ArticlePDF Available

Ponsaers, P. , Devroe, E., “Een nieuwe structuur voor de Brusselse politie?”, Vigiles, Tijdschrift voor Politierecht , 42 (2), 45-50.

Authors:

Abstract

Nadat duidelijk werd dat Belgische jihadi’s betrokken waren bij de aanslagen in Parijs op 13 november 2015 kwam de federale regering met een zogn. “Kanaalplan” om de politie te ondersteunen in haar anti-terreuraanpak in het Brusselse. Intussen werd Brussel op 22 maart 2016 doelwit van een aanslagenreeks. We stellen hier de vraag in hoeverre dit “Kanaalplan” effectief is en bijdraagt aan het indammen van deze drieste aanslagen. In een eerste paragraaf gaan we in op de voorgeschiedenis van het jihadi-fenomeen in het Brusselse. Hieruit blijkt dat het niet gaat om een incidentele gebeurtenis, maar om een aaneengesloten reeks van evenementen waartussen diverse verbanden tussen personen lopen, en dit reeds sinds 1995. Het gaat met andere woorden niet om een “nieuw” fenomeen, maar om een nieuwe fase in de ontwikkeling. In een tweede deel gaan we in op de structurering van de politie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met het oog op het een aangepaster beleid.
45
Vigiles - 2016/2
EEN NIEUWE STRUCTUUR VOOR DE
BRUSSELSE POLITIE?
Paul PONSAERS | Prof. dr. em. UGent
Vakgroep Strafrecht, Criminologie en Sociaal Recht
Elke DEVROE | Associate Professor Universiteit Leiden
'Institute of Security and Global Affairs' (ISGA)
Op 13 november 2015 was Parijs het slachtoffer van
terroristische aanslagen waarbij Belgische jihadi's
betrokken waren. Op 22 maart 2016 was Brussel het
doelwit van terreur, net als de Parijse aanslagen
opgeëist door Islamitische Staat (IS of DAIISH). In
deze opiniebijdrage formuleren Paul Ponsaers en Elke
Devroe een aantal bedenkingen inzake het beleid dat
de Belgische Regering ontwikkelde om de politie te
ondersteunen in haar anti-terreuraanpak in het
Brusselse. Een en ander kreeg meer bepaald
vertolking in het zogenaamde 'Kanaalplan'.
Tegelijkertijd gaan de auteurs in op de vraag of de
politie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest anders
gestructureerd dient te worden opdat het betrokken
beleid geoptimaliseerd zou kunnen worden.
TER INLEIDING
Nadat duidelijk werd dat Belgische jihadi's betrokken
waren bij de aanslagen in Parijs op 13 november
2015 kwam de federale Regering met een
zogenaamd 'Kanaalplan' om de politie te onder-
steunen in haar anti-terreuraanpak in het Brusselse.
Intussen werd Brussel (meer bepaald de luchthaven
van Zaventem en het metrostation Maalbeek) op
22 maart 2016 doelwit van een aanslagenreeks, net
als de Parijse aanslagen opgeëist door Islamitische
Staat (IS of DAIISH). We stellen in deze opinie-
bijdrage de vraag in hoeverre dit Kanaalplan effectief
is en bijdraagt tot het indammen van dergelijke
drieste aanslagen.
In eerste orde gaan we in op de v oorgesch iedenis van
het jihadi-fenomeen in het Brusselse. Hieruit blijkt
dat het niet gaat om een incidentele gebeurtenis,
maar om een aaneengesloten reeks van evenementen
waartussen diverse verbanden tussen personen
lopen, en dit reeds sinds 1995. Het gaat met andere
woorden niet om een nieuw fenomeen, maar om een
nieuwe fase in de ontwikkeling.
Daarna gaan we in op de structurering van de politie
in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met het oog
op een aangepaster beleid.
DE VOORGESCHIEDENIS VAN DE
AANSLAGEN IN PARIJS EN IN
BRUSSEL
Bomaanslagen wekken de indruk dat het gaat om
plotse gebeurtenissen die als het ware geen voorge-
schiedenis hebben en onderling geen verband
hebben met elkaar. Niets is echter minder waar.
Reeds in 1995 werd Frankrijk geconfronteerd met
een grootschalige reeks van aanslagen door de
'Groupe Islamique Armé' (GIA). Frankrijk heeft zich
toen bijzonder veel moeite getroost om de schuldigen
van die aanslagen te vinden en voor de rechter te
brengen. Dat is de Franse Justitie deels gelukt, deels
niet. Het is hier niet de plaats om deze ganse geschie-
denis uit de doeken te doen, maar wel om te wijzen
op het feit dat het toen reeds duidelijk was dat Brussel
fungeerde als uitwijkbasis voor de betrokken jihadi's.
In ieder geval was het zo dat één van de betrokkenen
bij deze aanslagen, S.A.A.B., in Frankrijk veroor-
deeld en opgesloten werd omwille van zijn directe
betrokkenheid bij de bomaanslag op het RER-station
Saint-Michel. Na zijn opsluiting beraamden Parijse
GIA-militanten een plan om deze terrorist uit de
gevangenis te helpen ontsnappen. Hierbij waren
diverse personen betrokken. Het ging in de eerste
plaats om S.B., een ronselaar uit de filière van het
'Parc des Buttes Chaumont', die na zijn veroordeling
naar Syrië vertrok en van daaruit het hoger
genoemde ontsnappingsplan aanstuurde. Hij betrok
hierbij een aantal Franse geradicaliseerde jongeren,
met name de latere daders van de aanslagen op
Charlie Hebdo en op de Joodse supermarkt in Parijs:
S.B. had hen leren kennen in de kringen van het 'Parc
des Buttes Chaumont' en in de gevangenis.
EEN NIEUWE STRUCTUUR VOOR DE BRUSSELSE POLITIE?
Vigiles - 2016/2
46
Vandaag weten we: 1) dat S.B. op een video van
DAIISH figureert enkele dagen na de Charlie
Hebdo-aanslagen van 7-9 januari 2015 in Parijs; 2)
dat een deel van de daders van de GIA-aanslagen in
1995 in Brussel terecht stond in het kader van het
zogenaamde Zaoui-netwerk, en dat zij, waaronder
F.M., in september 1995 veroordeeld werden door
de Brusselse rechtbank; 3) dat dezelfde F.M.
eveneens betrokken was bij de hoger geduide
ontsnappingspoging van S.A.A.B.; 4) dat een foto
van F.M. na de aanslagen van 13 november 2015 in
Parijs teruggevonden werd in een gsm-toestel: op die
foto staat hij naast Abdelhamid Abaaoud; 5) dat S.B.
in Syrië vier gegijzelde Franse journalisten bewaakte,
samen met M.N. (die ervan verdacht wordt de
aanslag op het Joods Museum in Brussel gepleegd te
hebben) en N.L. (die ervan verdacht wordt
betrokken geweest te zijn bij de aanslagen van
13 november 2015 in Parijs en overleed bij de
aanslag van 22 maart 2016 op de luchthaven van
Zaventem).
Diverse rekruteringscirkels voor jihadi's waren in het
verleden actief in ons land. Het gaat met name om: 1)
een eerste cirkel, gevormd door het 'Centre Islamique
Belge' (CIB), opererend rond de Syriër B.A. in
Molenbeek, eind der jaren 1990. Diverse contacten
met terreurgroepen kwamen tijdens het Belgische
onderzoek naar de zogenaamde 'Tabich-groep' rond
het CIB aan het licht; 2) een tweede cirkel, gevormd
rond de figuur van F.B. en 'Sharia4Belgium'. In
september 2014 vond een grootschalig proces plaats
tegen 45 leden van deze vereniging. De rechter stelde
toen in zijn vonnis vast dat een grote groep van
beklaagden verstek liet gaan, vertrok naar Syrië en
zich daar aansloot bij 'Jabat Al-Nusra'; 3) een derde
cirkel, gevormd door het zogenaamde 'Zerkani-
netwerk'. Op 29 juli 2015 ging het proces tegen dat
netwerk van start. 32 personen werden in beschul-
diging gesteld. Vele verdachten lieten verstek gaan;
4) een vierde cirkel, gevormd rond de figuur van
Abdelhamid Abaaoud. Een week na de Charlie
Hebdo-aanslagen in Parijs doet de Belgische politie
op 15 januari 2015 een inval in een 'safehouse' van
een terreurcel in Verviers die onder zijn leiding staat.
Vandaag weten we: 1) dat de hoger genoemde D.B.
ontvangen werd door B.A. in het CIB in Molenbeek;
2) dat een voormalig lid van 'Sharia4Belgium',
B.E.M., aangehouden werd in het kader van de
Brusselse aanslagen van 2016; 3) dat een aantal (bij
verstek) veroordeelde leden uit het 'Zerkani-netwerk'
later actief zal participeren in de Parijse en Brusselse
aanslagen: dat is onder meer uitgesproken het geval
bij Abdelhamid Abaaoud en de reeds genoemde
N.L.; en 4) dat na de politie-interventie de officiële
woordvoerder van DAIISH een verklaring aflegt
vanuit Syrië.
Uit het voorgaande leren we dat, toen een aantal
jonge individuen vanaf 2011 uit België vertrok om
deel te nemen aan de gewapende strijd in Syrië, dit
niet ervaren werd als sterk problematisch. Het ging
tenslotte om 'foreign fighters' die er vooral op uit
waren zich te mengen in een militair conflict, gericht
op het verwerven van territoria in het buitenland.
Vanaf 2012 begon men zich in België en elders in
Europa evenwel te realiseren dat er iets anders aan de
hand was en stelde men de terugkeer vast van
'returnees' naar Europa als getrainde terroristen. In
vele gevallen konden zij bij hun terugkeer onder de
radar blijven en in de Brusselse geradicaliseerde
biotoop mee de Parijse (november 2015) en
Brusselse (maart 2016) aanslagen voorbereiden en
plegen. In oktober 2015 stonden er, volgens de
Belgische minister van Binnenlandse Zaken Jan
Jambon, niet minder dan 837 individuen op de lijst
van de Belgische inlichtingendiensten, waarvan 273
die naar Syrië of Irak gereisd waren. België scoort het
hoogst in de lijst van landen van de Europese Unie
met het grootste aantal Syrië-gangers per capita1. 80
van hen zouden intussen gesneuveld zijn aan het
front; 134 van de betrokken personen zouden
intussen teruggekeerd zijn2. Het gaat niet langer om
individuele jihadi's of 'lone wolves' die hier terreur-
aanslagen plegen, maar het gaat om een 'georches-
treerde' campagne, gevoerd door DAIISH in heel
Europa. Daarbij worden geradicaliseerde jongeren
ingezet in een centraal georganiseerd internationaal
netwerk. De onderlinge verbanden tussen de
personen, betrokken bij de aanslagen in Parijs en
Brussel, maken dit duidelijk.
Hetgeen voorafgaat verplicht ons ernstige vragen te
stellen over de effectiviteit van een louter strafrechte-
lijke benadering van het terreurfenomeen. Ondanks
uitstekend speurwerk van de politiediensten, de
hardnekkigheid van het Belgisch federaal parket en
de doortastendheid van de rechtbanken in de drie
hoger vermelde casussen is men er niet in geslaagd
het terrorisme waarmee we kennis maakten in Parijs
en Brussel, te voorkomen. Deels is dat te wijten aan
de geografische mobiliteit van de betrokkenen
waardoor velen wel veroordeeld werden, maar hierbij
verstek lieten gaan en hun activiteiten elders en/of
clandestien verder gezet hebben. Een andere verkla-
rende factor is de 'plasticiteit' van de terreurcellen
waarmee gerecht en politie vandaag te maken krijgen
. . .
1 B. VAN GINKEL en E. ENTENMANN (ed.), The foreign fighters – Phenomenon in the European Union – Profiles, threats
& policies (ICCT research paper), Den Haag, ICCT, 2016.
2 Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt,
2 december 2015.
EEN NIEUWE STRUCTUUR VOOR DE BRUSSELSE POLITIE?
Vigiles - 2016/2
47
in Europa. Zij die instaan voor logistieke onder-
steuning, staan later in voor de coördinatie van de
aanslagen om nog later als uitvoerder op te treden.
Zonder onderscheid des persoons wordt een globale
terreurstrategie uitgezet waarbij personen en cellen
eerder als 'objecten' aangewend worden dan als
'subjecten'.
DE BELGISCHE
STAATSCONSTRUCTIE EN DE
POLITIEKE GEVOLGEN ERVAN
Er bestaat uiteraard nog steeds een overkoepelende
federale Regering voor het gehele Belgische grond-
gebied die vooral bevoegd is voor de autoriteitsdepar-
tementen als Defensie, Justitie en Binnenlandse
Zaken. Het land telt daarenboven drie zogenaamde
'Gewesten' en drie zogenaamde 'Gemeenschappen'.
Het meest gecompliceerd is de situatie in het
Brusselse 'Gewest'. Het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest heeft een eigen Parlement en Regering,
bevoegd voor gewestmateries3. De Brusselse Hoofd-
stedelijke Regering bestaat uit een minister-
president, vier ministers (twee Nederlandstalige en
twee Franstalige) en drie Staatssecretarissen4. Deze
Brusselse Regering wordt geleid door minister-
president Rudi Vervoort (PS)5 die in zijn hoeda-
nigheid onder meer bevoegd is voor het stedelijk
beleid in de Gewestregering. Opvallend is dat een
aantal leden van deze Regering tezelfdertijd politieke
mandaten bekleden (burgemeester, gemeente-
raadslid, adviseur) in een aantal van de 19 Brusselse
gemeenten. Zo is Vervoort eveneens titelvoerend
burgemeester in Evere.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormt in realiteit
één demografisch geheel dat evenwel bestaat uit 19
gemeenten met elk een eigen burgemeester. Het valt
op dat de politieke verdeeldheid in het Brusselse
Gewest erg groot is, ondanks het manifeste overwicht
van Franstalige partijen. Vooral de rivaliteit tussen de
Franstalige PS (gesteund door de Waalse Gewest- en
de Franse Gemeenschapsregering) en de Franstalige
MR (gesteund door de federale Regering) is opmer-
kelijk.
De gevolgen voor het beleid inzake
veiligheid
In de huidige Staatsstructuur is de politiematerie bij
uitstek federale en gemeentelijke materie en slechts
op marginale wijze een 'gewestelijke' aangele-
genheid6. Kortom: het is veeleer de dualiteit
federaal/gemeentelijk die de politiedynamiek bepaalt
dan de dualiteit federaal/gewestelijk. Een en ander
wordt sterk in de hand gewerkt door het feit dat de
burgemeester in België politiek verantwoordelijk is
voor de activiteiten van 'zijn' korps. Hij kan, in tegen-
stelling tot Nederland7, onmogelijk zijn politiebe-
voegdheid delegeren aan één van zijn schepenen8.
Sinds de politiehervorming rond de vorige eeuwwis-
seling is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onder-
verdeeld in zes politiezones, elk met een andere
capaciteit. De grootste zone is de politiezone Brussel
Hoofdstad/Elsene waar één politieambtenaar instaat
voor slechts 107 inwoners: met deze ratio scoort dit
korps het sterkst in het Brusselse Gewest. De omrin-
gingscoëfficiënt is, vergeleken met alle andere
Brusselse politiezones, het minst voordelig in de
politiezone Brussel-West met daarin de gemeenten
Sint-Jans-Molenbeek, Koekelberg, Jette, Ganshoren
en Sint-Agatha-Berchem: de bedoelde coëfficiënt
bedraagt aldaar één inspecteur per 245 inwoners9.
In de nasleep van de gebeurtenissen in Parijs op
13 november 2015 kwam België in toenemende mate
in het vizier van internationale waarnemers die wezen
op Sint-Jans-Molenbeek als zogenaamd 'broeinest
van internationale terreur'. De herstructurering van
de Brusselse politiezones komt in het debat dat
hieruit volgt, ter sprake.
. . .
3 K. MEERSCHAUT en P. DE HERT, "Een integraal veiligheidsbeleid op gewestelijk niveau. Het Brusselse Gewest
naderbij bekeken", Rechtsleer & Doctrine 2008, 542-576.
4 D. JACOBS en M. SWYNGEDOUW, "Een nieuwe blik op achtergestelde buurten in het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest", Tijdschrift voor Sociologie 2000, afl. 3, 197-227.
5 R. VERVOORT, Politieke beleidsverklaring van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 22 oktober 2015.
6 P. PONSAERS en E. DEVROE, "Nationale politiebestellen in beweging in Europa" in X. (ed.), Handboek politiediensten,
Mechelen, Kluwer, losbl., 41-98.
7 R. PRINS en L. CACHET, "Integrale veiligheidszorg en de burgemeester", Tijdschrift voor veiligheid 2011, afl. 1, 43-58.
8 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven/Leusden,
Acco, 2001.
9 Zie ter zake: VAST COMITÉ P, Toezichtsonderzoek naar de inzet van de politiecapaciteit in bepaalde wijken van Anderlecht
en Sint-Jans-Molenbeek teneinde de veiligheid (leefbaarheid) van de burgers te waarborgen. Tussentijds verslag,
http://www.comitep.be/AdditionalReports/2014-12-11%20Anderlecht%20en%20Sint-Jans-Molenbeek.pdf., 27 oktober
2011.
EEN NIEUWE STRUCTUUR VOOR DE BRUSSELSE POLITIE?
Vigiles - 2016/2
48
De sleutels tot de oorzaken van de
problemen liggen in handen van het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Men kan stellen dat de repressieve functies van de
politie in essentie federale materie zijn, terwijl de
sociaal-preventieve aspecten inzake de strijd tegen
het terrorisme (de kwestie van de oorzaken voor
criminaliteit en radicalisering, met name die aspecten
die de weerbaarheid ertegen verhogen, zoals tewerk-
stelling, onderwijs, sociale huisvesting en welzijn) in
grote mate tot de bevoegdheden behoren van de
Gewesten en Gemeenschappen. Vanuit dat oogpunt
is een integraal veiligheidsbeleid in een federaal land
als België dan ook onvermijdelijk steeds voorwerp
van bijzonder veel overleg tussen overheden op
diverse beleidsniveaus10. Er is al een Kadernota
Integrale Veiligheid (KIV) (momenteel is een
hernieuwde versie in voorbereiding) nodig om het
beleid op federaal niveau af te stemmen op dat van de
Gewesten en Gemeenschappen. Een dergelijke
Kadernota is – zo kan gesteld worden – vooral een
oefening om wederzijds elkaars beleidsdomein af en
op te lijnen11. Een doortastend integraal veiligheids-
beleid kan hier bezwaarlijk uit voortvloeien.
Daarenboven is het zo dat het Belgische politie-
concept nog steeds wezenlijk gestoeld is op een
tweedeling tussen 'gerechtelijke' en 'administratieve'
politie, die we kunnen beschouwen als een erfenis uit
de Napoleontische periode12. Deze tweedeling werkt
door op het niveau van de federale politie, maar ook
op dat van de lokale politie. De 'gerechtelijke politie'
functioneert in grote mate onder supervisie van
Justitie, de 'administratieve politie' onder Binnen-
landse Zaken. De 'gerechtelijke politie' verloopt in
grote mate onder de leiding en het toezicht van de
magistratuur. De 'bestuurlijke politie' verloopt onder
de bevoegdheid van de bestuurlijke overheden, in
essentie van de minister van Binnenlandse Zaken
(federaal) en de burgemeesters (lokaal). Opnieuw
wordt deze tweedeling opgevangen door middel van
overleg tussen gerechtelijke en bestuurlijke
overheden. In essentie worden die vorm gegeven
doorheen de vaststelling van het 'Nationaal Veilig-
heidsplan' enerzijds en van het 'Zonaal Veilig-
heidsplan' anderzijds. Beide soorten van plannen zijn
voorzien in de wet van 7 december 1998 tot organi-
satie van een geïntegreerde politiedienst, gestructu-
reerd op twee niveaus13 en behelzen de puur politiële
aangelegenheden die te maken hebben met het
zogenaamde 'ketenbeleid' (afstemming tussen
bestuurlijke en gerechtelijke prioriteiten van de
politie). Deze plannen laten dan ook niet toe te
komen tot een doortastend integraal veiligheidsbeleid
waarbij gestreefd zou kunnen worden naar samen-
werking en partnerschap tussen en met diverse
instanties van niet politionele en gerechtelijke aard.
Kortom, dit alles wel overwogen zijn burgemeesters
in grote mate afhankelijk van de federale Regering
om hun politiebeleid vorm te kunnen geven, terwijl
zij afhankelijk zijn van de Gewest- en Gemeen-
schapsregering om hun sociaal preventief veilig-
heidsbeleid te kunnen boetseren. In het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest blijkt dat een bijzonder
moeilijk gegeven omwille van de politieke
verdeeldheid, die juist op die punten uitgesproken tot
uiting komt.
Het federale zogenaamde
'Kanaalplan' als illustratie van de
politieke tegenstellingen
De kritiek op de organisatie van de politie in Brussel
nam na de aanslagen van 22 maart 2016 op de lucht-
haven van Zaventem en het metrostation Maalbeek
toe. Diverse commentatoren wezen op de versnip-
pering van het politie- en politieke landschap in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest met zijn zes politie-
zones en 19 gemeenten in één demografische geheel.
De Belgische premier Charles Michel reageerde op
2 april 2016 laconiek in interviews met Het Laatste
Nieuws en La Libre Belgique en stelde: "Ik ken geen
taboes. Maar ik heb niet de indruk dat er in Zaventem
twee bommen zijn ontploft omdat Brussel zes politie-
zones telt (…) Ik hou niet vast aan structuren als hun
meerwaarde niet bewezen is. (...) Maar vandaag lijkt
zo'n aanpassing mij geen prioriteit".
De discussie over de versnippering in het Brusselse
Gewest dateert echter van vroeger dan 22 maart
2016. Ze stak de kop op naar aanleiding van de
voorstelling van het federale Kanaalplan in januari
2016, opgesteld als antwoord op de gebeurtenissen in
Parijs op 13 november 2015. Volgens het
Kanaalplan moeten er dit jaar reeds 300 bijkomende
politiemensen ingezet worden in het territorium
waarop het plan focust en dat zich uitstrekt over de
. . .
10 E. DEVROE, 'A swelling culture of control'. De genese en de toepassing van de Wet op de administratieve sancties in België, Ant-
werpen/Apeldoorn, Maklu, 2012.
11 W. BRUGGEMAN, "Nationaal veiligheidsbeleid: eindelijk opnieuw geïntegreerd?", Panop ti co n 2016, 145-152.
12 P. PONSAERS en E. DEVROE, "Nationale politiebestellen in beweging in Europa" in X. (ed.), Handboek politiediensten,
Mechelen, Kluwer, losbl., 41-98.
13 BS 5 januari 1999.
EEN NIEUWE STRUCTUUR VOOR DE BRUSSELSE POLITIE?
Vigiles - 2016/2
49
gemeenten Molenbeek, Vilvoorde14, Anderlecht,
Koekelberg, Laken15, Schaarbeek, Sint-Gillis en
Sint-Joost-ten-Node: een en ander is samen goed
voor een investering van 39 miljoen euro.
Het is merkwaardig dat het Kanaalplan opteert voor
samenwerking tussen de voormelde gemeenten en
daarbij Brussel-Stad grotendeels (enkel de deelge-
meente Laken, slechts een beperkt onderdeel van
Brussel-Stad, participeert) buiten beschouwing laat.
Verder valt op dat dit federaal plan zich richt op
samenwerking op gemeentelijk niveau en niet op
samenwerking tussen politiezones. Het plan
doorsnijdt als het ware de politiestructuur zoals deze
bij de politiehervorming van 1998 ingesteld werd, ten
voordele van een alliantie tussen burgemeesters van
specifieke gemeenten16.
De meest urgente maatregelen in het Kanaalplan
hebben betrekking op Molenbeek en Vilvoorde.
Molenbeek kreeg meteen, vanaf 1 februari 2016, in
een eerste fase 50 politiemensen bij; voor Vilvoorde
waren dat er 20. Het gaat om federale personeels-
leden die toegevoegd worden aan de lokale politie-
zones. De coördinatie van een en ander zal
waargenomen worden door de korpschef van de
politiezone Brussel-West/Molenbeek en de Brusselse
directeur-coördinator van de federale politie. Het
Kanaalplan kende een eerder pruttelende start
omwille van weerstanden vanwege de politiebonden.
In dezelfde periode als de totstandkoming van het
Kanaalplan, meer bepaald op 21 januari 2016, stelde
de Brusselse minister-president van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest, Rudi Vervoort17, een
preventie- en bestrijdingsplan voor dat hij voorbe-
reidde met de burgemeesters van Brussel-Stad,
Schaarbeek, Anderlecht en Molenbeek. Vervoort
stelt zijn gemeenten een globale aanpak voor van het
radicalisme. Het is de bedoeling om via dit
instrument van zo nabij mogelijk in te spelen op de
behoeften die geformuleerd worden door de
gemeenten en de inwoners van het Gewest zonder te
discrimineren of te stigmatiseren. Er wordt sterk
ingezet op beleidsdomeinen zoals onderwijs,
jeugdhulp, opleiding, tewerkstelling, huisvesting en
sociale cohesie.
Beide plannen, het Kanaalplan van het federale
departement Binnenlandse Zaken en het preventie-en
bestrijdingsplan van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest, houden geen enkele verwijzing naar elkaar in.
BESLUIT
In deze opiniebijdrage stelden we vooreerst vast dat
de strafrechtelijke aanpak van radicalisering en terro-
risme weinig structureels bijgedragen heeft aan het
reëel terugdringen van de betrokken problemen.
Vervolgens gaven we aan dat de Belgische Staats-
structuur en de permanente hervorming ervan als het
ware een tweesporenbeleid deed ontstaan waardoor
de sociaal-preventieve functie van de Gewesten en de
Gemeenschappen los kwam te staan van de federale
handhavende en misdaadbestrijdende politiefunctie.
Dit tweesporenbeleid bemoeilijkt sterk het imple-
menteren van een reëel integraal veiligheidsbeleid
waarbij het bestrijden van de oorzaken van radicali-
sering gelijk opgaat met de strafrechtelijke aanpak
ervan.
Een waarachtig integrale veiligheidsbeleid beschouwt
de politie als één van de partners in het brede
maatschappelijke middenveld die de oorzaken van
criminaliteit, onrust en sociale wanorde trachten te
beheersen. 'Community policing' houdt in die zin een
essentiële preventieve opdracht in: het voorkomen dat
er zich problemen verdichten in bepaalde groepen of
op specifieke plaatsen en de ambitie om bij te dragen
aan het terugdringen van de oorzaken van een en
ander.
Om het terreurfenomeen aan te kunnen moet, daar
waar het gaat om radicalisering van jongeren, de
voedingsbodem van die radicalisering bestreden
worden. Heel concreet komt dat neer op het
verschaffen van tewerkstelling, van degelijk
onderwijs en sociale huisvesting, van bijstand en
zorg. Uiteraard gaat het hier om een gemeenschappe-
lijke opdracht van de publieke overheid, tot op grote
hoogte van het gemeentelijk beleid. Buurthuizen,
straathoek- en jeugdwerkers, opvoeders, inburge-
rings- en hulpverleningscentra en vele anderen
moeten daartoe bijdragen, samen met diverse
gemeentelijke diensten.
De politiehervorming van de vorige eeuwwisseling
dreef in grote mate op de grondgedachte de politi-
onele werking nauw te laten aansluiten op het
gemeentelijke beleid, zodat precies het hoger
genoemde 'integraal veiligheidsbeleid' reële kansen
zou krijgen. De ervaring leert dat een evenwichtig
integraal veiligheidsbeleid een lange adem behoeft en
slechts resultaten oplevert wanneer het geschraagd
. . .
14 Vilvoorde maakt geen deel uit van het Brusselse Gewest, maar ligt wel langs de kanaalzone en telt 28 gekende Syriëgan-
gers.
15 Laken is geen zelfstandige gemeente in het Brusselse Gewest, maar is een onderdeel van de stad Brussel.
16 P. PONSAERS en E. DEVROE, "Het Kanaalplan, het aanhouden van het verhoogde dreigingsniveau en de sluipende
privatisering" in Cahiers Politiestudies 2016, 213-237.
17 De minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is sinds 1 juli 2014, als gevolg van de zesde Belgische
Staatshervorming, bevoegd voor veiligheid.
EEN NIEUWE STRUCTUUR VOOR DE BRUSSELSE POLITIE?
Vigiles - 2016/2
50
wordt door verschillende partners met elk een eigen
rol en verantwoordelijkheid. Die premissen liggen
momenteel niet voor in Brussel. Het is dan ook niet
verwonderlijk dat het jaarverslag 2014 van het Vast
Comité P, in tempore non suspecto, waarschuwde voor
een groeiende kloof tussen politie en bevolking in een
aantal politiezones in Brussel, onder meer in
Molenbeek.
Het hernemen van het oude voorstel van
samensmelting van de zes politiezones van het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest is op zich best verde-
digbaar, en onzes inziens zelfs noodzakelijk, voor
zover evenwel een en ander gepaard gaat met de
samenvoeging van de 19 Brusselse gemeenten tot één
bestuursniveau of tot één stedelijk gebied. Het is
slechts op deze manier dat een integraal veiligheids-
beleid ook in Brussel vorm gegeven kan worden. Het
creëren van één Brusselse politiezone, zonder te
raken aan de 19 afzonderlijke gemeenten, kan echter
enkel maar tot een grotere afstand tussen het bestuur
en de politie leiden en meteen ook tot minder
gemeenschapsgerichtheid18.
Het voorstel van de Brusselse CD&V parlements-
leden Grouwels en Delva die pleiten voor een
Regeringscommissaris tegen terreur voor Brussel
onder de minister van Binnenlandse Zaken, steunt op
het Parijse model waar de Parijse politieprefect de
nationale politie in de stad aanstuurt vanuit het
centralistisch departement Binnenlandse Zaken. In
een dergelijk model wordt het hoger aangestipte
tweesporenbeleid echter enkel maar versterkt. Een en
ander weerspiegelt immers de dominante beleidsop-
vatting die politici hebben over de 'ware aard' van het
politiewerk, met name misdaadbestrijding. Nochtans
weten we dat de invloed van politie op criminaliteit,
radicalisering en terreur zeer beperkt is omdat de
oorzaken ervan zich buiten de invloedssfeer van de
politie bevinden19.
Met deze gegevens voor ogen is de Duitse oplossing
sterk het overwegen waard20. De federale Duitse
Bondsrepubliek heeft voor de hoofdstad Berlijn
immers een bijzondere regeling uitgewerkt die erop
neerkomt dat de president van de Deelstaat Berlijn
meteen ook de functie van burgemeester van de
volledige stad Berlijn opneemt21. Op deze wijze heeft
hij tezelfdertijd greep zowel op het politioneel
optreden als op het sociaal preventief beleid in de
metropool. Een dergelijke oplossing komt tegemoet
aan de bezwaren die hoger in deze opiniebijdrage
genoemd werden, het blijkt werkbaar in een federaal
land én is toepasbaar in het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest.
Een en ander impliceert evenwel meteen ook dat de
19 Brusselse burgemeestersposten ingeruild worden
voor één. Pas als dat gerealiseerd wordt kan er een
ware afstemming zijn tussen misdaadbestrijding en
bestuurlijk beleid in de 19 Brusselse gemeentes en het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Enkel met de
samenvoeging van de zes politiezones halen we het
niet. Daarvoor is echt wel meer nodig...
. . .
18 P. PONSAERS et al.,"Policing European metropolises" in P. PONSAERS et al. (ed.), European Journal of Policing Studies
2014 (themanummer), afl. 1, 3-13.
19 P. PONSAERS en E. DEVROE, "De toekomst van Europese nationale politiebestellen?" in P. PONSAERS et al. (ed.),
Toekomstpolitie. Triggers voor een voldragen debat, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2015, 45-85.
20 P. PONSAERS et al.,"Policing European metropolises" in P. PONSAERS et al. (ed.), European Journal of Policing Studies
2014 (themanummer), afl. 1, 3-13.
21 H. ADEN en E. DE PAUW, "Policing Berlin. From separation by the iron curtain to the new German capital and a glo-
balised city", European Journal of Policing Studies 2014 (themanummer), afl. 1, 13-30.
Chapter
In this chapter, we explore the concept of the abstract police (Terpstra et al., The Police Journal: Theory, Practice, and Principles, 92(4), 339–359, 2019) in a Belgian context. We draw upon a project concerning police officers’ ethical decision-making processes, more precisely systematic social observations conducted in three Belgian local police forces, including informal conversations with police officers. The examples show that the contacts among police officers and between the police and the public are mainly personal and direct. The COVID-19 pandemic, however, negatively affects these relations in several ways. We discuss the causes of a more abstract police organisation in other countries and reflect to which extent these evolutions are also taking place in Belgium. We conclude that the decentralisation of the local police may be the main reason for the personal relations and that the ideal type of the abstract police could be seen as a dystopia (i.e. a scenario that the Belgian police may want to avoid).
Chapter
Full-text available
In deze bijdrage schetsen we de resultaten van een onderzoek naar Europese politiemodellen. Het onderzoek werd gebaseerd op desktopresearch, literatuurstudie en gesprekken met politie-experts in diverse Europese landen en geeft een inzichtelijk kader dat gebaseerd is op eigen werkdefinities van essentiële karakteristieken van verschillende nationale politiebestellen. We onderscheiden, afgezien van de politiebestellen in Oost-Europese nieuwe lidstaten, in Europa drie verschillende types van bestellen, met name (1) historisch ontstane politiebestellen, (2) territoriaal ingedeelde politiebestellen en (3) bestellen met een eenheidspolitie. Binnen het eerste bestel worden de landen Frankrijk, Italië, Portugal en Spanje geanalyseerd. Onder de ‘territoriale politiebestellen’ komen, de landen het Verenigd Koninkrijk (V.K.) en Duitsland en Zwitserland aan bod. In een laatste noemer brengen we Europese politiebestellen samen die één nationale politie kennen. Het gaat dan om Denemarken, Nederland en Schotland. Voor elk land worden de verschillende politiediensten en hun bevoegdheden geschetst, alsook cultuurhistorische elementen die deels de politiële organisatiestructuren kunnen verklaren. We sluiten af met een conclusie, en een korte beschouwing over de toekomst van Europese nationale politiebestellen.
Article
Full-text available
Many authors observe an increasing pluralisation of the police function. This pluralisation implies a growing dependency between different actors in the security domain, especially on the local level. The current theoretical insights from the sociology of urban governance of security were developed dominantly within an Anglo-American and British context. This article aims to test whether these Anglo-American underlying assumptions are recognisable in European local geographical settings, more precisely in Barcelona. The underlying question in this article is whether or not the local empirical situation in Barcelona differentiates along the same lines as the general theory suggests. The Present article contributes to a European sociology of urban governance of security and our understanding of multi-layered social control theories (in)formalising in public space. The main questions we want to answer are consequently: • Can a pluralisation of policing be observed in the metropolis of Barcelona and if so, is it a consequence of European trends or because of local changes or both? • Do these changes suggest a growing attention towards public disorder (‘social disorder’, ‘incivilities’) maintenance, to the detriment of tackling (petty) crime? • Are certain (so-called ‘anti-social’) behaviours increasingly sanctioned in an exclusively local (more precisely municipal) context? Is this sanctioned administratively by means of 'by-law’ and no longer by means of traditional penal law? These questions follow the logic mostly developed in Anglo-American and British context. What is the role of specific socio-political circumstances of the city and its regional and state context in the development of its current police model?
Article
Full-text available
Van de integrale aanpak van lokale veiligheid is vooral de samenwerking tussen uiteenlopende partners echt tot ontwikkeling gekomen. Die samenwerkingsambitie binnen een integrale aanpak heeft consequenties voor de wijze waarop de burgemeester zijn1 verantwoordelijkheid voor openbare orde en veiligheid waarmaakt. Horizontale samenwerking tussen min of meer zelfstandige veiligheidspartners blijkt gepaard te gaan met zwakke sturing en coördinatie. We constateren dat het de burgemeester tot op heden aan voldoende doorzettingsmacht – een cruciale voorwaarde voor effectieve regie – ontbreekt. Als oplossingsrichting schetsen we de contouren van een anticipatiemodel dat de burgemeester enige doorzettingsmacht biedt, in te zetten als ultimum remedium om patstellingen te kunnen doorbreken die soms eigen lijken te zijn aan integrale veiligheidszorg.
Article
Full-text available
In their study of the 1991 Census, the team of social geographer Kesteloot has used the number of Turks and Moroccans, the number of single households and the number of blue collar workers as main indicators to distinguish disfavoured neighbourhoods. In this article theoretical and methodological objections are raised in response to this approach, in order to trace disfavoured neighbourhoods in the Region of Brussels Capital, an alternative method is put forward. This method allows to set up a ranking of disfavoured neighbourhoods. Disfavoured neighbourhoods often appear to be neighbourhoods with high concentration of immigrants, but this essentially because of the high correlation between concentration of immigrants and unemployment. There are, however, some interesting exceptions to this general pattern, While these remarkable exceptions risk to go unnoticed in the classical approach, they clearly come to the fore when using the alternative method.
Article
Since the 1990s many authors observe a pluralisation of police functions in Europe. The paper shows that this trend is also recognisable in the city of Berlin. For example, private security companies have gained importance. Their presence may indicate an increasing intensity of formal social control. Prevention in a broach sense has become important for the Berlin State Police. However, policing in this city is also influenced by path-dependencies, going back to the specific situation of a divided city at the frontline of the east-west conflict before 1990 and to the transfer of federal government institutions to the city since the late 1990s. Specific patterns of the German administrative and legal system also influence policing at Berlin. Compared to the period before 1990 with the presence of the allied military forces and the powerful secret service Staatssicherheit) in the Eastern part of the city, Berlin is probably less securitized today.
Nationale politiebestellen in beweging in Europa
  • P Ponsaers En
  • E Devroe
P. PONSAERS en E. DEVROE, "Nationale politiebestellen in beweging in Europa" in X. (ed.), Handboek politiediensten, Mechelen, Kluwer, losbl., 41-98.
Over de achtergronden van de politiehervorming
  • P Ponsaers En
  • S De Kimpe
P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven/Leusden, Acco, 2001.