Content uploaded by Elke Devroe
Author content
All content in this area was uploaded by Elke Devroe on Aug 09, 2016
Content may be subject to copyright.
In dit artikel gaan we nader in op de bestuurlijke agenda’s
met betrekking tot high impact crime1 in diverse Europese
metropolen,2 specifieker de agendasetting inzake HIC. De
onderzoeksvraag luidt: welke regimes kunnen onderscheiden
worden in de beleidsagenda’s in de betrokken Europese metro-
polen ten aanzien van HIC en op welke wijze kunnen deze
getypeerd worden? We gaan in deze bijdrage op zoek naar
diversiteit in het Europees grootstedelijk beleid ten aanzien
van HIC.
Een redelijk stabiel en robuust beleid in een metropool
noemen we een ‘regime’.3 Dat betekent natuurlijk niet dat
1 Onder ‘HIC’ verstaan we ten behoeve van deze bijdrage alle soorten
van misdrijven waar burgers veel last en hinder van ondervinden.
Het begrip ‘high impact crime’ kan worden afgezet tegen ‘high
volume crime’, met name veelvoorkomende criminaliteit, die veeleer
storend is omwille van de frequentie dan omwille van de impact die
ze hebben op het slachtoer. Onder ‘HIC’ verstaan we dus zaken als
woninginbraak, straatroof, internetfraude, (gewapende) overvallen of
andere vormen van geweld en drugshandel. HIC is vaak het voorwerp
van metropolitaans beleid.
2 Een metropool is een grote stad of een grootstedelijk gebied met meer
dan 500.000 inwoners. Zie www.demographia.com/db-worldua.pdf en
lijst met grote steden op www.nationsonline.org/oneworld/cities.htm,
beide laatst geraadpleegd op 29 maart 2016.
3 D. Stone, Policy paradox. The art of political decision making, New York:
Norton 2002, p. 248; A. Edwards & G. Hughes, ‘Public safety regimes.
Negotiated orders and political analysis in criminology’, Criminology
and Criminal Justice 2012, p. 433-458.
een dergelijk regime onveranderlijk zou zijn. Metropolitaanse
regimes zijn onzes inziens tot op bepaalde hoogte ‘padaf-
hankelijk’ (of historisch bepaald) en Europese metropolen
verschillen onderling sterk in regime.
In dit artikel hebben we het over policing beleidsagenda’s, te
onderscheiden van het beleid ten aanzien van het politieap-
paraat, ook wel de ‘politie’ genoemd. Het begrip ‘policing’
wordt in de Angelsaksische literatuur4 gehanteerd om de
activiteit van een complex netwerk aan te duiden van formele
en informele publieke en private partners die bijdragen tot de
realisatie van de politiefunctie, met name het verschaffen van
veiligheid. Policing verwijst dus naar het beleid ten aanzien
van het brede netwerk aan actoren die betrokken zijn bij de
realisatie van genoemde politiefunctie.5
4 D.H. Bayley & C.D. Shearing, ‘The future of policing’, Law and Society
Review 1996, p. 585-606; D.H. Bayley & C.D. Shearing, The new structure
of policing. Description, conceptualization, and research agenda,
Washington, DC: National Institute of Justice 2001; A. Crawford et al.,
Plural policing. The mixes economy of visible patrols in England and Wales,
Bristol: The Policy Press 2005; T. Jones & T. Newburn, ‘Understanding
plural policing’, in: T. Jones & T. Newburn (eds.), Plural policing. A
comparative perspective (p. 1-11), London: Routledge 2006; I. Loader,
‘Plural policing and democratic governance’, Social and Legal Studies
2000, p. 323-345.
5 J. Terpstra, B. Van Stokkom & R. Spreeuwers, Who patrols the streets? An
international comparative study of plural policing, The Hague: Eleven
International Publishing 2013; Loader, a.w.; I. Loader & N. Walker,
Dit artikel analyseert diverse regimes in de governance van high impact crimes (HIC) in Europese
metropolen. In 24 metropolen werden, aan de hand van een ‘convenient sample’ binnen een ‘embedded
case study design’ beleidsagenda’s onderzocht en met elkaar vergeleken. In deze bijdrage wordt een
eigen typologie voorgesteld, waarbij vier vormen worden onderscheiden en voor elk type de interne
inconsistentie wordt toegelicht. De HIC-aanpak blijkt veelal om een mengvorm van diverse elementen uit
deze verschillende regimes te gaan, elk met hun eigen speciciteit.
22. De dilemma’s van beleidsregimes
bij ‘high impact crime’ in Europese
metropolen
Prof. dr. P. Ponsaers en dr. E. Devroe
Ponsaers is professor dr. emeritus aan de Universiteit Gent. Devroe is Associate
professor bij het Institute of Security and Global Aairs aan de Universiteit
Leiden.
thema: high impact crime
Strafblad MEI 2016 • Sdu 131
132 Strafblad MEI 2016 • Sdu
thema: high impact crime
1 Methode
De methodologie is gebaseerd op een collaboratieve dialoog
tussen politie-experts uit verschillende landen, die via een ite-
ratief proces verloopt. Hierbij is het vertaalproces van groot
belang. Niet alleen vanwege de verschillende talen die door
de betrokken experts worden gehanteerd, en uiteindelijk via
het Engels worden gecommuniceerd, maar vooral omdat
dezelfde concepten in diverse nationale, metropolitaanse
en culturele contexten verschillende betekenissen kunnen
krijgen, zodat een permanente inhoudelijke vertaalslag nodig
is. Disciplinaire begrippen moeten uiteindelijk conceptueel
worden vertaald, om zo ‘grip’ te krijgen op de betekenis die
zij in verschillende contexten krijgen. Uiteindelijk worden
vertaalproblemen slechts overkomelijk, zo blijkt uit onze
ervaring, als een gemeenschappelijk begrippenkader kan
worden ontwikkeld dat voldoende abstract is om de diversi-
teit te vatten, zonder echter de vastgestelde verscheidenheid
te vervlakken tot één homogene interpretatie. Een concreet
voorbeeld van deze collaboratieve methode is het onderzoeks-
project ‘Policing European Metropolises’ (PEMP).6 In dit
project zijn 10 Europese landen en 24 metropolen betrokken
in een genest (embedded) case-study design, waarbij de keuze
van de landen werd geïnspireerd door vermeende contrasten
in het gevoerde beleid. De eerlijkheid gebiedt ons hierbij te
vermelden dat het ging om een convenience sample, omdat
we ervoor opteerden met collega’s samen te werken die goed
ingevoerd waren in de materie en met wie we door de jaren
heen een collaboratief netwerk opgebouwd hadden. De
metropolen in de landen werden geselecteerd in samenspraak
met de verschillende deelnemers uit de betrokken landen.
Meestal werd ervoor geopteerd de hoofdstad van het land
te betrekken, samen met een of meer andere grote steden.
Opnieuw werd deze keuze ingegeven door het zoeken naar
contrasten tussen verschillende steden in hetzelfde land.
‘Policing as a public good. Reconstituting the connections between
policing and the State’, Theoretical Criminology 2001, p. 9-35; T. Jones &
T. Newburn, ‘ The United Kingdom’, in: Jones & Newburn, a.w., p. 34-44.
6 P. Ponsaers et al., ‘Policing European metropolises’, European Journal of
Policing Studies (special issue) 2014, p. 345-354.
De steekproef kwam dus vooral tot stand door het zoeken
naar diversiteit in plaats van naar gelijkenis. Door verschil-
lende (twee of vier) metropolen te bestuderen in eenzelfde
land wilden we nagaan of de padafhankelijkheid al dan niet
nationaal van aard was. Indien metropolen in eenzelfde land
een verschillende beleidsagenda zouden voeren, kan dat erop
wijzen dat het nationale beleid ruimte laat voor metropoli-
taanse invulling en variabiliteit.
2 Vier regimes in Europese metropolen
Wat tonen de eerste voorlopige resultaten aan? We onder-
scheiden vier verschillende ‘regimes’ in Europese metropolen.
In deze paragraaf beschrijven we deze vier ‘regimes’, die tot
stand kwamen door politicologische, sociologische en crimi-
nologische kennis te bundelen. We benoemen de regimes als
volgt: (1) een (strafrechtelijk) handhavingsregime, (2) een
regime gericht op risicobeheersing, (3) een restoratief regime
en ten slotte (4) een regime gericht op sociale rechtvaardig-
heid.
2.1 Het (strafrechtelijk) handhavingsregime
Een (strafrechtelijk) handhavingsregime is het oudste en
meest bekende regime, ondanks de strenge kritiek op de
limieten van deze ‘punitive display’, aldus Garland.7 Policing
wordt in dit regime geïdentificeerd met de zogenoemde mis-
daadbestrijding of strafrechtelijke handhaving. Een dergelijk
regime richt zich op (a) daders, (b) die reeds gekend zijn
door de overheden voor het plegen van HIC en (c) bestraf-
fing op basis van een nationaal strafwetboek, met als ach-
terliggend beleidsveronderstelling dat de straf een ‘algemeen
preventief’ effect heeft op het gedrag van veroordeelden
(deterrence)8 (en bij uitbreiding op dat van alle burgers). Een
dergelijk regime komt neer op law enforcement en is in essen-
tie reactief (want een reactie op reeds gepleegde misdrijven).
Lange tijd werd in beleidskringen verondersteld dat het enige
en échte politiewerk louter uit crime fighting bestond.9 Een
handhavende strategie staat bloot aan veel kritiek en wordt
meestal gekarakteriseerd als een ‘uitgeput’ regime. In heel wat
Europese landen staat dit regime nog steeds hoog op de nati-
onale politieke agenda. Dat blijkt uit de context van Oost-
Europese landen, die zich nog steeds in transitie bevinden
7 D. Garland, ‘Governmentality and the problem of crime. Foucault,
criminology, sociology’, Theoretical Criminology 1997, p. 173-214.
8 D.S. Nagin, ‘Criminal deterrence research at the outset of the twenty-
rst century’, Crime and Justice 1998, p. 1-42; G. Pogarski, ‘Identifying
“deterrable” oenders. Implications for research on deterrence’, Justice
Quarterly 2002, p. 431-452.
9 A. Van Dijk, F. Hoogewoning & M. Punch, What matters in policing?
Change, values and leadership in turbulent times, Bristol: The Policy Press
2015, p. 240.
Policing
wordt in het handhavingsregime
geïdenticeerd met de zogenoemde
misdaadbestrijding of strafrechtelijke
handhaving
Strafblad MEI 2016 • Sdu 133
van voormalige communistische regimes naar democratische
bestellen.10 Maar dat blijkt evenzeer uit de huidige situatie
in Frankrijk sinds het beleid van president Sarkozy,11 waar
de gemeenschapsgerichtheid van de politie grotendeels werd
tenietgedaan. De policing agenda in Finland,12 waar de politie
een hoog vertrouwen geniet van de bevolking en het ideaal
van de welvaartsstaat nog steeds prevaleert, vertoont dan
weer een sterke continuïteit. Er is geen echte stimulans om
van een handhavend regime af te stappen.
2.2 Het risicobeheersend regime
Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw ijveren risicobe-
heersingsregimes en restoratieve strategieën (zie par. 2.3) voor
een verbreding van de louter strafrechtelijke handhaving. Zij
bevatten de volgende essentiële karakteristieken: (a) ze zijn
zowel georiënteerd naar slachtoffers en hun omgeving, als
naar daders van criminaliteit en ordeverstoringen, (b) naar
volledige bevolkingen (primaire aanpak), specifieke ‘risico’-
groepen (secundaire aanpak) of individuen die reeds gekend
zijn door de overheden (tertiaire aanpak) en (c) gericht op
het beheersen van het risico op slachtofferschap en/of op het
risico op de ontwikkeling van criminele carrières. Het gaat in
essentie om proactieve regimes.
We onderscheiden drie verschillende vormen van risicobe-
heersingsstrategieën, met name:
• tertiaire dadergerichte regimes, gericht op veelplegers en
prioritaire daders met het oog op het realiseren van ‘desistance
to crime’. Deze variant treffen we bijvoorbeeld aan in de
regionale veiligheidsplannen van Amsterdam en Rotter-
dam, maar ook in dat van Antwerpen. De regimes zijn ge-
inspireerd op onderzoek in het kader van de zogenoemde
ontwikkelingscriminologie, meer specifiek op de gedachte
dat het mogelijk is gemeenschappelijke patronen te
onderkennen in een zeer vroeg stadium van crimineel en
ordeverstorend gedrag en dat op basis daarvan desistance-
projecten kunnen worden opgezet. Binnen dit denken be-
staat de overtuiging dat veelplegers verantwoordelijk zijn
voor het overgrote deel van illegale feiten gepleegd in een
metropool. Het gevolg hiervan is dat men ervan uitgaat
10 E. Devroe & M. Petrov, ‘Policing in Soa. From centralisation to
decentralisation’, European Journal of Policing Studies 2014, p. 372-403;
G. Meško & B. Lobnikar, ‘ The contribution of local safety councils to
local responsibility in crime prevention and provision of safety’, Policing:
An International Journal of Police Strategies & Management 2005, p. 353-
373.
11 Y. Sintomer & J. de Maillard, ‘The limits to local participation and
deliberation in the French “politique de la ville”’, European Journal of
Political Research 2007, p. 503-529.
12 S. Virta, ‘Local security management. Policing through networks’,
Policing: An International Journal of Police Strategies & Management
2002, p. 190-200.
dat een aanzienlijke reductie van de criminaliteitscijfers op
korte tijd en duurzaam kan worden gerealiseerd bij indivi-
duele plegers, en dit door een intensieve begeleiding;
• secundaire dadergerichte regimes, gericht op ‘risico’-groepen
op basis van verdachte karakteristieken als leeftijd, etniciteit,
dakloosheid enzovoort. Deze strategie is niet gebaseerd op
wetenschappelijke onderzoeksresultaten maar eerder het
gevolg van de punitief-populistische bekommernis om-
trent ‘verdachte’ groepen.13 In het bijzonder gaat het om
groepen van migranten of vluchtelingen, daklozen, straat-
populaties en, meer algemeen, jongeren. Deze regimes
hanteren secundaire interventies, gericht op een volledige
doelgroep (niet zozeer op specifieke individuen). De leden
van dergelijke groepen worden beschouwd als ‘risico’-vol
omwille van hun vermeende relatie met criminaliteit en
hun demografisch profiel. Ondanks het feit dat etnisch
profileren door artikel 14 van het Europees Verdrag voor
de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM) en door het Europees hof wordt veroordeeld,14
blijven deze strategieën voortbestaan, voornamelijk in
sommige Europese metropolitaanse agenda’s. In het kader
van een dergelijk regime worden agressieve, gemilita-
riseerde straatpatrouilles ingezet om groepen uiteen te
drijven, ordeverstoringen tegen te gaan en drugsmarkten
te ontwrichten. In hetzelfde kader wordt dikwijls de
strijd gevoerd tegen ‘hinderlijk gedrag’, de zogenoemde
overlast of antisociaal gedrag. Het is precies de overstap van
rechtshandhaving naar risicobeheersing die met zich heeft
gebracht dat administratieve maatregelen, gekenmerkt
door een hoge mate van discretionair handelen, ingang
vonden in diverse steden. Dit regime onderscheiden we
onder meer in de administratieve orders die gehanteerd
worden in Rome sinds 2008, gericht op gepercipieerde
risico’s bij ‘nomadische of zwervende bevolkingsgroe-
pen’, meer bepaald in geval van diefstal, interpersoonlijk
geweld, drugsgebruik en -handel en prostitutie door deze
groepen;
• slachtoffer- en omgevingsgerichte regimes, gericht op het redu-
ceren van gelegenheden voor criminaliteit en ordeverstoring.
Deze variant werd onder meer ontwikkeld onder popu-
listische druk voor meer veiligheid middels het klassieke
handhavingsregime. De kern hierbij is de verschuiving van
de zorg voor daders naar de gelegenheden voor slachtof-
ferschap, in het bijzonder deze gelegenheden die situa-
13 D. Garland, The culture of control, crime and social order in contemporary
society, Oxford: University Press 2001.
14 www.art1.nl/artikel/1884-Mensenrechtenverdrag_uitgebreid_met_
algemeen_discriminatieverbod (laatst geraadpleegd op 14 maart
2016).
beleidsregimes bij ‘high impact crime’
134 Strafblad MEI 2016 • Sdu
thema: high impact crime
tioneel preventieve factoren omvatten.15 Deze strategie
werd vooral in het Verenigd Koninkrijk ontwikkeld. De
Britse overheid heeft ruim geïnvesteerd in situationele
criminaliteitspreventie, en in onderzoek naar de effecten
ervan.16 Het succes van deze strategie is deels te wijten
aan de politieke aantrekkelijkheid waarbij kan worden
aangetoond dat gelegenheidsstructuren op korte termijn
kunnen worden ingeperkt. Deze strategie profileert zich
als een veiligheidsagenda ‘voor iedereen’, door de gelegen-
heden voor criminaliteit en ordeverstoring in het alledaag-
se leven te situeren, de criminele opbrengst te verkleinen
en de pakkans te vergroten.17 Van bijzonder belang voor
de ontwikkeling van dit regime is de analyse van data met
het oog op het ontdekken van ‘criminaliteitspatronen’.18
In feite gaat het om technieken die worden gehanteerd in
het kader van problem oriented policing19 gecombineerd
met intelligence led policing of predictieve policing. Over dit
regime werd hevig gedebatteerd onder sociale wetenschap-
pers, in het bijzonder over de beleidsveronderstellingen
die eraan ten grondslag lagen. Dat debat wordt meestal
geïdentificeerd als een discussie tussen aanhangers van
de ‘besmettingsthese’ en de ‘immuniseringsthese’. De
aanhangers van de ‘besmettingsthese’ houden voor dat de
verspreiding van criminaliteit en overlast tot uiting komt
in de frequentie ervan op bepaalde plaatsen (hot-spots)
en gedurende bepaalde tijdstippen (hot-times).20 Critici,
voorstanders van de ‘immuniseringsthese’, argumenteren
op hun beurt dat zo’n uitgangspunt de verdeling van niet-
slachtofferschap verwaarloost. Zo observeert Hope21 voor
15 R.V. Clarke, ‘Situational crime prevention’, in: M. Tonry & N. Morris (eds.),
Crime and justice. An annual review of research (p. 225-256), Chicago/
London: The University of Chicago Press 1983.
16 L.W. Sherman et al., Preventing crime. What works, what doesn’t,
what’s promising. Report to the U.S. Congress, Washington, DC: U.S.
Dept. of Justice 1997 (www.ncjrs.org/works); F. Leeuw, ‘Trends and
developments in program evaluation in general and criminal justice
programs in particular’, European Journal on Criminal Policy and
Research 2005, p. 233-258; P. Ekblom & K. Pease, ‘Evaluating crime
prevention’, Crime and Justice 2005, p. 585-662.
17 M. Felson, Crime and everyday life, London: Sage 2002; L.E. Cohen &
M. Felson, ‘Social change and crime rate trends. A routine activities
approach’, American Sociological Review Albany 1979, p. 588-608.
18 P. Ekblom, Getting the best out of crime analysis (Crime prevention paper
10), London: Home Oce Crime Prevention Unit 1988.
19 W. Spelman & J.E. Eck, Problem oriented policing, Washington, DC:
National Institute of Justice 1987; N.J. Tilley, ‘Community policing,
problem-oriented policing and intelligence-led policing’, in: T. Newburn
(ed.), Handbook of policing (p. 311-339), Cullompton: Willan 2003.
20 A.A. Braga, ‘The eects of hot spot policing on crime’, The Annals of the
American Academy of Political and Social Science 2001, p. 104-125; A.A.
Braga & B.J. Bond, ‘Policing crime and disorder hot spots. A randomizes
controlled trial’, Criminology 2008, p. 577-607.
21 T. Hope, ‘The political evolution of situational crime prevention in
England and Wales’, in: A. Crawford (ed.), Crime prevention policies in
comparative perspective (p. 38-62), Portland (OR): Willan Publishing 2009.
het Verenigd Koninkrijk een 80:20-verdeling, waarmee hij
bedoelt dat 80 procent van de stedelijke inwoners slechts
voor 20 procent van alle HIC slachtoffer is. Omgekeerd,
zo blijkt uit self-report studies, wordt de resterende 20 pro-
cent van de stedelijke inwoners herhaaldelijk slachtoffer
en ervaart zij 80 procent van alle HIC. Niet-slachtoffers
zouden bovendien beter gewapend zijn om zich te ‘im-
muniseren’ tegen slachtofferschap, dankzij hun toegang
tot private veiligheidsgoederen. Welvarenden kunnen
zich immers vrij bewegen op de woningmarkt en buurten
met hoge criminaliteitsgraden verlaten.22 Populaties die
bij herhaling slachtoffer worden zijn op hun beurt dan
weer juist kwetsbaar, omdat zij slechts beperkte toegang
hebben tot private veiligheidsgoederen en afhankelijk
zijn van beperkte, eerder toevallige publieke politiezorg.
Deze ‘immuniseringsthese’ vraagt een alternatieve aanpak,
namelijk één gericht op sociale en economische behoeften.
Een herverdeling van goederen ten voordele van groepen
die bij herhaling slachtoffer worden zou hen beter kunnen
beschermen tegen HIC.
De risicobeheersende regimes anticiperen allemaal op diverse
‘risico’s’ en zijn gericht op vroegtijdige interventie (early
intervention). Deze ambitie genereert een strategisch dilemma
voor het grootstedelijk veiligheidsbeleid. Hoe immers kan
een veiligheidsbeleid, gericht op het verschaffen van een faire
rechtspraak, worden gecombineerd met de anticipatorische
en extra-wettelijke logica van de risicobeheersing?
Een bijkomend dilemma is de vraag in welke mate derge-
lijke regimes verplaatsingseffecten genereren, waardoor de
kwetsbaarheid van niet-doelgroepen of zogenaamde ‘veilige’
plaatsen wordt vergroot. Hoewel sommigen23 argumenteren
dat gepleit kan worden ten voordele van een herverdeling van
dader- en slachtofferschap van meer naar minder kwetsbare
populaties, blijft dit dilemma natuurlijk overeind. De focus
van interventie in bepaalde HIC-buurten gaat immers niet
noodzakelijkerwijs ten koste van diegenen die niet in HIC-
buurten wonen. Risicobeheersingsregimes kunnen, met an-
dere woorden, veiligheid bevorderen, maar wel ten koste van
de vrijheid om zich te verplaatsen en/of de rechtsgelijkheid.
Ook het recht op een gelijke bescherming door de overheid
staat hiermee ter discussie, een probleem dat wordt versterkt
door het betrekken van commerciële veiligheidsfirma’s, die er
toch in de eerste plaats op uit zijn hun klanten te dienen (en
22 T. Hope, ‘Inequality and the clubbing of private security’, in: T. Hope &
R. Sparks, Crime, risk and insecurity. Law and order in everyday life and
political discourse (p. 83-106), London: Routledge 2000.
23 P. Wiles & K. Pease, ‘Distrubutive justice and crime’, in: R. Matthews & J.
Pitts (eds.), Crime, disorder and community safety (p. 219-240), London:
Routledge 2013.
Strafblad MEI 2016 • Sdu 135
beleidsregimes bij ‘high impact crime’
niet alle inwoners).
Binnen dit risicodenken dient een belangrijk onderscheid te
worden gemaakt tussen agenda’s die slachtofferschap wensen
terug te dringen en agenda’s gericht op desistance from crime
van veelplegers, van daders dus. Analyse van het beleid in
Londen toont aan dat diverse strategieën gericht zijn op de
reductie van gelegenheden tot het plegen van criminaliteit,
via een indringende surveillance middels camerabewaking
en technopreventieve middelen tegen woninginbraak (target
hardening). Daarnaast investeren metropolen bij voorkeur in
tertiaire programma’s, die zich richten op veelplegers. In deze
programma’s wordt een breed scala aan personen en instan-
ties betrokken in de begeleiding en re-integratie, inclusief
scholen en werkgevers, familieleden, vrienden en sociaal
netwerk en een breed palet aan relevante gemeentelijke
instanties, waarbij sociaalwerkers, leraren, huisvestings- en
gezondheidsinstanties, alsook de politie worden betrokken.
Opnieuw weerspiegelt dit een ander strategisch dilemma:
moet het beleid zich richten op een beperkte groep of een
breed bereik hebben? Voorstanders van de eerste optie
geloven in de impact van deze focus op het totale volume
aan criminaliteit. Een dergelijke aanpak is verdedigbaar bij
beperkte politiële middelen. Aanhangers van de tweede optie
pleiten voor een meer algemene gerichtheid op problemen
van dader- en slachtofferschap binnen de gehele bevolking en
dit binnen een primaire politiestrategie.
De ontwikkeling van deze regimes wordt beïnvloed door de
expliciete uitnodiging, gericht aan een groot scala van over-
heidsactoren, om te participeren in plural policing-strategieën
op metropolitaans niveau.24 In feite gaat het om de erken-
ning van de vaardigheid van gemeentelijke overheden om
zelf policing agenda’s te formuleren, daarbij gebruikmakend
van administratieve verordeningen en sancties die zij zelf
kunnen opleggen. Deze ontwikkeling contrasteert met de
louter strafrechtelijke handhaving, die beperkt blijft tot het
inzetten van publieke politiediensten en het parket. Zowel
in Groot-Brittannië, als in België en Nederland beschikken
gemeentelijke overheden slechts over beperkte bevoegdheden
van strafrechtelijke handhaving, maar wel over een breed
repertoire van administratieve mogelijkheden en sancties in
het kader van risicobeheersing.25
Besluitend stellen we vast dat strafrechtelijke handhaving niet
leidt tot het substantieel terugdringen van HIC. Daar staat
tegenover dat risicobeheersingsregimes de belofte inhouden
24 E. Devroe & J. Terpstra, ‘Plural policing in Western Europe: a comparison’,
European Journal of Policing studies 2015, p. 235-245.
25 E. Devroe, ‘A swelling culture of control. De genese en de toepassing van
de wet op de administratieve sancties in België’, Antwerpen/Apeldoorn:
Maklu 2012.
van substantiële en duurzame, kosteneffectieve reducties van
criminaliteit, via de aanpak van situationele gelegenheidsbe-
perking, intensieve begeleiding van veelplegers en het toene-
mend belang dat gemeentelijke overheden hechten aan de
uitoefening van administratieve bevoegdheden, op zoek naar
electoraal succes. De belofte van geschetste regimes wordt
zelfs nog aantrekkelijker voor gemeentelijke overheden in de
huidige economische crisis, waar een krimpend budget voor
‘politie’ gepaard gaat met een exponentiële groei van de vraag
naar ‘policing’ ten gevolge van de huidige vluchtelingencrisis
en problemen van sociale integratie en cohesie die dat voor
steden meebrengt.
2.3 Het restoratief regime
In restoratieve regimes wordt het strafrechtelijk regime her-
vormd door de klemtoon te leggen op diversion van slachtof-
fers en daders, weg van de strafrechtsbedeling, ten voordele
van civiele procedures en herstel van schade. In een restora-
tief regime wordt policing gerealiseerd door de onderhande-
ling tussen daders en slachtoffers, zo veel mogelijk buiten de
strafrechtelijke inmenging, ten voordele van een zogenaamde
restorative justice.26 De karakteristieken van dit regime zijn:
(a) een oriëntatie naar een relatie tussen slachtoffers en daders
in de context van hun familiale en gemeentelijke omgeving,
(b) het gebruik van tertiaire strategieën om geschillen tussen
beide partijen weg te houden van de strafrechtsbedeling,
middels herstelgerichte afspraken, (c) een instrument dat
beter geschikt is om de geleden schade van slachtoffers te
herstellen door het bevorderen van re-integrerende shaming-
scenario’s in plaats van stigmatiserende shaming van daders.
Voorbeelden van dit regime treffen we onder meer aan in
Cardiff en Edinburgh, met een duidelijke verwijzing in
respectievelijk de Government’s All Wales Youth Offending
Strategy in Wales en de Child Hearings System in Schot-
26 J. Braithwaite, ‘ The new regulatory state and the transformation
of criminology’, British Journal of Criminolo gy 2002, p. 222-238; J.
Braithwaite, ‘ What’s wrong with the sociology of punishment?’,
Theoretical Criminology 2003, p. 5-28.
In een restoratief regime wordt
policing
gerealiseerd door de onderhandeling
tussen daders en slachtoers, zo veel
mogelijk buiten de strafrechtelijke
inmenging, ten voordele van een
zogenaamde
restorative justice
136 Strafblad MEI 2016 • Sdu
land. Deze beide agenda’s geven uitdrukking aan de wens
jonge daders uit strafrechtelijke circuits te houden en hen te
behoeden voor de negatieve impact van de strafrechtsbede-
ling.27 Voorlopig moeten we echter vaststellen dat restoratieve
regimes ten aanzien van volwassen daders en ondernemingen
weinig aan bod komen in de betrokken metropolen.28
2.4 Het sociaal rechtvaardig regime
In sociaal rechtvaardige regimes wordt de strafrechtelijke
agenda op de zijlijn gezet. De focus ligt op het aanpakken
van de dieperliggende oorzaken van criminaliteit en ordever-
storing, waarbij de strategieën in essentie preventief van aard
zijn. De oorzaak van criminaliteit en ordeverstoring wordt
gezocht in sociale omgevingsfactoren, zoals opvallende sociale
en economische ongelijkheden en de politieke uitsluiting van
sociale groepen. Een sociaal rechtvaardig regime richt zich op
de herverdeling van sociale voorzieningen zoals onderwijs, te-
werkstelling, huisvesting en gezondheid. De karakteristieken
van sociaal rechtvaardige regimes zijn: (a) georiënteerd naar
de omgeving die ongelijkheden in slachtoffer- en daderschap
genereert, (b) gericht naar secundaire strategieën in HIC-
omgevingen, in het bijzonder de reductie van de bestaande
concentratie van slachtoffer- en daderschap en (c) primaire
strategieën die een gelijkere verdeling nastreven en de sociale
cohesie en collective efficacy bevorderen, met andere woor-
den, de weerbaarheid van de lokale (kwetsbare) bevolking
verhogen.29
In de Europese metropolen werden twee soorten van sociaal
rechtvaardige regimes geïdentificeerd. Een eerste variant
verlegt de focus van straatcriminaliteit naar witteboordencri-
27 L. Mcara & S. Mcvie, ‘The usual suspects? Street-life, young people and
the police’, Criminology and Criminal Justice 2005, p. 5-36.
28 J. Braithwaite & I. Ayres, Responsive regulation, New York: Oxford
University Press 1992.
29 R.J. Sampson & S.W. Raudenbush, ‘Systematic social observation
of public spaces. A new look at disorder in urban neighborhoods’,
American Journal of Sociology 1999, p. 603-651; J.D. Moreno, R.J.
Sampson & S.W. Raudenbush, ‘Neighborhood inequality, collective
ecacy, and the spatial dynamics of urban violence’, Criminology 2001,
p. 517-558.
minaliteit. Een dergelijk regime treffen we onder meer aan in
Milaan, waar de burgemeester de bestrijding van corruptie
en ondernemingscriminaliteit (vooral met betrekking tot
werkomstandigheden en -voorwaarden) vooraan plaatst op
de beleidsagenda.30
Een tweede variant is diep geworteld in de Europese cri-
minologisch traditie, maar verdwijnt de laatste jaren onge-
merkt van de beleidsagenda.31 Hier worden problemen van
criminaliteit en ordeverstoring verbonden met een breed
sociaal en economisch metropolitaans beleid, met aandacht
voor het quality of life-discours.32 Het logische uitvloei-
sel van een dergelijk regime is het ontwikkelen van sociale
criminaliteitspreventie,33 hetgeen in het Verenigd Koninkrijk
wordt geïdentificeerd met community safety,34 in Nederland
en België met ‘integrale veiligheid’35 of urban security.36 Zoals
reeds hiervoor opgemerkt kan een dergelijk regime grote de-
len van de bevolking, en vooral kwetsbare slachtoffers, als het
ware ‘immuniseren’ tegen slachtofferschap door hen directere
toegang te verschaffen tot publieke dienstverlening, zoals de
(gemeenschapsgerichte) politie en sociale preventiemaatre-
gelen door andere actoren. Deze dienstverlening kwam de
afgelopen jaren sterk onder druk te staan ten gevolge van de
besparingen die in de publieke sector werden doorgevoerd,
waardoor de kwetsbaarheid voor HIC verhoogde. De veran-
kerde gerichtheid naar community (oriented) policing van de
Belgische politie in een sterke lokale politie en de contract-
formule in de vorm van preventiecontracten tussen steden
en de federale overheid getuigen nochtans van de mogelijke
robuustheid van een dergelijk regime.37 Het moge duidelijk
30 S. Tombs & D. Whyte, ‘The state and corporate crime’, in: R. Coleman et
al. (eds.), State, crime, power (p. 103-116), London: Sage 2009; H. Croall,
‘Community safety and economics crime’, Criminology and Criminal
Justice 2009, p. 165-185.
31 D. Garland, ‘The limits of the sovereign state. Strategies of crime control
in contemporary society’, British Journal of Criminology 1996, p. 445-471.
32 A. Crawford (ed.), Crime and insecurity. The governance of safety in
Europe, Cullompton: Willan 2002; A. Crawford, The local governance of
crime. Appeals to community and partnerships, Oxford: Clarendon Press
1997; A. Crawford, Crime prevention and community safety. Politics,
policies and practices, Harlow: Longman 1998.
33 S. Karstedt & G. Lafree, Democracy, crime and justice (The Annals of the
American Academy of Political and Social Science), Thousand Oaks
(CA): Sage Publications 2006, p. 16-23.
34 G. Hughes, ‘Communities, crime prevention and the politics of
articulation. A reply to Kit Carson’, Australian & New Zealand Journal of
Criminology 2004, p. 431-442.
35 E. Devroe, ‘Local political leadership and the governance of urban
security in Belgium and the Netherlands’, European Journal of
Criminology 2013, p. 314-325.
36 A. Edwards, G. Hughes & N. Lord, ‘Urban security in Europe. Translating
a concept in public criminology’, European Journal of Criminology 2013,
p. 260-283.
37 P. Ponsaers & E. Devroe, ‘De toekomst van Europese nationale
politiebestellen’, in: P. Ponsaers et al. (eds.), Toekomstpolitie, Triggers voor
een voldragen debat (p. 45-85), Antwerpen/Apeldoorn: Maklu 2015.
thema: high impact crime
In sociaal rechtvaardige regimes wordt
de strafrechtelijke agenda op de zijlijn
gezet. De focus ligt op het aanpakken
van de dieperliggende oorzaken van
criminaliteit en ordeverstoring
Strafblad MEI 2016 • Sdu 137
zijn dat dit een grote ruimte laat aan een eigen lokale invul-
ling van het metropolitaans beleid.
Het voornaamste bezwaar tegen een sociaal rechtvaardig
regime werd in het verleden bij herhaling geformuleerd door
libertaire kritische criminologen die de mening waren toege-
daan dat een dergelijk regime het sociaal beleid instrumen-
taliseert in de strijd tegen criminaliteit en ordeverstoring.38
Voorstanders van dit regime pleiten recenter ten voordele van
een actief en effectief burgerschap, ondersteunt door sociaal
en economisch beleid.39
3 Conclusie: toekomst en dilemma’s van me-
tropolitaanse regimes
1. Ondanks de substantiële kritiek erop blijven ‘handhaven-
de’ regimes persistent, zelfs allesbeheersend. Niet in het minst
is dit te wijten aan de nationale context waarbinnen de hand-
having van het strafrecht wordt geformuleerd en aangepakt.
In een dergelijke context is het waarschijnlijk dat politieke
keuzes zich hiernaar plooien en niet zozeer naar de belofte
naar meer veiligheid door middel van risicobeheersende
regimes. Indien deze handhavende regimes inwoners van een
metropool meer kwetsbaar maken voor diverse veiligheidsri-
sico’s, lijkt dat de prijs te zijn die metropolen willen betalen
in ruil voor het behoud van de rule of law en het verwerpen
van extra-wettelijke en prejudiciële regimes.
Deze politieke cost-benefit-calculatie staat echter duidelijk
onder druk. Het gevoel van onrechtvaardigheid en frustratie
lijkt te groeien bij de bevolking, omdat de strafrechtsbedeling
wordt opgevat als weinig bevredigend, mede door de zeer
lange doorlooptijden van strafzaken. Daarbij wordt dit re-
gime geconfronteerd met een reeks van ingrijpende inciden-
ten, zoals de terroristische aanslagen in Parijs in november
2015 en in Brussel in maart 2016. Het is precies in relatie
tot dergelijke ‘existentiële’ bedreigingen dat commentatoren
wijzen op het proces van ‘securisering’ in Europa. Gedurende
een dergelijk proces worden normale democratische controle,
onderzoek en overleg opgeschort ten voordele van acties
vanwege de uitvoerende macht, die erop gericht zijn de ernst
38 P. Hebberecht, ‘De bestrijding van overlast. Een moreel conservatieve
en autoritaire aanpak van sociale problemen’, in: M. Cools et al. (eds.),
Overlast en de maatschappelijke aanpak ervan (reeks Update in de
criminologie) (p. 105-121), Mechelen: Kluwer 2008; R. van Swaaningen,
‘Justitie als verzekeringsmaatschappij: “actuarial justice” in Nederland’,
Justitiële Verkenningen 1996 p. 80-87.
39 T. Meeuws, ‘Gemeentelijke administratieve sancties in Antwerpen:
eerste afslag richting stadsetiquette’, in: Handboek gemeentelijke
administratieve sancties, Brussel: Politea 2006, a. 4, III, hfd. 5, p. 43-55;
M. Schuilenberg, The securitization of society. Crime, risk and social order,
New York: New York University Press 2015.
van deze bedreigingen terug te dringen.40 In een dergelijk kli-
maat is het voorspelbaar dat processen van securisering niet
langer als ‘tijdelijk en uitzonderlijk’ worden ingezet, maar wel
overgaan in een permanente toestand. De vraag is dan ook of
metropolen bij machte zullen zijn om dit handhavend regime
te modeleren naar dergelijke bedreigingen zonder dat dit
uitloopt op een mislukking.
2. Wegens de aanhoudende kritiek op handhavende regimes
is het aannemelijk dat ‘risicobeheersingsregimes’ zich in de
toekomst verder zullen ontwikkelen en differentiëren. Zij
doen een beroep op de politieke agenda van metropolitaanse
overheden om zo hun eigen agenda te bepalen, iets waar bin-
nen de nationale handhavende context weinig gelegenheid
toe is. De kansen voor eigen zelfstandige metropolitaanse
regimes worden in de hand gewerkt door de verbreding van
policing agenda’s naar civielrechtelijke en administratieve
afhandelingen, los van strafrechtelijke handhaving. Extra-
wettelijke en prejudiciële methoden van risicobeheersing
laten ook toe dat commerciële en niet-gouvernementele
organisaties zich een grotere rol toe-eigenen in het metropo-
litaanse veiligheidsbeleid en dus mogelijkheden creëren om
hun marktaandeel te vergroten in een context van financiële
schaarste en substantiële besparingen.
De dialectiek van risicobeheersende regimes houdt niette-
min grote bedreigingen in voor een gelijke en rechtvaardige
rechtsbedeling. Vooral de beperkingen van vrij verkeer van
goederen, diensten, personen en kapitaal – de ‘vier vrijheden’
genoemd in de conventie van Amsterdam – stellen proble-
men. Dit zijn de concrete, praktische consequenties van het
securiseringsproces door risicobeheersing, ofwel de overgang
naar een ‘controlesamenleving’41 waarbij wordt verwezen naar
het management van de dagelijkse routine van burgers. Om-
dat deze strategieën metropolitaanse overheden toelaten hun
eigen politieke agenda te definiëren, kunnen ze ook worden
beschouwd als existentiële bedreigingen van nationale poli-
tieke idealen, zoals het Franse republikeinse ideaal of dat van
de Scandinavische sociaaldemocratie. Belangrijke vraag is dan
ook in welke mate deze risicobeheersende regimes niet de
randvoorwaarden voor een liberale democratie ondermijnen
die zij precies veilig willen stellen.
3. Restoratieve regimes blijken erg arbeidsintensief (en dus
duur). De hiervoor genoemde risicobeheersende desistance-
40 B. Buzan, O. Waever & J. De Wilde, Security. A new framework for analysis,
Boulder (CO): Lynne Rienner Publishers 1998.
41 L. Wacquant, Straf de armen. Het nieuwe beleid van de sociale
onzekerheid, Berchem: Epo 2006; Garland, a.w. (2001); D. Garland,
‘Beyond the culture of control’, Critical Review of International Social and
Political Philosophy 2004, p. 160-189; G. Deleuze, Postscripts on control
societies, New York: Columbia University Press 1995; S. Hallsworth & J.
Lea, ‘Reconstructing Leviathan. Emerging contours of the security state’,
Theoretical Criminology 2011, p. 141-157.
beleidsregimes bij ‘high impact crime’
138 Strafblad MEI 2016 • Sdu
hierdoor haar eigen bestaansvoorwaarde.46 De crises waar-
mee Europese staten en metropolen worden geconfronteerd
dreigen het vrije verkeer van goederen, diensten, personen en
kapitaal te ontwrichten. Het gaat dan juist wel om die vrijhe-
den waar zij afhankelijk van zijn om de rijkdom te realiseren
die zij wensen te herverdelen.
In dit artikel werden, aan de hand van concrete analyses van
metropolitaanse beleidsagenda’s inzake policing, de voor- en
nadelen aangetoond van diverse regimes die zouden kunnen
worden toegepast om HIC aan te pakken. Besluitend stellen
we vast dat de verschillende regimes onderlinge contradicties
laten zien, en dat wellicht geen enkel regime puur wordt toe-
gepast. Voor de aanpak van HIC zijn elementen van verschil-
lende regimes nuttig, op voorwaarde dat een overzichtelijk
beleid wordt gevormd en geen eclectisch, waarbij de beleids-
maker van elk regime de betere elementen voorstelt, zonder
rekening te houden met de geschetste tegenstellingen. In
ieder geval pleiten we ervoor het strafrecht als ultimum reme-
dium in te zetten, wanneer het voortraject van handhavings-
beleid met early intervention gericht op voorkomen van HIC
en een restoratief sociaal rechtvaardig beleid, hebben gefaald.
Risicobeheersing kan zeker nuttig zijn indien het niet louter
primair wordt aangewend maar de gehele bevolking ervan
kan genieten, daarbij uitgaand van het publieke apparaat,
zodat ‘klasse’-veiligheid voor alleen diegenen die het zich
kunnen veroorloven wordt tegengegaan. Ten slotte pleiten
we voor een metropolitaanse aanpak ‘op maat’, waarbij het
aan burgemeester en wethouders is de agenda af te stemmen
op de lokale noden, en eigen middelen, los van deze van het
strafrecht of de nationale staat, op voorwaarde dat deze niet
zijn ingegeven door electoraal belang maar door een alge-
meen verantwoordelijkheidsgevoel.
46 C.N. Stone, ‘Looking back to look forward. Reections on urban regime
analysis’, Urban Aairs Review 2005, p. 309-341; C.N. Stone, ‘Power,
reform, and urban regime analysis’, City and Community 2006, p. 23-38.
programma’s zijn eveneens arbeidsintensief, maar veel
selectiever in de aanpak van HIC. Overigens mag niet uit het
oog worden verloren dat restoratieve regimes wellicht vooral
geschikt zijn voor de afhandeling van high volume crime en
minder voor high impact crime, afgaande op de beoordeling
vanuit de praktijk.42
Voorlopig moeten we vaststellen dat restoratieve regimes dan
ook eerder onderbelicht blijven in de beleidsagenda’s van de
bestudeerde Europese metropolen en dat zij zich vooral lijken
te richten op minderjarigen. Het lijkt nochtans vanuit poli-
tiek oogpunt aantrekkelijk om dergelijke regimes op te ne-
men in beleidsagenda’s. Zij laten immers toe andere burgers,
los van de betrokken partijen, voluit te laten genieten van
hun vrijheden, zonder door allerhande controles gehinderd
te worden, zoals bij de risicobeheersende regimes. Metro-
politaanse overheden zouden een faciliterende rol kunnen
opnemen ten voordele van restoratieve regimes zonder dat zij
de volle verantwoordelijkheid dienen te dragen voor het wel-
slagen ervan.43 Dit kan omdat deze regimes zich vaak in de
sfeer van privaat overleg afspelen. Hierdoor ontstaat dan weer
het gevaar dat zij een faire rechtsbedeling in de weg gaan
staan en er een privaat, mogelijks arbitrair, machtscentrum
ontstaat om conflicten tussen burgers op te lossen.44 Kunnen
restoratieve regimes de vraag naar handhavende regimes te-
rugdringen zonder dat zij ongelijkheden creëren met burgers
die zich in soortgelijke problemen bevinden?
4. Het sociaal rechtvaardig regime houdt de mogelijkheid
in een veiligere en rechtvaardigere metropolitaanse beleids-
agenda te formuleren, zonder de vrijheden van de burgers
te moeten ondermijnen. Sommigen45 zijn echter de mening
toegedaan dat metropolen met een geïsoleerd sociaal veilig-
heidsregime tegen de grenzen van de welvaartsstaat aanlopen.
Een dergelijk nationaal, en a fortiori lokaal, beleid kan im-
mers onmogelijk in een Europa van vrij verkeer van goede-
ren, diensten, personen en kapitaal worden gerealiseerd.
Bovendien roept dit regime ook andere vragen op. Deze
regimes nopen tot hoge belastingheffingen, waardoor de
vlucht van ondernemingen en belastingplichtigen naar fiscale
paradijzen in de hand wordt gewerkt. Het regime ondermijnt
42 G. Bazemore & C. Griths, ‘Police reform, restorative justice and
restorative policing’, Police Practice and Research 2003, p. 335-346; L.
Sherman et al., Experiments in restorative policing. A progress report
on the Canberra reintegrative shaming experiments (rise), Canberra:
Australian Federal Police and Australian National University 1998.
43 L.G. Moor et al. (eds.), Restorative policing, Antwerpen: Maklu 2009.
44 A. Ashworth, ‘Security, terrorism and the value of human rights’, in: B.J.
Goold & L. Lazarus, Security and human rights (p. 203-207), Oxford: Hart
Publishing 2007; A. Ashworth & L. Zedner, Preventive justice (Oxford
Monographs on Criminal Law and Justice), Oxford: Oxford University
Press 2014.
45 C. Oe, Contradictions of the welfare state, London: Hutchinson 1984
(http://philpapers.org/rec/OFFCOT).
thema: high impact crime