ArticlePDF Available

Ponsaers, P. (2017). “De politieke ambities bij de invoering van het verbod op private milities in België. Een historische inkijk”, Cahiers Politiestudies, Eigenrichting, nr. 43, 51-62.

Authors:

Abstract

Inleiding De opdracht van de politie wordt vandaag in toenemende mate door diverse actoren uitgeoefend. " Politie " transformeert naar " Policing ". De geüniformeerde politie is partner geworden van vele instanties, niet in het minst omdat het besef gegroeid is dat de politie alleen niet alle verwachtingen kan inlossen van de bevolking. De politie functioneert in een breed netwerk van allerhande actoren. Anderzijds rest er toch iets donkerblauw dat de politie niet kan, zelfs niet mag, delen met anderen. Het gaat met name om het verbod dat van overheidswege werd opgelegd en wordt aangehouden om het legaal en legitiem geweldsmonopolie te doorbreken? Deze bijdrage gaat over dit centrale politieke vraagstuk, met name waar dit verbod vandaan komt en hoe dit vanuit historisch oogpunt werd beargumenteerd. We gaan hiervoor terug naar het verbod op " private milities " in België, het spiegelbeeld van de Nederlandse " weerkorpsen " 2. Onder " private milities " wordt in de Belgische wet ter zake bedoeld: " Elke organisatie van private personen waarvan het oogmerk is geweld te gebruiken of het leger of de politie te vervangen, zich met dezer actie in te laten of in hun plaats op te treden " 3. We willen de lezer een duidelijk inzicht verschaffen in de wijze waarop de overheid een politieke visie ontwikkelde inzake " private milities ". Dit artikel is dan ook evident historisch van aard.
CPS 2017-2, nr. 43 51
De politieke ambities bij de invoering van
het verbod op private milities in België
Een historische inkijk
Cahiers Politiestudies
Jaargang 2017-2, nr. 43
p. 51-61
© Maklu-Uitgevers
ISBN 978-90-466-0863-0
Paul Ponsaers1
Inleiding
De opdracht van de politie wordt vandaag in toenemende mate door diverse actoren
uitgeoefend. “Politie” transformeert naar “Policing”. De geüniformeerde politie is
partner geworden van vele instanties, niet in het minst omdat het besef gegroeid is
dat de politie alleen niet alle verwachtingen kan inlossen van de bevolking. De politie
functioneert in een breed netwerk van allerhande actoren.
Anderzijds rest er toch iets donkerblauw dat de politie niet kan, zelfs niet mag, delen met
anderen. Het gaat met name om het verbod dat van overheidswege werd opgelegd en
wordt aangehouden om het legaal en legitiem geweldsmonopolie te doorbreken? Deze
bijdrage gaat over dit centrale politieke vraagstuk, met name waar dit verbod vandaan
komt en hoe dit vanuit historisch oogpunt werd beargumenteerd.
We gaan hiervoor terug naar het verbod op “private milities” in België, het spiegelbeeld
van de Nederlandse “weerkorpsen
2
. Onder “private milities” wordt in de Belgische wet
ter zake bedoeld: “Elke organisatie van private personen waarvan het oogmerk is geweld te
gebruiken of het leger of de politie te vervangen, zich met dezer actie in te laten of in hun plaats
op te treden3. We willen de lezer een duidelijk inzicht verschaffen in de wijze waarop
de overheid een politieke visie ontwikkelde inzake “private milities”. Dit artikel is dan
ook evident historisch van aard.
1. De context en de opkomst van het Nationaal Legioen en het Verdinaso
De jaren 1930-1939 zijn deze van de “Grote Depressie” en van het opkomend fascisme.
Eén en ander is het gevolg van de ineenstorting van de effectenbeurs van Wall Street
in 1929, hetgeen leidt tot economisch crisis en grote werkloosheid in de V.S. De crisis
slaat over naar Europa. Daartegenover wordt de economie van de Sovjet-Unie, die erg
1 Prof. dr. emeritus, Department of Criminal Law, Criminology and Social Law, Faculty of Law, Ghent University,
Belgium.
2 Wet van 11 september 1936, houdende voorzieningen omtrent weerkorpsen.
3 Wet van 29 juli 1934, waarbij de private milities verboden worden, BS 07-08-1934, nr. 1934072950.
CPS 43 - Eigenrichting PROEF 2.indd 51 4/27/2017 4:36:52 PM
Paul Ponsaers
52 CPS 2017-2, nr. 43
geïsoleerd en zelfvoorzienend is, nauwelijks beïnvloed door de “Grote Depressie”. België
komt in een eerste fase nog redelijk door de wereldcrisis. De frank moet weliswaar
devalueren, maar het land beschikt over grondstoffen en productiemiddelen, waardoor
de effecten van de “Grote Depressie” kunnen getemperd worden (Chapman, 2014).
Stalin hanteert deze situatie als bewijs dat het Westers kapitalisme niet werkt en
gedoemd is tot de ondergang. De steun voor communisten neemt ook buiten de
Sovjet-Unie toe. In een reactie hierop groeit de steun voor rechtse anticommunist-
ische bewegingen ook, wat een groeiende polarisatie in de hand werkt. In de Duitse
Republiek groeien conflicten die op een burgeroorlog lijken. Politieke extremisten,
voornamelijk communisten en nationaalsocialisten, winnen veel aanhang, vooral sinds
de “Grote Depressie”. In 1933 weet Adolf Hitler als de leider van de nationaalsocialisten
de macht over te nemen en verandert in zeer korte tijd de Duitse Republiek in een
totalitaire dictatuur4 (Devos & Vos, 2007).
Het valt op dat gedurende het interbellum in alle democratische landen gestreefd
wordt naar het voorkomen van de vorming van geüniformeerde gewapende groepen,
die tot gevechtsformaties kunnen uitgroeien en in staat zijn de macht te veroveren
of het normale raderwerk van een democratische rechtsstaat te kunnen verstoren
(Capelle,1982). Vanaf 1933 nemen de problemen in verband met de zogenaamde
“private milities” echter toe. Deze particuliere gepolitiseerde groeperingen, die hun
leden van een militaire opleiding voorzien, en meestal voorzien zijn van een uniform,
worden stilaan een gevaar voor de openbare orde (zoals het Nationaal Legioen en de
Dinaso Militanten Orde). De schermutselingen tussen de fascistische en de socialist-
ische milities nemen evenzeer toe (Van Outrive et al., 1991).
Het Nationaal Legioen komt al in 1922 tot stand in België, onder impuls van misnoegde
militairen en oudstrijders, na Mussolini’s machtsovername in Italië. De leider van die
extreemrechtse ultra-nationalistische groepering is de Luikse advocaat Paul Hoornaert
(1888-1944, oorlogsvrijwilliger), die er een gedisciplineerde, op Italiaanse leest geschoe-
ide militie van maakt. Het Nationaal Legioen is de oudste fascistische beweging in
België. Hoornaert bouwt de beweging uit tot een paramilitaire geüniformeerde private
militie met op haar hoogtepunt een 5.000-tal leden, met sterke afdelingen in Luik en
Gent. Ideologisch is de organisatie antidemocratisch, anticommunistisch, antisemitisch,
royalistisch en Belgisch patriottisch.
Het Nationaal Legioen is opgedeeld in centuriën en beschikt over militaire uniformen,
zwarte hemden (die later geruild worden voor donkerblauwe, om té zichtbare associaties
met het fascisme te vermijden), de Romeinse groet en de fasces als attributen. In de
eigen persorganen doet men aan koningverering, corporatisme, anticommunisme,
anti-flamingantisme en jodenhaat. Interessant zijn de connecties met de financiële
wereld, het oudstrijdersmilieu en het Hof. Het Nationaal Legioen onderhoudt tevens
nauwe relaties met de militaire inlichtingendienst en beschikt over een clandestiene
organisatie in het Belgisch leger, “Le Mot du Soldat” (MDS) (Deneckere, 1994-1995).
MDS bestaat uit verschillende cellen en houdt zich bezig met het verzamelen van
inlichtingen over “subversieve elementen” (communisten, Vlaams-nationalisten, …)5.
4
Uiteindelijk zal op 1 september 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbreken, wanneer Duitsland Polen binnenvalt.
5 Later, tijdens WOII, wordt de verhouding tot de Duitse bezetter problematisch omwille van het uitgespro-
ken Belgisch patriottisme en royalisme van het Nationaal Legioen. Mettertijd komt het Legioen dan ook in
CPS 43 - Eigenrichting PROEF 2.indd 52 4/27/2017 4:36:52 PM
De politieke ambities bij de invoering van het verbod op private milities in België
CPS 2017-2, nr. 43 53
Anderzijds is daar het solidaristische en volksnationalistische Verbond van Dietsche
Nationaal-Solidaristen (Verdinaso)6, met een militie, uniformen, marsen, landdagen,
een antidemocratisch programma door een corporatief systeem te willen instellen en
een fel antisemitisme. Het wordt gesticht in 1931 door Joris Van Severen. Hij wordt
tijdens WOI onder de wapens geroepen. Zijn Vlaamsgezindheid radicaliseert aan het
front. Hij gaat na de oorlog in de politiek en wordt kandidaat voor de Frontpartij7. Hij
wordt volksvertegenwoordiger in 1921. Op 29 november 1928 houdt Van Severen zijn
zogenaamde “brandrede”, een radicaal anti-Belgische toespraak in het Parlement.
Voor hem bestaat enkel nog een ‘Diets’ volk in Nederland, Noord-België en Frans-Vlaan-
deren. Het Verdinaso is van bij de aanvang Groot-Nederlands en wil een ideologische en
leidinggevende elite vormen. Het Verdinaso beschikt met de Dietsche Militie (DM) over
een eigen militie en betoont zich openlijk militaristisch. Het Verdinaso wordt eveneens
als staatsgevaarlijk beschouwd, zeker vanaf eind 1933, wanneer de organisatie zeer
ernstige moeilijkheden krijgt met de Staatsveiligheid. Het Verdinaso stelt dat politieke
partijen moeten verdwijnen omdat ze het organisch karakter van de volksgemeenschap
miskennen. Dit omvat een vervanging van de verfoeide parlementaire democratie door
een corporatieve maatschappelijke ordening (De Nieuwe Orde, 2016)8.
Het zijn deze omstandigheden die aanleiding geven tot de wet van 29 juli 1934 betref-
fende het verbod op private milities.
2. Een eerste onrijp ontwerp inzake uniformverbod in 1933
Tijdens de periode van de “Grote Depressie” wordt België geleid door opeenvolgende
coalities van Katholieken en Liberalen (van 1927 tot 1935). Van 1927 tot 1931 is dat de
regering Jaspar II (Katholieke Partij), gevolgd door de regering Renkin (Katholieke Partij)
van 1931 tot 1932. Op 18 oktober 1932 neemt de regering Renkin ontslag, waarna de
aanvaring met de Duitsers en begint het verzet te plegen. Vanaf juni 1941 wordt het Legioen opgenomen
in het vanuit Londen geleide “Geheime Leger”, een gewapende Belgische verzetsgroepering, bestaande uit
achtergebleven oud-beroepsmilitairen, die aanhangers zijn van een sterke uitvoerende macht in handen van
de koning. Aanvankelijk worden de leden van het Nationaal Legioen door de Duitse bezetter ongemoeid
gelaten, maar dat verandert in augustus 1941, als ze een activiteitenverbod opgelegd krijgen en in de clandes-
tiniteit gedwongen worden. In de daaropvolgende razzia’s worden veel legionairs gearresteerd en afgevoerd
naar concentratiekampen. Ook Paul Hoornaert wordt aangehouden door de Gestapo, hij sterft in 1944 in
het concentratiekamp Sonnenburg.
6 Het programma van het Verdinaso vermeldt in 1931: “IV. Het VERDINASO wil daarom vernietigen: het alle
gezond volksleven dodende Liberale Stelsel en de daaruit voortgekomen parlementaire democratie, die het
volk bedriegt door het waanbeeld der “Volks-soevereiniteit” en het in feite machteloos overlevert aan zijn
ergste vijanden: de heerschappijen van het geld”. En verder: “V. Het VERDINASO wil daarom opruimen:
de politieke partijen. Het organisch karakter der volksgemeenschap miskennende, streven zij elk voor zich
naar de macht in de Staat, laten zich in dat streven slafelijk gebruiken en misbruiken door de tirannij van
het geld; zijn aldus de wettige organisatie van het verraad aan en van de plundering van het volk” (De Nieuwe
Orde, 2016).
7
De Frontpartij is de officieuze benaming, voor de in 1919 gestichte, Vlaams-nationalistische partij “Het
Vlaamsche Front”. Deze partij ontstond enerzijds uit de Vlaamse Frontbeweging en anderzijds uit activisten
uit de Eerste Wereldoorlog.
8 Nog voor de Duitsers België binnenvallen wordt Van Severen op 10 mei 1940 opgepakt en zonder concrete
aanleiding aan Frankrijk uitgeleverd, samen met 78 anderen. In Abbeville worden de gearresteerden opge-
sloten. De Franse militairen krijgen de opdracht alle gevangenen uit de weg te ruimen. Nadat twaalf mensen
doodgeschoten zijn probeert Van Severen verder bloedvergieten te voorkomen, maar hij wordt met een
nekschot gedood. In totaal vinden die nacht 21 mensen de dood.
CPS 43 - Eigenrichting PROEF 2.indd 53 4/27/2017 4:36:52 PM
Paul Ponsaers
54 CPS 2017-2, nr. 43
meer ervaren Charles de Broqueville (Katholieke Partij) de leiding overneemt met het
oog op de aanpak van de “Grote Depressie”. De Katholieken en de Socialisten komen
weliswaar gesterkt uit de verkiezingen, terwijl de Liberalen verliezen, maar de socialisten
weigeren elke regeringsdeelname, waarna de Katholieken en Liberalen hun regering
verder zetten.
Het is in de schoot van deze coalitie van Katholieken en Liberalen, geleid door Charles
de Broqueville, dat de toenmalige minister van Justitie Paul-Emile Janson9 (Liberaal)
het idee opvat om een wetsontwerp aan het Parlement voor te leggen dat erop gericht is
groepen die uniformen dragen” strafbaar te stellen
10
. Het ontwerp van Janson strekt ertoe:
(1) de dragers van een uniform, van een gedeelte van een uniform, van een armband
of van enig pak van een politieke groep te bestraffen, en (2) gezamelijke oefeningen
te verbieden, bedoeld om particulieren met het hanteren van wapens vertrouwd te
maken11. Sommigen zijn de mening toegedaan dat deze criteria niet duidelijk genoeg
zijn, aangezien men eigenlijk enkel subversieve groeperingen wenst te viseren. Vol-
gens Janson is het echter onmogelijk om een onderscheid te maken in groeperingen
gebaseerd op loutere (nvdr: lees “politieke”) intenties. De regering amendeert de tekst
zodanig dat er in feite een nieuw ontwerp uit resulteert (Arnou, 2005).
Amper drie maand later zal het ontwerp terug ter bespreking komen in het parlement.
Het zal blijken dat het fors bijgestelde ontwerp nog steeds vergezeld gaat van de
oorspronkelijke Memorie van Toelichting, zonder dat de titel is gewijzigd. Terwijl het
oorspronkelijk ontwerp van oktober 1933 vrij bescheiden van opzet was, is deze van
mei 1934 veel ambitieuzer. Het oorspronkelijke ontwerp van 1933 viseerde louter het
dragen van een uniform. In het aangepaste ontwerp is het het dragen van een uniform
niet langer strafbaar en wordt er nog louter de inbeslagname van voorzien. Alleen de
organisatie van private milities en het behoren tot private milities is strafbaar, maar
het uniform op zichzelf wordt bijzaak.
Het wordt allemaal nog pijnlijker, wanneer blijkt dat de rapporteur voor het ontwerp,
Rubbens, voorheen reeds een brief heeft geschreven aan Janson waarin hij opmerkt:
“De revolutionaire tendensen zullen worden beschouwd als het belangrijkste element van het
9 Paul-Emile Janson was doctor in de rechten en vestigde zich als advocaat. Van 1910 tot 1912 en van 1914 tot
1935 was hij liberaal volksvertegenwoordiger. Hij was gecoöpteerd senator in 1935-1936. Hij doorliep een
aanzienlijke loopbaan als lid van de Belgische regering, ondermeer als minister van Landsverdediging (van
februari tot september 1920), als eerste minister (november 1937-mei 1938), minister van Buitenlandse za-
ken (januari-februari 1939) en van 3 september 1939 tot 5 januari 1940 was hij minister zonder portefeuille.
Maar Janson verwierf vooral faam als minister van Justitie (1927-1931-1932-1934, april-september 1939 en
januari-augustus 1940). Bij het uitbreken van de oorlog trok hij met de regering naar Zuid-Frankrijk. Hij
weigerde echter verder mee te vluchten naar Londen en bleef met zeven andere ministers achter op het
vasteland. Alle acht boden op 28 augustus 1940 hun ontslag aan bij eerste minister Pierlot. Ze werden door
de regering als definitief ontslagen beschouwd, ondanks hun latere pogingen om opnieuw in de regering
te worden opgenomen. In 1943 werd Janson in Nice gearresteerd door de Duitsers. Hij overleed op 3 maart
1944 in het concentratiekamp van Buchenwald.
10
Wetsontwerp waarbij straf gesteld wordt op het dragen van uniformen van politieke groepen in het openbaar
en waarbij de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, den handel in, en het dragen van wapenen en
op den handel in munitie, aangevuld wordt. Zie: Kamer van Volksvertegenwoordigers, Sessie van woensdag
4 juli 1934, nr. 1707, tussenkomst van de heer Rubbens, rapporteur. Zie:
https://sites.google.com/site/bplenum/proceedings/1934/k00412164/k00412164_17
Er wordt hierbij verwezen naar voorbeelden in andere landen (zoals Nederland, Zwitserland en Oostenrijk),
waar op dat moment een wetgeving bestond die het dragen van uniformen verbood.
11 Zie bescheid nr. 205 van 19 oktober 1933.
CPS 43 - Eigenrichting PROEF 2.indd 54 4/27/2017 4:36:52 PM
De politieke ambities bij de invoering van het verbod op private milities in België
CPS 2017-2, nr. 43 55
misdrijf, waardoor het bijzonder moeilijk zal worden om de politieke aard ervan te contesteren”.
Uiteindelijk volgt de bespreking van het ontwerp van 1934 in het parlement12.
3. De principiële bespreking in de Kamer van 1934
Van 1934 tot 1935 treedt de regering (een coalitie van Katholieken en Liberalen) Theu-
nis II (Katholieke Partij) aan. Het is in de schoot van deze regering dat het nieuw,
bijgesteld wetsontwerp op de private milities zal besproken worden. Het is minister
van Justitie François Bovesse (°1890/+1944), jurist en liberaal politicus uit Namen die
het wetsontwerp opnieuw ter bespreking voorlegt in de Kamer13. Bovesse zal later, als
overtuigd anti-fascist, in januari 1944 worden neergeschoten door een lid van “Rex”14
in zijn woning en dus slachtoffer worden van datgene dat hij wilde bestrijden door de
wet inzake private milities (Kesteloot & Gavroy, 1990).
Het nieuwe wetsontwerp gaat veel verder dan het oorspronkelijke van Janson, en is
getiteld “Wetsontwerp waarbij straf gesteld wordt op het dragen van uniformen van politieke
groepen, in het openbaar en waarbij de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, den
handel in, en het dragen van wapenen en op den handel in munitie, aangevuld wordt15. Het
gaat hier niet langer enkel om “groeperingen die uniformen dragen”, maar om “de leden van
die private organisaties waarvan het doel is een beroep te doen op geweld of zich in de plaats te
stellen van het leger of de politie, of zich te bemoeien met hun acties”. “We gaan ervan uit dat
deze groepen zo vastberaden zijn dat ze geweld zullen gebruiken wanneer het moment zich
zal aandienen”, stelt Bovesse, waarmee hij meteen aangeeft dat de geviseerde groepen
nog geen geweld moeten gepleegd hebben, maar dat het volstaat dat ze daartoe zouden
bereid zijn, om van een delict te spreken.
Bovesse verwijst in zijn toelichting aan het parlement uitdrukkelijk naar het Nationaal
Legioen” en het Dinaso”. Rapporteur Rubbens voegt eraan toe: “We weten allen dat de
12
Wetsontwerp tot aanvulling van de wet van 29 juli 1934, waarbij de private milities verboden worden,
en tot wijziging van de wet van 3 januari 1933 op de wapenen, Memorie van Toelichting, Kamer der
Volksvertegenwoordigers, zittingsjaar 1935-1936, Vergadering van 25 februari 1936, nr. 125.
13 Hij werd van 1921 tot 1927 en van 1929 tot 1937 verkozen tot liberaal volksvertegenwoordiger. Nadat hij
minister van PTT was in 1931-1932, werd hij minister van justitie (1934-1935 en 1936-1937). Naderhand
werd Bovesse Minister en van openbaar onderwijs (1935-1936). In 1937 werd hij tot gouverneur voor de
provincie Namen (1937-1940) benoemd. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog verliet Bovesse België
samen met de Belgische regering en werd benoemd tot hoge commissaris in Sète, Frankrijk. Hij liet er zich
in met het lot van de gevluchte Belgen. Bij zijn terugkomst in België verbood de Duitse bezetter zijn functie
als gouverneur verder uit te oefenen, waarop hij weer advocaat werd. Als antifascist klaagde hij de praktijken
van de bezetter aan en vormde zo een voorbeeld van burgerlijk verzet. Dit leverde hem een veroordeling op
tot een half jaar gevangenisstraf. Na de moord op een rexist (en zijn vrouw) op 31 januari 1944, werd Bovesse
als represaille de volgende morgen door rexisten van nabij neergeschoten in zijn eigen woning (Kesteloot &
Gavroy, 1990).
14 Rex was een Belgische fascistische, anti-communistische politieke beweging. De stroming wordt rexisme
genoemd. Tussen augustus 1936 en mei 1937 ontving Rex een maandelijkse toelage na een bezoek van Rex-
leider Léon Degrelle aan Mussolini. Op 26 september 1936 ontmoette hij ook Adolf Hitler en ontving Rex
eveneens van die zijde een toelagen.
15
Wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden, BS 07 augustus 1934, Nr. 1934072950. Voor
de parlementaire behandeling zie: Zitting 1932-1933. Kamer der volksvertegenwoordigers. Bescheiden. –
Wetontwerp, nr 205. Zitting 1933-1934. Kamer der volksvertegenwoordigers. Bescheiden. – Verslag, nr 129;
amendementen, nr 206; aanvullend verslag, nr 238. Handelingen. – Vergaderingen van 28 Juni, 4, 10 en 12
Juli 1934. Senaat. Bescheiden. – Tekst door de Kamer aangenomen, nr 163; verslag, nr 184. Handelingen. –
Vergadering van 26 Juli 1934.
CPS 43 - Eigenrichting PROEF 2.indd 55 4/27/2017 4:36:52 PM
Paul Ponsaers
56 CPS 2017-2, nr. 43
organisatie van de Dinaso’s, opgericht door onze oud-collega Van Severen een echte militie
is, in de meest volledige betekenis van het woord”. En Bovesse besluit: “De staat moet zich
redden en beschermen tegen deze instituties (…) De staat moet een rustige kracht uitstralen en
eender wie verbieden zich te moeien met datgene dat haar essentiële taak is en haar exclusief
toekomt”.Volgens Bovesse volstaat de strafwet niet om private milities te verbieden en
is er nood aan een nieuwe wet. De strafwet zegt immers niets over het mogelijke gedrag
van private milities.
Paul-Henri Spaak (Socialist) vraagt zich af of een dergelijk standpunt verenigbaar
is met de liberale zienswijze van de minister. Bovesse repliceert: “Ja, ik verdedig dat,
want ik verdedig de vrijheid, de vrijheid van eenieder, en daarom mogen we niet toelaten dat
bepaalde private organisaties zich moeien in publieke functies. Ik handel hier volkomen in
overeenstemming met de liberale ideologie. De notie die hier gehanteerd wordt is fundamenteel
verschillend. Het ontwerp vereist niet dat bestaande instituties effectief worden aangevallen
om van een delict te kunnen spreken. Het is daarom dat het delict geen politiek karakter
heeft en zal voorgelegd worden aan de correctionele rechtbank ter beoordeling en niet aan
het Hof van Assisen (...) Het volstaat, om de wet toepasbaar te laten zijn, dat de organisatie
van particuliere personen als doel heeft een beroep te doen op geweld, zich in de plaats te
stellen van het leger of de politie, zelfs indien de organisatie zelf wenst de openbare orde te
handhaven. De repressie van misdrijven, de verdediging van het territorium behoort normaal
aan die machten die door de openbare autoriteiten zijn gecreëerd en erdoor worden bevolen. De
bestaande instellingen moeten beschermd worden tegen diegenen die pogen hen te veranderen
door middel van geweld. Particuliere personen moeten zich niet organiseren om de orde te
verzekeren, zoals bijvoorbeeld bij de organisatie van een ordedienst tijdens een meeting. Dat
zijn operaties die normaal toekomen aan de politie. De openbare orde moet niet verzekerd
worden door particulieren. Het respect voor de Grondwet en voor onze wetten moet worden
gegarandeerd door diegenen aan wie de wet dit gezag toekent en moet aan eenieder worden
opgelegd. Dat is een gezonde democratie 16.
Het is Kamerlid Emile Vandervelde17 (Socialist), op dat moment tevens voorzitter van de
Belgische Werkliedenpartij (BWP), die frequent en indringend tussenkomt tijdens de
uiteenzetting van Bovesse. Hij benadrukt dat zijn partij tegen het wetsontwerp is omdat
het die milities die zichzelf willen beschermen (nvdr: hij verwijst hier naar de “Militie
Arbeidersverweer” [MAV], die door de BWP zelf ingericht werd18) verwart met deze die
16 Kamer van Volksvertegenwoordigers, Sessie van woensdag 4 juli 1934, nr. 1707, tussenkomst van de heer
Bovesse, minister van Justitie. Zie:
https://sites.google.com/site/bplenum/proceedings/1934/k00412164/k00412164_17
17 Vandervelde was de zoon van een liberaal advocaat. Hij promoveerde tot doctor in de rechten (1885) aan de
ULB en vestigde zich als advocaat in Brussel. Hij promoveerde ook tot doctor in de sociale wetenschappen
(1888) en verwierf ook een speciaal doctoraat in de staathuishoudkunde (1892). Hij was nog student toen hij in
1885 tot de pas gestichte Belgische Werkliedenpartij toetrad. Hij werd voorzitter van de Tweede Internationale.
Hij stelde het Charter van Quaregnon op, de ideologische grondslag van het Belgische socialisme. Hij werd
verkozen tot socialistisch volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Charleroi, vervolgens voor het
arrondissement Brussel. Hij werd de leider van de socialistische Kamergroep en bleef dit tot aan zijn dood.
Vandervelde werd hoogleraar aan de VUB (1895) en behoorde tot de voornaamste politieke leiders. Na 1927 tot
in 1935 bleef de socialistische partij in de oppositie. Bij de terugkeer in de regering in 1935 was Vandervelde
niet meer voldoende gezond om nog een zware portefeuille op zich te nemen. In de jaren 1930 werd hij een
hevig voorstander van de Spaanse republiek en een bestrijder van het fascisme.
18 In 1926 richtte de Belgische Werklieden Partij (BWP) de “Militie Arbeidersverweer”(MAV) op, ook wel Rood
Verweer genoemd, met het doel de activiteiten en de lokalen van de Partij te beschermen tegen de soms
gewelddadige aanvallen van de paramilitaire fascistische groepen. De MAV moest de leden en de instellingen
CPS 43 - Eigenrichting PROEF 2.indd 56 4/27/2017 4:36:52 PM
De politieke ambities bij de invoering van het verbod op private milities in België
CPS 2017-2, nr. 43 57
een subversief doel nastreven en de vrijheden en rechten wensen te beknotten. Nochtans
blijkt uit het verloop van het debat dat er in de schoot van de socialistische fractie nogal
wat interne verdeeldheid heerst aangaande deze zienswijze. Fernand Jacquemotte
19
en Julien Lahaut20, beiden communistische parlementsleden, treden Vandervelde bij
herhaling en langdurig bij tijdens een erg verhitte bespreking. De tegenstanders zijn
van mening dat het wetsontwerp een risico op politiek machtsmisbruik vanwege de
regering inhoudt.
Maar het is niet enkel vanwege de linkerzijde dat het ontwerp kritiek krijgt. Ook de
Vlaams-nationalist Hendrik Elias (VNV)21 komt tussen in het debat. Hij stelt: “telkenmale
bij de Ijzerbedevaart te Diksmude wordt de orde gehandhaafd door het Vlaamsch Nationaal
Verweer22, dat daar in uniform optreedt, dat daar de plaats inneemt van de gendarmerie, die
deze twee laatste jaren gelukkig daar weg gebleven is, dat het verkeer regelt en daar werkelijk
optreedt in de plaats van de politie. Zal dit in het vervolg, en naar luid van deze wet, een
strafbaar feit zijn?”
Bovesse antwoordt dat “iedereen wel zal voorhouden dat zijn militie werd opgericht om
zich te beschermen, en dat niemand bij machte is om dan het kaf van het koren te scheiden.
Iedereen zal wel zeggen dat zijn intenties puur zijn. Het is niet mogelijk, in een georganiseerde
staat, in een democratie, in een constitutioneel land, in een land met een parlement, dat
organisaties een private politie kunnen oprichten tegen politieke organismen. Het is de macht
van de staat die ter beschikking moet staan van iedereen om de vrijheiden van iedereen te
beschermen”. Bovesse krijgt aardig wat bijval van op de liberale banken. Hij sluit af :
“Er is geen democratie zonder discipline, zonder een sterke macht, die bij machte is om door
van de BWP beschermen tegen “de machten die zich verzetten tegen het proletariaat” en de orde handhaven
tijdens massamobilisaties.
19 Fernand Jacquemotte werd in een militante familie geboren. In 1929 was hij kandidaat-provincieraadslid
voor de communisten, maar werd niet verkozen. Hij werd stichter en voornaamste leider van de Vrienden
van de Sovjet-Unie in België. Toen de oorlog tussen Duitsland en de Sovjet-Unie losbrak, werd hij op 22 juni
1941 opgepakt en opgesloten in het Fort van Hoei, samen met Julien Lahaut. Ze werden allebei gedeporteerd
naar het concentratiekamp Neuengamme en in juli 1944 naar Mauthausen. Beide mannen ontsnapten aan
de dood. Lid geworden van het Centraal Comité van de Belgische Kommunistische Partij werd hij in 1946
verkozen tot communistisch volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Thuin. Hij werd herkozen in
1949, maar niet meer bij de vervroegde verkiezingen van 1950. Hij overleed tijdens een verblijf in Moskou.
20 Julien Lahaut was een Belgisch politicus en destijds voorzitter van de Kommunistische Partij van België (KPB).
Hij werd vermoord in augustus 1950. In 2008 vroeg de Belgische Senaat om een onderzoeksopdracht naar
de moord en het verloop van het gerechtelijk onderzoek. In 2015 stelden drie historici hun resultaten voor.
Volgens dit onderzoek werd Lahaut vermoord door een anticommunistische inlichtingen- en actiedienst
(Gerard et al., 2015).
21
Hendrik Elias werd in 1932 Kamerlid voor het Vlaams Nationaal Verbond (VNV), een rechts-radicale Vlaams-
nationalistische partij (soms ook wel als fascistische partij bestempeld).
22
Het Algemeen Vlaamsch Nationaal Jeugdverbond (AVNJ) was een Vlaams-nationale politieke jeugdbeweging
voor jongens die in 1929 opgericht werd. Het AVNJ werd ingericht naar het voorbeeld van de Italiaanse
fascistische knokploegen. Het had als symbool een opgeheven gebalde vuist. Er waren taken weggelegd
in het bewaken van de partijbijeenkomsten van het AVNV als ordedienst, maar ook in het intimideren van
politieke tegenstanders, en het bevolken van openbare partijbijeenkomsten en -demonstraties. Een elite
werd opgeleid tot de militie “Vlaamsch Verweer” en voorzien van lichte handwapens. Zij gingen van tijd
tot tijd de confrontatie aan met de knokploegen van Rex Vlaanderen, het Verdinaso en de KP. In 1930 werd
“Vlaamsch Verweer” omgedoopt tot “Vlaamsche Militie”. Het AVNJ moest vanaf 1932 concurreren om
de Vlaams-nationalistisch ingestelde jeugd met de “Dietsche Militie”, de stoottroepen van het Dinaso, de
jeugdafdeling van het Verdinaso. Toen de wet op de private milities in 1934 van kracht werd werd het VNV
en het AVNJ daarvan uitgezonderd. Wel werd het optreden als knokploeg of militie verboden en daarom
werd ook de Vlaamsche Militie opgeheven.
CPS 43 - Eigenrichting PROEF 2.indd 57 4/27/2017 4:36:52 PM
Paul Ponsaers
58 CPS 2017-2, nr. 43
middel van haar exclusieve middelen de vrijheid van iedereen te laten respecteren. Daar
waar de staat abdiceert haar verplichtingen en haar taken op te nemen, stopt de democratie
te leven”. Bovesse heeft het duidelijk niet enkel over het Nationaal Legioen of de Dinaso
Militanten Orde, doch ook over de “Militie Arbeidersverweer”.
Hij wordt daarin bijgestaan door Hubert Delacolette23 (Katholiek), die benadrukt dat
ook de verweerkorpsen van arbeiders zich militair organiseren en zich bewapenen. Hij
ondersteunt zijn argumentatie rijkelijk met persberichten. Vandervelde laat het er niet
bij: “Onze milities zijn er slechts om de vrijheid en de verdediging van het recht te waarborgen.
En zij zullen door deze wet verboden worden op dezelfde wijze als die welke de vrijheid én het
recht willen aantasten. Dat is de grote ongerijmdheid in dit ontwerp”. En Jacquemotte voegt
er bijtend aan toe : “Ik heb nog nooit geweten dat het parlement werd geconfronteerd met
zo’n reactionaire wet als deze”. Hij herinnert eraan dat de communistische partij nooit
verheeld heeft een beroep te willen doen op geweld, maar “het gaat om het geweld van
de massa, van de meerderheid, om de minderheid van uitbuiters te verpletteren”.
4. De wet komt er in 1934, en wordt meteen aangevuld in 1936
Uiteindelijk komt op 29 juli 1934 de “Wet waarbij de private milities verboden worden”
tot stand24. Artikel één bepaalt: “Elke private militie of elke andere organisatie van private
personen waarvan het oogmerk is geweld te gebruiken of het leger of de politie te vervangen,
zich met dezer actie in te laten of in hun plaats op te treden, is verboden. Uitzonderingen op
dit verbod kunnen ten behoeve van niet-politieke organisaties bij een door de in Raad verenigde
Ministers voorgedragen koninklijk besluit toegelaten worden”. Verder verduidelijkt de wet
dat het verboden is aan private personen (in groep, in het openbaar) zich te gedragen
als militaire troepen, door een uniform of uitrustingsstukken te dragen. Hiermee wordt
het loutere bestaan van een private militie strafbaar gesteld, terwijl de (“politieke”)
drijfveer zonder belang blijft. De wetgever wil enkel verhinderen dat naast de openbare
gewapende macht een private macht opduikt. Dit verbod geldt niet voor groepen die
uitsluitend sport of ontspanning tot doel hebben, of voor groepen die uitsluitend een
liefdadig doel beogen, of voor organisaties die middels K.B. werden toegelaten.
Via deze uitzonderingsclausule, die reeds van bij aanvang in de wet stond ingeschreven,
werd het mogelijk om private bewakingsondernemingen een afwijking op de wet toe te
staan door middel van een K.B. Dat gebeurde vanaf het moment dat de wet was gestemd
in 1934, na onderzoek door de gerechtelijke overheden en na goedkeuring door de
Ministerraad, weze het dat het ging om een beperkt aantal. De wetgever was van oordeel
dat dergelijke ondernemingen in essentie niet in strijd waren met de geest van de wet.
De bevoegdheden van de ondernemingen waren aanvankelijk beperkt en hun, meestal
nachtelijk optreden, zeer discreet. ’s Avonds of ’s nachts waren er de bewakers van “La
Ronde de Nuit”, die in een lange kapmantel gingen controleren of de woningen, waarvan
een kenteken aanduidde dat ze bij de vereniging waren aangesloten, goed afgesloten
waren. De nachtbewaker was nooit gewapend en hij was meestal een gepensioneerde
23 Hubert Delacolette was een Belgisch volksvertegenwoordiger en burgemeester. Hij was metaalbewerker en
klom op tot secretaris van de christelijke metaalvakbond. In 1932 werd hij gemeenteraadslid van Ougrée, en
van 1933 tot 1938 was hij er burgemeester. In 1922 werd hij verkozen tot katholiek volksvertegenwoordiger
voor het arrondissement Luik. Hij vervulde dit mandaat tot in 1936.
24 B.S. 6-7 augustus 1934.
CPS 43 - Eigenrichting PROEF 2.indd 58 4/27/2017 4:36:52 PM
De politieke ambities bij de invoering van het verbod op private milities in België
CPS 2017-2, nr. 43 59
rijkswachter of militair. Tot 1990 zal de commerciële veiligheidssector in België via deze
uitzonderingsclausule op de wet inzake private milities functioneren (Leloup, 2014).
Er worden gevangenisstraffen (van één maand tot één jaar) en geldboetes voorzien voor
diegenen die de wet overtreden door een verboden private militie op te richten, door
in groep een optreden te organiseren, of voor diegenen die hieraan steun verlenen en
er deel van uitmaken. De uniformen en onderscheidingstekenen van de milities en
de wapens, het materieel en alle voorwerpen die hun van dienst zijn, zullen in beslag
genomen worden.
Als reactie op de nieuwe wet ontbindt Joris van Severen de Dinaso Militie (D.M.) in
augustus 1934, en wordt ze omgevormd tot de Dinaso Militanten Orde (D.M.O.), die
pretendeert geen militie meer te zijn. De vorming van de D.M.O gaat gepaard met de
afkondiging van een nieuwe marsrichting, met name een mildering van het militaris-
tische vertoon, naar een meer gematigde, haast burgerlijke stijl tegen het einde van de
jaren ’30. Er moet nochtans veel verwarring geweest zijn omtrent de strekking van de
wet van 1934. Vlak na de invoering van de wet ging de rijkswacht over tot inbeslagname
van uniformstukken en uitrusting, alsof het nog steeds om een louter uniformverbod
ging. Hierbij legden de rijkswacht een dubbelzinnigheid aan de dag die aanleiding gaf
tot veel misverstanden: de ene keer werd een proces verbaal opgemaakt omwille van
een knuppel, een andere keer omwille van een pet, een jas en schouderriem, terwijl
sommigen zelfs de rijbroek en de laarzen als ongeoorloofd beschouwden (De Nieuwe
Orde, 2016).
Aangezien de parketten regelmatig moeilijkheden ondervinden om te bewijzen dat
een organisatie tot doel had geweld te gebruiken dringt zich al snel een wetswijziging
op. Dat zal gebeuren door middel van de “Wet van 4 mei 1936 tot aanvulling van de wet
van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden en tot wijziging van de wet van
3 januari 1933 op de wapens”. Het ontwerp van wet komt er op initiatief van toenmalig
minister van Justitie, Eugène Soudan, lid van de Belgische Werklieden Partij. Voor het
eerst sinds lange tijd versterken de Socialisten immers de coalitie van Katholieken en
Liberalen in de schoot van de regering Van Zeeland I. Soudan schrijft in de Memorie
van Toelichting: “Men ziet van die groepen, bestaande uit mannen die, door het uniform
die zij dragen of de oefeningen die zij houden, het voorkomen van militaire troepen hebben,
zich van het ene dorp naar het andere verplaatsen, zelfs in steden binnendringen, zonder
dat kan worden vastgesteld dat het doel van die organisaties binnen het toepassingsgebied
van de wet van 29 juli 1934 valt. In de ogen van het publiek gedragen die groepen zich als
militaire troepen, en het publiek moet vrezen dat zij, op het gepaste ogenblik, in de plaats van
de openbare macht zouden optreden; voor de openbare orde zijn zij een bedreiging, omdat
zij zich aanstellen als een organisatie bekwaam om zich, op het gunstig ogenblik, tegen de
regelmatige strijdkrachten op te stellen. Het wetsontwerp dat de regering de eer heeft u ter
bespreking voor te leggen, heeft ten doel dat feit te verbieden, zonder evenwel het bestaan van
geoorloofde groepen in het gedrang te brengen25.
Vanaf nu is er sprake van de bestraffing van diegenen die “tijdens een betoging of naar
aanleiding van een betoging, tijdens een vergadering of naar aanleiding van een vergadering
in het bezit worden bevonden van een voor de openbare veiligheid gevaarlijk
voorwerp. Verder
25 Kamer der Volksvertegenwoordigers, Vergadering van 25 februari 1936, Nr 125.
CPS 43 - Eigenrichting PROEF 2.indd 59 4/27/2017 4:36:52 PM
Paul Ponsaers
60 CPS 2017-2, nr. 43
wordt tevens uitdrukkelijk verduidelijkt in de wet van 1936 dat alle bepalingen van
het strafwetboek van kracht blijven en dat verdachten zullen berecht worden door de
correctionele rechtbank26. In essentie vult de wet van 1936 deze van 1934 aan door te
stellen dat het optreden van private personen, in groep, die het voorkomen hebben van
militaire troepen, verboden is. Het toezicht op de wet ligt daarmee vooral in handen
van de parketten.
Hierbij dient aangestipt dat er slechts strafvervolging kan ingesteld worden tegen
natuurlijke personen en dat organisaties voor een correctionele rechtbank niet vervolgd
kunnen worden. Slechts tegen verenigingen die de vorm van een Vereniging Zonder
Winstoogmerk aannamen zou de burgerlijke rechtbank, op vordering van het parket,
de ontbinding van de vereniging kunnen gelasten wegens overtreding van de openbare
orde.
De wet van 1936 is een vooruitgang, vooral voor de parketten. De strafbaar gestelde feiten
worden immers nauwkeuriger omschreven en het is niet langer nodig de doelstelling
van de groepering na te gaan. Tussen 1934 en 1940 komen er slechts vijf veroordelingen
tegen zogenaamde private milities, ondermeer tegen een militie van het Verdinaso en
tegen één militie van Rex. Het gaat hierbij telkens om individuen die worden veroor-
deeld. De milities zelf worden niet ontbonden of verboden (Capelle, 1982).
5. Conclusie
In dit besluit ronden we af met het antwoord op de vraag naar de herkomst van het
politieke discours in België inzake private milities en het overheidsmonopolie inzake
geweld. We moeten vaststellen dat de oorspronkelijke gedachte om private milities
te verbieden voortkomt uit liberale hoek. De gedachte ging uit naar een verbod van
extreemrechtse, fascistische en subversieve milities zoals het “Nationaal Legioen” en
“Dinaso”, hetgeen verwoord werd als “private organisaties, waarvan het doel is een beroep
te doen op geweld of zich in de plaats te stellen van het leger of de politie, of zich te bemoeien
met hun acties”. Dit ging veel verder dan het initiële uniformverbod.
Uit de voorbereidende documenten leren we dat de bekommernis van de wetgever niet
zozeer lag bij de veiligheid van de bevolking, maar eerder om de veiligheid van de staat,
die zich dient te beschermen tegen dergelijke private milities. Vandaar ook de nadruk
op het adjectief “private” als het gaat om milities. Politie is in hoofde van de liberale
wetgever een exclusieve “publieke” taak en kan onmogelijk vervreemd worden van de
staat. Private organisaties mogen zich niet moeien in wezenlijk publieke functies. De wet
komt er omdat private milities zich een taak toeëigenen die enkel aan de staat toekomt,
zelfs als zij de staat zouden willen helpen bij het handhaven van de orde. Particuliere
personen mogen zich met andere woorden niet organiseren om de “openbare” orde te
verzekeren.
Deze zienswijze kreeg tegenwind vanwege de oppositie, niet zozeer omwille van hoger
geschetst uitgangspunt, maar omdat zij het bestaan van eigen verweerkorpsen tegen
de betreffende private milities wilden veilig stellen, en bij de beoordeling hiervan voor
26 De wetgever beschouwt het misdrijf dus niet als een politiek delict, dat beoordeeld zou moeten worden door
het Hof van Assisen.
CPS 43 - Eigenrichting PROEF 2.indd 60 4/27/2017 4:36:52 PM
De politieke ambities bij de invoering van het verbod op private milities in België
CPS 2017-2, nr. 43 61
arbitrair optreden vreesde. De critici kregen echter de wind van voor: “Het is de macht
van de staat die ter beschikking moet staan van iedereen om de vrijheden van iedereen te
beschermen”. De wetgever wilde met andere woorden verhinderen dat naast de openbare,
democratisch gewapende macht een private macht zou opduiken. Het gaat dus om de
grondgedachte dat het uitsluitend aan de staat (en haar politie) toekomt om de vrijheden
van haar burgers te beschermen. Een essentiële basisgedachte in tijden van de discussie
over de kerntaken van de politie (Ponsaers & Devroe, 2016).
Biliografie
Arnou, L. (2005). “De teleologische wetsinterpretatie als baken voor de rechtstoepassing
het het strafrecht: over Hell’s Angels en privé-milities”, in: Strafrecht als roeping: Liber
Amicorum Lieven Dupont, Vol. 1, Leuven: Leuven University Press, 11-30.
Capelle, J. (1982). Het labyrint: private milities en politiewezen doorgelicht met het officiële
rapport van de Commissie Wijninckx, Brussel, SEVI, pp. 232.
Chapman, R. (2014). Het Vlaams-nationalisme in de spiegel van Justitie: Een gevaar voor de
openbare orde?, Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor
het behalen van de graad van Master in de Geschiedenis, Universiteit Gent.
Deneckere, G. (1994-1995). “Oudstrijders op de vuist in Brussel. Het amnestieconflict
tijdens het interbellum”, BTNG-RBHC, XXV,, 3-4, 273-327.
De Nieuwe Orde, Historische Site over de Collaboratie tijdens de Tweede We-
reldoorlog (2016), Verdinaso, D.M.O. (Dinaso Militanten Orde). Zie: http://www.
nieuweorde.be/
Devos, C., Vos, H. (2007). Over de dynamiek van de politiek. Een kwarteeuw politieke
machtsverschuivingen, Gent: Academia Press, VI + 244 pp.
Kesteloot, C., Gavroy, A. (1990). François Bovesse. Pour la défense intégrale de la Wallonie,
Mont-surMarchienne, Collecùon Ecrits politiques wallons.
Leloup, P. (2014), Private en commerciële veiligheidszorg in België. Een historisch-crimino-
logisch onderzoek (1870-1934), Antwerpen-Apeldoorn: Maklu.
Ponsaers, P., Devroe, E. (2016). “Molenbeek (maart 2016) na Parijs (november 2016).
Het kanaalplan en de sluipende privatisering”, in Themanummer Criminele organi-
saties en Organisatiecriminaliteit, Cahiers Politiestudies, n°39, 2016/2, Antwerpen /
Apeldoorn: Maklu, 213-236.
Van Outrive, L., Cartuyvels, Y., Ponsaers, P. (1991). Sire, ik ben ongerust. Geschiedenis
van de Belgische politie 1794-1991, Leuven: Kritak, pp. 367.
CPS 43 - Eigenrichting PROEF 2.indd 61 4/27/2017 4:36:52 PM
... Voluit gaat het om de "Parlementaire onderzoekscommissie voor de studie van de problemen van de ordehandhaving in het algemeen en meer in het bijzonder betreffende de naleving en de toepassing van Deze commissie kwam tot stand na het ontstaan van extreemrechtse milities zoals de Vlaamse Militanten Orde (VMO) en het Franstalige Front de la Jeunesse (FJ) die -eind jaren 1970 -meer en meer in de openbaarheid traden (Ponsaers, 2017). De commissie wilde nagaan waarom er zo weinig gebruik werd gemaakt van de wet die voorzag in het verbod op het bestaan van dergelijke private milities. ...
Article
Full-text available
Deze bijdrage gaat essentieel over controle op politie. Er zijn evenwel tal van “checks and balances” die een politiebestel in evenwicht dienen te houden. Hier gaat het over de parle�mentaire controle op het politiebestel, waarbij de verschillen tussen België en Nederland tegen het licht worden gehouden. In essentie is de parlementaire controle voorzien om de politieke verantwoordelijkheid van de regering te kunnen realiseren. In principe gaat het om een hoeksteen van de parlementaire democratie (Broeksteeg, 2004). Door de regering (uitvoerende macht) ter verantwoording te roepen wordt de overheid gecontroleerd door het Parlement (wetgevende macht).
De teleologische wetsinterpretatie als baken voor de rechtstoepassing het het strafrecht: over Hell's Angels en privé-milities
  • L Arnou
Arnou, L. (2005). "De teleologische wetsinterpretatie als baken voor de rechtstoepassing het het strafrecht: over Hell's Angels en privé-milities", in: Strafrecht als roeping: Liber Amicorum Lieven Dupont, Vol. 1, Leuven: Leuven University Press, 11-30.
Het labyrint: private milities en politiewezen doorgelicht met het officiële rapport van de Commissie Wijninckx
  • J Capelle
Capelle, J. (1982). Het labyrint: private milities en politiewezen doorgelicht met het officiële rapport van de Commissie Wijninckx, Brussel, SEVI, pp. 232.
Het Vlaams-nationalisme in de spiegel van Justitie: Een gevaar voor de openbare orde?
  • R Chapman
Chapman, R. (2014). Het Vlaams-nationalisme in de spiegel van Justitie: Een gevaar voor de openbare orde?, Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het behalen van de graad van Master in de Geschiedenis, Universiteit Gent.
Historische Site over de Collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog
  • De Nieuwe Orde
De Nieuwe Orde, Historische Site over de Collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog (2016), Verdinaso, D.M.O. (Dinaso Militanten Orde). Zie: http://www. nieuweorde.be/
Over de dynamiek van de politiek. Een kwarteeuw politieke machtsverschuivingen
  • C Devos
  • H Vos
Devos, C., Vos, H. (2007). Over de dynamiek van de politiek. Een kwarteeuw politieke machtsverschuivingen, Gent: Academia Press, VI + 244 pp.
Sire, ik ben ongerust. Geschiedenis van de Belgische politie 1794-1991
  • L Van Outrive
  • Y Cartuyvels
  • P Ponsaers
Van Outrive, L., Cartuyvels, Y., Ponsaers, P. (1991). Sire, ik ben ongerust. Geschiedenis van de Belgische politie 1794-1991, Leuven: Kritak, pp. 367.
De wetgever wilde met andere woorden verhinderen dat naast de openbare, democratisch gewapende macht een private macht zou opduiken. Het gaat dus om de grondgedachte dat het uitsluitend aan de staat (en haar politie) toekomt om de vrijheden van haar burgers te beschermen
  • Arbitrair Optreden Vreesde. De Critici Kregen Echter De Wind Van Voor
arbitrair optreden vreesde. De critici kregen echter de wind van voor: "Het is de macht van de staat die ter beschikking moet staan van iedereen om de vrijheden van iedereen te beschermen". De wetgever wilde met andere woorden verhinderen dat naast de openbare, democratisch gewapende macht een private macht zou opduiken. Het gaat dus om de grondgedachte dat het uitsluitend aan de staat (en haar politie) toekomt om de vrijheden van haar burgers te beschermen. Een essentiële basisgedachte in tijden van de discussie over de kerntaken van de politie (Ponsaers & Devroe, 2016).
François Bovesse. Pour la défense intégrale de la Wallonie, Mont-surMarchienne
  • C Kesteloot
  • A Gavroy
Kesteloot, C., Gavroy, A. (1990). François Bovesse. Pour la défense intégrale de la Wallonie, Mont-surMarchienne, Collecùon Ecrits politiques wallons.