ArticlePDF Available

Devroe, E., Ponsaers, P. (2016). “De wonden en littekens van Molenbeek”, Handboek Politiediensten , Veiligheidsbeleid, Afl. 119, 1-27.

Authors:

Abstract

Gedurende de avond van 13 november 2015 vindt een reeks van moorddadige aanslagen plaats in Parijs. Tijdens de aanslagen vallen 130 doden en 350 gewonden. Amper enkel maanden later, op 22 maart 2016, vinden in Brussel twee bomaanslagen plaats. Hier worden 35 dodelijk slachtoffers en 340 gewonden genoteerd. Tussen beide aanslagenreeksen zijn verschillende verbindende elementen. Eén hiervan is zonder enige twijfel de betrokkenheid van verdachten afkomstig uit de Brusselse gemeente Molenbeek. In dit artikel willen we ingaan op de centrale vraag waarom precies Molenbeek zo’n centrale plaats inneemt in het terreurdossier en op welke wijze hieraan kan geremedieerd worden? Een eerste deel beschrijft de gemeente Molenbeek als zodanig en de radicaliseringstendensen die zich gedurende de voorafgaande jaren voordeden in deze Brusselse gemeente. Er zal vastgesteld worden dat Molenbeek een “verwonde” gemeente werd gedurende het afgelopen decennium, die bij herhaling met het radicaliseringsprobleem werd geconfronteerd en in een neerwaartse spiraal terechtkwam. Nochtans zal opgemerkt worden dat niet zozeer het recherche- en gerechtelijk apparaat faalde in de strijd tegen het terrorisme. Bij herhaling werden immers grote groepen verdachten voor de rechter gebracht en veroordeeld. Het zal echter blijken dat dit niet heeft kunnen verhinderen dat een aantal onder hen verder radicaliseerde en betrokken raakten bij terreurdaden. De stelling die hier wordt verdedigd is dan ook dat niet zozeer het gerechtelijk kader faalde, maar dat alleen dit aspect onvoldoende was. Het is het bestuurlijk kader dat te gebrekkig werkte om radicalisering tegen te houden. In het tweede deel wordt een structurele diagnose gemaakt van de bestuurlijke context waarbinnen Molenbeek binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest functioneert en hoe de politiële aanpak hier al dan niet op aansluit. Hier wordt vastgesteld dat vooral de afstemming tussen het preventief-bestuurlijk luik enerzijds en het repressief-gerechtelijk luik anderzijds structurele gebreken vertoont, die niet langer kunnen worden teruggebracht tot individuele tekorten, maar eerder toe te schrijven zijn aan de breuklijnen die het land verdelen en in grote mate een goede afstemming tussen beide soorten van aanpak in de weg staan. Het gaat om constructiefouten die dringend om remediëring vragen.
1
De wonden en littekens van Molenbeek
Parijs, 13 november 2015 Brussel, 22 maart 2016
Elke Devroe
1
& Paul Ponsaers
2
Inleiding
Gedurende de avond van 13 november 2015 vindt een reeks van moorddadige aanslagen
plaats in Parijs. Tijdens de aanslagen vallen 130 doden en 350 gewonden. Amper enkel
maanden later, op 22 maart 2016, vinden in Brussel twee bomaanslagen plaats. Hier worden
35 dodelijk slachtoffers en 340 gewonden genoteerd. Tussen beide aanslagenreeksen zijn
verschillende verbindende elementen. Eén hiervan is zonder enige twijfel de betrokkenheid
van verdachten afkomstig uit de Brusselse gemeente Molenbeek.
In dit artikel willen we ingaan op de centrale vraag waarom precies Molenbeek zo’n centrale
plaats inneemt in het terreurdossier en op welke wijze hieraan kan geremedieerd worden?
Een eerste deel beschrijft de gemeente Molenbeek als zodanig en de radicaliseringstendensen
die zich gedurende de voorafgaande jaren voordeden in deze Brusselse gemeente. Er zal
vastgesteld worden dat Molenbeek een “verwonde” gemeente werd gedurende het afgelopen
decennium, die bij herhaling met het radicaliseringsprobleem werd geconfronteerd en in een
neerwaartse spiraal terechtkwam. Nochtans zal opgemerkt worden dat niet zozeer het
recherche- en gerechtelijk apparaat faalde in de strijd tegen het terrorisme. Bij herhaling
werden immers grote groepen verdachten voor de rechter gebracht en veroordeeld. Het zal
echter blijken dat dit niet heeft kunnen verhinderen dat een aantal onder hen verder
radicaliseerde en betrokken raakten bij terreurdaden. De stelling die hier wordt verdedigd is
dan ook dat niet zozeer het gerechtelijk kader faalde, maar dat alleen dit aspect onvoldoende
was. Het is het bestuurlijk kader dat te gebrekkig werkte om radicalisering tegen te houden.
In het tweede deel wordt een structurele diagnose gemaakt van de bestuurlijke context
waarbinnen Molenbeek binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest functioneert en hoe de
politiële aanpak hier al dan niet op aansluit. Hier wordt vastgesteld dat vooral de afstemming
tussen het preventief-bestuurlijk luik enerzijds en het repressief-gerechtelijk luik anderzijds
structurele gebreken vertoont, die niet langer kunnen worden teruggebracht tot individuele
tekorten, maar eerder toe te schrijven zijn aan de breuklijnen die het land verdelen en in grote
mate een goede afstemming tussen beide soorten van aanpak in de weg staan. Het gaat om
constructiefouten die dringend om remediëring vragen.
1. Molenbeek als broedplaats van jihadisme
Molenbeek, voluit eigenlijk Sint-Jans-Molenbeek, kreeg afgelopen jaren in toenemende mate
te maken met opvallende radicalisering van jongeren op haar grondgebied. Dit proces kende
1
Associate Professor., Institute of Security and Global Affairs (ISGA), Faculteit Governance and Global
Affairs, Universiteit Leiden, Nederland.
2
Prof. dr. emeritus, Vakgroep Strafrecht, Criminologie en Sociaal Recht, Rechtsfaculteit, Universiteit Gent,
België.
2
een historische ontwikkeling in verschillende fasen, waarvan de ernst toenam. Het is hier niet
de plaats om gedetailleerd in te gaan op de achtergronden van alle betrokkenen in de
aanslagenreeksen van Parijs en Brussel, en hun verbanden met Molenbeek. We stellen echter
vast dat voordat de beide aanslagenreeksen in Parijs en Brussel zich voordeden er reeds drie
opvallende signalen waren die telkens weer verwezen naar Molenbeek als broedplaats van
radicalisering en terrorisme. Het gaat met name om de groep Sharia4Belgium”, de
keldermoskee filière en de Verviers cel”. In onderstaande wordt hiervan een beeld
gegeven, nadat eerst wordt ingegaan op een korte schets van de gemeente Molenbeek. We
sluiten dit deel af met een tussentijdse bedenking die ons leidt naar deel twee van deze
bijdrage, op zoek naar een antwoord op de centrale vraagstelling van dit artikel.
1.1. De gemeente Molenbeek
Molenbeek is één van de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Op 1
februari 2016 telde de gemeente 95.576 inwoners, met een gemiddelde leeftijd van 34 jaar en
10 maanden en spreidt zich uit over een oppervlakte van 5,9 km2. Afgelopen jaren deed zich
in de gemeente een sterke bevolkingsgroei voor. Dat is het gevolg van een hoog natuurlijk
saldo (m.a.w. een hoog geboortecijfer en een laag sterftecijfer, omdat het aandeel jonge - uit
het buitenland ingeweken inwoners - bijzonder groot is). Op de tweede plaats heeft de
gemeente te kampen met een grote instroom van immigrerende nieuwkomers (Leman, 2016).
Verder wordt een zeer hoge werkloosheidsgraad vastgesteld; deze onder de jeugd is één van
de hoogste van Europa. De gemeente kent een laag opleidingsniveau, een verouderd
woonbestand, heeft een grote behoefte aan voorzieningen qua gezondheid, onderwijs en
cultuur, een gebrek aan groene ruimten, en vooral een gebrek aan stedelijke cohesie als
gevolg van de wegtrekkende industrie (Corijn, 2010).
Molenbeek ligt langs het kanaal Antwerpen-Brussel-Charleroi
3
. Het kanaal is op de meeste
plaatsen een breuklijn waar de groeiende sociale kloof aan de oppervlakte komt, een muur die
het gewest doormidden snijdt in twee gescheiden werelden. Het betekent als het ware een
scheidingslijn tussen de trendy cafés van het stadscentrum en de volkse migrantenbuurten van
Oud Molenbeek.
Toen onze onderzoeksgroep in de kanaalzone onderzoek verrichtte in 2012 naar aanleiding
van een aantal ernstige ordeverstoringen viel het ons inderdaad reeds op dat de bevolking een
dermate groot verloop kent dat het nauwelijks mogelijk is voor de wijkinspecteurs om op te
volgen wie precies waar woont (Liedenbaum et al., 2013). Domiciliecontroles bleken een
haast onmogelijke opdracht. Het gaat om een erg “vlottende en tijdelijke bevolking” in
algemene zin, een probleem dat vooral te maken heeft met de demografische (erg diverse)
samenstelling van de bevolking. Het hoeft dan ook niet vermeld dat de sociale cohesie (en
bijhorende sociale controle) hieronder fel te lijden hebben.
Het aantal kiezers in verhouding tot het aantal inwoners ligt in Molenbeek erg laag, zowel
absoluut als in vergelijking met de rest van het land. Dit is het gevolg van het hoge aandeel
niet-Belgische inwoners (ook al kunnen deze onder bepaalde voorwaarden over gemeentelijk
3
Dat kanaal loopt van noord naar zuid door het Brusselse gewest langs de westgrens, naast het historische
centrum. De Kanaalzone strekt zich over een afstand van 14 km uit. De kanaalzone komt grotendeels overeen
met de 19de-eeuwse industriebuurten. In de 20ste eeuw is de oude industrie er echter grotendeels verdwenen,
zodat op vele plaatsen een verwaarloosd industrieel erfgoed, veel leegstand en een fragiel sociaal-economisch
netwerk overgebleven.
3
stemrecht beschikken) (Wayens et al., 2010). Daarnaast ligt ook het aantal kiezers dat -
ondanks de stemplicht - niet komt opdagen, erg hoog. Het totaal aantal uitgebrachte stemmen
bedraagt slechts 41,91% van het aantal inwoners.
Vanuit politiek oogpunt werd de gemeente afwisselend bestuurd door een Franstalige liberale,
dan weer een socialistische burgemeester. Voordat de huidige coalitie aantrad was de
burgemeester lange tijd de Franstalige socialist (PS) Philippe Moureaux, meer precies van
1992 tot 2012. Moureaux was vergroeid met “zijn” gemeente en genoot - als voormalig
minister van Justitie - algemene erkenning als een groot staatsman. In 1981 werd de
antiracismewet door hem ingediend in het federaal parlement en op zijn initiatief gestemd. In
2004 was hij als senator medeauteur van het wetsontwerp tot toekenning van het actief
kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen aan vreemdelingen.
Het vertrek van Moureaux als burgemeester in Molenbeek verliep niet onopgemerkt,
aangezien zijn fractie bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 de grootste was. Hij
beschouwde de huidige coalitie tussen MR (Franstalige liberalen), Open Vld
(Nederlandstalige liberalen), CD&V (Nederlandstalige christen-democraten), cdH
(Franstalige christen-democraten), Ecolo (Franstalig) en Groen (Nederlandstalig) als een
coalitie tégen de PS
4
.
Als nieuw burgemeester trad Françoise Schepmans (MR) aan. Na de terroristische aanslagen
in Parijs in november 2015, waarbij meerdere terroristen banden bleken het hebben met
Molenbeek, werd Moureaux verweten dat hij te weinig had gedaan om de radicalisering in
zijn gemeente terug te dringen. Moureaux reageerde hierop met de publicatie van een boek
waarin hij de verdediging opnam van de gestigmatiseerde Molenbeekse bevolking en
beklemtoonde dat die in grote meerderheid terreur verwerpt en afkeurt. Hij wees er verder op
dat het radicaliseringsprobleem Molenbeek ver overstijgt. Voor hem is het radicalisme een erg
complex probleem dat niet meteen opgelost zal geraken en een aanpak van de verschillende
beslissingsniveaus vereist. Hij stelt echter vast dat die gezamenlijke aanpak niet aanwezig is.
Moureaux rekent in zijn slothoofdstukken scherp af met de huidige burgemeester en de
huidige minister van Binnenlandse Zaken (Moureaux, 2016).
1.2. Molenbeek als broedplaats?
Molenbeek kwam vóór de november-aanslagen in Parijs en de maart-aanslagen in Brussel
reeds bij herhaling in de belangstelling, juist omwille van het verband met radicalisering.
Globaal kan gesteld worden dat de gemeente in een neerwaartse spiraal terecht kwam, waarbij
provocaties en ordeverstoring escaleerden tot daadwerkelijke vormen van terrorisme. Drie
belangrijke fasen hierin worden kort geschetst.
4
De burgemeester in België wordt door de gewestregering benoemd uit de leden van de gemeenteraad voor een
periode van zes jaar. In die zin vloeit het burgemeesterschap (meestal) voort uit de lokale verkiezingen en de
daaropvolgende coalitiebesprekingen. Hij staat aan het hoofd van de gemeentelijke administratie en is meestal
voorzitter van de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen. Nederlandse burgemeesters
stellen hun kandidatuur in antwoord op een officiële vacature die gepubliceerd wordt door de minister van
Binnenlandse Zaken. Eens de Commissaris van de Koning hen selecteert als potentiële kandidaat doorloopt hij
een formele procedure, incluis interviews met een selectie van gemeenteraadsleden. Nederlandse burgemeesters
worden verondersteld boven de politiek te staan en als hoeders te fungeren van de kwaliteit en het resultaat van
de lokale besluitvorming. Samengevat is het mandaat van burgemeester in België dan ook veel politieker van
aard dan in Nederland.
4
(1) Op 3 september 2010 wordt Sharia4Belgium opgericht. Na een reeks van incidenten wordt
de beweging ontbonden eind 2012. Op 29 september 2014 gaat er in Antwerpen een proces
van start tegen 45 leden van de vereniging, in navolging van een grootschalige anti-
terreuractie waarbij politie en gerecht 48 huiszoekingen verrichtten. Er staan 45 verdachten
terecht, waarvan er slechts 9 komen opdagen (Bruggeman & Paelinck, 2014). De rest laat
verstek gaan. Op 11 februari 2015 velt de rechtbank haar vonnis (Lambrecht, 2015).
De rechtbank stelt in haar vonnis vast dat de groep de intentie had terroristische misdrijven te
plegen. De leider van Sharia4Belgium en zijn volgelingen hebben zich volgens de rechtbank
overduidelijk bezondigd aan georganiseerde beïnvloeding van jongeren. Jongeren werden
mentaal en fysiek voorbereid op de gewapende strijd. De jongeren veranderden qua
mentaliteit en kleding. Ze werden gedwongen te stoppen met school, moesten een nieuwe
naam aannemen en de organisatie kwam tussen bij de keuze van hun huwelijkspartners. De
rechtbank stelde verder vast dat de grote meerderheid van de beklaagden vertrok naar Syrië en
zich daar aansloot bij Jabat Al-Nusra
5
. Velen van hen stierven intussen in de gewapende
strijd.
Uit het vonnis blijkt dat leden van Sharia4Belgium, met standplaats in Antwerpen en met
overwegend Antwerpse leden, bij herhaling Molenbeek viseerden als de plaats bij uitstek om
tot ordeverstoring over te gaan. Zo zijn er een aantal betrokken bij het zgn. “theehuisincident”
(een hardhandig treffen met de politie van Molenbeek); bij het zgn. “nikab-incident” (waarbij
een vrouw werd opgepakt omdat ze haar nikab weigerde af te doen, hetgeen aanleiding gaf tot
onlusten en relletjes in Molenbeek gedurende weken); en bij een aanval op het commissariaat
in Molenbeek. Blijkbaar oefende Molenbeek toen reeds (het gaat om feiten die zich voordoen
in de periode 2010-2012) een aantrekkingskracht uit voor radicaliserende jongeren.
Maar vandaag, na de aanslagen in Parijs en Brussel, weten we meer. Een voormalig (en
veroordeeld lid) van Sharia4Belgium liet zich in juni 2013 fotograferen met leden van Katiba
Al-Battar
6
. Het is dezelfde persoon die in augustus 2015 dreigementen uitte tegen België en
via WhatsApp berichten verzond naar academicus Montasser AIDe'emeh, auteur van het boek
“De Jihadcaravaan” (2015). Hij schrijft aan de onderzoeker : "Dit is geen bedreiging of wat
dom gepraat. Dit is een oorlogsverklaring en de plannen zijn al gesmeed. Alles gaat in de
lucht in België. Bibliotheken, scholen, ziekenhuizen, winkelstraten, discotheken ... Alle
plaatsen waar er ongelovigen zijn. Wij houden geen rekening meer met al dat gepraat over
onschuldige slachtoffers. Alle ongelovigen worden vermoord. Wij doden hen zoals zij ons
doden. Begrepen?" (Belga/R.R., 2015).
Na de Brusselse aanslagen van 22 maart 2016 zal een ander toenmalig veroordeelde
aanhanger van Sharia4Belgium twee videoboodschappen verspreiden vanuit Syrië, waarin hij
van de Belgische regering eist zich terug te trekken uit het Midden-Oosten. Op 8 april 2016
wordt overigens één van de veroordeelde leden van Sharia4Belgium opgepakt in Brussel
omwille van betrokkenheid bij de Brusselse aanslagen (Belga, 2016).
5
Jabhat al-Nusra werd in januari 2012 opgericht als een onderafdeling van de Islamitische Staat in Irak (ISI), het
voormalige Al Qaida in Irak en de latere Islamitische Staat. De groep hangt een ideologie aan die de strijd voor
de islam voor ogen heeft, met de stichting van een kalifaat als einddoel.
6
Het gaat om een elitebrigade, 'Katiba Al-Battar', de 'Brigade van het zwaard van de Profeten' geldt als de
militaire ruggengraat van IS en wordt door Libiërs geleid.
5
Kortom, gedurende de periode 2010 en 2012 was Molenbeek reeds het geprefereerd doelwit
van radicaliserende jongeren. De Belgische justitie en politie hebben hieraan trachten te
remediëren door een gerechtelijk onderzoek te starten en een proces te voeren tegen de leiding
en de brede groep van sympathisanten van Sharia4Belgium. De veroordelingen volgden
weliswaar, doch er bleken slechts 9 van de 45 personen aanwezig te zijn op het proces en de
straffen konden niet voorkomen dat verschillende betrokkenen België verlieten, afreisden naar
Syrië als foreign fighters en later als returneeszullen terugkeerden naar ons land. De
louter strafrechtelijke aanpak had dan wel een juridische realiteit gecreëerd, doch bleek
weinig effect te hebben gehad op het radicaliseringstraject van verschillende leden.
(2) Een tweede belangrijke fase in het Molenbeekse radicaliseringsproces houdt verband met
de zogenaamde keldermoskee filière (Eeckhaut, 2015). Vanaf april 2012 zal de leider van
de filière (Z, een Marokkaan uit Molenbeek) jongeren rekruteren om de strijd te gaan voeren
in Syrië en Irak. De man deed dat zowel in sportclubs als in zogenaamde ‘keldermoskeeën’,
geïmproviseerde gebedplaatsen waar hij zijn toehoorders indoctrineerde en overtuigde om de
wapens op te nemen. Hij opereerde vooral in de Maritieme Wijk (in de kanaalzone) in
Molenbeek. De wijk staat bekend om zijn coffeeshops, met name illegale drugshuizen die
schuilgaan achter culturele verenigingen.
In april 2012 maakte de Belgische Veiligheid van de Staat een nota over aan het parket over
de keldermoskee filière. Later zal deze nota deel uitmaken van het gerechtelijk dossier tegen
de groep rond Z. De nota gaat over verdachte bijeenkomsten in een appartement in
Molenbeek. Volgens deze nota werd er tijdens de bijeenkomsten gepraat over de noodzaak
om gewapende aanvallen te voeren op de “voornaamste tegenstander van de Islam”, in casu
de westerse democratie. Plannen worden, aldus de nota, gesmeed om zware wapens en
explosieven te bekomen om aanslagen uit te voeren (Belga, 2016).
In 2014 wordt Z gearresteerd en eind februari van dat jaar wordt het netwerk rond de man
opgerold. Tijdens de week van 21 tot 28 februari worden in 11 politiezones 55 huiszoekingen
doorgevoerd en 74 personen ondervraagd in het kader van deze grootschalige actie. Z zou zijn
ronselpraktijken tot in de gevangenis hebben voortgezet, reden waarom hij in isolement werd
geplaatst. Op 29 juli 2015 staat het netwerk terecht. 32 personen worden in beschuldiging
gesteld. Naast Z staan ook personen terecht die ook Syrië-strijders ronselden of hen hielpen
bij het vertrek. Anderen vertrokken dan weer naar Syrië, of stonden op het punt om dat te
doen. De leider van het netwerk wordt tot 12 jaar cel veroordeeld
7
.
Vandaag weten we dat het appartement waar de bijeenkomsten van de “keldermoskee filière
doorgingen eigendom was van een man die later naar Syrië reisde, samen met één van de
toekomstige zelfmoordterroristen in Parijs tijdens de november-aanslagen in 2015.
Daarenboven weten we nu dat één van de veroordeelden (uit Molenbeek) in de zaak van de
filière (hij werd veroordeeld tot 20 jaar celstraf bij verstek), zal ontmaskerd worden als de
organisator van de aanslagen in Parijs in november 2015. Een andere bij verstek veroordeelde,
eveneens uit Molenbeek, zal in verdenking gesteld worden van het maken van de
bommengordels die gebruikt werden bij dezelfde Parijse aanslagen. Ook de man uit
7
In een parallelle tweede zaak tegen Z staan opnieuw een 30-tal personen terecht. Zij ook rekruteerden Syrië-
gangers in Brussel tussen 2012 en 2014, en verleenden hulp bij hun vertrek. Een uitbater van een islamitische
bibliotheek zou zelfs trainingskampen hebben georganiseerd tijdens weekends aan zee. De speurders vonden
eveneens een koffer met geld, afkomstig uit verschillende diefstallen aan het Brusselse Zuidstation. Dat geld
werd gebruikt om de vertrekkers naar Syrië te financieren.
6
Schaarbeek, die de bommen maakte voor de maart-aanslagen in Brussel (en zichzelf op
Zaventem luchthaven opblies), behoorde tot de “keldermoskee filière (AFP, 2016).
Uit deze zaak kan worden afgeleid dat gedurende de periode 2012 en 2014 niet enkel jongeren
actief werden geradicaliseerd in Molenbeek, maar dat een belangrijke aanzet werd gegeven
om hen te betrekken bij de gewapende strijd in Syrië. De keldermoskee filière fungeerde
eveneens als terugkeerbasis van returnees” uit het Syrisch oorlogsgebied, om in Europa
terroristische aanslagen voor te bereiden. Opnieuw hebben de Belgische justitie en politie
getracht het fenomeen een halt toe te roepen door een brede groep te veroordelen, maar ook
dit keer is het duidelijk dat dit gebeurde in afwezigheid van de belangrijkste betrokkenen, die
zich onttrokken aan het gerecht en vrijwel ongehinderd tussen Syrië en Europa reisden.
Opnieuw had de louter strafrechtelijke aanpak tot veroordelingen geleid, doch met weinig
effect op het radicaliseringsproces van vele betrokkenen.
(3) Een week na de Charlie Hebdo aanslagen in Parijs van 7 januari 2015 doet de Belgische
politie op 15 januari een inval in een safehouse in Verviers. De oprichter van de cel, dezelfde
veroordeelde man uit de “keldermoskee filièreuit Molenbeek, zal later blijken de coördinator
te zijn van de november-aanslagen in Parijs. Uit de berichtgeving die het Belgische federaal
parket verspreidt naar aanleiding van de politie-interventie in Verviers, blijkt dat hij een
aanslag wilde plegen met zijn cel in Brussel op politiekantoren, meer precies op het
commissariaat van de politie van Molenbeek en het hoofdkwartier van de federale politie in
Brussel. De anti-terreur-actie die in Verviers werd gehouden was onderdeel van een
internationale operatie waarbij 7 landen betrokken waren. Twee mannen werden
neergeschoten tijdens de operatie door de politie, één werd gearresteerd. De centrale
coördinator uit Molenbeek weet te ontkomen, waardoor hij later in de mogelijkheid zal zijn
om de november-aanslagen in Parijs te organiseren.
De officiële woordvoerder van IS, legt naderhand een verklaring af vanuit Syrië. “Jullie zagen
wat onze broeders daar hebben gedaan. Moge Allah hen genadig zijn en hen belonen”.
Enkele uren na de boodschap verschijnt er een tweet die een foto bevat van de 2 doden in
Verviers, samen met de coördinator uit Molenbeek, tijdens hun verblijf aan het front in Syrië.
De coördinator schept zelf op in het IS-internet propagandatijdschrift Dabiq: Na een
vuurgevecht van 10 minuten, zijn mijn broeders gezegend met het martelaarschap, zoals zij al
zo lang wensten. Na de raid kregen de inlichtingendiensten door dat ik de broeders had
bezocht en dat we samen bezig waren geweest plannen te maken voor acties (Eeckhaut,
2016).
Volgens het federale parket bestond de cel in Verviers uit maar liefst 23 verdachten. 16 van
hen wil de federale procureur voor de rechter zien verschijnen, waarvan er 9 internationaal
gezocht worden en verstek laten gaan. Velen zijn afkomstig uit Molenbeek, anderen hebben
de Franse, Nederlandse of Marokkaanse nationaliteit. Het proces tegen deze verdachten loopt
op het moment dat we deze bijdrage afronden (medio juni 2016). Ondanks de pertinente
inspanningen van politie en gerecht om de aanslagen die beraamd werden in Verviers te
voorkomen, kon het gerecht echter niet voorkomen dat een hele generatie geradicaliseerden in
het buitenland klaar gestoomd werd om naar Europa terug te keren als volleerde terroristen.
Het is uit deze nebuleuze dat de terroristen voortkwamen die de november-aanslagen in Parijs
en de maart-aanslagen in Brussel hebben uitgevoerd (Renard, 2016).
1.3. Een globale strategie en uitvoering
7
Toen vanaf 2011 een aantal jonge individuen vertrokken uit België, om deel te nemen aan de
gewapende strijd in Syrië, werd dit nog niet ervaren als sterk problematisch. Het ging
tenslotte om “foreign fighters, die er vooral op uit waren zich te mengen in een militair
conflict, gericht op het verwerven van territoria in het buitenland. Vanaf 2012 begon men zich
echter in België (en elders in Europa) evenwel te realiseren dat er iets anders aan de hand was,
en stelde men de terugkeer vast van “returnees” naar Europa als getrainde terroristen.
In oktober 2015 stonden er, volgens de Belgische minister van Binnenlandse Zaken Jan
Jambon (NV-A), niet minder dan 837 individuen op te lijst van de Belgische
inlichtingendiensten, waarvan 273 die naar Syrië of Irak reisden. België scoorde op dat
moment het hoogst in de lijst van landen van de EU met het meeste aantal Syrië gangers per
capita (van Ginkel & Entenmann, 2016). 80 zouden gesneuveld zijn intussen aan het front.
134 zouden echter intussen zijn teruggekeerd (Verenigde commissies voor de Justitie en voor
de Binnenlandse Zaken, 2015). In vele gevallen konden zij bij hun terugkeer onder de radar
blijven van justitie en politie, en de november- en maart-aanslagen voorbereiden en plegen.
Ondanks het vele speurwerk en de navolgende grootschalige processen had een louter
strafrechtelijke aanpak niet geleid tot het voorkomen van verdere terreurdaden.
Dit verplicht ons ernstige vragen te stellen over de effectiviteit van een louter strafrechtelijke
benadering van het terreurfenomeen. Ondanks uitstekend speurwerk van de politiediensten, de
hardnekkigheid van het Belgisch federaal parket en de doortastendheid van de rechtbanken in
hogergenoemde drie cases is men er niet in geslaagd het terrorisme waarmee we kennis
maakten in Parijs en Brussel te voorkomen. Dit is in grote mate te wijten aan het feit dat velen
weliswaar werden veroordeeld, verstek lieten gaan en hun activiteiten elders of clandestien
verder hebben gezet. Een louter strafrechtelijke aanpak is dus niet voldoende geweest. Wat
dan met een bestuurlijk-preventieve aanpak? Om hier een antwoord op te kunnen geven keren
we terug naar ons uitgangspunt, Molenbeek en het “Brusselse gewest”.
2. De Belgische staatsconstructie en de politieke gevolgen ervan
België is een federaal land. Dat is geen toeval. Het land heeft drie officiële talen. Ongeveer
zestig procent van de bevolking spreekt Nederlands, veertig procent spreekt Frans en één
procent spreekt Duits (Oostkantons). Die diversiteit heeft tot een opeenvolging van
staatshervormingen geleid, die het land bestuurlijk behoorlijk complex hebben gemaakt
(Devroe,2014). Intussen heeft België reeds de 6de staatshervorming achter de rug (Vanpraet,
2011).
In totaal beschikt België over 6 regeringen: de federale regering, de Vlaamse regering, de
Waalse gewestregering, de Franstalige gemeenschapsregering, de Duitstalige
gemeenschapsregering en de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Er bestaat uiteraard nog steeds een overkoepelende federale regering voor het gehele
grondgebied, vooral bevoegd voor de autoriteitsdepartementen als Defensie, Justitie en
Binnenlandse Zaken. De huidige federale regering kwam tot stand na de verkiezingen van 25
mei 2014. Hier is een nooit eerder vertoonde centrumrechtse coalitie aan het bewind van
liberalen (MR en Open Vld), christen-democraten (CD&V) en Vlaams-nationalisten (N-VA).
Dit is in grote mate te wijten aan het overweldigende verkiezingssucces dat N-VA boekte
(Popelier, 2012). Opvallend is dat de enige Franstalige partij in de federale regering de MR is.
Daar staan diverse partijen tegenover aan Vlaamse zijde, zoals N-VA, CD&V en Open Vld.
8
De regering wordt geleid door eerste minister Charles Michel (MR). Hij volgde de Franstalige
socialist Elio Di Rupo op als regeringshoofd, waardoor een einde kwam aan ruim 25 jaar
aanwezigheid van (Franstalige) socialisten in de regering. Als minister van Veiligheid en
Binnenlandse Zaken, ook belast met Grote Steden beleid, trad Jan Jambon aan (N-VA). Het
Ministerie van Justitie viel toe aan Koen Geens (CD&V). Het zijn deze ministers die het
politieel beleid vorm geven. Minister van Defensie werd Steven Vandeput (N-VA).
Daarnaast telt het land daarenboven drie zgn. gewesten (het Vlaamse, het Waalse en het
Brusselse). “Gewesten” zijn verantwoordelijk voor de zgn. grondgebonden bevoegdheden,
zoals economie, werkgelegenheid en openbare werken. Het land telt tevens drie zgn.
“gemeenschappen” (het Vlaamse, het Franse en het Brusselse). “Gemeenschappen” zijn
verantwoordelijk voor de persoonsgebonden materies, zoals onderwijs, cultuur en welzijn. De
Vlaamse “gemeenschap” en het Vlaams “gewest” hebben een gemeenschappelijk parlement
en regering, beide met zetel te Brussel. De Vlaamse regering (gewest en gemeenschap), onder
leiding van Geert Bourgeois (NV-A), wordt gevormd door dezelfde Vlaamse partijen (Open
Vld, CD&V en N-VA) als deze die deel uitmaken van de federale regering. Er is met andere
woorden van Vlaamse zijde een grote symmetrie tussen de federale regering en de Vlaamse.
In Franstalig België liggen de zaken ingewikkelder. De Franstaligen beslisten om hun
afzonderlijke bestuursorganen, namelijk het Waals “gewest” (zetel te Namen) en de Franse
“gemeenschap” (zetel te Brussel) gescheiden te houden. De Waalse gewestregering wordt
geleid door de Franstalige socialist Paul Magnette (PS) en is een coalitie van Franstalige
socialisten (PS) en Franstalige christen-democraten (cdH). Hier is dus geen symmetrie met de
federale regering.
Anderzijds wordt de Franstalige gemeenschapsregering geleid door de Franstalige socialist
Rudy Demotte (PS) en de coalitie is dezelfde als deze van de Waalse gewestregering. Sinds
2011 noemt deze gemeenschap zich “Federatie Wallonië-Brussel”. Omtrent deze benaming
was en is nogal wat discussie tussen Frans- en Nederlandstaligen. Langs Vlaamse kant betwist
men deze naam vooral omdat deze naam een soort fusie van Wallonië en Brussel suggereert
die feitelijk onbestaande is.
Het meest gecompliceerd is de situatie in het Brusselse “gewest”, wat dus geen
“gemeenschap” is. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft een eigen parlement en regering,
bevoegd voor gewestmateries (Meerschaut et al, 2008). De Vlaamse en Franse
gemeenschappen bleven echter bevoegd voor de eigen “gemeenschapsmateries” op het
territorium van het Brussels Gewest. Voor zaken die beide gemeenschappen aangaan, is in het
Brussels gewest een specifiek orgaan in het leven geroepen (Delwit & Deschouwer, 2009).
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bestaat uit een minister-president, vier ministers (twee
Nederlandstalige en twee Franstalige) en drie staatssecretarissen. De leden van de Brusselse
Hoofdstedelijke Regering beheren de materies ruimtelijke ordening, stedenbouw,
stadsvernieuwing, huisvesting, openbare werken, vervoer, economisch beleid, buitenlandse
handel, werkgelegenheid, leefmilieu, energie, plaatselijke besturen, wetenschappelijk
onderzoek en externe betrekkingen (Jacobs & Swyngedouw, 2000). Deze Brusselse regering
wordt geleid door Minister-president Rudi Vervoort (PS) (Vervoort, 2015). In die
hoedanigheid is hij onder meer bevoegd voor het stedelijk beleid en veiligheid in de
gewestregering. Bij de verkiezingen van mei 2013 volgde hij Charles Picqué (eveneens PS)
aan het hoofd van de Brusselse regering op. Vervoort leidt een coalitie tussen socialisten (PS
en Sp.a), christen-democraten (cdH en CD&V), liberalen (Open Vld) en de taalpartij (DéFI).
9
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormt in realiteit één demografisch geheel is, doch
bestaat uit 19 gemeenten met elk een eigen burgemeester. Het gaat om : (1) Brussel-stad
(burgemeester PS), (2) Anderlecht (burgemeester PS), (3) Etterbeek (burgemeester MR), (4)
Evere (burgemeester PS), (5) Ganshoren (burgemeester kartellijst), (6) Jette (burgemeester
cdH), (7) Koekelberg (burgemeester MR), (8) Oudergem (burgemeester DéFI), (9)
Schaarbeek (burgemeester MR), (10) Sint-Agatha-Berchem (burgemeester cdH), (11) Sint-
Gillis (burgemeester PS), (12) Sint-Jans-Molenbeek (burgemeester MR), (13) Sint-Joost-ten-
Node (burgemeester PS), (14) Sint-Lambrechts-Woluwe (burgemeester DéFI), (15) Sint-
Pieters-Woluwe (burgemeester MR), (16) Ukkel (burgemeester MR), (17) Vorst
(burgemeester PS), (18) Watermaal-Bosvoorde (burgemeester Ecolo), en (19) Elsene
(burgemeester MR). Het valt op dat de politieke verdeeldheid in het Brussels gewest erg
groot is, ondanks het manifeste overgewicht van Franstalige partijen. Vooral de rivaliteit
tussen de Franstalige PS (gesteund door haar gewest- en gemeenschapsregering) en de
Franstalige MR (gesteund door de federale regering) is opmerkelijk.
3. De gevolgen voor het beleid inzake veiligheid In Brussel
3.1. Het verknipt lokaal politiebeleid in het Brussels Gewest
Deze staatsstructuur heeft een aantal gevolgen op het vlak van veiligheid in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest. Op de eerste plaats is het zo dat de federale autoriteitsdepartementen
van Binnenlandse Zaken (op de eerste plaats) en van Justitie (in bijkomende orde)
zeggenschap hebben over de politie (Devroe, 2012). Deze politie is verdeeld in één “federale
politie” en 195 “zonale korpsen”
8
sinds de grootschalige politiehervorming van 1998. De
federale politie wordt vooral vanuit Binnenlandse Zaken aangestuurd. De lokale wordt
voorzien van federale kaderwetgeving, die via tussenliggende overlegstructuren vooral door
de gemeentelijke overheden worden aangestuurd. Kortom, de politiematerie is bij uitstek
federale en gemeentelijke materie en geen “gewestelijke” zaak (Ponsaers & Devroe 2015).
Kortom: het is veeleer de dualiteit federaal/gemeentelijk die de politiedynamiek bepaalt dan
de dualiteit federaal/gewestelijk. Dit wordt sterk in de hand gewerkt door het feit dat de
burgemeester in België politiek verantwoordelijk is voor de activiteiten van zijn korps. Hij
kan, in tegenstelling tot Nederland (Prins & Cachet, 2011), onmogelijk deze bevoegdheid
delegeren naar één van zijn schepenen (Ponsaers & De Kimpe, 2001).
Sinds de politiehervorming in 1998, is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onderverdeeld in 6
politiezones, elk met een andere capaciteit. De grootste zone is (1) PZ Brussel
Hoofdstad/Elsene. Hier staat 1 politieambtenaar in voor slechts 107 inwoners, waarmee dit
korps het sterkst scoort in het Brusselse gewest. Verder zijn er: (2) de PZ Brussel-West met
Sint-Jans-Molenbeek, Koekelberg, Jette, Ganshoren en Sint-Agatha-Berchem. De
omringingscoëfficiënt is in deze zone het minst voordelig, vergeleken met alle andere
Brusselse politiezones, met name 1 inspecteur per 245 inwoners; (3) de PZ Zuid, met
Anderlecht, Vorst en Sint-Gillis, met 1 politieman per 215 inwoners; (4) de PZ
Ukkel/Watermaal-Bosvoorde/Oudergem, met een omringingscoëfficiënt van 1
politieambtenaar per 237 inwoners; (5) de PZ Montgomery, met Etterbeek, Sint-Lambrechts-
Woluwe en Sint-Pieters-Woluwe, met 1 politieambtenaar in voor 211 inwoners; en (6) de PZ
8
Dit aantal is momenteel (2016) teruggebracht tot 189 door een aantal vrijwillige fusie-operaties.
10
Polbruno, met Evere, Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek, met 1 agent per 188 inwoners
(Comité P, 2011).
In een openhartig interview herinnert voormalig minister van Binnenlandse Zaken en architect
van de politiehervorming Louis Tobback (Sp.a) aan de reden waarom deze 6 politiezones
werden ingericht in 1998. “We hebben het ijzer gesmeed toen het heet was. De
politiehervorming was voorbereid en de Dutrouxcrisis brak de laatste weerstand. Behalve
voor Brussel, dat was echt miserie. Lodewijk de Witte, de huidige gouverneur van Vlaams-
Brabant, had een nota over de politiehervorming voorbereid tijdens de onderhandelingen
over het Octopusakkoord. We waren met acht partijen in een middag akkoord. Maar voor
Brussel moesten we nog eens terugkomen. De nota ging uit van één politiezone in Brussel,
maar het werden er uiteindelijk zes. Dat was een zware toegeving voor de Franstaligen. Hun
voorkeur ging uit naar 19 politiezones, want ze wilden hun pretoriaanse wacht behouden (X,
2016).
Daarenboven is het zo dat het Belgische politieconcept nog steeds wezenlijk gestoeld is op
een tweedeling tussen “gerechtelijke” en “administratieve” politie, die we kunnen
beschouwen als een erfenis uit de Napoleontische periode (Ponsaers & Devroe, 2014). Deze
tweedeling werkt niet alleen door op het niveau van de federale politie, ook op dat van de
zonale politie. De “gerechtelijke politie” functioneert in grote mate onder supervisie van
Justitie, de “administratieve” onder Binnenlandse Zaken. Onder “gerechtelijke politie” wordt
dan alles beschouwd dat te maken heeft met het vaststellen, opsporen en ophelderen van
crimineel gedrag, zeg maar recherche-opdrachten. Deze verlopen onder de leiding en toezicht
van de magistratuur. Onder “bestuurlijke politie” wordt alles beschouwd dat te maken heeft
met openbare ordehandhaving en politiële preventie (surveillance en toezicht). Deze
activiteiten verlopen onder de bevoegdheid van de bestuurlijke overheden, in essentie de
Minister van Binnenlandse Zaken (federaal) en de burgemeesters (lokaal).
Opnieuw wordt deze tweedeling opgevangen door middel van overleg tussen gerechtelijke en
bestuurlijke overheden. In essentie worden die vormgegeven doorheen de vaststelling van het
“Federaal Veiligheidsplan” enerzijds en het “Zonaal Veiligheidsplan” anderzijds. Beide
soorten van plannen zijn voorzien in de Wet op de “Geïntegreerde Politie, gestructureerd op
twee niveaus” en behelzen met andere woorden de puur politiële aangelegenheden die te
maken hebben met het zogenaamd “ketenbeleid” (afstemming tussen bestuurlijke en
gerechtelijke prioriteiten van de politie). Deze plannen laten dan ook niet toe te komen tot
doortastend integraal veiligheidsbeleid, waarbij zou gestreefd kunnen worden naar
samenwerking en partnership tussen diverse instanties van niet politiële en gerechtelijke aard.
Kortom, burgemeesters zijn in grote mate afhankelijk van de federale regering om hun
politiebeleid vorm te kunnen geven.
3.2. De aanpak van de oorzaken van de radicalisering in het Brussels Gewest
Met een boutade kan men zeggen dat de repressieve functies van de politie verenigd zijn in
één de federale hand, maar dat de sociaal-preventieve aspecten (de oorzaken voor criminaliteit
en radicalisering, met name die aspecten die de weerbaarheid ertegen verhogen, zoals
tewerkstelling, onderwijs, sociale huisvesting, welzijn, e.d.m.) in grote mate tot de
bevoegdheden behoren van de gewesten en gemeenschappen. Dat is overigens ook het geval
met alle zorg-, hulpverlenings- en welzijnsaspecten het geval. Intussen is immers de Minister-
11
President van het Brussels Gewest sinds 1 juli 2014, als gevolg van de zesde Belgische
staatshervorming, bevoegd voor veiligheid.
Vanuit dat oogpunt is een Integraal Veiligheidsbeleid in een federaal land als België dan ook
onvermijdelijk steeds voorwerp van bijzonder veel overleg tussen overheden op diverse
beleidsniveaus (Devroe, 2012). Er is al een Kadernota Integrale Veiligheid
9
(KIV) (in juni
2016 door de federale regering naar buiten gebracht) nodig om het beleid op federaal niveau
af te stemmen op dat van de gewesten en gemeenschappen. Dergelijke kadernota wordt dan
vooral een oefening om wederzijds elkaars beleidsdomein af en op te lijnen (Bruggeman,
2016). Een doortastend Integraal Veiligheidsbeleid kan hier bezwaarlijk uit voortvloeien
(Ponsaers, 2016).
Zo verklaart de korpschef van de zone Brussel-West, waarin de gemeente Molenbeek gelegen
is: Staar u niet blind op de lokale politie, wij zijn maar één speler. Er is bijvoorbeeld geen
overleg tussen de tientallen verenigingen die in Molenbeek met jongeren werken. De ene
wordt gesteund vanuit het Brussels Gewest, de andere vanuit de Vlaamse Gemeenschap. Ze
houden zich allemaal met hetzelfde bezig, maar er is geen coördinatie” (Schoofs, 2016).
Didier Gosuin (DéFI, het vroegere FDF), de Brusselse minister van Werk en Economie, slaat
in dit verband mea culpa in een interview dat daags na de aanslagen in Brussel (22 maart
2016) werd afgenomen. “We zijn blind geweest voor een hele groep jongeren die zich
afkeerde van de samenleving”. Op de vraag of er een link is tussen de hoge
jeugdwerkloosheid en moslimradicalisering moet de minister het antwoord schuldig blijven.
Dat is moeilijk te zeggen, maar ik ben ervan overtuigd dat zaken als sectarisme en
radicalisme een kans krijgen in een samenleving die geen hoop geeft aan mensen. Mensen
hebben altijd de behoefte om ergens in te geloven, ook al is het een leugen. De beste wapens
tegen radicalisme en extremisme zijn onderwijs, vorming, stages en de persoonlijke
begeleiding van werklozen. De Brusselse overheid heeft die zaken jarenlang verwaarloosd, in
elk geval niet krachtdadig genoeg aangepakt. Er is onvoldoende in het Franstalige onderwijs
geïnvesteerd en dat is de fout van de Franstalige partijen” (Hubo, 2016).
Burgemeesters zijn met andere woorden in grote mate afhankelijk van de
gemeenschapsregeringen om hun sociaal preventief veiligheidsbeleid op hun grondgebied in
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te kunnen boetseren. In dat gewest blijkt dat een
bijzonder moeilijk gegeven omwille van de politieke verdeeldheid, die juist hier uitgesproken
tot uiting komt.
3.3. Het federale “kanaalplan” en het gewestelijke “preventieplan” als illustratie
De kritiek op de organisatie van de politie in Brussel nam na de aanslagen van 22 maart 2016
op de luchthaven van Zaventem en het metrostation Maalbeek toe. Diverse commentatoren
wezen op de versnippering van het politie- en politiek landschap in het Brussels
hoofdstedelijk gewest, met zes politiezones en 19 gemeenten in één demografische geheel. De
Belgische Premier Charles Michel reageerde op 2 april 2016 laconiek in enkele interviews en
stelde : “Ik ken geen taboes. Maar ik heb niet de indruk dat er in Zaventem twee bommen zijn
ontploft omdat Brussel zes politiezones telt (…) Ik hou niet vast aan structuren als hun
meerwaarde niet bewezen is. (...) Maar vandaag lijkt zo'n aanpassing mij geen prioriteit
(Heylen, 2016).
9
Pas in juni 2016 door de federale regering naar buiten gebracht, terwijl de regering in oktober 2014 reeds van
start ging.
12
De discussie over de versnippering in het Brusselse Gewest dateert echter van vroeger dan 22
maart 2016. Ze stak de kop op naar aanleiding van de voorstelling van het federale
“kanaalplan” in januari 2016, als antwoord op de gebeurtenissen in Parijs op 13 november
2015 (Degreef, 2016). Volgens het “kanaalplan” moeten er dit jaar reeds 300 bijkomende
politiemensen ingezet worden. Dit strekt zich uit over de gemeenten Molenbeek, Vilvoorde
10
,
Anderlecht, Koekelberg, Laken
11
, Schaarbeek, Sint-Gillis en Sint-Joost-ten-Node, samen goed
voor een investering van 39 miljoen euro.
Het is merkwaardig dat het “kanaal”-plan opteert voor samenwerking tussen deze gemeenten,
en daarbij Brussel-stad buiten beschouwing laat, waarvan slechts een beperkt onderdeel
participeert, met name de deelgemeente Laken. Verder valt op dat dit federaal plan zich richt
op samenwerking op gemeentelijk niveau en niet op samenwerking tussen politiezones. Het
plan doorsnijdt als het ware de politiestructuur zoals deze bij de hervorming van 1998 werd
ingesteld, ten voordele van een alliantie tussen burgemeesters van specifieke gemeenten
(Ponsaers & Devroe, 2016). Sinds 2013 wordt het ambt van burgemeester in Brussel-stad
waargenomen door de Franstalige socialist Yvan Mayeur (PS), die in het recente verleden in
aanvaring kwam met Jambon
12
.
De meest urgente maatregelen in het “kanaalplan” hebben betrekking op Molenbeek en
Vilvoorde. Molenbeek kreeg meteen vanaf 1 februari 2016 in een eerste fase 50 politiemensen
bij en Vilvoorde 20. Het gaat om federale personeelsleden die toegevoegd worden aan de
lokale politiezones. De coördinatie zal worden waargenomen door de korpschef van zone
Brussel-West/Molenbeek en de Brusselse Directeur-Coördinator van de federale politie. Het
“kanaalplan” kende een eerder pruttelende start omwille van weerstanden vanwege de
politiebonden.
Rond dezelfde periode, op 21 januari 2016, stelde de Brusselse Minister-President van het
Brusselse Gewest, Rudi Vervoort (PS), een preventie- en bestrijdingsplan voor dat hij
voorbereidde met de burgemeesters van Brussel-Stad, Schaarbeek, Anderlecht en Molenbeek.
Vervoort stelt zijn gemeenten een globale aanpak voor van het radicalisme. Het is de
bedoeling om via dit instrument van zo nabij mogelijk in te spelen op de behoeften die
geformuleerd worden door de gemeenten en de inwoners van het Gewest zonder te
discrimineren of te stigmatiseren. Er wordt sterk ingezet op beleidsdomeinen zoals onderwijs,
jeugdhulp, opleiding, tewerkstelling, huisvesting en sociale cohesie.
Beide plannen, het “kanaalzone”-plan van het federale departement Binnenlandse Zaken en
dat van het Brusselse gewest houden geen enkele verwijzing naar elkaar in.
4. Conclusie
In deel 1 van deze bijdrage stelden we vast dat de strafrechtelijke aanpak van radicalisering en
terrorisme weinig structureels heeft bijgedragen aan het reëel terugdringen van deze
10
Vilvoorde maakt geen deel uit van het Brussels gewest, maar ligt wel langs de kanaalzone en telt 28 gekende
Syriëgangers.
11
Laken is geen zelfstandige gemeente in het Brusselse gewest, maar een onderdeel is van de stad-Brussel.
12
Na de nationale vakbondsbetoging in Brussel op 6 november 2014 kwam er veel kritiek op Mayeur, onder
andere uit zijn eigen politiekorps. Hij kwam in botsing met N-VA voorzitter Bart De Wever, tevens
burgemeester van Antwerpen, en de minister van Binnenlandse Zaken, Jan Jambon (eveneens N-VA).
13
problemen. In deel 2 stelden we vast dat de Belgische staatsstructuur en de permanente
hervorming ervan als het ware een tweesporenbeleid deed ontstaan, waardoor de sociaal-
preventieve functie van de gewesten en gemeenschappen los kwam te staan van de federale
handhavende en misdaad bestrijdende politiefunctie. Dit tweesporenbeleid bemoeilijkt sterk
het implementeren van een reëel integraal veiligheidsbeleid, waarbij het bestrijden van de
oorzaken van radicalisering gelijk opgaat met de strafrechtelijke aanpak ervan.
Een waarachtig IV-beleid beschouwt de politie als één van de partners in het brede
maatschappelijke middenveld die de oorzaken van criminaliteit, onrust en sociale wanorde
trachten te beheersen. Community Policing houdt in die zin een essentiële preventieve
opdracht in: het voorkomen dat er zich problemen verdichten in bepaalde groepen of op
specifieke plaatsen, en de ambitie om bij te dragen aan het terugdringen van de oorzaken
ervan.
Molenbeek, en het hele Brusselse gewest, zijn zwaar verwond geraakt gedurende afgelopen
jaren. Die wonden kunnen helen, maar zullen ongetwijfeld littekens nalaten. Daartoe moet,
daar waar het gaat om radicalisering van jongeren, de voedingsbodem van die radicalisering
worden tegengegaan. Heel concreet komt dat neer op het verschaffen van tewerkstelling, van
degelijk onderwijs en sociale huisvesting, van bijstand en zorg. Uiteraard is dat niet de
uitsluitende opdracht van de politie, maar is dat een gemeenschappelijke opdracht van de
publieke overheid, tot op grote hoogte van het gemeentelijk beleid. Buurthuizen, straathoek-
en jeugdwerkers, opvoeders, inburgerings- en hulpverleningscentra en vele anderen moeten
daartoe bijdragen, samen met diverse gemeentelijke diensten.
Waaruit blijkt dat? Na de Charlie Hebdo aanslagen in Parijs van januari 2015 bleek één van
de jongeren op een Brusselse school te sympathiseren met de terroristen. De leraren werden
ongerust en probeerden dit te melden, maar er bleek geen gereglementeerd
communicatiekanaal aanwezig te zijn. Enige tijd later vertrok de jongeman naar Syrië. Het
Belgische O.M. wist dat hij naar Syrië was vertrokken, maar was niet op de hoogte van zijn
terugkeer. In november 2015 blijkt hij één van de zelfmoordterroristen te zijn die zich opblies
aan het Stade de France te Parijs.
De grondgedachte bij de hervorming van 2001 was in grote mate de politiële werking nauw te
laten aansluiten op het gemeentelijke beleid, zodat precies hoger genoemd ‘integraal
veiligheidsbeleid’ reële kansen kreeg. De ervaring leert dat een evenwichtig integraal
veiligheidsbeleid een lange adem heeft en slechts resultaten oplevert wanneer het geschraagd
wordt door verschillende partners met elk een eigen rol en verantwoordelijkheid. Dat is
momenteel niet mogelijk in Brussel. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het jaarverslag
2014 van het Comité P, in tempore non suspecto”, waarschuwde voor een groeiende kloof
tussen politie en bevolking in een aantal politiezones in Brussel, onder meer in Molenbeek.
Het hernemen van het oude voorstel van samensmelting van de zes politiezones van het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest is op zich best verdedigbaar, en onzes inziens zelfs
noodzakelijk, indien dit echter gepaard gaat met de samenvoeging van de 19 Brusselse
gemeenten tot één bestuursniveau, of één stedelijk gebied. Het is slechts op deze manier dat
een ‘integraal veiligheidsbeleid’ ook in Brussel vorm kan gegeven worden. Het creëren van
één Brusselse politiezone, zonder te raken aan de 19 afzonderlijke gemeenten, kan echter
enkel maar tot een grotere afstand tussen het bestuur en de politie leiden en meteen ook tot
minder gemeenschapsgerichtheid (Ponsaers et al., 2012).
14
Het voorstel van de Brusselse CD&V parlementsleden Grouwels en Delva, die pleiten voor
een “regeringscommissaris tegen terreur” voor Brussel onder de minister van Binnenlandse
Zaken steunt op het Parijs model, waar de Parijs politieprefect de nationale politie in de stad
aanstuurt vanuit het centralistisch departement Binnenlandse Zaken
13
. In een dergelijk model
wordt het gesignaleerd tweesporenbeleid echter enkel maar versterkt. Het weerspiegelt
immers de dominante beleidsopvatting die politici hebben over de “ware aard” van het
politiewerk, met name misdaadbestrijding. Nochtans weten we dat de invloed van politie op
criminaliteit, radicalisering en terreur zeer beperkt is, omdat de oorzaken ervan zich buiten de
invloedssfeer van de politie bevinden.
In die zin is de Duitse oplossing dan ook sterk het overwegen waard (Ponsaers et al., 2014).
De federale Duitse Bondsrepubliek heeft voor de hoofdstad Berlijn immers een bijzondere
regeling uitgewerkt, die erop neerkomt dat de president van de deelstaat Berlijn meteen ook
de functie van burgemeester van de stad Berlijn opneemt (Aden & De Pauw, 2015). Op deze
wijze heeft hij tezelfdertijd greep op het politieel optreden als op het sociaal preventief beleid
in de metropool. Een dergelijke oplossing komt tegemoet aan de bezwaren die hoger werden
genoemd, het blijkt werkbaar in een federaal land én is toepasbaar in het Brussels gewest.
Maar dat impliceert meteen ook dat niet enkel de 6 politiezones worden gefusioneerd, maar
tevens dat de 19 Brusselse burgemeesterposten worden ingeruild voor één. Pas op dat moment
kan er een ware afstemming zijn tussen misdaadbestrijding en bestuurlijk beleid in Brussel-19
en het Brussels gewest. Enkel met de samenvoeging van de 6 politiezones halen we het niet.
Daarvoor is echt wel meer nodig.
Bibliografie
Aden, H. & De Pauw, E. (2015) Policing Berlin. From seperation by the iron curtain to the
new German capital and a globalised city, European Journal of Policing Studies, Special
Issue Policing European Metropolises, 2 (1), 13-30.
AFP (2016). ‘Terrorisme : Khalid Zerkani, mentor de Kriket, Abaaoud et Laachraoui’, Le
Point, 25-03-2016.
Men consultere : http://www.lepoint.fr/monde/terrorisme-khalid-zerkani-mentor-de-kriket-abaaoud-et-
laachraoui-25-03-2016-2028008_24.php
AlDe’emeh, M., Stockmans, P. (2015), De Jihadkaravaan. Reis naar de wortels van de haat,
Tielt: Lannoo.
Belga, ‘Veroordeelde Sharia4Belgium is zesde terreurverdachte’, Het Laatste Nieuws,
9/04/16.
Men consultere : http://www.hln.be/hln/nl/36484/Aanslagen-Brussel/article/detail/2670944/2016/04/09/Ook-
veroordeelde-Sharia4Belgium-proces-opgepakt-als-terreurverdachte.dhtml
Belga (2016). ‘Staatsveiligheid: Weinig hints naar aanslagen Parijs in terreurnota’, Het laatste
Nieuws, 26-01-16.
Men consultere : http://www.hln.be/hln/nl/35524/Aanslagen-
Parijs/article/detail/2596955/2016/01/26/Staatsveiligheid-Weinig-hints-naar-aanslagen-Parijs-in-
terreurnota.dhtml
Belga/R.R. (2015). ‘IS stuurt nieuw dreigement naar België: 'Alles gaat de lucht in.
Bibliotheken, scholen, ziekenhuizen’, Knack, 20/08/15.
Bruggeman, F., Paelinck, G. (2014). ‘Maar negen beklaagden aanwezig op eerste procesdag
Sharia4Belgium’, De Redactie.be, 29-09-2014.
Men consultere : http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.2104413
13
Men consultere : De Morgen, 8/04/2016, “Geef Brussel regeringscommissaris tegen terreur”.
15
Bruggeman, W. (2016). Nationaal veiligheidsbeleid: eindelijk opnieuw geïntegreerd?,
Panopticon, 37 (2), 145-152
Comité P (2011). Toezichtsonderzoek naar de inzet van de politiecapaciteit in bepaalde
wijken van Anderlecht en Sint-Jans-Molenbeek teneinde de veiligheid (leefbaarheid) van
de burgers te waarborgen, Tussentijds verslag, 27 oktober 2011.
Men consultere : http://www.comitep.be/AdditionalReports/2014-12-11%20Anderlecht%20en%20Sint-Jans-
Molenbeek.pdf.
Corijn, E. (2010). Brussel, een kosmopolitische stad in wording. In van de Bossche, M.,
Lleshi, B. (eds.), Identiteit en interculturaliteit: Identiteitsconstructie bij jongeren in
Brussel, Brussel: VUB Press.
Deboosere, P., Eggerickx, T., Van Hecke, E., Wayens, B. (2009). “Staten-Generaal van
Brussel. De Brusselse bevolking: een demografische doorlichting”, Brussels Studies,
Synthesenota nr. 3, 12 januari 2009.
Degreef, Ch. (2016). ‘Grote lijnen kanaalplan Jambon bekend’, Brussel deze Week, 27-01-
2016.
Men consultere : http://www.brusselnieuws.be/nl/nieuws/grote-lijnen-kanaalplan-jambon-bekend
Delwit, P., Deschouwer, K. (2009). “Staten-Generaal van Brussel. De Brusselse instellingen”,
Brussels Studies, Synthesenota nr. 14.
Devroe, E. (2012). A swelling culture of control. De genese en de toepassing van de wet op
de administratieve sancties in België’, Antwerpen/Apeldoorn: Maklu.
Devroe, E. (2014). Het kopje naast het schoteltje. Over de gestructureerde versnippering in
het integrale veiligheidsbeleid, Cahiers Politiestudies, 1 (30), 159-181
Devroe, E. en Ponsaers, P. (2013). Reforming the Belgian police system between central and
local. In: N.F. Fyfe, J. Terpstra en P. Tops (Eds.). Centralizing forces? Comparative
perspectives on contemporary police reform in northern and western Europe, (pp.77-98).
The Hague: Boom Legal Publishers/Eleven.
Eeckhaut, M. (2016). ‘Verviers, de mislukte repetitie voor Parijs, De Standaard, 14-01-2016.
Men consultere : http://www.standaard.be/cnt/dmf20160113_02066174
Eeckhaut, M. (2015). ‘Khalid Zerkani, de Kerstman die ronselde voor Syrië’, De Standaard,
07-05-2015.
Men consultere : http://www.standaard.be/cnt/dmf20150506_01667608
Heylen, K., (2016). Premier Michel vindt fusie politiezones geen dringende prioriteit’, De
Redactie.be, 02-04-2016.
Men consultere : http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/politiek/1.2617519
Hubo, B. (2016). ‘Didier Gosuin: We hebben ons vergist, ik ook’, Brussel deze Week, 31-03-
2016.
Men consultere : http://www.brusselnieuws.be/nl/nieuws/didier-gosuin-we-hebben-ons-vergist-ik-ook
Jacobs, D., Swyngedouw, M. (2000). Een nieuwe blik op achtergestelde buurten in het
Brussels hoofdstedelijk gewest, Tijdschrift voor Sociologie, 21 (3), 197-227.
Lambrecht, J. (2015). IS: het nieuwe terrorisme van Daesh en de ondergang van de
Moslimbroederschap, Leuven: Van Halewijck.
Leman, J. (2016). “De sociale problematiek in Molenbeek en het gewelddadig jihadisme”,
Cahiers Politiestudies, n° 42.
Liedenbaum, C., Descheemaeker, L., Easton, M., Noppe, J., Ponsaers, P., Terpstra, J., Vande
Walle, G., Verhage, A. (2013). De Wijk achter de Botsing Een Onderzoek naar Wijken in
Nederland en België met ernstige Ordeverstoringen, Reeks Politiestudies n°7,
Antwerpen/Apeldoorn: Maklu.
Meerschaut, K. & De Hert, P. (2008). Een integraal veiligheidsbeleid op gewestelijk niveau.
Het Brusselse Gewest naderbij bekeken. Rechtsleer & Doctrine, 542-576.
Moureaux, Ph. (2016). De waarheid over Molenbeek, Schoten: Horizon, 256p.
16
Ponsaers, P. en Devroe, E. (2014). Nationale politiebestellen in beweging in Europa.
Handboek politiediensten, Internationaal. Mechelen: Kluwer, 41-98.
Ponsaers, P. en Devroe, E. (2015) De toekomst van Europese nationale politiebestellen? In:
P. Ponsaers en W. Bruggeman, In: P. Ponsaers, W. Bruggeman, M. Easton & A. Lemaitre
(Eds.), Toekomstpolitie, Triggers voor een voldragen debat, Antwerpen/Apeldoorn:
Maklu, 45-85.
Ponsaers, P. & Devroe, E. (2016) Het kanaalplan, het aanhouden van het verhoogde
dreigingsniveau en de sluipende privatisering, Cahier Politiestudies, 2 (39), 213-237.
Ponsaers, P. (2016). ‘De communautarisering of de deconstructie van de soevereine staat’, in
Panopticon, 4 (in press).
Ponsaers, P., Edwards, A., Verhage, A., Recasens i Brunet, A. (2014). “Policing European
Metropolises”, in Ponsaers, P., Edwards, A., Verhage, A., Recasens i Brunet, A. (Eds.).
European Journal of Policing Studies, Special Issue Policing European Metropolises, 2
(1), 3-13.
Ponsaers, P. , Bruggeman, W., Bisschop, L., De Kimpe, S. (2012). “Bestellen en Schalen”,
Orde van de Dag , 57, 6-11.
Ponsaers, P., De Kimpe, S. (2001). Consensusmania - Over de achtergronden van de
politiehervorming, Leuven/Leusden: ACCO.
Popelier, P. et al. (2012). België, quo vadis? Waarheen na de zesde staatshervorming.
Mortsel: Intersentia.
Prins, R. & Cachet, L. (2011). Integrale veiligheidszorg en de burgemeester. Tijdschrift voor
Veiligheid, 10, (1), 43-58.
Renard, T. (2016). After Paris and Brussels: reassessing ISIS’s strategy in Europe, 8 April
2016.
Men consultere : http://www.aspistrategist.org.au/after-paris-and-brussels-reassessing-isiss-strategy-in-
europe/
Schoofs, N., “Ik heb te weinig agenten die Arabisch spreken”, De Tijd, 26 maart 2016.
Men consultere :
http://www.tijd.be/nieuws/archief/Ik_heb_te_weinig_agenten_die_Arabisch_spreken.9748252-
1615.art?ckc=1
Verenigde commissies voor de justitie en voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken
en het Openbaar Ambt van woensdag 2 december 2015.
Wayens, B., Kummert, P., Dumont, G. (ULB), Roesems, T. (2010). Gemeentelijke fiches
voor de analyse van lokale statistieken in het Brussels Gewest, Gemeente Sint-Jans-
Molenbeek. (Zie: www.observatbru.be).
van Ginkel, B., Entenmann, E. (eds.) (2016). The Foreign Fighters - Phenomenon in the
European Union - Profiles, Threats & Policies, ICCT Research Paper, The Hague: ICCT.
Vanpraet, J. (2011). De latente staatshervorming, Brugge: Die Keure.
Vervoort, R. Politieke beleidsverklaring van de regering van het Brussels hoofdstedelijk
gewest, 22 oktober 2015.
X (2016). ‘Louis Tobback: Fusie politie in Brussels komt er pas over Reynders lijk’, De Tijd,
02-04-2016.
Men consultere : http://www.tijd.be/dossier/terreur-in-
brussel/Louis_Tobback_Fusie_politie_in_Brussel_komt_er_pas_over_Reynders_lijk.9750817-8351.art?ckc=1&ts=1459592524
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
Article
Full-text available
The Brussels-Capital Region is comprised of 19 municipalities and has a surface area of 161.4 km². The region is the core of a much broader morphological agglomeration made up of 36 municipalities with a total population of more than one and a half million inhabitants. The official population of the Brussels-Capital Region totalled 1 048 491 inhabitants on 1st January 2008 and is the youngest in the country with an average age of 37.8 years recorded in 2006. The demographic development of Brussels has always been strongly dominated by migration over the past one and half centuries and this is not different today. The capital city has experienced a rise in population over the past few years and, just like all large European cities, the population composition is highly influenced by internationalisation. The last census (socio-economic survey of 2001) enabled the nationality of origin to be taken into account. According to this criterion, Brussels had 45 different nationalities with at least 1 000 inhabitants. The composition has diversified further since then and there has been an increase in inhabitants from European Union countries. The region is characterised by a clear spatial differentiation between the poorer districts, mixed neighbourhoods and the affluent areas of the city. The underlying structure of this spatial segregation according to socio-economic status has deep-seated historical roots and a high level of inertia. However, the arrival of new inhabitants, large construction sites within a number of districts, speculation and increasing property prices are slowly changing the composition of the population within some districts. A short description of the most important demographic trends that will affect the composition of the city in the coming decades is given below.
Article
Full-text available
In 1996 publiceerde David Garland een spraakmakend artikel, getiteld 'The Limits of the Sovereign State' (Garland, 1996). Het stuk blijft tot op de dag van vandaag een belangrijk the-oretisch uitgangspunt, vooral dan met betrekking tot het domein van misdaadbestrijding, in eerste instantie in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, hoewel hijzelf sug-gereert dat zijn stelling ook elders kan gelden. Wat is die stelling dan? Volgens Garland werd in de afgelopen decennia de soevereiniteit van de staat ingrijpend aangetast, omdat diezelfde staat niet langer bij machte was verschillende domeinen van het sociaal leven, zoals ondermeer de criminaliteitsbestrijding, te controleren en te beheersen. Als gevolg daarvan ontwikkelden er zich, nog steeds volgens Garland, twee tegenstrijdige tendensen (Garland, 2001). Enerzijds trachtte de soevereine staat de verantwoordelijkheid voor de criminaliteitsbestrijding te herverdelen tussen diverse actoren in de samenleving (ten aanzien van een variëteit van actoren en diensten, private burgers, commerciële en non-profit organisaties, enz.). Dit ging gepaard met een gestage strategie om grote delen van het maatschappelijk middenveld te responsabiliseren, die betrokken werden middels allerhande convenanten en afspraken 1. Anderzijds echter trachtte diezelfde soevereine staat haar monopolie inzake criminaliteitsbestrijding te herbevestigen, vooral wanneer het ging om het behoud van de controle en de coördinatie op de ermee gepaard gaande processen, kortom om het claimen van wat we vandaag 'de regie' noemen. Hieruit resulteren – nog steeds aldus Garland – erg tegenstrijdige beleidsontwikkelin-gen, vertogen en praktijken inzake criminaliteitsbestrijding, die op hetzelfde moment naar voor komen op verschillende niveaus. Volgens Garland gaat het niet om een simpel proces waarbij verantwoordelijkheden en taken 'naar beneden' worden gedelegeerd, maar eerder om een nieuwe, complexe vorm van 'bestuur op afstand', een nieuwe wijze om macht uit te oefenen. De vraag die we ons hier stellen is of de analyse van Garland al dan niet opgaat voor ons land, mede onder druk van de voortschrijdende 'communautarisering'. Het is onze hypothese dat dit wel degelijk het geval is.
Article
Full-text available
Despite the widespread media attention for foreign fighters in Europe, very little is known about the phenomenon itself, something also evidenced by the lack of a single foreign fighter definition across the EU. In a study commissioned by the Netherlands National Coordinator for Security and Counterterrorism (NCTV), ICCT addresses this gap by analysing not only the numbers and characteristics of foreign fighters across the EU, but also how the Union and Member States assess the threat of foreign fighters as well as their policy responses regarding security, preventive and legislative measures. The Report also outlines a series of policy options aimed both at the EU and its Member States. Findings include: Of a total estimated 3,922 – 4,294 foreign fighters from EU Member States, around 30% have returned to their home countries. A majority of around 2,838 foreign fighters come from just four countries: Belgium, France, Germany, and the United Kingdom, with Belgium having the highest per-capita FF contingent. There is no clear-cut profile of a European foreign fighter. Data indicates that a majority originate from metropolitan areas, with many coming from the same neighbourhoods, that an average of 17% are female, and that the percentage of converts among foreign fighters ranges from 6% to 23%. The radicalisation process of foreign fighters is reported to be short and often involves circles of friends radicalising as a group and deciding to leave jointly for Syria and Iraq. EU1 In analysing the policies of Member States in response to the foreign fighter phenomenon, the authors recommend that strategies be implemented which encompass a suitable, proportional, context-specific and effective mix of policy responses, taken from a toolbox of security, legislative, and preventive measures. Their analysis reveals that, while many Member States have already bolstered security and legislative policy measures, a larger focus needs to be put on preventive measures as well as rehabilitation and reintegration programmes to deal with returning foreign fighters. The report was presented to the NCTV during a launch event on 1 April 2016 at Nieuwspoort in The Hague, where the authors discussed their findings and recommendations with an audience of national and international policymakers, counter-terrorism experts, ambassadors and media representatives.
Article
Full-text available
Deze bijdrage plaatst het integraal veiligheidsbeleid in België in een historisch-constitutioneel perspectief. De probleemstelling -namelijk het ontbreken van overkoepelend gezag op gemeentelijk vlak- zorgt voor een grote diversiteit bij lokale besturen in het vormgeven van een integraal veiligheidsbeleid. Doorzettingsmacht voor de burgemeester als centrale bestuurder die diverse partners moet aansturen werd in België en Nederland niet wettelijk voorzien. Het politiek en bestuurlijk draagvlak, vereist om goed te kunnen besturen, is niet steeds aanwezig. Deze bijdrage gaat in op de ingewikkelde Belgische staatsstructuur. Meer in het bijzonder heeft de derde staatshervorming het vormgeven van een integraal veiligheidsbeleid structureel bemoeilijkt. We schetsen de terminologie van het integraal veiligheidsbeleid en de toepassing ervan als beleidsantwoord op een divers aantal criminologische theorieën. Besluitend reiken we een paar mogelijke oplossingen aan voor de versnippering, onder meer vanuit praktijken in Nederland en in Groot Brittannië. Deze bijdrage is gebaseerd op de doctorale studie ‘A swelling culture of control, over de genese en de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties’ (Devroe, 2012). Gedeelten van de resultaten worden in citaatvorm weergegeven. Achteraan vindt de lezer de lijst van personen die werden geïnterviewd.
Chapter
Full-text available
In deze bijdrage schetsen we de resultaten van een onderzoek naar Europese politiemodellen. Het onderzoek werd gebaseerd op desktopresearch, literatuurstudie en gesprekken met politie-experts in diverse Europese landen en geeft een inzichtelijk kader dat gebaseerd is op eigen werkdefinities van essentiële karakteristieken van verschillende nationale politiebestellen. We onderscheiden, afgezien van de politiebestellen in Oost-Europese nieuwe lidstaten, in Europa drie verschillende types van bestellen, met name (1) historisch ontstane politiebestellen, (2) territoriaal ingedeelde politiebestellen en (3) bestellen met een eenheidspolitie. Binnen het eerste bestel worden de landen Frankrijk, Italië, Portugal en Spanje geanalyseerd. Onder de ‘territoriale politiebestellen’ komen, de landen het Verenigd Koninkrijk (V.K.) en Duitsland en Zwitserland aan bod. In een laatste noemer brengen we Europese politiebestellen samen die één nationale politie kennen. Het gaat dan om Denemarken, Nederland en Schotland. Voor elk land worden de verschillende politiediensten en hun bevoegdheden geschetst, alsook cultuurhistorische elementen die deels de politiële organisatiestructuren kunnen verklaren. We sluiten af met een conclusie, en een korte beschouwing over de toekomst van Europese nationale politiebestellen.
Article
Full-text available
Verschillende Europese landen wijzigen ingrijpend de architectuur van hun nationaal politiebestel (Ponsaers et al., 2009). In deze bijdrage ontwerpen we een typologie van deze veranderingen. We doen dat om een beter begrip te krijgen van de groeiende proliferatie in het Europese politielandschap. We ontwerpen in deze bijdrage een inzichtelijk kader dat gebaseerd is op werkdefinities van essentiële karakteristieken van verschillende nationale politiebestellen. De analyse wordt gevoerd op het niveau van politiebestellen in hun geheel, en niet op het niveau van politiediensten. Omdat deze bijdrage focust op Europa laten we niet-Europese landen buiten beschouwing, zoals het Turkse jandarma of de Israeëlische gendarmerie en vele andere. Hierna definiëren we de begrippen die in deze bijdrage worden gehanteerd om een dergelijke Europese typologie van politiebestellen op te bouwen. In deze bijdrage gaan we in op een aantal Europese landen die als archetypisch beschouwd kunnen worden. Bij een aantal andere landen zullen we slechts terloops stilstaan. Bij het uitwerken van dit overzicht laten we de Oost-Europese landen (Bulgarije, Estland, Hongarije, Kroatie¨ , Letland, Litouwen, Polen, Roemenie, Slovenie , Slowakije en Tsjechie) buiten beschouwing. Het gaat om een andere realiteit in deze nieuwe lidstaten dan die in de klassieke Europese landen. Overigens werd recentelijk een handboek gepubliceerd met betrekking tot de Centraal- en Oost-Europese politiebestellen (Mesko et al., 2013). We nemen ons voor hierover een fzonderlijke bijdrage te leveren.
Chapter
Full-text available
This chapter discusses the most significant reform of the Belgian police system that occurred by law in 1998 3 . The actual implementation of the act dates from the beginning of 2001. The reform includes regrouping of the three regular police forces that existed previously. This involved the municipal police, the Gendarmerie, and the judicial police at the public prosecutor's office. These three police forces were rearranged into 'a single, integrated police force, structured on two levels'. In this chapter we will not limit ourselves to a purely formal discussion of this intervention. In the first paragraph we go back to the origin and significance of the three police forces that were grouped for the reform. The second paragraph goes into the reform and its background, and also how it worked out and how it continues to operate. We close in the third paragraph with an evaluation of the reform, which is discussed now, and also whether or not it is considered necessary to introduce new reform. Origin and significance of the Belgian system prior to the 1998 reform
Chapter
In deze bijdrage schetsen we de resultaten van een onderzoek naar Europese politiesystemen. Het onderzoek werd gebaseerd op desktopresearch, literatuurstudie en gesprekken met politie-experts in diverse Europese landen en geeft een inzichtelijk kader dat gebaseerd is op eigen werkdefinities van essentiële karakteristieken van verschillende nationale politiebestellen. We onderscheiden, afgezien van de politiebestellen in Oost-Europese nieuwe lidstaten, in Europa drie verschillende types van bestellen, met name (1) historisch ontstane politiebestellen, (2) territoriaal ingedeelde politiebestellen en (3) bestellen met een eenheidspolitie. Binnen het eerste bestel worden de landen Frankrijk, Italië, Portugal en Spanje geanalyseerd. Onder de 'territoriale politiebestellen' komen, de landen het Verenigd Koninkrijk (V.K.), Duitsland en Zwitserland aan bod. Onder een laatste noemer brengen we Europese politiebestellen samen die één nationale politie kennen. Het gaat dan om Denemarken, Nederland en Schotland. Voor elk land worden de verschillende politiediensten en hun bevoegdheden geschetst, alsook cultuurhistorische elementen die deels de politiële organisatiestructuren kunnen verklaren. We sluiten af met een conclusie, en een korte beschouwing over de toekomst van Europese nationale politiebestellen.