische
vaardigheden om, ingeval frontlijnwerkers op hen een beroep doen als OGP- of OAP-er, het
adequate antwoord paraat te hebben. Zij zouden bij machte moeten zijn om het juiste antwoord te
geven op gestelde vragen en zouden moeten doorgroeien tot het niveau van “ploegbaas”.
(2) Een ander respondent-korpschef evalueert de inkomende studenten van OPAC op middenkader
niveau als vrij goed. Zij beschikken over een degelijke en nuttige kennis die de combinatie maakt
tussen opleidings- en praktijkkennis.
1
In het licht van deze problematiek beklaagt deze respondent zich tevens over het feit dat bij intrede in het
korps inspecteurs een heropleiding dienen door te maken ten gevolge van het feit dat de richtlijnen federaal en
lokaal verschillend zijn.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
12
Wat het basiskader betreft ligt dat, wat hem betreft, wat moeilijker. Deze afgestudeerden
beschikken over te weinig praktijkkennis, gerelateerd aan de functies waarin ze terecht moeten
komen (interventie, recherche, wijk) en hebben een gebrekkige kennis van het strafrecht, hetgeen
het opstellen van correcte pv’s bemoeilijkt. Het duurt zowat 6 maanden vooraleer zij volledig
ingewerkt zijn in het korps in hun functie en zij productief en rendabel kunnen functioneren. In deze
zin zou een verlengde stage erg nuttig kunnen zijn.
Over het algemeen wordt de (federale) rekrutering als te streng ervaren (“er zijn er die geweigerd
worden, die misschien wel goed zouden presteren”) en de beoordeling wordt (tijdens en na de
opleiding) als onvoldoende selectief ervaren. Het korps selecteert bij instroom. Vorig jaar zijn er vijf
van de vijftien afgestudeerden niet in het korps ingestroomd.
2. Multidimensioneel onderwijs
Recent wetenschappelijk onderzoek
2
wijst uit dat er al teveel onzekerheden en aarzelingen leven bij
frontlijnwerkers van de politiekorpsen omtrent de aangewezen wijze van handelen in bepaalde
omstandigheden. Deze vaststelling heeft o.i. twee zijden.
Enerzijds is het nodig om voldoende technische (volgens sommigen theoretische) parate en correcte
kennis te beschikken om adequaat te kunnen handelen in bepaalde omstandigheden. Een dergelijke
kennis dient op een correcte en eenduidige wijze te worden onderwezen op de politieschool.
Sommige (quasi-)foutieve praktijken in de korpsen kunnen anders nooit worden bijgesteld. Een
respondent-magistraat beklemtoont dit nadrukkelijk tijdens de interviewronde.
Anderzijds is het belangrijk dat politiemensen beschikken over een algemene attitude die
gemeenschapsgericht is en aanleren op welke wijze sociale vaardigheden kunnen daartoe kunnen
worden aangewend in de praktijk. Hier gaat het niet zozeer om het juiste technische antwoord op
een juridisch vraagstuk, maar om adequate keuzes te kunnen maken uit een palet van mogelijkheden
in functie van de concrete situatie waarmee politiemensen in de praktijk worden geconfronteerd.
Een respondent-korpschef/docent benadrukt dat nieuwkomers in korpsen vooral over dit soort van
vaardigheden moeten beschikken, men moet “zich uit de slag kunnen trekken” bij de intrede in het
korps. Hij beklemtoont dat het gaat om een sociale vaardigheden waarover nieuwkomers dienen te
beschikken in het kader van gemeenschapsgerichte politiezorg. Hij wordt hierin bijgetreden door een
respondent-burgemeester. De school zou meer moeten investeren in het trainen in real-life situaties
middels rollenspelen, het ontwikkelen van sociale vaardigheden, het trainen via cases, het coachen
via mentoren, edm.
Beide aspecten zijn van groot belang in de politieopleiding, en dienen te worden aangescherpt. Dit is
meer dan een loutere afstemming van theorie op de praktijk, zoals nogal eens wordt voorgesteld. De
loutere afstemming van het politieonderwijs op de huidige politiepraktijk kan o.i. enkel maar de
vastgestelde onzekerheden en aarzelingen in stand houden.
2
Doctoraal proefschrift in de Criminologische Wetenschappen van Fien Gilleir “De discretionaire ruimte bij
uitvoerende politieambtenaren. Gevalstudie van het beslissingsproces over vrijheidsberoving” (UGent),
verdedigd op 28 september 2012. Promotor Prof. dr. P. Ponsaers, Co-promotor Prof. dr. M. Easton.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
13
Hoofdstuk 4. Essentiële verbetertrajecten
Drie essentiële verbetertrajecten dienen opgezet, die we in onderstaande grafiek verhelderen:
Hiermee wordt aangegeven dat het werken aan de kwaliteitsborging van het onderwijs in OPAC zich
onmogelijk kan beperken tot een eenmalige remediërende ingreep, maar dient uit te monden in een
beheersproces van de organisatie
3
.
Onderstaande is het resultaat van een reeks interviews nadat de respondenten kennis hadden
genomen van de hogergeschetste “hefbomen” (cfr. Hoofdstuk 2). Hen werd expliciet gevraagd hierop
te reflecteren.
1. De finaliteit van het politieonderwijs in OPAC verhelderen
Over het algemeen is men het ten gronde eens met de voorgestelde hefboom, met name:
Het opstellen van een matrix van eindcompetenties, met daaraan gekoppeld deze die in elk vak
dienen te worden nagestreefd, zodat kan nagegaan worden of het programma in voldoende mate
al deze eindcompetenties dekt met daaraan gekoppeld de invoering van ECTS-fiches (deze fiches
bevatten eveneens examenvorm, werkvormen, cursusmateriaal, enz.)
Een respondent-korpschef stelt in dit verband : “Het is evident dat de eindcompetenties helder en
duidelijk zouden moeten zijn. In feite zouden die federaal moeten bepaald worden. Dat lijkt logisch,
maar het is niet zo. Nu wordt een programma federaal vastgelegd, terwijl daar juist mogelijkheid zou
moeten zijn tot een meer lokale invulling van de generieke (federale) eindcompetenties. Het
programma zou moeten kunnen invulling krijgen met lokale accenten, maar wel gericht zijn op de
realisatie van generieke federale eindcompetenties”.
3
Sommige respondenten pleiten in dit verband voor een heldere “organisatiebeheersing”, incluis financiele
integriteit en risicobepaling mbt. kwetsbaarheid inzake continuiteit.
Doelen
stellen
Kwaliteit
verhogen
Evalueren
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
14
Een respondent-korpschef benadrukt in dit kader het belang van het ontwikkelen van menselijke
vaardigheden die toepasbaar zijn op alle functies (communicatieve vaardigheden, luisteren,
conflicthantering, empatisch vermogen, …). “Deze vaardigheden worden vaak onvoldoende
aangescherpt omdat de bekwame lesgevers niet voorhanden zijn. Men redeneert vaak te zeer vanuit
het beschikbare docentenkorps om een programma invulling te geven in plaats van uit te gaan van de
eindcompetenties en dan op zoek te gaan naar de nodige pedagogische omkadering. We moeten weg
uit het loutere ex cathedra onderwijs en ouderwetse manieren van lesgeven”.
Een ander respondent-korpschef is de mening toegedaan dat “de basisfunctionaliteiten (recherche,
wijkwerking, interventie, verkeer, slachtofferbejegening, openbare orde en onthaal) de basis zouden
moeten vormen van de politieopleiding. Voor elk van de basisfunctionaliteiten zou moeten vastgelegd
worden wat het verschil/de meerwaarde is die dankzij de opleiding verwezenlijkt wordt, zowel wat
betreft kennis, als vaardigheden en attitudes. Voor elk van de basisfunctionaliteiten zou er een
minimum aan verworven kennis moeten worden vastgelegd”.
Daarnaast wordt gepleit om vast te leggen wat als algemene attitude dient bereikt te worden dankzij
de opleiding (risico besef, luistervaardigheden, coachende vaardigheden, …), uiteraard
gedifferentieerd naargelang het opleidingsniveau (inspecteur/hoofdinspecteur).
Er wordt verder gepleit om dit alles in een matrix onder te brengen op nationaal vlak, doorvertaald in
elke school in herkenbare doelstellingen en de leermethode die hierbij zal gehanteerd worden. Die
matrix zou helder moeten zijn voor de studenten, de docenten, de mentoren en voor de korpschefs.
Bij ontstentenis hiervan dient gewerkt te worden op basis van de voorlopig federaal gedefinieerde
eindcompetenties (zie bijlage) en kunnen deze verfijnd worden in een eigen matrix ten behoeve van
OPAC.
2. Het docentenkorps van OPAC verder professionaliseren
Verschillende respondenten zien dit aspect als het meest prioritaire in de huidige omstandigheden,
in samenspel met voorgaande. De dispariteit op het niveau van het grote gastdocentenkorps dient te
worden doorbroken. Deze dispariteit doet zich voor op diverse vlakken:
− Groot aantal gastdocenten (meer dan 300!);
− Met zeer kleine tot te kleine lesopdrachten;
− Met uitstekende tot middelmatige expertise;
− Moeilijk te coördineren groep van kennisleveranciers.
Hierbinnen kadert ongetwijfeld één van hogergenoemde hefbomen tot verandering, met name:
Het opstellen van een onderwijs- en examenreglement (OER)
In dit verband merkt een respondent-korpschef op:
− “Voor bepaalde onderdelen moet de beoordeling gebeuren nav. Een praktijkoefening waarbij
een beoordeling wordt gegeven omtrent de deelname.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
15
− Ook de mentor moet een deel van de doelstellingen mee krijgen (zeer precies omschreven) en
hij moet zich per onderdeel hierover uitspreken.
− Slagen of niet slagen mag geen “verrassing” zijn. Voor elk deel moet het duidelijk zijn wat
dient behaald te worden en waarom het wel of niet behaald werd en moeten tussentijdse
evaluaties aanwezig zijn”.
Inzake professionalisering van het docentenkorps wordt echter in eerste instantie gedacht aan het
inzetten van
EEN
7-
TAL KERNDOCENTEN DIE ELK EEN RELATIEF GROOT DEEL
(
A RATO VAN
50%) investeren in het
inhoudelijk coherenter maken van het aangeboden vakkenpakket
4
.
Hierbinnen kadert ongetwijfeld één van hogergenoemde hefbomen tot verandering, met name:
Uitwerken van het werkingskader van de vakgroepen, volledige implementatie ervan, incl.
zelfevaluaties
Een respondent-korpschef/docent in dit verband: “Het huidig vakgroepoverleg werkt niet. Er blijven
verouderde vakinhouden die worden gedoceerd, er zijn teveel tegenstrijdige verhalen. Er is nood aan
meer bijscholing van gastdocenten, aan meer pedagogische scholing. Er moet meer waarde gehecht
worden aan de evaluaties van docenten, de selectie van gastdocenten zou gestructureerder moeten
verlopen. De bijscholing verloopt te reactief, te weinig proactief. De vakgroepwerking is nu te weinig
intensief, te weinig inhoudelijk”.
Sommige respondenten tijdens de interviewronde gaven verder nog aan dat het nuttig zou zijn “de
vakgroepwerking meer te oriënteren naar de 7 basisfunctionaliteiten (recherche, wijkwerking,
interventie, verkeer, slachtofferbejegening, openbare orde en onthaal)”.
Dat betekent dat volgende ingrepen dienen gerealiseerd te worden:
− kerndocenten inzetten als coördinatoren van de diverse vakgroepen;
− zij moeten zoveel als mogelijk informatiekanalen mobiliseren via docenten;
− ze dienen de gedoceerde kennis laten valideren door experten binnen het werkveld;
− ze krijgen de mogelijkheid deze kennis periodisch laten afchecken door een team van
wetenschappers;
− ze stellen syllabi samen op basis van geschetst traject;
− ze verplichten het gemeenschappelijk gebruik van deze syllabi door gastdocenten in de schoot
van hun vakgroep;
− ze sturen op het nadrukkelijk inoefenen van vakinhouden ter gelegenheid van praktijkcases;
4
Hier wordt niet geopteerd voor voltijdse kerndocenten, omwille van de noodzakelijke band die zij dienen te
hebben met het praktijkveld. Dat praktijkveld kan zowel liggen binnen als buiten de politie. Een goede “mix”
tussen politiële en niet-politiële kerndocenten lijkt aangewezen, aldus verschillende respondenten.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
16
− ze laten hierbij een grote diversiteit aan pedagogische werkvormen hanteren;
− ze organiseren frequenter pedagogische trainingsmomenten voor de gastdocenten.
Realisme gebiedt ons erop te wijzen dat een dergelijke verdieping van de vakgroepwerking
MOEILIJK
,
ZO NIET ONMOGELIJK
,
KAN GEREALISEERD WORDEN BINNEN DE HUIDIGE STRUCTUUR
. De verdere
professionalisering van het docentenkorps is immers in grote mate gebonden aan de financiële
mogelijkheden
5
.
Op dit ogenblik staan ons drie mogelijke beleidsopties voor ogen om hieraan te remediëren:
2.1. Doorgaan binnen de huidige VZW-structuur
Binnen deze optie kunnen volgende pistes worden uitgewerkt:
− Het “poolen” van diverse lesopdrachten van verschillende gastdocenten, afkomstig van één
kennisleverancier, in de opdracht van één kerndocent. Sommige respondenten hebben tijdens
onze interviewronde laten blijken dat zij open staan voor een dergelijke mogelijkheid. Dit
impliceert echter transparantie omtrent het huidig gastdocentenkorps
6
;
− Het detacheren van kerndocenten met diverse achtergrond uit politiezones, de gemeentelijke
administratie, het parket, andere onderwijsinstellingen, … mits vergoeding van de gederfde
werktijd op de werkplek van herkomst
7
.
− In dit verband dient eraan herinnerd te worden dat een respondent-korpschef benadrukt dat er
een goede “mix” dient gemaakt tussen docenten die afkomstig zijn uit de politie enerzijds en
politie-externe docenten anderzijds. Partners uit de academische wereld en uit de magistratuur
bvb. zouden nuttig zijn, maar ook anderen;
− Het “delen” van opleiders in gespecialiseerde expertisedomeinen met andere politiescholen;
− Het beroep doen op federale opleiders, die beurtelings in verschillende scholen een
gespecialiseerd opleidingsonderdeel verstrekken;
5
In dit verband dient erop gewezen dat korpsen nogal eens de indruk hebben dat vandaag OPAC reeds een
relatief grote “kost” meebrengt uit de gemeentelijke middelen. Hierbij wordt deels voorbij gegaan aan het
gegeven dat deze kost in grote mate volgt uit de voortgezette opleidingen die voor de politiezones worden
georganiseerd. De basisopleidingen (inspecteur en hoofdinspecteur) worden in grote mate federaal
gefinancierd.
6
Een respondent-korpschef in dit verband: “Mijn PZ heeft er bvb. alle moeite mee om te weten wie les geeft
waar en wanneer (want velen doen het buiten hun uren, anderen tijdens) en in welk domein. Zou het niet beter
zijn dat de PZ een aantal lesgevers en mentoren bepaalt (vrijwilligers, maar na screening en participatie van
OPAC). Maw. een lesgever of mentor moet een ok krijgen van de PZ en van OPAC, wordt door beiden gebruikt
en geëvalueerd, en voor elk van hen wordt bepaald wat ze aan de competentiematrix moeten bijdragen”.
7
Een respondent-korpschef in dit verband : “Detachering is prima, doch enkel wanneer het korps dan in
vervanging van dat personeel kan voorzien. Dat is op dit moment evenwel niet mogelijk. Hieraan zou moeten
geremedieerd worden”.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
17
− Het financieel vergoeden van gastdocenten omwille van hun deelname aan de vakgroepwerking
(aanwezigheid op coördinatie- en trainingsmomenten);
− Het creatief uitwerken van samenwerkingsverbanden met andere onderwijsinstellingen uit de
omgeving;
− Het inzetten van studenten met een specifieke vooropleiding in het studietraject, mits vrijstelling
van bepaalde vakken onder de vorm van EVC’s
8
.
In dit laatste kadert één van hogergenoemde hefbomen tot verandering, met name:
Analyse uitvoeren mbt. de mogelijkheid tot invoering van een systeem dat de EVC’s van aspiranten
erkent en actief aanwendt in de opleiding
9
2.2. Het ombouwen van OPAC tot een provinciale instelling
De meeste provinciale politiescholen hebben de provincie als inrichtende macht (bvb. Campus Vesta,
het PLOT en PIVO
10
) en kunnen aanspraak maken op provinciale middelen om aan dergelijke
8
Dit zou kunnen door middel van het afnemen van een examen bij de start van de opleiding, waarbij studenten
EVC’s voor bepaalde vakken zouden kunnen verwerven.
9
Een respondent-korpschef nuanceert : “Het omgekeerde moet ook mogelijk zijn, met name dat een student
voor bepaalde onderdelen tweemaal een uitleg of begeleiding krijgt”.
10
Campus Vesta richt zich als provinciaal opleidingscentrum naar brandweer, dringende geneeskundige
hulpverlening en politie. Veiligheidspersoneel van zowel de publieke als private sector kan hier terecht voor
theoretische en praktische opleidingen. Naast een uitgebreid pallet aan standaard- en gespecialiseerde
opleidingen, werkt Campus Vesta formules uit op maat voor bedrijven. Het Antwerps provinciebestuur
fungeert als inrichtende macht.
De politieopleiding in Limburg is ondergebracht in het PLOT, het Limburgse professionele opleidingscentrum.
Jaarlijks verwelkomt het PLOT 20 000 cursisten. PLOT is gespecialiseerd in opleiding en training in het domein
van de integrale veiligheid. De opleiding van politie, brandweer en ambulanciers is de hoofdactiviteit. Het
gamma reikt echter verder dan de hulpdiensten alleen. Het PLOT werd in 1990 opgericht als provinciale
structuur overkoepelende structuur voor de volgende activiteiten: de Provinciale Bestuursschool, het
Provinciaal Opleidingscentrum voor Hulpverlener-Ambulancier, het Provinciaal Opleidingscentrum voor
Brandweerpersoneel, het Oefenterrein voor brandweeropleidingen, het Provinciaal Opleidingscentrum voor
Politiepersoneel. Het PLOT organiseert, binnen de grenzen van de bestaande regelgeving en rekening houdend
met de vragen vanuit een snel evoluerende maatschappij, specifieke en multidisciplinaire opleidingen in
Limburg. Het Limburgs provinciebestuur fungeert als inrichtende macht.
In Vlaams-Brabant is de politieschool ondergebracht in het Provinciaal Instituut voor Vorming en Opleiding
(PIVO). Het PIVO werd door het provinciebestuur opgericht om de nodige initiatieven te ontwikkelen voor de
opleiding, training en vorming van het overheidspersoneel, zoals personeel van de provincies, de gemeenten
en de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn, het politie-, het brandweer- en ander
veiligheidspersoneel en het personeel dat instaat voor de dringende geneeskundige hulpverlening. Het
Trainings- en opleidingscentrum voor de politie organiseert vele opleidingen en trainingen voor
politieambtenaren en ambtenaren met beperkte politionele bevoegdheid. Ook niet-politiemensen, zoals
bijvoorbeeld studenten criminologie zijn welkom op een aantal van die opleidingen. Het provinciebestuur van
Vlaams-Brabant fungeert als inrichtende macht.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
18
personeelsbehoeften invulling te geven. Dat betekent het opgeven van de huidige VZW-structuur ten
voordele van een meer politieke besluitvorming.
De meeste politiescholen die binnen een dergelijke provinciale onderwijsstructuur zijn opgenomen
zijn ingebed in een veel ruimer onderwijsaanbod. Vanuit het oogpunt van efficiëntie, weze het alleen
al maar op het niveau van de overhead, kan met een dergelijke operatie ongetwijfeld
gerationaliseerd worden en kunnen ongetwijfeld belangrijke schaalvoordelen worden gerealiseerd.
Een groot bijkomend voordeel lijkt ons te zijn dat het zakelijk bestuur van de school op een grotere
afstand komt te staan, waardoor de politieschool middels participatieorganen beter kan sturen op
haar onderwijsmatige doelstellingen.
Het lijkt ons echter enkel aanbevelenswaardig een dergelijke operatie door te voeren wanneer de
kans op financiering door de provincie van de hogergenoemde kerndocenten inderdaad zal worden
gerealiseerd en dus een onderwijsmatige kwaliteitswinst kan worden geboekt. Overigens ontslaat dit
OPAC niet van het realiseren van een groot deel van de oplossingen die onder (2.1.) worden
gesuggereerd. Deze oplossing (2.2.) faciliteert enkel de personeelsmatige financiering ervan.
2.3. Het inpassen in het regulier onderwijs
Een verdere mogelijkheid is afhankelijk van de opties die op federaal niveau worden genomen ter
zake. Een respondent-korpschef stelt het als volgt: “Het nastreven van equivalentie van
diplomaniveau’s (in het kader van Bologna) is onvermijdelijk. Wat de basisopleiding van het
basiskader betreft zou dus het HBO5 niveau moeten nagestreefd worden”.
Op 20 september 2012 stelde de minister van Binnenlandse Zaken haar prioriteiten voor met
betrekking tot het politiebeleid voor de rest van de legislatuur. Eén ervan had betrekking had op de
politieopleiding. Deze prioriteiten kwamen eveneens aan bod in de opdrachtbrief die de nieuwe
commissaris-generaal dezelfde dag formuleerde. Deze brief beschrijft de doelstellingen die de
commissaris-generaal wenst te realiseren tijdens haar mandaat dat tot 28 februari 2017 loopt.
De visie inzake opleiding is gericht op: “meer kwaliteitsvol politiewerk leveren kan niet zonder
personeel dat voldoende is opgeleid, competent is, respectvol is en gerespecteerd wordt. Het hele
traject van aanwerving, selectie, opleiding, loopbaanbegeleiding en leiderschapsontwikkeling moet
beter op elkaar afgestemd worden. Dit laatste zou moeten gerealiseerd worden tegen begin 2014”.
Een aantal van deze punten beogen een grotere en snellere doorstroom van rekruten naar de politie.
De politie wordt immers geplaagd door een structureel personeelstekort, onder druk van het stijgend
aantal pensioneringen en ten gevolge van het onaangepaste rekruteringsbeleid van de jongste jaren.
De babyboom generatie die in de jaren 70 en 80 aan een loopbaan begon bij de politie blijkt vandaag
massaal op pensioen te gaan, terwijl de instroom de personeelstekorten niet compenseren,
De West-Vlaamse politieschool (WPS) is een vzw zoals OPAC. Naast de directeur van de WPS is er een
algemeen directeur aangesteld. De samenstelling van de algemene vergadering, de raad van bestuur en het
dagelijks bestuur gebeurt op basis van een vertegenwoordiging uit/van: de deputatie, de provincieraad, de
politieraden, de gemeenten en de magistratuur.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
19
integendeel. Het aanwervingsquotum wordt opgetrokken tot 1.400 eenheden, waardoor dit jaar 400
extra aspiranten zullen opgeleid worden.
In deze personeelsconjunctuur voorzien de beleidsverantwoordelijken in een aantal maatregelen die
de groeiende personeelsbehoeften dienen invulling te geven.
− Zo noemden zij het opzetten van een beter begeleid en versneld selectieproces van de
kandidaten die de opleiding wensen aan te vangen (van 9 à 12 maanden naar 6 maanden).
Vandaag varieert het slaagpercentage van 10 tot 16 procent (bij de selectie), hetgeen extreem
laag kan genoemd worden. Een betere begeleiding moet dit percentage kunnen doen toenemen.
− Verder willen zij garanderen dat kandidaten van lokale politiezones en federale diensten van bij
de start van hun basisopleiding weten dat ze bij hun uitzendende eenheid aan de slag zullen
gaan, en niet langer ná hun opleiding. Op die manier moet het mogelijk zijn dat diensten met een
personeelstekort kunnen rekenen op een snellere versterking.
− Overigens zullen meerdere opleidingssessies per jaar worden ontwikkeld, zodat zones
makkelijker hun kandidaten naar voor kunnen schuiven.
− De overigen komen dan terecht in een reserve, die aangelegd wordt voor de duur van drie jaar.
− Een aantal ondersteunende maatregelen zullen worden genomen om de instroom van
politiemensen in de zones te verhogen. Zo zal de sociale promotie worden aangemoedigd van
agenten naar het inspecteurskader.
− Bijkomende maatregelen zullen ook genomen worden om het middenkader (hoofdinspecteurs)
te versterken, ondermeer door de politiescholen in te zetten bij de voorbereiding op de
selectieproeven en het uittekenen van een versnelde toegang van houders van een bachelor of
masterdiploma.
Naast al deze personeelsmatige maatregelen kondigde minister ook de verbetering van de kwaliteit
van de politieopleiding en de controle erop aan, onder impuls van het project “De politie, een
lerende organisatie”. In dat kader werden in het verleden visitaties uitgevoerd bij de 10
politiescholen. Naar aanleiding daarvan moedigde de CG de provinciale scholen uit om de
aanbevelingen uit het visitatierapport te integreren in hun werking, met startsein op september
2012.
Het project “De politie, een lerende organisatie” beoogt een vernieuwing van het politieonderwijs
waarbij de opleiding tot inspecteur, hoofdinspecteur en commissaris van politie omgebouwd wordt
naar (1) een hogere beroepsopleiding (HBO5)
11
, (2) een (professionele) bachelor in de politiekunde
12
en (3) een master in de politiestudies
13
, conform de richtlijnen van het hoger Europees
onderwijssysteem (Bologna en Kopenhagen). Om het kernachtig uit te drukken: beoogd wordt dat
politiestudenten niet langer een certificaat krijgen uitgereikt op het einde van hun studies, maar een
volwaardig (gehomologeerd) diploma. Hiertoe zullen voor elke opleiding een aantal competenties
11
HBO5 Politie (90 à 120 credits – 1,5 of 2 jaar opleiding) Is een beroepsopleiding waarin de nadruk ligt op het
aanleren van de beroepsspecifieke competenties (kennis, vaardigheden en attitude).
12
Bachelor in de politiekunde (180 credits – 3 jaar opleiding) Is een beroepsopleiding waarin de nadruk ligt op
het aanleren van beroepsspecifieke competenties, maar waar ook generieke competenties worden aangeleerd.
13
Master in de politiewetenschap (120 credits – 2 jaar opleiding) Is een academische opleiding waarin de
nadruk ligt op het aanleren van generieke competenties en minder aandacht wordt besteed aan de
beroepsspecifieke competenties. In de toelatingsvoorwaarden wordt evenwel een zekere graad van
beroepsspecifieke competenties verwacht.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
20
dienen ontwikkeld te worden
14
. Ook kondigde de minister een proefproject aan in de Antwerpse
politieschool. In dit project zal een nieuwe basisopleiding voor inspecteurs worden uitgetest. De
huidige opleiding van twaalf maanden zal alvast op achttien maanden worden gebracht
15
.
Een dergelijke afstemming van het politieonderwijs op het reguliere onderwijs heeft vele voordelen.
Eén ervan is ongetwijfeld dat de financiering van het politieonderwijs niet langer ten laste valt van de
politie (via de zones en de federale politie), maar verloopt via een normale inschrijving bij een
onderwijsinstelling, die gefinancierd wordt door de overheid.
Dergelijke ingreep zou het structureel probleem van de financiering van kerndocenten evident
oplossen, doch deze oplossing lijkt ons op dit moment nog erg ver verwijderd in de toekomst.
Niettemin viel het op tijdens de interviewronde dat verschillende respondenten fel gewonnen waren
voor de inschakeling van het politieonderwijs in het regulier onderwijssysteem. Het lijkt dan ook
raadzaam om in deze visie een aantal deelprojecten te kaderen. Ongetwijfeld speelt hierin het
inbedden van OPAC in een provinciale structuur een belangrijke rol.
3. De accountability en evaluatie verbeteren
Algemeen wordt deze fase in de beleidsontwikkeling als belangrijk omschreven, doch deze wordt
door de respondenten gepercipieerd als essentieel afhankelijk van de twee eerst genoemde fasen.
Daarom wordt voorgesteld de implementatie van beide voorgaande fasen af te wachten vooraleer
hierin definitieve beslissingen te nemen. Dat neemt niet weg dat het noodzakelijk is eerste
meetinstrumenten op te bouwen, waardoor het mogelijk wordt trendanalyses op te bouwen.
Hierbinnen kadert ongetwijfeld één van hogergenoemde hefbomen tot verandering, met name:
Meetinstrumenten opzetten en verfijnen die met aangepaste frequentie systematisch worden
aangewend om de resultaten te meten bij aspiranten, medewerkers, gastdocenten, mentoren, het
werkveld en alumni, met het helder toewijzen van verantwoordelijkheden bij de realisatie hiervan,
middels participatief beleid
14
Een geheel van kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om een bepaalde job/beroep uit te oefenen.
Voorlopig ontvingen de politiescholen nog niet een dergelijk profiel. Dit leeft op gespannen voet met de
aanmoediging vanwege de beleidsmakers om de aanbevelingen uit het visitatierapport te integreren in hun
werking vanaf september 2012. Er bestaan wel draftversies van competentieprofielen voor HBO5, bachelor en
master, maar deze blijken alsnog niet gevalideerd.
15
Het gaat om een bijkomende stage van een half jaar in het korps of de eenheid waar men tewerkgesteld zal
worden. Het eindoordeel over de vraag of de betrokken aspirant al dan niet geschikt is zal dan gebeuren na de
stage, door het betrokken korps en de politieschool samen. Voor het overige zal de aspirant examen afleggen
na elk blok en niet kunnen verder gaan zonder geslaagd te zijn voor dat blok. Het eerste blok zal 14 weken
omvatten en is gericht op kennisverwerving met inbegrip van de praktijktoepassing ervan op de politieschool.
Het tweede en derde blok zullen respectievelijk een tiental weken en veertien weken omvatten. Telkens is een
examen voorzien en ze zijn gericht op de verschillende basisfunctionaliteiten. Hier wordt voorzien in een
alternerend systeem van leren op de politieschool en leren op het werkveld. Voorlopig wordt gedacht aan drie
dagen in de politieschool en twee dagen op een werkplek.
Hierbij dient aangestipt dat tijdens de interviewronde verschillende respondenten hebben gepleit voor het
inrichten van een opleiding van 2 jaar. Hierbij wordt gepleit om na de stage in het uitzendend korps/eenheid de
studenten nog een half jaar terug naar de school te laten keren.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
21
Een dergelijk systeem van Interne Kwaliteitszorg zal dan ook vooral de kwaliteit van het onderwijs en
de docenten dienen te monitoren, wellicht in eerste instantie op basis van evaluaties door
studenten. Een respondent-korpschef dringt in dit kader tevens aan op het monitoren van de
tevredenheid van de OPAC-medewerkers en van de gastdocenten. Het is evident dat ook de
tevredenheid van de eindgebruikers dient in kaart gebracht (korpsen et al.).
Als de studenten zijn afgestudeerd zou men vanuit het korps feedback moeten geven aan de school
(bvb. na 2 maanden) over dezelfde criteria, zodat de school weet in hoeverre de vereiste
eindcompetenties als reëel gerealiseerd worden ervaren op de nieuwe werkplek.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
22
Hoofdstuk 5. Federale initiatieven
Intussen werd een zogn. “Coördinatieplatform Vorming” opgericht
16
. Het doel van dit platform is niet
om in de plaats te treden van mensen in de lijn en projectverantwoordelijken, dus niet om concrete
voorstellen uit te werken, maar wel om het traject te coördineren om zo tot gedragen voorstellen te
komen die kunnen worden voorgelegd aan het “Directiecomité+” voor beslissing, kortom aan de
leiding van de federale politie, aangevuld met vertegenwoordigers van de VCLP.
In de schoot van dit coördinatieplatform werden zes prioriteiten bepaald:
(1) Profielbepaling voor INP en HINP
(2) Koppeling rekrutering/selectie – opleiding
(3) Oprichting Politieopleidingsraad (POR)
(4) Inschatten behoefte aan rekrutering institutionaliseren – Opleiden van aantal politiemensen
ifv. de behoeften
(5) Uitwerekn van een centraal onderwijs- en onderwijsreglement
(6) Onderzoeken bachelor voor INP en HINP
1. Profielbepaling voor INP en HINP
Het gaat hier zowel om het competentieprofiel als het selectieprofiel. Het platform voorziet de
herwerking van het voorlopig competentieprofiel (zie bijlage). Dit zou ten vroegste klaar kunnen zijn
tegen ten vroegste maart 2013. Men opteert er daarenboven voor meer tijd te nemen om draagvlak
binnen de organisatie te creëren. Vanuit dit oogpunt heeft het dan ook weinig zin om op dit ogenblik
op het niveau van OPAC deze oefening te finaliseren. De selectieprofielen zullen pas aangevat
worden als de competentieprofielen zijn afgewerkt.
2. Koppeling rekrutering / selectie - opleiding
Op het vlak van het doorgeven van de dossiers van de selectie naar de opleiding is momenteel al één
en ander in beweging. De dossiers/info worden doorgegeven voor inlijving, en een psycholoog van
DSR komt langs op de scholen om te praten over de studenten. Na de opleiding is voorzien dat de
scholen feedback geven naar DSR. In feite wordt het selectiedossier gezien als de start van het
personeelsdossier. Het personeelsstatuut van aspiranten staat ter discussie en het is niet onmogelijk
dat men dit statuut zal omvormen tot dat van leerlingen aangeworven op contractuele basis. Het
gaat hier om een pure federale materie waarin OPAC weinig initiatief kan nemen. De vakbonden
wensen dat de studenten betaald blijven, maar het zou ook kunnen gaan om een studiefinanciering
ipv. een loon.
16
Maken hiervan deel uit : Marc Bloeyaert, Luc Demol, Thierry Dierick, Sofie De Kimpe, Alain Goergen, Dirk
Goossens, Marcel Guissard, Alfred Mahaux, Guy Marchal, Paul Spaens, Paul Putteman, Dominique Van
Ryckeghem, Benny Van Wabeke.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
23
3. Oprichting POR
De POR zou een min of meer onafhankelijk instrument moeten worden, die instaat voor de
kwaliteitsbewaking en de coherentie van de politieopleiding. Hierbij wordt gedacht aan een
gemengde samenstelling (lokale politie, federale politie, onderwijsdeskundigen, directies van
politiescholen). De oprichting ervan wordt als dringend beschouwd. Er zou een kwaliteitscel aan
gehecht worden. Aan deze cel zou personeel verbonden worden. De POR zal moeten instaat voor het
updaten van de eindprofielen en het betrekken van externe en reguliere onderwijsinstellingen,
tevens voor de optimalisatie van het opleidingsaanbod. Ook zal de POR instaan voor de doorlichting
van het politieonderwijs. De POR zal tevens instaan voor de opvolging van het pilootproject op
Campus Vesta.
4. Inschatten behoefte aan rekrutering institutionaliseren – Opleiden van
aantal politiemensen ifv behoeften
De oefening die ter zake recent werd doorgevoerd zal opnieuw worden overgedaan, met vooruitzicht
op een periode van drie jaar. Het streefdoel is om alle behoeften aan personeelsleden in te vullen en
dus het juiste aantal te rekruteren. Deze oefening zal jaarlijks herhaald worden met een tijdsvenster
van drie jaar.
5. Uitwerken van een centraal onderwijs- en examenreglement
Er wordt onderkend dat het belangrijk is een centraal OER uit te werken om discussies tussen
scholen in de toekomst te vermijden. De scholen zouden wel een bepaalde marge van vrijheid krijgen
om aan deze regels te beantwoorden. Ook het statuut kan hiervan deel uitmaken, zodat de
studenten zelf hiervan goed op de hoogte zijn. Vanuit dit oogpunt is het dan ook weinig aangewezen
al te ingrijpende maatregelen te nemen, wat het OER betreft, op het niveau van OPAC.
6. Onderzoeken bachelor voor INP en HINP
Op langere termijn zal de POR zich buigen over de inrichting van een opleiding op bachelorniveau.
Voorlopig wordt de gedachte aan de inrichting van een masteropleiding verlaten. Hier blijft men met
een reeks vragen zitten, bvb. aangaande de duur, financiële portefeuille, procedure tot erkenning,
edm. Het statuut van de politiescholen houdt hier ook verband mee, in eerste instantie met de
eventuele installatie van een bacheloropleiding. Voorlopig is dit echter niet aan de orde, en blijft het
dus koffiedik kijken hoe OPAC zich best positioneert in deze materie.
Naast genoemde prioriteiten is het platform zich bewust van de noodzaak kwalitatieve docenten aan
te trekken. Hieromtrent blijven evenwel een reeks van vragen. Waar moeten deze mensen juridisch
worden ondergebracht en hoe kan zulks worden geïmplementeerd? Men is er wel van overtuigd dat
het werkveld meer expertise moet ter beschikking stellen voor het aanleren van beroepsspecifieke
competenties.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
24
Het proefproject op Campus Vesta zal zich vooral richten op het onwikkelen van portfolio’s voor
studenten, het herschikken van het programma, het wegwerken van overlappingen, het uitwerken
van procedures voor deliberaties, het inrichten van stages (hoewel blijkbaar niet zeker is hoelang de
proefstage zal duren), het werkplekleren en de samenwerking met monitoren.
Omtrent deze punten wil men begin 2014 duidelijkheid creëren en tot implementatie overgaan.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
25
Hoofdstuk 6. Besluit
In de huidige situatie van transitie is het bijzonder moeilijk om heldere beleidslijnen uit te zetten voor
de eerstvolgende periode voor OPAC. Veel is op diverse niveau’s dermate in beweging dat het
moeilijk, zoniet onmogelijk is om helder te overzien welke richting dient genomen. Enerzijds worden
de scholen aangemoedigd om zelf initiatief te ontwikkelen op basis van de visitatierapporten,
anderzijds neemt men op federaal niveau diverse initiatieven die niet steeds optimaal zijn afgestemd
met de politiescholen.
Niettemin beveel ik een aantal mogelijkheden aan, op basis van dit rapport. Wellicht dienen deze
voorwerp uit te maken van discussie in de schoot van de beheersorganen van OPAC.
1. Opteren voor multidimensioneel politieonderwijs
Leidinggevend bij het nemen van opties voor het onderwijs op OPAC lijkt me de keuze voor een
multidimensioneel politieonderwijs. Dit houdt in dat het politieonderwijs voldoende dient gericht te
zijn op technische (volgens sommigen theoretische) parate en correcte kennis, hetgeen moet
toelaten adequaat te handelen in specifieke omstandigheden.
Anderzijds is het even essentieel dat politiemensen beschikken over een algemene attitude die
gemeenschapsgericht is en aanleren op welke wijze sociale vaardigheden daartoe kunnen worden
aangewend in de praktijk. Hier gaat het niet zozeer om het juiste technische antwoord op een
juridisch vraagstuk, maar om adequate keuzes te kunnen maken uit een palet van mogelijkheden in
functie van de concrete situatie waarmee politiemensen in de praktijk worden geconfronteerd.
Een goede mix tussen beide gezichtshoeken dient nagestreefd en voorop te staan.
2. Niet overinvesteren in materies die federaal worden aangepakt
Het lijkt niet zinvol om voluit in te zetten op die materies die klaarblijkelijk worden aangepakt op
federaal niveau. Verbetertrajecten kunnen worden opgezet inzake het formuleren van
eindcompetenties en ECTS-fiches, het uitwerken van een Onderwijs- en Examenreglement (OER), het
uitwerken van flexibiliseringstrajecten en de interne kwaliteitszorg.
Niettemin weten we nu reeds dat deze inspanningen ongetwijfeld zullen doorkruist worden door
federale initiatieven. Dit mag niet leiden tot immobilisme, maar tot een aanmoediging de federale
voortgang permanent te monitoren enerzijds, en op het niveau van de school bescheiden initiatieven
op te zetten anderzijds, zonder dat deze een definitief beslag kunnen krijgen in de huidige fase van
ontwikkeling.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
26
3. Het inzetten van een groep van bekwame kerndocenten
Welke de oplossing moge zijn die in de toekomst zal uitgewerkt worden, het uitbouwen van een
groep van kerndocenten is nu en morgen noodzakelijk.
De huidige dispariteit in het docentenkorps kan moeilijk of niet leiden tot het beoogde
multidimensioneel politieonderwijs. Doorheen de interviews suggereerden de respondenten (cfr.
supra) mogelijke pistes die vandaag reeds kunnen ingezet worden. Het lijkt dan ook essentieel om dit
momentum niet te laten voorbij gaan en deze opportuniteiten maximaal te benutten.
In deze fase lijkt dit de meest zinvolle actie die kan ondernomen worden op eigen kracht.
4. Het heroverwegen van de juridische constructie OPAC
Het verdient aanbeveling te overwegen of het al dan niet de moeite loont OPAC juridisch te
herdenken van een vzw naar een provinciale instelling.
Sommigen zijn de mening toegedaan dat de bevoegdheid van de provinciebesturen, ingevolge
decreet (na een lang kerntakendebat), beperkt zijn tot de grondgebonden materies, weliswaar met
behoud van de domeinen waarin de respectievelijke provinciebesturen reeds actief waren, hetgeen
het moeilijk, zoniet onmogelijk maakt het politieonderwijs te herdenken in deze context. Het is
immers moeilijk te stellen dat het organiseren van politieonderwijs een provinciale aangelegenheid
is.
Mocht het toch mogelijk zijn blijft het onzeker of de politieke bereidheid bij de deputatie zal bestaan
om hierin te investeren. Hoe men op federaal niveau deze aangelegenheid zal oplossen in de
toekomst blijft onduidelijk. De politieopleiding wordt vandaag nog steeds beschouwd als een
federale taak, terwijl de organisatie van het reguliere onderwijs behoort tot de gemeenschappen.
Anderen zijn de mening toegedaan dat het ombouwen van OPAC naar een provinciale instelling de
beste oplossing is, gegeven het feit dat de meeste provinciale politiescholen de provincie als
inrichtende macht hebben en daardoor aanspraak kunnen maken op provinciale middelen om de
dringende personeelsbehoeften inzake kerndocenten structureel invulling te geven.
Overigens zijn de meeste politiescholen binnen een brede provinciale onderwijsstructuur
opgenomen, hetgeen ontegensprekelijk schaalvoordelen oplevert. Gegeven het feit dat weliswaar de
masteropleiding voorlopig wordt afgevoerd, dient er tevens mee rekening gehouden te worden dat
men of federaal niveau wel degelijk opteert voor de inrichting van een bacheloropleiding. Aansluiting
zoeken en in combinatie streven naar het meer en beter inpassen in het regulier onderwijs zal
volgens deze respondenten makkelijker mogelijk zijn vanuit een provinciale instelling.
Zonder op een beslissing ter zake te willen anticiperen beveel ik aan om ernstig te onderzoeken of
deze ombouw mogelijk en opportuun is.
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
27
Bijlagen
Competentieprofiel HBO 5 “politie”
Het competentieprofiel voor de HBO 5 opleiding “abc” bestaat uit twee
competentieclusters. De eerste cluster bevat de algemene en beroepsalgemene
competenties. De tweede cluster betreft de beroepsspecifieke competentie voor de “abc”.
Beide competentiecluster worden verder opgesplitst in competentiedomeinen die telkens
een aantal kerndoelen omvatten.
Volgende beroepsgerichte attitudes typeren de “abc”:
• beschikken over een professioneel bewustzijn
• met respect voor de deontologische code handelen
• een houding van dienstverlening ten aanzien van alle burgers en overheden
• beschikbaar zijn voor de dienst
• samenwerkingszin
• blijk geven van de meest volledige integriteit, eerlijkheid en rechtschapenheid in
alle omstandigheden
• actiebereidheid
• verantwoordelijkheidszin
• toegankelijk zijn voor kritiek en
• emotionele stabiliteit
Algemene en algemene
beroepsgerichte
competenties
De student in de…
• het uitbreiden of met ontbrekende gegevens aanvullen van de
informatie uit een specifiek domein met concrete en abstracte
gegevens; het hanteren van begrippenkaders en het zich
bewust zijn van de reikwijdte van de domeinspecifieke kennis
• het toepassen van geïntegreerde cognitieve en motorische
vaardigheden
• het transfereren van kennis en flexibel en inventief
aanwenden van procedures voor het uitvoeren van taken en
voor het strategisch oplossen van concrete en abstracte
problemen
• het handelen in een reeks van nieuwe, complexe contexten
• het autonoom functioneren met initiatief
• het opnemen van verantwoordelijkheid voor het bereiken van
persoonlijke resultaten en voor het stimuleren van collectieve
resultaten
Beroepsspecifieke
competenties
Kerndoelen
De student in de…
1. Managen van informatie
1.1 Verwerven van vakkennis
1.1.1 …kent de rol van een Belgische politiedienst in een
democratische samenleving
1.1.2 …heeft een goede kennis van de bestuurlijke, gerechtelijke en
politionele organisatie
1.1.3 …kent de opdrachten en heeft inzicht in de actuele
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
28
ontwikkelingen van de geïntegreerde politie op twee niveaus
1.1.4 …kent en begrijpt de structuur en de werking van de
gerechtelijke Belgische instellingen en de bevoegdheden van de
diverse overheden
1.1.5 …kent de pijlers van EPZ
1.1.6 …heeft een goede kennis over informatiegestuurde politiezorg
1.2 Informatie verwerven, verwerken en denk- en
redeneervaardigheid beoefenen
1.2.1 …verzamelt, verspreidt en exploiteert informatie
1.2.2 …raadpleegt bronnen die nuttig zijn voor de uitoefening van zijn
politietaken
1.2.3 …kan een informaticasysteem op een vlotte gebruiken
1.2.4 …kent, begrijpt en gebruikt probleemoplossende technieken
2. Managen van taken
2.1. Situatiegerecht en preventief handelen
2.1.1 …kan eerste hulp bij ongevallen toepassen
2.1.2 …voert eerste en dringende maatregelen uit bij rampen, brand
en bomalarmen
2.1.3 …kan slachtoffers opvangen, opvolgen en doorverwijzen naar de
gepaste dienst- en hulpverleningscentra
2.1.4 …kan preventief toezicht houden en controles uitvoeren
2.2 Uitvoeren
2.2.1 …kan de algemene statutaire regels op administratief, geldelijk
en disciplinair vlak toepassen
2.2.2 …kent de fundamentele rechten en vrijheden van de burger en
de beperkingen ervan in het raam van het leven in gemeenschap
2.2.3 …kent en begrijpt het wettelijk kader waarin de specifieke
politionele taken zich situeren en is in staat deze op basis van zijn
bevoegdheden toe te passen
3. Managen van mensen
3.1 Ondersteunen en aansturen
3.1.1 …kan goed in wisselende en onvoorziene omstandigheden
functioneren en kan zich aan een wisselende werksfeer kan
aanpassen
3.1.2 …is emotioneel stabiel en beheerst stress waardoor hij
3.1.3 …kan functioneren in een internationale omgeving
3.1.4 …oefent een voorbeeldfunctie uit
4. Managen van
interpersoonlijke relaties
4.1 Communiceren
4.1.1 …beschikt over sociale vaardigheden om gepast in situaties van
opvang, samenwerking, conflict of crisis met de bevolking en collega’s
te communiceren
4.1.2 …is schriftelijke en mondelinge taalvaardig in de eerste
landstaal en beheerst de elementaire basisregels van de tweede
landstaal (om een persoon te kunnen oriënteren)
4.2 Respect hebben en dialogeren
4.2.1 …schenkt bij de benadering van elk probleem voldoende
aandacht aan de menselijke waarden en vrijheden, aan de waarden
van een democratische rechtsstaat en aan de politionele ethiek en
deontologie
4.2.2 …heeft een voorkomen overeenkomstig de verwachtingen van
zijn functie
4.2.3 …neemt initiatieven om aangepast aan de omstandigheden een
kwaliteitsvolle relatie met de bevolking op te bouwen
4.2.4 …heeft een basiskennis over vreemde culturen en is in staat
deze kennis doegericht te gebruiken
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
29
5. Managen van zichzelf 5.1 Zich aanpassen
5.1.1 …kan op een goede manier omgaan met nieuwe (sociale) media
5.1.2 …beschikt over een goede fysieke en mentale conditie,
onderhoudt deze zodat hij in staat is het geheel van zijn opdrachten
uit te voeren
+1 (blauw) 5.2 Administratief handelen
5.2.1 …stelt correct processen-verbaal op en maakt verslagen
5.2.2 …kan gerechtelijke documentatie opstellen
5.3 Onderzoek uitvoeren
5.3.1 …werkt mee aan onderzoeken en voert opzoekingen uit
5.3.2 …kan gerechtelijke onderzoeken uitvoeren en beheerst de
hierbij vereiste procedures en technieken
5.3.3 …neemt volgens een bepaalde techniek een verhoor af
5.3.4 …kan een volledige huiszoeking uitvoeren
5.3.5 …voert veiligheids-, bestuurlijke en gerechtelijke fouille uit
5.3.6 …identificeert inbreuken en kan vaststellingen doen voor de
meest voorkomende misdrijven
5.4 Maatschappelijk verantwoord handelen
5.4.1 …zorgt voor de realisatie van de openbare orde
5.4.2 …voert politietechnieken en politieoperaties uit
5.4.3 …kan zich veilig en aangepast rijgedrag met een voertuig
verplaatsen
5.4.4 …kan materialen en voorwerpen in beslag nemen
5.4.5 …kan een persoon bestuurlijk of gerechtelijk van zijn vrijheid
beroven
5.4.6 …kan een potentieel doelwit beschermen
5.4.7 …lost kleinschalige geweldsituaties op een kwaliteitsvolle manier
op
5.4.8 …past de fysieke technieken en vaardigheden van
geweldbeheersing toe, in het bijzonder de zelfverdedigingtechnieken
5.4.9 …maakt zijn materiaal voor geweldbeheersing gebruiksklaar
5.4.10 …is in staat met het uiterste respect voor de geldende normen
gebruik te maken van zijn wapen
5.5 Intern communiceren
5.5.1 …bedient de radioposten bij de politiediensten en past de
radioprocedures toe
5.5.2 …maakt gebruik van de politie-interne middelen,
informaticanetwerken (politioneel informaticasysteem) en (sociale)
media die ter beschikking staan van de politiediensten
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
30
Competentieprofiel “Bachelor in de politiekunde”
Het competentieprofiel voor de Bachelor in de politiekunde (BA) bestaat uit twee
competentieclusters. De eerste cluster bevat de algemene en beroepsalgemene
competenties. De tweede cluster betreft de beroepsspecifieke competentie voor de
Bachelor. Beide competentiecluster worden verder opgesplitst in competentiedomeinen
die telkens een aantal kerndoelen omvatten.
Volgende beroepsgerichte attitudes typeren de Bachelor:
• Beschikken over een professioneel bewustzijn
• Een houding van dienstverlening ten aanzien van alle burgers en overheden
• Respect hebben voor de rechten van de mens en de grondwettelijke rechten en
vrijheden
• Afspraken en termijnen naleven
• Autonoom werken
• Systematisch te werk gaan
• Blijk geven van de meest volledige integriteit, eerlijkheid en rechtschapenheid in
alle omstandigheden
• Beschikbaar zijn voor de dienst
• Een zelf-kritische ingesteldheid
• Samenwerkingszin en verantwoordelijkheidszin
Algemene
competenties en
Algemene
beroepsgerichte
competenties
De Bachelor in de politiekunde…
• denk- en redeneervaardigheid
• verwerven en verwerken van informatie
• vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken
• creativiteit
• kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken
• vermogen tot communiceren van informatie, ideeën,
problemen en oplossingen zowel aan specialisten als aan leken
• ingesteldheid tot levenslang leren
• teamgericht kunnen werken
• oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig
kunnen definiëren en analyseren van complexe
probleemsituaties in de beroepspraktijk
• kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle
oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke
verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk
• beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau
van een beginnend beroepsbeoefenaar
Beroepsspecifieke
competenties
Kerndoelen
De Bachelor in de politiekunde
1. Managen van
informatie
1.1 Verwerven van vakkennis
1.1.1 …kent en begrijpt de rol van een Belgische politiedienst in een
democratische samenleving
1.1.2 …heeft een grondige kennis van de bestuurlijke, gerechtelijke en
politionele organisatie, kent de opdrachten van de geïntegreerde politie
op twee niveaus
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
31
1.1.3 …kan actuele ontwikkelingen van de geïntegreerde politie op
twee niveaus analyseren en interpreteren
1.1.4 …heeft een grondige kennis over en begrijpt de structuur en de
werking van de grondwettelijke, bestuurlijke en sociale Belgische
instellingen en kent en begrijpt de bevoegdheden van de diverse
federale, regionale, communautaire, provinciale en lokale overheden
1.1.5 …kent en begrijpt het concept “politiefunctie” en kan het
toelichten
1.1.6 …kent de pijlers en filosofie van EPZ en kan deze situeren in de
maatschappelijke context
1.1.7 …heeft een grondige kennis over informatiegestuurde politiezorg
1.1.8…kent en begrijpt de fundamentele rechten en vrijheden van de
burger en de beperkingen ervan
1.1.9 …heeft een goede kennis van de arbeidstijdorganisatie
1.1.10 …kan maatschappelijke vraagstukken sociaalpsychologisch en
sociologisch analyseren
1.1.11 …verzamelt, verspreidt en exploiteert informatie
1.1.12 …raadpleegt bronnen die nuttig zijn voor de uitoefening van zijn
taken
1.2 Internationale gerichtheid
1.2.1 …beschikt over een basiskennis van de internationale en
nationale rechtsbepalingen, die zijn bevoegdheden van gerechtelijke
politie vastleggen
1.2.2 …kan functioneren in een internationale omgeving
1.2.3 …heeft een basiskennis over vreemde culturen en is in staat deze
kennis doelgericht te gebruiken
1.3 Methodologische en academische vorming
1.3.1 …begrijpt wetenschappelijke publicaties en kan deze evalueren
1.3.2 …kan zelfstandig een toegepast onderzoek opzetten, uitvoeren,
evalueren
1.3.3 …is in staat om wetenschappelijke informatie te verwerven, te
verwerken en toe te passen
1.3.4 …kan autonoom projectmatig werken
1.3.5 … kent, begrijpt en gebruikt probleemoplossende technieken
1.3.6 …kan een stagerapport en (wetenschappelijk gerelateerd)
eindwerk schrijven
2. Managen van taken 2.1 Situatiegerecht en preventief handelen
2.1.1 …kan eerste hulp bij ongevallen toepassen
2.1.2 …voert eerste en dringende maatregelen uit bij rampen, brand en
bomalarmen
2.1.3 …kan slachtoffers opvangen, opvolgen en doorverwijzen naar de
gepaste dienst- en hulpverleningscentra
2.1.4 …kan preventief toezicht en controles uitvoeren
2.2 Uitvoeren en oplossingsgericht werken
2.2.1 …kan voor een lokaal probleem van middelmatige complexiteit de
actuele situatie beschrijven, documenteren en inschatten
2.2.2 …kent, begrijpt en interpreteert het wettelijk kader waarin de
specifieke politionele taken zich situeren en is in staat deze op basis
van zijn bevoegdheden toe te passen
2.2.3 …kent en begrijpt de algemene statutaire regels op
administratief, geldelijk en syndical disciplinair vlak en kan deze
toepassen
2.2.4 …kan omgaan met de politieke realiteit, kan onderhandelen met
politieke overheden en kan omgaan en onderhandelen met
vakorganisaties en hun vertegenwoordigers
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
32
2.3 Organiseren en beslissen
2.3.1 …autonoom initiatieven, aangepast aan de omstandigheden,
nemen of doen nemen
2.3.2 …kan taken uitvoeren, doen uitvoeren en de goede uitoefening
controleren, die hem en zijn medewerkers formeel toebedeeld zijn door
de wettelijke en reglementaire bepalingen
2.3.3 …kan de modaliteiten van de gerechtelijke operaties leiden en
kiezen, die hem toegekend worden of die hem betrekken bij de
voorbereiding of het verloop van grote gerechtelijke operaties, waarvan
hij de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van een gedeelte zou
moeten verzekeren
2.3.4 …kan tijdens de operaties van openbare orde de hem
overgemaakte richtlijnen toepassen en de leiding verzekeren van de
uitgeoefende operaties door het team, waarvan hij de coördinatie
verzekert
2.3.5 …kan de operaties die gehouden worden bij verkeerscontrole
leiden of uitvoeren
2.4 Beheer
2.4.1 …heeft en goede kennis van logistiek en basiskennis van
financieel beheer
3. Managen van mensen 3.1 Leiding geven
3.1.1 …heeft een goede kennis over personeelsbeleid en heeft een
goed inzicht in situationeel leiderschap
3.1.2 …kan een goede uitvoering van politionele activiteiten door zijn
team begeleiden en controleren
3.1.3 …kan de leiding en de begeleiding van zijn team verzekeren
m.b.t. de projecten, waarvan hem de leiding is toevertrouwd
3.1.4 …kan bij de leiding van operaties de taken en de
verantwoordelijkheden verdelen tussen de leden van zijn team
3.1.5 …kan takt- en respectvol leiding geven
3.1.6 …kan functionerings- en evaluatiegesprekken voeren
3.1.7 …kan reflecteren m.b.t. de professionele werking en kan de
professionele houding van de medewerkers objectief evalueren
3.2 Motiveren
3.2.1 …kan blijk geven van een grote emotionele stabiliteit en de
beheersing van stress
3.2.2 …kan een beperkt team motiveren
3.3 Coachen
3.3.1 …kan een beperkt team coachen
3.3.2 …zoekt constructief naar oplossingen van conflicten binnen zijn
team
4. Managen van
interpersoonlijke relaties
4.1 Communiceren
4.1.1 …kent vergader-, communicatie- en gesprekstechnieken die hij
zal gebruiken zowel naar zijn medewerkers toe als tegenover zijn
hiërarchie en past deze toe
4.1.2 …kan de prioriteiten en aandachtspunten van een eigen
veiligheidsplan goed verwoorden naar de uitvoerders toe
4.1.3 …is schriftelijke en mondelinge taalvaardig in de eerste landstaal,
heeft en goede kennis van de tweede landstaal en kent in beide talen
politionele en gerechtelijke terminologie
4.1.4 …kan de basisdocumenten, opgesteld door het personeel
(processen-verbaal, bestuurlijke verslagen, informatieverslagen,...),
evalueren en verbeteren
4.1.5 …zorgt voor een goed informatiedoorstroming
4.1.6 …kan op een goede manier omgaan met nieuwe (sociale) media
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
33
4.2 Relaties en netwerking
4.2.1 …kan een kwaliteitsvolle relatie met de bevolking opbouwen
4.2.2 …werkt op een goede manier met interne en externe partners
samen
4.3 Samenwerken
4.3.1 …heeft een voorkomen overeenkomstig de verwachtingen van
zijn functie
4.3.2 …schenkt voldoende aandacht aan de menselijke waarden en
vrijheden en beschikt over goede sociale vaardigheden om gepast met
de bevolking en collega’s te communiceren
4.3.3 …kan blijk geven van belangstelling voor de problemen van de
medewerkers en gesprekspartners en kan empathie en
luistervaardigheid betonen
4.3.4 …kan goed en autonoom in wisselende en onvoorziene
omstandigheden functioneren en (samen)werken
5. Managen van zichzelf 5.1 Zich aanpassen en zelf ontwikkelen
5.1.1 …stelt zich tolerant op en toont empathie
5.1.2 …is bereid en in staat om levenslang te leren
5.1.3 …kan zelfkritiek leveren m.b.t. de professionele werking
5.1.4 …beschikt over een goede fysieke en mentale conditie,
onderhoudt deze zodat hij in staat is het geheel van zijn opdrachten uit
te voeren
+1 (blauw)
5.2 Administratief handelen
5.2.1 …stelt correct processen-verbaal op en maakt verslagen
5.2.2 …kan gerechtelijke documentatie opstellen
5.3 Onderzoek uitvoeren
5.3.1 …werkt mee aan onderzoeken en voert opzoekingen uit
5.3.2 …kan gerechtelijke onderzoeken uitvoeren en beheerst de hierbij
vereiste procedures en technieken
5.3.3 …neemt volgens een bepaalde techniek een verhoor af
5.3.4 …kan een volledige huiszoeking uitvoeren
5.3.5 …voert veiligheids-, bestuurlijke en gerechtelijke fouille uit
5.3.6 …identificeert inbreuken en kan vaststellingen doen voor de
meest voorkomende misdrijven
5.4 Maatschappelijk verantwoord handelen
5.4.1 …zorgt voor de realisatie van de openbare orde
5.4.2 …voert politietechnieken en politieoperaties uit
5.4.3 …kan zich veilig en aangepast rijgedrag met een voertuig
verplaatsen
5.4.4 …kan materialen en voorwerpen in beslag nemen
5.4.5 …kan een persoon bestuurlijk of gerechtelijk van zijn vrijheid
beroven
5.4.6 …kan een potentieel doelwit beschermen
5.4.7 …lost kleinschalige geweldsituaties op een kwaliteitsvolle manier
op
5.4.8 …past de fysieke technieken en vaardigheden van
geweldbeheersing toe, in het bijzonder de zelfverdedigingtechnieken
5.4.9 …maakt zijn materiaal voor geweldbeheersing gebruiksklaar
5.4.10 …is in staat met het uiterste respect voor de geldende normen
gebruik te maken van zijn wapen
5.5 Intern communiceren
5.5.1 …bedient de radioposten bij de politiediensten en past de
radioprocedures toe
Eindversie 6 november 2012
Een gemeenschappelijke strategie voor OPAC
34
5.5.2 …maakt gebruik van de politie-interne middelen,
informaticanetwerken (politioneel informaticasysteem) en (sociale)
media die ter beschikking staan van de politiediensten