ArticlePDF Available

Verbindend erfgoed, vervreemdend verleden: het nieuwe Museum Rotterdam en lokaal historisch besef

Authors:

Abstract

descriptionIn February 2016 Museum Rotterdam reopened with two new permanent exhibitions. This review article shows how Museum Rotterdam aims to create ‘bonding heritage’ through a dynamic approach, that acknowledges new perspectives. Furthermore, it reveals how a strong distinction between the representation of the past and the present in the museum, relates to the local memory culture that is shaped by a temporal gap created after the bombing of the city in World War II. In order to realise its goal of ‘bonding’, the authors recommend for the museum to show its own choices in selecting and presenting the objects and narratives on display, and therewith to address its own role in constructing and performing the city’s identity.
nummer 1
11e jaargang - 2016
STADS
geschiedenis
STADSGESCHIEDENIS 11-2016-1
INHOUD Stadsgeschiedenis 11 (2016) 1
Jade Bosmans en Ilja Van Damme
‘Naar buiten, stedeling! Zie wat groeit in het laboratorium 1
van Onze-Lieve-Heer’. Het vegetarisme van het natuurgenees-
kundig Hygiënisch Gesticht Van den Broeck en het denken
over het geïndustrialiseerde voedselsysteem in het Antwerpse
interbellum
Ad Knotter
Het Boschstraatkwartier in Maastricht in de eerste decennia 24
van de twintigste eeuw: een socialistisch (vrouwen)bolwerk
Werk in uitvoering
Laura Nys en Lith Lefranc
Het spektakel van het socialisme. Naar een sociale en 49
architecturale biografi e van Europese volkshuizen
Jan Naert
Herlokalisering van de macht? Burgemeesters in bezet 61
en bevrijd België en Noord-Frankrijk (1914-1921)
Reviews
Susan Hogervorst en Pieter de Bruijn
Verbindend erfgoed, vervreemdend verleden. Het 78
nieuwe Museum Rotterdam en lokaal historisch besef
Jeroen Puttevils, Jelten Baguet, Ellen Debackere,
Dagmar Germonprez, Pieter De Graef, Julie De
Groot, Boris Horemans, Yannick De Meulder,
Sanne Muurling, Marjolein Schepers en
Ans Vervaeke
Stadsgeschiedenis in Belgische en Nederlandse 90
tijdschriften (2014)
Abstracts 115
Personalia 117
issn 1872-0676 STADS
geschiedenis
Stadsgeschiedenis
Een platform voor reflectie op de geschiedenis van de stad
Stadsgeschiedenis (opgericht in 2006) is het Nederlands-Vlaamse tijdschrift voor
on derzoek, reflectie en debat over de stad en haar geschiedenis. De aanpak is inter-
disciplinair en gericht op een breed scala aan thema’s. Naast peer-reviewed weten-
schappelijke artikelen bevat Stadsgeschiedenis dossiers over actuele maatschappelijke
thema’s, reviews over recente onderzoekstrends en interessante artikelen in binnen- en
buitenlandse tijdschriften, en interviews met markante stadsbestuurders, architecten
en wetenschappers. Geografisch richt het tijdschrift zich op de Lage Landen door de
eeuwen heen. Stadsgeschiedenis richt zich op iedereen die geëngageerd is met de stad en
haar historische ontwikkeling: van wetenschappers en archiefmedewerkers tot beleids-
makers, architecten en erfgoedwerkers.
Inzendingen:
in een word-bestand naar inge.bertels@vub.ac.be
Afbeeldingen dienen apart en rechtenvrij te worden aangeleverd. Dit kan in de vorm
van glansfoto’s of in digitale vorm. Digitale afbeeldingen dienen van voldoende kwa-
liteit te zijn: tenminste 300 dpi op het formaat waarop ze uiteindelijk zullen worden
afgedrukt. Bij twijfel kan men contact opnemen met Uitgeverij Verloren, telefoon
+31 (0)35 685 98 56. De redactie poogt zorgvuldig om te gaan met auteursrechten. De
gebruiken voor wat betreft overname van tekst en beeld in academische publicaties
worden gevolgd. Wie desondanks meent in zijn rechten te zijn geschonden, richte
zich tot de uitgever.
Stadsgeschiedenis wordt uitgegeven met steun van de Universitaire Stichting.
Stadsgeschiedenis is een initiatief van het Centrum voor Stadsgeschiedenis van het
departement Geschiedenis aan de Universiteit Antwerpen. Het wordt uitgegeven door
Uitgeverij Verloren, Hilversum en verschijnt twee keer per jaar.
Redactiesecretariaat:
Hilde Greefs
Universiteit Antwerpen
Stadscampus
Grote Kauwenberg 18 S.D.309, b-2000 Antwerpen
Tel.: +32 (0)32 65 42 80
e-mail: hilde.greefs@uantwerpen.be
Redactie:
Petra Brouwer (Universiteit van Amsterdam), Greet De Block (Universiteit Antwerpen), Jan Hein
Furnée (Radboud Universiteit Nijmegen, hoofdredacteur), Hilde Greefs (Universiteit Antwerpen,
kernredactie), Jelle Haemers (ku Leuven), Harm Kaal (Radboud Universiteit Nijmegen, kernre-
dactie); Manon van der Heijden (Universiteit Leiden), Bert De Munck (Universiteit Antwerpen),
Antoon Vrints (Universiteit Gent)
Redactieraad:
Claire Billen (Université Libre de Bruxelles), Bruno Blondé (Universiteit Antwerpen), Marc Boone
(Universiteit Gent), Pim Kooij (ru Groningen), Paul van de Laar (Erasmus Universiteit Rotterdam),
Clé Lesger (Universiteit van Amsterdam), Hugo Soly (Vrije Universiteit Brussel), Peter Stabel (Uni-
versiteit Antwerpen), Ed Taverne (Rijksuniversiteit Groningen), Pieter Uyttenhove (Universiteit
Gent), Anne-Laure Van Bruaene (Universiteit Gent)
Uitgever, abonnementen & advertenties:
Uitgeverij Verloren bv
Torenlaan 25, nl-1211 ja Hilversum
Tel.: +31 (0)35 685 98 56, fax +31 (0)35 685 98 56
www.verloren.nl bestel@verloren.nl
Prijzen:
Normaal abonnement per jaargang 35,– (buiten de Benelux 42,–; digitaal 15, –)
Abonnement instellingen en instituten per jaargang 60,– (buiten de Benelux 67,–;
digitaal 50, –)
Studentenabonnement per jaargang 30,– (buiten de Benelux 37,–; digitaal 10, –)
Losse nummers 20,– (excl. verzendkosten)
Website: www.stadsgeschiedenis.be; www.stadsgeschiedenis.nl
(webmaster Iason Jongepier, Universiteit Antwerpen)
issn: 1872-0676
Het iconische beeld van gebombardeerd Rotterdam (Stadsarchief Rotterdam); Sociaal-
democratische vrouwen demonstreren in het Maastrichtse Villapark, circa 1930 (rhcl,
fotocollectie gal, inv.nr. 43); Vestiging Hygiënisch Gesticht, ‘Hygiëna-Bakkerijen’ en
winkels per district.
Susan Hogervorst en Pieter de Bruijn
Verbindend erfgoed, vervreemdend verleden
Het nieuwe Museum Rotterdam en lokaal historisch besef
In februari 2016 opende het vernieuwde Museum Rotterdam zijn deuren. De belang-
stelling voor de stad en haar verleden is groot, zowel bij de bewoners als bij de toeristen
die Rotterdam de laatste tijd steeds beter weten te waarderen. Maar liefst 12.000 men-
sen kwamen op het (gratis) openingsweekend af, nieuwsgierig naar hoe het Rotter-
damse verleden en heden anno nu wordt gepresenteerd. Het huidige museum beslaat
een deel van de begane grond van het Timmerhuis, een typisch wederopbouwpand van
waaruit de stedenbouwkundige dienst vanaf de jaren vijftig opereerde. Na ingrijpende
renovatie en nieuwbouw onder leiding van Rem Koolhaas biedt het pand sinds kort
ruimte aan woningen, werkplekken voor gemeenteambtenaren, winkels en horeca. En
nu dus ook aan een museum, hoewel het pand oorspronkelijk niet voor die functie is
bedoeld, maar daarover later meer.
Vijf jaar geleden besteedde dit tijdschrift aandacht aan stadsmusea in een dubbelin-
terview met Paul van de Laar van Museum Rotterdam en Paul Spies van het Amster-
dam Museum.1 Voor Rotterdam waren er toen nog grote plannen voor een nieuw,
iconisch gebouw, maar die plannen sneuvelden. Bovendien moest in 2012 wegens
bezuinigingen zelfs afscheid worden genomen van het Schielandshuis als locatie, een
zeventiende-eeuws pand in het centrum van Rotterdam. Sindsdien was het museum als
pop-up museum op verschillende plekken in de stad te vinden, en toonde onder meer
de resultaten van de wijkprojecten waarmee enkele jaren eerder was gestart. Nu het
Museum Rotterdam intussen weer een, min of meer, vaste locatie heeft gevonden in
het hart van de stad, is het interessant om te kijken hoe de visie op cultureel erfgoed die
Van de Laar in 2012 al tentoonspreidde, daadwerkelijk museaal wordt vormgegeven,
en wat vanuit een breder erfgoed-theoretisch perspectief de nieuwe mogelijkheden en
beperkingen zijn van de benadering van dit nieuwe stadsmuseum.
Dit voorjaar interviewden we Van de Laar daarom opnieuw. We analyseerden de
twee nieuwe vaste tentoonstellingen, binnen de context van het historisch besef in Rot-
terdam sinds de Tweede Wereldoorlog. In hoeverre is Museum Rotterdam een afspie-
geling van actuele ontwikkelingen in (stads)musea? En hoe kan de zelfpresentatie van
de stad in het museum geduid worden vanuit het lokale historisch besef? De analyse
werpt licht op het gebruik van erfgoed als middel voor het stimuleren van sociale co-
hesie in de stedelijke samenleving. Daarnaast gaan we in op de duiding van de objecten
in de historische presentatie en de scheiding tussen heden en verleden die in meerdere
opzichten nadrukkelijk wordt aangebracht. Tevens reflecteren we op de wijze waarop
de gemaakte keuzes in het nieuwe museum samenhangen met het historisch besef van
1 Ed Taverne, Paul Knevel en Sebastian Dembski, ‘Musea buiten de muren. Interview met Paul Spies, directeur
Amsterdam Museum, en Paul van de Laar, directeur collecties en wetenschappelijk onderzoek Museum Rotterdam’,
Stadsgeschiedenis 6 (2011) 201-216.
11 (2016) 1 verbindend erfgoed, vervreemdend verleden 79
Rotterdam waarin sprake is van een breuk met het verleden na en door het bombarde-
ment van mei 1940. We sluiten af met enkele aanbevelingen.
Erfgoed als bindmiddel
Pal achter de grote glazen pui die de gevel van het museum kenmerkt, bevindt zich
‘Rotterdammers en hun stad’. Deze eerste permanente tentoonstelling gaat over het
hedendaagse Rotterdam. Aan de hand van kaarten met demografische gegevens tracht
het museum inzichtelijk te maken wie de Rotterdammers zijn. Hoe is de verdeling tus-
sen mannen en vrouwen in de stad? Welke nationaliteiten zijn er vertegenwoordigd?
Hoeveel zelfstandige ondernemers telt Rotterdam? En welke soorten vogels zijn er in
Rotterdam te vinden? Meest prominent zijn vijf levensgrote, 3D-geprinte standbeelden
van daadwerkelijk bestaande, onbekende Rotterdammers Non Important Persons,
zoals het museum deze mensen aanduidt – die over de ruimte zijn verspreid. Ze staan
te midden van gegevens over hun persoonlijke achtergrond, sociale relaties en plekken
die zij regelmatig bezoeken en symboliseren elk een thema dat de hedendaagse stad
kenmerkt. Dat zijn: ecologie en duurzaamheid, transnationaliteit, participatie, innova-
tie en migratie.2
2 Deze thema’s zijn goeddeels willekeurig gekozen. Interview Paul van de Laar (Rotterdam, 31 maart 2016).
Entree van het museum met aankondigingen van de huidige tentoonstellingen (foto Pieter de
Bruijn).
80 susan hogervorst en pieter de bruijn stadsgeschiedenis
Met de ‘gewone Rotterdammer’ op een voetstuk zet het museum sterk in op par-
ticipatie en verbinding: ‘Het gaat om het betrekken van mensen bij het museum en
het delen van erfgoed en verhalen.’3 Van de Laar gaf het vijf jaar geleden al aan: ‘in de
wederopbouwperiode lag het voor de hand om de historische dimensie van de stad te
benadrukken. Maar aan het begin van de eenentwintigste eeuw zien de stad en haar
bevolking er anders uit en ziet het museum een andere taak en positie voor zichzelf.’4
Deze benadering geeft ruimte voor het vertellen van nieuwe, eigen verhalen door
nieuwe groepen, waarmee het museum hoopt te verbinden.
Het breed gedeelde idee dat stadsmusea een belangrijke rol kunnen spelen in het ver-
sterken van sociale cohesie, is een belangrijke kracht achter de heropleving van de in-
teresse voor stadsmusea in heel Europa sinds de jaren negentig van de twintigste eeuw,
naast de economische waarde van stadsmusea voor toerisme en citymarketing.5 In feite
vervullen stadsmusea daarmee een rol die in de negentiende eeuw werd toegeschreven
aan nationale (historische) musea, waarin werd teruggegrepen op het verleden om een
nationaal gevoel van verbinding te stimuleren.6 Waar die verbinding toen werd gezocht
in het tonen van objecten gerelateerd aan politieke en culturele helden, wordt er nu
ingezet op het stimuleren van dialoog en het delen van immaterieel erfgoed in de vorm
van praktijken en verhalen van bredere bevolkingslagen.7 Ook in Rotterdam worden
de getoonde Rotterdammers beschouwd als ‘co-creators van het nieuwe verhaal’.8
De tentoonstelling is op zo’n manier ingericht dat de standbeelden, en daarmee de
thema’s die centraal staan, gemakkelijk kunnen worden gewijzigd. Het museum wil
hiermee niet top-down redeneren vanuit de (historische) collectie, maar ‘nieuwe ver-
halen de kans geven om uiteindelijk in de historische canon van Rotterdam te worden
opgenomen’.9 Daarmee verzet het museum zich tegen het ‘authorized heritage dis-
course’: de opvatting van erfgoed als domein van experts en instituten, bepaald op basis
van technische en esthetische criteria en grand narratives die teruggrijpen op natie en
klasse, zoals die zich sinds de negentiende eeuw heeft ontwikkeld.10 Deze keuze van
het museum relateert aan een trend in het erfgoedbeleid, waarin gemeenschappen die
zich bij bepaald erfgoed betrokken voelen belangrijker lijken te worden dan de pro-
fessionals die zich hiermee bezig houden.11 Dankzij deze dynamische opvatting van
het erfgoedbegrip kan het museum gemakkelijk inspelen op nieuwe maatschappelijke
3 Ibidem.
4 Taverne, Knevel en Dembski, ‘Musea buiten de muren’, 204.
5 Francesca Lanz, ‘City museums in transition. A European overview’, in: Luca Basso Peressut, Francesca Lanz en
Gennaro Postiglione, European museums in the 21st Century. Setting the framework ii (Milaan 2013) 411-439, 413-
414; zie ook Peter Stabel en Claire Billen, ‘Belgische steden in beeld. Stadshistorische musea in een gefragmenteerd
land’, Stadsgeschiedenis 2 (2006) 170-190, 170.
6 Pieter de Bruijn, Verzamelingen voor verbondenheid. Nationaal historische musea in Nederland en het Verenigd
Koninkrijk, ca. 1800-2008 (Masterscriptie Erasmus Universiteit Rotterdam 2009); Bert De Munck, ‘Het mas als be-
stemming’, De Witte Raaf 152 (2011) 3.
7 Zie ook Bert De Munck, ‘Musea en collecties in conflict. Reflecties over (etnografische) collecties in hedendaagse
musea’, Volkskunde 109 (2008) 167-181.
8 Interview Paul van de Laar (Rotterdam, 31 maart 2016).
9 Ibidem.
10 Laurajane Smith, Uses of heritage (Oxford en New York 2006) 11.
11 In 2005 legde de Raad van Europa deze rol van erfgoedgemeenschappen in het proces van bewaren en presenteren
vast in de Conventie van Faro. Zie ook Marlite Halbertsma en Marieke Kuipers, Het erfgoeduniversum. Een inleiding
in de theorie en praktijk van cultureel erfgoed (Bussum 2014) 217-218.
11 (2016) 1 verbindend erfgoed, vervreemdend verleden 81
ontwikkelingen. Die open houding heeft Museum Rotterdam als centraal onderdeel
geïntegreerd in zijn concept. De huidige opstelling wordt namelijk slechts gezien als
een eerste begin, waarop de komende jaren kan worden verder gebouwd, legt Van de
Laar uit.12 Deels uit financiële overwegingen, en deels om bezoekers steeds met iets
nieuws te kunnen verwelkomen, zal het museum dus zelf voortdurend aan verandering
onderhevig zijn.
De dynamische benadering van het museum zorgt ervoor dat perspectieven die an-
ders niet gemakkelijk in een tentoonstelling terecht zouden komen, nu wel een centrale
plaats krijgen. Zo vertelt het museum momenteel bijvoorbeeld het verhaal van iemand
die schuilgaat achter één van de vele Bulgaarse kentekenplaten die het hedendaagse
Rotterdamse straatbeeld kenmerken. Dit verhaal gaat over een Bulgaarse bouwvakker,
Kamen Vladimirov, die als arbeidsmigrant jarenlang op en neer reisde tussen Rot-
terdam en Bulgarije. Bezoekers raken bekend met Vladimirov middels een film die te
zien is in de laadruimte van zijn bestelbusje: een presentatietechniek die inspeelt op de
beleving van de bezoeker en het verhaal een hoge mate van authenticiteit meegeeft. De
aandacht voor deze relatief nieuwe Rotterdammers draagt bij aan de missie van het mu-
seum om verbinding te stimuleren. Wel is de keuze voor juist Vladimirov en de andere
12 Interview Paul van de Laar (Rotterdam, 31 maart 2016).
Overzicht van de tentoonstelling ‘Rotterdammers en hun stad’ waarin hedendaagse inwoners
van Rotterdam op een voetstuk staan (foto Pieter de Bruijn).
82 susan hogervorst en pieter de bruijn stadsgeschiedenis
vier uitgelichte gewone Rotterdammers en de thema’s die zij vertegenwoordigen, ta-
melijk eclectisch tot stand gekomen, vanuit het museum zelf.13 Een grotere rol van het
publiek in de keuze voor de ‘Non Important Persons’, die wellicht eens in de zoveel tijd
kan wisselen, zou misschien goed zijn – zowel om draagvlak als dialoog te stimuleren.
Objecten centraal
Dat de nieuwe locatie oorspronkelijk niet bedoeld was om er een museum te huis-
vesten, is te zien aan het feit dat de historische collectie achter glas wordt getoond,
in negen grote, geklimatiseerde vitrines. Deze vitrines hebben, echt Rotterdams, dan
wél weer de vorm van een zeecontainer. Vanwege de grote hoeveelheid daglicht in het
voorste deel van het gebouw staan deze containers, dus alle historische objecten, in het
middengedeelte van het museum. Er is daarmee een tamelijk strikte scheiding ontstaan
tussen de historische tentoonstelling en ‘Rotterdammers en hun stad’ in het ruime,
lichte atrium. In het derde deel, helemaal achterin het pand, is een wisseltentoonstelling
ingericht, op dit moment over de wederopbouw, in het kader van de grote manifestatie
‘Rotterdam viert de stad’.
De historische presentatie is op het eerste gezicht tamelijk traditioneel: chrono-
logisch geordend van de eerste bewoning in het Rijnmondgebied in 7000 v. Chr. tot
heden, met politieke, sociaaleconomische en culturele aspecten. Dit is gedaan om het
onderwijs te bedienen, wat een belangrijke opdracht is aan het museum vanuit de
gemeente. Er is expliciet aansluiting gezocht bij het stelsel van tien tijdvakken zoals
dat tegenwoordig in het Nederlandse geschiedenisonderwijs wordt gehanteerd. Het
enige verschil is dat de eerste drie tijdvakken in de tentoonstelling zijn samengevoegd
in één container-vitrine over 7000 v. Chr. tot 500 n. Chr., want ‘over de Romeinse
tijd in Rotterdam ben je snel uitverteld’.14 Tot het jaar 1340 wordt in algemene ter-
men verhaald over het leven in Rotterdam. Vanaf de late Middeleeuwen wordt ook
gerefereerd aan individuele personen, met name welgestelde burgers die zijn afgebeeld
op schilderijen. Ook besteedt het museum aandacht aan enkele markante historische
figuren, zoals Erasmus, Jonker Frans van Brederode en Pim Fortuyn. Pas vanaf de
negentiende eeuw worden ook specifieke groepen uitgelicht, beginnend met arbei-
ders. Met name in de laatste sectie is er aandacht voor subculturen in Rotterdam,
zoals babyboomers, punkers, gabbers, tweede generatie migranten en Oost-Europese
arbeidsmigranten.
Minder traditioneel aan de historische presentatie is dat de objecten zonder labels
worden gepresenteerd. De aandacht wordt daarmee gevestigd op de voorwerpen zelf
die, als kunstobjecten, voor zichzelf moeten spreken. De persoon, het historische
verhaal, en de betekenis voor de stad van bijvoorbeeld Fortuyn worden enkel gerepre-
senteerd door een etalagepop met het kostuum dat Fortuyn droeg tijdens zijn eclatante
overwinning tijdens de gemeenteraadsverkiezingen op 6 maart 2002. Objectinformatie
is wel voorhanden, maar enkel via touchscreen displays naast de betreffende container.
Hierop kunnen bezoekers een foto van een object aanklikken, waarna de objectbe-
schrijving en soms ook enige contextinformatie wordt gegeven.
13 Ibidem.
14 Ibidem.
11 (2016) 1 verbindend erfgoed, vervreemdend verleden 83
Tegenwoordig wordt de omgeving van authentieke objecten vaak via digitale media
gesimuleerd, aan de hand waarvan de aard en de significantie van de objecten worden
geduid.15 In de huidige historische tentoonstelling worden deze technieken niet toege-
past, hoewel er wel vergevorderde plannen zijn voor een educatief meubel met inter-
actieve elementen en videotoepassingen, en voor een digitale ontwikkelingskaart van
Rotterdam. Het museum staat afwijzend tegenover presentatietechnieken die beleving
centraal stellen en op die manier duiding en betrokkenheid willen vergroten.16
Hoewel het laten spreken van de objecten zelf in vergelijking met een sterk op tekst
georiënteerde benadering lovenswaardig is, rijst de vraag in hoeverre deze voorwerpen
op zichzelf echt een verhaal kunnen vertellen en een boodschap kunnen overbrengen.17
Vanwege de onbekendheid van veel voorwerpen ontstaat met de huidige presentatie-
wijze juist veel afstand tot het verleden dat zij representeren. Dit wordt nog eens ver-
sterkt door het glas tussen object en bezoeker.18 Zonder de displays is de significantie
van bepaalde objecten niet duidelijk. Zo zullen weinig bezoekers door hebben dat een
wit stuk beddenlaken de geïmproviseerde vredesvlag was waarmee sergeant-majoor
Van Ommering op de noodlottige 14 mei 1940 het (recent opgedoken) capitulatie-
document aan zijn superieur wilde overbrengen. Ook interessante object-biografische
gegevens over de bloedspetters op deze vlag, daar terechtgekomen omdat Van Om-
mering onderweg een gewonde marinier zou hebben verzorgd, zijn uitsluitend op de
digitale displays te vinden. Van de Laar licht toe dat hier vooral kostenoverwegingen
een rol hebben gespeeld; met objectbeschrijvingen erbij zouden de container-vitrines
tweemaal zo groot, en dus veel duurder zijn geworden. Het museum toont immers
bijna duizend historische objecten.19 Uit publieksonderzoek is inmiddels gebleken dat
bezoekers de weg naar de informatie op de beeldschermen niet goed kunnen vinden.20
Om die reden komt alle objectinformatie binnenkort beschikbaar als boekje, en komen
er nummers bij clusters van objecten.
Ook na deze aanpassingen geschiedt de duiding van de objecten grotendeels los
van de objecten zelf, en wel op drie manieren. Ten eerste ligt hier een belangrijke taak
voor de publieksbegeleiders die, meer dan in andere musea, de bezoeker moeten on-
dersteunen in het begrijpen van de tentoonstelling.21 Het museum ziet het vertellen
van verhalen namelijk als een belangrijke taak, en bovendien als zijn specialiteit. Een
voordeel van deze Rotterdamse benadering is dat publieksbegeleiders de aard en de
hoeveelheid van de informatie die zij bieden, kunnen afstemmen op hun inschatting
van de bezoeker. Het museum wil immers een zeer brede doelgroep bedienen, van
de ‘Randstedelijke gemakszoeker’ tot de ‘Kleurrijke knokker’.22 Een hoogopgeleide,
15 Bella Dicks, Culture on display. The production of contemporary visitability (Maidenhead 2003) 20-21.
16 Sharon Macdonald and Roger Silverstone, ‘Rewriting the museum’s fictions. Taxonomies, stories and readers’, in:
David Boswell en Jessica Evans (red.), Representing the nation, a reader. Histories, heritage and museums (Londen en
New York 1999) 421-434, 425-426.
17 Stabel en Billen, ‘Belgische steden in beeld’, 172-173.
18 Zie ook: Pieter de Bruijn, Bridges to the past. Historical distance and multiperspectivity in English and Dutch
heritage educational resources (Rotterdam 2014) 205-206.
19 Interview Paul van de Laar (Rotterdam, 31 maart 2016).
20 Ibidem.
21 Ibidem.
22 Ibidem.
84 susan hogervorst en pieter de bruijn stadsgeschiedenis
traditionele museumbezoeker kan dan na een vriendelijke begroeting met rust worden
gelaten, terwijl een wat weifelende bezoeker meer bij de hand kan worden genomen,
en verhalen voorgeschoteld kan krijgen die de objecten met elkaar verbinden. De pu-
blieksbegeleiders zijn met andere woorden ook als ‘adaptieve’ storytellers actief, om op
die manier een zo groot mogelijk deel van de zeer brede doelgroep bij de tentoonstel-
lingen te betrekken.
Ten tweede worden de objecten geduid door korte documentaires die aan het be-
gin van elke vitrine op de touchscreen displays zijn te zien. Daarin vertelt iemand die
woont of werkt in hedendaags Rotterdam over haar of zijn bezigheden, die verband
houden met een thema uit het betreffende tijdvak. Dergelijke koppelingen tussen
verhalen en materiele cultuur omschreef Van de Laar eerder als ‘erfgoedketens’.23 De
vroegmoderne tijd en Erasmus worden bijvoorbeeld verbonden aan humanisme in het
hedendaagse Rotterdam. En staande voor de Markthal vertelt een grote Rotterdamse
thee-importeur over de functie van Rotterdam als stapelmarkt die het ‘al eeuwen’
heeft. Deze persoonlijke verhalen, die aanhaken bij een trend in de museumwereld,
zijn bedoeld om het verleden inzichtelijker te maken.24 De complexe verbindingen
tussen heden en verleden worden echter niet diepgaand uitgewerkt. Momenteel zoekt
23 Taverne, Knevel en Dembski, ‘Musea buiten de muren’, 205-206.
24 Rhiannon Mason, ‘Nation building at the Museum of Welsh Life’, Museum and Society 2:1 (2004) 18-34, 28.
Het iconische beeld van gebombardeerd Rotterdam. Te zien is de gehavende Laurenskerk te
midden van het kaalgeslagen stadscentrum (Stadsarchief Rotterdam).
11 (2016) 1 verbindend erfgoed, vervreemdend verleden 85
het museum naar manieren waarop het de verbinding tussen het hedendaagse met het
historische deel beter tot stand kan brengen. Zo wordt er nagedacht over historische
voorwerpen in de collectie die de vijf hoofdpersonen uit het Rotterdam van nu van een
meer historische duiding kunnen voorzien.25
Ten derde wordt er soms een extra laag over de objecten gelegd door contextuele
elementen in de vitrine. Dat gebeurt allereerst bij de voorwerpen uit de prehistorie.
Omringd door bouwhelmen, hesjes en handschoenen, worden ze nadrukkelijk als
archeologische vondsten gepresenteerd. Daarnaast wordt hier een relatie met het
heden gelegd via de geografische aanduidingen op het vitrineglas, die verwijzen naar
hedendaags Rotterdam. De tweede plek in de tentoonstelling waar de bezoeker een in-
terpretatie van de objecten krijgt aangereikt, is de periode 1940-1945. Op het vitrineglas
bevindt zich donkere, half transparante folie, die de objecten lastig zichtbaar maakt.
Navraag leert dat hiermee wordt gerefereerd aan ‘de rook’ van het bombardement ‘en
het stof van het puin’.26 Heel impliciet krijgt de bezoeker hier dus de boodschap mee
dat het bombardement voor Rotterdam als de belangrijkste oorlogsgebeurtenis wordt
gezien, die nog steeds effect heeft op het heden. Het publiek blijkt de bedoeling van de
folie echter allerminst te begrijpen, wellicht deels omdat in de overige vitrines dit soort
duiding of interpretatie ontbreekt.
Historisch besef en de cesuur van mei 1940
Het bombardement van 14 mei 1940 en de daaropvolgende branden verwoestten, be-
halve circa 850 mensenlevens, tevens 256 hectare van de binnenstad. Het is bekend dat
stadsplanners het bombardement aangrepen om een moderne stad te realiseren die be-
antwoordde aan de economische en infrastructurele eisen van de tijd. In die zin was er
vooral sprake van continuïteit, aangezien deze vernieuwingsdrang al in de jaren 1920 was
gaan domineren.27 In de documentaire bij de vitrine over tijdvak 1940-1945 wordt deze
continuïteit eveneens benadrukt. Het huidige hoofd van de stedenbouwkundige dienst
in Rotterdam vertelt dat het bombardement een kans bood om ‘echt door te pakken’
met de stadsvernieuwing. Ook als het bombardement niet zou hebben plaatsgevonden,
zou er volgens hem een moderne stad zijn verrezen, hoewel misschien niet op zo’n gro-
te schaal. ‘Tegenwoordig’, zo gaat hij verder, ‘wordt ernaar gestreefd om de gebouwen
uit de wederopbouw te behouden.’ Vervolgens wordt verwezen naar het Timmerhuis,
‘de plek waar u nu staat’, als geslaagd voorbeeld van herbestemde wederopbouwarchi-
tectuur. Op die manier wordt de bezoeker betrokken bij dit verhaal over de stad, en bij
het verleden. Dit tijdvak is goed beschouwd de enige plek in de historische tentoonstel-
ling waar de verbinding tussen verleden en heden zo gelaagd tot stand wordt gebracht.
Behalve door de standplaats van de bezoeker in de documentaire, en de donkere folie
voor het vitrineglas, komt dit bijvoorbeeld ook tot uitdrukking via de historische film-
beelden van de verwoeste stad die in de documentaire bij dit tijdvak zijn gemonteerd.
25 Interview Paul van de Laar (Rotterdam, 31 maart 2016).
26 Ibidem.
27 Patricia van Ulzen, Dromen van een metropool. De creatieve klasse van Rotterdam, 1970-2000 (Rotterdam 2007);
E. Roelofsz, De frustratie van een droom. De wederopbouw van de in mei 1940 verwoeste delen van de binnenstad,
Kralingen en het Noordereiland van Rotterdam, 1940-1950 (Rotterdam 1989); Cor Wagenaar, Welvaartsstad in wor-
ding. De wederopbouw van Rotterdam 1940-1952 (Rotterdam 1993).
86 susan hogervorst en pieter de bruijn stadsgeschiedenis
In de documentaires bij de andere tijdvakken zijn historische beelden afwezig. Daaruit
zou je kunnen concluderen dat het museum met dit tijdvak het beste uit de voeten kan.
Een dergelijke gelaagdheid zouden we vaker en diepgaander willen zien in het museum.
Aan de hand van het bombardement als voorbeeld maken we duidelijk dat ook de om-
gang met het lokale verleden een belangrijk element kan zijn in de historische tentoon-
stelling, juist om een zinvolle verbinding tussen heden en verleden tot stand te brengen.
Het bombardement en de wederopbouw zijn in Rotterdam expliciet of impliciet nog
altijd de kern van de stedelijke identiteit. De wederopbouw is voor Rotterdam wat de
Gouden Eeuw is voor Amsterdam, met mei 1940 als beginpunt van de nieuwe stad.28
Het was ook vanuit de wederopbouwgedachte dat de stad een zelfstandig historisch
museum kreeg. Sinds 1905 was er weliswaar een ‘museum van oudheden’ in het Muse-
um Boymans, destijds nog gevestigd in het Schielandshuis. Hier waren in het souterrain
‘tentoonstellingslokalen, bevattende vele bijeen vergaarde oude merkwaardigheden
uit Rotterdam’ ingericht.29 Maar toen in 1935 de nieuwbouw van Museum Boymans
beschikbaar kwam, verloor het Schielandshuis zijn functie als stadsmuseum. Na de
ramp van 1940 begon de radicale oriëntatie op de toekomst, die al in het interbellum
merkbaar was, te domineren. Daarbij hoorden echter ook enkele welbewust gecreëerde
mogelijkheden tot contact met het verleden. Direct na de oorlog was de behoefte aan
contact met het verleden in Rotterdam ook zeer groot. Daarvan getuigt onder meer de
oprichting in 1947 – officieel op de historische datum 14 mei – van historisch genoot-
schap ‘Roterodamum’. Het Vrije Volk schreef:
Er is stellig behoefte aan een dergelijke vereniging, die het weinige, dat nog uit de
Rotterdamse historie aan het nageslacht kan worden overgedragen, en haar bescher-
mende en koesterende genegenheid kan schenken. Er is ook behoefte aan, omdat het
scheppen van een krachtig levend historisch besef voor onze stad van zo grote gees-
telijke betekenis is. Het Genootschap heeft goede plannen. Een stedelijk museum
kennen wij al sedert twaalf jaren niet meer. Het zal er toch weer moeten komen.30
En dat kwam er, in het Schielandshuis, het enige zeventiende-eeuwse gebouw dat nog
resteerde in het stadscentrum, en dat na veel discussie uiteindelijk niet werd gesloopt.
Niettemin werd het contact met het verleden sterk geregisseerd en gelimiteerd. Naast
een nieuw historisch museum en een historisch genootschap, was er slechts één mo-
nument, de Laurenskerk, dat na het bombardement volledig werd herbouwd zoals het
was, als bewust gecreëerd gedenkteken voor de Rotterdamse bevolking ter herinnering
aan hun oude stad.31 Men wilde vooral vooruitkijken: vanaf 1947 werd er zelfs geen
herdenking meer gehouden op 14 mei. In de plaats daarvan kwam ‘Opbouwdag’, een
nieuwe gedenkdag op 18 mei, de dag in 1940 waarop stadsarchitect Witteveen zijn eer-
ste schetsen voor het wederopbouwplan op papier zou hebben gezet. Ook de rest van
28 Willem Frijhoff, ‘Physical space, urban space, civic space. Rotterdam’s inhabitants and their appropriation of
the city’s past’, in: Marnix Beyen en Brecht Deseure (red.), Local memories in a nationalizing and globalizing world
(Londen en New York 2015) 27-50, 38.
29 ‘Letteren en kunst’, De Maasbode, 25 maart 1904.
30 ‘Bezinning op het verleden’, Het Vrije Volk, 24 maart 1947.
31 Susan Hogervorst en Patricia van Ulzen, Rotterdam en het bombardement. 75 jaar herinneren en vergeten (Am-
sterdam 2015) 19.
11 (2016) 1 verbindend erfgoed, vervreemdend verleden 87
het land, en Europa, stonden in die periode in het teken van wederopbouw – materieel
en mentaal. Maar met een speciale opbouwvlag, een opbouwlied, een opbouwmonu-
ment, massaspelen voor de jeugd, en dus ook een aparte gedenkdag, werd opbouw in
Rotterdam een lokale ideologie. Zo werd niet alleen de pijnlijke, belastende herinnering
aan het bombardement van een nieuwe, positieve invulling voorzien, maar werd ook de
grondslag gelegd voor een positieve Rotterdamse identiteit.32
Onder de van bovenaf opgelegde viering van de moderne stad, fungeerde de voor-
oorlogse stad voor veel Rotterdammers echter als bron van nostalgisch verlangen.
Zeker vanaf de jaren zeventig floreerde de productie van ansichtkaarten, heimweeboe-
ken en nostalgische liedjes over het Rotterdam van toen.33 In de tentoonstelling zijn
beelden van vooroorlogs Rotterdam echter opvallend afwezig. In een recent artikel,
waarin Van de Laar schrijft over de wijkprojecten van Museum Rotterdam, breekt hij
een lans voor een benadering waarin het hedendaagse stedelijke erfgoed centraal staat
ten koste van een nostalgische benadering, omdat mensen met een andere culturele
achtergrond geen nostalgische gevoelens voor deze plaatsen of monumenten zouden
koesteren.34 Desgevraagd lijkt Van de Laar het presenteren van vooroorlogse plekken
in Rotterdam vooral aan één specifiek type museumbezoeker te koppelen, namelijk de
generaties die de oude stad nog uit eigen herinnering dan wel overlevering kennen.35 De
vraag is echter of een historisch-geografische presentatie van het vooroorlogse Rotter-
dam enkel dient om een nostalgisch sentiment aan te roeren. Zowel nieuwe generaties
als nieuwkomers kunnen behoefte hebben om zich te oriënteren in hun stad en haar
verleden, juist in Rotterdam waar de verbinding met het verleden niet vanzelfsprekend
in het straatbeeld is te vinden. ‘Meer dan elders in Nederland is het vooroorlogse ver-
leden in Rotterdam “a foreign country”’, schreef Willem Frijhoff eerder.36 Deze voor
Rotterdam kenmerkende vorm van historisch besef, met mei 1940 als cesuur, wordt in
het nieuwe Museum Rotterdam gereproduceerd, echter zonder dat dit voor bezoekers
duidelijk of begrijpelijk wordt gemaakt.
Nieuwe perspectieven
Het is goed dat erfgoed in Museum Rotterdam niet als collectie, maar als proces wordt
opgevat, en dat voortdurend wordt gezocht naar mogelijkheden om een divers publiek
bij het getoonde te betrekken. Het valt ook toe te juichen dat het museum, met haar
aandacht voor een grotere diversiteit aan inwoners van de stad, een andere Rotter-
damse identiteit wil neerzetten dan de traditionele opgestroopte mouwen. Daarmee
ontstijgt het museum het primair uitbeelden van het stereotype imago van de stad,
zoals bijvoorbeeld gebeurt in Stadsmuseum Gent (stam).37 Niettemin hebben we laten
32 Ibidem, 38-46.
33 Voorbeelden zijn: F.J. van Zonneveld, Rotterdam blijft mijn stad. Een wereldstad in beeld (Rotterdam 1978); Her-
man Romer, De ondergang van de Zandstraatbuurt. Het kwartier voor 1940 (Zaltbommel 1999). Al in de titel wordt
hier gesuggereerd dat de Zandstraatbuurt pas in 1940 ‘ten onder ging’, terwijl deze buurt al in de jaren twintig werd
ontmanteld; Ben Maandag en Eppo Notenboom, Metamorfose Rotterdam (Rotterdam 2002).
34 Paul van de Laar, ‘The contemporary city as backbone. Museum Rotterdam meets the challenge’, Journal of Mu-
seum Education 38 (2013) 1-11, 2.
35 Interview Paul van de Laar (Rotterdam, 31 maart 2016).
36 Frijhoff, ‘Physical space, urban space, civic space’, 38.
37 De Munck, ‘Het mas als bestemming’, 3.
88 susan hogervorst en pieter de bruijn stadsgeschiedenis
zien dat het wederopbouwdiscours op diverse punten impliciet wel degelijk aanwezig
is in de tentoonstelling. Het zou daarom goed zijn wanneer het museum ‘de Rotter-
damse identiteit’ meer zou problematiseren, en de eigen rol in het proces van identi-
teitsvorming en omgang met het verleden meer zou expliciteren. Dat kan volgens ons
op verschillende manieren.
Ten eerste door meer aandacht te besteden aan maatschappelijke en stedelijke pro-
blemen in het Rotterdam van vroeger en nu. Zo wordt de grootstedelijke problematiek
van segregatie, armoede en soms moeizame integratie die vaak ook met arbeidsmigratie
geassocieerd wordt, goeddeels achterwege gelaten. Enkel in de objectinformatie in de
historische tentoonstelling wordt genoemd dat er weerstand was toen de Polen, Bul-
garen en Roemenen naar Rotterdam kwamen en dat ‘autochtone Rotterdammers de
instroom van vreemdelingen’ zagen ‘als oorzaak van de achteruitgang van hun buurt.’
In 1972 leidde dit tot ernstige rellen in de Afrikaanderbuurt. In de historische tentoon-
stelling is er enige aandacht voor de werkloosheid als schaduwkant van de automa-
tisering in de havens, en het schilderij ‘Steeg in de Zandstraatbuurt’ is aanleiding om
de slechte leefomstandigheden van arbeiders te vermelden. Maar bij de rond Erasmus
gehuldigde religieuze tolerantie ontbreekt elke kanttekening, en de overzeese theehan-
del wordt niet verbonden met het koloniale verleden. Internationaal gezien kiezen veel
stadsmusea ervoor om, juist vanwege hun sociale functie, ook aandacht aan dit soort
thematieken te besteden om op die manier bij te dragen aan het stimuleren van dialoog
tussen etnische, religieuze of sociale groepen.38
Een tweede aspect hangt daarmee samen, en heeft betrekking op wat erfgoedtheo-
retici Brian Graham, Gregory Ashworth en John Tunbridge hebben aangeduid als
‘erfgoeddissonantie’.39 Met de huidige tentoonstellingen lijkt Museum Rotterdam
vooral in te willen zetten op het vieren van de Rotterdamse diversiteit. Het museum laat
daarmee bepaalde perspectieven onderbelicht, waardoor sommige bezoekers wellicht
niet de betrokkenheid zullen voelen die het museum wil stimuleren. Wanneer enkel een
opgeschoonde versie van het verleden wordt getoond, kunnen musea bepaalde groepen
in de samenleving bedoeld of onbedoeld uitsluiten.40 Interessant in dit opzicht is een
aardewerken pot, die volgens de objectinformatie refereert aan de raffinaderijen waar
ruwe suiker uit West-Indië werd bewerkt. In Engelse musea zou een dergelijk object
vrijwel zeker aanleiding zijn om naar het slavernijverleden te verwijzen.41 Onlangs
pleitte cultuurwetenschapper Dorus Hoebink voor een meer inclusief en minder nor-
matief gemeenschapsbegrip binnen de erfgoed- en museumstudies, met oog voor de
betekenis van gemeenschapsculturen in het centrum van de samenleving.42 Vanuit de
Canadese context heeft erfgoedonderzoeker Susan Ashley beargumenteerd dat musea
juist een platform moeten bieden voor dialoog en het bieden van homogene perspec-
38 Lanz, ‘City museums in transition’, 415.
39 Gregory Ashworth, ‘The conserved European city as cultural symbol. The meaning of the text’, in: Brian Graham
(red.), Modern Europe. Place, culture and identity (Londen 1998) 261-286.
40 Sharon Macdonald en Gordon Fyfe (red.), Theorizing museums. Representing identity and diversity in a changing
world (Oxford en Cambridge 1996).
41 Zie bijvoorbeeld over het Museum of London Docklands: De Bruijn, Bridges to the past, 98-106.
42 Dorus Hoebink, Erfgoed als schouwspel. Over musea als opvoeringen van gemeenschapsculturen (Rotterdam
2016) 19, 20.
11 (2016) 1 verbindend erfgoed, vervreemdend verleden 89
tieven moeten vermijden.43 Eenzijdigheid kan uitsluiten, ook al wordt de blik gericht
op nieuwe groepen; multi-perspectiviteit kan juist verbinden.
Een derde strategie betreft het tonen van de sporen van de herinneringscultuur in de
stad, in de hedendaagse of de historische tentoonstelling. Ook op die manier kan een
meer gelaagde en kritische verbinding worden gerealiseerd tussen verleden en heden,
als ook tussen diverse sociale groepen en perspectieven op het verleden die zij hanteren.
Dat kan bijvoorbeeld ten aanzien van het bombardement en zijn betekenis voor de stad
sinds 1940, maar ook rond een thema als migratie. In het dubbelinterview uit 2011 gaf
Van de Laar aan dat het verzamelen van migrantenerfgoed uit de herkomstlanden geen
taak is voor een stadsmuseum. Belangrijker is om te laten zien hoe migratie vorm heeft
gegeven aan de stad zelf.44 Dat is een zeer begrijpelijke keuze, want juist op het gebied
van herinneringscultuur heeft een thema als migratie diverse sporen nagelaten: materi-
eel in de vorm van monumenten, immaterieel in de vorm van praktijken en vertogen.
Het dieper ingaan op deze zichtbare en niet direct zichtbare sporen, en het duiden van
hun ontwikkeling (‘Waarom heeft Rotterdam in 2013 een slavernijmonument gekre-
gen?’) zou een sterke verbindende werking kunnen hebben die recht doet aan verschil-
lende ervaringen en standpunten.
Tot slot zou het doel van verbinding door erfgoed wellicht nog beter kunnen worden
gerealiseerd wanneer het museum de benadering van ‘erfgoed als proces’ ook op zich-
zelf zou betrekken, en de eigen keuzes zou expliciteren en problematiseren. Waarom
worden specifiek deze vijf Rotterdammers op een voetstuk geplaatst? Hoe kwam de
keuze voor juist deze historische objecten tot stand? En, opnieuw: hoe positioneert
het museum zichzelf in de Rotterdamse historische cultuur, bijvoorbeeld ten aanzien
van het bombardement of migratie? Juist het bieden van inzicht in de vormgeving van
de Rotterdamse identiteit in heden en verleden kan de verbinding versterken waar het
museum zo naarstig naar zoekt.
Desgevraagd lijkt Museum Rotterdam zich bewust van het ontbreken van ‘schu-
rende’ thema’s. Mogelijk worden thema’s als migratie en superdiversiteit in de nabije
toekomst uitgewerkt als verbindend element tussen de hedendaagse en historische
tentoonstelling.45 Daarnaast zou het museum graag een internationaal perspectief in
willen brengen, dat tot nu toe ontbreekt, bijvoorbeeld door een vergelijkende tentoon-
stelling tussen wat er in andere second cities gebeurt. De koers en de insteek worden
echter grotendeels bepaald door de beschikbare financiële middelen, de politieke
verwachtingen en de praktische mogelijkheden. Stadsmusea opereren immers in een
complex krachtenveld van politieke wensen en economische belangen, en krijgen vaak
zeer diverse doelstellingen toegeschreven die niet altijd met elkaar verenigbaar zijn.46
Wat dat betreft heeft het museum een uiterst lastige missie.
43 Susan Ashley, ‘State authority and the public sphere. Ideas on the changing role of the museum as a Canadian
social institution’, Museum and Society 3:1 (2005) 5-17, 14-15. Dit probleem wordt eveneens gesignaleerd door Stijn
Reijnders, Gerard Rooijakkers en Hélène Verreyke, ‘From display cabinets to engine rooms. An essay about collec-
ting present-day culture in the city museum’, in: Sophie Elpers en Anna Palm (red.), Musealisierung der Gegenwart
(Bielefeld 2013) 29-40, 33-34.
44 Taverne, Knevel en Dembski, ‘Musea buiten de muren’, 213-214.
45 Interview Paul van de Laar (Rotterdam, 31 maart 2016).
46 Stabel en Billen, ‘Belgische steden in beeld’, 171; Lanz, ‘City museums in transition’, 415.
nummer 1
11e jaargang - 2016
STADS
geschiedenis
STADSGESCHIEDENIS 11-2016-1
INHOUD Stadsgeschiedenis 11 (2016) 1
Jade Bosmans en Ilja Van Damme
‘Naar buiten, stedeling! Zie wat groeit in het laboratorium 1
van Onze-Lieve-Heer’. Het vegetarisme van het natuurgenees-
kundig Hygiënisch Gesticht Van den Broeck en het denken
over het geïndustrialiseerde voedselsysteem in het Antwerpse
interbellum
Ad Knotter
Het Boschstraatkwartier in Maastricht in de eerste decennia 24
van de twintigste eeuw: een socialistisch (vrouwen)bolwerk
Werk in uitvoering
Laura Nys en Lith Lefranc
Het spektakel van het socialisme. Naar een sociale en 49
architecturale biografi e van Europese volkshuizen
Jan Naert
Herlokalisering van de macht? Burgemeesters in bezet 61
en bevrijd België en Noord-Frankrijk (1914-1921)
Reviews
Susan Hogervorst en Pieter de Bruijn
Verbindend erfgoed, vervreemdend verleden. Het 78
nieuwe Museum Rotterdam en lokaal historisch besef
Jeroen Puttevils, Jelten Baguet, Ellen Debackere,
Dagmar Germonprez, Pieter De Graef, Julie De
Groot, Boris Horemans, Yannick De Meulder,
Sanne Muurling, Marjolein Schepers en
Ans Vervaeke
Stadsgeschiedenis in Belgische en Nederlandse 90
tijdschriften (2014)
Abstracts 115
Personalia 117
issn 1872-0676 STADS
geschiedenis
Stadsgeschiedenis
Een platform voor reflectie op de geschiedenis van de stad
Stadsgeschiedenis (opgericht in 2006) is het Nederlands-Vlaamse tijdschrift voor
on derzoek, reflectie en debat over de stad en haar geschiedenis. De aanpak is inter-
disciplinair en gericht op een breed scala aan thema’s. Naast peer-reviewed weten-
schappelijke artikelen bevat Stadsgeschiedenis dossiers over actuele maatschappelijke
thema’s, reviews over recente onderzoekstrends en interessante artikelen in binnen- en
buitenlandse tijdschriften, en interviews met markante stadsbestuurders, architecten
en wetenschappers. Geografisch richt het tijdschrift zich op de Lage Landen door de
eeuwen heen. Stadsgeschiedenis richt zich op iedereen die geëngageerd is met de stad en
haar historische ontwikkeling: van wetenschappers en archiefmedewerkers tot beleids-
makers, architecten en erfgoedwerkers.
Inzendingen:
in een word-bestand naar inge.bertels@vub.ac.be
Afbeeldingen dienen apart en rechtenvrij te worden aangeleverd. Dit kan in de vorm
van glansfoto’s of in digitale vorm. Digitale afbeeldingen dienen van voldoende kwa-
liteit te zijn: tenminste 300 dpi op het formaat waarop ze uiteindelijk zullen worden
afgedrukt. Bij twijfel kan men contact opnemen met Uitgeverij Verloren, telefoon
+31 (0)35 685 98 56. De redactie poogt zorgvuldig om te gaan met auteursrechten. De
gebruiken voor wat betreft overname van tekst en beeld in academische publicaties
worden gevolgd. Wie desondanks meent in zijn rechten te zijn geschonden, richte
zich tot de uitgever.
Stadsgeschiedenis wordt uitgegeven met steun van de Universitaire Stichting.
Stadsgeschiedenis is een initiatief van het Centrum voor Stadsgeschiedenis van het
departement Geschiedenis aan de Universiteit Antwerpen. Het wordt uitgegeven door
Uitgeverij Verloren, Hilversum en verschijnt twee keer per jaar.
Redactiesecretariaat:
Hilde Greefs
Universiteit Antwerpen
Stadscampus
Grote Kauwenberg 18 S.D.309, b-2000 Antwerpen
Tel.: +32 (0)32 65 42 80
e-mail: hilde.greefs@uantwerpen.be
Redactie:
Petra Brouwer (Universiteit van Amsterdam), Greet De Block (Universiteit Antwerpen), Jan Hein
Furnée (Radboud Universiteit Nijmegen, hoofdredacteur), Hilde Greefs (Universiteit Antwerpen,
kernredactie), Jelle Haemers (ku Leuven), Harm Kaal (Radboud Universiteit Nijmegen, kernre-
dactie); Manon van der Heijden (Universiteit Leiden), Bert De Munck (Universiteit Antwerpen),
Antoon Vrints (Universiteit Gent)
Redactieraad:
Claire Billen (Université Libre de Bruxelles), Bruno Blondé (Universiteit Antwerpen), Marc Boone
(Universiteit Gent), Pim Kooij (ru Groningen), Paul van de Laar (Erasmus Universiteit Rotterdam),
Clé Lesger (Universiteit van Amsterdam), Hugo Soly (Vrije Universiteit Brussel), Peter Stabel (Uni-
versiteit Antwerpen), Ed Taverne (Rijksuniversiteit Groningen), Pieter Uyttenhove (Universiteit
Gent), Anne-Laure Van Bruaene (Universiteit Gent)
Uitgever, abonnementen & advertenties:
Uitgeverij Verloren bv
Torenlaan 25, nl-1211 ja Hilversum
Tel.: +31 (0)35 685 98 56, fax +31 (0)35 685 98 56
www.verloren.nl bestel@verloren.nl
Prijzen:
Normaal abonnement per jaargang 35,– (buiten de Benelux 42,–; digitaal 15, –)
Abonnement instellingen en instituten per jaargang 60,– (buiten de Benelux 67,–;
digitaal 50, –)
Studentenabonnement per jaargang 30,– (buiten de Benelux 37,–; digitaal 10, –)
Losse nummers 20,– (excl. verzendkosten)
Website: www.stadsgeschiedenis.be; www.stadsgeschiedenis.nl
(webmaster Iason Jongepier, Universiteit Antwerpen)
issn: 1872-0676
Het iconische beeld van gebombardeerd Rotterdam (Stadsarchief Rotterdam); Sociaal-
democratische vrouwen demonstreren in het Maastrichtse Villapark, circa 1930 (rhcl,
fotocollectie gal, inv.nr. 43); Vestiging Hygiënisch Gesticht, ‘Hygiëna-Bakkerijen’ en
winkels per district.
Chapter
Full-text available
For a few years now, Rotterdam’s policy makers and cultural actors have been debat- ing the possibility of establishing a new museum in the southern, demographically di- verse part of the city that would both focus on the history of migration to Rotterdam and support research on Rotterdam as a site where multiple historical ‘migration corri- dors’ have resulted in a diverse contemporary cityscape. So far, plans for this ‘Muse- um op Zuid’ or ‘MuZu’, including a research centre for policy makers and researchers alike, have not materialized. Exactly the same debate also takes place in Amsterdam: from time to time professionals are invited to meetings to discuss plans for a migration museum in the Dutch capital. Although the question as to whether such a museum could be of significance for urban environments and local citizens is a highly valid and socially relevant discussion, we also wonder what this preoccupation with migration might signify for museums themselves as institutions that collect, curate, display and research material culture. But how does migration become a theme of interest and re- search in museums?
Dit probleem wordt eveneens gesignaleerd door Stijn Reijnders, Gerard Rooijakkers en Hélène Verreyke, 'From display cabinets to engine rooms. An essay about collecting present-day culture in the city museum
  • Susan Ashley
Susan Ashley, 'State authority and the public sphere. Ideas on the changing role of the museum as a Canadian social institution', Museum and Society 3:1 (2005) 5-17, 14-15. Dit probleem wordt eveneens gesignaleerd door Stijn Reijnders, Gerard Rooijakkers en Hélène Verreyke, 'From display cabinets to engine rooms. An essay about collecting present-day culture in the city museum', in: Sophie Elpers en Anna Palm (red.), Musealisierung der Gegenwart (Bielefeld 2013) 29-40, 33-34.
Musea buiten de muren
  • Knevel Taverne
  • Dembski
Taverne, Knevel en Dembski, 'Musea buiten de muren', 213-214.
Belgische steden in beeld', 171; Lanz, 'City museums in transition
  • Stabel En Billen
Stabel en Billen, 'Belgische steden in beeld', 171; Lanz, 'City museums in transition', 415.