Content uploaded by Hilda Schram
Author content
All content in this area was uploaded by Hilda Schram on Oct 24, 2016
Content may be subject to copyright.
KUNST EN WETENSCHAP 11
COMPLOTDENKEN ALS PARANOIA
DE PATHOLOGISERING VAN EEN SCEPTISCHE GRONDHOUDING
HILDA SCHRAM
Inmiddels bewezen en erkende voorbeelden van complotten zijn
het Tonkin-incident (een beweerde aanval in 1964 op een Ameri-
kaanse torpedobootjager door de Noord-Vietnamezen die nooit heeft
plaatsgevonden, maar wel aanleiding was voor het opvoeren van de
Vietnamoorlog), Operatie Northwoods (het plan van de Verenigde
Staten, begin jaren zestig, om een vliegtuig boven Cuba neer te
schieten en dat de Castro-regering in de schoenen te schuiven om
zo een inval op het eiland te rechtvaardigen), PRISM (het door Edward
Snowden geopenbaarde afluisterprogramma van de NSA) en Opera-
tie Gladio (een in 1952 gestart geheim stay-behind-netwerk in ge-
heel West-Europa om een communistische invloed te neutralise-
ren). De literatuur over samenzweringen begint dan ook vaak met
de constatering dat ze weliswaar bestaan, onmiddellijk gevolgd door
een ‘maar ze zijn zeldzaam, ze komen in onze westerse wereld ei-
genlijk niet voor, en zeker niet in de huidige tijd’. Deze constate-
ring is dan voldoende om het verder zonder reserves over de onzin
en het gevaar van deze verklaringen te hebben. Sommigen gaan
zelfs zo ver dat complotdenken actief bestreden zou moeten wor-
den.
Maar, als complotten wel voorkomen en het dus alleen maar ver-
standig is die mogelijkheid open te houden, hoe weet je dan wan-
neer je dat per se niet moet doen? En hoe weet je wanneer je niet
eens de vraag moet opwerpen dat er wel eens van een complot sprake
zou kunnen zijn? Zijn er criteria die je kunt hanteren om bij voor-
baat te weten of je te maken hebt met een complottheorie, die dus
per definitie onzinnig wordt gevonden, of met een theorie die ook
een complot veronderstelt maar waarvan het wel verstandig is om
serieus te onderzoeken?
FILOSOFISCH DEBAT
Een aantal filosofen heeft zich hier het hoofd over gebroken, maar
tot op de dag van vandaag bestaat er geen consensus over. Zo-
als gezegd is de hoeveelheid literatuur op dit gebied vrijwel altijd
complotkritisch en maar zelden niet vooringenomen, objectief. Twee
boeken waarin men wel probeert dit probleem zakelijk te benade-
ren zijn Conspiracy theories – The philosophical debate uit 2006,
onder redactie van David Coady, waarin een zestal filosofen zijn
standpunt over dit onderwerp uiteenzet en op elkaar reageert, en het
recentere The philosophy of conspiracy theories van Matthew
Dentith uit 2014.
Charles Pigden, die wat mij betreft de meest interessante en logisch
consistente bijdrage aan het eerstgenoemde boek leverde, schreef
ook het voorwoord voor het tweede, waarin hij aan de hand van een
voorbeeld meteen duidelijk maakt dat het op zijn minst voorbarig is
om samenzweringstheorieën als zodanig, enkel omdat het sa-
menzweringstheorieën zijn, te verwerpen. Zijn redenering gaat als
volgt:
1. Cecilia gelooft dat Nixon en zijn handlangers hebben samen-
gezworen om de Watergate-inbraak in de doofpot te stoppen.
Er bestaat over het algemeen een enorme weerstand om te bekennen in een complot te geloven, en niet zonder reden. De
heersende opvatting is dat samenzweringstheorieën onzin zijn en, dientengevolge, dat de ‘gelovige’ niet helemaal goed wijs
is. Het volstaat om alleen al het woord samenzwering te gebruiken om daarna niets meer te hoeven uitleggen of bewijzen.
Bijna alle wetenschappelijke literatuur over samenzweringen en samenzweringstheorieën is geschreven vanuit een
complotkritisch perspectief. Auteurs die een neutraal, objectiever standpunt innemen zijn schaars. En dat is vreemd, want
iedereen weet dat complotten voorkomen.
2. Dus Cecilia gelooft in een theorie die een complot veronderstelt.
3. Dus ze gelooft in een complottheorie.
4. Dus Cecilia is een complotdenker.
5. Dat wil zeggen dat ze een theorie onderschrijft die intellectueel
verdacht is en waarin het irrationeel is te geloven.
6. Dus Cecilia is irrationeel, en misschien zelfs gek – in ieder ge-
val iemand die politiek paranoïde is.
7. Daarom zou het dom zijn om Cecilia’s theorie aan te nemen of
zelfs maar te onderzoeken.
Het is duidelijk dat hier ergens iets niet klopt, het is inmiddels im-
mers een historisch feit dat de samenzwering rond Watergate daad-
werkelijk heeft plaatsgevonden. Het probleem zit bij de overgang
van 4 naar 5. Tot en met punt 4 is de redenering juist, maar daaruit
volgt niet, kan in dit geval niet volgen, dat het een intellectueel
verdachte theorie betreft en dat Cecilia zelf dus irrationeel is, laat
staan dat het dom zou zijn om deze veronderstelling te onderzoe-
ken. Als men zich daar destijds aan gehouden had zou dit bedrog
van de president en zijn regering nooit zijn uitgekomen.
Maar dit is nu precies de redenering zoals die zo vaak, zo niet bijna
altijd, wordt gevolgd. Vandaar dat het, wanneer men vraagtekens
wil zetten bij een officiële verklaring van een gebeurtenis, bijna
standaard is om zich te verontschuldigen met: ‘Ik ben geen
complotdenker, maar...’
ZINNIGE EN ONZINNIGE COMPLOTTHEORIEËN
Natuurlijk, er zijn complottheorieën die irrationeel zijn, er zijn
complottheorieën die ongegrond zijn en verworpen moeten wor-
den, maar niet omdat ze complottheorieën zijn maar omdat het
slechte complottheorieën zijn. Deze constatering lijkt zo logisch
dat je je afvraagt hoe het dan komt dat complottheorieën toch zo’n
slechte naam hebben. Misschien moeten we hiervoor proberen on-
derscheid te maken tussen verschillende soorten complottheorieën.
Wat is een complottheorie eigenlijk?
De eenvoudigste en meest algemene definitie van een complottheorie
is dat het een theorie betreft die een samenzwering veronderstelt,
een geheim plan van een groep om gebeurtenissen te beïnvloeden.
Maar aangezien de geschiedenis bol staat van dit soort samenzwe-
ringen kan niemand in alle ernst volhouden dat hier de term
complottheorie domheid of irrationaliteit impliceert. De definitie
die degenen die de complotcritici hanteren is kennelijk nauwer: een
complottheorie is een verklaring van een historische gebeurtenis
waarin een samenzwering (een geheim plan van meer dan een per-
soon) een beslissende rol speelt en die verklaring in strijd is met
een officiële verklaring. Maar dan nog verklaart dit niet voldoende.
Immers, de samenzweringstheorie dat Saddam Hussein bij de
aanslagen van 11 september samengewerkt zou hebben met Al-
Qaeda werd breed gedragen, maar dat Bush en Al-Qaeda in dit
verband iets met elkaar te maken zouden hebben gehad behoort tot
de outrageous conspiracy theories die niet getolereerd en zelfs niet
12 KUNST EN WETENSCHAP
g
bediscussieerd mogen worden. De definitie van complottheorie be-
hoeft dus nog een specificatie om het negatieve gebruik ervan te
verklaren. Pigden komt tot de conclusie dat het er bij de
complotcritici om gaat dat het niet alleen een theorie is die een moreel
verwerpelijk plan van een regering of een regeringsinstelling ver-
onderstelt, maar dat het in de praktijk slechts westerse regeringen
of daaraan gelieerde partijen betreft.
De aandacht van de complotcritici gaat zelden uit naar het inhoude-
lijk weerleggen van de, in hun ogen absurde, complottheorieën. De
persoon die een complot veronderstelt wordt verdacht gemaakt, alle
complotdenkers worden over één kam geschoren, er wordt geen
onderscheid tussen complotten gemaakt en het belang van de te-
genargumenten waarmee het bestaan van een complot waarschijn-
lijk wordt gemaakt wordt gebagatelliseerd. In dit kader past het
zoeken naar verklaringen voor hoe complotdenkers tot hun theo-
rieën kunnen komen.
PSYCHOLOGIE VAN DE COMPLOTDENKER
Op een congres van de stichting Skepsis in 2010 dat Complot
ten – Werkelijkheid en fictie heette, was de sfeer, anders dan
de titel van het congres doet vermoeden, van een superieur ons-
kent-ons-gehalte ten koste van de complotdenker. De inleiding, waar
meer dan smakelijk om gelachen werd, was een opsomming van
allerlei complotten, waaruit ieder weldenkend persoon wel moest
concluderen dat je je met dit soort idiote theorieën maar beter niet
kunt inlaten. De uitgenodigde sprekers stelden weliswaar dat ze
zich niet bezighielden met of een samenzweringstheorie waar of
niet waar is, maar vervolgens waren hun betogen toch vooral ge-
richt op het vergezochte en idiote van samenzweringstheorieën in
het algemeen en werd zelfs in alle ernst de vraag gesteld wat
we ertegen kunnen en moeten doen. De term samenzwerings-
theorie werd hier duidelijk niet neutraal gebruikt, het was
een pejoratief bedoelde kwalificatie waarin de aanhangers van
de theorie bij voorbaat als halvegaren worden afgeschilderd
en een serieus luisteren naar hun argumenten dus niet nodig
is. Verbazingwekkend voor een organisatie die als verklaard doel
heeft ‘beweringen te ontmaskeren die niet zijn gebaseerd op fat-
soenlijk bewijsmateriaal of door de mand vallen wanneer ze op de
proef worden gesteld’.
Aan de Vrije Universiteit in Amsterdam houdt de sociaalpsycho-
loog Jan Willem van Prooijen, die een van de sprekers op het ge-
noemde Skepsiscongres was, zich bezig met het zoeken naar psy-
chologische verklaringen voor complotdenken. Van Prooijen zegt
overigens niet van mening te zijn dat complotdenkers gekker zijn
dan anderen en geeft zelfs toe dat een zekere mate van argwaan
tegenover autoriteiten gezond is. Op zich is er ook niets op tegen
om te onderzoeken of complotdenkers en complotcritici qua per-
soonlijkheid van elkaar verschillen. Op de vraag of zijn onderzoeks-
resultaten overeind zouden blijven als bijvoorbeeld uiteindelijk zou
blijken dat de officiële verklaring voor de aanslagen van 11 sep-
tember 2001 een leugen is, antwoordt hij dan ook dat hij dat welis-
waar onwaarschijnlijk acht maar dat het aan zijn bevindingen niets
zou veranderen. Toch valt niet aan de indruk te ontkomen dat ook
Van Prooijen niet onpartijdig is en zich meer lijkt thuis te voelen bij
complotcritici dan dat hij bereid zou zijn complotdenkers het voor-
deel van de twijfel te gunnen. De psychologische kenmerken van
complotdenkers zoals ze uit zijn onderzoeken blijken zijn dan ook
zelden positief: complotdenkers zijn vaak politiek extreem, hebben
een lage zelfwaardering, zijn onzeker en hebben een ‘monologisch
geloofssysteem’ (er wordt geen dialoog met de buitenwereld aan-
gegaan en elke context, behalve de eigen, wordt buiten beschou-
wing gelaten). Deze factoren vormen een voedingsbodem voor
complottheorieën, die op hun beurt het vertrouwen in de democra-
tie kunnen ondermijnen, negatieve maatschappelijke ontwikkelin-
gen voeden en tot geweld kunnen leiden. En Adrian Furnham, die
een bijdrage levert aan een boek van Van Prooijen, hanteert als de-
finitie: een samenzweringstheorie is de valse veronderstelling dat
grote gebeurtenissen veroorzaakt worden door meerdere deelnemers
die in het geheim samenwerken als onderdeel van een kwaadaar-
dige, wrede, alomtegenwoordige groep. Maar, nog los van de
betwijfelbaarheid van deze definitie als geheel, is het natuurlijk een
cirkelredenering om, wanneer je wilt aantonen dat een complot-
theorie niet serieus hoeft te worden genomen, bij voorbaat te stellen
dat deze vals is.
De Canadese journalist Jonathan Kay is nog veel uitgesprokener in
zijn vooringenomenheid tegenover complotdenkers. Hij schreef het
boek Among the truthers – A journey through America’s growing
conspiracist underground, waarin hij erop los associeert door alle
complotten en alle complotdenkers op één hoop te gooien en conse-
quent een badinerende toon te gebruiken om mensen die hun twij-
fels hebben bij bepaalde officiële verklaringen van grote gebeurte-
nissen voor gek te verklaren. Hij ontwikkelt een complete typologie
van complotdenkers die doet denken aan het Peter-Vos-Beesten-
kwartet uit 1970, waarin figuren als de Mafkikker, de Kloothommel
en de Snotaap plastisch worden afgebeeld. Kay heeft het over de
Beschadigde Overlever, de Kosmische Reiziger, de Evangelische
Doemdenker en de Onruststoker, zonder overigens ooit inhoudelijk
op de beweringen van de door hem geïnterviewden in te gaan. Tot
zijn verbazing zijn bepaalde kopstukken van de 911Truth-bewe-
ging, waar hij zijn pijlen vooral op richt, best redelijke mensen,
maar dat weerhoudt hem er niet van ze excentriekeling of iemand
die gemotiveerd wordt door een midlifecrisis te noemen. Among
the truthers kreeg lovende recensies.
DISCUSSIE ONGEWENST
Los van het feit dat in ieder geval Kay zijn kwalificaties
niet serieus onderbouwt en hij de zaken omdraait (zelfs
al zouden complotdenkers vaker dan complotcritici in een
midlifecrisis zitten, dan volgt daar toch niet uit dat het heb-
ben van een midlifecrisis een bepaald complotdenken ver-
klaart), dan kunnen deze psychologische verklaringen nog steeds
niet gebruikt worden om het al dan niet serieuze karakter van een
specifieke complottheorie aan te tonen. Met hetzelfde recht zou het
niet geloven in een complottheorie op deze wijze verklaard kunnen
worden en op de persoon spelen is nu eenmaal nooit een serieus
argument.
Het effect van dit soort teksten is echter wel dat het een open dis-
cussie over controversiële gebeurtenissen belemmert en de mensen
die vraagtekens of verdenkingen bij een officiële verklaring hebben
de mond snoert. Kay propageert dat zelfs letterlijk: hij stelt een anti-
samenzweringscurriculum op de universiteit voor om studenten te
leren de patronen in complotdenken te herkennen en ze er zo tegen
te wapenen. Maar dat zou nu juist niet moeten, het is voor een open
democratie van wezenlijk belang dat verdenkingen waarvoor se-
rieuze aanwijzingen zijn besproken en objectief onderzocht kunnen
worden, zelfs als je sceptisch bent over de geldigheid van dit soort
theorieën. Juist de scepticus dient open te staan voor kritisch onder-
zoek en fatsoenlijk bewijsmateriaal, ook wanneer dit zou kunnen
leiden tot een herziening van de eigen vooringenomen standpunten.
Drs. H.C. Schram is psycholoog en linguïst. Zij is werkzaam als
specialist wetenschappelijke informatie in de biblioltheek van de
Rijksuniversiteit Groningen.