ChapterPDF Available

Cools, M., Ponsaers, P. (2013). “Nico Gunzburg: "Ik heb een huis, wilt u het hebben?"”, In Cools, M., Daems, T., De Boeck, A., Decorte, T., De Ruyver, B., Pauwels, L., Persak, N., Ponsaers, P., Vandeviver, Ch. (eds.) (2013), 75 Jaar Criminologie aan de Universiteit Gent, Antwerpen-Apeldoorn: Maklu, 19-30.

Authors:

Abstract

Dit artikel gaat nader in op de figuur van Nivo Gunzburg. Met deze historische woorden ("Ik heb een huis, wilt u het hebben") stapte Nico Gunzburg op de rector af toen bleek dat er geen geld was om een Criminologisch Instituut aan de Gentse universiteit op te richten. Hij kocht dan maar zelf een huis en bood het de rector en de universiteit aan. Ook zijn persoonlijke bibliotheek gaf hij in bruikleen aan de universiteit. Deze woorden en daden typeren zijn leven, werk en academische bevlogenheid.
1
NICO GUNZBURG: ‘IK HEB EEN HUIS, WIL U HET HEBBEN ?’
Marc Cools en Paul Ponsaers
Inleiding
Met deze historische woorden stapte Nico Gunzburg op de rector af toen bleek dat er geen
geld was om een Criminologisch Instituut aan de Gentse universiteit op te richten. Hij kocht
dan maar zelf een huis en bood het de rector en de universiteit aan (Grignard, 2012, 25). Ook
zijn persoonlijke bibliotheek gaf hij in bruikleen aan de universiteit (Florquin, 1973, 219).
Deze woorden en daden typeren zijn leven, werk en academische bevlogenheid.
Daar het leven, het werk en de academische verdiensten van Nico Gunzburg ontbreken in
het trouwens zeer goede boek - Gestalten uit het verleden, 32 voorgangers in de
strafrechtswetenschap, de strafrechtspleging en de criminologie (Fijnaut, 1993) - vonden we
het als criminologen en active participant(s) in the discourse on crime and criminals (Becker &
Wetzell, 2006, 3), en zeer zeker op dit moment, tijd om bij deze voor de Gentse criminologie
markante figuur stil te staan.
Vandaag, naar aanleiding van haar 75-jarig bestaan, is het voor de huidige vakgroep
strafrecht en criminologie een belangrijk dag. Een dag die slechts mogelijk werd door het op
19 december 1936 genomen initiatief en voorstel van Nico Gunzburg en Jules Simon om een
Instituut voor Criminologie op te richten in de schoot van de faculteit. Op 10 mei 1938 werd
de School voor Criminologie officieel opgericht. Nico Gunzburg zat als decaan de eerste
vergadering op 22 juni 1938 voor en op 10 november 1938 werd Jules Simon tot voorzitter
gekozen. Nico Gunzburg had graag dit voorzitterschap als eerste opgenomen, doch de
combinatie met het decanaat liet dit niet toe (Vanhoudt, 1975, 114-115).
2
Een jong jurist, vóór WO I
Nico Gunzburg wordt op 2 september 1882 te Riga in het toen nog Russische Letland
geboren en komt met zijn joodse ouders, Salomon en Malka Gunzburg, zijn broer Isi1 en
zuster Eugénie op driejarige leeftijd in 1885 te Antwerpen aan. De familie is op de vlucht
omwille van de in Letland heersende moorddadige antisemitische pogroms. Vader Salman
(Salomon of Sylvain) Gunzburg wordt te Antwerpen, in de ruim 8.000 joden tellende
handelsmetropool (Grootjans, 1975, 71), graanhandelaar en surveillant du déchargement des
navires (Grignard, 2012, 16). Hij treedt op als vertegenwoordiger van een Russisch
graanconcern. Met de hulp van burgemeester Jan van Rijswijck als advocaat verwerft Salman
Gunzburg de Belgische nationaliteit (Florquin, 1973, 197). Vader Gunzburg voedt zijn
kinderen areligieus op.
Zijn studies doet Nico Gunzburg in het aldaar gevestigde gemeentelijk onderwijs en aan het
Koninklijk Atheneum. In het Koninklijk Atheneum Antwerpen wordt de grondslag voor zijn
Vlaams liberaal humanisme gelegd (Grootjans, 1975, 8). Hij wordt in grote mate beïnvloed
door zijn leraar, de Vlaamsgezinde dichter Pol de Mont. Via hem komt Nico Gunzburg in
contact met de strijd die door de Vlaamsgezinden wordt gevoerd voor de herleving en de
erkenning van de eigen cultuur. Deze strijd, met de daaraan verbonden gebeurtenissen,
maken grote indruk op de toenmalige student (De Clerck, 1978). Al vlug blijkt Nico
Gunzburg over een vlotte poëtische pen te beschikken. In zijn scholierentijd publiceert hij
reeds gedichten in de Kunstbode (Pée, 1975, 46), in Lucifer, in Ulenspieghel, in  en
in de Vlaamse Gids (Calewaert, 1996, 77-78; Grignard, 2012, 17). Aan het Antwerps
conservatorium is Nico Gunzburg leerling van Peter Benoit en Lodewijk Mortelmans.
De jonge Nico Gunzburg besluit in 1901 om zich in te schrijven aan de Faculteit der
Rechtsgeleerdheid van de Université Libre de Bruxelles. Daar loopt hij onder meer college bij
Professor Adolphe Prins, en doet hij eerste inzichten op over de verbinding tussen de
strafwetenschap, de criminologie en de sociologie. Later zal Gunzburg overigens nog
assistent worden van Prins (De Clerck, 1978). Nico Gunzburg sticht in deze periode samen
met onder meer de liberale politicus Julius Hoste en Frans van Cauwelaert het Algemeen
Vlaams Studentenbond. Tevens wordt hij voorzitter, na August Vermeylen (Florquin, 1973,
196), van de vereniging Geen Taal, Geen Vrijheid onder de gekende kernspreuk Clauwaert
ende Geus” (Pée, 1975, 47). Op 7 juli 1906 verwerft hij zijn diploma van doctor in de rechten
aan de ULB (Victor, 1975, 14-15). Hij schrijft zijn eerste essay Misdadige en Verwaarloosde Jeugd
(Gunzburg, 1906).
Dadelijk schrijft Nico Gunzburg zich in aan de Brussels balie, met als patroon meester Frick,
maar verhuist nog in datzelfde jaar naar Antwerpen om zijn stage verder te zetten bij de
1 De broer van Nico Gunzburg, Isi Gunzburg, zal later hoogleraar worden aan de Université Libre de
Bruxelles. In 1943 zal Isi Gunzburg worden gearresteerd door de nazis en vervolgens verdwijnen.
3
bekende advokaat Alfred de Gottal, die in 1912 nog stafhouder zal worden. Op korte termijn
geniet Nico Gunzburg faam als advocaat. Hij betoont zich tevens een ijverig publicist van
wetenschappelijke bijdragen. Bij herhaling aanvaardt hij lezingen te houden over de nieuwe
strekkingen op het gebied van de strafwetenschappen, onder meer over de materies van de
verantwoordelijkheid en de vrije wil, de verminderde toerekenbaarheid, het voorkomen van
de criminaliteit, het gevangeniswezen, e.d.m. (De Clerck, 1978).
Gunzburg blijft ijveren voor de vervlaamsing van de rechtsbedeling, samen met Edward
Coremans, Jan Van Rijswyck, Emiel Schiltz, Louis Frank, Frans Van Cauwelaert e.a. Samen
richten zij de “De Bond der Vlaamse Rechtsgeleerden” op met het oog op het samenbrengen van
de studenten van de vier Vlaamse universiteiten. De Bond richt regelmatig rechtskundige
congressen in, waarvoor preadviezen worden geschreven betreffende juridische
onderwerpen. Nico Gunzburg verleent hieraan bij herhaling zijn medewerking. Hij zet zich
vooral in voor de vernederlandsing of de Vervlaamsching der Gentse Hoogeschool. Hij doet
dit zelfs in de Franse taal. Zo schrijft hij de brochure    ité de
Gand(Florquin, 1973, 209). In 1907 stemt hij ermee in om, samen met Arthur De Vos, het
secretariaat van het Rechtskundig Weekblad te verzorgen (De Clerck, 1978).
Nico Gunzburg laat zich in toenemende mate inspireren door nieuwe ideeën aangaande het
gevangeniswezen en de strafrechtelijke verantwoordelijkheid (Verstraete, 2009, 82). Hij
neemt actief deel aan strafrechtscongressen, zoals deze te Washington, die hij bezoekt als
assistent van Adolphe Prins in 1910 (Florquin, 1973, 214) en te Parijs in 1911. Hij is evenzeer
betrokken in de Vlaamse wetenschappelijke rechtscongressen, om aan te tonen dat het recht
ook in de Nederlandse taal kan worden bestudeerd, gedoceerd en gepraktiseerd (Victor,
1975, 18-25).
Gunzburg spreekt in november 1913 de openingsrede uit van de Vlaamsche Conferentie van
Antwerpen (Gunzburg, 1914). Datzelfde jaar wordt hij door het Antwerps stadsbestuur tot
lesgever benoemd voor de cursussen "Grondwettelijk Recht" en "Schoolwetgeving" (Florquin,
1973, 204) aan de beide Normaalscholen (één voor jongens en één voor meisjes) te
Antwerpen (Peeters, 1975, 41), een functie die hij tot in 1952 zal blijven vervullen (De Clerck,
1978; Grignard, 2012, 19).
Een Vlaams professor, vóór WO II
Bij het uitbreken van W.O. I neemt Gunzburg als vrijwilliger dienst. Na de val van
Antwerpen wijkt hij uit naar het Franse Le Havre, van waaruit hij voor de Belgische regering
in ballingschap meerdere diplomatieke missies onderneemt, ondermeer naar London en Den
Haag. Hij wordt aangesteld als attaché de légation bij het Belgisch gezantschap te Londen
(onder Paul Hymans) (Grignard, 2012, 20) en vervolgens te ’s-Gravenhage (onder graaf
4
Henri Carton de Wiart), waar hij gelast wordt met de inrichting van de Intergeallieerde
Economische Commissie (Florquin, 1973, 204-206).
Nico Gunzburg blijft ijveren voor de vervlaamsing van de Gentse Universiteit. Hij is de
eerste die achter de schermen initiatief neemt om een Kommissie ter Vervlaamsching der
Gentsche Hoogeschool op te richten. Met het oog hierop neemt hij contact met August
Vermeylen, die hij als eerste weet te winnen voor deze zaak, om naderhand andere eminente
Vlamingen te betrekken. De commissie steunt het wetsvoorstel (dat dateerde van 1911) van
de hand van Louis Franck, Frans Van Cauwelaert en Camille Huysmans, dat erop gericht is
het onderwijs in Vlaanderen volledig Nederlandstalig te maken.
Als in 1920 een nieuwe commissie wordt opgericht om de vervlaamsing van de
Rijksuniversiteit te Gent te verwezenlijken, maakt Nico Gunzburg deel uit van deze
commissie, samen met vooraanstaande Vlamingen als Frans Van Cauwelaert, August
Vermeylen, Dr. Alfons Van de Perre, Prof. Jozef Vercouillie, Camille Huysmans, Alberic
Deswarte, Hector Le Bon, Julius Hoste, Edward Pecher en Maurits Sabbe. Gunzburg zelf
neemt het secretariaat waar (De Clerck, 1978). Als deze commissie dat jaar een brochure
uitgeeft, wordt deze door Gunzburg opgesteld (Callewaert, 1962). Datzelfde jaar zet Nico
Gunzburg een aantal joodse caritatieve instellingen op (Vrije Universiteit Brussel, 2006) en
centraliseert deze in de zogenaamde “Centrale” of het “Centraal Beheer voor Joodse Weldadigheid
en Maatschappelijk Hulpbetoon2 (Komkommer, 1975, 77; Ransbeek, 1970, 29).
In 1923 voert toenmalig minister Pierre Nolf uiteindelijk een wet in tot gedeeltelijke
vernederlandsing van de Gentse universiteit3. Nog datzelfde jaar wordt Nico Gunzburg tot
docent benoemd aan de Faculteit van de Rechten te Gent (Delva, 1996, 85). In de nieuwe,
vernederlandste universiteit wordt hem echter de leerstoel strafrecht ontzegd, maar hij
doceert Burgerlijk Recht(Florquin, 1973, 211) en "Encyclopedie van het Recht(Ceriez, 1973,
221). Tevens wordt hij aangesteld aan de Bijzondere Handelsschool voor het vak "Algemene
grondbeginselen van het Recht" (De Clerck, 1978). In 1927 krijgt hij de opdracht de cursus
"Arbeidsregime in de vergelijkende wetgeving" te verzorgen in de Licentie Sociale
Wetenschappen (De Clerck, 1978). In 1927 publiceert hij het eerste Belgische handboek in
huwelijksrecht in het Nederlands (Gunzburg, 1925; Gunzburg, 1927).
Hij wordt in 1929 bevorderd tot buitengewoon hoogleraar met als leeropdracht: het
"Burgerlijk Recht", de "Algemene grondbeginselen van het Recht" (kandidatuur
Bestuurswetenschappen Bijzondere Handelsschool), het "Arbeidsregime in de vergelijkende
2 De vzw is een overkoepelend orgaan van alle Joodse sociale, maatschappelijke en
liefdadigheidsinstellingen, -organisaties en -verenigingen in het Antwerpse. De vereniging heeft het
verlenen van morele en materiële hulp aan de minst begunstigden en noodlijdenden tot doel. De vzw
is vandaag nog steeds actief.
3 In 1930 wordt de universiteit definitief vernederlandst, als eerste universiteit van België. De eerste
rector van de eentalig Nederlandse Universiteit was August Vermeylen (tot 1932).
5
wetgeving" en de "Nijverheidswetgeving" (Bijzondere Handelsschool) (De Clerck, 1978). In
januari 1930 krijgt Gunzburg de bijkomende opdracht om de "Vergelijkende Schoolwetgeving"
en de ''Wetgeving op de Kinderbescherming" te doceren aan het Hoger Instituut voor
Opvoedkunde, verbonden aan de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte (De Clerck, 1978).
Tenslotte wordt hij in 1933 belast in de Faculteit van de Rechten met de cursus
"Nijverheidswetgeving", die hij reeds in de Bijzondere Handelsschool doceerde. Hij vervult
overigens in 1932 de functie van Voorzitter van het Hoger Instituut voor Opvoedkunde.
Vanaf 1934 mag Nico Gunzburg zich gewoon hoogleraar noemen (Langendries & Simon-
Van der Meersch, 1992, 183). Gedurende de jaren 1935-1936 fungeert hij als secretaris van de
Faculteit van de Rechten en vervult in de periode van 1937 tot 1939 de functie van decaan
van deze faculteit. Hij werpt zich in deze periode ook op als journalist, die regelmatig
publiceert in Le Neptune, Le Thyrsé (De Schutter, 1975, 61), De Vlaamse Gids, De Nieuwe Gazet
en Het Laatste Nieuws (Grootjans, 1975, 9).
In de dertiger jaren verschijnen de eerste publicaties van de hand van Nico Gunzburg op het
domein van de criminologie en het strafrecht (Gunzburg, 1933a; Gunzburg, 1933b;
Gunsburg, 1935). In 1936 dienen Nico Gunzburg en Jules Simon een voorstel in, gericht aan
de Gentse Rechtsfaculteit, tot oprichting van een “School voor Criminologie”. Het voorstel
vermeldt: "Gent den 19de december 1936. De deken Prof. Nico Gunzburg en Prof. Jules Simon
hebben den eer de Faculteit voor te stellen een Instituut voor Criminologie in te richten in den schoot
van de Faculteit. In gemeen overleg hebben zij het ontwerp opgemaakt van het programma en de
inrichting waarvan zij bereid zijn de leiding op zich te nemen" (De Clerck, 1978).
Het voorstel en het programma zijn opgesteld na een grondige studie van gelijkaardige
instituten verbonden aan buitenlandse universiteiten en deze van Brussel en Leuven. Uit de
gedetailleerde inhoud blijkt duidelijk de bedoeling, met name een specialisatie te creëren
voor diegenen die nauw betrokken zullen worden bij de problematiek van de criminaliteit,
meer bepaald "de toekomstige magistraten, advocaten, hogere ambtenaren van het Ministerie van
Rechtswezen en bestuurders van gevangenissen en gestichten van internering" (De Clerck, 1978).
Om het onderwijs zo multidisciplinair mogelijk te maken besluit men niet alleen een beroep
te doen op collega's van de Rechtsfaculteit, maar ook op professoren verbonden aan de
Faculteiten Geneeskunde en Letteren & Wijsbegeerte.
Na tal van discussies en na goedkeuring en aanvaarding van het ontwerp door de
Rechtsfaculteit, wordt de School voor Criminologie door het Koninklijk Besluit van 10 mei
1938 een realiteit (Van Goethem, 1998, 1386-1388)4. In de eerste Licentie doceert Nico
Gunzburg het vak Criminologie”, in de tweede Licentie De Beginselen van de
Kinderbescherming” en “Sociale Criminele Prophylaxe”.
4 Dit Koninklijk Besluit leidde tot de oprichting van de School voor Criminologie te Gent en te Luik
(B.S. 16 juni 1938).
6
Reeds in 1939 en ook nog in 1940 duikt de naam van Nico Gunzburg op in de toenmalige
Belgische antimaçonnieke publicaties. Eigen aan de tijdsgeest, waarin immers het
zogenaamde geheime judeo-maçonnieke complot haar hoogdagen kent (Cools, 2012, 14-17),
wordt ook hij niet gespaard en bovenal sterk geviseerd. Met naam en toenaam kan men toen
lezen: Gunzburg Nic    ,
Marnix van St-Aldegonde (Ouwerx, 1939, 50; Ouwerx, 1940, 151).
Een internationale carrière na WO II
In de woorden van Willy Calewaert valt in mei 1940 de duisternis over ons land en dient een
vrije geest zoals Nico Gunzburg een werkveld in de vrije wereld te behouden (Calewaert,
1962, 84). Of nog, het hart gebroken verlaat hij have en goed (Calewaert, 1975, 102).
Gunzburg vertrekt bij de Duitse inval op 14 mei 1940 naar Frankrijk waar hij op verzoek van
de Belgische regering, eerst in Parijs en nadien in Toulouse, de Commission Universitaire
Belge opricht. De samen met Etienne de Greeff gepubliceerde “La revue Criminologique
verschijnt slechts éénmalig in deze meimaand (Florquin, 1973, 215).
Getipt over het feit dat Vichy-agenten hem willen aanhouden, vertrekt hij over Spanje, naar
Lissabon, waar hij op voorstel van van eerste minister Hubert Pierlot en minister P.H. Spaak
tot ambassadeur in Rio de Janeiro wordt benoemd (Fischer, 1975, 121; Verstraete, 2009, 25).
Hij wordt hoogleraar aan de universiteiten van Rio de Janeiro (Victor, 1975, 34) en Sao Paolo
en hij wordt tevens voorzitter van de penitentiaire raad van Brazilië (Calewaert, 1962). De
minister Braziliaanse van Justitie Francisco Campos doet een beroep op hem om een nieuw
wetboek van strafrecht op te stellen. Bevreesd voor een mogelijke collaboratie van de
Brazilianen met de nationaalsocialistische Duitsers, staakt hij de voorbereiding ervan
vroegtijdig (Fischer, 1975, 122; Gunzburg, 1941; Campos, 1942).
Gunzburg trekt naar de USA tussen 1941 en 1944. Onder de leiding van Marnix Gijsen wordt
hij lid van het Office of War Information (O.W.I.) en met The Voice of America richt hij zich in het
Nederlands elke nacht tot zijn achtergebleven landgenoten (Grignard, 2012, 26). Tevens
wordt hij officier aan de United Relief and Rehabilitation Administration (U.N.R.R.A.)5. Op
verzoek van President Roosevelt doceert hij aan de Syracuse University (New-York) het
administratief recht van Frankrijk en België en stelt hij een keure op die de leidraad moet
vormen voor de komende processen van Neurenberg (Vanhoudt, 1975, 116; Floquin, 1973,
225). Tijdens zijn verblijf in de States onderhoudt hij contact met de talrijke diamantairs in
New-York. Hij keert terug naar België in 1945 als officier van de U.N.R.R.A. (Gijsen, 1975,
5 De United Nations Relief and Rehabilitation Administration (UNRRA) was een internationale
commissie die in 1943, tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd opgezet om hulp te verlenen aan
landen die bevrijd waren.
7
127) met het manuscript A democracy in action, dat nog in New-York zal worden uitgegeven
(Gunzburg, 1945).
Nico Gunzburg richt zich op de ontheemde joden (Grignard, 2012, 27) en Polen (Florquin,
1973, 225) tijdens de naoorlogse periode. Hij neemt zijn functies aan de Gentse universiteit
weer op en wordt opnieuw advocaat. Hij geeft gastlezingen, in alfabetische orde, aan de
universiteiten van: Aix-en-Provence, Amsterdam, Caïro, Groningen, Leiden, Madrid,
Nijmegen, Reims, Riga, Toulouse en Utrecht (Calewaert, 1962). Het voorzitterschap van de
School voor Criminologie blijft hij vanaf 1946 ononderbroken uitoefenen tot aan zijn
emeritaat (Vanhoudt, 1975). In 1952 wordt hij tot het emeritaat toegelaten, doch hij krijgt
meteen machtiging om zijn leergangen voor het lopende academiejaar verder te doceren.
Op 71-jarige leeftijd wordt hij, op verzoek van de Unesco (Verstraete, 2009), na een vraag van
minister Paul van Zeeland (Grignard, 2012, 28), hoogleraar aan de universiteiten van
Djakarta en Djogjakarta (Calewaert, 1962) in het onafhankelijk geworden Indonesië waar hij
criminologie doceert (Baeyens, 1975, 133-134) en de hervorming van het gevangeniswezen
uitwerkt (Verstraete, 2009). In de drie jaar dat hij daar verblijft richt hij er ook een
criminologisch instituut op en reorganiseert hij er de politie (Florquin, 1973, 228).
Bij zijn terugkeer wordt hij opnieuw actief als advocaat te Antwerpen en zet zich in voor de
joodse caritatieve instellingen die hij in het verleden reeds oprichtte (Vrije Universiteit
Brussel, 2006; Dratwa, 1991). Hij schrijft de roman Ruth (Gunzburg, 1963). In deze roman
brengt hij het verhaal van een Antwerpse joodse familie in de eerste helft van de twintigste
eeuw en in het bijzonder dit van Ruth tijdens haar verblijf tussen de joden in Duitsland,
België en Nederland (Gunzburg, 1963). Ook de verschrikkingen van het nationaalsocialisme
en de wisselwerking tussen het protestantse, het katholieke en het joodse geloof (Grignard,
2012, 29) lopen als een rode draad doorheen dit werk. Dit boek kan ook vandaag nog als een
autobiografisch werk worden gezien (Victor, 1975, 37). In datzelfde jaar schrijft Nico
Gunzburg een inleiding op het boek van Ephraim Schmidt, De Geschiedenis van de Joden in
Antwerpen (Schmidt, 1963).
De wetenschappelijke arbeid
De invloed van Adolphe Prins, één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de bio-
sociologische of eclectische school, op Nico Gunzburg is onmiskenbaar (De Clerck, 1978).
Prins heeft het immers niet enkel over strafrecht, maar over strafrechtswetenschap. Het gaat
hem niet om loutere juridische techniek, maar om een veel omvattender studiedomein
(Calewaert, 1962, 80). Prins legde in zijn werk "La défense sociale et les transformations du droit
pénal" (Prins, 1910) de basis voor de nieuwe opvattingen die het oude "schuld-boete" beginsel
moest vervangen door "de bescherming van de maatschappij tegen het misdrijf". Aldus ontstond
8
een nieuw begrip: "de staat van gevaarlijkheid van de delinkwent". Prins ijverde onafgebroken
ten voordele van de resocialisering van de dader.
Het is op deze wijze dat Gunzburg, in navolging van Prins, de criminologie en het strafrecht
met elkaar zal verbinden in zijn werk. De jurist treedt buiten het recht om de mens te
bestuderen, niet langer zoekend naar het hoe”, maar naar het waten het waarom”. Ook
met oog voor de empirische realiteit, zoals deze tot uiting komt in de sociologie en de
anthropologie. Vanuit het strafrecht evolueert Nico Gunzburg naar het positivisme, om
uiteindelijk bij het sociaal verweer uit te komen. Gunzburg is ervan overtuigd dat goede
wetten nog niet noodzakelijk een goede samenleving maken, en dat het nodig is om de
bestrijding van de criminaliteit gepaard te laten gaan met sociale ingrepen. Het is dan ook
logisch dat hij gedurende heel zijn professoraat de nadruk heeft gelegd op de
noodwendigheid de criminologie te beoefenen als een multi-disciplinaire wetenschap.
Als een volwaardig socioloog en criminoloog is hij erop uit criminaliteit te bestuderen als
sociaal feit. Deze opstelling leidt Nico Gunzburg onvermijdelijk naar het vraagstuk van de
strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de dader. Reeds in de openingsrede voor de
Vlaamse Conferentie der Balie van Antwerpen op 22.11.1913, onder de titel “Gij zult niet oordelen
poneert Gunzburg deze zienswijze (Gunzburg, 1914). De rede is in feite te begrijpen als een
betoog ten voordele van de nieuwe inzichten afkomstig uit het sociaal verweer en omtrent
sociale gevaarlijkheid. Gunzburg is van oordeel dat niet de strafcodex een afdoende
bescherming van de samenleving kan bieden. Deze stelling zal hij doorheen gans zijn
criminologisch denken blijven verdedigen. Dat is ook de reden waarom hij veel aandacht
besteedt aan de problemen van de jeugdcriminaliteit en de abnormalen, aan bedelaars en
landlopers. Precies op deze deelterreinen wordt de juridische fictie van de strafrechtelijke
verantwoordelijkheid volgens hem zichtbaar en tastbaar.
Ondanks deze nadrukkelijke sociale bewogenheid voor bepaalde kwetsbare groepen in de
samenleving houdt Nico Gunzburg een breed zicht op de noodzaak om het strafrecht als
zodanig te hervormen. Hij ijvert voor een progressieve sociale aansprakelijkheid ten nadele
van de traditionele juridische individuele verantwoordelijkheid. In Les transformations
récentes du droit pénal interne et international werkt hij deze zienswijze ten gronde uit.
Gunzburg stelt hier duidelijk : La responsabilité est une notion de morale; la défense sociale est
une notion de droit (Gunzburg, 1933, 22). Gunzburg gaat hier in op het fundamentele
onderscheid tussen straf- en beveiligingsmaatregel, op het belang van de “onbepaalde
beschikking”, op het begrip “sociale gevaarlijkheid”. Calewaert benadrukt: “Gunzburg kon de
brug slagen over hele geslachten juristen en criminologen, van Aldolphe Prins tot Marc Ancel
(Calewaert, 1962, 84).
Afscheid van Nico Gunzburg
9
Nico Gunzburg werd meerdere malen letterlijk en figuurlijk in de bloemen gezet, vooral
naar aanleiding van zijn 80ste en 90ste verjaardagen. Op 92-jarige leeftijd werd hij ook
Grootofficier in de Leopoldsorde en zag er later nog een Liber Amicorum het licht. In dit
boek met de voor zichzelf sprekende titel: Nico Gunzburg, werden 14 bijdragen opgenomen.
Ook de grote zaal van de Centrale werd naar hem vernoemd, net als het criminologisch
laboratorium aan de universiteit van Jerusalem (Komkommer, 1975, 81). In eigen land werd
hij ook voorzitter van het Wereldcomité van het Graf van de Onbekende Joodse Martelaar
(Maiersdorf, 1975, 144).
Nico Gunzburg overleed te Antwerpen, bijna 102 jaar oud, op 5 maart 1984 (Verstraete,
2009). Hij is begraven op het joodse deel van de Antwerpse begraafplaats Schoonselhof te
Hoboken. De laatste woorden over Nico Gunzburg zijn van Willy Delva, die deze markante
figuur kernachtig samenvat met de woorden: “Hij was iemand (Delva, 1975, 88).
Bibliografie
Baeyens, H. (1975). Nico Gunzburg in Indonesië, In Peeters, D., Nico Gunzburg, Antwerpen: Rockox-
Uitgaven.
Becker, P., Wetzell, R. (2006). Criminals and Their Scientists. The History of Criminology in International
Perspective, Cambridge: Cambridge University Press.
Calewaert, W. (1975). De criminoloog, In Peeters, D., Nico Gunzburg, Antwerpen: Rockox-Uitgaven.
Calewaert, W. (1962). Van Vlaming tot wereldburger: Nico Gunzburg 80, In R.W., 2 september 1962.
Campos F. (1942). Le nouveau code pénal du Brésil et l'exposé des motifs, Traduction et introduction par Nico
Gunzburg, Rio de Janeiro: Imprensa Nacional.
Ceriez, M. (1973). Gunzburg, Nico, In Winkler Prins Encyclopedie van Vlaanderen, 2, Brussel: Winkler
Prins.
Cools, M. (2012). Vrijmetselarij en criminalisering tijdens het Vichy-regime. Een criminologische
benadering van de forces occultes, In Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit, Den Haag: Boom
Lemma uitgevers.
De Clerck, K. (1978). Uit het verleden van de RUG - Veertig jaar School voor Criminologie aan de RUG,
ULombrosiana, Oud-Studenten Criminologie RUG, Archief RUG, nr. 9.
Delva, W. (1996). Professor Nico Gunzburg, civilist, In R.W., 2 september 1996.
Delva, W. (1975). De Professor, In Peeters, D., Nico Gunzburg, Antwerpen: Rockox-Uitgaven.
De Schutter, W. (1975). De journalist, In Peeters, D., Nico Gunzburg, Antwerpen: Rockox-Uitgaven.
Dratwa, D. (1991). De villa Johanna te Middelkerke (1901-1964). In Graningate, 3.
Fijnaut, C. (1993). Gestalten uit het verleden, 32 voorgangers in de strafrechtswetenschap, de
strafrechtspleging en de criminologie, Deurne: Kluwer Rechtswetenschappen België.
Fischer, E. (1975). Nico Gunzburg in Brazilië, In Peeters, D., Nico Gunzburg, Antwerpen: Rockox-
Uitgaven.
Florquin, J. (1973). Ten huize van ... Prof. Em. Dr. Nico Gunzburg, Generaal Lemanstraat 27, Antwerpen,
Leuven: Davidsfonds.
Gijsen, M. (1975). Nico Gunzburg in de Verenigde Staten, In Peeters, D., Nico Gunzburg, Antwerpen:
Rockox-Uitgaven.
Grignard, R. (2012). Leven en werk van Nico Gunzburg (1882-1984), Jaarboek Nr. 20, Antwerpen:
Trigonum Coronatum.
Grootjans, F. (1975). Het boek Nico, In Peeters, D., Nico Gunzburg, Antwerpen: Rockox-Uitgaven.
10
Gunzburg, N. (1906). Misdadige en Verwaarloosde Jeugd, Gent: Huyshauwer en Scheerder.
Gunzburg, N. (1914). Gij zult niet oordelen! (Math. VII,I.-Luk.VI,37), Openingsrede der Vlaamsche
Conferentie van Antwerpen, gehouden den 22n November 1913, Antwerpen: Nederlandsche
Boekhandel.
Gunzburg, N. (1925). De wettelijke bescherming van vrouw en kind, Brugge: De Centrale Boekhandel.
Gunzburg, N. (1927). Het Huwelijkscontract Rechtsleer en Rechtspraak in België en in Frankrijk, Brugge:
De Centrale Boekhandel.
Gunzburg, N. (1933a).         , Paris :
L'Eglantine.
Gunzburg, N. (1933b).           adrid, Bruxelles:
Revue de Droit Pénal et de Criminologie.
Gunzburg, N. (1935). Endocrinologie en criminologie, Leuven: Rechtskundig tijdschrift voor Belgie .
Gunzburg, N. (1941).        , Rio de Janeiro:
Livraria Jacintho.
Gunzburg, N. (1945). A democracy in action - Belgian government and administration, New York: Belgian
government information center.
Gunzburg, N. (1963). Het boek Ruth, Antwerpen: Diogenes.
Schmidt, Eph. (1963). Geschiedenis van de Joden in Antwerpen, Met een inleiding van Prof. Dr. Nico
Gunzburg, Antwerpen: S. M. Ontwikkeling.
Komkommer, J. (1975). Nico Gunzburg en het Jodendom, In Peeters, D., Nico Gunzburg, Antwerpen:
Rockox-Uitgaven.
Langendries, E., Simon-Van der Meersch, A-M. (1992), 175 jaar Universiteit Gent Ghent University
1817-1992, Gent.
Maiersdorf, L. (1975). Het Wereldcomité van het Graf van de Onbekende Joodse Martelaar, In Peeters,
D., Nico Gunzburg, Antwerpen: Rockox-Uitgaven.
Ouwerx, P. (1939). Les Cagoulards démasqués. Répertoire des Francs-Maçons Belges, Louvain.
Ouwerx, P. (1940). Les Précurseurs du Communisme. La Franc-Maçonnerie peinte par elle-même, Tirlemont.
Pée, W. (1975). Vlaams dichter en jurist, In Peeters, D., Nico Gunzburg, Antwerpen: Rockox-Uitgaven.
Peeters, J. (1975). Leraar aan de Antwerpse normaalscholen, In Peeters, D., Nico Gunzburg, Antwerpen:
Rockox-Uitgaven.
Prins, A. (1910). La défense sociale et les transformations du droit penal, Parijs : Mish et Thron.
Ransbeek, R. (1970). 1920-1970: 50 jaar Centraal Beheer van Joodse Weldadigheid en Maatschappelijk
Hulpbetoon, Antwerpen: Centrale vzw.
Schmidt, Eph. (1963). Geschiedenis van de Joden in Antwerpen, Met een inleiding van Prof. Dr. Nico
Gunzburg, Antwerpen: S. M. Ontwikkeling.
Van Goethem, H. (1998). Gunzburg, Nico, In R. De Schryver (red.) Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse
Beweging, Tielt.
Vanhoudt, C.-J. (1975). Nico Gunzburg en de School voor Criminologie bij de Rijksuniversiteit te Gent,
In Peeters, D., Nico Gunzburg, Antwerpen: Rockox-Uitgaven.
Verstraete, J. (2009). Het lot van de Joodse advocaten in België. De Antwerpse advocatuur, In Stevens,
J., Advocaten zonder Rechten Lawuers without Rights Avocats sans Droit, Antwerpen, Orde van
Vlaamse Balies Bundesrechtanwaltskammer Balie Antwerpen, 17 december 2009.
Victor, R. (1975). De Advocaat, In Peeters, D., Nico Gunzburg, Antwerpen: Rockox-Uitgaven.
Vrije Universiteit Brussel (2006). Nico Gunzburg (1882-1984), Brussel.
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
Article
Presenting recent research spanning the late eighteenth to the mid-twentieth century in Western Europe, Argentina, Australia, Japan, and the United States, this survey approaches the history of criminology as a history of science and practice. The essays examine the discourse on crime and criminals that surfaced as part of different discourses and practices, including the activities of the police and the courts, parliamentary debates, and media reports, as well as the writings of moral statisticians, jurists, and medical doctors.
Nico Gunzburg in Indonesië
  • Bibliografie Baeyens
  • Nico Gunzburg
Bibliografie Baeyens, H. (1975). Nico Gunzburg in Indonesië, In Peeters, D., Nico Gunzburg, Antwerpen: Rockox-Uitgaven.
Van Vlaming tot wereldburger: Nico Gunzburg 80
  • W Calewaert
Calewaert, W. (1962). Van Vlaming tot wereldburger: Nico Gunzburg 80, In R.W., 2 september 1962.
Le nouveau code pénal du Brésil et l'exposé des motifs, Traduction et introduction par
  • F Campos
Campos F. (1942). Le nouveau code pénal du Brésil et l'exposé des motifs, Traduction et introduction par Nico Gunzburg, Rio de Janeiro: Imprensa Nacional.
Uit het verleden van de RUG-Veertig jaar School voor Criminologie aan de RUG
  • De Clerck
De Clerck, K. (1978). Uit het verleden van de RUG-Veertig jaar School voor Criminologie aan de RUG, ULombrosiana, Oud-Studenten Criminologie RUG, Archief RUG, nr. 9.
Professor Nico Gunzburg, civilist
  • W Delva
Delva, W. (1996). Professor Nico Gunzburg, civilist, In R.W., 2 september 1996.
De villa Johanna te Middelkerke (1901-1964)
  • D Dratwa
Dratwa, D. (1991). De villa Johanna te Middelkerke (1901-1964). In Graningate, 3.
Gestalten uit het verleden, 32 voorgangers in de strafrechtswetenschap, de strafrechtspleging en de criminologie
  • C Fijnaut
Fijnaut, C. (1993). Gestalten uit het verleden, 32 voorgangers in de strafrechtswetenschap, de strafrechtspleging en de criminologie, Deurne: Kluwer Rechtswetenschappen België.